Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

1 FEBRUARI 2000. - Koninklijk besluit [tot vaststelling van de organieke voorschriften voor het beheer van de federale wetenschappelijke instellingen die ressorteren onder de Minister tot wie de bevoegdheid van het Wetenschapsbeleid behoort, als Staatsdiensten met afzonderlijk beheer] <Opschrift vervangen door KB2018-04-15/10, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2018> (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 08-03-2000 en tekstbijwerking tot 25-04-2018)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Definities en algemene principes.
Art. 1-4
HOOFDSTUK II. - De beheerscommissie.
Art. 5, 5/1, 6-14
HOOFDSTUK III. - De ordonnateur.
Art. 15-19
HOOFDSTUK IV. - De rekenplichtige.
Art. 20-23
HOOFDSTUK V. - De begroting.
Art. 24-36
HOOFDSTUK VI. - De rekeningen <Ingevoegd bij KB 2007-06-13/37, art. 13, §1, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
Art. 37, 37/1, 38-41
HOOFDSTUK Vll. - Het beheer.
Art. 42-51
HOOFDSTUK Vlll. - De overheidsopdrachten.
Art. 52-55
HOOFDSTUK IX. - De controle.
Art. 56-59
HOOFDSTUK X. - (Algemene, overgangs-, opheffings- en slotbepalingen.) <KB 2005-03-14/37, art. 5, Inwerkingtreding : 01-01-2000>
Art. 60-64, 64bis, 64ter, 64quater, 65



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1987023272  1987023273 





Artikels:

HOOFDSTUK I. - Definities en algemene principes.
Artikel 1.[1 § 1.]1 In de zin van dit besluit dient te worden verstaan onder :
  a) ( " instelling(en) ", de wetenschappelijke instelling(en) van de Staat die ressorteert (ressorteren) onder de Minister tot wiens bevoegdheid het Wetenschapsbeleid behoort, opgesomd in artikel 1 van het koninklijk besluit nr. 504 van 31 december 1986 waarbij de onder de voor het Wetenschapsbeleid bevoegde Minister ressorterende wetenschappelijke instellingen van de Staat opgericht worden als Staatsdiensten met afzonderlijk beheer;) <KB 2005-03-14/37, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2003>
  b) "Minister", de Minister tot wiens bevoegdheid het Wetenschapsbeleid behoort;
  (c) " Dienst ", de Programmatorische federale overheidsdienst Wetenschapsbeleid;
  d) " Voorzitter ", de Voorzitter van de Programmatorische federale overheidsdienst Wetenschapsbeleid;
  e) " Directiecomité ", het directiecomité van de Programmatorische federale overheidsdienst Wetenschapsbeleid;) <KB 2007-06-13/37, art. 1, 1°, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
  f) [1 "wet", de wet van 22 mei 2003 houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat;]1
  [1 g) "koninklijk besluit", het koninklijk besluit van 31 juli 2017 tot uitvoering van de artikelen 20, § 2, tweede lid, 78, eerste lid, 80, tweede lid, 86, eerste lid, 87, § 2/1, 89, eerste lid, en 96 eerste lid, van de wet.]1
  [1 § 2. Het gebruik van de mannelijke vorm in dit besluit is gemeenslachtig.]1
  ----------
  (1)<KB 2018-04-15/10, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2018>

Art.2. Iedere instelling is een Staatsdienst met afzonderlijk beheer.

Art.3.<KB 2005-03-14/37, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2003> De instellingen vormen vier polen :
  a) De instellingen, hierna opgesomd, vormen de pool " Kunst " :
  - de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis;
  - de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België;
  - het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium;
  b) de instellingen, hierna opgesomd, vormen de pool " Documentatie " :
  - het Algemeen Rijksarchief en het Rijksarchief in de Provinciën;
  - de Koninklijke Bibliotheek van België;
  c) de instellingen, hierna opgesomd, vormen de pool " Ruimte " :
  - de Koninklijke Sterrenwacht van België;
  - het Koninklijk Meteorologisch Instituut van België;
  - het [1 Koninklijk Belgisch Instituut voor Ruimte-Aëronomie]1;
  d) de instellingen, hierna opgesomd, vormen de pool " Natuur " :
  - het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen;
  - het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika.
  ----------
  (1)<KB 2015-11-09/14, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 25-11-2014>

Art.4. De beheersorganen van de Staatsdienst met afzonderlijk beheer zijn de beheerscommissie en de ordonnateur.

HOOFDSTUK II. - De beheerscommissie.
Art.5.De beheerscommissie is belast met :
  1° het vastleggen van het kaderprogramma van de activiteiten van de instelling bedoeld in artikel 42;
  2° het opstellen van de begroting voor het begin van het begrotingsjaar en het, zo nodig, aanpassen ervan in de loop van het begrotingsjaar;
  3° het goedkeuren, samen met de initiële begroting, van het jaarlijks investeringsplan;
  4° het opstellen en het periodiek onderzoeken van de overzichtstabel bedoeld in artikel 43;
  5° het goedkeuren van het jaarlijks activiteitenverslag;
  6° het afsluiten van de rekeningen van het afgelopen begrotingsjaar;
  7° het voorstellen aan de Minister of het vaststellen van de vergoedingen bedoeld in artikel 46;
  8° het goedkeuren van de overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen of diensten binnen de perken van het bepaalde van artikel 52;
  9° [1 het ter goedkeuring voorleggen aan de minister van het ontwerp van personeelsplan van de instelling.
   Het ontwerp van personeelsplan wordt onderverdeeld in twee delen :
   - deel 1 - personeelsplan sectie 0
   - deel 2 - personeelsplan sectie 1
   De in het personeelsplan op te nemen acties die betrekking hebben op het statutair personeel kunnen enkel worden opgenomen in deel 1 van het plan van de instelling, zoals bedoeld in het vorige lid.]1
  10° [1 ...]1
  11° [1 ...]1
  12° het nauwgezet beheren van de middelen en het patrimonium van de instelling;
  13° het organiseren van de algemene (administratieve, logistieke en technische) diensten van de instelling;
  14° het bepalen van de behoeften betreffende de nieuw- en vernieuwbouw en het onderhoud van de infrastructuur en het waken over het rationeel gebruik ervan;
  15° het nemen van de maatregelen om de veiligheid van personen en goederen te verzekeren boven de essentiële veiligheidsmaatregelen genomen door het hoofd van de betrokken instelling;
  16° (het beslissen tot de aankoop van artistieke of historische verzamelstukken of tot de goedkeuring van schenkingen en legaten van elke aard ten gunste van de instelling en dat binnen de perken van het bepaalde van artikel 47;) <KB 2005-03-14/37, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 31-03-2005>
  ----------
  (1)<KB 2018-04-15/10, art. 3, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2018>

Art. 5/1. [1 § 1. In afwijking van wat is bepaald in artikel 5, 9° kan de beheerscommissie nieuwe acties goedkeuren voor het goedgekeurde personeelsplan voor zover :
   a) de actie noodzakelijk is om de goede werking of de continuïteit van de dienstverlening van de instelling te garanderen,
   b) er voor de uitvoering van de actie een aantoonbare bijkomende en onvoorziene budgettaire marge bestaat,
   c) de Inspectie van Financiën een gunstig advies verleent met betrekking tot de voorwaarden opgenomen onder a) en b).
   De beheerscommissie kan deze bevoegdheid onder de door haar vast te stellen voorwaarden delegeren aan de ordonnateur.
   § 2. De beheerscommissie maakt een jaarlijks verslag aan de Minister over het geheel van de nieuwe acties die werden goedgekeurd in uitvoering van wat is bepaald in § 1. Dit verslag wordt samen met het ontwerp van personeelsplan zoals vermeld in artikel 5, 9° voorgelegd.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2018-04-15/10, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2018>


Art.6. § 1. De beheerscommissie is samengesteld uit :
  a) als stemgerechtigde leden :
  1° het hoofd van de betrokken instelling;
  2° de hoofden van de andere instellingen die tot dezelfde pool behoren;
  3° twee personeelsleden van de Diensten of hun plaatsvervanger, waaronder ten minste een ambtenaar-generaal, aangewezen door de secretaris-generaal en goedgekeurd door de Minister;
  4° vier leden - twee Nederlandstaligen en twee Franstaligen - die geen deel uitmaken en geen deel uitgemaakt hebben van het personeel van de instellingen, noch van de Diensten - aangewezen door de Minister, waarvan twee op grond van een dubbeltal opgesteld door de hoofden van de betrokken instellingen en voorgedragen door de secretaris-generaal,
  Hun mandaat loopt over vier jaar en is vernieuwbaar.
  Ze worden gekozen voor hun ervaring inzake beheer.
  Ze mogen geen mandaat beginnen als zij de leeftijd van 65 jaar overschreden hebben.
  b) als leden met raadgevende stem :
  1° de bij de Minister geaccrediteerde Inspecteur van Financiën die belast is met de dossiers van de instellingen;
  2° de voorzitter van de Wetenschappelijke raad van de betrokken instelling en de voorzitters van de Wetenschappelijke raden van de andere instellingen die tot dezelfde pool behoren;
  3° de rekenplichtige van de Staatsdienst met afzonderlijk beheer en de rekenplichtigen van de andere instellingen die tot dezelfde pool behoren;
  4° de secretaris van de commissie van de Staatsdienst met afzonderlijk beheer en de secretarissen van de commissies van de andere instellingen die tot dezelfde pool behoren;
  5° een personeelslid van de betrokken instelling en een personeelslid van de andere instellingen die tot dezelfde pool behoren, titularissen van een leidinggevende functie en van een andere taalrol dan die van het hoofd van hun instelling, aangewezen door de Minister op de voordracht opgesteld door de hoofden van de betrokken instellingen en voorgedragen door de secretaris-generaal.
  De beheerscommissies van de Staatsdiensten met afzonderlijk beheer die tot dezelfde pool behoren hebben dezelfde samenstelling.
  § 2. Het lid van de beheerscommissie dat ontslag neemt of overlijdt, wordt onmiddellijk vervangen. Het nieuwe lid voltooit het mandaat van zijn voorganger.
  § 3. Het lid van de beheerscommissie bedoeld in § 1, a), 4° dat, behalve om behoorlijk vastgestelde medische redenen, niet aan drie opeenvolgende vergaderingen van de beheerscommissie deelneemt, wordt als ontslagnemend beschouwd, Hij wordt op dezelfde wijze vervangen als die vastgelegd in § 1, a), 4°.
  § 4. Voor de personen bedoeld in § 1, a), 4° en b), 2°, wordt de functie van lid van de beheerscommissie vergoed via presentiegeld, waarvan het bedrag door de Minister vastgesteld wordt.
  Het koninklijk besluit van 18 januari 1965 houdende algemene regeling inzake reiskosten is van toepassing op de leden van de beheerscommissie bedoeld in § 1, a), 4° en b), 2°, die daartoe gelijkgesteld worden met Rijksambtenaren met een graad van rang 15.
  § 5. De beheerscommissie kan iedere persoon uitnodigen om aan haar werkzaamheden deel te nemen wegens zijn ervaring op het gebied van de behandelde materie(s). In dat geval heeft deze persoon raadgevende stem.

Art.7. De voorzitter van de beheerscommissie wordt door haar aangewezen onder de leden bedoeld in artikel 6, § 1, a), 3°.
  De ondervoorzitters van de beheerscommissie zijn de hoofden van de instellingen die ervan lid zijn.
  De secretaris van de beheerscommissie wordt door haar aangewezen onder het personeel van de betrokken instellingen of van de Diensten.

Art.8. De beheerscommissie beraadslaagt onder voorzitterschap van de voorzitter of, bij diens afwezigheid van de oudste ondervoorzitter in functie als instellingshoofd.

Art.9. De beheerscommissie vergadert zoveel maal als zij nodig acht en minstens viermaal per jaar. Zij komt bijeen in een van de instellingen van de betrokken pool.
  De voorzitter roept schriftelijk minstens vijf werkdagen vooraf de leden van de commissie samen en dit ambtshalve of op gemotiveerd verzoek van het hoofd van de instelling, van een derde van de stemgerechtigde leden van de commissie of van de helft van de personeelsleden van de betrokken instelling die titularis zijn van een leidinggevende functie.
  De uitnodiging vermeldt nauwkeurig de agenda, die met name ieder punt moet bevatten voorgesteld door een lid en dat de voorzitter minstens tien werkdagen vóór de vergadering bereikt moet hebben.

Art.10. De beheerscommissie kan slechts geldig beraadslagen indien de meerderheid van haar stemgerechtigde leden aanwezig is.
  Indien dit quorum niet bereikt wordt, beraadslaagt de commissie onder voorbehoud van formele goedkeuring van haar beslissingen tijdens de volgende vergadering. Voor deze goedkeuring is het quorum niet vereist, voor zover de tijdens de vorige vergadering genomen beslissingen expliciet op de agenda geplaatst zijn van de nieuwe vergadering.

Art.11. De beslissingen van de commissie worden bij meerderheid van stemmen genomen. Bij staking van stemmen, wordt het in stemming gebrachte voorstel verworpen.

Art.12. Uitgaande van een model opgesteld door het college, legt de beheerscommissie haar huishoudelijk reglement vast.

Art.13. De beraadslagingen en de beslissingen van de beheerscommissie worden opgetekend in een ontwerp van notulen opgesteld in de taal van de secretaris.
  Deze worden binnen vijf werkdagen na de vergadering aan de secretaris-generaal en aan de leden van de beheerscommissie gestuurd. Deze laatste beschikken over tien werkdagen om hun opmerkingen aan de voorzitter kenbaar te maken.
  Indien er na het verstrijken van deze termijn geen opmerkingen zijn, wordt het ontwerp van notulen beschouwd als goedgekeurd en door de voorzitter, de ondervoorzitter, hoofd van de betrokken instelling, en de secretaris ondertekend.
  Indien een lid van de commissie binnen de gestelde termijn een opmerking heeft geformuleerd, wordt het ontwerp van notulen samen met deze opmerking aan de volgende vergadering van de beheerscommissie voorgelegd, die zich over de goedkeuring ervan uitspreekt.
  Een kopie van de goedgekeurde notulen, opgesteld in het Nederlands en in het Frans, wordt aan de leden van de beheerscommissie gezonden alsmede aan de secretaris-generaal, die deze aan de Minister doorstuurt.
  De goedgekeurde notulen worden ingeschreven in een speciaal register.
  Kopieën of uittreksels die aan een of andere instantie voorgelegd moeten worden, worden ondertekend door de voorzitter en de secretaris.

Art.14. § 1. De beheerscommissie kan, uit eigen beweging of verzoek van de Minister of van de secretaris-generaal, samen vergaderen met de Wetenschappelijke raad van de betrokken instelling vergaderen om een specifiek probleem van deze instelling te onderzoeken.
  § 2. De beheerscommissies van de Staatsdiensten met afzonderlijk beheer die tot eenzelfde pool behoren kunnen, uit eigen beweging of op verzoek van de Minister of van de secretaris-generaal, samen vergaderen met de Wetenschappelijke raden van de betrokken instellingen om een specifiek probleem van een of van meerdere van deze instellingen te onderzoeken.

HOOFDSTUK III. - De ordonnateur.
Art.15. De ordonnateur van de Staatsdienst met afzonderlijk beheer is het hoofd van de betrokken instelling.

Art.16.De ordonnateur is belast met :
  1° het voorbereiden van de vergaderingen en het uitvoeren van de beslissingen van de beheerscommissie;
  2° het vaststellen van de rechten ten bate van de Staatsdienst met afzonderlijk beheer;
  3° het aangaan van iedere uitgave ten laste van de begroting van de Staatsdienst met afzonderlijk beheer, voor zover het bedrag van deze uitgave, zonder belasting over de toegevoegde waarde, minder bedraagt dan (50 000 EUR); <KB 2001-07-13/41, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  4° machtiging te verlenen tot het aangaan van iedere uitgave ten laste van de begroting van de Staatsdienst met afzonderlijk beheer, voor zover die vooraf toegestaan werd, naargelang het geval, door de Minister, door de beheerscommissie of door hemzelf;
  5° het goedkeuren van de overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen of diensten binnen de perken van het bepaalde van artikel 53.
  [1 6° de uitvoering van het door de Minister goedgekeurde personeelsplan;
   7° het in dienst nemen van het contractueel personeel van de instelling.
   De handelingen gesteld in het kader van het dagelijks beheer worden ter kennis gebracht van de beheerscommissie, door een verslag van de ordonnateur, tijdens haar eerstvolgende vergadering.]1
  ----------
  (1)<KB 2018-04-15/10, art. 5, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2018>

Art.17. De beheerscommissie draagt het dagelijks beheer van de Staatsdienst met afzonderlijk beheer over aan haar ordonnateur. Het voorwerp en de grenzen van deze delegatie, die nooit betrekking kan hebben op de taken bedoeld in artikel 5, 1° tot 8°, zijn opgenomen in het huishoudelijk reglement van de beheerscommissie.
  De handelingen verricht door de ordonnateur in het kader van deze delegatie worden ter kennis gebracht van de beheerscommissie op haar eerstvolgende vergadering.

Art.18. Na toestemming van de beheerscommissie kan de ordonnateur, onder zijn verantwoordelijkheid, bepaalde taken bedoeld in artikel 16 en/of bepaalde taken die hem opgedragen werden door de beheerscommissie ter uitvoering van artikel 17, overdragen aan de departements-, afdelings- of diensthoofden of aan de verantwoordelijken van gedecentraliseerde vestigingen van de betrokken instelling.

Art.19. In afwijking van artikel 16, 3°, is de ordonnateur gemachtigd, ongeacht het bedrag, de dagelijkse uitgaven te doen betreffende de correspondentie, het gebruik van telecommunicatiemiddelen, de energie, het waterverbruik, het materieel en de producten voor dagelijks gebruik en voor de schoonmaak van de lokalen, en dit binnen de perken van de daartoe in de begroting ingeschreven kredieten.
  De Minister kan, op advies van de beheerscommissie, de lijst wijzigen van de dagelijkse uitgaven bedoeld in voorgaand lid.

HOOFDSTUK IV. - De rekenplichtige.
Art.20. De rekenplichtige van de Staatsdienst met afzonderlijk beheer wordt door de beheerscommissie aangewezen onder de personeelsleden van de betrokken instelling, of bij ontstentenis onder de personeelsleden van de Diensten, op voordracht van het hoofd van de betrokken instelling en met instemming van de secretaris-generaal.

Art.21. De rekenplichtige is belast met :
  1° het registreren van de vastgestelde rechten en het verrichten van de betalingen;
  2° het bewaren en behandelen van de gelden en waarden;
  3° het opstellen en bewaren van de bescheiden met betrekking tot de begrotingen en rekeningen, alsmede van ieder bewijsstuk;
  4° het bijhouden van de boekhouding en de inventaris van het vermogen.
  Hij is verantwoording verschuldigd jegens het Rekenhof.

Art.22. De rekenplichtige ontvangt een jaarlijkse forfaitaire vergoeding waarvan het bedrag door de Minister vastgesteld wordt.

Art.23. Op voorstel van de ordonnateur kan de beheerscommissie, onder het personeel van de betrokken instelling, hulprekenplichtigen aanwijzen belast met het bewaren, behandelen en beheren van sommige rekeningen en kassen.
  De hulprekenplichtigen voeren hun taak uit onder rechtstreekse verantwoordelijkheid van de rekenplichtige van de Staatsdienst met afzonderlijk beheer.

HOOFDSTUK V. - De begroting.
Art.24.[1 § 1. De beheerscommissie maakt jaarlijks de begroting en haar aanpassingen op die zonder uitzondering de ramingen omvat van al haar inkomsten en uitgaven.
   § 2. Voor het beheer en de interne controle stelt de beheerscommissie eveneens administratieve tabellen op die de begrotingsverrichtingen en het geheel van de interne verrichtingen opnemen. Ze zijn opgesteld in overeenstemming met het bij dit besluit bijgevoegde model.
   Onder interne verrichtingen moet verstaan worden :
   1° "saldo" : het gecumuleerde begrotingsresultaat in een kostenplaats op het einde van het begrotingsjaar;
   2° "affectatie" : aanwending van het begrotingsresultaat van een kostenplaats ten voordele van een andere kostenplaats of aanvulling van het reservefonds op het einde van het begrotingsjaar;
   3° "interne transfer" : overdracht van kredieten tussen kostenplaatsen en aanwending van het reservefonds in de loop van het begrotingsjaar.]1
  ----------
  (1)<KB 2018-04-15/10, art. 6, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2018>

Art.25.[1 § 1. De administratieve tabellen waarvan sprake in artikel 24, § 2 zijn samengesteld uit gereserveerde kredieten om de juridische verplichtingen na te komen, betalingskredieten, ramingen van de ontvangsten en ontvangstenkredieten.
   § 2. Worden aangerekend op de begroting van een jaar ten laste van de gereserveerde kredieten om de juridische rechten en verplichtingen na te komen :
   - voor de ontvangsten : de jaarlijkse of meerjarige rechten die in de loop van het begrotingsjaar ingeschreven zijn ten bate van de instelling;
   - voor de uitgaven : de verbintenissen die in de loop van het begrotingsjaar ontstaan of gesloten worden ten laste van de instelling, en voor de recurrente verbintenissen, de tijdens het begrotingsjaar opeisbare sommen.
   § 3. De administratieve tabellen worden opgesteld volgens begrotingsartikelen, budgettaire kostenplaatsen en secties.
   1° De begrotingsartikelen worden gehergroepeerd in functionele inkomsten- en uitgavencategorieën :
   - voor de ontvangsten : dotatie, eigen ontvangsten, giften-sponsoring-mecenaat, toelagen, inkomstentransfers en interne verrichtingen ten bate van een kostenplaats;
   - voor de uitgaven : statutair personeel, contractueel personeel, werking, uitrusting, bibliotheek, collecties, inkomstentransfers en interne verrichtingen bestemd voor een kostenplaats;
   - voor de affectatie van de resultaten : affectatie aan het reservefonds en te affecteren saldi op het einde van het lopende begrotingsjaar.
   2° De kostenplaats is een hergroepering bestaande uit begrotingsartikelen opgedeeld in inkomsten en uitgaven verbonden aan een project of een specifieke activiteit.
   3° De sectie is een hergroepering van kostenplaatsen die er door hun aard aan verbonden zijn, zoals omschreven in § 4.
   § 4. De administratieve tabellen van iedere instelling bestaan uit vier secties :
   1° "sectie 0" : geheel van de kostenplaatsen van de lopende en kapitaalverrichtingen gefinancierd door de algemene dotatie afkomstig van de Dienst;
   2° "sectie 1" : geheel van de kostenplaatsen van de verrichtingen gefinancierd door de algemene eigen inkomsten, de specifieke dotaties of toelagen niet gebonden aan onderzoeksprogramma's, de contracten met privaatrechtelijke rechtspersonen, de mecenaatsacties andere dan degene bedoeld in 4°, de interne transfers en de affectaties van saldi.
   Sectie 1 hergroepeert de subcategorieën die verbonden zijn aan twee algemene types van kostenplaatsen :
   - kostenplaatsen die deelnemen aan de dekking van de uitgaven volgens het principe van de universaliteit van de inkomsten en de uitgaven;
   - kostenplaatsen die werken met inkomsten toegewezen overeenkomstig artikel 27, § 2.
   De indeling van de kostenplaatsen in subcategorieën gebeurt door de beheerscommissie;
   3° "sectie 2" : geheel van de kostenplaatsen van de activiteiten gefinancierd door toelagen voor onderzoek afkomstig van besturen en andere diensten die vallen binnen de consolidatiekring van de begroting van de Staat;
   4° "sectie 3" : geheel van de kostenplaatsen van de activiteiten die gefinancierd worden voor onderzoek, andere dan degene bedoeld in sectie 2, en door mecenaatsacties met wetenschappelijke doeleinden.
   Een synthesetabel maakt het totaal op van alle begrotingsramingen en interne verrichtingen van het jaar.
   § 5. De uitgavenkredieten van secties 1, 2 en 3 zijn niet-limitatief.
   § 6. De administratieve tabellen bevatten de bedragen gerelateerd aan het saldo van de meerjarige ontvangsten en deze gerelateerd aan het saldo dat de juridische verplichtingen van de voorgaande jaren dekt.
   Het saldo van de meerjarige ontvangsten is een beheersinformatie voor de opvolging van de meerjarige contracten en toelagen. Het identificeert de niet vastgestelde rechten ten opzichte van de vooruitzichten van de ontvangsten van het voorgaande jaar.
   Het saldo dat de juridische verplichtingen dekt komt overeen met het maximale deel van de uitgavenkredieten die gebruikt zullen worden om de juridische verplichtingen van de voorgaande jaren te dekken.]1
  ----------
  (1)<KB 2018-04-15/10, art. 7, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2018, behalve § 6 ten laatste op 01-07-2018>

Art.26.
  <Opgeheven bij KB 2018-04-15/10, art. 8, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2018>

Art.27.<KB 2007-06-13/37, art. 5, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2007> § 1. De inkomsten van de secties 0 en 1 worden zonder onderscheid gebruikt om de uitgaven te dekken.
  § 2. [1 De beheerscommissie kan echter, bij het opmaken van de jaarlijkse begroting of naar aanleiding van een bijzondere beslissing in verband met een activiteit, beslissen dat sommige inkomsten van sectie 1 een specifieke affectatie krijgen in het bijzonder voor meerjarige handelscontracten of meerjarige activiteiten. Deze beslissing is gemotiveerd.]1
  § 3. [1 De inkomsten en de uitgaven van secties 2 en 3 worden beheerd per project of toelage. De inkomsten en uitgaven van ieder project worden geboekt in een hiervoor opgerichte kostenplaats.]1
  ----------
  (1)<KB 2018-04-15/10, art. 9, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2018, behalve § 2 ten laatste op 01-07-2018>

Art.28.[1 De affectatieregels zijn de volgende :
   1° De saldi van de kostenplaatsen van sectie 0 en sectie 1, uitgezonderd de kostenplaatsen van sectie 1 waarvan sprake in artikel 27, § 2, worden geaffecteerd aan kostenplaatsen, in de eerste plaats, om cyclische uitgaven te dekken en, in de tweede plaats, om het patrimonium van de betrokken instelling te verhogen, of om verschillende types begrotingsreserves aan te leggen waarvan het principe voorafgaandelijk door de beheerscommissie is beslist.
   2° De saldi van de kostenplaatsen van de sectie 1 vallende onder artikel 27, § 2 en die van secties 2 en 3 die bestaan bij het afsluiten van de rekeningen van het voorgaande jaar worden automatisch overgedragen naar dezelfde plaatsen in het kader van het aanpassingsblad van het volgende jaar. De saldi van de kostenplaatsen van sectie 1 waarvan sprake in artikel 27, § 2 mogen niettemin gereaffecteerd worden, geheel of gedeeltelijk, aan een andere gelijkaardige plaats. Bij het afsluiten van de projecten worden de saldi van de kostenplaatsen van de secties 2 en 3 geaffecteerd aan een plaats voor algemene provisie binnen dezelfde sectie.
   3° De saldi worden in de eerste plaats geaffecteerd aan het reservefonds indien dit niet het minimumbedrag bevat dat door de beheerscommissie is vastgesteld.]1
  ----------
  (1)<KB 2018-04-15/10, art. 10, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2018>

Art.29.
  <Opgeheven bij KB 2018-04-15/10, art. 11, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2018>

Art.30.[1 Eenmaal bepaald in het kader van de initiële administratieve tabel of haar aanpassing, vormt het bedrag van de hergroepering in functionele uitgavencategorieën voor de beheerscommissie en de ordonnateur een maximale machtiging voor het reserveren van kredieten die niet mogen worden aangewend voor andere doeleinden dan deze waarin de begroting voorziet.]1
  Een nieuwe uitsplitsing [1 van kredieten]1 over functionele uitgavencategorieën binnen eenzelfde kostenplaats kan evenwel worden verricht onder de volgende modaliteiten :
  - voor wat betreft de kostenplaatsen van secties 2 en 3, kan ze worden verricht door de ordonnateur, dat onverminderd de inachtneming van de contractuele verplichtingen verbonden aan de toekenning van sommige toelagen;
  - voor wat betreft de kostenplaatsen van secties 0 en 1, kan ze worden verricht door de beheerscommissie.
  ----------
  (1)<KB 2018-04-15/10, art. 12, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2018>

Art.31.[1 § 1. De som van de interne verrichtingen is noodzakelijkerwijs nul. De interne transfers zijn toegestaan op de volgende voorwaarden :
   - de interne transfers van overhead van de kostenplaatsen van secties 2 en 3 naar de kostenplaatsen van sectie 1 zijn onvoorwaardelijk toegestaan;
   - de interne transfers van kredieten vertrekkend uit kostenplaatsen van de sectie 1 naar kostencentra van de secties 2 en 3 vereisen een goedkeuring van de minister van Begroting;
   - onverminderd hetgeen bepaald is in § 2, maken de andere interne transfers tussen kostenplaatsen van dezelfde sectie of tussen kostenplaatsen van verschillende secties het voorwerp uit van een beslissing van de beheerscommissie. De kredieten, voorzien op de kostenplaatsen die werden aangeduid in uitvoering van artikel 27, § 2 mogen enkel getransfereerd, respectievelijk, binnen de categorie van de meerjarige handels contracten, respectievelijk, binnen de categorie van de meerjarige activiteiten
   § 2. De interne transfers tussen limitatieve uitgavenartikels, op basis van de eerste twee posities van de economische classificatie, moeten vóór hun uitvoering worden toegestaan door de Minister, op eensluidend advies van de minister van Begroting.]1
  ----------
  (1)<KB 2018-04-15/10, art. 13, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2018>

Art.32.<KB 2007-06-13/37, art. 10, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2007> § 1. [1 De instelling legt een reservefonds aan.]1 Het maakt deel uit van het passief [1 van de balans]1. Het stijven en aanwenden van het reservefonds zijn respectievelijk begrotingsuitgaven en -inkomsten van het jaar die zijn opgenomen in afzonderlijke artikelen van interne overdrachten.
  § 2. [1 Het bedrag van het reservefonds wordt vastgelegd door de beheerscommissie. Het bedraagt minstens 200.000 euro.]1
  § 3. [1 Het minimumbedrag van het reservefonds kan, op ieder ogenblik, door de beheerscommissie bestemd worden voor het dekken van onvoorziene en spoedeisende bestaansmiddelenuitgaven onder voorbehoud van het akkoord van de Inspectie van Financiën.]1
  § 4. [1 De beheerscommissie brengt de Minister en de minister van Begroting op de hoogte van het gebruik van alle of een deel van de middelen van het reservefonds, mits tegelijkertijd een tijdschema wordt voorgelegd om het fonds opnieuw op zijn minimumhoogte te brengen.]1
  ----------
  (1)<KB 2018-04-15/10, art. 14, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2018, behalve § 2 ten laatste op 01-07-2018>

Art.33.
  <Opgeheven bij KB 2018-04-15/10, art. 15, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2018>

Art.34.
  <Opgeheven bij KB 2018-04-15/10, art. 15, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2018>

Art.35.
  <Opgeheven bij KB 2018-04-15/10, art. 15, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2018>

Art.36.
  <Opgeheven bij KB 2018-04-15/10, art. 15, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2018>

HOOFDSTUK VI. - De rekeningen
Art.37.[1 La commission de gestion arrête le compte général de l'établissement conformément au calendrier fixé par la loi]1
  ----------
  (1)<KB 2018-04-15/10, art. 16, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2018>

Art. 37/1. [1 A l'issue de chaque année budgétaire, le comptable de l'établissement établit son compte de gestion qu'il transmet à la Cour des comptes, avant le 1er mars.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2018-04-15/10, art. 17, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2018>


Art.38.[1 A l'issue de chaque année budgétaire et conformément aux tableaux annexés au présent arrêté, l'établissement établit un compte d'exécution budgétaire conforme à la présentation de ses tableaux administratifs.]1
  ----------
  (1)<KB 2018-04-15/10, art. 18, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2018>

Art.39.[1 Le compte d'exécution budgétaire visé à l'article 38 et ses annexes sont présentés à la commission de gestion en même temps que le compte général visé à l'article 81 de la loi.]1
  ----------
  (1)<KB 2018-04-15/10, art. 19, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2018>

Art.40. De bewijsstukken met betrekking tot de rekeningen worden door de rekenplichtige in de betrokken instelling zelf bewaard.

Art.41. <KB 2007-06-13/37, art. 17, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2007> Bij verandering van rekenplichtige, om welke reden ook, stelt de re kenplichtige die weggaat zijn beheerrekening op als bedoeld in artikel 37.

HOOFDSTUK Vll. - Het beheer.
Art.42. De Staatsdienst met afzonderlijk beheer stelt een driejarig kaderprogramma van de activiteiten van de instelling op.
  Het kaderprogramma beschrijft de manier waarop de Staatsdienst met afzonderlijk beheer er zich toe verbindt de statutaire opdrachten van de betrokken instelling te vervullen in de vorm van oogmerken, vastgesteld gelet op :
  a) het terzake door de regering en de minister uitgestippelde beleid;
  b) de toestand van zijn omgeving, in het bijzonder de verschillende soorten van publiek (instellingen en particulieren) waartoe de instelling zich richt;
  c) de structurele toestand waarin hij verwacht zich te bevinden, in het bijzonder de menselijke, financiële en logistieke middelen waarover hij beschikt en de overeenstemmende middelen die de regering hem zal toekennen.
  Het wordt opgesteld door het hoofd van de instelling en de departementshoofden, uitgaande van de richtlijnen verstrekt door de secretaris-generaal, en wordt voorgelegd aan de wetenschappelijke raad om zijn advies in te winnen.
  Het wordt vervolgens vastgelegd bij met redenen omklede beslissing van de beheerscommissie en voorgelegd aan de Minister die het, binnen een termijn van vijftien werkdagen, goedkeurt, wijzigt of weigert. Na deze termijn wordt het kaderprogramma geacht door de Minister te zijn goedgekeurd.
  Het wordt ieder jaar aangepast volgens het principe van het glijdend plan.

Art.43. De Staatsdienst met afzonderlijk beheer stelt een overzichtstabel op waarmee de ontwikkeling van zijn beheer gevolgd en beoordeeld kan worden.
  De overzichtstabel bevat een reeks indicatoren over de realisaties van de instelling (fysieke en statistische gegevens), over haar administratief en financieel beheer (begrotings- en boekhoudingsgegevens en gegevens met betrekking tot de human resources) en over de resultaten van haar activiteiten (graad van realisatie van de in het kaderprogramma omschreven doelstellingen).
  De samenstelling van de overzichtstabel wordt bepaald door de beheerscommissie aan de hand van een minimummodel vastgelegd door de Minister na advies van het college.
  De overzichtstabel wordt bijgewerkt op 31 maart, 30 juni, 30 september en 31 december van ieder begrotingsjaar. De bijgewerkte overzichtstabel wordt binnen tien werkdagen voorgelegd aan de beheerscommissie, die ze op haar eerstvolgende vergadering onderzoekt.

Art.44. Indien de overzichtstabel bedoeld in artikel 43 driemaal na elkaar een blijvend verschil vertoont tussen de doelstellingen bereikt door de instelling en die vastgelegd in het kaderprogramma bedoeld in artikel 42, hoewel de ervoor uitgetrokken middelen ter beschikking gesteld werden van de betrokken Staatsdienst met afzonderlijk beheer, wordt de uitvoering van het kaderprogramma opgeschort bij beslissing van de Minister. Deze beslissing wordt met redenen omkleed.
  Indien de overzichtstabel bedoeld in artikel 43 driemaal na elkaar een blijvend verschil vertoont tussen de reëel ter beschikking gestelde middelen van de Staatsdienst met afzonderlijk beheer en die vastgelegd in het kaderprogramma bedoeld in artikel 42, wordt de uitvoering van dit laatste opgeschort bij beslissing van de beheerscommissie. Deze beslissing wordt met redenen omkleed.
  In de gevallen bedoeld in de twee vorige alinea's wordt, op initiatief van de secretaris-generaal, binnen vijftien werkdagen na de bewuste beslissing overleg gepleegd tussen de Minister en de beheerscommissie of hun vertegenwoordigers. Het leidt ofwel tot de bevestiging, ofwel tot de aanpassing van het kaderprogramma, op dezelfde wijze als die beschreven in artikel 42, laatste alinea.

Art.45. De volledige en bijgewerkte lijsten van het personeel van de instelling en van de contracten van allerlei aard gesloten door de Staatsdienst met afzonderlijk beheer worden opgesteld en aan de beheerscommissie voorgelegd op dezelfde wijze zoals bepaald in artikel 43, laatste lid. Het model van deze lijsten wordt vastgelegd door het college.

Art.46. § 1. Op voorstel van de beheerscommissie van de instelling, in voorkomend geval opgesteld na overleg met de beheerscommissies van andere instellingen, legt de Minister het bedrag vast van de vergoeding voor het bezoek door de publiek aan de vaste collecties van de betrokken instelling, het gebruik van haar infrastructuur door derden of het leveren van regelmatige diensten ten bate van derden.
  § 2. De beheerscommissie is bevoegd om het bedrag vast te stellen van de vergoeding voor een door de instelling bij gelegenheid georganiseerde activiteit of geleverde dienst.

Art.47. <KB 2005-03-14/37, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 31-03-2005> § 1. De ordonnateur beslist tot de aankoop van artistieke of historische verzamelstukken en tot de goedkeuring van schenkingen en legaten van elke aard voor zover het bedrag van de aankoop of de waarde van de schenking of het legaat niet hoger is dan 50.000 EUR, heffingen niet meegerekend.
  De beheerscommissie spreekt zich uit over de aankopen en de schenkingen en legaten als bedoeld in het eerste lid wanneer de waarde ervan meer bedraagt dan 50.000 EUR en minder dan 250.000 EUR, heffingen niet meegerekend. Boven dit laatste bedrag, ligt de beslissing bij de Minister.
  § 2. De beslissingen als bedoeld in § 1 met betrekking tot de schenkingen en legaten van elke aard die een aanvaarding van lasten met zich brengen, vereisen een voorafgaand advies van de Federale Overheidsdienst Justitie. Dit advies moet uitgebracht worden binnen de maand van kennisgeving van de aanvraag; eens deze termijn verstreken, wordt het advies gunstig geacht.
  § 3. De beslissingen als bedoeld in § 1 van de Minister of van de beheerscommissie, naargelang het geval, worden genomen op advies van een raadgevende aankoopcommissie waarvan de notulen van de vergadering telkens bij het dossier gevoegd worden.
  De raadgevende aankoopcommissie is samengesteld uit de ordonnateur, de voorzitter van de wetenschappelijke raad en twee externe experts, een Nederlandstalige en een Franstalige, gekozen uit het academisch korps van de universiteiten op voordracht van het instellingshoofd. Haar mandaat heeft dezelfde duur als die van de beheerscommissie bij wie ze zetelt.
  De raadgevende aankoopcommissie is ertoe gehouden jaarlijks een verslag over de aankopen op te stellen.

Art.48. De financiële middelen die beschikbaar zijn aan het einde van een begrotingsjaar, mogen vanaf het begin van het volgend begrotingsjaar aangewend worden.

Art.49. De jaarlijkse dotatie wordt vereffend in twee delen : 50 % voor het einde van de eerste trimester van het begrotingsjaar en 50 % voor het einde van de derde trimester van het begrotingsjaar.

Art.50. De uitgaven worden betaald zonder voorafgaande tussenkomst van het Rekenhof.

Art.51. (Opgeheven) <KB 2007-06-13/37, art. 18, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2007>

HOOFDSTUK Vlll. - De overheidsopdrachten.
Art.52. Voor zover het voorwerp van de overheidsopdracht voor aanneming van werken, leveringen of diensten vooraf goedgekeurd werd door de Minister en binnen de perken blijft van de kredieten die daartoe in de begroting voor het begrotingsjaar ingeschreven zijn, is de beheerscommissie gemachtigd de wijze te bepalen waarop de opdracht gegund wordt, het bijzonder bestek of de als zodanig geldende bescheiden vast te stellen, de procedure in te zetten en de opdracht te gunnen voor de behoeften van de Staatsdienst met afzonderlijk beheer, op voorwaarde dat het geschatte bedrag van de opdracht, zonder belasting over de toegevoegde waarde, minder bedraagt dan :
  - (500 000 EUR) voor een opdracht die volgens de procedure van de openbare aanbesteding of van de algemene offerteaanvraag gegund wordt; <KB 2001-07-13/41, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  - (250 000 EUR) voor een opdracht die volgens de procedure van de beperkte aanbesteding of van de beperkte offerteaanvraag gegund wordt; <KB 2001-07-13/41, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  - (125 000 EUR) voor een onderhandelingsprocedure met of zonder bekendmaking in de gevallen bedoeld in de artikelen 17, § 2, en 39, § 2, van de wet van 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten. <KB 2001-07-13/41, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2002>

Art.53. Voor zover het voorwerp van de overheidsopdracht voor aanneming van werken, leveringen of diensten vooraf goedgekeurd werd door de beheerscommissie en binnen de perken blijft van de daartoe in de begroting voor het begrotingsjaar ingeschreven kredieten, is de ordonnateur gemachtigd de wijze te bepalen waarop de opdracht gegund wordt, het bijzonder bestek of de als zodanig geldende bescheiden vast te stellen, de procedure in te zetten en de opdracht te gunnen voor de behoeften van de Staatsdienst met afzonderlijk beheer, op voorwaarde dat het geschatte bedrag van de opdracht, zonder belasting over de toegevoegde waarde, minder bedraagt dan :
  - (250 000 EUR) voor een opdracht die volgens de procedure van de openbare aanbesteding of van de algemene offerteaanvraag gegund wordt; <KB 2001-07-13/41, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  - (125 000 EUR) voor een opdracht die volgens de procedure van de beperkte aanbesteding of van de beperkte offerteaanvraag gegund wordt; <KB 2001-07-13/41, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  - (62 000 EUR) voor een onderhandelingsprocedure met of zonder bekendmaking in de gevallen bedoeld in de artikelen 17, § 2, en 39, § 2, van de wet van 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten. <KB 2001-07-13/41, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2002>

Art.54. De uitvoering van de overheidsopdracht voor aanneming van werken, leveringen en diensten wordt goedgekeurd door de ordonnateur.

Art.55. Na het gunnen van een opdracht waarvan het bedrag, zonder belasting over de toegevoegde waarde, (62 000 EUR) overschrijdt, kan van de bepalingen en voorwaarden van de opdracht niet worden afgeweken en kunnen de boeten niet worden kwijtgescholden, dan bij een met redenen omklede beslissing van de Minister. <KB 2001-07-13/41, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2002>

HOOFDSTUK IX. - De controle.
Art.56. De Minister organiseert de controle op de schrifturen en de stukken betreffende de boekhoudingsverrichtingen.

Art.57. § 1. De secretaris-generaal ontvangt de agenda's, de ontwerpen van notulen en de door de beheerscommissie goedgekeurde notulen.
  Hij heeft het recht, op zijn verzoek, inzage te krijgen in ieder dossier dat voorgelegd wordt aan de beheerscommissie of aan de ordonnateur.
  Hij maakt aan de beheersorganen iedere opmerking die hij noodzakelijk acht. Hij waakt erover dat ze geen enkele beslissing nemen die strijdig is met de wetten, besluiten of reglementen, die de financiën van de Staatsdienst met afzonderlijk beheer in het gedrang kan brengen of die het algemeen belang schaadt.
  § 2. Indien hij meent dat een dergelijke beslissing toch genomen is, stelt de secretaris-generaal ertegen beroep in bij de Minister binnen een termijn van vijf werkdagen nadat deze beslissing hem schriftelijk ter kennis gebracht is. Dit beroep wordt met redenen omkleed en ter kennis gebracht van het betrokken beheersorgaan.
  De uitvoering van de betwiste beslissing wordt door het beroep opgeschort.
  Binnen tien werkdagen na het beroep, geeft de Minister, indien hiertoe aanleiding bestaat, aan de secretaris-generaal ervan kennis dat hij de betwiste beslissing vernietigt aangezien deze strijdig is met de wetten, besluiten of reglementen, ze de financiën van de Staatsdienst met afzonderlijk beheer in het gedrang brengt of het algemeen belang schaadt. Deze kennisgeving wordt met redenen omkleed. Zodra de vernietigingsbeslissing van de Minister hem ter kennis is gebracht, deelt de secretaris-generaal ze mee aan het betrokken beheersorgaan.
  Indien, bij het verstrijken van deze termijn van tien werkdagen na het beroep, de Minister geen gebruik gemaakt heeft van de in de vorige alinea bepaalde prerogatieven, wordt de betwiste beslissing geacht conform te zijn en kan ze uitwerking hebben.

Art.58. De Inspecteur van Financiën bedoeld in artikel 6, § 1, b), 1° oefent zijn prerogatieven uit in het kader van de administratieve en begrotingscontrole.

Art.59. Het Rekenhof controleert de rekeningen van de Staatsdienst met afzonderlijk beheer.
  Het kan deze controle ter plaatse uitoefenen en mag zich, te allen tijde, de bewijsstukken, overzichten, staten, inlichtingen of toelichtingen doen verstrekken betreffende de inkomsten, de uitgaven en het patrimonium.

HOOFDSTUK X. - (Algemene, overgangs-, opheffings- en slotbepalingen.)
Art.60. Onverminderd de bepalingen van dit besluit, is het college gemachtigd ieder initiatief van gemeenschappelijk belang te nemen ter verbetering van het administratief en financieel beheer van de Staatsdiensten met afzonderlijk beheer bedoeld in artikel 2.

Art.61. Iedere situatie waarin dit besluit niet voorziet wordt geregeld onder verwijzing naar de bepalingen met betrekking tot de Rijkscomptabiliteit.

Art.62. (...) Opgeheven worden : <KB 2005-03-14/37, art. 6, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2000>
  - het koninklijk besluit van 31 maart 1987 betreffende de groepering van de wetenschappelijke inrichtingen van de Staat, die ressorteren onder de Minister tot wiens bevoegdheid de Federale diensten voor wetenschappelijke, technische en culturele aangelegenheden behoren en hun nadere organisatie als Staatsdiensten met afzonderlijk beheer, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 11 december 1987 en 9 december 1994;
  - het koninklijk besluit van 31 maart 1987 betreffende het financieel en materieel beheer van de wetenschappelijke inrichtingen van de Staat of van hun groeperingen, die Staatsdiensten met afzonderlijk beheer zijn en die afhangen van beide Ministers van Onderwijs.
  (paragraaf 2 opgeheven) <KB 2005-03-14/37, art. 6, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2000>

Art.63. (opgeheven) <KB 2005-03-14/37, art. 14, 004; Inwerkingtreding : 31-03-2005>

Art.64. <KB 2005-03-14/37, art. 7, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2000> Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2000, met uitzondering van de artikelen 31 en 42 die uitwerking hebben met ingang van 1 januari 2001 (...). <KB 2007-06-13/37, art. 19, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2007>

Art. 64bis. (Opgeheven) <KB 2007-06-13/37, art. 20, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2007>

Art. 64ter. (Opgeheven) <KB 2007-06-13/37, art. 21, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2007>

Art. 64quater. (Opgeheven) <KB 2007-06-13/37, art. 22, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2007>

Art. 65.Onze Minister van Wetenschappelijk Onderzoek is belast met de uitvoering van dit besluit.