Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

5 MAART 1992. - Koninklijk besluit tot vaststelling van nadere regelen met betrekking tot de opdracht, de actiemogelijkheden en het statuut van de commissarissen bij de autonome overheidsbedrijven.



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Opdracht.
Art. 1-4
HOOFDSTUK II. - Actiemiddelen.
Art. 5-7
HOOFDSTUK III. - Statuut.
Art. 8-10
HOOFDSTUK IV. - Andere bepalingen.
Art. 11-13
HOOFDSTUK V. - Slotbepaling.
Art. 14



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

1993014206 



Artikels:

HOOFDSTUK I. - Opdracht.
Artikel 1. Het college van commissarissen wordt belast met de controle op de financiële toestand, op de jaarrekening en op de regelmatigheid, vanuit het oogpunt van de wet en van het organiek statuut, van de verrichtingen weer te geven in de jaarrekening van de economische overheidsbedrijven bedoeld in artikel 1, § 4 van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, hierna " de wet " te noemen.

Art.2. Het college maakt overeenkomstig artikel 65 van de wetten op de handelsvennootschappen, gecoördineerd op 30 november 1935, jaarlijks een schriftelijk en omstandig verslag op.
  Dit verslag wordt overgezonden aan de raad van bestuur en aan de Minister onder wie het overheidsbedrijf ressorteert.

Art.3. Het college van commissarissen oefent zijn opdracht uit a posteriori, ter plaatse en op stukken. Het kan te allen tijde inzage nemen van de boeken, brieven, notulen en, in het algemeen, van alle documenten en geschriften van het overheidsbedrijf.

Art.4. De commissarissen benoemd door het Rekenhof worden bij voorrang belast met de verificatie van de rekeningen die betrekking hebben op de taken van openbare dienst.

HOOFDSTUK II. - Actiemiddelen.
Art.5. Het college van commissarissen wordt door het directiecomité van het overheidsbedrijf regelmatig ingelicht omtrent de financiële en budgettaire toestand en kan zich alle inlichtingen laten verstrekken over de verrichtingen die een invloed kunnen hebben hetzij op de ontvangsten, hetzij op de uitgaven. De commissarissen kunnen insgelijks alle ophelderingen bekomen over de verrichtingen die voorkomen in de rekeningen die moeten worden opgemaakt.

Art.6. Het bedrijf vergemakkelijkt de materiële en technische taak van het college door het in voorkomend geval de nodige bijstand te verlenen voor de uitvoering van bijzondere onderzoeksopdrachten.

Art.7. De leden van het college van commissarissen houden briefwisseling met de regeringscommissaris over de aangelegenheden die tot diens bevoegdheid behoren.

HOOFDSTUK III. - Statuut.
Art.8. Het mandaat van commissaris is onverenigbaar met het mandaat of de functie van :
  1° lid van het Europees parlement;
  2° lid van de Wetgevende Kamers;
  3° minister of staatssecretaris;
  4° lid van de Raad of de Executieve van een Gemeenschap of Gewest;
  5° gouverneur van een provincie of lid van de bestendige deputatie van een provincieraad;
  6° lid van de raad van bestuur, gemachtigde of personeelslid van het betrokken overheidsbedrijf.

Art.9. De commissarissen mogen niet deelnemen aan de leiding of het beheer van het overheidsbedrijf, noch bevelen geven waardoor verrichtingen worden belet of geschorst.

Art.10. De commissarissen zijn tot discretie verplicht in verband met de feiten waarvan zij naar aanleiding van hun functie kennis hebben.

HOOFDSTUK IV. - Andere bepalingen.
Art.11. De commissarissen wijzen uit hun midden een voorzitter aan die de controlewerkzaamheden coördineert en de briefwisseling van het college voert.

Art.12. De commissarissen treden als college op voor de opdrachten die de wet hun heeft toevertrouwd en zij ondertekenen gezamenlijk de verslagen die zij tot de bevoegde autoriteiten richten.

Art.13. Door de goedkeuring van de jaarrekening door de algemene vergadering, of door de Minister onder wie het bedrijf ressorteert, naargelang het geval, verkrijgen de commissarissen, wat de Staat betreft, kwijting in de zin van artikel 79 van de wetten op de handelsvennootschappen, gecoördineerd op 30 november 1935.

HOOFDSTUK V. - Slotbepaling.
Art. 14. Onze Minister van Verkeerswezen, Onze Minister van Financiën en Onze Minister van Posterijen, Telegrafie en Telefonie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.