10 APRIL 1995. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de voorwaarden waaronder de gemeenten bepaalde financiële hulp van de Staat kunnen krijgen op het vlak van de veiligheid en de inbraakpreventie. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 15-09-1995 en tekstbijwerking tot 30-07-1999)
Art. 1-6
1996000456 1997000715 1999000467 2000000295 2001000540 2002000908 2003000319 2004000292 2005000600
Artikel 1. § 1. Binnen de perken van de beschikbare kredieten, zijnde maximaal (10 miljoen frank), kent de Minister van Binnenlandse Zaken aan de gemeenten die hij overeenkomstig artikel 2 heeft aangeduid, een eenmalige toelage toe voor de verwezenlijking van initiatieven inzake inbraakpreventie waarvoor een contract afgesloten werd tussen de Minister van Binnenlandse Zaken en de betrokken gemeenten. <KB 1999-05-04/95, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 09-08-1999>
(Ditzelfde bedrag zal verlengd worden voor 1 jaar binnen de perken van de beschikbare kredieten op het saldo van het veiligheidsfonds.) <KB 1999-05-04/95, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 09-08-1999>
§ 2. Het contract bepaalt enerzijds de projecten die de gemeente zal ontwikkelen met het oog op de verwezenlijking van initiatieven inzake inbraakpreventie en anderzijds de voorwaarden met het oog op de toekenning van de bedoelde toelage, evenals het bedrag hiervan.
Art.2. De in artikel 1 bedoelde gemeenten moeten aan de volgende voorwaarden voldoen :
1° het aantal geregistreerde inbraken op het grondgebied van de gemeente moet gelijk zijn of groter dan 100 per jaar en;
2° de gemeente moet autonoom een 24 uur permanentie van de gemeentepolitie voorzien of betrokken zijn in een intergemeentelijke samenwerking tussen de politiekorpsen en;
3° de gemeente moet uit eigen middelen een budget voorzien dat minimum een tweede bedraagt van de toelage toegekend door de Minister van Binnenlandse Zaken, om het maximale bedrag van de financiële hulp te bekomen.
(4° de gemeente dient reeds een contract tot toekenning van financiële hulp in het kader van de inbraakpreventie te hebben afgesloten.) <KB 1997-09-08/58, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 22-12-1997>
Art.3. § 1. Onder de gemeenten die voldoen aan de in artikel 2 bepaalde criteria worden de beschikbare kredieten verdeeld volgens een verdelingscoëfficiënt die voor 75 % steunt op het aantal inbraken per 1000 inwoners zoals vastgesteld in (de geregistreerde criminaliteitscijfers zoals ze bekend zijn gemaakt door de Algemene Politiesteundienst voor het jaar 1997) en voor 25 % op de effectieve bezetting van het gemeentelijk politiekorps zoals die bekend is in (de morfologie van de politiediensten 1997 van de Algemene Politiesteundienst). <KB 1999-05-04/95, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 09-08-1999>
§ 2. Het maximale bedrag van de toelage, berekend overeenkomstig § 1, wordt verminderd a rato van het budget dat door de gemeente effectief uit eigen middelen wordt gereserveerd voor het verwezenlijken van de in het contract bedoelde initiatieven, teneinde te voldoen aan de voorwaarde zoals bepaald in artikel 2, 3°.
(§ 3. Bij de verdeling van de beschikbare kredieten wordt rekening gehouden met de besteding van de middelen toegekend door het in artikel 2, 4° vermelde contract.
Volgende wegingscoëfficient wordt gehanteerd: 0,25 voor de gemeenten die minder dan 10% van het toegekende budget hebben besteed; 0,50 voor de gemeenten die tussen de 10% en de 50% van het toegekende budget hebben besteed; 1 voor de gemeenten die meer dan 50% van het toegekende budget hebben besteed.) <KB 1997-09-08/58, art. 3, § 2, 002; Inwerkingtreding : 22-12-1997>
Art.4. Bij niet naleving van de bepalingen van dit besluit en van de door de Minister van Binnenlandse Zaken in toepassing van dit besluit vastgestelde voorwaarden, evenals, in voorkomend geval, bij niet naleving van de voorwaarden die werden opgenomen in de krachtens dit besluit met de Minister van Binnenlandse Zaken afgesloten contract, zal de financiële tegemoetkoming integraal of gedeeltelijk worden teruggevorderd.
Art.5. De Minister van Binnenlandse Zaken organiseert een regelmatige inspectie om zich ervan te vergewissen dat de gemeenten de voorwaarden naleven die ten grondslag liggen aan de financiële tegemoetkoming krachtens dit besluit.
Art. 6. Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 10 april 1995.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Binnenlandse Zaken,
J. VANDE LANOTTE