Details





Titel:

20 APRIL 2007. - [ Ministerieel besluit van 20 april 2007 houdende reglementering van de particuliere brievenbussen en van de particuliere pakjesbussen].<MB2024-10-02/01, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 17-10-20>(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 01-06-2007 en tekstbijwerking tot 07-10-2024)



Inhoudstafel:

TITEL I. - Reglementaire normen inzake brievenbussen [1 en pakjesbussen]1.
Art. 1-4, 4/1
TITEL II. - Opheffings- en overgangs- bepalingen.
Art. 5-9
BIJLAGEN.
Art. N1-N2



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1970011223 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

TITEL I. - Reglementaire normen inzake brievenbussen [1 en pakjesbussen]1.   ----------   (1)
Artikel 1.§ 1. Iedere brievenbus moet een opening van ten minste 23 cm bij 3 cm hebben. De onderste rand van de opening moet zich bevinden op een hoogte van ten minste 70 cm en de bovenste rand van de opening moet zich bevinden op ten hoogste 170 cm boven de plaats van waarop men normaal toegang heeft tot de brievenbus, volgens het model bijgevoegd als bijlage I bij dit besluit.
  § 2. In bijzondere gevallen mag die hoogte worden uitgebreid, maar de onderste rand van de opening moet zich bevinden op een hoogte van ten minste 40 cm en de bovenste rand van de opening moet zich bevinden op ten hoogste 180 cm boven de plaats van waarop men normaal toegang heeft tot de brievenbus, volgens het model bijgevoegd als bijlage II bij dit besluit.
  § 3. De brievenbus moet voldoende groot zijn om een ongevouwen zending in C4-formaat (229 mm bij 324 mm) met een dikte van 24 mm zonder beschadiging te ontvangen, maar deze verplichting is niet van toepassing voor de bijzondere gevallen.
  § 4. Ingeval het huisnummer niet leesbaar is vanop de plaats waar de brievenbus zich bevindt, dient het huisnummer duidelijk leesbaar vermeld te worden op of nabij de brievenbus. Indien aan één huisnummer meerdere busnummers zijn toegekend, moeten de busnummers duidelijk zichtbaar en leesbaar vermeld worden op of nabij de overeenkomstige brievenbus.
  § 5. De toegang tot de brievenbus, alsmede de opening van de brievenbus moeten vrij, gemakkelijk en zonder gevaar zijn voor de uitreiker.
  § 6. Als " bijzonder geval " waarvan sprake in § 2 en § 3 van dit artikel komen in aanmerking :
  - een batterij brievenbussen van minstens vier brievenbussen aan of in een [1 gebouw]1;
  - brievenbussen voor personen met een handicap;
  - een brievenbusopening in de gevel van een geklasseerd gebouw;
  - een brievenbusopening in de gevel van een bestaand gebouw, met name een gebouw in gebruik genomen voor 31 december 2007;
  - een brievenbusopening in de deur van een bestaand gebouw, met name een gebouw in gebruik genomen vóór 31 december 2007.
  ----------
  (1)<MB 2024-10-02/01, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 17-10-2024>

Art.2.§ 1. De brievenbussen moeten aan de grens van de openbare weg geplaatst zijn.
  Het eerste lid geldt niet :
  1° voor personen met een handicap vastgesteld door de terzake bevoegde overheidsdienst en die het gevolg is van een beperkte mobiliteit of visuele beperking;
  2° voor [1 gebouwen]1 met een batterij brievenbussen van minstens vier brievenbussen.
  § 2. Wanneer een woning meer dan vier brievenbussen heeft, mogen die bussen ofwel aan de huisdeur, ofwel op de benedenverdieping, op een goed verlichte plaats, worden aangebracht. Zij worden met duidelijk zichtbare cijfers in volgorde genummerd. [1 ...]1.
  ----------
  (1)<MB 2024-10-02/01, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 17-10-2024>

Art.3. Brievenbussen met een opening van 22 cm alsook brievenbussen die onvoldoende groot zijn om een ongevouwen C4-formaat (229 mm bij 324 mm) met een dikte van 24 mm zonder beschadiging te ontvangen blijven als geregulariseerd beschouwd op voorwaarde dat het daaraan verbonden gebouw in gebruik is genomen voor 31 december 2007.

Art.4. De personen die reeds voor de inwerkingtreding van dit ministerieel besluit konden toepassing maken van de uitzondering bepaald in artikel 2 § 1, 1°blijven dit voorrecht genieten.

Art.4/1. [1 § 1. Wanneer een pakjesbus beschikbaar is, dient dat te worden vermeld op de brievenbussen.
   § 2. De pakjesbussen die ook dienst doen als brievenbussen moeten aan de grens van de openbare weg geplaatst zijn.
   Het eerste lid geldt niet:
   1° voor personen met een handicap vastgesteld door de ter zake bevoegde overheidsdienst en die het gevolg is van een beperkte mobiliteit of visuele beperking;
   2° in het geval van een huisnummer dat minstens vier pakjesbussen die ook dienst doen als brievenbussen omvat.
   § 3. De afmetingen van de pakjesbussen moeten voldoende zijn om pakjes van minstens 33 cm bij 21 cm bij 12 cm te kunnen ontvangen. De bovenste rand van de opening van de pakjesbussen moet zich bevinden op ten hoogste 140 cm boven de plaats van waarop men normaal toegang heeft.
   § 4. Wanneer de pakjesbus ook dienst doet als brievenbus, moet de opening voldoende groot zijn om de zendingen met de in artikel 1, § 3, gepreciseerde afmetingen te ontvangen.
   § 5. De pakjesbussen die geen dienst doen als brievenbussen, worden geplaatst tussen de openbare weg en de hoofdtoegang van het gebouw.
   § 6. De pakjesbussen moeten zichtbaar zijn zonder dat de aanbieders van postdiensten speciaal hoeven te zoeken.
   § 7. De toegang tot de pakjesbussen alsmede de opening ervan moeten vrij, gemakkelijk en zonder gevaar zijn voor de aanbieders van postdiensten .
   § 8. Ingeval het huisnummer niet leesbaar is vanop de plaats waar de pakjesbus zich bevindt, dient het huisnummer duidelijk leesbaar vermeld te worden op of nabij de pakjesbus.
   § 9. Indien een huisnummer meer dan één brievenbus omvat, moet elke pakjesbus het nummer dragen van de overeenkomstige brievenbussen.
   § 10. De individuele pakjesbussen worden zo gebouwd dat onbevoegden de inhoud ervan niet kunnen bemachtigen. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij MB 2024-10-02/01, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 17-10-2024>


TITEL II. - Opheffings- en overgangs- bepalingen.
Art.5. In het ministerieel besluit van 12 januari 1970 houdende reglementering van de postdienst, worden opgeheven :
  1° artikelen 1 en 2;
  2° artikel 3, gewijzigd bij de wet van 21 maart 1991 en bij het ministerieel besluit van 19 oktober 1971;
  3° artikel 4, gewijzigd bij de wet van 21 maart 1991 en bij het ministerieel besluit van 19 oktober 1971;
  4° artikel 5, gewijzigd bij de wet van 21 maart 1991 en vervangen bij het ministerieel besluit van 31 oktober 1990;
  5° artikel 6, gewijzigd bij de wet van 21 maart 1991;
  6° artikel 7;
  7° artikel 8, gewijzigd bij de wet van 21 maart 1991 en bij het ministerieel besluit van 30 april 1980;
  8° artikel 9, vervangen bij het ministerieel besluit van 17 december 1984;
  9° artikel 10, gewijzigd bij de wet van 21 maart 1991 en bij het koninklijk besluit van 19 oktober 1971 en bij het koninklijk besluit van 17 december 1984;
  10° artikel 12, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 19 oktober 1971;
  11° artikel 13, gewijzigd bij de wet van 21 maart 1991 en bij het ministerieel besluit van 17 februari 1988;
  12° artikel 14, gewijzigd bij de wet van 21 maart 1991 en vervangen bij het ministerieel besluit van 17 december 1984;
  13° artikel 15, gewijzigd bij de wet van 21 maart 1991;
  14° artikel 16, vervangen bij het ministerieel besluit van 7 november 1986;
  15° artikel 17, gewijzigd bij de wet van 21 maart 1991 en vervangen bij het ministerieel besluit van 7 november 1986 en bij het ministerieel besluit van 24 mei 1991;
  16° artikel 18, gewijzigd bij de wet van 21 maart 1991 en vervangen bij het ministerieel besluit van 7 november 1986;
  17° artikel 19, gewijzigd bij de wet van 21 maart 1991 en vervangen het ministerieel besluit van 7 november 1986;
  18° artikel 20, gewijzigd bij de wet van 21 maart 1991 en bij het ministerieel besluit van 19 oktober 1971;
  19° artikel 21, gewijzigd bij de wet van 21 maart 1991 en bij het ministerieel besluit van 19 oktober 1971;
  20° artikel 22, gewijzigd bij de wet van 21 maart 1991 en bij het ministerieel besluit van 19 oktober 1971;
  21° artikel 23, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 31 maart 1983;
  22° artikel 24, gewijzigd bij de wet van 21 maart 1991 en bij het ministerieel besluit van 19 oktober 1971;
  23° artikel 25, gewijzigd bij de wet van 21 maart 1991 en bij het ministerieel besluit van 19 oktober 1971 en bij het ministerieel besluit van 17 december 1984;
  24° artikel 26, gewijzigd bij de wet van 21 maart 1991 en bij het ministerieel besluit van 19 oktober 1971;
  25° artikel 27, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 17 december 1984;
  26° artikel 28, gewijzigd bij de wet van 21 maart 1991 en vervangen bij het ministerieel besluit van 17 december 1984;
  27° artikel 29, gewijzigd bij de wet van 21 maart 1991 en bij het ministerieel besluit van 19 oktober 1971
  28° artikel 30, gewijzigd bij de wet van 21 maart 1991 en bij het ministerieel besluit van 17 december 1984;
  29° artikel 31, gewijzigd bij de wet van 21 maart 1991, bij het ministerieel besluit van 26 maart 1990 en bij het ministerieel besluit van 17 februari 1988;
  30° artikel 32, gewijzigd bij de wet van 21 maart 1991 en bij het ministerieel besluit van 17 december 1984;
  31° artikel 33, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 7 augustus 1973;
  32° artikel 34;
  33° artikel 35, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 9 december 1997, bij het koninklijk besluit van 27 maart 1992, het ministerieel besluit van 27 maart 1992 en het ministerieel besluit van 20 november 1981;
  34° artikelen 36 en 37;
  35° artikel 38, gewijzigd bij de wet van 21 maart 1991 en bij het ministerieel besluit van 17 december 1984;
  36° artikel 39, vervangen bij het ministerieel besluit van 8 april 1983, bij het ministerieel besluit van 7 augustus 1973, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 17 februari 1988 en bij ministerieel besluit van 17 december 1984;
  37° artikel 40, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 20 april 1976 en bij ministerieel besluit van 8 april 1983;
  38° artikel 41, gewijzigd bij ministerieel besluit van 20 april 1976 en het ministerieel besluit van 8 april 1983;
  39° artikel 43, gewijzigd bij de wet van 21 maart 1991 en gewijzigd bij het ministerieel besluit van 19 oktober 1971;
  40° artikel 44, vervangen bij het ministerieel besluit van 27 maart 1992 en bij het ministerieel besluit van 1 maart 1982;
  41° artikel 45, gewijzigd bij de wet van 21 maart 1991 en bij het Ministerieel Besluit van 19 oktober 1971;
  42° artikelen 46 tot 49;
  43° artikel 50, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 25 september 1979;
  44° artikel 51;
  45° artikel 52, vervangen bij het ministerieel besluit van 31 maart 1983;
  46° artikel 53, vervangen bij het ministerieel besluit van 31 maart 1983, en vervangen bij het ministerieel besluit van 25 september 1979;
  47° artikelen 54 en 55;
  48° artikel 56, gewijzigd bij de wet van 21 maart 1991 en bij het ministerieel besluit van 19 oktober 1971;
  49° artikel 57, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 25 september 1979;
  50° artikel 58 gewijzigd bij de wet van 21 maart 1991;
  51° artikel 59 gewijzigd bij de wet van 21 maart 1991 en bij het ministerieel besluit van 26 april 1976 en bij het ministerieel besluit van 17 december 1984;
  52° artikel 60;
  53° artikel 61 gewijzigd bij de wet van 21 maart 1991 en bij het ministerieel besluit van 19 oktober 1971;
  54° artikelen 62 tot 68;
  55° artikel 69, gewijzigd bij de wet van 21 maart 1991;
  56° artikel 70, vervangen bij het ministerieel besluit van 9 juli 1984 en geschrapt bij het ministerieel besluit van 17 februari 1988;
  57° artikelen 71 tot 77;
  58° artikel 78, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 9 juli 1984;
  59° artikelen 79 tot 82;
  60° artikel 83, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 3 maart 1976;
  61° artikel 84 geschrapt bij het koninklijk besluit van 9 december 1997;
  62° artikel 85 gewijzigd bij het ministerieel besluit van 31 oktober 1990;
  63° artikelen 86 tot 89;
  64° de bijlage " Tabel van de prijzen der prestaties en leveringen van bijkomende aard " opgenomen in artikel N, gewijzigd bij ministerieel besluit van 23 juli 1991 en bij het ministerieel besluit van 9 september 1991.

Art.6. (De artikelen 1 tot 4 van dit besluit treden in werking op 1 januari 2008).<Erratum, B.S. 29.06.2007, p. 35885>

Art.7. _ In de periode tussen de publicatie van dit besluit en 31 december 2007 zijn de onderstaande artikelen 8 en 9 betreffende de particuliere brievenbussen van toepassing.

Art.8. Ieder brievenbus moet een opening van ten minste 22 cm bij 3 cm hebben. Deze opening moet zich bevinden op een hoogte van ten minste 80 cm en ten hoogste 150 cm boven de plaats van waarop men normaal toegang heeft tot de brievenbus.
  De brievenbussen moeten vrij, gemakkelijk en zonder gevaar toegankelijk zijn.

Art.9. § 1. De brievenbussen moeten aan de grens van de openbare weg geplaatst zijn.
  Het eerste lid geldt niet :
  1° voor de op meer dan vijftig meter van de openbare weg gelegen woningen van personen die als "alleenwonend mindervalide" worden beschouwd en ingeschreven zijn bij het Rijksfonds voor sociale reclassering van de mindervaliden;
  2° voor woningen met meer dan vier brievenbussen.
  § 2. Wanneer een woning meer dan vier brievenbussen heeft, mogen die bussen ofwel aan de huisdeur, ofwel op de benedenverdieping, op een goed verlichte plaats, worden aangebracht. Zij worden met duidelijk zichtbare cijfers in volgorde genummerd. Het volgnummer, voorafgegaan door de vermelding " Bus... ", wordt in het postadres vlak achter het huisnummer vermeld.

BIJLAGEN.
Art. N1. Bijlage 1. Normale situatie.
  (Beeld niet opgenomen om technische redenen. Zie B.S. 01-06-2007, p. 29866).

Art. N2. Bijlage 2. Particuliere gevallen.
  (Beeld niet opgenomen om technische redenen. Zie B.S. 01-06-2007, p. 29867).