29 MAART 2002. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende het budgettair, financieel en boekhoudkundig beheer van het "Brussels Centrum voor Voedingsmiddelenexpertise".
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Art. 1-2
HOOFDSTUK II. - Begroting.
Art. 3-5
HOOFDSTUK III. - Beheer.
Art. 6-8
HOOFDSTUK IV. - Boekhouding en neerleggen van rekeningen.
Art. 9-12
HOOFDSTUK V. - Controle.
Art. 13-14
HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen.
Art. 15-16
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Artikel 1. Tenzij ervan wordt afgeweken in dit besluit, zijn de bepalingen van titel II van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, op het Brussels Centrum voor Voedingsmiddelenexpertise van toepassing.
Art.2. Het Brussels Centrum voor Voedingsmiddelenexpertise staat onder het gezag van de Minister bevoegd voor het Wetenschappelijk Onderzoek, hierna te noemen de bevoegde Minister, en is verbonden aan het Bestuur Economie en Werkgelegenheid.
HOOFDSTUK II. - Begroting.
Art.3. Er wordt jaarlijks een begroting opgesteld in de vorm bepaald door de bevoegde Minister en de Minister van Begroting.
Art.4. De begroting is onderdeeld in twee secties :
1° de ontvangsten;
2° de uitgaven.
Art.5. De begroting wordt gevoegd bij het ontwerp van ordonnantie houdende de algemene uitgavenbegroting van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
HOOFDSTUK III. - Beheer.
Art.6. Een rekenplichtige, verantwoordelijk voor het beheer van en het toezicht op de gelden en waarden en onderworpen aan de rechtsmacht van het Rekenhof, zal door de bevoegde Minister aangeduid worden.
Art.7. De uitgaven mogen niet meer bedragen dan de ontvangsten.
Art.8. De inkomsten dienen de werkingskosten en de investeringskosten voor wetenschappelijke apparatuur te kunnen compenseren. Op het einde van het begrotingsjaar wordt het beschikbaar saldo overgedragen naar de begroting van het volgende jaar.
HOOFDSTUK IV. - Boekhouding en neerleggen van rekeningen.
Art.9. Het boeken geschiedt volgens hetgeen bij dubbel boekhouden gebruikelijk is. Aantekeningen worden chronologisch gemaakt en volgens een systeem waardoor dagelijks de balans kan worden opgemaakt van de betreffende rekeningen.
Art.10. Op het einde van het jaar wordt een staat van de ontvangsten en een staat van de uitgaven opgesteld en door de bevoegde Minister naar het Rekenhof gestuurd via de Minister van Financiën. De bewijsstukken worden ter plaatse bewaard.
Art.11. Op het einde van ieder jaar stelt de rekenplichtige volgende documenten op :
1° een rekening van uitvoering van de begroting;
2° een beheersrekening met de opgave van de ontvangsten en uitgaven die voortvloeien uit de rekening van uitvoering van de begroting;
3° een staat van de activa en passiva met opgave voor de activa van de waarden in kas en de te ontvangen bedragen en voor de passiva van de verschuldigde bedragen en het overeenkomstig artikel 8 over te dragen beschikbaar bedrag;
4° een staat van de inventaris van het vermogen samengesteld uit de wetenschappelijke apparatuur en uit het materiaal waarvan het aankoopbedrag de som van 50 000 frank of 1.240 euro, exclusief BTW, overschrijdt; dit bedrag is gekoppeld aan de evolutie van het indexcijfer;
5° Uiterlijk op 31 maart van het jaar dat volgt op het jaar waarop ze betrekking heeft, wordt de definitieve balans van de rekeningen overgemaakt aan de bevoegde Minister teneinde ze, via de Minister van Financiën, door te sturen naar het Rekenhof vóór 30 april van het zelfde jaar. Deze rekeningen worden toegevoegd aan de algemene rekening van het Gewest.
Art.12. De uitgaven worden rechtstreeks betaald door de rekenplichtige.
HOOFDSTUK V. - Controle.
Art.13. De regels inzake administratieve controle en begrotingscontrole waaraan de diensten van het algemeen bestuur van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zijn onderworpen, zijn van toepassing op het Brussels Centrum voor Voedingsmiddelenanalyse.
Art.14. Het Rekenhof mag ter plaatse overgaan tot de controle van de geschreven stukken waarin de vastleggingen van de uitgaven en de boekhoudkundige operaties zijn geregistreerd.
Het Rekenhof kan zich te allen tijde alle bewijsstukken, staten, inlichtingen of toelichtingen laten verstrekken betreffende de ontvangsten en de uitgaven.
HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen.
Art.15. Dit besluit treedt in werking op de tiende dag van zijn publicatie in het Belgisch Staatsblad.
Art. 16. De Minister bevoegd voor het Wetenschappelijk Onderzoek, de Minister bevoegd voor de Financiën en de Minister bevoegd voor de Begroting zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 29 maart 2001.
Voor de Brusselse Hoofdstedelijke Regering :
De Minister-Voorzitter, belast met het Wetenschappelijk Onderzoek,
Fr.-X. de DONNEA
De Minister, belast met de Financiën en de Begroting,
G. VANHENGEL.