19 DECEMBER 1996. - Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 31 december 1986 houdende uitvoering van de artikelen 4, § 2, en 5, § 3, van het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 20 november 1986 tot instelling van een verzekering tegen het risico van inkomensverlies ingevolge verlies van betrekking of werkongeschiktheid (VERTALING).
Art. 1-6
Artikel 1. In artikel 4 van het ministerieel besluit van 31 december 1986 houdende uitvoering van de artikelen 4, § 2, en 5, § 3, van het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 20 november 1986 tot instelling van een verzekering tegen het risico van inkomensverlies ingevolge verlies van betrekking of werkongeschiktheid, worden de woorden "vijf jaar" vervangen door de woorden "acht jaar".
Art.2. In artikel 5, § 1, van hetzelfde besluit wordt tussen de punten 2 en 3 het volgende punt ingevoegd :
" een tijdelijke betrekking in het onderwijs bekleden en het bewijs kunnen leveren van acht jaar dienstanciënniteit;"
Art.3. In artikel 5, § 2, C, van hetzelfde besluit wordt tussen de woorden "zijn" en "echtgenoot" het woord "samenwonende" ingevoegd.
Art.4. In artikel 7, § 5 van hetzelfde besluit worden de woorden "vijf jaar" vervangen door de woorden "acht jaar".
Art.5. In hetzelfde besluit wordt een artikel 12bis ingevoegd, luidend als volgt :
" Art. 12bis. De krachtens artikel 6 van het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 20 november 1986 vigerende normen zijn de volgende :
1. Minimumaantal vertrekken die exclusief voor bewoning bestemd zijn :
A. Nachtvertrekken :
a) één slaapkamer per paar;
b) één slaapkamer per kind of per groep van 2 volwassenen van hetzelfde geslacht;
c) één slaapkamer per volwassene of per groep van 2 volwassenen van hetzelfde geslacht.
Dezelfde slaapkamer mag door een volwassene en een kind gebruikt worden, voor zover ze van hetzelfde geslacht zijn.
Bovendien mag dezelfde slaapkamer, op grond van een verslag van de Afdeling Huisvesting, al naar gelang haar oppervlakte, door drie kinderen van hetzelfde geslacht gebruikt worden.
B. Dagvertrekken :
a) een woonkamer;
b) een keuken of, bij gebrek eraan, een speciaal ingerichte kookhoek.
Voornoemde afwijking wordt echter niet toegekend indien het tekort aan nacht- of dagvertrekken gemakkelijk kan worden verholpen d.m.v. verbouwingswerken in de woning.
2. Minimale bewoonbare oppervlakte :
30 of 35 m2 al naar gelang het een alleenstaand of samenwonend (on)gehuwd gezinshoofd betreft. Deze oppervlakten dienen te worden vergroot met 5 m2 per persoon die de woning betrekt buiten het gezinshoofd, zijn samenwonende echtgenote of de persoon met wie hij ongehuwd samenleeft.
Het aldus bepaalde minimum dient met 8 m2 te worden vergroot als de woning door meer dan acht personen wordt betrokken. "
Art. 6. Dit besluit treedt in werking op 1 maart 1997.
Namen, 19 december 1996.
W. TAMINIAUX