30 APRIL 1999. - Koninklijk besluit tot reglementering van de financiële hulp van de Staat aan de gemeenten op het vlak van de verkeersveiligheid.
Art. 1-9
Artikel 1. De gemeenten die tot een interpolitiezone behoren, kunnen een financiële toelage bekomen voor investeringen, acties en studies ter bevordering van de verkeersveiligheid. De voorkeur gaat uit naar preventieve snelheidsradars, de verhoging van de verkeersveiligheid in en rond scholen en bij de schoolgaande jeugd, verkeersklassen voor minderjarige overtreders en een consequent handhavingsbeleid inzake snelheidsovertredingen en alcoholopname.
Art.2. De financiële toelage wordt vastgesteld op maximum BEF 1 000 000 per interpolitiezone. Loonkosten en de inhoud van de nomenclatuur van uitrusting en materieel voor de politie komen voor deze toelage niet in aanmerking; de normale werkingskosten en de herstellingskosten van het betoelaagde materieel evenmin.
Art.3. Het beheer van de toelage gebeurt door een gemeente per interpolitiezone.
Art.4. De belangstellende interpolitiezones stellen een gemotiveerd bestedingsplan op en dienen het in bij de Algemene Directie van de Algemene Rijkspolitie. Dat plan bevat een voorstelling en motivering van het of de projecten en zijn of hun uitvoering (met vermelding van de eigen inbreng van de gemeente of gemeenten en de gevraagde inbreng) evenals de naam van de gemeente die voor de interpolitiezone als beheerder optreedt. Een selectiecommissie, waarvan de samenstelling bepaald wordt door de Minister van Binnenlandse Zaken, beoordeelt de diverse projecten. Op basis van deze beoordelingsdossiers, die onder andere de criteria bevatten waarop het advies gebaseerd is, beslist de Minister van Binnenlandse Zaken welke projecten voor een toelage in aanmerking komen.
Art.5. De bedoelde financiële hulp wordt toegekend aan de door de Minister van Binnenlandse Zaken in aanmerking genomen projecten en dat binnen de perken van de beschikbare financiële middelen. Die zijn afkomstig van het in artikel 226bis van de nieuwe gemeentewet voorziene krediet en die de Minister van Binnenlandse Zaken - overeenkomstig artikel 8, alinea 2, van het koninklijk besluit van 5 juli 1994 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder de gemeenten bepaalde financiële hulp van de Staat kunnen krijgen op het vlak van de veiligheid, reserveert op het aandeel dat aan de gemeenten in het kader van hoofdstuk III van het vermelde koninklijk besluit wordt toegekend.
Art.6. Het toelagebedrag wordt bij de toekenning volledig uitbetaald. De interpolitiezones die een financiële toelage hebben bekomen, dienen uiterlijk op 31 december van het begrotingsjaar dat volgt op dat waarin de toelage werd toegekend, aan de Algemene Directie van de Algemene Rijkspolitie de verantwoordingsdocumenten in verband met de aanwending van de toelage te bezorgen. Daartoe behoort onder meer een evaluatie van het betoelaagde project.
Bij niet naleving van het toelagebesluit door een betoelaagde interpolitiezone en bij een verkeerd gebruik van de toegekende toelage en/of het betoelaagde materieel zal de toelage geheel of gedeeltelijk worden teruggevorderd.
Art.7. De Minister van Binnenlandse Zaken of zijn afgevaardigde kan op ieder moment controles uitvoeren om zich ter plaatse van de correcte uitvoering van het toelagebesluit te vergewissen.
Bovendien kunnen de Minister van Binnenlandse Zaken of zijn afgevaardigde, op eenvoudig verzoek, op ieder ogenblik ter plaatse alle stukken raadplegen die een bewijs vormen dat de interpolitiezone het toelagebesluit correct uitvoert en dat de uitgaven die met de verleende financiële hulp verricht werden aan het toelagebesluit beantwoorden.
Art.8. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 9. Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 30 april 1999.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Binnenlandse Zaken
L. VAN DEN BOSSCHE
De Staatssecretaris voor Veiligheid,
J. PEETERS