Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

17 JULI 1991. - Gecoördineerde wetten op de Rijkscomptabiliteit. (NOTA : Opgeheven door W2003-05-22/41, art. 127, Inwerkingtreding : 01-01-2012 voor de in artikel 2 bedoelde diensten van dezelfde wet, met uitzondering van de FOD Kanselarij van de Eerste Minister, de FOD Budget en Beheerscontrole, de FOD Personeel en Organisatie, de FOD Informatie- en Communicatietechnologie en de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, Inwerkingtreding : 01-01-2009 (zie art. 134 van dezelfde wet)) (NOTA : Opgeheven voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bij ORD2006-02-23/46, art. 107, 7°; Inwerkingtreding : 01-01-2006> (NOTA : Opgeheven voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bij ORD2006-11-21/45, art. 98, 1°; Inwerkingtreding : 01-01-2007> (NOTA : Opgeheven voor de Duitstalige Gemeenschap <DDG2009-05-25/21, art. 130, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2010>) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 30-08-2000 en tekstbijwerking tot 14-07-2009)



Inhoudstafel:

Titel I. Algemene bepalingen.
Art. 1
TITEL II. Diensten van algemeen bestuur van de Staat.
HOOFDSTUK I. De begroting.
Art. 2-10, 10bis, 11-27
HOOFDSTUK II. De uitvoering van de begroting.
Afdeling 1. Inkomsten en uitgaven van de begroting.
Art. 28-43
Afdeling 2. Uitgaven buiten de begroting.
Art. 44
Afdeling 3. De begrotingsfondsen.
Art. 45
HOOFDSTUK III. Controle op de uitgaven.
Afdeling 1. Administratieve en begrotingscontrole.
Art. 46-47
Afdeling 2. Controle van de vastleggingen.
Art. 48-54
Afdeling 3. Controle op de aanwending van de toelagen.
Art. 55-58
HOOFDSTUK IV. De ordonnateurs en de rekenplichtingen.
Art. 59-74
HOOFDSTUK V. De rekening van uitvoering van de begroting.
Art. 75-79
HOOFDSTUK VI. De algemene rekening van de Staat.
Art. 80-88, 88bis, 89-93
HOOFDSTUK VII. Invordering van de schuldvorderingen.
Art. 94-95, 95bis
HOOFDSTUK VIII. Cessie en inpandgeving van schuldvorderingen op de Belgische Staat uit hoofde van werken en leveringen.
Art. 96-99
HOOFDSTUK IX. Verjaring van de schuldvorderingen.
Art. 100-107
TITEL III. Staatsbedrijven.
HOOFDSTUK I. Inleidende bepalingen.
Art. 108
HOOFDSTUK II. Begroting.
Art. 109-116
HOOFDSTUK III. Comptabiliteit en aflegging van de rekeningen.
Art. 117-121
HOOFDSTUK IV. Controle.
Art. 122-125
HOOFDSTUK V. Regels van beheer.
Art. 126-135
HOOFDSTUK VI. Thesaurie en de rekeningen-courant.
Art. 136-138
HOOFDSTUK VII. Bepalingen in verband met de eerste begroting.
Art. 139
TITEL IV. Staatsdiensten met afzonderlijk beheer.
Art. 140
TITEL V. Afschaffing van de frankgedeelten.
Art. 141
TITEL VI. Bijzondere bepalingen.
Art. 142-148



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

  1992016233  1994000399  1994000403  1994000499  1994000510  1994008208  1994022338  1994025005  1994025006  1994025019  1994027049  1994027050  1994027053  1994027074  1994027156  1994027254  1994027304  1994027380  1994027611  1994031423  1994035208  1994035226  1994035606  1994035938  1994036116  1994036117  1994036118  1994036119  1994036120  1994036121  1994036122  1994036431  1994036464  1994036465  1994036572  1995000397  1995000398  1995000399  1995000400  1995000401  1995000402  1995000403  1995000404  1995000405  1995000406  1995000407  1995000408  1995000409  1995000516  1995000578  1995003785  1995015062  1995015074  1995015098  1995015101  1995015151  1995016044  1995021374  1995025015  1995025016  1995025312  1995027073  1995027177  1995027313  1995027341  1995027346  1995027375  1995029281  1995029322  1995029354  1995029405  1995029417  1995031055  1995031056  1995031214  1995031215  1995031381  1995035158  1995035462  1995035488  1995035820  1995035821  1995036133  1995036139  1995036140  1995036414  1995929596  1996000002  1996000453  1996015063  1996015164  1996015186  1996016056  1996021461  1996022026  1996022027  1996022028  1996022434  1996022513  1996022558  1996022560  1996027001  1996027018  1996027024  1996027033  1996027035  1996027080  1996027081  1996027122  1996027217  1996027218  1996027332  1996027666  1996029003  1996029004  1996029005  1996029006  1996029017  1996029058  1996029116  1996029117  1996029118  1996029119  1996029194  1996029195  1996029196  1996029197  1996029335  1996029389  1996029639  1996031002  1996031099  1996031139  1996035042  1996035199  1996035403  1996035913  1996035977  1996036095  1996036136  1996036251  1996036299  1996036748  1996036782  1996120650  1996931250  1997000285  1997000508  1997000589  1997000661  1997000715  1997000921  1997003224  1997003393  1997003635  1997012771  1997014271  1997015059  1997022123  1997022124  1997022125  1997022126  1997022486  1997027031  1997027049  1997027131  1997027158  1997027159  1997027191  1997027360  1997027404  1997027481  1997027488  1997027527  1997027612  1997029136  1997029204  1997029447  1997031402  1997035299  1997035599  1997035602  1997035679  1997035753  1997035806  1997036169  1997036207  1997036209  1997036220  1997036334  1997036437  1997036468  1998000220  1998000776  1998003085  1998003348  1998009011  1998014221  1998014342  1998015022  1998015023  1998022054  1998022525  1998022623  1998022752  1998022753  1998027016  1998027057  1998027069  1998027070  1998027071  1998027307  1998027314  1998027340  1998027474  1998027481  1998027533  1998027535  1998027556  1998027557  1998027584  1998027595  1998029048  1998029049  1998029050  1998029051  1998029095  1998029124  1998029184  1998029185  1998029186  1998029428  1998029463  1998029524  1998029561  1998029562  1998029564  1998029577  1998029579  1998031045  1998031473  1998033128  1998035063  1998035070  1998035071  1998035140  1998035145  1998035205  1998035449  1998035504  1998035538  1998035554  1998035582  1998035583  1998035613  1998035726  1998035742  1998035943  1998035957  1998036051  1998036131  1998036377  1998036438  1998102951  1999000030  1999000059  1999000376  1999000465  1999000466  1999000467  1999000468  1999000469  1999000526  1999000544  1999000556  1999000593  1999000595  1999000978  1999003657  1999014179  1999022143  1999022156  1999022157  1999022158  1999022159  1999022160  1999022163  1999022164  1999022272  1999022308  1999022309  1999022466  1999022715  1999022889  1999024044  1999024118  1999024136  1999027009  1999027012  1999027057  1999027058  1999027059  1999027060  1999027065  1999027078  1999027277  1999027355  1999027511  1999027587  1999027691  1999027692  1999027693  1999027694  1999027695  1999027696  1999027697  1999027698  1999027699  1999027700  1999029245  1999029246  1999029533  1999029534  1999029555  1999029556  1999029557  1999029558  1999029559  1999029564  1999029573  1999029574  1999029575  1999029576  1999029577  1999029578  1999029581  1999029583  1999029585  1999029587  1999029589  1999029590  1999029591  1999029594  1999029595  1999029715  1999029716  1999029717  1999031020  1999031239  1999031525  1999031579  1999035082  1999035089  1999035092  1999035277  1999035278  1999035358  1999035413  1999035459  1999035498  1999035726  1999035940  1999036102  1999036155  1999036174  1999036183  1999036223  1999036414  1999036454  1999036542  2000000098  2000000147  2000000246  2000000295  2000000297  2000000472  2000000508  2000000509  2000000510  2000001120  2000003557  2000021072  2000021073  2000021074  2000021075  2000021340  2000022083  2000022086  2000022091  2000022092  2000022093  2000022099  2000022247  2000022276  2000022336  2000022490  2000022570  2000022592  2000022608  2000022739  2000022832  2000022843  2000022924  2000022925  2000027047  2000027048  2000027068  2000027069  2000027093  2000027102  2000027103  2000027129  2000027349  2000027355  2000027458  2000027502  2000029024  2000029185  2000029213  2000029302  2000029357  2000029360  2000029361  2000029362  2000029363  2000029364  2000029365  2000029366  2000029367  2000029368  2000029369  2000029370  2000031140  2000035063  2000035122  2000035125  2000035453  2000035529  2000035598  2000035752  2000035928  2000035929  2000036124  2000036125  2000036146  2000036180  2000036203  2000036219  2000036220  2000036257  2000036259  2000036279  2001000002  2001000003  2001000059  2001000149  2001000199  2001000200  2001000201  2001000540  2001001344  2001001345  2001003640  2001009323  2001022017  2001022050  2001022052  2001022196  2001022197  2001022198  2001022199  2001022209  2001022211  2001022373  2001022394  2001022424  2001022573  2001022630  2001022671  2001022672  2001022673  2001022700  2001022857  2001022858  2001022859  2001022872  2001022903  2001022904  2001022911  2001022966  2001022967  2001027067  2001027068  2001027069  2001027070  2001027072  2001027073  2001027074  2001027075  2001027076  2001027146  2001027197  2001027247  2001027248  2001027269  2001027360  2001027377  2001027378  2001027379  2001027380  2001027386  2001027387  2001027394  2001027400  2001027401  2001027495  2001027496  2001027497  2001027547  2001027548  2001027549  2001027550  2001027551  2001027552  2001027558  2001027559  2001027613  2001027614  2001027615  2001027616  2001027617  2001027618  2001027619  2001027620  2001027621  2001027622  2001027623  2001027624  2001027625  2001027759  2001029016  2001029017  2001029018  2001029026  2001029371  2001029372  2001029373  2001029374  2001029375  2001029376  2001029377  2001029378  2001029379  2001029380  2001029381  2001029411  2001029440  2001029459  2001029585  2001031044  2001031046  2001031237  2001031238  2001031380  2001033043  2001033057  2001035013  2001035016  2001035020  2001035040  2001035075  2001035076  2001035114  2001035150  2001035151  2001035198  2001035200  2001035486  2001035502  2001035597  2001035621  2001035770  2001035918  2001036048  2001036222  2001036237  2001036247  2001036387  2001036420  2001036433  2002000206  2002000338  2002000343  2002021000  2002021208  2002021209  2002022045  2002022049  2002022079  2002022170  2002022262  2002022290  2002022367  2002022397  2002022398  2002022399  2002022400  2002022421  2002027006  2002027049  2002027050  2002027051  2002027052  2002027053  2002027054  2002027055  2002027056  2002027057  2002027058  2002027059  2002027060  2002027061  2002027062  2002027063  2002027064  2002027065  2002027066  2002027067  2002027068  2002027069  2002027070  2002027071  2002027072  2002027073  2002027074  2002027124  2002027150  2002027151  2002027152  2002027153  2002027154  2002027155  2002027156  2002027157  2002027158  2002027218  2002027219  2002027240  2002027298  2002027300  2002027301  2002027316  2002027317  2002027318  2002027350  2002027351  2002027475  2002027476  2002027481  2002027543  2002027544  2002027545  2002027546  2002027547  2002027929  2002027930  2002027931  2002029161  2002029162  2002029233  2002029245  2002029277  2002029292  2002029457  2002029460  2002029461  2002031193  2002033036  2002035085  2002035086  2002035097  2002035099  2002035132  2002035336  2002035337  2002035513  2002035549  2002035654  2002035832  2002036542  2002036605  2003035221  2003035222  2003035638  2004009109  2006000997  2006000999  2006001012  2006003539  2006023266  2006023267  2006023317  2006023318  2006023319  2006023320  2006023373  2006036950  2007000085  2007000302  2007000428  2007000553  2007000554  2007000635  2007000862  2007000973  2007000974  2007000990  2007001032  2007002014  2007002034  2007002073  2007002081  2007003054  2007003071  2007003560  2007003561  2007003562  2007003563  2007003564  2007003565  2007003566  2007003567  2007009304  2007009488  2007009958  2007009959  2007011338  2007014073  2007014074  2007014075  2007015065  2007021058  2007021080  2007021085  2007021086  2007022056  2007022057  2007022114  2007022115  2007022666  2007022811  2007023062  2007023098  2007023362  2007023453  2007023573  2007027021  2007029060  2007029202  2007035034  2007035106  2007035109  2007035131  2007035136  2007035151  2007035160  2007035164  2007035179  2007035180  2007035229  2007035252  2007035258  2007035261  2007035275  2007035419  2007035481  2007035949  2007036115  2007036159  2007036178  2007036240  2007036374  2007036558  2007036715  2007036716  2007036915  2007037031  2007037125  2007037126  2007037135  2007037401  2007200132  2007200134  2007200136  2007200137  2007200138  2007200139  2007200140  2007200142  2007200143  2007200144  2007200145  2007200146  2007200147  2007200283  2007200285  2007200286  2007200287  2007200289  2007200290  2007200292  2007200298  2007200299  2007200300  2007200302  2007200303  2007200304  2007200305  2007200306  2007200307  2007200308  2007200309  2007200310  2007200311  2007200312  2007200313  2007200314  2007200315  2007200316  2007200549  2007200576  2007201057  2007201058  2007201059  2007201060  2007201310  2007201311  2007201312  2007201313  2007201318  2007201319  2007201320  2007201321  2007201322  2007201379  2007201380  2007201402  2007201472  2007201473  2007201474  2007201475  2007201476  2007201477  2007201478  2007201479  2007201480  2007201483  2007201574  2007201575  2007201576  2007201577  2007201578  2007201579  2007201582  2007201583  2007201584  2007201585  2007201803  2007202096  2007202097  2007202098  2007202099  2007202100  2007202101  2007202102  2007202103  2007202104  2007202105  2007202106  2007202107  2007202108  2007202109  2007202110  2007202111  2007202475  2007202476  2007202477  2007202478  2007202479  2007202481  2007202482  2007202483  2007202484  2007203103  2007203104  2007203105  2007203106  2007203107  2007203108  2007203109  2007203110  2007203111  2007203112  2007203113  2007203115  2007203116  2007203117  2007203118  2007203119  2007203120  2007203121  2007203122  2007203123  2007203124  2007203125  2007203126  2007203127  2007203128  2007203129  2007A03398  2008000344  2008000430  2008000431  2008000777  2008000895  2008001018  2008001058  2008001062  2008001063  2008001064  2008001065  2008003424  2008003470  2008003491  2008003492  2008009720  2008010008  2008011358  2008011375  2008014290  2008015180  2008015195  2008015196  2008018181  2008018394  2008021073  2008021074  2008022280  2008024332  2008024377  2008024393  2008024394  2008024425  2008024426  2008024523  2008033034  2008033078  2008035114  2008035132  2008035133  2008035137  2008035168  2008035428  2008036009  2008200438  2008200439  2008200440  2008200441  2008200442  2008200443  2008200444  2008200445  2008200446  2008200447  2008200448  2008200449  2008200450  2008200451  2008200452  2008200453  2008200454  2008200455  2008200456  2008200457  2008200458  2008200459  2008200460  2008200461  2008200462  2008200463  2008200464  2008200465  2008200466  2008200467  2008200468  2008200469  2008200498  2008200499  2008200500  2008200501  2008200502  2008200503  2008200504  2008200505  2008200506  2008200508  2008200509  2008200510  2008200511  2008200512  2008200513  2008200514  2008200515  2008200516  2008200517  2008200518  2008200519  2008200520  2008200521  2008200522  2008200523  2008200524  2008200526  2008200527  2008200530  2008200531  2008200532  2008200533  2008200534  2008200535  2008200537  2008200602  2008200603  2008200789  2008200877  2008200902  2008201374  2008201375  2008201376  2008201377  2008201378  2008201379  2008201380  2008201381  2008201382  2008201383  2008201385  2008201386  2008201387  2008201388  2008201389  2008201390  2008201391  2008201392  2008201393  2008201394  2008201477  2008201479  2008201480  2008201481  2008201482  2008201483  2008201484  2008201485  2008201486  2008201487  2008201488  2008201489  2008201490  2008201491  2008201492  2008201493  2008201494  2008201495  2008201496  2008201497  2008201498  2008201499  2008201500  2008201502  2008201999  2008202000  2008202001  2008202027  2008202156  2008202398  2008202652  2008203038  2008203210  2008203211  2008203212  2008203213  2008203214  2008203216  2008203217  2008203219  2008203220  2008203221  2008203222  2008203223  2008203224  2008203225  2008203226  2008203227  2008203235  2008203236  2008203238  2008203239  2008203240  2008203241  2008203242  2008203243  2008203244  2008203245  2008203557  2008203558  2008203559  2008203561  2008203563  2008203564  2008203565  2008203566  2008203567  2008203568  2008203570  2008203571  2008203572  2008203573  2008203574  2008203576  2008203577  2008203578  2008203579  2008203580  2008203581  2008203582  2008203583  2008203584  2008203585  2008203586  2008203587  2008203588  2008203589  2008203590  2008203591  2008203592  2008203593  2008203594  2008203595  2008203596  2008203607  2008203630  2008203674  2008203865  2008203879  2008203880  2008203881  2008203886  2008203887  2008203888  2008203890  2008203891  2008203892  2008203893  2008203894  2008203895  2008203896  2008203897  2008203898  2008203899  2008203900  2008203902  2008203903  2008203913  2008203914  2008203990  2008204124  2008204515  2008204517  2008204519  2008204522  2008204523  2008204524  2008204525  2008204526  2008204527  2008204546  2008204586  2008204587  2008204588  2008204589  2008204590  2008204591  2008204592  2008204593  2008204594  2008204711  2008204814  2008A22433  2009000010  2009000011  2009000012  2009000013  2009000014  2009000015  2009000016  2009000393  2009000859  2009000860  2009000861  2009000862  2009000863  2009000864  2009000865  2009000866  2009000883  2009000884  2009000885  2009003260  2009009175  2009009425  2009009463  2009011551  2009012199  2009014285  2009014306  2009014308  2009018113  2009018123  2009018538  2009021065  2009021087  2009022470  2009024006  2009024007  2009024025  2009024057  2009024406  2009024463  2009027153  2009029003  2009029449  2009035091  2009035136  2009035137  2009035138  2009035140  2009035141  2009035162  2009035262  2009035545  2009035602  2009035744  2009200052  2009200059  2009200086  2009200241  2009200248  2009200333  2009200368  2009200458  2009200459  2009200460  2009200461  2009200462  2009200472  2009200473  2009200474  2009200475  2009200476  2009200477  2009200478  2009200479  2009200480  2009200481  2009200482  2009200483  2009200484  2009200485  2009200486  2009200487  2009200488  2009200489  2009200490  2009200491  2009200492  2009200493  2009200494  2009200578  2009200579  2009200580  2009200581  2009200582  2009200585  2009200586  2009200587  2009200588  2009200589  2009200598  2009200599  2009200600  2009200601  2009200602  2009200603  2009200604  2009200605  2009200606  2009200620  2009200621  2009200727  2009200788  2009200927  2009201092  2009201690  2009201691  2009201692  2009201693  2009201694  2009201696  2009201697  2009201698  2009201699  2009201700  2009201701  2009201702  2009201703  2009201705  2009201706  2009201707  2009201708  2009201721  2009202271  2009202374  2009202387  2009203307  2009203309  2009203310  2009203311  2009203312  2009203313  2009203314  2009203315  2009203316  2009203317  2009203321  2009203322  2009203323  2009203324  2009203325  2009203326  2009203327  2009203328  2009203329  2009203330  2009203331  2009203332  2009203333  2009203334  2009203335  2009203336  2009203337  2009203338  2009203339  2009203340  2009203627  2009203628  2009203644  2009204497  2009204848  2009206039  2010000055  2010000189  2010000476  2010000477  2010000478  2010000518  2010000519  2010000520  2010000521  2010000522  2010000523  2010000524  2010000703  2010000704  2010009178  2010009575  2010009576  2010010015  2010010047  2010011029  2010011238  2010011377  2010011428  2010011429  2010014020  2010014090  2010014262  2010015009  2010018156  2010018425  2010024055  2010024213  2010024231  2010024343  2010024390  2010024482  2010024515  2010029011  2010029108  2010035158  2010035161  2010035195  2010035311  2010035564  2010035635  2010035648  2010035765  2010035879  2010035943  2010035973  2010036004  2010200059  2010200060  2010200061  2010200062  2010200063  2010200064  2010200065  2010200066  2010200067  2010200068  2010200132  2010200133  2010200134  2010200135  2010200136  2010200137  2010200138  2010200139  2010200140  2010200141  2010200220  2010200221  2010200222  2010200223  2010200225  2010200562  2010200563  2010200564  2010200566  2010200567  2010200568  2010200569  2010200570  2010200584  2010200598  2010200599  2010200600  2010200601  2010200602  2010200604  2010200605  2010200606  2010200607  2010200608  2010200623  2010200624  2010200625  2010200626  2010200627  2010200628  2010200629  2010200630  2010200631  2010200632  2010200633  2010200634  2010200635  2010200636  2010200637  2010200638  2010200639  2010200640  2010200641  2010200642  2010200674  2010200675  2010200676  2010200677  2010200678  2010200679  2010200680  2010200682  2010200683  2010200702  2010200703  2010200705  2010200706  2010200763  2010200773  2010200774  2010200776  2010200777  2010200778  2010200779  2010200787  2010200894  2010200928  2010200946  2010202240  2010202474  2010202928  2010203088  2010203089  2010203090  2010203091  2010203092  2010203302  2010203888  2010203889  2010203890  2010203891  2010203892  2010203893  2010203895  2010203896  2010203925  2010203926  2010203927  2010203928  2010203929  2010203930  2010203931  2010203932  2010203933  2010204116  2010204280  2010204281  2010204282  2010204283  2010204284  2010204285  2010204286  2010204287  2010204288  2010204289  2010204290  2010204291  2010204317  2010204318  2010204319  2010204320  2010204321  2010204412  2010204415  2010204747  2010204748  2010204749  2010204750  2010204751  2010204752  2010204890  2010205362  2010205363  2010205364  2010205899  2010205901  2010205902  2010205903  2010205904  2010206047  2010206396  2010A27173  2011000005  2011000031  2011000034  2011000035  2011000225  2011000261  2011000274  2011000275  2011000708  2011000846  2011000860  2011000861  2011000862  2011000863  2011000864  2011000865  2011000866  2011000867  2011000868  2011000869  2011009064  2011009075  2011009420  2011009651  2011011138  2011011400  2011011401  2011011402  2011011448  2011014147  2011014235  2011018047  2011018196  2011018321  2011022401  2011024002  2011024003  2011024109  2011024110  2011024162  2011024163  2011024164  2011024165  2011024166  2011024213  2011024259  2011024274  2011024314  2011024367  2011024370  2011024371  2011024372  2011024381  2011027040  2011027041  2011027042  2011027043  2011027044  2011027045  2011027046  2011027047  2011027048  2011029003  2011029063  2011029506  2011029630  2011035015  2011035017  2011035105  2011035346  2011035613  2011035652  2011036006  2011036033  2011036035  2011200101  2011200104  2011200118  2011200226  2011200710  2011200711  2011200712  2011200713  2011200714  2011200715  2011200716  2011200717  2011201994  2011201996  2011203113  2011203716  2011203755  2011203959  2011203968  2011204043  2011204045  2011204163  2011204166  2011204167  2011204168  2011204169  2011204170  2011204171  2011204172  2011204173  2011204174  2011204175  2011204199  2011204200  2011204201  2011204202  2011204203  2011204204  2011204205  2011204206  2011204207  2011205078  2011205096  2011205106  2011205610  2011205900  2011205997  2011205998  2011205999  2011206001  2011206002  2011206003  2011206004  2011206023  2011206062  2012000396  2012000696  2012009041  2012009160  2012009333  2012009336  2012009500  2012014000  2012014010  2012018061  2012018353  2012024070  2012024117  2012029127  2012029128  2012029218  2012035005  2012035053  2012035097  2012035098  2012035924  2012200695  2012201100  2012201101  2012201102  2012201103  2012201104  2012201105  2012201106  2012201107  2012201108  2012201109  2012201110  2012201111  2012201112  2012201113  2012201114  2012201115  2012201116  2012201117  2012201118  2012201119  2012201120  2012201121  2012201122  2012201123  2012201124  2012201125  2012201126  2012201127  2012201128  2012201129  2012201130  2012201131  2012201132  2012201133  2012201134  2012201135  2012201136  2012201137  2012201139  2012201140  2012202265  2012202266  2012202267  2012202268  2012202269  2012202270  2012202271  2012202272  2012202273  2012203377  2012203378  2012203379  2012203380  2012203381  2012203382  2012203383  2012203385  2012204789  2012206422  2012206423  2012206731  2012206855  2012206856  2012206857  2012206858  2012206859  2012206860  2012206861  2012206866  2012206869  2012206870  2012206871  2012206873  2012206874  2012206875  2012206876  2012206877  2012206878  2012206880  2012206881  2012206882  2012206883  2012206885  2012207585  2012207586  2012207587  2012207589  2012207590  2012207591  2012207593  2012207594  2012207596  2012207597  2012207598  2012207600  2012207604  2012207605  2012207606  2012207607  2012207608  2012207609  2012207610  2012207611  2012207612  2012207613  2012207615  2013000056  2013000417  2013000452  2013009093  2013014003  2013015211  2013018317  2013024155  2013024156  2013024157  2013024158  2013024159  2013029254  2013035010  2013202457  2013202458  2013202459  2013202460  2013202461  2013202462  2013202463  2013202464  2013202465  2013202466  2013202467  2013202468  2013202469  2013202470  2013202471  2013202663  2013203248  2013203249  2013203250  2013203938  2013204126  2013204128  2013204129  2013204130  2013204131  2013205708  2013205726  2013205905  2013A02970  2014011020  2014011214  2014011215  2014018006  2014018244  2014018245  2014018299  2014018486  2014029024  2014035760  2014200114  2015-03-13/03  2015000194  2015011508  2015018006  2015018007  2015018008  2015018014  2015018053  2015024186  2016003040  2016018020  2016018025  2016024038  2017011316  2017011360  2017013393  2017030064  2017030221  2018012607  2018014336  2018014337  2018040625  2019040374  2020020876  2020040720  2020041188  2020042922  2020042923  2020042924  2020042925  2020043099  2020043100  2020043101  2020043102  2020043103  2021034122  2023048792  2024005780 



Artikels:

Titel I. Algemene bepalingen.
Artikel 1. De begroting en de algemene rekening van de Staat bestaan uit de begroting en de rekeningen:
  a) van de diensten van algemeen bestuur van de Staat;
  b) van de staatsbedrijven;
  c) van de staatsdiensten met afzonderlijk beheer.

TITEL II. Diensten van algemeen bestuur van de Staat.
HOOFDSTUK I. De begroting.
Art.2. De ontvangsten en uitgaven van de diensten van algemeen bestuur van de Staat voor elk begrotingsjaar worden vastgesteld en toegestaan bij jaarlijkse wetten.
  Het begrotingsjaar begint op 1 januari en eindigt op 31 december van hetzelfde jaar.

Art.3. De gezamenlijke ontvangsten zijn bestemd voor de gezamenlijke uitgaven.

Art.4. De raming van ontvangsten betreffen de geldsommen die gedurende het begrotingsjaar aan de Staat zullen worden afgedragen.

Art.5. De kredieten voor uitgaven betreffen de geldsommen die door de Staat verschuldigd zullen zijn wegens verbintenissen te zijnen laste tijdens het begrotingsjaar.

Art.6. In afwijking van artikel 5, dekken de kredieten voor uitgaven de bedragen die tijdens het begrotingsjaar van de Staat opeisbaar zullen worden, wanneer de verbintenissen het gevolg zijn van:
  1° de uitvoering van wets- of reglementsbepalingen tijdens hetzelfde jaar;
  2° de uitvoering van contracten van huur van goederen of diensten;
  3° prestaties van advocaten of deskundigen, voor zover daarvoor honoraria, kosten en uitschotten moeten worden betaald.

Art.7. § 1. De kredieten voor uitgaven dekken zowel de vastleggingsakten als de ordonnanceringsverrichtingen.
  § 2. Wanneer de kredieten evenwel betrekking hebben op werken of op leveringen van goederen of diensten waarvoor een uitvoeringstermijn van meer dan twaalf maanden nodig is, kunnen zij gesplitst worden in vastleggingskrediet en in een ordonnanceringskrediet. In dat geval :
  - bepaalt het vastleggingskrediet het bedrag van de verbintenissen die tijdens het begrotingsjaar aangegaan mogen worden;
  - bepaalt het ordonnancieringskrediet het bedrag dat geordonnanceerd mag worden tijdens het begrotingsjaar, tot nakoming van de, zowel tijdens dit jaar als in de loop van de vorige jaren aangegane verbintenissen.

Art.8. De Begroting bevat, onder afzonderlijke rubrieken, de vermogensontvangsten en -uitgaven.

Art.9. Elk jaar worden de ontwerpen van de Rijksmiddelenbegrotingen en van de algemene uitgavenbegroting, samen met een algemene toelichting bij de genoemde ontwerpen, gedrukt door toedoen van de Minister die de Begroting onder zijn bevoegdheid heeft.
  (Deze ontwerpen van begroting worden, met de algemene toelichting, ingediend bij de Kamer van volksvertegenwoordigers en uiterlijk op 31 oktober van het jaar dat aan het begrotingsjaar voorafgaat, aan haar leden uitgedeeld.) <W 19 juli 1996, art. 2, BS 28 september 1996, Inwerkingtreding : 01-01-1997>

Art.10. De algemene toelichting op de begroting bevat inzonderheid :
  1° de ontleding en de synthese van de begrotingen;
  2° een economische verslag;
  3° een financieel verslag;
  4° een meerjarenraming;
  (5° een Zilvernota, waarin de regering haar beleid met betrekking tot de vergrijzing uiteenzet.) <W 2001-09-05/30, art. 38, 004; Inwerkingtreding : 14-09-2001>
  (6° een solidariteitsnota, waarin de regering verduidelijkt welke maatregelen zij voorziet opdat, volgens een jaarlijks volgehouden stijging, de middelen die worden ingezet voor de Belgische officiële ontwikkelingshulp, in overeenstemming met de richtsnoeren van het Comité voor ontwikkelingshulp van de OESO, uiterlijk vanaf 2010 ten minste 0,7 % van het Bruto Nationaal Inkomen zullen bedragen.) <W 2002-12-24/31, art. 458, 005; Inwerkingtreding : 10-01-2003>

Art. 10bis. <Ingevoegd bij W 2005-07-03/37, art. 2; Inwerkingtreding : 23-07-2005> De algemene beleidsnota's bevatten een uiteenzetting van de doelstellingen, de budgettaire heroriënteringen, de in te zetten middelen en het tijdsschema voor de tenuitvoerlegging en worden uiterlijk op 31 oktober van het jaar dat aan het begrotingsjaar voorafgaat ingediend bij de Kamer van volksvertegenwoordigers.

Art.11. De Rijksmiddelenbegroting verleent machtiging voor de invordering van de belasting, overeenkomstig de wetten, besluiten en tarieven die er betrekking op hebben. Ze bevat de raming van de ontvangsten van de Staat en verleent machtiging, binnen de grenzen en onder de voorwaarden die ze bepaalt, tot het aangaan van leningen.
  Bij het ontwerp van rijksmiddelenbegroting wordt een inventaris van alle fiscale uitgaven gevoegd.
  De fiscale uitgaven omvatten alle aftrekken, verminderingen en uitzonderingen op het algemeen stelsel van belastingheffing, die gedurende het begrotingsjaar gelden ten voordele van belastingsplichten of van economische, sociale of culturele activiteiten.
  (De rijksmiddelenbegroting wordt door de Kamer van volksvertegenwoordigers goedgekeurd uiterlijk op 31 december van het jaar dat aan het begrotingsjaar voorafgaat.) <W 19 juli 1996, art. 3, BS 28 september 1996, Inwerkingtreding : 01-01-1997>

Art.12. De algemene uitgavenbegroting voorziet in en verleent machtiging voor de uitgaven, per programma, van de Diensten van algemeen bestuur van de Staat.
  De kredieten voor de programma's groeperen onderscheinlijk de begrotingsmiddelen die betrekking hebben op de werkingskosten van de overheidsdiensten en op de doelstellingen van de activiteitenprogramma's.
  De algemene uitgavenbegroting bepaalt, zo nodig, de aan de uitgaven verbonden voorwaarden. Bij ontstentenis van een organieke wet, moet er voor elke toelage in de algemene uitgavenbegroting een speciale bepaling zijn die de aard van de toelage preciseert; die toelagen kunnen worden toegekend onder de voorwaarden vastgesteld door de Koning.
  (De algemene uitgavenbegroting wordt door de Kamer van volksvertegenwoordigers goedgekeurd uiterlijk op 31 december van het jaar dat aan het begrotingsjaar voorafgaat.) <W 19 juli 1996, art. 4, BS 28 september 1996, Inwerkingtreding : 01-01-1997>

Art.13. De verantwoording van de algemene uitgavenbegroting is samengesteld uit nota's waarin de algemene beleidslijnen van de departementen worden uiteengezet, en, per organisatieafdeling, de toegewezen opdrachten en, per programma, de nagestreefde doelstellingen, alsook de aan te wenden middelen om deze te bereiken. Ze bevat daarenboven een uitsplitsing van de in artikel 11, tweede lid, bedoelde inventaris en preciseert aldus in welke mate fiscale uitgaven bijdragen tot het bereiken van de doelstellingen van elk programma.

Art.14. <W 19 juli 1996, art. 5, BS 28 september 1996, Inwerkingtreding : 01-01-1997> In de begrotingstabellen worden de kredieten voor de programma's volgens de economische classificatie opgesplitst in basisallocaties, met opgave van de uitgaven bestemd voor de financiële diensten van geprefinancierde uitgaven. Deze bepaling geldt niet voor de kredieten ingeschreven voor de dotaties.
  (Voor de instellingen die ingericht worden door een wet als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet wordt het bepaalde van het eerste lid, eerste zin, niet toegepast in de algemene uitgavenbegroting wat de dotaties betreft.) <W 2007-05-23/35, art. 8, 007; Inwerkingtreding : 30-06-2007>

Art.15. <W 19 juli 1996, art. 6, BS 28 september 1996, Inwerkingtreding : 01-01-1997> De ordonnancerende minister kan tijdens het begrotingsjaar en met de instemming van de minister bevoegd voor de begroting, de basisallocaties herverdelen binnen de perken van de kredieten van elk van de programma's van de algemene uitgavenbegroting.
  Deze herverdelingen worden zonder verwijl medegedeeld aan de Kamer van volksvertegenwoordigers en aan het Rekenhof.

Art.16. <W 19 juli 1996, art. 5, BS 28 september 1996, Inwerkingtreding : 01-01-1997> In voorkomend geval deelt het Rekenhof aan de Kamer van volksvertegenwoordigers zijn opmerkingen mee aangaande de documenten bedoeld in de artikelen 9, 13, 14 en 15.

Art.17. (...) <Opgeheven bij W 19 juli 1996, art. 8, BS 28 september 1996, Inwerkingtreding : 01-01-1997>

Art.18. De controleurs van de vastleggingen en het Rekenhof zien erop toe dat de uitgaven juist worden aangerekend op de basisallocaties en dat deze laatste niet worden overschreden.
  (De ministers die de Financiën en de Begroting onder hun bevoegdheid hebben zenden periodiek de stand van de kredieten evenals van hun aanwending, per programma en per basisallocatie, over aan de Kamer van volksvertegenwoordigers en aan het Rekenhof.) <W 19 juli 1996, art. 9, BS 28 september 1996, Inwerkingtreding : 01-01-1997>

Art.19. <W 19 juli 1996, art. 10, BS 28 september 1996, Inwerkingtreding : 01-01-1997> Ieder jaar wordt in de loop van het eerste trimester een begrotingscontrole uitgevoerd met het oog op de eventuele aanpassing van de rijksmiddelenbegroting en de algemene uitgavenbegroting. In voorkomend geval worden ontwerpen tot aanpassing ingediend bij de Kamer van volksvertegenwoordigers en uiterlijk op 30 april aan haar leden uitgedeeld.
  Deze aanpassingen worden vóór 30 juni goedgekeurd door de Kamer van volksvertegenwoordigers.
  Artikel 14 is eveneens van toepassing op de ontwerpen van aanpassing van de algemene uitgavenbegroting.

Art.20. (...) <opgeheven bij W 19 juli 1996, art. 11, BS 28 september 1996, Inwerkingtreding : 01-01-1997>

Art.21. (...) <Opgeheven bij W 19 juli 1996, art. 11, BS 28 september 1996, Inwerkingtreding : 01-01-1997>

Art.22. (...) <Opgeheven bij W 19 juli 1996, art. 11, BS 28 september 1996, Inwerkingtreding : 01-01-1997>

Art.23. (...) <Opgeheven bij W 19 juli 1996, art. 11, BS 28 september 1996, Inwerkingtreding : 01-01-1997>

Art.24. <W 19 juli 1996, art. 12, BS 28 september 1996, Inwerkingtreding : 01-01-1997> Indien blijkt dat de algemene uitgavenbegroting niet vóór de aanvang van het begrotingsjaar goedgekeurd kan worden, opent de wet voorlopige kredieten die voor de werking van de diensten noodzakelijk zijn en in mindering komen van de begroting van dat begrotingsjaar.
  In voorkomend geval worden wetsontwerpen waarbij nieuwe voorlopige kredieten worden geopend, welke in mindering komen van de begroting voor hetzelfde begrotingsjaar, ingediend bij de Kamer van volksvertegenwoordigers.

Art.25. De wet waarbij voorlopige kredieten worden geopend, stelt de termijn vast waarop de kredieten betrekking hebben.
  De termijn waarvoor niet-gesplitste en ordonnanceringskredieten worden toegekend, mag niet meer dan vier maanden bedragen, behalve wanneer wettelijke of contractuele verplichtingen een andere termijn opleggen.

Art.26. De voorlopige kredieten worden berekend op grond van de overeenkomstige kredieten in de laatste goedgekeurde algemene uitgavenbegroting.
  De voorlopige kredieten mogen niet worden aangewend voor uitgaven van een nieuwe aard waartoe de wetgever voordien geen machtiging heeft verleend.
  (Behoudens bijzondere bepalingen van de wetten waarbij voorlopige kredieten worden geopend, mogen de uitgaven niet hoger liggen dan de bedragen van de kredieten per programma van de laatst goedgekeurde begroting, en dit in verhouding tot de termijn waarop de voorlopige kredieten betrekking hebben.) <W 19 juli 1996, art. 13, BS 28 september 1996, Inwerkingtreding : 01-01-1997>

Art.27. De bekendmaking van de algemene uitgavenbegroting in het Belgisch Staatsblad doet de wetten waarbij voorlopige kredieten worden geopend, vervallen.
  (...) <W 19 juli 1996, art. 14, BS 28 september 1996, Inwerkingtreding : 01-01-1997>

HOOFDSTUK II. De uitvoering van de begroting.
Afdeling 1. Inkomsten en uitgaven van de begroting.
Art.28. De ministers mogen geen enkele uitgave aangaan boven de voor ieder van hen geopende kredieten.
  Ze mogen het bedrag van de kredieten, bestemd voor de uitgaven van hun onderscheiden diensten, niet verhogen door bijzondere inkomsten.

Art.29. Met ingang van 1 november mogen de uitgaven, nodig om de ononderbroken werking van de openbare diensten te verzekeren, aangegaan worden ten laste van de kredieten van het volgende begrotingsjaar. Deze uitgaven mogen een derde van de goedgekeurde kredieten voor gelijkaardige uitgaven op het lopend jaar niet overschrijden. De vastleggingsakten bepalen dat de leveringen niet mogen geschieden en de diensten niet gepresteerd mogen worden vóór de opening van het begrotingsjaar.

Art.30. Elke wet waardoor een niet op de begroting uitgetrokken uitgave kan ontstaan moet de nodige uitvoeringskredieten openen voor het lopend jaar, en, indien het nodig blijkt, voor het volgende jaar.
  Om de drie maanden zendt de minister van Financiën de lijst van de bij bijzondere wetten geopende kredieten aan de (Kamer van volksvertegenwoordigers). <W 19 juli 1996, art. 15, BS 28 september 1996, Inwerkingtreding : 01-01-1997>

Art.31. Op de begroting van de diensten van algemeen bestuur van de Staat worden voor een bepaald jaar slechts aangerekend :
  1° Als ontvangsten :
  De sommen aan de Staat afgedragen gedurende het bedoelde jaar;
  2° Als uitgaven :
  a) De sommen geordonnanceerd door de ministers gedurende het begrotingsjaar, zowel op de niet-gesplitste kredieten, verleend door de begroting van dit jaar om de in artikel 5 bedoelde uitgaven te bestrijden, of op de ordonnanceringskredieten, als op de overgedragen kredieten, overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 34 en 35;
  b) Het bedrag van de verbintenissen aangegaan tijdens het jaar ten laste van de vastleggingskredieten.

Art.32. De rechten die tijdens het begrotingsjaar ten bate van de Staat zijn vastgesteld en bij het verstrijken ervan niet zijn ingevorderd, noch geannuleerd, noch geboekt als voor onbepaalde tijd uitgesteld, worden naar het volgend jaar overgedragen.
  De naar het volgend jaar overgedragen rechten worden geboekt met de gelijkaardige, tijdens dat jaar vastgestelde rechten, ongeacht het jaar van oorsprong.
  De vastgestelde rechten voortvloeiend uit huur van goederen of diensten, alsmede uit voorschotten of leningen, worden slechts op de rekening van uitvoering van de begroting geboekt ten belope van de opeisbare betalingen.

Art.33. De ordonnanties van uitgaven die tijdens het begrotingsjaar door de ministers zijn gegeven, worden door de minister van Financiën geboekt ten laste van de begroting van dat jaar, tot 31 januari van het volgende jaar.

Art.34. De niet-gesplitste kredieten beschikbaar aan het einde van het begrotingsjaar worden naar het volgende jaar overgedragen en mogen aangewend worden vanaf het begin van dat jaar om elke uitgave te ordonnanceren die vastgelegd werd tijdens het voorbije begrotingsjaar.
  De niet-gesplitste kredieten die naar het volgende jaar zijn overgedragen, worden gevoegd bij de overeenkomstige toelage van genoemd jaar. Het gedeelte van deze kredieten dat niet geordonnanceerd werd op 31 december van het betrokken jaar, wordt geannuleerd.

Art.35. § 1. De gesplitste kredieten die beschikbaar zijn op het einde van het begrotingsjaar worden geannuleerd.
  In geval van behoorlijk gemotiveerde noodzakelijkheid kunnen bepaalde kredieten echter worden overgedragen naar het volgende jaar volgens regels en voorwaarden vast te stellen door de Koning. In dat geval komen de op het einde van het begrotingsjaar beschikbare kredieten bij de overeenkomstige toelage van het volgende jaar en gaan zij daar in op.
  § 2. Ter goedkeuring van de kredietoverdrachten van een begrotingsjaar, gedaan ter uitvoering van artikel 34 en van dit artikel, wordt een wetsontwerp ingediend door de minister van Financiën vóór 31 augustus van het volgende jaar.

Art.36. De minister van Financiën wordt gemachtigd om, naar gelang van de behoeften, een gedeelte van de fiscale ontvangsten aan te wenden voor de ter uitvoering van de wet gedane uitgaven uit hoofde van terugbetaling van directe of indirecte belastingen, nalatigheidsinteresten en boeten, uitkering van het aandeel in deze ontvangsten dat toekomt aan de provinciën en de gemeenten, evenals aan elke andere publiekrechtelijke persoon, de internationale instellingen inbegrepen.

Art.37. In afwijking van de artikelen 3 en 45 worden voor de door de minister van Financiën ten onrechte geïnde sommen op de begroting ambtshalve terugbetalingsfondsen geopend. Zij bevatten ramingen van de sommen die niet als rijksmiddelen zullen worden geboekt en waarover door de rekenplichtigen die de ontvangsten hebben gedaan, rechtstreeks op hun rekening wordt beschikt om overeenkomstig de geldende wetten en besluiten te voorzien in de terugbetaling van de ten onrechte geïnde sommen en de eraan verbonden nalatigheidsinteresten.

Art.38. In afwijking van de artikelen 3 en 45 worden voor de gedeelten van de opbrengst van belastingen, heffingen en stortingen die zijn toegewezen aan andere openbare overheden, op de begroting ambtshalve toewijzingsfondsen geopend. Ze vermelden de te innen sommen die niet als rijksmiddelen worden geboekt en die door de minister van Financiën rechtstreeks ter beschikking worden gesteld van de betrokken overheden, overeenkomstig de wetten en besluiten die er de toewijzing van regelen.

Art.39. De door de minister van Financiën geboekte ordonnanties zijn betaalbaar gedurende vijf jaar, met ingang van de opening van het begrotingsjaar waartoe zij behoren.

Art.40. § 1. De minister van Financiën staat de betaling van een ordonnantie niet toe dan wanneer daartegenover een door de wet geopend krediet staat of wanneer zij betrekking heeft op een betaling waarvoor machtiging is verleend bij een besluit door de Ministerraad aangenomen krachtens artikel 44.
  Geen uitgave kan gedaan worden buiten zijn tussenkomst en zonder voorafgaand visum en de vereffening van het Rekenhof, behoudens de bij de wet bepaalde uitzonderingen.
  § 2. In spoedeisende gevallen, wanneer de betaling niet kan uitblijven zonder dat er een ernstig nadeel uit voortvloeit, kan de ministerraad evenwel, op zijn eigen verantwoordelijkheid en met een met redenen omklede beslissing die hij tegelijkertijd aan de (Kamer van volksvertegenwoordigers) en het Rekenhof overzendt, van dit Hof een voorlopig visum vorderen. <W 19 juli 1996, art. 16, BS 28 september 1996, Inwerkingtreding : 01-01-1997>
  Wanneer door uitzonderlijk omstandigheden de Ministerraad niet tijdig kan bijeenkomen, wordt deze beslissing gezamenlijk genomen door de minister van Financiën en de minister die de Begroting onder zijn bevoegdheid heeft.
  In zodanige gevallen beperkt het Rekenhof zijn voorafgaande controle tot het onderzoek van de juistheid van de schuldvordering en zendt het zijn opmerkingen onverwijld over aan de (Kamer van volksvertegenwoordigers). <W 19 juli 1996, art. 16, BS 28 september 1996, Inwerkingtreding : 01-01-1997>
  De Ministerraad dient binnen een maand na de beslissing, de voor de regularisatie van de uitgave vereiste wetsontwerpen in, zodat het Rekenhof een definitief visum kan verlenen.

Art.41. Van de vaste uitgaven, zoals jaarwedden, abonnementen, pensioenen, wordt het bevel tot betaling opgemaakt door de Minister van Financiën op verzamelstaten die hem door de Ministeries overgezonden worden. Deze Ministeries doen aan het Rekenhof het bedrag kennen van de aanrekeningen die op elk artikel van de begroting ten gevolge van het opmaken van die staten moeten gedaan worden, en overeenkomstig die mededeling boekt het Rekenhof die uitgaven. De betalingen worden bij dit hof verantwoord vóór het sluiten van het dienstjaar.
  De Minister van Financiën en de Minister tot wiens bevoegdheid het Verkeer en de Infrastructuur behoren, worden gemachtigd door middel van voorschotten te doen uitbetalen op de kas van de rekenplichtigen, onder voorbehoud van latere regeling en op de wijze als hierboven aangegeven :
  1° de huishuren en de krachtens de huurovereenkomsten ten laste van de Staat gebrachte belastingen, steungelden en vergoedingen van alle aard welke, ter aanrekening op hun begroting verleend zullen worden aan personeelsleden in actieve dienst, aan gewezen personeelsleden en aan hun gezinnen alsook aan getroffenen van ongevallen en hun rechtverkrijgenden;
  2° de vergoedingen aan derden, getroffen door ongevallen waarvoor de Staat aansprakelijk wordt gesteld, alsook de verschillende kosten van de rechtspleging welke op deze ongevallen betrekking hebben;
  3° de sommen die, door de onder hun ministerie ressorterende rekenplichtingen ten onrechte als budgettaire ontvangsten geboekt, teruggestort moeten worden.

Art.42. Elke storting of zending in munt en andere waarden, gedaan in de kassen van de Staat, voor een openbare dienst, geeft aanleiding tot de afgifte van een ontvangstbewijs met strook, waarop de bestemming van de storting vermeld wordt.
  Dit ontvangbewijs is bevrijdend en geldt als rechtstitel tegenover de Staatskas.

Art.43. Elke ontvangst van gelden in de openbare kassen, tot welke dienst die gelden ook behoren, geschiedt voor rekening van het Ministerie van Financiën, dat er het bedrag van centraliseert in de boeken en de comptabiliteit van de algemene Thesaurie.

Afdeling 2. Uitgaven buiten de begroting.
Art.44. § 1. In dringende gevallen, veroorzaakt door uitzonderlijke of onvoorzienbare omstandigheden, kan de Ministerraad, bij gemotiveerde beraadslaging, machtiging verlenen tot het vastleggen, het ordonnanceren en het betalen van uitgaven boven de limiet van de begrotingskredieten of, bij ontstentenis van kredieten, ten belope van het door de beraadslaging vastgesteld bedrag. De beslissing van de Ministerraad kan betrekking hebben op een machtiging die ertoe strekt het budgettaire vastleggingskrediet te verhogen zonder wijziging van het ordonnanceringskrediet, op een machtiging strekkende tot verhoging van het ordonnanceringskrediet zonder wijziging van het vastleggingskrediet of op een vastlegginsmachtiging strekkende tot verhoging van het ordonnanceringskrediet zonder wijziging van het vastleggingskrediet of op een vastleggingsmachtiging verleend in de bepaling van de begrotingswet. De controleur der vastleggingen viseert de uitgavenvaststellingen en - ordonnanceringen die de beraadslaging toestaat.
  De tekst van de beraadslagingen wordt onmiddellijk aan de Wetgevende Kamers en aan het Rekenhof medegedeeld. Eventueel doet dit laatste onverwijld zijn opmerkingen aan de (Kamer van volksvertegenwoordigers) toekomen. <W 19 juli 1996, art. 17, BS 28 september 1996, Inwerkingtreding : 01-01-1997>
  Met betrekking tot de uitgaven waarvoor bij de beraadslaging machtiging is verleend, kan het Rekenhof zijn visum weigeren indien de stukken tot staving van de schuldvordering bevestigen of doen blijken dat de voorwaarden bedoeld in het eerste lid niet vervuld zijn.
  § 2. De bij de beslissingen bedoelde machtigingen worden op gezette tijden of speciaal opgenomen in een wetsontwerp waarbij de nodige kredieten worden geopend.
  Ten aanzien van de beslissing moet in de volgende gevallen een speciaal wetsontwerp worden ingediend :
  1) wanneer de beslissing betrekking heeft op een bedrag van ten minste (5 000 000,00 EUR); <KB 2000-07-20/64, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  2) wanneer de beslissing machtiging verleent voor een uitgave van ten minste (500 000,00 EUR), die ten minste 15 procent vertegenwoordigt van het krediet ten laste waarvan die uitgave wordt aangerekend. <KB 2000-07-20/64, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  Iedere uitvoering (vastlegging, ordonnancering of betaling) van de beslissing wordt opgeschort tot het in alinea 2 bedoelde speciale wetsontwerp is ingediend.
  Wanneer beslissingen achtereenvolgens betrekking hebben op hetzelfde artikel, worden de bedragen waarvoor zij machtiging verlenen, samengesteld voor toepassing van deze bepalingen.
  § 3. Paragraaf 2 is niet van toepassing op de beslissingen die machtiging verlenen voor uitgaven waarvoor kredieten zijn uitgetrokken in een reeds ingediend wetsontwerp.
  Paragraaf 2, tweede lid, is niet van toepassing wanneer de Ministerraad beslist bepaalde andere kredieten te blokkeren tot beloop van het in de beslissing vastgestelde bedrag; in de beslissing worden de geblokkeerde kredieten aangegeven.
  § 4. De ministerraad verdeelt, in basisallocaties, de bedragen van de machtigingen die boven of naast de door de wet geopende kredieten worden verleend.
  Artikel 18 is eveneens van toepassing op de in het eerste lid bedoelde basisallocaties.

Afdeling 3. De begrotingsfondsen.
Art.45. § 1. In afwijking van artikel 3 kan een organieke wet begrotingsfondsen oprichten door voor uitgaven, waarvan zij het voorwerp vaststelt, sommige op de Rijksmiddelenbegroting aangerekende ontvangsten te bestemmen.
  Deze fondsen kunnen niet worden gestijfd met kredieten van de algemene uitgavenbegroting.
  § 2. In de algemene uitgavenbegroting veranderen de kredieten voor de begrotingsfondsen naargelang van de overeenkomstige posten van de Rijksmiddelenbegroting aangerekende ontvangsten. Deze kredieten worden vermeerderd met het op het einde van het vorige begrotingsjaar overgedragen beschikbare krediet dat vanaf de aanvang van het begrotingsjaar aangewend mag worden. Deze bepaling geldt niet voor de overschotten van in § 4, tweede lid, bedoelde vastleggingsmachtigingen.
  § 3. De Rijksmiddelenbegroting en de algemene uitgavenbegroting vermelden respectievelijk de ramingen van de ontvangsten- en uitgavenverrichtingen van de begrotingsfondsen. De uitgavenverrichtingen omvatten de in § 2 bedoelde kredieten die afzonderlijk volgens hun herkomst in de begrotingsdocumenten moeten worden uitgesplitst. Deze bedragen worden aangepast naar aanleiding van de begrotingscontrole bedoeld in artikel 19.
  § 4. Er mag geen vastlegging, noch ordonnancering worden gedaan ten bezware van een begrotingsfonds boven het op dit fonds beschikbare krediet.
  De in § 1 bedoelde organieke wet kan echter toestaan dat vastleggingen mogen worden aangegaan ten bezware van een in de wet toegestane vastleggingsmachtiging. In voorkomend geval geschieden de ordonnanceringen slechts tot beloop van het op dit fonds beschikbare krediet.
  § 5. De datum van de ordonnancering is bepalend voor het begrotingsjaar waarop de uitgaven van de begrotingsfondsen betrekking hebben. De ordonnanties van betaling vermelden tevens de economische classificatie van de uitgaven.
  § 6. Behoudens het geval waarin een vastleggingsmachtiging van toepassing is, wordt om het voor vaststelling beschikbaar gedeelte van ieder begrotingsfonds te bepalen, rekening gehouden met de vastleggingen van de voorgaande jaren in zoverre die niet aangezuiverd of vernietigd zijn.
  § 7. De bepalingen van artikel 52 zijn van toepassing op de vaststellingsmachtigingen.

HOOFDSTUK III. Controle op de uitgaven.
Afdeling 1. Administratieve en begrotingscontrole.
Art.46. De administratieve en begrotingscontrole wordt uitgeoefend door het ministerieel Comité voor begroting en de minister die de begroting onder zijn bevoegdheid heeft, bijgestaan door de inspecteurs van Financiën, die de functie vervullen van budgettaire en financiële raadgever van de minister bij wie zij geaccrediteerd zijn.
  De nadere regels omtrent deze controle, zowel in het stadium van de voorbereiding als in dat van de uitvoering van de begroting, worden bepaald door de Koning, op voorstel van de Eerste minister en van de minister die de begroting onder zijn bevoegdheid heeft en op advies van de in Raad vergaderde ministers.
  De Koning kan bij in ministerraad overlegd besluit de gevallen vaststellen waarin de handelingen die in strijd zijn met de regels van de administratieve begrotingscontrole van rechtswege nietig zijn.

Art.47. Elke bestuurshandeling tot oprichting van definitieve of tijdelijke ambten, ofwel tot herziening der reglementsbepalingen betreffende de jaarwedden of uitkeringen voor het personeel, wordt door de betrokken minister ondertekend en door de minister wiens bevoegdheid de Begroting behoort medeondertekend.

Afdeling 2. Controle van de vastleggingen.
Art.48. Controleurs van de vastleggingen letten er op dat de begrotingskredieten niet overschreden worden.
  Deze controleurs worden, op voordracht van de minister tot wiens bevoegdheid de begroting behoort, door de Koning aangesteld. Zij worden rekenplichtig gesteld voor de vastleggingen aangegaan ten laste van de vastleggingskredieten bedoeld in artikel 7, § 2.

Art.49. Van de goedkeuring van de contracten en overeenkomsten voor werken en leveringen van goederen of diensten, alsook van de besluiten tot toekenning van toelagen mag geen kennis worden gegeven vooraleer deze contracten, overeenkomsten en besluiten door de controleur van de vastleggingen geviseerd zijn.
  De Koning kan, op voordracht van de minister tot wiens bevoegdheid de Begroting behoort, de contracten en overeenkomsten alsook de besluiten tot toekenning van toelagen, waarvan het bedrag de door Hem bepaalde sommen niet overschrijdt, vrijstellen van het voorafgaand visum van de controleur der vastleggingen.

Art.50. De ten laste van de begroting uitgevoerde ordonnanceringen worden door de controleur der vastleggingen geviseerd, die er op let dat zij het bedrag van de vastleggingen waarop ze betrekkingen hebben niet overschrijden.

Art.51. De controleurs van de vastleggingen mogen zich alle stukken, inlichtingen en ophelderingen doen verstrekken betreffende de vastleggingen en ordonnanceringen.

Art.52. De controleurs van de vastleggingen doen op gezette tijden aan het Rekenhof een met de verantwoordingsstukken gestaafde lijst toekomen van de vastleggingen ten laste van de vastleggingskredieten waarop artikel 7, § 2 en 45 § 7 betrekking hebben.
  De jaarlijkste verzamelstaten van de vastleggingen worden door het Rekenhof afgesloten binnen de door de Koning bepaalde termijn.
  Deze staten worden opgenomen in de rekening van uitvoering van de begroting.
  (...) <W 3 april 1995, art. 10, 2°, BS 13 mei 1995, Inwerkingtreding : 01-09-1995>

Art.53. Geen tuchtstraf kan aan de controleurs van de vastleggingen opgelegd worden zonder voorafgaand advies van het Rekenhof.
  Dit geldt eveneens voor elke maatregel, waarbij hun enig nadeel berokkend zou kunnen worden.
  Dit advies moet gegeven worden binnen acht dagen na het overzenden van het dossier aan het Hof.
  De tekst van het advies wordt overgenomen in het besluit dat de straf oplegt of de maatregel toepast; een afschrift van het besluit wordt zonder verwijl toegezonden aan de (Kamer van volksvertegenwoordigers) en aan het Rekenhof. <W 19 juli 1996, art. 18, BS 28 september 1996, Inwerkingtreding : 01-01-1997>

Art.54. De Koning regelt op de voordracht van de minister tot wiens bevoegdheid de begroting behoort de wijze van boekhouding der betaalbaar te stellen uitgaven en bepaalt de vorm der periodieke rekeningen, alsmede het tijdstip van dezer toezending.

Afdeling 3. Controle op de aanwending van de toelagen.
Art.55. Iedere toelage verleend door het Rijk of door een rechtspersoon, die rechtstreeks of onrechtstreeks door het Rijk gesubsidieerd wordt, daarin begrepen ieder door hen zonder interest verleend terugvorderbaar voorschot, moet aangewend worden voor de doeleinden, waarvoor zij verleend werd.
  Iedere toelagetrekker is ertoe gehouden verantwoording te verstrekken over de aanwending van de ontvangen bedragen, tenzij de wet hem daarvan vrijstelling verleent.
  Behalve wanneer een wets- of verordeningsbepaling daarin voorziet, worden in iedere beslissing houdende toekenning van een toelage nauwkeurig de aard en de omvang van en de nadere regels omtrent de door de toelagetrekker te verstreken verantwoording vermeld.

Art.56. Door het aanvaarden van de toelage, verleent de toelagetrekker meteen aan het Rijk het recht om ter plaatse controle te doen uitoefenen op de aanwending van de toegekende gelden.
  De Koning zorgt voor de organisatie en de coördinatie van de controle.

Art.57. Tot onmiddellijke terugbetaling van de toelage is gehouden de toelagetrekker :
  1° die de voorwaarden niet naleeft, waaronder de toelage verleend werd;
  2° die de toelage niet aanwendt voor de doeleinden, waarvoor zij verleend werd;
  3° die de in artikel 56 bedoelde controle verhindert.
  Blijft de toelagetrekker in gebreke de in artikel 55 bedoelde verantwoording te verstrekken, dan is hij gehouden tot terugbetaling ten belope van het deel dat niet werd verantwoord.
  De terugvordering kan overeenkomstig art. 94 geschieden.

Art.58. De uitkering van de toelagen kan worden opgeschort zolang de toelagetrekker voor soortgelijke toelagen, die hij voordien ontvangen heeft, verzuimt de in artikel 55 bedoelde verantwoording te verstrekken of zich aan de in artikel 56 bepaalde controle te onderwerpen.
  Wordt een toelage per tranches uitgekeerd, dan wordt iedere tranche voor de toepassing van dit artikel als een afzonderlijke toelage beschouwd.

HOOFDSTUK IV. De ordonnateurs en de rekenplichtingen.
Art.59. De inning van rijksgelden kan alleen geschieden door een rekenplichtige van de Staatskas en krachtens een wettelijk gevestigde titel.

Art.60. De ambten van ordonnateur en van beheerder zijn onverenigbaar met dat van rekenplichtige.
  Behoudens de bij de wet bepaalde uitzonderingen verkrijgt iedere ambtenaar aan wie enige verrichting van rijksgelden is opgedragen, de hoedanigheid van rekenplichtige, door het feit alleen dat de betrokken gelden tegen zijn kwitantie of zijn ontvangstbewijs gestort zijn; geen verrichting met rijksgelden mag geschieden, geen openbare kas mag beheerd worden dan door een agent staande onder de bevelen van de minister van Financiën, door hem of op zijn voordracht benoemd, verantwoordelijk tegenover hem voor zijn beheer en aan de rechtsmacht van het Rekenhof onderworpen.

Art.61. Geen titularis van een ambt van rekenplichtige der rijksgelden kan tot het uitoefenen van zijn ambt aangesteld worden, dan na te hebben doen blijken dat hij zijn eed afgelegd en zijn borgtocht gestort heeft, in de vormen en voor de overheden bij de wetten en verordeningen te bepalen.

Art.62. Het is de rijksambtenaren die op grond van artikel 61 aan de verplichting tot borgstelling zijn onderworpen, toegestaan de storting van het bedrag in geld te vervangen door een hoofdelijke waarborg te verlenen door een vereniging die enkel met dit doel door hen is tot stand gebracht in de vorm bepaald bij artikel 63 en goedgekeurd bij koninklijk besluit.

Art.63. De verenigingen opgericht met het oog op het onderwerp bepaald bij artikel 62 moeten de vorm aannemen van een coöperatieve vennootschap of een vereniging zonder winstoogmerk. Zij verliezen echter niet hun burgerlijk karakter.

Art.64. De Staatskas heeft, overeenkomstig de wet van 15 december 1807, een voorrecht op de goederen van iedere rekenplichtige, kashouder, bewaarder of welke aangestelde ook, aan wie verrichtingen met rijksgelden zijn opgedragen.

Art.65. Elke rekenplichtige, in wiens stortingen het Rekenhof valse waarden heeft vastgesteld wordt schuldenaar verklaard voor het bedrag ervan.

Art.66. Elke rekenplichtige is aansprakelijk voor de invordering van de kapitalen, inkomsten, rechten en belastingen, waarvan de inning hem is toevertrouwd.
  Alvorens decharge te verkrijgen voor de niet-ingevorderde posten, moet hij doen vaststellen dat de niet-invordering geenszins aan zijn nalatigheid te wijten is en dat hij te bekwamer tijd alle nodige maatregelen getroffen en de nodige vervolgingen ingesteld heeft.
  Wanneer een rekenplichtige in ontvangst bezwaard is, en de verschuldigde doch niet-ingeschreven sommen uit eigen middelen bijgepast heeft, treedt hij van rechtswege in de vorderingen en voorrechten van de Staat ten laste van de schuldenaars.

Art.67. Geen ontvanger, kashouder, bewaarder of welk aangestelde ook met het beheer van rijksgelden belast, kan decharge wegens diefstal van gelden krijgen, tenzij bewezen wordt dat zulks wegens overmacht geschied is, en dat de door de verordeningen opgelegde voorzorgen genomen zijn.
  In afwachting van het arrest van het Rekenhof, en zonder daaraan afbreuk te doen, kan de minister van Financiën de voorlopige storting van de weggenomen of betwiste som gelasten.

Art.68. Jaarlijks wordt op de begroting een afzonderlijke post uitgetrokken, waarop de aanrekening en regeling geschiedt van de verliezen voortkomende uit tekorten en buitengewone voorvallen.
  De op de hierboven vermelde post aangerekende verliezen worden door de administratie van de belasting over de toegevoegde waarde, registratie en de Domeinen in zijn registers opgetekend; die administratie neemt de vereiste maatregelen tot invordering ervan op de borgtochten en goederen van de schuldenaars.

Art.69. Indien, gedurende vijf achtereenvolgende jaren te rekenen van de datum van het arrest van het Rekenhof, een wegens tekort of wegens enig geval van overmacht openstaande schuldvordering niet geïnd werd, wordt de onmogelijkheid van de inning door een proces-verbaal vastgesteld, dat tot staving van de algemene rijksrekening zal overgelegd worden; een uitgifte van dat proces-verbaal wordt bij de rekening van de rekenplichtige gevoegd, die met de invordering van het tekort is belast.

Art.70. De ambtenaren, in het bijzonder en rechtstreeks belast met het toezicht op de rekenplichtigen en met het nazien van hun boekhouding, zijn aansprakelijk voor alle niet invorderbare tekorten, die mochten veroorzaakt zijn door verzuim bij het onderzoek van het beheer van de rekenplichtige, bij wie het tekort werd vastgesteld. Een met redenen omkleed koninklijk besluit bepaalt, op de voordracht van de minister van Financiën, het bedrag of het deel van het tekort waarvoor in dat geval de ambtenaar aansprakelijk gesteld wordt.

Art.71. De ordonnateurs, door de minister gemachtigd voor het uitvoeren van de begroting, moeten rekening en verantwoording geven aan het Rekenhof over de betaalbaarstellingen van kredieten, waartoe zij zich verbonden hebben in strijd met enige wetsbepaling en waardoor de Staatskas benadeeld is.
  De ordonnateur is alleen dan niet meer aansprakelijk wanneer hij, tot zijn rechtvaardiging, een bijzonder schriftelijk bevel van de minister kan overleggen, dat machtiging verleende tot de uitgaven en aan het betalingsbevel voorafging.

Art.72. De ambtenaren van de algemene besturen belast met het bewaken, bewaren en gebruiken van het aan de Staat toebehorende materieel zijn verantwoordelijk voor het materieel en zij doen er jaarlijks rekening van aan het Rekenhof.
  De rekeningen vermelden: de hoeveelheden en waarden in magazijn, wat is ingekomen, uitgegaan, afgeleverd om verbruikt, verkocht en als onbruikbaar afgewezen te worden, en de vernietigde hoeveelheden.
  Van die verschillende omzettingen en veranderingen in dat deel van de dienst moet blijken uit processen-verbaal.
  Die ambtenaren zijn, evenals de rekenplichtigen der gelden verplicht tot het stellen van zekerheid ten voordele van de Staat.

Art.73. Elke begrotings- of thesaurieverrichting wordt geboekt op de rekening van een rekenplichtige.

Art.74. Elke rekenplichtige legt, door toedoen van de minister van Financiën, rekening af aan het Rekenhof van de verrichtingen die hij gedaan heeft in de loop van het jaar waarvoor de rekening opgemaakt wordt.
  De rekeningen worden aan het Rekenhof overlegd vóór 1 maart van het jaar na dat waarvoor ze opgemaakt worden, onverminderd de termijnen vastgelegd voor de bij tekort, bij mutatie of bij het neerleggen van de rekenplichtige functies af te leggen rekeningen.

HOOFDSTUK V. De rekening van uitvoering van de begroting.
Art.75. De rekening van uitvoering van de begroting bestaat uit tabellen met dezelfde onderverdelingen als de begroting.
  Deze tabellen geven afzonderlijk op :
  1° Voor de ontvangsten :
  a) De ramingen;
  b) De vastgestelde rechten;
  c) De aangerekende ontvangsten;
  d) Het verschil tussen de vastgestelde rechten en de aangerekende ontvangsten;
  e) De overgedragen rechten;
  f) De geannuleerde rechten of de rechten geboekt als voor onbepaalde tijd uitgesteld;
  g) Het verschil tussen de ramingen en de aanrekeningen;
  2° Voor de uitgaven:
  a) De bij de wet geopende kredieten;
  b) De kredieten overgedragen van het vorig jaar;
  c) De aangerekende verrichtingen;
  d) Het verschil tussen de kredieten en de aangerekende verrichtingen;
  e) De kredieten beschikbaar aan het einde van het begrotingsjaar;
  f) De naar het volgend jaar overgedragen kredieten;
  g) De te annuleren kredieten.

Art.76. Voor de uitgaven aangerekend op overgedragen kredieten of op ordonnanceringskredieten, vermelden de tabellen van de rekening van uitvoering van de begroting bovendien of die uitgaven betrekking hebben op prestaties verricht in de loop van het jaar waarvoor de rekening worden opgemaakt, dan wel in de loop van de vorige jaren.

Art.77. In de loop van de maand mei volgend op het einde van het begrotingsjaar geeft het Rekenhof aan de Kamer van Volksvertegenwoordigers (...) kennis van een voorafbeelding van de uitslagen van de uitvoering van de begroting, die aanleiding kan geven tot goedkeuring van een met redenen omklede motie tot voorlopige regeling van de betrokken begroting door de (Kamer van volksvertegenwoordigers). <W 19 juli 1996, art. 19, BS 28 september 1996, Inwerkingtreding : 01-01-1997>
  In de loop van de maand oktober volgend op het einde van het begrotingsjaar dient de minister van Financiën bij de Kamer van Volksvertegenwoordigers (...) het wetsontwerp in houdende eindregeling van de begroting. <W 19 juli 1996, art. 19, BS 28 september 1996, Inwerkingtreding : 01-01-1997>

Art.78. De ordonnantiën, die in de rekeningen aangeduid worden als nog te betalen zijnde bij het sluiten van een dienstjaar, en waarvan de betaling door regelmatig geopende kredieten toegestaan is, worden voldaan en als uitgave op de rekening van de Thesaurie geboekt, op het ogenblik waarop die betalingen plaats hebben, totdat de termijn van verval verstreken is.

Art.79. De betalingen van uitgaven, die niet geregulariseerd zijn kunnen worden vóór het einde van de maand februari volgend op het begrotingsjaar worden afzonderlijk opgenomen rekening van uitvoering van de begroting van het jaar waarin ze zijn geordonnanceerd. Het ontwerp van wet houdende eindregeling van deze begroting bevat in voorkomend geval een bepaling die de verantwoording van de uitgave naar de rekening van een volgend jaar verwijst.

HOOFDSTUK VI. De algemene rekening van de Staat.
Art.80. De minister van Financiën maakt jaarlijks de algemene rekening van de Staat op.
  Deze rekening omvat alle begrotings-, vermogens-, en thesaurie-verrichtingen, tot stand gekomen van 1 januari tot 31 december.
  Ze bevat de samenvattende rekening van de verrichtingen van de Staat en de volgende toelichtende rekeningen :
  1° De rekening van uitvoering van de begroting;
  2° De rekening van de vermogenswijzigingen;
  3° De rekening van de Thesaurie.
  De algemene rekening van de Staat wordt aan het Rekenhof toegezonden vóór 30 juni van het jaar na dat waarop ze betrekking heeft.

Art.81. De algemene toestand van de Staatskas op 31 december, samen met de voorlopige rekening van uitvoering van de begroting, wordt door toedoen van de minister van Financiën gedrukt. Hij wordt aan de leden van de (Kamer van volksvertegenwoordigers) uitgedeeld vóór 30 april van het volgende jaar. <W 19 juli 1996, art. 20, BS 28 september 1996, Inwerkingtreding : 01-01-1997>

Art.82. De vermogensgoederen worden in de rekening der vermogenswijzigingen opgenomen voor de aanschaffingswaarde ervan.
  De afschrijving en de andere rechtzettingen worden verricht en geboekt overeenkomstig door de Koning vastgestelde regels.

Art.83. De wijzigingen van het vermogen van de Staat worden geboekt op de rekening van de vermogenswijzigingen, volgens door de Koning vastgestelde regels.
  Het Rekenhof erkent door zijn visum de wettigheid en de juistheid van de verrichtingen die in deze comptabiliteit opgenomen worden en voortspruiten uit de begrotingsuitgaven of uit de buiten elke aanrekening op de begroting geconstateerde wijzigingen van het actief of van het passief.

Art.84. De rekening van de vermogenswijzigingen geeft de wijzigingen op in het actief en het passief van de Staat.
  Ze gaat vergezeld van de balans van de Staat, vastgesteld op 31 december.

Art.85. De minister van Financiën maakt ten minste om de tien jaar een inventaris op van de bestanddelen van het vermogen van de Staat.
  De te inventariseren activa- en passivawaarden worden vastgelegd na advies van een commissie waarvan de leden door de Koning benoemd worden.
  De balans van de Staat wordt met bedoelde waarden in overeenstemming gebracht.

Art.86. Van het meubilair van de Staat wordt een beschrijvende inventaris opgemaakt.

Art.87. De minister van Financiën wordt gemachtigd de onroerende domeingoederen van alle aard hetzij openbaar, hetzij uit de hand of bij wijze van ruiling te vervreemden.
  De minister van Financiën wordt gedeeltelijk gemachtigd om elk zakelijk onroerend recht te vestigen of te vervreemden.
  Behoudens in geval van openbare verkoping of wanneer onteigening ten algemeen nutte wettelijk is uitgevaardigd, moeten de vervreemdingen bedoeld in dit artikel en in de artikelen 88 en 89, die betrekking hebben op goederen waarvan de geschatte waarde (1 250 000,00 EUR) te boven gaat, door de wetgever worden goedgekeurd. <KB 2000-07-20/64, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  Dit artikel geldt niet voor de beboste eigendommen, met uitzondering van die ten aanzien waarvan de onteigening om reden van openbaar nut is besloten of die worden geruild, voor zover de laatstgenoemde verrichtingen de uitgestrektheid van het nationale bosdomein niet verminderen.

Art.88. De ter uitvoering van de artikelen 87 tot 89 te verrichten vervreemdingen worden openbaar gemaakt door passende publiciteitsmaatregelen.
  De personen die volgens de laatste kadastrale toestand, een principieel zakelijk recht bezitten op aan te vervreemden domeingoederen grenzende percelen, worden van de verrichting op de hoogte gebracht bij een ter post aangetekende brief, ten minste één maand vóór de zitdag van toewijzing of wanneer er geen toewijzing is, voor het verlijden van de akte.
  Wanneer het te vervreemden domeingoed grenst aan een gebouw dat eigendom is van twee of meer personen, kan de kennisgeving geschieden door middel van alle publiciteit die vergelijkbaar is met die welke bedoeld is in het tweede lid.
  De formaliteit van bekendmaking vervalt wanneer de verrichting geschiedt in het algemeen belang.

Art. 88bis. <ingevoegd bij W 2006-07-20/38, art. 29; Inwerkingtreding : 07-08-2006> § 1. De gebouwen die toebehoren aan de Belgische Staat en die betrokken worden door de rechtscolleges en die speciaal ingericht zijn met het oog op het uitoefenen van de openbare dienst van het gerecht, kunnen worden verkocht, ingebracht of in erfpacht gegeven, op voorwaarde dat tegelijk met de verkoop, de inbreng of de erfpacht een huurovereenkomst wordt afgesloten ten voordele van de Staat, waarop de bepalingen van de §§ 2 en 3 van toepassing zijn, niettegenstaande elke andere afspraak in de huurovereenkomst. Voor het overige en in de mate de partijen hier niet van afwijken, wordt de huurovereenkomst geregeld door de artikelen 1714 en volgende van het Burgerlijk Wetboek.
  § 2. Zolang het verhuurde goed bestemd blijft voor de openbare dienst, heeft de Staat het recht om de hernieuwing van de huurovereenkomst te vragen, hetzij bij het verstrijken hiervan, hetzij bij het verstrijken van elke latere huurovereenkomst met de oorspronkelijke verhuurder of elke andere verhuurder.
  Ten vroegste vierentwintig maanden en ten laatste achttien maanden voor het verstrijken van de lopende huur, kunnen de verhuurder en de Staat elk bij aangetekende brief aan de andere partij hun wil kenbaar maken dat de nieuwe huurovereenkomst zou worden afgesloten hetzij aan dezelfde voorwaarden, hetzij aan voorwaarden die verschillen van de lopende huurovereenkomst. Bij gebrek aan zulke kennisgeving, wordt de huurovereenkomst hernieuwd aan dezelfde voorwaarden en voor dezelfde looptijd als de lopende huurovereenkomst.
  Indien binnen drie maanden vanaf deze kennisgeving, de partijen geen overeenstemming bereiken over het bedrag van de huurprijs of over de andere voorwaarden van de nieuwe huur, dan kan de meest gerede partij de rechter vatten, die naar billijkheid de voorwaarden van deze huur zal vastleggen, rekening houdend met de marktvoorwaarden, de noodzakelijke continuïteit van de openbare dienst en het evenwicht tussen de wederzijdse prestaties.
  De vonnissen zijn uitvoerbaar bij voorraad, niettegenstaande elk rechtsmiddel.
  De Staat beschikt over twee maanden vanaf de betekening van het definitieve vonnis om aan de verhuurder zijn wil te kennen te geven om hetzij de huur te hernieuwen aan de door de rechter vastgelegde voorwaarden, hetzij af te zien van de hernieuwing van de huur. Als de Staat aan de verhuurder te kennen geeft afstand te doen van de huurhernieuwing of nalaat standpunt in te nemen, dan zal de huur van rechtswege eindigen zes maanden na de betekening van het definitieve vonnis, behoudens andersluidende overeenkomst tussen de partijen aangaande de modaliteiten van de huur. In geval van uitzonderlijke omstandigheden die de continuïteit van de openbare dienst in gevaar brengen, kan de rechter, op verzoek van de Staat, een langere termijn vastleggen, die evenwel niet langer kan zijn dan achttien maanden. Tussen het einde van de vervallen huur en het ogenblik van het ontruimen van de plaatsen, zullen de voorwaarden vastgelegd door de rechter van toepassing zijn, met retroactieve werking indien het vonnis wordt uitgesproken na het einde van de huur.
  § 3. 1° Zolang het verhuurde goed bestemd blijft voor de openbare dienst en de Staat geen opzegging gegeven heeft, kan de verhuurder het goed niet verkopen of zich ontdoen van de erfpacht dan na de Staat de gelegenheid te hebben gegeven zijn recht van voorkoop uit te oefenen.
  2° Te dien einde geeft, ingeval van verkoop uit de hand, de verhuurder aan de Staat kennis van de inhoud van de notariële akte die is opgesteld onder de opschortende voorwaarde van niet-uitoefening van het recht op voorkoop. Deze kennisgeving geldt als aanbod van verkoop onder de voorwaarden bepaald in de akte.
  Aanvaardt de Staat het aanbod, dan moet hij daarvan aan de notaris die de akte heeft verleden kennis geven binnen een maand na de kennisgeving bedoeld in het eerste lid, in welk geval de verkoop overeenkomstig artikel 1583 van het Burgerlijk Wetboek tussen partijen voltrokken is, zodra de aanvaarding van de Staat ter kennis is gekomen van de notaris.
  3° Bij openbare verkoop zijn de instrumenterende ambtenaar en de verhuurder elk gehouden minstens vijftien dagen van tevoren aan de Staat kennis te geven van plaats, dag en uur van de verkoop.
  Indien de verkoop wordt gehouden zonder voorbehoud van eventuele uitoefening van het recht van hoger bod, is de instrumenterende ambtenaar ertoe gehouden bij het einde van de opbieding en vóór de toewijzing, in het openbaar de vraag te stellen of de Staat of zijn gevolmachtigde zijn recht van voorkoop wenst uit te oefenen tegen de laatst geboden prijs :
  a) indien de Staat met de vraag van de instrumenterende ambtenaar instemt, is de verkoop aan de Staat definitief;
  b) ingeval van weigering, afwezigheid of stilzwijgen, wordt de verkoop voortgezet;
  c) indien de Staat zijn antwoord in beraad houdt, geschiedt de toewijzing onder de opschortende voorwaarde van niet-uitoefening van het recht van voorkoop binnen een termijn van tien dagen.
  Indien de verkoop wordt gehouden onder voorbehoud van eventuele uitoefening van het recht van hoger bod, is de instrumenterende ambtenaar er niet toe gehouden aan de Staat de vraag te stellen of hij zijn recht van voorkoop uitoefent :
  a) indien er een hoger bod is, wordt dit aan de Staat en de koper ter kennis gebracht acht dagen voor de zitting van hoger bod. Op het einde van de opbiedingen en vóór de toewijzing, moet de vraag bedoeld in het tweede lid in het openbaar worden gesteld aan de Staat op de zitting van hoger bod;
  b) indien er geen hoger bod wordt gedaan of indien de notaris het hoger bod niet aanneemt, betekent hij het laatste bod aan de Staat en stelt hem de vraag of hij zijn recht van voorkoop wenst uit te oefenen. Indien de Staat binnen een termijn van tien dagen zijn instemming niet aan de notaris heeft betekend, is de toewijzing definitief.
  4° Wanneer het te koop gestelde eigendom slechts een deel is van het verhuurde goed, is het recht van voorkoop van toepassing op dit deel.
  5° In geval van verkoop met miskenning van de rechten van voorkoop van de Staat heeft deze het recht, ofwel in de plaats gesteld te worden van de koper, ofwel van de verkoper een schadevergoeding te eisen ten bedrage van 20 % van de verkoopprijs.
  In het eerste geval moet de vordering gelijktijdig tegen de verkoper en de eerste koper worden ingesteld, en is de eis eerst ontvankelijk na inschrijving op de kant van de overschrijving van de betwiste akte en in voorkomend geval op de kant van de overschrijving van de laatst overgeschreven titel.
  De Staat betaalt aan de koper de prijs terug die deze heeft betaald, alsmede de kosten van de akte. Hij is slechts gehouden tot de verplichtingen die voor de koper voortvloeien uit de authentieke akte van verkoop en tot de lasten waarin de koper heeft toegestemd, voor zover die lasten zijn ingeschreven of overgeschreven voor de inschrijving van zijn eis.
  De vordering tot naasting en indeplaatsstelling en de vordering tot schadeloosstelling verjaren, bij openbare verkoop, door verloop van drie maanden te rekenen van de datum van de toewijzing, en, bij verkoop uit de hand, door verloop van drie maanden te rekenen van de kennisgeving van deze verkoop aan de Staat, indien een dergelijke kennisgeving heeft plaatsgehad, en anders door verloop van twee jaren na de overschrijving van de akte van verkoop.
  Ingeval hij de vordering tot indeplaatsstelling inwilligt, verwijst de rechter de partijen voor het verlijden van de akte naar de door hen gekozen notaris of naar een ambtshalve aangewezen notaris, indien de partijen het niet eens zijn over de keuze. De kosten van de akte komen ten laste van de Staat.
  Iedere uitspraak op een eis tot indeplaatsstelling wordt ingeschreven achter de inschrijving bedoeld in het tweede lid.
  6° De kennisgevingen bepaald in deze paragraaf moeten, op straffe van niet bestaan betekend worden bij gerechtsdeurwaardersexploot of bij ter post aangetekende brief.
  (§ 4. De paragrafen 2 en 3 zijn niet toepasselijk op de gebouwen van de Belgische Staat die betrokken worden door de rechtscolleges en die speciaal ingericht zijn met het oog op het uitoefenen van de openbare dienst van het gerecht, welke worden overdragen onder de vorm van inbreng aan de commerciële vastgoedmaatschappij, opgericht door de Staat, de vennootschap SOPIMA, vennootschap opgericht met toepassing van het koninklijk besluit van 18 november 1996 waarbij de Regie der Gebouwen ertoe wordt gemachtigd zich te verenigen met andere rechtspersonen, en de Federale Participatie- en Investeringsmaatschappij.) <W 2006-12-27/30, art. 94, 006; Inwerkingtreding : 01-12-2006>

Art.89. De voorwaarden van vervreemding of overdracht van de onroerende goederen die deel uitmaken van het patrimonium dat voor de behoeften van een ministerie noodzakelijk is, worden vooraf bepaald, in gemeen overleg tussen de minister van Financiën en de beherende minister.
  De opbrengst van de vervreemding of van de overdracht van die onroerende goederen wordt ter beschikking gesteld van de minister die deze onroerende goederen beheert, met het oog op het herstel of de rationalisatie van het aan zijn beheer toevertrouwde onroerende patrimonium.

Art.90. Een verslag betreffende de vervreemdingen verricht krachtens in artikelen 87 tot 89 wordt elk jaar aan de (Kamer van volksvertegenwoordigers) meegedeeld bij het neerleggen van het ontwerp van rijksmiddelenbegroting. <W 19 juli 1996, art. 21, BS 28 september 1996, Inwerkingtreding : 01-01-1997>

Art.91. De rekening van de Thesaurie geeft de verrichtingen op, uitgevoerd om het evenwicht te behouden tussen de inkomsten en de behoeften van de Staat, alsook de omzet van aan derden toebehorende gelden en de andere financiële verrichtingen van de Staatskas.
  Bij deze rekening gaat een tabel met de schommelingen en de stand van de staatsschuld in verband met de financiële en budgettaire verrichtingen.

Art.92. In de loop van de maand oktober volgend op het einde van het begrotingsjaar, doet het Rekenhof de algemene rekening van de Staat aan de (Kamer van volksvertegenwoordigers) toekomen met zijn opmerkingen. <W 19 juli 1996, art. 22, BS 28 september 1996, Inwerkingtreding : 01-01-1997>

Art.93. De rekeningen van de instellingen van openbaar nut waarvan de verrichtingen bij het Rekenhof moeten worden verantwoord krachtens de wet, worden bij de algemene rekening van de Staat gevoegd.
  De rekeningen van de instellingen bedoeld bij de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut, en waarvan de verrichtingen niet bij het Rekenhof moeten worden verantwoord, worden door de minister van Financiën aan de (Kamer van volksvertegenwoordigers) medegedeeld in de loop van de maand augustus van het jaar na dat waarvoor die rekeningen worden opgemaakt. <W 19 juli 1996, art. 23, BS 28 september 1996, Inwerkingtreding : 01-01-1997>

HOOFDSTUK VII. Invordering van de schuldvorderingen.
Art.94. Elke aan de Staat of aan de Staatsinstellingen verschuldigde som waarvan de inning gevorderd wordt door de Administratie van de Belastingen over de toegevoegde waarde, registratie en domeinen kan worden teruggevorderd bij dwangbevel.
  Het bevel wordt uitgevaardigd door de ontvanger belast met de heffing; het wordt geviseerd en uitvoerbaar verklaard door de directeur van het voornoemd bestuur en betekend bij exploot van een gerechtsdeurwaarder.

Art.95. Met het oog op de invordering van niet-fiscale schuldvorderingen door de administratie van de Belastingen over de toegevoegde waarde, registratie en domeinen, kan de minister of diens gemachtigde, onder de voor hem in elk speciaal geval te bepalen voorwaarden, uitstel van betaling toestaan voor de hoofdsom, gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van de schuld en interesten verlenen en ermee instemmen dat de gedeeltelijke betalingen eerst op het kapitaal worden toegerekend.
  In het geval waarin de toestand van de schuldenaar die ter goeder trouw is dat wettigt, gaat hij met hem dadingen aan indien de schuldeiser daarin toestemt.

Art. 95bis. <Ingevoegd voor het Waals Gewest, bij DWG 24 oktober 1991, enig art., BS 19 december 1991> Met het oog op de invordering door de Administratie van de B.T.W., registratie en domeinen van de niet-fiscale schuldvorderingen van het Waalse Gewest en de instellingen van openbaar nut die eronder ressorteren, kan de Minister van Begroting en Financiën van het Waalse Gewest of diens gemachtigde, onder de door hem in elk speciaal geval te bepalen voorwaarden, uitstel van betaling toestaan voor de hoofdsom, gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van de schuld in interesten verlenen en ermee instemmen dat de gedeeltelijke betalingen eerst op het kapitaal worden toegerekend.
  In de gevallen waarin de toestand van de schuldenaar die te goeder trouw is het wettigt, gaat hij met hem dadingen aan indien de schuldeiser daarin toestemt.

HOOFDSTUK VIII. Cessie en inpandgeving van schuldvorderingen op de Belgische Staat uit hoofde van werken en leveringen.
Art.96. (...) <Opgeheven bij W 24 december 1993, art. 67, 6°, BS 22 januari 1994, Inwerkingtreding : 01-05-1997, art. 1, KB 29 januari 1997, BS 13 februari 1997>.

Art.97. (...) <Opgeheven bij W 24 december 1993, art. 67, 6°, BS 22 januari 1994, Inwerkingtreding : 01-05-1997, art. 1, KB 29 januari 1997, BS 13 februari 1997>.

Art.98. (...) <Opgeheven bij W 24 december 1993, art. 67, 6°, BS 22 januari 1994, Inwerkingtreding : 01-05-1997, art. 1, KB 29 januari 1997, BS 13 februari 1997>.

Art.99. (...) <Opgeheven bij W 24 december 1993, art. 67, 6°, BS 22 januari 1994, Inwerkingtreding : 01-05-1997, art. 1, KB 29 januari 1997, BS 13 februari 1997>.

HOOFDSTUK IX. Verjaring van de schuldvorderingen.
Art.100. Verjaard en voorgoed ten voordele van de Staat vervallen zijn, onverminderd de vervallenverklaringen ten gevolge van andere wettelijke, reglementaire of ter zake overeengekomen bepalingen :
  1° de schuldvorderingen, waarvan de wettelijke of reglementaire wijze bepaalde overlegging niet geschied is binnen een termijn van vijf jaar te rekenen vanaf de eerste januari van het begrotingsjaar in de loop waarvan zij zijn ontstaan;
  2° de schuldvorderingen die, hoewel ze zijn overgelegd binnen de onder 1° bedoelde termijn, door de ministers niet zijn geordonnanceerd binnen een termijn van vijf jaar te rekenen vanaf de eerste januari van het jaar gedurende hetwelk ze werden overgelegd;
  3° alle andere schuldvorderingen, die niet zijn geordonnanceerd binnen een termijn van tien jaar te rekenen vanaf de eerste januari van het jaar van hun ontstaan.
  Voor de schuldvorderingen die voortkomen uit vonnissen blijft evenwel de (tienjarige) verjaring gelden; zij dienen te worden uitbetaald door de zorg van de Deposito- en Consignatiekas. <W 10 juni 1998, art. 8, BS 17 juli 1998)

Art.101. <L 2008-07-25/36, art. 3, 008; Inwerkingtreding : 01-09-2008> De verjaring wordt gestuit overeenkomstig de regels van het gemeen recht.

Art.102. Onverminderd de toepassing van andere verjaringen of vervallenverklaringen, vastgesteld door het bijzondere ervoor geldende recht, vervalt aan de Staat het tegoed, dat hij voor rekening van derden onder zich houdt en waarvoor dertig jaar zijn verlopen nadat de laatste verrichting met derden zich voordeed of zonder dat een gegrond bevonden aanvraag tot teruggave of toewijzing ervan of tot de betaling van de vruchten, geldig werd ingediend.
  De sommen die de Staat onder zich houdt, doordat hij ze niet heeft kunnen uitkeren aan de gerechtigden, blijven onderworpen aan de verjaringstermijn die geldt voor de schuldvorderingen welke door middel van die sommen moeten worden aangezuiverd.

Art.103. De betaalstukken uitgegeven ter aanzuivering of terugbetaling van schuldvorderingen, sommen en tegoed genoemd in artikelen 100 en 102, worden waardeloos als de betaling ervan niet gevorderd wordt binnen een termijn van vijf jaar te rekenen vanaf de datum van de uitgifte ervan.
  Het bedrag ervan vervalt voorgoed aan de Staat behoudens derdensbeslag of verzet; in dat geval wordt het, na het verstrijken van het vijfde jaar, te rekenen vanaf de datum van uitgifte van het betaalstuk, in de Deposito- en Consignatiekas gestort, tot behoud van de rechten van degene aan wie het toekomt.

Art.104. Derdenbeslag of verzet op sommen die door de Staat verschuldigd zijn of waarvan de betaling door hem uitgevoerd dient te worden, betekening van afstand of overdracht van genoemde sommen en alle andere kennisgevingen ertoe strekkende de betaling ervan stop te zetten of toe te wijzen ten gunsten van een hiertoe behoorlijk gerechtigde derde, moeten, op straffe van nietigheid, gedaan worden in handen van de minister die de uitgave aanbelangt, of van de daartoe gedelegeerde ambtenaar, of in spoedeisende gevallen, in handen, hetzij van de ambtenaar van het ministerie van Financiën, gedelegeerd voor de uitvoering van de postrekeningverrichtingen, hetzij van de directeur van het Bestuur der Postchecks.

Art.105. Een behoorlijk betekend derdenbeslag of verzet, dat betrekking heeft op sommen, die door de Staat verschuldigd zijn of waarvan de betaling door hem dient te worden uitgevoerd, blijft slechts geldig gedurende vijf jaar te rekenen vanaf de datum van de betekening ervan, ongeacht de overeenkomsten, proceshandelingen of vonnissen betreffende dat derdenbeslag of verzet.
  Als nochtans van deze overeenkomsten, proceshandelingen of vonnissen kennis wordt gegeven overeenkomstig artikel 104, blijven derdenbeslag en het verzet geldig gedurende dertig jaar te rekenen van de kennisgeving ervan.

Art.106. § 1. Inzake wedden, voorschotten daarop en vergoeding of uitkeringen, die een toebehoren van de wedden vormen of ermede gelijkstaan, zijn de door de Staat ten onrechte uitbetaalde sommen voorgoed vervallen aan hen die ze hebben ontvangen, als de terugbetaling daarvan niet gevraagd is binnen een termijn van vijf jaar te rekenen van de eerste januari van het jaar van de betaling.
  De in het eerste lid vastgestelde termijn wordt tot dertig jaar opgevoerd, wanneer de onverschuldigde sommen zijn verkregen door bedrieglijke handelingen dan wel door valse of bewust onvolledige verklaringen.
  § 2. Om geldig te zijn moet deze aanvraag tot terugbetaling ter kennis van de schuldenaar gebracht worden bij een ter post aangetekend schrijven met vermelding van :
  1° het totale bedrag van de teruggevraagde som met, per jaar de opgave van de ten onrechte uitgevoerde betalingen;
  2° de bepalingen in strijd waarmede de betalingen zijn gedaan.
  Te rekenen vanaf de aangifte van de aangetekende brief kan het onverschuldige bedrag gedurende dertig jaar worden teruggevorderd.

Art.107. Geen verhaal kan worden genomen op de ordonnateur of op de rekenplichtige, die verantwoordelijk zijn voor een ten onrechte uitgevoerde betaling, waarvan de terugvordening onmogelijk is geworden krachtens de voorgaande bepalingen.

TITEL III. Staatsbedrijven.
HOOFDSTUK I. Inleidende bepalingen.
Art.108. § 1. De staatsdiensten met een commercieel, industrieel of financieel karakter die door bijzondere wetten zijn aangewezen, worden onderworpen aan de bepalingen van deze titel. Ze worden "Staatsbedrijven" genoemd.
  § 2. De bepalingen van deze gecoördineerde wetten, met uitzondering van de artikelen 30 tot 34 en artikel 115, en, in het algemeen, de wetten op de Rijkscomptabiliteit, zijn op deze bedrijven toepasselijk, voor zover deze titel of de afzonderlijke wet die ze aanwijst er niet van afwijken.

HOOFDSTUK II. Begroting.
Art.109. Voor elke Staatsbedrijf wordt een jaarlijkse begroting opgemaakt voor alle ontvangsten en alle uitgaven.
  Het begrotingsjaar begint op 1 januari en eindigt op 31 december van hetzelfde jaar.

Art.110. De begroting wordt onderverdeeld in drie secties die respectievelijk omvatten :
  1° de gewone verrichtingen;
  2° de vermogensverrichtingen;
  3° de verrichting voor orde.

Art.111. De ontvangsten wegens levering van goederen of diensten worden aangerekend op de begroting van het jaar waarin de levering geschiedt.
  De andere ontvangsten worden aangerekend op de begroting van het jaar waarin de rechten ten gunste van de Staat zijn vastgesteld.

Art.112. De uitgaven wegens levering van goederen of diensten worden aangerekend op de begroting van het jaar waarin de levering geschiedt.
  De andere uitgaven worden aangerekend op de begroting van het jaar waarin de verbintenissen ten laste van de Staat zijn vastgesteld.

Art.113. Voor de programma's van werken en van leveringen waarvan de uitvoeringstermijn meer dan twaalf maand beloopt, bepaalt de begroting :
  1° Het bedrag van de verbintenissen die tijdens het begrotingsjaar mogen worden aangegaan;
  2° Het bedrag dat in de loop van het begrotingsjaar mag worden vereffend, ter aanzuivering van de zowel tijdens dat jaar als in de loop van de vorige jaren aangegane verbintenissen.
  Jaarlijks worden in het begrotingsontwerp de raming van de totale prijs en de stand van uitvoering van de programma's opgegeven.

Art.114. De begroting van de gewone verrichtingen mag niet-limitatieve kredieten bevatten; deze worden als zodanig in de tekst van het krediet vermeld.

Art.115. <W 19 juli 1996, art. 24, BS 28 september 1996, Inwerkingtreding : 01-01-1997> Het ontwerp van begroting van de staatsbedrijven wordt toegevoegd aan het ontwerp van algemene uitgavenbegroting.
  De begrotingen van deze bedrijven worden door de Kamer van volksvertegenwoordigers goedgekeurd. De goedkeuring wordt verkregen door de aanneming van de betrokken bepalingen in de wet houdende de algemene uitgavenbegroting.

Art.116. De ministers onder wier gezag de staatsbedrijven staan, mogen met betrekkingen tot de gewone verrichtingen overschrijvingen van kredieten doen.

HOOFDSTUK III. Comptabiliteit en aflegging van de rekeningen.
Art.117. De comptabiliteit van de staatsbedrijven moet het mogelijk maken :
  1° De uitvoering van de begroting en van de vastleggingen van de uitgaven te volgen;
  2° De kostprijs van de diensten en van de produkten alsmede het bedrijfsresultaat per bedrijfstak te berekenen.

Art.118. De betrokken ministers stellen periodiek de financiële toestand vast van de staatsbedrijven.

Art.119. § 1. Jaarlijks worden door de betrokken ministers voor de Staatsbedrijven opgemaakt :
  1° De rekening van uitvoering van de begroting;
  2° Eén of meer bedrijfsrekeningen en een winst en -verliesrekening;
  3° Een balans gestaafd door de eindafsluiting der rekeningen.
  § 2. Bij de in § 1 bedoelde bescheiden wordt een uiteenzetting gevoegd van de aangewende methodes en criteria om de lijst van de bestanddelen van het patrimonium aan te leggen en om deze te ramen en om tevens de afschrijvings- en vernieuwingsdotaties vast te stellen.

Art.120. § 1. De rekeningen van de staatsbedrijven worden uiterlijk op 31 maart van het jaar na dat waarop ze betrekking hebben, aan de minister van Financiën toegezonden. De minister van Financiën legt ze vóór 30 april van hetzelfde jaar aan het Rekenhof over.
  § 2. De rekening van uitvoering van de begroting wordt in de vorm van een ontwerp van wet tot eindregeling van de begroting bij de (Kamer van volksvertegenwoordigers) ingediend uiterlijk in de maand september van het jaar na dat waarop ze betrekking heeft. <W 19 juli 1996, art. 25, BS 28 september 1996, Inwerkingtreding : 01-01-1997>
  § 3. De winst- en verliesrekening en de balans worden aan het ontwerp van wet tot eindregeling van de begroting toegevoegd.

Art.121. Op voordracht van de betrokken ministers en van de minister van Financiën stelt de Koning voor de Staatsbedrijven de algemene en bijzondere regels vast betreffende :
  1° De voorstelling van de begrotingen;
  2° De comptabiliteit;
  3° De periodieke toestandsopgave.

HOOFDSTUK IV. Controle.
Art.122. Op voordracht van de betrokken ministers en van de minister tot wiens bevoegdheid de begroting behoort, bepaalt de Koning nadere regels voor de controle uitgeoefend door de Inspecteurs van Financiën bij de staatsbedrijven, met inachtneming van de commerciële, financiële en industriële bedrijvigheid ervan.

Art.123. De betrokken ministers en de minister tot wiens bevoegdheid de begroting behoort organiseren de controle op de schrifturen van de boekhoudingsverrichtingen en van de vastleggingen van de uitgaven van de Staatsbedrijven.

Art.124. De rekeningen en de balans van de Staatsbedrijven worden voorgelegd aan het Rekenhof, dat de comptabiliteitscontrole ter plaatse kan organiseren.
  Het Hof mag zich te allen tijde alle staten, inlichtingen of toelichtingen doen verstrekken betreffende de ontvangsten en de uitgaven van de Staatsbedrijven evenals betreffende de activa en de passiva ervan.

Art.125. De uitgaven van de Staatsbedrijven worden verevend en betaald zonder tussenkomst van het Rekenhof.

HOOFDSTUK V. Regels van beheer.
Art.126. De voorwaarden waaronder de Staat het nodige kapitaal ter beschikking van de Staatsbedrijven stelt, - ofwel door inbreng in natura, ofwel door dotaties in contanten, - worden door de wet vastgesteld.
  De aanwending van het Staatskapitaal waarover de Staatsbedrijven beschikken neemt een einde zodra dit kapitaal niet meer nodig is voor de statutaire activiteit van de bedrijven.

Art.127. De betrokken ministers kunnen, met goedvinden van de minister van Financiën, leningen aangaan voor de eigen behoeften van de staatsbedrijven, voor zover zij er vooraf toe gemachtigd zijn door een wet.

Art.128. In de staatsbedrijven worden een afschrijvingsfonds en een vernieuwingsfonds aangelegd.
  Het afschrijvingfonds wordt gestijfd door een jaarlijkse dotatie, berekend op grond van de aanschaffingswaarden van de kapitaalgoederen.
  Het vernieuwingsfonds wordt gestijfd door een jaarlijkse dotatie, berekend op grond van het verschil tussen de vernieuwingsprijs en de aanschaffingswaarden van dezelfde kapitaalgoederen.
  De betrokken ministers en de minister van Financiën bepalen in gemeen overleg de wijze van berekening van elk van beide fondsen.

Art.129. In de staatsbedrijven mag slechts een reservefonds samengesteld worden krachtens een wet die het doel van deze fondsen, de wijze waarop ze gestijfd en aangewend worden, alsmede het maximumbedrag, ervan bepaalt.

Art.130. Onverminderd de toepassing van artikel 129 wordt het bedrag van het overschot of van het tekort bij het verstrijken van het jaar, naar gelang van het geval, in ontvangst geboekt op de rijksmiddelenbegroting, ofwel gedekt ten laste van de daartoe geopende kredieten op de begroting van het ministerie waartoe het Staatsbedrijf behoort.

Art.131. Voor leveringen en de diensten verstrekt door een staatsbedrijf ten bate van andere diensten van de Staat of van andere Staatsbedrijven, is betaling verschuldigd; zulks geldt tevens voor de leveringen en de diensten aan dit bedrijf verstrekt door andere diensten van de Staat of door andere staatsbedrijven.
  De betrokken minister mag in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen van het eerste lid, met goedvinden van de minister van Financiën.

Art.132. De door de Staat gedragen lasten voor rekening van de Staatsbedrijven worden erdoor terugbetaald, eventueel op een forfaitaire grondslag, waarover de betrokken ministers en de minister van Financiën in onderlinge overeenstemming te bepalen.
  De uitgaven van algemeen bestuur voortvloeiende uit de controle van hun verrichtingen worden eveneens door de bedrijven terugbetaald.

Art.133. Een bijzondere bepaling van de begroting kan de ministers machtigen, om ten behoeve van de staatsbedrijven, contracten en overeenkomsten te sluiten of aanbestedingen aan te gaan die een uitvoeringstermijn van meer dan twaalf maanden vergen.

Art.134. De betrokken ministers en de minister van Financiën bepalen de algemene voorwaarden waaronder de contracten en overeenkomsten, door de Staatsbedrijven gesloten voor werken en leveringen de betaling van voorschotten mogen bedingen, alvorens de dienst verstrekt en aanvaard is.
  In afwijking van het bepaalde in de artikelen 111 en 112 worden de voorschotten aangerekend op de begroting van het jaar waarin ze betaald zijn.

Art.135. De Staatsbedrijven kunnen hun vorderingen innen in overeenstemming met het artikel 94.
  De Koning wijst de ambtenaren aan, die gelast worden de vorderingen in te stellen, de dwangbevelen uit te geven, te viseren en uitvoerbaar te verklaren.
  De betrokken ministers kunnen ook de administratie van de belasting over de toegevoegde waarde, registratie en domeinen met deze invorderingen belasten.

HOOFDSTUK VI. Thesaurie en de rekeningen-courant.
Art.136. De geldomzet van de Staatsbedrijven geschiedt door toedoen van hun rekenplichtingen.
  De rekenplichtigen houden de gelden in kas of in deposito bij het Bestuur der Postcheck.
  Het reglement van elk bedrijf, goedgekeurd door de minister van Financiën, bepaalt het maximumbedrag van de gelden die de rekenplichtige in contanten of in deposito bij het Bestuur der Postcheck mogen hebben.
  De sommen boven dit bedrag worden in rekening-courant bij de Staatskas gedeponeerd.
  In bijzondere gevallen kunnen de betrokken ministers, met goedvinden van de minister van Financiën, afwijken van het bepaalde in het eerste tot het vierde lid.

Art.137. Wanneer de beschikbare middelen van de Staatsbedrijven tijdelijk ontoereikend zijn, kan de minister van Financiën voorschotten verlenen, voor een termijn van hoogstens een jaar, ten laste van de algemene thesauriemiddelen, om de dringende uitgaven te dekken waarin hun begroting voorziet.

Art.138. De rekeningen-courant van geldomzet tussen de Staatskas en de Staatsbedrijven kunnen een interest afwerpen, in gemeen overleg vast te stellen door de minister van Financiën en de betrokken ministers.

HOOFDSTUK VII. Bepalingen in verband met de eerste begroting.
Art.139. Bij de indiening van het eerste ontwerp van begroting van de staatsbedrijven maken de betrokken ministers en de minister van Financiën een openingsbalans op aan de hand van een inventaris van de bestanddelen van het vermogen, waarover elk bedrijf beschikt.
  De te inventariseren activa- en passivawaarden worden vastgelegd na advies van een commissie, waarvan de leden door de Koning aangesteld worden op voordracht van de betrokken ministers en van de minister van Financiën.

TITEL IV. Staatsdiensten met afzonderlijk beheer.
Art.140. De staatsdiensten, waarvan het beheer krachtens een bijzondere wet gescheiden is van het beheer van de diensten van algemeen bestuur van de Staat, zijn onderworpen aan de bepalingen vast te stellen door de Koning, op voordracht van de ministers onder wie deze diensten ressorteren en van de minister van Financiën. Zij worden "Staatsdiensten met afzonderlijk beheer" genoemd.
  Deze bepalingen moeten voorzien in :
  1° Het opmaken en bekendmaken van een begroting en van rekeningen;
  2° De controle van de rekeningen door het Rekenhof, die ter plaatse verricht kan worden;
  3° Het houden van de uitgaven binnen de perken van de ontvangsten en van de goedgekeurde limitatieve kredieten;
  4° De mogelijkheid om, vanaf het begin van het jaar, de bij het verstrijken van het vorige jaar beschikbare geldmiddelen te gebruiken;
  5° De behandeling en de bewaring van de gelden en waarden door een tegenover het Rekenhof verantwoordelijke rekenplichtige;
  6° Het houden van een vermogenscomptabiliteit en het opmaken van een inventaris van het vermogen;
  7° De beperking in de tijd van de overdrachten waartoe machtiging is verleend.
  (NOTA : TITEL IV, art. 140 treedt in werking op 1 januari 1993, art. 1 KB 9 februari 1993, BS 6 maart 1993).

TITEL V. Afschaffing van de frankgedeelten.
Art.141. (Opgeheven) <KB 2000-07-20/64, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2002>

TITEL VI. Bijzondere bepalingen.
Art.142. In geval van mobilisatie worden de uitgaven voor de Rijkswacht aangerekend op de begroting van het ministerie van Landsverdediging waarvan het voorwerp overeenstemt met de aard der voorgenomen uitgave.

Art.143. § 1. Wanneer sommige van de te hunner beschikking staande roerende of onroerende goederen opnieuw belegd kunnen worden en voor verkoop in aanmerking kunnen komen, moet de verkoop ervan geschieden met de medewerking van de Administratie van de Belasting over de toegevoegde waarde, registratie en domeinen en overeenkomstig de voorgeschreven vormen. De opbrengst van die verkopingen wordt als ontvangst geboekt op de begroting van het lopende dienstjaar. Insgelijks worden als ontvangst op het lopende dienstjaar geboekt de teruggave aan de Staatskas van de sommen, die ten onrechte of bij vergissing, op de ministeriële ordonnantiën betaald zijn en, in het algemeen, alle gelden afkomstig van een bron die vreemd is aan de door de wetgeving toegestane kredieten, behoudens de uitzonderingen bepaald bij de verordeningen over het beheer van het leger en betrekking hebbend op de verkoop van de mest bij de bereden troepen, van de buiten gebruik gestelde kleding- en uitrustingstukken bij de korpsen der verschillende wapens, en van de voorraden die ten gevolge van onverwachte bewegingen van troepen op de voet van oorlog geen bestemming meer hebben.
  § 2. Dezelfde uitzondering is van toepassing op het beheer van het fonds van de buitengewone en onvoorziene inkomsten en uitgaven van de korpsen.
  Bovendien worden de rekeningen van het fonds van de buitengewone en onvoorziene ontvangsten en uitgaven jaarlijks aan het Rekenhof voorgelegd.
  § 3. De buiten dienst gestelde voorwerpen, alsmede de afval van dieren en zaken, de bijproducten, enz., voortkomend van de intendancedienst en van de hospitaalinrichtingen van het leger, worden verkocht door toedoen van het ministerie van Landsverdediging, en de opbrengst ervan wordt in mindering gebracht van het bedrag der voor aankoop van voorwerpen, eetwaren, enz., aan te vragen gelden.
  Hetzelfde geldt voor de diverse ontvangsten ten bate van de verschillende diensten der troepenkorpsen, van de instellingen die ressorteren onder het ministerie van Landsverdediging en onder de Rijkswacht; de ontvangsten als gevolg van de verkoop van mest, de verkoop van dode paarden, de verkoop van oude hoefijzers (Rijkswacht) en het aandeel in de sommen getrokken wegens deelneming van de militaire muziekkapellen aan feesten en concerten worden echter in de Staatskas gestort.
  § 4. De Koninklijke Militaire School behoudt de ontvangsten wegens de in haar laboratoria gedane ontledingen en proeven.
  § 5. De sommen, die andere inrichtingen en diensten van het leger dan de hierboven genoemde ontvangen wegens werken en leveringen voor rekening van instellingen van het leger of van de Rijkswacht, van andere ministeries en van derden, worden in de Schatkist gestort. De waarde der overdrachten tussen inrichtingen en diensten welke onder eenzelfde begrotingsartikel voorkomen, wordt echter niet betaald; voor die overdrachten worden "facturen voor orde" opgemaakt welke niet hoeven te worden vereffend.

Art.144. Alle betalingen of teruggaven, buiten de gelden toegestaan voor de algemene uitgaven van de Staat, geschieden op de speciale en bijzondere fondsen, opgericht voor de diensten waarop ze betrekking hebben, tot het bedrag van de te hunnen bate gedane invorderingen; de ontvangsten en uitgaven van die aard worden voor order vermeld in de begrotingen en in de rekeningen; zij worden geregeld in de boekhouding van de Thesaurie, onder het toezicht van het Rekenhof.

Art.145. De ministers leggen aan het Rekenhof over :
  1° afschriften van de processen-verbaal van aanbestedingen van houthak, van verhuring van eigendommen, verkoping van oogsten, van roerende voorwerpen, en andere titels van dezelfde aard;
  2° uittreksels uit het bedrag van de kohieren van de directe belastingen;
  3° en in het algemeen, alle andere bescheiden waaruit een door de Staat verkregen recht vastgesteld kan worden.

Art.146. De geschriften en de boeken van de rekenplichtingen der rijksgelden worden op 31 december van elk jaar of bij het ophouden van de ambtsuitoefening afgesloten door de daartoe aangewezen ambtenaren.
  De toestand van hun kas en van hun portefeuille wordt op dezelfde tijdstippen onderzocht en door een proces-verbaal vastgesteld.

Art.147. Wanneer de rekenplichtigen van de Staat terzelfder tijd ontvangers van openbare instellingen zijn, geschiedt het onderzoek van hun kas, door de rijksambtenaren, tegelijk voor al de diensten waarmede die rekenplichtigen zijn belast, onverminderd het toezicht en de controle van de provinciale of andere overheden.

Art. 148. Een algemeen reglement op de comptabiliteit zal door de zorg van de regering bekendgemaakt worden.