31 AUGUSTUS 1972. - Koninklijk besluit tot goedkeuring van het Huishoudelijk Reglement van het beheerscomité van de uitkeringsverzekering voor zelfstandigen opgericht bij de dienst voor uitkeringen van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 23-09-1972 en tekstbijwerking tot 31-12-2010)
Art. 1-3
BIJLAGE.
Art. N, 1N, 2N, 3N, 4N, 5N, 6N, 7N, 8N, 9N, 10N, 11N, 12N, 13N, 14N, 15N, 16N, 17N, 18N, 19N, 20N, 21MN, 22N
Artikel 1. Het bij dit besluit gevoegde Huishoudelijk Reglement van het beheerscomité van de uitkeringsverzekering voor zelfstandigen opgericht bij de dienst voor uitkeringen van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering is goedgekeurd.
Art.2. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 25 februari 1972.
Art.3. Onze Minister van Sociale Voorzorg en Onze Staatssecretaris toegevoegd aan de Minister van Landbouw en Middenstand zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
BIJLAGE.
Art. N. Huishoudelijk reglement.
Art. 1N. Het beheerscomité van de Dienst voor uitkeringen voor de zelfstandigen i samengesteld uit:
1° een voorzitter, die door de Koning wordt benoemd uit de in 2° hierna bedoelde leden, en twee ondervoorzitters, die door de Koning worden benoemd, de ene uit de in 2° bedoelde leden en de andere uit de in 3° bedoelde leden;
2° drie werkende en drie plaatsvervangende leden die de landbouwers vertegenwoordigen, alsmede elf werkende en elf plaatsvervangende leden die de andere zelfstandigen vertegenwoordigen. Ze worden gekozen uit de kandidaten die, in dubbel aantal van dat der toe te wijzen mandaten, worden voorgedragen door de representatieve organisaties van zelfstandigen die voldoen aan de voorwaarden die gesteld zijn om voorstellen te doen met het oog op de benoeming van de vertegenwoordigers der zelfstandigen in de raad van beheer van het Rijksinstituut voor sociale verzekeringen der zelfstandigen (artikel 39, § 1, 1°, van het koninklijk besluit van 20 juli 1971). De benoeming van de hierboven bedoelde leden wordt voorafgegaan door de bekendmaking van een bericht in het Belgisch Staatsblad. De betrokken organisaties moeten aan de Minister van Sociale Voorzorg hun voorstellen doen geworden binnen tien dagen na de bekendmaking van dat bericht;
3° zes werkende en zes plaatsvervangende leden, gekozen uit de kandidaten die, in dubbel aantal van dat der toe te wijzen mandaten, worden voorgedragen door de verzekeringsinstellingen als bedoeld in de wet van 9 augustus 1963. Elke verzekeringsinstelling heeft het recht op één mandaat van werkend lid en op één mandaat van plaatsvervangend lid (artikel 39, § 1, 2°, van het koninklijk besluit van 20 juli 1971);
4° drie Regeringscommissarissen, die door de Koning worden benoemd op voordracht, respectievelijk van de Minister van Sociale Voorzorg, van de Minister van Middenstand en van de Minister van Financiën, wonen de vergaderingen bij. Zij beschikken over de macht die is toegekend aan de Regeringscommissarissen die zijn bedoeld in artikel 119 van de wet van 9 augustus 1963 tot instelling en organisatie van een regeling voor verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering (artikel 45, § 3, van de wet van 9 augustus 1963).
Art. 2N. De leidende ambtenaar van de Dienst voor uitkeringen, of zijn plaatsvervanger, woont de vergaderingen van het beheerscomité bij en treft de nodige maatregelen opdat het secretariaat verzekerd zou zijn (artikel 39, § 2 van het koninklijk besluit van 20 juli 1971).
Hij is belast met de uitvoering van de beslissingen van het beheerscomité van de Dienst voor uitkeringen, alsmede van die van de algemene raad van het Instituut welke betrekking hebben op de Dienst voor uitkeringen. Hij oefent de machten uit inzake dagelijks beheer door het beheerscomité van de Dienst voor uitkeringen zijn omschreven.
Ingeval de leidende ambtenaar van de Dienst voor uitkeringen verhinderd is, worden zijn machten uitgeoefend door een door de algemene raad van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering aangewezen personeelslid van genoemde dienst.
Art. 3N. De in artikel 1, 1°, 2° en 3°, bedoelde benoemingen worden gedaan voor een termijn van zes jaar. Het mandaat loopt om de drie jaar af voor de helft van de leden van elk der vertegenwoordigde groepen. Wanneer deze laatste bepaling voor het eerst wordt toegepast, worden de leden wier mandaat afloopt door het lot aangeduid.
Het mandaat van de uittredende leden kan worden hernieuwd.
Binnen drie maanden wordt in de vervanging voorzien van ieder lid dat, vóór de normale afloopdatum van zijn mandaat, geen deel meer uitmaakt van het beheerscomité. Het aldus aangewezen nieuw lid voltooit het mandaat van zijn voorganger (artikel 40 van het koninklijk besluit van 20 juli 1971).
Art. 4N. De voorzitter en de ondervoorzitters van het beheerscomité zijn ertoe gemachtigd om, de ene of de andere, samen met de leidende ambtenaar van de Dienst voor uitkeringen of zijn plaatsvervanger de akten te ondertekenen welke, wat de Dienst voor uitkeringen optredend in het raam van het besluit betreft, het Rijksinstituut verbinden, behoudens die welke betrekking hebben op het dagelijks beheer of uitgaan van bijzondere lasthebbers (artikel 44 van het koninklijk besluit van 20 juli 1971).
Art. 5N. Het beheerscomité wordt in vergadering bijeengeroepen door zijn voorzitter, hetzij op dezes initiatief, hetzij op verzoek van de Minister van Sociale Voorzorg, hetzij op vraag van ten minste drie leden welke schriftelijk wordt gedaan en het onderwerp van de vergadering vermeldt; de bijeenroeping vermeldt in elk geval het onderwerp van de vergadering.
Wordt het beheerscomité in vergadering bijeengeroepen op verzoek van de Minister van Sociale Voorzorg, dan heeft de vergadering plaats binnen acht dagen na het verzoek (artikel 42 van het koninklijk besluit van 20 juli 1971).
De voorzitter mag zijn uitnodigingsmacht overdragen aan de leidende ambtenaar van de Dienst voor uitkeringen; alsdan wordt de uitnodiging door die leidende ambtenaar in opdracht ondertekend. De uitnodigingen worden verzonden ten minste acht dagen vóór de datum van de vergadering. Bij dringende spoed mag die termijn verkort worden.
Art. 6N. Een plaatsvervangend lid heeft enkel zitting bij afwezigheid van een werkend lid van zijn groep (artikel 43, laatste lid, van het koninklijk besluit van 20 juli 1971).
Art. 7N. Alleen de aangelegenheden die op de agenda staan worden besproken. Een aangelegenheid die niet op de agenda staat mag slechts onmiddellijk in bespreking worden gebracht indien de meerderheid van de aanwezige leden daartoe beslist.
Art. 8N. De vergaderingen van het beheerscomité van de Dienst voor uitkeringen zijn niet openbaar. De leden van het beheerscomité en de ambtenaren van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering die bedoelde vergaderingen bijwonen, zijn ertoe gehouden het vertrouwelijke karakter van de besproken bescheiden, van de beraadslagingen en van de stemmingen te eerbiedigen.
Art. 9N. Ingeval de voorzitter verhinderd is, wordt de vergadering om beurten door één van de ondervoorzitters voorgezeten of bij dezer ontstentenis door het oudste lid.
Art. 10N. De stemmingen geschieden bij handopheffing. Er wordt geheim gestemd wanneer ten minste drie leden erom verzoeken.
Art. 11N. Het beheerscomité kan, voor de behandeling van bijzondere aangelegenheden, personeelsleden van de diensten van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering, alsmede andere bijzondere bevoegde personen ter raadpleging oproepen.
Art. 12N. Voor de dringende aangelegenheden van minder belang mag de voorzitter de leden schriftelijk raadplegen.
Art. 13N. Het beheerscomité houdt deugdelijk zitting indien ten minste de helft van zijn leden aanwezig zijn.
De beslissingen worden genomen bij eenvoudige meerderheid van de stemgerechtigde leden die aan de stemming deelnemen, waarbij geen rekening wordt gehouden met de onthoudingen.
Bij stemmenstaking is de stem van de voorzitter beslissend.
In de aangelegenheid, bedoeld in artikel 17, 2° van dit reglement, zijn de in artikel 1, 3°, bevoegde leden niet stemgerechtigd (artikel 43 van het koninklijk besluit van 20 juli 1971).
Art. 14N. De notulen van de vergaderingen van het beheerscomité bevatten een samenvatting van de besprekingen en de vermelding van de genomen beslissingen; ze worden in het Frans en het Nederlands opgesteld door toedoen van de leidend ambtenaar van de Dienst voor uitkeringen of zijn plaatsvervanger, bijgestaan door een personeelslid dat is aangewezen door de leidend ambtenaar. De notulen worden uiterlijk binnen acht dagen na de datum van de vergadering aan de leden gezonden.
De opmerkingen in verband met de beslissingen die zijn vermeld in de notulen, moeten binnen acht dagen na de verzending ervan aan de leidend ambtenaar worden medegedeeld.
Ingeval er opmerkingen betrekking hebben op de tekst van de beslissingen neemt de voorzitter de vereiste maatregelen en kan hij de uitvoering van de desbetreffende beslissing schorsen. Ingeval een nieuwe vergadering minder dan acht dagen na de verzending van de notulen plaats heeft, worden de opmerkingen in verband met die notulen in die vergadering gemaakt en genotuleerd.
Art. 15N. De leden van het beheerscomité gaan geen enkele persoonlijke verplichting aan ten aanzien van de verbintenissen van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering.
Art. 16N. Iedere Regeringscommissaris kan binnen een termijn van vier vrije dagen beroep instellen tegen elke beslissing die hij met de wet, met de statuten of met het algemeen belang strijdig acht.
Die termijn gaat in de dag van de vergadering waarop de beslissing genomen is, voor zover de Regeringscommissaris op die vergadering regelmatig uitgenodigd werd, en in het tegenovergestelde geval de dag waarop hij er kennis van heeft gekregen (artikel 9, § 3, van de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut).
Daarenboven kan de Regeringscommissaris, op zijn verzoek, kennis nemen van de beslissingen die in zijn afwezigheid zijn genomen, zonder dat hierdoor de termijn wordt verlengd.
Het beroep is opschorsend.
Heeft de Minister, bij wie het beroep werd ingesteld, binnen een termijn van twintig vrije dagen te rekenen vanaf dezelfde dag als de eerste termijn, de nietigverklaring niet uitgesproken na het advies van de andere betrokken ministers te hebben ingewonnen, dan wordt de beslissing definitief (artikel 119 van de wet van 9 augustus 1963 en artikel 10 van de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut).
Art. 17N. Het beheerscomité van de Dienst voor uitkeringen voor de zelfstandigen heeft de volgende bevoegdheden:
1° het brengt op eigen initiatief of op verzoek van de Minister van Sociale Voorzorg adviezen uit in verband met de wijziging van de wettelijke of reglementaire bepalingen die betrekking hebben op de toekenning der uitkeringen;
2° het beheert het reservefonds gevormd door middel van het boni verwezenlijkt bij het beheer der verzekering;
3° het stelt de rekeningen vast en maakt de begroting op van de uitkeringen; die rekeningen en die begroting omvatten afzonderlijk de primaire ongeschiktheidsuitkeringen en de invaliditeitsuitkeringen;
4° het stelt de rekeningen vast en maakt de begroting op van de administratiekosten van de Dienst voor uitkeringen;
5° het stelt vast onder welke voorwaarden aan de verzekeringsinstellingen de gelden worden voorgeschoten die zij behoeven om de uitkeringen te betalen;
6° het onderzoekt de verslagen die hem bezorgd worden door de Dienst voor geneeskundige controle of door de Dienst voor administratieve controle en geeft de Minister van Sociale Voorzorg binnen drie maanden kennis van de maatregelen die het voorstelt of getroffen heeft;
7° het maakt een omstandig jaarverslag op over elk dienstjaar nadat het is afgesloten, en geeft de Minister van Sociale Voorzorg binnen drie maanden kennis van de maatregelen die het voorstelt of die het heeft getroffen op grond van de gegevens van dat verslag;
8° het bezorgt de algemene raad van het Rijksinstituut de dossiers waarvoor het, in het raam van zijn bevoegdheid, beslist een rechtsvordering in te stellen;
9° het bepaalt de nadere regelen volgens welke de verzekeringsinstellingen hun rekeningen bij de Dienst voor uitkeringen indienen en verantwoorden;
10° het stelt zijn huishoudelijk reglement op dat, na adviesgeving van de algemene raad, de Koning ter goedkeuring wordt voorgelegd.
Art. 18N. Bovendien:
1° stelt het beheerscomité de voorwaarden vast onder welke het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering aan elke verzekeringsinstelling het gedeelte van de administratiekosten toekent dat haar krachtens artikel 77 van het koninklijk besluit van 20 juli 1971 toekomt (artikel 76, 1°, van het koninklijk besluit van 20 juli 1971);
2° stelt het de verzekeringsinstellingen de nodige gelden ter beschikking voor de betaling van de uitkeringen (artikel 76, 2°, van het koninklijk besluit van 20 juli 1971);
3° mag het aan de verzekeringsinstellingen de verplichting opleggen om statistieken aan te leggen betreffende de gerechtigden die zich in het tijdvak van niet-vergoedbare primaire ongeschiktheid bevinden (artikel 80 van het koninklijk besluit van 20 juli 1971);
4° verstrekt het aan de Koning adviezen voor het bepalen van de modaliteiten betreffende de toepassing van het koninklijk besluit van 20 juli 1971 op de zelfstandigen die, vóór een datum welke Hij vaststelt, een vervroegd rustpensioen als zelfstandige of als werknemer hebben bekomen of aangevraagd (artikel 89 van het koninklijk besluit van 20 juli 1971).
Art. 19N. Het beheerscomité ontvangt om het kwartaal een verslag van de hoge commissie van de geneeskundige raad voor invaliditeit over de werking van die raad.
Art. 20N. Op advies van de hoge commissie van de geneeskundige raad voor invaliditeit stelt het beheerscomité het model vast van de in artikel 55, § 1 van het koninklijk besluit van 4 november 1963 bedoelde verslagen (artikel 81 van het koninklijk besluit van 20 juli 1971).
Art. 21MN.Overeenkomstig artikel 114, § 1, vierde lid, van de wet van 9 augustus 1963 worden de machten inzake dagelijks beheer van de leidend ambtenaar als volgt omschreven:
1° Uitvoering van de beslissingen van het beheerscomité;
2° Uitvoering van de beslissingen van de algemene raad welke betrekking hebben op de dienst;
3° Interne organisatie van de Dienst voor uitkeringen;
4° Ontvangst en ondertekening van de briefwisseling met betrekking tot de dienst;
5° Ondertekening van de kennisgevingen van ontvangst en van de ontlastingen welke met name aan ([1 bpost]1 en aan het Bestuur) der Spoorwegen moeten worden gegeven voor telegrammen, aangetekende brieven, colli, enz.; <W 1991-03-21/30, art. 130, 002; Inwerkingtreding : 01-10-1992>
6° Goedkeuring van de door een begrotingskrediet gedekte uitgaven van de dienst, o.a. die met betrekking tot:
a) het huren, onderhouden, verwarmen, verlichten of verbouwen van gebouwen of gebouwgedeelten bestemd voor de Dienst voor uitkeringen;
b) het aankopen, huren of onderhouden van materieel, meubilair, machines, rijtuigen, kantoorbehoeften en andere kosten van dezelfde aard;
c) de vergoedingen van administratieve aard;
d) de ereloonstaten van advocaten, geneesheren, deskundigen en ministeriële ambtenaren;
e) de dienst reizen van de personeelsleden van de Dienst voor uitkeringen;
f) het presentiegeld, de verblijfsvergoedingen en reiskosten in verband met de vergaderingen van het beheercomité en de commissies die eronder ressorteren;
7° Ondertekening van de ordonnanties van betaling, van kredietopneming voorschotten, waarborgen of borgtochten of van regularisatie alsmede van checks en overschrijvingen;
8° Ondertekening van kwitanties en ontlastingen voor alle uit welken hoofde ook aan de dienst betaalde of gestorte sommen;
9° Beslissing over het instellen van vorderingen voor de bevoegde rechtbanken en administratieve rechtscolleges en overlegging aan de algemene raad van de desbetreffende dossiers;
10° Uitoefening van de opdrachten van machten verleend door het beheerscomité.
----------
(1)<W 2010-12-13/07, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 17-01-2011>
Art. 22N. De leidend ambtenaar mag de uitoefening van sommige machten inzake dagelijks beheer overdragen en geeft daarvan kennis aan het beheerscomité.