9 FEBRUARI 1976. - Koninklijk besluit houdende algemeen reglement op de giftige afval. (ingetrokken voor het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest bij BESL 1991-09-19/34, art. 22, 010; Inwerkingtreding : 23-11-1991.) (NOTA : Opgeheven voor de Vlaamse Overheid bij DVR2011-12-23/33, art. 83, 015; Inwerkingtreding : 01-06-2012 (zie BVR2012-02-17/18, art. 12.3) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 27-01-1987 en tekstbijwerking tot 27-09-2017)
HOOFDSTUK I. Algemene bepalingen.
Art. 1-2
HOOFDSTUK II. Exploitatievergunning voor de opslagplaatsen en voor de installaties voor vernietiging,neutralisering en wegwerking van giftige afval.
Art. 3-4
HOOFDSTUK III. Erkenning van de centra voor vernietiging,neutralisering of wegwerking van giftige afval.
Art. 5-8, 8bis, 9-10
HOOFDSTUK IV. (Verwerving en invoer van giftige afval.) <KB 1987-06-02/31, art. 18, 004; Inwerkingtreding : 1987-08-19>
Art. 11-15
HOOFDSTUK V. Aangiften inzake het voorhanden houden, de verkoop, de afstand onderbezwarende of kosteloze titel (en) de verwerving (...) van giftige afval. <KB 1987-06-02/31, art. 18, 004; Inwerkingtreding : 1987-08-19>
Art. 16-18
HOOFDSTUK VI. Erkenning van de personen die verantwoordelijk zijn voor de verrichtingen voor de vernietiging,de neutralisering of de wegwerking van giftige afval.
Art. 19-21
HOOFDSTUK VII. Algemene voorwaarden voor de vernietiging,de neutralisering, de wegwerking, het voorhanden houden,het vervoer en de invoer van giftige afval
Art. 22-23
HOOFDSTUK VIII. Retributies.
Art. 24-27, 27bis
HOOFDSTUK IX. Toezicht.
Art. 28-31
HOOFDSTUK X. Slotbepalingen.
Art. 32-37
1987025200 1991028578 1991035646 1992027257 1999014145 2002027079
HOOFDSTUK I. _ Algemene bepalingen.
Artikel 1. <Zie nota onder TITEL> Onverminderd de andere ter zake van toepassing zijnde reglementaire bepalingen is dit besluit van toepassing op het te koop stellen en de verkoop, de verwerving en de afstand, onder bezwarende of kosteloze titel, het voorhanden houden, het opslaan, het vervoer, de invoer, de uitvoer, de doorvoer, de transformatie, de vernietiging, de neutralisering en de wegwerking van de hierna bepaalde giftige afval.
<NOTA : Voor het Waalse Gewest wordt aan artikel 1 door BWG 1987-11-12/37, art. 74, §1, een volgende alinea toegevoegd luidend als volgt :
(Wat betreft de bescherming van de omgeving en van het leefmilieu , alsmede de ophaal en de behandeling van de afvalstoffen, is dit besluit in het Waalse Gewest echter niet van toepassing op de tekoopaanbieding en de verkoop, de verwerving en het afstaan onder bezwarende of kosteloze titel, de neutralisatie, de verwijdering en de valorisatie van giftige afvalstoffen.> <BWG 1992-04-09/31, art. 82, ° 1, 012; Inwerkingtreding : 23-06-1992>
Art.2. <Zie nota onder TITEL> Worden beschouwd als giftige afval de niet gebruikte of onbruikbare produkten en bijprodukten, de overschotten en afval die voortkomen van een nijverheids-, handels-, ambachtelijke, landbouw- of wetenschappelijke activiteit:
1° die hoofdzakelijk zijn samengesteld uit een of meerdere van de hieronder aangehaalde chemische stoffen:
a) de chemische stoffen gekenmerkt door het symbool T (giftig) voorkomend op de lijst van de bij artikel 723bis, 4, van het Algemeen Reglement voor de arbeidsbescherming bedoelde bijlage I;
b) de chemische stoffen die in contact met water of een zuur giftige gassen kunnen ontwikkelen;
c) methylisocyanaat en de tolueen-di-isocyanaten;
2° die per kg droge stof bevatten, hetzij:
a) meer dan 250 mg zouten van cyaanwaterstof (cyaniden) met uitzondering van de ferro- en ferricyaniden, resultaat uitgedrukt in CN-;
b) meer dan 1 000 mg nitrillen;
c) meer dan 4 000 mg oplosbare fluoriden, resultaat uitgedrukt in F-;
d) meer dan 500 mg arseen of oplosbare arseenverbindingen, resultaat uitgedrukt in As;
e) meer dan 100 mg kwik of oplosbare kwikverbindingen, resultaat uitgedrukt in Hg;
f) meer dan 100 mg oplosbare thalliumverbindingen, resultaat uitgedrukt in T1;
g) meer dan 500 mg cadmium of oplosbare cadmiumverbindingen, resultaat uitgedrukt in Cd;
h) meer dan 250 mg oplosbare berylliumverbindingen, resultaat uitgedrukt in Be;
i) meer dan 1 000 mg organo-halogeenverbindingen met uitzondering van de gepolymeriseerde stoffen en de hierna onder 3, 4 en 5 bedoelde stoffen;
3° die pesticiden fytofarmaceutische produkten bevatten voorkomend op de lijsten van de bijlage II van het koninklijk besluit van 5 juni 1975 betreffende het bewaren, het verkopen en het gebruiken van pesticiden en fytofarmaceutische produkten;
4° die meer dan 10 pct. organische oplosmiddelen bevatten;
5° die per kg droge stof meer bevatten dan 1 mg van één of meerdere chemische stoffen voorkomend op de lijst van de kankerverwekkende stoffen bepaald bij artikel 148decies van het Algemeen Reglement voor de arbeidsbescherming;
6° die afkomstig zijn van chemische operaties van de farmaceutische nijverheid, de fytofarmaceutische nijverheid en de onderzoekslaboratoria.
Worden met giftige afval gelijkgesteld de verpakkingen die giftige afval hebben bevat en door deze afval werden verontreinigd en die niet meer gebruikt worden.
Worden evenwel niet als giftige afval beschouwd de natuurlijke ertsen en de bewerkte metalen.
HOOFDSTUK II. _ Exploitatievergunning voor de opslagplaatsen en voor de installaties voor vernietiging,neutralisering en wegwerking van giftige afval.
Art.3. <Zie nota onder TITEL> De vernietiging, de neutralisering en de wegwerking van giftige afval kan gebeuren in installaties die zich bevinden hetzij bij de voortbrenger van de giftige afval hetzij bij een niet voortbrenger van de giftige afval.
De installaties voor vernietiging, neutralisering of wegwerking van giftige afval, die zich niet bij de voortbrenger bevinden, worden centra voor vernietiging, neutralisering of wegwerking van giftige afval genoemd.
Art.4.<Zie nota onder TITEL>
<NOTA : Dit artikel is niet meer van toepasssing wat de bescherming van de omgeving en van het leefmilieu betreft:
- zie BWG 1992-04-09/31, art. 85; Inwerkingtreding : 23-06-1992;
- zie ook BWG 1992-04-09/32, art. 17; Inwerkingtreding : 24-06-1992>
De exploitatie van de opslagplaatsen en de installaties voor vernietiging, neutralisering of wegwerking van giftige afval is onderworpen aan voorafgaande vergunning.
De overheid die bevoegd is om deze vergunning te verlenen en de te volgen procedure zijn deze voorzien inzake de inrichting van eerste klasse in de artikelen 2 tot 15, 17, 18 tot 20 en 23 van hoofdstuk I van titel I van het Algemeen Reglement voor de arbeidsbescherming.
(Wat de bescherming van de buurtschap en van het leefmilieu betreft is ook van toepassing hoofdstuk III van Titel I van het Algemeen Reglement voor Arbeidsbescherming. Artikel 27bis/1, 2° van dit Reglement heeft betrekking op de krachtens die bepalingen vereiste vergunning.) <BWG 1986-12-11/32, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 1987-05-23>
Benevens de inlichtingen vermeld in titel I van het Algemeen Reglement voor de arbeidsbescherming, behelst de vergunningsaanvraag de volgende elementen:
1. een nota betreffende de kwalificatie en de bevoegdheid van het personeel dat verantwoordelijk is voor de verrichtingen voor transformatie, vernietiging, neutralisering of wegwerking;
2. een nota die de te treffen maatregelen vermeldt voor de evacuatie van de residus van de behandeling van de giftige afval, in 't bijzonder:
a) indien het gaat om vloeibare residus: dezelfde inlichtingen als deze die moeten gegeven worden bij het indienen van de vergunningsaanvraag voor het lozen van afvalwater waarvan sprake in de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging;
b) indien het gaat om gasvormige residus:
1° de aard van het lozingspunt (schouw, ontluchting, toorts), de hoogte, de binnendiameter bij de monding;
2° het debiet en de temperatuur van de gassen en de dampen;
3° de samenstelling van de gassen en de dampen en, gebeurlijk, het gehalte aan vaste stoffen;
4° de aangewende technieken om de vooropgezette waarden niet te overschrijden;
c) indien het gaat om vaste residus:
1° het maximum volume en gewicht van de per maand en per jaar te verwijderen, op te slaan of te vervoeren residus;
2° de aard van de gevaarlijke stoffen die er kunnen in aanwezig zijn en voor ieder van hen, de hoeveelheid per dag en per maand;
3° de nauwkeurige beschrijving van de wijze waarop de residus opgeslagen, verwijderd of vervoerd worden, alsmede hun bestemming;
4° in het geval dat de residus in de grond ingegraven worden, de hydrologische en geologische inlichtingen betreffende het terrein waarin zij ingegraven zullen worden, de fauna en de flora die er zich kunnen ontwikkelen, de beschermingsmaatregelen die getroffen zullen worden om de toegang tot het terrein te beletten aan elke persoon die niet tot de onderneming behoort.
Alvorens uitspraak te doen over een vergunningsaanvraag voor de exploitatie van een centrum voor vernietiging, neutralisering of wegwerking van giftige afval, legt de overheid die uitspraak moet doen de aanvraag voor advies voor aan de Erkenningscommissie opgericht in artikel 8.
De overheid die uitspraak moet doen weigert de gevraagde vergunning indien het advies van de Erkenningscommissie ongunstig is. <NOTA : artikel 4 wordt opgeheven voor het Vlaamse Gewest bij BVE 1991-02-06/33, art. 79, § 2, 009; Inwerkingtreding : 01-09-1991>
HOOFDSTUK III. _ Erkenning van de centra voor vernietiging,neutralisering of wegwerking van giftige afval.
Art.5. <Zie nota onder TITEL> De centra voor vernietiging, neutralisering of wegwerking van giftige afval worden door Ons erkend op voorstel van Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid en na advies van de Erkenningscommissie.
Art.6. <Zie nota onder TITEL> De erkenningsaanvraag wordt ingediend bij Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid terzelfdertijd als de vergunningsaanvraag tot exploitatie.
De aanvraag wordt ingediend in drie exemplaren en omvat de documenten en de inlichtingen die ingeleverd moeten worden voor de vergunningsaanvraag tot exploitatie.
De aanvraag is vergezeld van de bewijsstukken aangaande de financiële waarborgen die zij kan leveren indien het gaat om een natuurlijk persoon; indien het om een rechtspersoon gaat, moet deze een afschrift van haar statuten bijvoegen.
De aanvraag is bovendien vergezeld:
1° van de formele verbintenis om aan Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid jaarlijks een afschrift voor te leggen van de jaarlijkse balans van de vennootschap neergelegd op de griffie van de rechtbank van koophandel, indien het centrum als vennootschap is opgericht;
2° van de formele verbintenis een verzekeringscontract te onderschrijven dat de burgerlijke aansprakelijkheid dekt voortspruitend uit de activiteiten van het centrum en een afschrift van dit verzekeringscontract aan de Minister van Tewerkstelling en Arbeid voor te leggen alvorens met de exploitatie van het centrum een aanvang wordt genomen.
Dit verzekeringscontract van het type "Burgerlijke Verantwoordelijkheid, Exploitatie" moet bepalen:
a) dat geen nietigheid, exceptie of verval tegen benadeelde derden zal ingeroepen worden;
b) dat de schorsing of de verbreking ervan slechts uitwerking heeft na het verstrijken van een termijn van drie maanden vanaf de datum waarop de oorzaak van de schorsing of de verbreking werd betekend aan de Minister van Tewerkstelling en Arbeid.
Art.7. <Zie nota onder TITEL> De directeur-generaal van de Administratie van de arbeidsveiligheid legt de aanvraag voor aan het advies van de Erkenningscommissie.
De Commissie kan de aanvrager oproepen en horen.
Zij brengt haar advies uit binnen twee maanden te rekenen vanaf de dag waarop de aanvraag haar werd voorgelegd.
Indien ze een gunstig advies uitbrengt, kan ze exploitatievoorwaarden alsmede financiële waarborgen voorstellen.
Art.8. <Zie nota onder TITEL> Een Erkenningscommissie wordt opgericht met volgende samenstelling:
1. de directeur-generaal van de Administratie van de arbeidsveiligheid of zijn afgevaardigde, die het voorzitterschap waarneemt;
2. de directeur-generaal van de Administratie van de arbeidshygiëne en -geneeskunde of zijn afgevaardigde;
3. de directeur-generaal van de Administratie van het mijnwezen of zijn afgevaardigde;
4. de directeur-generaal van het Bestuur van de volksgezondheid of zijn afgevaardigde;
5. het hoofd van de inrichting bij de Wetenschappelijke Inrichting van de Staat "Instituut voor Hygiëne en Epidemiologie" of zijn afgevaardigde;
6. de directeur-generaal van het Bestuur voor Landbouwkundig Onderzoek of zijn afgevaardigde;
7. de leidende ambtenaar van het Waarborgfonds voor de vernietiging van de giftige afval of zijn afgevaardigde, zodra dit Fonds zal opgericht zijn;
8. drie personaliteiten gekozen op grond van hun bijzondere wetenschappelijke bevoegdheid;
9. de plaatselijke betrokken ambtenaren behorende tot de Ministeries van Tewerkstelling en Arbeid, van Volksgezondheid en van Economische Zaken bevoegd inzake de als gevaarlijk, ongezond of hinderlijk ingedeelde inrichtingen;
10. een ambtenaar van het laboratorium voor industriële toxicologie van de Administratie van de arbeidshygiëne en -geneeskunde;
11. een secretaris en een adjunct-secretaris.
12. een vertegenwoordiger van de betrokken Gewestelijke Ontwikkelingsmaatschappij(en).
De bij 8 en 11 hierboven bedoelde personen worden door Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid benoemd voor een termijn van zes jaar. Hun mandaat is hernieuwbaar bij het verstrijken van de bepaalde periode.
Alle leden van de Commissie zijn stemgerechtigd met uitzondering van de secretaris en de adjunct-secretaris.
De Commissie zetelt slechts geldig indien ten minste de helft van de stemgerechtigde leden aanwezig zijn. Een advies is geldig wanneer het de mening uitdrukt die de eenvoudige meerderheid der stemmen van de leden die deelnemen aan de beraadslaging bekomen heeft. Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter beslissend.
<NOTA : Voor het Vlaamse gewest wordt artikel 8 vervangen door de volgende bepaling: "Art. 8. Een erkenningscommissie wordt opgericht met de volgende samenstelling:
1° de administrateur-generaal van de Openbare Afvalstoffenmaatschappij voor het Vlaamse Gewest, die het voorzitterschap waarneemt;
2° twee ambtenaren van de Openbare Afvalstoffenmaatschappij voor het Vlaamse gewest;
3° twee ambtenaren van de Administratie voor Milieu, Natuur en Landinrichting;
4° twee personen gekozen op grond van hun deskundigheid." (BVE 1991-11-13/31, art. 1, 011; Inwerkingtreding : 04-01-1992)>
Art. 8bis. <ingevoegd bij BWG 1986-11-27/32, art. 1, 002> In het Waalse Gewest, en voor het uitoefenen van de aan dit Gewest door de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen toevertrouwde bevoegdheden inzake afvalopruiming en -behandeling, worden de bevoegdheden van de door artikel 8 opgerichte rekeningscommissie uitgeoefend door de afvalcommissie ingesteld bij artikel 37 van het decreet van 5 juli 1985 betreffende de afval.
Art.9. <Zie nota onder TITEL> De erkenning kan steeds door Ons geschorst of ingetrokken worden indien het centrum de bepalingen van dit besluit en de voorwaarden niet naleeft die werden opgelegd in het erkenningsbesluit of in het vergunningsbesluit tot exploitatie.
Bijkomende voorwaarden kunnen opgelegd worden.
De beslissingen tot schorsing en intrekking van de erkenning evenals deze tot oplegging van aanvullende voorwaarden worden getroffen op advies van de Erkenningscommissie.
Art.10. <Zie nota onder TITEL> Zodra vaststaat dat de exploitatie van het centrum wegens om het even welke oorzaak zal worden stopgezet, is het erkend centrum of de vereffenaar of de curator ervan verplicht Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid hiervan zonder verwijl in kennis te stellen.
De vereffenaars en curatoren zijn ertoe gehouden te doen overgaan tot de vernietiging, neutralisering of wegwerking van de giftige afval die nog in het bezit van het centrum is.
Zij moeten aan de nog voorhanden zijnde giftige afval alsook aan de gebeurlijke residus een bestemming geven, overeenkomstig de voorschriften van de wet en van dit besluit.
HOOFDSTUK IV. _ (Verwerving en invoer van giftige afval.)
Art.11. <Zie nota onder TITEL> De verwerving en de invoer van giftige afval mag enkel gebeuren:
1° door centra voor vernietiging, neutralisering of wegwerking van giftige afval die hiervoor erkend zijn;
2° door personen die giftige afval (...) verwerven met het oog op de vernietiging, neutralisering of wegwerking in erkende centra en die over een vergunning tot verwerving (...) beschikken, afgeleverd door Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid; <KB 1987-06-02/31, art. 18, 004; Inwerkingtreding : 1987-08-19>
3° de personen die giftige afval verwerven om deze uit te voeren en die over een vergunning tot verwerving beschikken afgeleverd door Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid.
Art.12. <Zie nota onder TITEL> De vergunningsaanvraag wordt ingediend bij de Administratie van de arbeidshygiëne en -geneeskunde.
De aanvraag is vergezeld van alle nuttige inlichtingen betreffende de aard van de verworven (...) afval, de wijze van verpakking en van vervoer, de bestemming, zijn totale hoeveelheid, wanneer het gaat om een enkele bewerking, of de benaderende maandelijkse hoeveelheid wanneer het om een beroepsbedrijvigheid gaat. <KB 1987-06-02/31, art. 18, 004; Inwerkingtreding : 1987-08-19>
De aanvraag is bovendien vergezeld van de documenten, bewijsstukken en verbintenissen voorzien in het derde lid en volgende van artikel 6.
Art.13. <Zie nota onder TITEL> Wanneer het een beroepsbedrijvigheid betreft, wordt de aanvraag voor advies aan de Erkenningscommissie voorgelegd, die binnen een termijn van maximum twee maanden advies uitbrengt en die eventueel de voorwaarden voorstelt waaraan de vergunning moet onderworpen worden.
Art.14. <Zie nota onder TITEL> De vergunning voor het verwerven (...) met beroepsdoeleinden mag voor een duur van ten hoogste tien jaar worden toegestaan. Zij kan worden vernieuwd. <KB 1987-06-02/31, art. 18, 004; Inwerkingtreding : 1987-08-19>
Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid kan de vergunning schorsen of intrekken wanneer de vergunningshouder de voorschriften van dit besluit of de opgelegde voorwaarden niet naleeft.
De beslissing tot intrekking of schorsing mag worden getroffen zonder raadpleging van de Erkenningscommissie.
Art.15. <Zie nota onder TITEL> Voor aanvragen tot éénmalige verwerving (...) wordt de vergunning door de Administratie van de arbeidshygiëne en -geneeskunde verleend. <KB 1987-06-02/31, art. 18, 004; Inwerkingtreding : 1987-08-19>
HOOFDSTUK V. _ Aangiften inzake het voorhanden houden, de verkoop, de afstand onderbezwarende of kosteloze titel (en) de verwerving (...) van giftige afval.
Art.16. <Zie nota onder TITEL> De verkoop en de afstand, onder bezwarende of kosteloze titel van giftige afval aan andere personen dan deze bedoeld in artikel 11 zijn verboden.
Art.17. <Zie nota onder TITEL> (Het voorhanden houden, de verkoop en de afstand onder bezwarende of kosteloze titel van giftige afval moeten binnen acht dagen na de verrichting aangegeven worden.) <KB 1987-06-02/31, art. 18, 004; Inwerkingtreding : 1987-08-19>
In afwijking van het bepaalde in het eerste lid:
a) mag de aangifte inzake het voorhanden houden door de voortbrengers jaarlijks (en door de beroepsverwervers) die zelf niet overgaan tot de vernietiging of verwerking maandelijks gebeuren; <KB 1987-06-02/31, art. 18, 004; Inwerkingtreding : 1987-08-19>
b) mag de aangifte inzake de verkoop en de afstand onder kosteloze of bezwarende titel maandelijks gebeuren door de voortbrengers van giftige afval (en door de beroepsverwervers). <KB 1987-06-02/31, art. 18, 004; Inwerkingtreding : 1987-08-19>
(De verwerving moet maandelijks worden aangegeven.) <KB 1987-06-02/31, art. 18, 004; Inwerkingtreding : 1987-08-19>
Art.18. <Zie nota onder TITEL> De aangiften moeten ingediend worden bij de Administratie van de arbeidshygiëne en -geneeskunde en moeten ten minste de volgende gegevens bevatten:
1. de aard en de herkomst van de giftige afval;
2. de hoeveelheid en de bestemming van de giftige afval.
In afwijking van het bepaalde in het eerste lid moeten de aangiften inzake het voorhanden houden van giftige afval door de voortbrengers ervan ten minste de volgende gegevens bevatten:
1. de aard en de herkomst van de giftige afval;
2. de bij benadering voortgebrachte jaarlijkse hoeveelheid;
3. de wijze van opslaan en afstand wanneer tot de vernietiging, neutralisering of wegwerking niet bij de voortbrengers wordt overgegaan;
4. de wijze van vernietiging, neutralisering of wegwerking wanneer deze verrichtingen bij de voortbrenger plaats vinden.
HOOFDSTUK VI. _ Erkenning van de personen die verantwoordelijk zijn voor de verrichtingen voor de vernietiging,de neutralisering of de wegwerking van giftige afval.
Art.19. <Zie nota onder TITEL> Kunnen worden erkend als personen die verantwoordelijk zijn voor de verrichtingen voor de vernietiging, de neutralisering of de wegwerking van giftige afval de personen die:
1. Belg zijn;
2. hun burgerlijke en politieke rechten bezitten;
3. aan de militiewetten voldaan hebben;
4. beschikken over een voldoende ondervinding inzake de vernietiging, de neutralisering en de wegwerking van de giftige afval;
5. van onberispelijk gedrag zijn;
6. houder zijn van een diploma van burgerlijk scheikundig ingenieur of van licentiaat in de scheikunde of van ingenieur voor de scheikunde en landbouwindustrieën, wanneer het de verantwoordelijke van een vernietigings-, neutraliserings- of wegwerkingscentrum betreft;
ten minste houder zijn van een diploma van technisch onderwijs van het niveau A1 met specialisatie in de scheikunde, wanneer het gaat om de verantwoordelijke voor een installatie die zich bij de voortbrenger bevindt.
Art.20. <Zie nota onder TITEL> De erkenningsaanvragen moeten aan Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid worden toegezonden.
Zij zijn vergezeld van:
1. de nodige stukken om te bewijzen dat er voldaan is aan de voorwaarden van artikel 19;
2. een curriculum vitae;
3. alle inlichtingen en documenten gevraagd door Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid.
Art.21. <Zie nota onder TITEL> De erkenning kan beperkt zijn wat de duur betreft of toegestaan worden voor een bepaald centrum of voor een bepaalde onderneming.
HOOFDSTUK VII. _ Algemene voorwaarden voor de vernietiging,de neutralisering, de wegwerking, het voorhanden houden,het vervoer en de invoer van giftige afval
Art.22. <Zie nota onder TITEL> De exploitant van een onderneming voor de vernietiging, de neutralisering, de wegwerking, het voorhanden houden of het vervoer van giftige afval neemt alle nodige maatregelen om te vermijden dat die activiteiten een bron van gevaar en hinder worden voor het personeel, de buren, het publiek en het leefmilieu in het algemeen.
Bij het vervoer en de invoer van giftige afval door verwervers en invoerders, moeten de documenten waaruit blijkt dat aan de vereisten vervat in artikel 11 voldaan is, de giftige afval vergezellen.
Art.23. <Zie nota onder TITEL> De giftige afval wordt op zulke wijze vervoerd en verpakt dat elk gevaar en elke verontreiniging onder invloed van het vervoer worden vermeden.
De verpakkingen zijn gesloten en op zulke wijze geconditioneerd dat elk verlies van de inhoud belet wordt.
Elke verpakking is voorzien van een aanduiding die toelaat de inhoud te identificeren
Indien tijdens het vervoer van giftige afval blijkt dat een gevaar de veiligheid van de bevolking of van het leefmilieu bedreigt, is de aangestelde voor het vervoer van de afval verplicht onmiddellijk het hulpcentrum of, bij ontstentenis ervan, de rijkswachtpost, het politiecommissariaat of de brandweerdienst te verwittigen.
HOOFDSTUK VIII. _ Retributies.
Art.24. <Zie nota onder TITEL> (NOTA : zie verder niet-federale vorm(en) van het artikel.) Een retributie van 10 000 frank ten bate van de Staat wordt geheven ter gelegenheid van de indiening:
1° van een aanvraag tot erkenning van een centrum voor vernietiging, neutralisering of wegwerking van giftige afval;
2° van een aanvraag voor vergunning voor verwerving (...) van giftige afval wanneer het om een beroepsbedrijvigheid gaat. <KB 1987-06-02/31, art. 18, 004; Inwerkingtreding : 1987-08-19>
(NOTA : voor het Waalse Gewest krijgt artikel 24 de volgende vorm : " Art. 24. Een retributie van (250,00 euro) ten bate van de Staat wordt geheven ter gelegenheid van de indiening: <BWG 2001-12-20/56, art. 1, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
1° van een aanvraag tot erkenning van een centrum voor vernietiging, neutralisering of wegwerking van giftige afval;
2° van een aanvraag voor vergunning voor verwerving (...) van giftige afval wanneer het om een beroepsbedrijvigheid gaat. <KB 1987-06-02/31, art. 18, 004; Inwerkingtreding : 1987-08-19> " <BWG 2001-12-20/56, art. 1, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2002>.)
Art.25. <Zie nota onder TITEL> (NOTA : zie verder niet-federale vorm(en) van art. 25.) Een retributie van 1 000 frank ten bate van de Staat wordt geheven ter gelegenheid van de indiening van een aanvraag voor vergunning voor verwerving (...) van giftige afval wanneer het om een enkele bewerking gaat. <KB 1987-06-02/31, art. 18, 004; Inwerkingtreding : 19-08-1987>
(NOTA : voor het Waalse Gewest krijgt artikel 25 de volgende vorm : " Art. 25. Een retributie van (25,00 euro) ten bate van de Staat wordt geheven ter gelegenheid van de indiening van een aanvraag voor vergunning voor verwerving (...) van giftige afval wanneer het om een enkele bewerking gaat. <KB 1987-06-02/31, art. 18, 004; Inwerkingtreding : 19-08-1987> <BWG 2001-12-20/56, art. 25, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2002> ".)
Art.26. <Zie nota onder TITEL> De retributie ten bate van de Staat wordt gestort of overgeschreven op de postrekening nr. 000-2005840-74 van het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid - Onderzoekskosten betreffende de aanvragen van ingedeelde inrichtingen - Brussel.
Art.27.<Zie nota onder TITEL> Het bewijs van storting of overschrijving wordt bij de aanvraag tot erkenning of vergunning gevoegd.
Art. 27bis.(Wat betreft de bescherming van de omgeving en het milieu, alsmede de ophaal en de verwijdering of de valorisatie, dient in het Waalse Gewest :
a) onder " verwervingsvergunning " in de zin van artikel 24, 2° en van artikel 25 van dit besluit " erkenning als ophaler van afvalstoffen" te worden verstaan;
b) de in dit hoofdstuk bedoelde bijdrage wordt gestort of overgeschreven [1 aan het "Fonds pour la gestion des déchets" (Fonds voor afvalbeheer) opgericht bij artikel 44 van het fiscaal decreet van 22 maart 2007 tot bevordering van afvalpreventie en -valorisatie in het Waalse Gewest en tot wijziging van het decreet van 6 mei 1999 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillen inzake de directe gewestelijke belastingen]1.) <BWG 1992-04-09/31, art. 82, °2, 012; Inwerkingtreding : 23-06-1992>
----------
(1)<BWG 2017-07-13/32, art. 1, 016; Inwerkingtreding : 07-10-2017>
HOOFDSTUK IX. _ Toezicht.
Art.28. <Zie nota onder TITEL> Onverminderd de plichten van de officieren van gerechtelijke politie, worden als ambtenaren, beambten en personen aangewezen om toezicht te houden op de toepassing van de wet op de giftige afval en van dit besluit:
1° de burgemeesters die ermede gelast zijn zich ervan te vergewissen of de opslagplaatsen en de installaties voor vernietiging, neutralisering of wegwerking van giftige afval regelmatig vergund werden;
2° de ambtenaren en beambten van de Administratie van de arbeidsveiligheid evenals de ambtenaren en beambten van de inspectiediensten van de Administratie van de arbeidshygiëne en -geneeskunde, wat de opdracht van die administratie en de bescherming van de gezondheid van het personeel betreft;
3° de ambtenaren en beambten van de Administratie van het mijnwezen en van de Dienst der springstoffen in de ingedeelde inrichtingen die aan hun toezicht zijn onderworpen;
4° de ambtenaren van het Bestuur van de volksgezondheid, wat de bescherming van de gezondheid van de bevolking betreft en in de ingedeelde inrichtingen die aan hun toezicht zijn onderworpen;
5° de landbouwkundige ingenieurs, de rijkstuinbouwconsulenten en rijkstuinbouwkundige ingenieurs, de ingenieurs van de Dienst voor de Veeteelt, de inspecteurs van de diergeneeskundige dienst, de ingenieurs van waters en bossen, de inspecteurs en controleurs voor plantenbescherming, de inspecteurs en controleurs van de grondstoffen voor de landbouw, de beambten van de Nationale Dienst voor afzet van land- en tuinbouwprodukten, wat de land-, tuin- en bosbouwbedrijven en de bescherming van de natuur betreft;
6° de ambtenaren en beambten van het Bestuur van het vervoer, wat het weg- en het spoorwegvervoer betreft;
7° de ambtenaren en beambten van bruggen en wegen en van de instellingen van openbaar nut, belast met de scheepvaartpolitie, (de ambtenaren belast met de scheepvaartcontrole), de havenkapiteins, de adjunct-havenkapiteins en hun agenten, wat het vervoer te water betreft; <KB 1999-05-03/88, art. 16, 013; Inwerkingtreding : 01-04-1999>
8° de ambtenaren van het Bestuur der luchtvaart, wat het luchtvervoer betreft;
9° de ambtenaren en beambten van de (Nationale Maatschappij der luchtwegen (N.M.L.W.)) die onder hun toezicht vallen betreft; <W 1991-03-21/30, art. 169, 008; Inwerkingtreding : 5555-55-55>
10° de bevoegde agenten van de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen en van de Nationale Maatschappij van Buurtspoorwegen, wat het vervoer betreft, gedaan door die maatschappijen;
11° de ambtenaren en beambten van het Bestuur der douane;
Wat de installaties onderhorig aan een staatsdienst betreft, wordt het toezicht voorbehouden aan de ambtenaren vermeld in 1°, 2°, 3° en 4°, toevertrouwd aan de ambtenaren en beambten van het departement waarvan die installaties afhangen, tenzij het hoofd van het departement vraagt dat dit toezicht verzekerd zou worden door ambtenaren van een ander departement.
Het toezicht bedoeld in het eerste lid wordt niet uitgeoefend bij gelegenheid van de overschrijding van de Belgisch-Luxemburgse grens en Belgisch-Nederlandse grens:
1° bij het uitgaan;
2° bij het binnen komen van giftige afval die zich in het vrije verkeer bevindt in het Groothertogdom Luxemburg of in Nederland. <NOTA : Artikel 28 is niet meer van toepassing wat betreft de uitoefening van de bevoegdheid van het Waalse Gewest (BWG 1987-07-09/36, art. 15, 005; Inwerkingtreding : 23-10-1987)>
Art.29.<Zie nota onder TITEL> De monsters van giftige afval die nodig zijn voor de bepaling van de scheikundige samenstelling van de afval worden in drie exemplaren genomen.
Hun hoeveelheid wordt bepaald door de noodwendigheden van de verrichtingen die in het laboratorium moeten worden uitgevoerd.
Zij worden verzameld volgens het geval in recipiënten, zakken of omslagen. De monsters worden ingepakt en verzegeld met de stempel van de beambte die tot de opneming overgaat om elke vervanging, verwijdering of bijvoeging van welkdanige materie te vermijden.
De buitenverpakking van elk monster omvat de volgende aanduidingen:
1° een volgnummer;
2° de aard van de genomen stoffen;
3° de datum van monstername;
4° de handtekening van de beambte die tot de verrichting is overgegaan.
De beambte die tot de monstername is overgegaan nodigt de bezitter van de afval uit een willekeurig merkteken aan te brengen op het buitengedeelte van de verpakking van de drie exemplaren van het monster.
Hij overhandigt een exemplaar van het monster aan de bezitter van de afval en maakt nadien een proces-verbaal op waarbij de uitvoering van de monstername vastgesteld wordt.
Het tweede exemplaar van het genomen monster wordt ter identificatie overgemaakt aan een erkend ontledingslaboratorium.
Het derde exemplaar van het monster wordt bewaard door de Administratie die tot de monstername is overgegaan. <NOTA : Artikel 29 is niet meer van toepassing wat betreft de uitoefening van de bevoegdheid van het Waalse Gewest (BWG 1987-07-09/36, art. 15, 005; Inwerkingtreding : 23-10-1987)>
Art.30. <Zie nota onder TITEL> Zijn als ontledingslaboratoria erkend:
1. het laboratorium voor industriële toxicologie van de Administratie van de arbeidshygiëne en -geneeskunde;
2. de laboratoria van het Instituut voor hygiëne en epidemiologie van het Ministerie van Volksgezondheid en van het Gezin;
3. de analyse-laboratoria van het Ministerie van Landbouw te Antwerpen, Gent en Luik, het Instituut voor Scheikundig Onderzoek te Tervuren, het Nationaal Instituut voor Diergeneeskundig Onderzoek te Ukkel, alsook de laboratoria van de Centra voor Landbouwkundig Onderzoek van de Staat te Gembloers en te Gent voor wat de land-, tuin-, en bosbouwkundige ondernemingen en de bescherming van de natuur betreft;
Andere laboratoria kunnen door Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid worden erkend na advies van de Erkenningscommissie. <NOTA : Artikel 30 is niet meer van toepassing wat betreft de uitoefening van de bevoegdheid van het Waalse Gewest (BWG 1987-07-09/36, art. 15, 005; Inwerkingtreding : 23-10-1987)>
Art.31. <Zie nota onder TITEL> Het laboratorium waaraan het monster werd overgemaakt, gaat zo spoedig mogelijk over tot de analyse.
Het analyseverslag, waaraan de buitenste omslag van het monster wordt vastgehecht, vermeldt:
1. de datum van ontvangst van het monster;
2. het volgnummer van het monster;
3. de bij de analyse gedane vaststellingen in verband met de aard, het gewicht en de toestand van de genomen stof of vloeistof;
4. de opgave van de analyse-methoden;
5. de opgave van de bekomen resultaten en de conclusies ervan;
6. de datum waarop de analysen en identificatieverrichtingen beëindigd werden.
Twee eensluidende afschriften van het analyseverslag worden afgegeven aan de beambte die het monster van de te onderzoeken afval heeft afgegeven of aan de Administratie waarvan hij afhangt.
Een derde eensluidend afschrift van dit verslag wordt gezonden aan de Administratie van de arbeidshygiëne en -geneeskunde.
Het derde exemplaar van het genomen monster wordt, samen met een exemplaar van het analyseverslag, gezonden aan de griffie van de bevoegde rechtbank wanneer een overtreding wordt vastgesteld in een proces-verbaal.
In geval van veroordeling worden de identificatie- en analysekosten ten laste van de veroordeelde gelegd.
Ingeval het analyseverslag door de bezitter van de afval wordt betwist, mag een tegenonderzoek door een ander erkend laboratorium worden gedaan maar op kosten van de bezitter van de afval. <NOTA : Artikel 31 is niet meer van toepassing wat betreft de uitoefening van de bevoegdheid van het Waalse Gewest BWG 1987-07-09/36, art. 15, 005; Inwerkingtreding : 23-10-1987)>
HOOFDSTUK X. _ Slotbepalingen.
Art.32. <Zie nota onder TITEL> De kosten die voortspruiten uit de opeisingen voorzien in artikelen 17 en 18 van de wet van 22 juli 1974 op de giftige afval, worden vereffend op vertoon van een onkostenstaat, goedgekeurd en betaalbaar verklaard door de opeisende overheid.
Art.33. <Zie nota onder TITEL> Elke wijziging aan de lijst van de giftige afval bepaald in artikel 2 van dit besluit moet worden voorgelegd aan het advies van de Erkenningscommissie. Dit advies is niet vereist voor de wijziging van de artikelen van het Algemeen Reglement voor de arbeidsbescherming waarnaar in de lijst verwezen wordt.
<NOTA : Voor het Waalse Gewest wordt artikel 33 ,door BWG 1990-09-28/30, art. 4, aangevuld met een volgende alinea luidend als volgt :
(Wat betreft de bescherming van de omgeving en het milieu, alsmede de ophaal en de behandeling van de afvalstoffen, dient in het Waalse Gewest te worden verstaan onder " Erkenningscommissie ", de door artikel 71 van het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 9 april 1992 betreffende de giftige en gevaarlijke afvalstoffen opgerichte Erkenningscommissie inzake afvalstoffen.> <BWG 1992-04-09/31, art. 82 °3, 012; Inwerkingtreding : 23-06-1992>
Art.34. <Zie nota onder TITEL> In geval van een ongeval of van een dreigend gevaar voor ongevallen te wijten aan giftige afval, beslist Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid, in gemeen overleg met Onze Minister van Volksgezondheid, Onze Minister van Binnenlandse Zaken, de provinciegouverneur of de burgemeester, betreffende de te nemen maatregelen voor de veiligheid van de bevolking of de bescherming van het leefmilieu.
Art.35. <Zie nota onder TITEL> Onze bevoegde Ministers kunnen, ieder wat hem betreft, afwijkingen van dit besluit toestaan in uitzonderlijke omstandigheden. Deze afwijkingen, die het onderwerp uitmaken van een met redenen omkleed besluit mogen worden verleend op verslag van de bevoegde dienst of ambtenaar die onder de bevoegdheid valt van de betrokken Minister.
Art.36. <Zie nota onder TITEL> Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Onze Minister van Volksgezondheid en van het gezin, Onze Minister van Financiën, Onze Minister van Verkeerswezen, Onze Minister van Landbouw, Onze Minister van Openbare Werken en Onze Minister van Economische Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
<NOTA : voor het Waalse Gewest wordt, door BWG 1987-11-12/37, art. 74 §4, een artikel 37 ingevoerd luidend als volgt :
Art. 37. (De artikelen 3, 5 tot 23, 35 en 36 van dit besluit zijn niet meer van toepassing in het Waalse Gewest, wat betreft de bescherming van de omgeving en het milieu, alsmede de ophaal en de behandeling van de afvalstoffen.) <BWG 1992-04-09/31, art. 82 °4, 012; Inwerkingtreding : 23-06-1992>