20 NOVEMBER 1995. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 28 maart 1995 betreffende de erkenning, betoelaging en subsidiëring van personen, van niet-gouvernementele organisaties en van federaties inzake het uitzenden van NGO-coöperanten.
Art. 1-6
Artikel 1. Artikel 7, § 3, eerste lid van het koninklijk besluit van 28 maart 1995 betreffende de erkenning, betoelaging en subsidiëring van personen, van niet-gouvernementele organisaties en van federaties inzake het uitzenden van NGO-coöperanten, wordt vervangen door de volgende bepalingen :
"Elke erkende federatie heeft elk jaar recht op terugbetaling van de loonkosten en de werkingskosten voor 3 (drie) personeelsleden.
Wordt onder loonkosten verstaan : het geheel van de uitgaven waartoe de federaties door de wetten en reglementen zijn onderworpen in hun hoedanigheid van werkgevers uit de privé-sector.
De in aanmerking te nemen kosten mogen per personeelslid en per jaar niet hoger zijn dan 1 500 000 BF (een miljoen vijfhonderd duizend) als loonkosten en niet hoger dan 250 000 BF (tweehonderdvijftig duizend) als werkingskosten.
Bij wijze van subsidiëring van de in aanmerking komende loon- en werkingskosten zal bij de aanvang van het jaar telkens een bedrag van 1 750 000 BF (een miljoen zevenhonderdvijftig duizend) per personeelslid worden toegekend, verminderd met het niet verantwoorde deel van de subsidie van het voorafgaande jaar.".
Art.2. Het artikel 12 van het koninklijk besluit van 28 maart 1995 betreffende de erkenning, betoelaging en subsidiëring van personen, van niet-gouvernementele organisaties en van federaties inzake het uitzenden van NGO-coöperanten, wordt vervangen door volgende tekst :
"§ 1. Tijdens de duur van de erkenning hebben de NGO-coöperanten recht op :
1° kraamgeld van een zelfde bedrag, onder dezelfde voorwaarden en binnen dezelfde perken als de Staatsambtenaren in België;
2° een adoptiepremie van een zelfde bedrag, onder dezelfde voorwaarden en binnen dezelfde perken als de Staatsambtenaren in België;
3° een maandelijkse kinderbijslag van een zelfde bedrag, onder dezelfde voorwaarden en binnen dezelfde perken als de Staatsambtenaren in België;
4° alle andere voordelen die aan Staatsambtenaren zouden kunnen toegekend worden in toepassing van de gecoördineerde wetten op de kinderbijslagen.
§ 2. Tijdens de duur van de erkenning genieten de NGO-coöperanten het recht op terugbetaling van het schoolgeld in het ontwikkelingsland tot een maximum van 60 000 (zestigduizend) frank geïndexeerd per jaar en per kind dat het lager of secundair onderwijs volgt en waarvoor kinderbijslag wordt ontvangen in het kader van dit besluit.
§ 3. Tijdens de duur van de erkenning genieten de NGO-coöperanten de voordelen inzake sociale zekerheid waarin de wet van 17 juli 1963, zoals gewijzigd tot op heden betreffende de overzeese sociale zekerheid voorziet. De bijdragen die betrekking hebben op art. 14 en 15 van de voornoemde wet van 17 juli 1963 worden vastgesteld op 3 750 (drieduizend zevenhonderd vijftig) frank per maand per voltijdse NGO-coöperant en op 2 625 (tweeduizend zeshonderd vijf en twintig) frank per maand per halftijdse NGO-coöperant.
De modaliteiten van deze aansluiting worden door overeenkomsten tussen de Minister en de Dienst voor de Overzeese Sociale Zekerheid vastgelegd.
§ 4. De erkende NGO-coöperanten en hun gezinsleden genieten tijdens de duur van de erkenning een verzekering voor geneeskundige verzorging afgesloten bij de Dienst voor Overzeese Sociale Zekerheid.
§ 5. De erkende NGO-coöperanten worden tijdens de duur van de erkenning verzekerd tegen de schade voortvloeiend uit arbeidsongevallen en ongevallen van het privéleven volgens de voorwaarden vastgesteld in de overeenkomsten met de Dienst voor Overzeese Sociale Zekerheid.
§ 6. De erkende NGO-coöperanten en hun gezinsleden genieten tijdens de duur van hun verblijf overzee een repatriëringsverzekering in geval van ziekte of ongeval.".
Art.3. In artikel 22 van het koninklijk besluit van 28 maart 1995 betreffende de erkenning, betoelaging en subsidiëring van personen van niet-gouvernementele organisaties en van federaties inzake het uitzenden van NGO-coöperanten, worden de woorden "op het ogenblik waarop het in werking treedt" vervangen door "vanaf het ogenblik waarop het in werking treedt" en worden tussen "in de hoedanigheid van" en "NGO-coöperanten" de woorden "vrijwilligers en" ingevoegd.
Art.4. Het artikel 23 van het koninklijk besluit van 28 maart 1995 betreffende de erkenning, betoelaging en subsidiëring van personen, van niet-gouvernementele organisaties en van federaties inzake het uitzenden van NGO-coöperanten, wordt vervangen door volgende bepaling :
"De organisaties erkend in hoedanigheid van uitzendorganisaties, evenals de erkende federaties, behouden hun erkenning indien deze van kracht werd na 1 juli 1991. Dit besluit is op hen van toepassing."
Art.5. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1994, met uitzondering van artikel 12, § 1, 2° en 4°, zoals gewijzigd door dit besluit, dat uitwerking heeft op 1 januari 1997 en van § 3 dat uitwerking heeft op 1 januari 1995.
Art. 6. Onze Staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 20 november 1995.
ALBERT
Van Koningswege :
De Eerste Minister,
J.-L. DEHAENE
De Staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking, toegevoegd aan de Eerste Minister,
R. MOREELS