21 DECEMBER 1994. - Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1995. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 30-12-1995 en tekstbijwerking tot 02-08-2022)
HOOFDSTUK I. - Economie.
Art. 1-5
HOOFDSTUK II. - Leefmilieu.
Afdeling 1. - Afvalstoffen.
Art. 6-9
Afdeling 2. - Milieuvergunningen.
Art. 10-11
Afdeling 3. - Milieu- en natuurverenigingen.
Art. 12-14
Afdeling 4. - Fonds voor preventie en sanering inzake leefmilieu en natuur.
Art. 15
Afdeling 5. - Afvalwaterheffing.
Art. 16
Afdeling 6. - Overdracht personeel IHE.
Art. 17
Afdeling 7. - Eindafrekeningen.
Art. 18
Afdeling 8. - Visverloven.
Art. 19
HOOFDSTUK III. - Binnenlandse aangelegenheden.
Afdeling 1. - Vlaams Provinciefonds.
Art. 20-22
Afdeling 2. - Vlaams Gemeentefonds.
Art. 23-25
Afdeling 3. - Investeringsfonds.
Art. 26
HOOFDSTUK IV. - Cultuur.
Afdeling 1. - Jeugdwerk.
Art. 27
Afdeling 2. - Volksontwikkeling.
Art. 28-32
Afdeling 3. - Bibliotheken.
Art. 33-34
Afdeling 4. - Dienst met afzonderlijk beheer " Landcommanderij Alden Biesen ".
Art. 35
Afdeling 5. - Dienst met afzonderlijk beheer " Vlaams Centrum voor het Openbaar Bibliotheekwerk ".
Art. 36
Afdeling 6. - Toerisme.
Art. 37-43
HOOFDSTUK V. - Onderwijs.
Afdeling 1. - HOBU.
Art. 44
Afdeling 2. - Gemeenschaps- en gesubsidieerd onderwijs.
Art. 45
Afdeling 3. - Investeringen.
Art. 46
Afdeling 4. - Fonds voor Klasse.
Art. 47
HOOFDSTUK VI. - Ambtenarenzaken.
Art. 48
HOOFDSTUK VII. - Financiën en begroting.
Afdeling 1. - Thesaurie.
Art. 49-52
Afdeling 2. - Vlaams Fonds voor de Lastendelging.
Art. 53
Afdeling 3. - Fiscale bepalingen.
Art. 54
HOOFDSTUK VIII. - Welzijn.
Afdeling 1. - Gehandicaptenzorg.
Art. 55-56
Afdeling 2. - Vlaams Fonds voor de Integratie van Kansarmen.
Art. 57-58
HOOFDSTUK IX. - Inwerkingtreding.
Art. 59
Bijlage.
Art. N
1954070103 1971032613 1978061906 1981001184 1984023744 1985024596 1990030032 1990030060 1990030576 1990929930 1991035507 1991035703 1991035718 1992035367 1993035508 1993035626 1993036556 1994036312
1995035820 1995035821 1995036140 1995036231 1998036171 1999036155 2003035221 2004035289 2006035331 2006036003 2006036419 2007036026 2008202001 2011204045 2012035141 2012036284 2014200215 2016035082 2017010479 2018030232 2018030513 2019031086 2020043549
HOOFDSTUK I. - Economie.
Artikel 1. De overeenkomst van 1 september 1994 tussen het Vlaamse Gewest en de NV Gewestelijke Investeringsmaatschappij voor Vlaanderen met betrekking tot de aanwending van de begrotingskredieten bestemd voor het economisch overheidsinitiatief wordt bekrachtigd.
Art.2. In het decreet van 13 juli 1994 betreffende de herstructurering van de GIMV, Gimvindus, VMH, MIJNEN en LIM en tot oprichting van het Limburgfonds en de Permanente Werkgroep Limburg wordt een artikel 18bis ingevoegd luidend als volgt :
" Artikel 18bis. Het Bestuur der Registratie en Domeinen is bevoegd om authenticiteit te verlenen aan alle akten van de investeringsmaatschappijen betreffende de organisatie en het interne bestuur. ".
Art.3. In het decreet van 31 maart 1993 betreffende een financiële tegemoetkoming door het Vlaamse Gewest ten behoeve van kleine ondernemingen die een beroep doen op erkende externe bedrijfsadviseurs wordt een artikel 4bis ingevoegd, luidend als volgt :
" Artikel 4bis. De Vlaamse regering bepaalt onder welke voorwaarden een natuurlijke persoon in aanmerking komt voor een eenmalige tegemoetkoming in de kosten van het onderzoek naar de haalbaarheid van een eventuele zelfstandige activiteit. ".
Art.4. De Vlaamse regering wordt met terugwerkende kracht gemachtigd toe te treden tot het economisch samenwerkingsverband " Vlaamse Thermie Coördinatie ".
Art.5. De Vlaamse regering wordt met terugwerkende kracht gemachtigd toe te treden tot de vereniging zonder winstgevend doel " Promotie van Vlaamse landbouw-, tuinbouw- en zeevisserijprodukten ".
HOOFDSTUK II. - Leefmilieu.
Afdeling 1. - Afvalstoffen.
Art.6. Artikel 33 van het decreet van 2 juli 1981 betreffende de voorkoming en het beheer van afvalstoffen, zoals gewijzigd bij het decreet van 20 april 1994, wordt aangevuld met een paragraaf 3 die luidt als volgt :
" § 3. De Vlaamse regering kan bij invoer of uitvoer van afvalstoffen aan de kennisgever de betaling van een vergoeding tot dekking van de administratieve kosten, verbonden aan de uitvoering van de kennisgevings- en toezichtsprocedure ingesteld door de Verordening (EEG nr. 259/93), zoals bedoeld in artikel 33, eerste lid van deze Verordening, opleggen. ".
Art.7. § 1. Artikel 47, § 2, van het decreet van 2 juli 1981 betreffende de voorkoming en het beheer van afvalstoffen, gewijzigd bij de decreten van 25 juni 1992, 18 december 1992 en 22 december 1993, wordt vervangen door de volgende bepaling :
" § 2. Het bedrag van de milieuheffingen bedoeld in § 1 wordt vastgesteld op :
1° 6 000 frank per ton, voor de verwijdering van gevaarlijke afvalstoffen in een installatie die niet vermeld wordt onder de punten 2° tot en met 5°;
2° 850 frank per ton, voor de verbranding, al dan niet met terugwinning van energie of grondstoffen, van gevaarlijke afvalstoffen van derden, in een installatie vergund overeenkomstig het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning;
3° 850 frank per ton, voor de verbranding, zonder terugwinning van energie of grondstoffen, van gevaarlijke afvalstoffen van het eigen produktieproces, in een installatie vergund overeenkomstig het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning;
4° 500 frank per ton voor de verbranding, met terugwinning van energie of grondstoffen, van gevaarlijkse afvalstoffen van het eigen produktieproces, in een installatie vergund overeenkomstig het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning;
5° 400 frank per ton, voor de verwijdering van gevaarlijke afvalstoffen anders dan door verbranding in een installatie vergund overeenkomstig het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning;
6° 4 000 frank per ton, voor het storten van afvalstoffen op een stortplaats die niet vermeld wordt onder de punten 7° tot en met 24° hierna;
7° 1 650 frank per ton, voor het storten van afvalstoffen op een stortplaats vergund voor bedrijfsafvalstoffen;
8° 150 frank per ton voor het storten op voormelde stortplaats van :
- shredderafval afkomstig van de bewerking van autowrakken en schroot;
- afvalstoffen afkomstig van de bewerking van natuursteen;
- recyclageresidu's van de bedrijven die hoofdzakelijk papier- en kartonafval, kunststofafval, glasafval en roestvrij staalafval afkomstig van selectieve inzamelingen gebruiken of voorsorteren als grondstof voor de aanmaak van nieuw papier, karton, kunststoffen, glas en roestvrij staal;
- reststoffen van bedrijven vergund voor het immobiliseren van bedrijfsafvalstoffen;
- reststoffen afkomstig van de bewerking van selectief ingezamelde lompen;
9° 100 frank per ton, voor het storten op voormelde stortplaats, van afvalstoffen van bodemsaneringsoperaties goedgekeurd door de OVAM en waarbij overeenkomstig het advies van OVAM andere saneringswijzen dan uitgraven en storten onredelijk hoge kosten met zich meebrengen of onmogelijk zijn, van de verwijdering van asbestbevattende bekleding en asbestbevattende structuurelementen van gebouwen;
10° a) 920 frank per ton, voor het storten van afvalstoffen op een stortplaats vergund voor huishoudelijke afvalstoffen;
b) 800 frank per ton, voor het storten van afvalstoffen op een stortplaats vergund voor huishoudelijke afvalstoffen met actieve stortgasonttrekking en met recuperatie van de energieinhoud van het stortgas;
11° 100 frank per ton voor het storten op voormelde stortplaats van :
- recyclagersidu's van de bedrijven die hoofdzakelijke kunststofafval, glasafval en roestvrij staalafval afkomstig van selectieve inzamelingen gebruiken of voorsorteren als grondstof voor de aanmaak van kunststoffen, glas en roestvrij staal;
- afvalstoffen afkomstig van bodemsaneringsoperaties goedgekeurd door de Openbare Afvalstoffenmaatschappij voor het Vlaamse Gewest en waarbij overeenkomstig het advies van OVAM andere saneringswijzen dan uitgaven en storten onredelijk hoge kosten met zich meebrengen of onmogelijk zijn;
- reststoffen afkomstig van de bewerking van selectief ingezamelde lompen;
12° 30 frank per ton, voor het storten op voormelde stortplaats van de recyclageresidu's van de bedrijven die hoofdzakelijk papier- en kartonafval afkomstig van selectieve inzamelingen gebruiken of voorsorteren als grondstof voor de aanmaak van nieuw papier en karton;
13° 1 100 frank per ton voor het storten op voormelde stortplaats van met huishoudelijke afvalstoffen gelijkgestelde bedrijfsafvalstoffen;
14° 600 frank per ton, voor het storten van afvalstoffen op een monostortplaats vergund voor vliegassen van de thermische centrales;
15° a) 920 frank per ton, voor het storten van afvalstoffen op een monostortplaats vergund voor verkleinde huishoudelijke afvalstoffen;
b) 800 frank per ton, voor het storten van afvalstoffen op een monostortplaats vergund voor verkleinde huishoudelijke afvalstoffen met actieve stortgasonttrekking en met recuperatie van energieinhoud van het stortgas;
16° 600 frank per ton, voor het storten van vrije asbestvezels bevattende afvalstoffen inclusief slib, op een monostortplaats vergund voor asbesthoudende afvalstoffen;
17° 350 frank per ton, voor het storten van gebonden asbestvezels bevattende afvalstoffen, op een monostortplaats vergund voor asbesthoudende afvalstoffen;
18° 350 frank per ton, voor het storten van afvalstoffen op een stortplaats vergund voor inerte afvalstoffen;
19° 20 frank per ton, voor het storten op voormelde stortplaats van afvalstoffen van bodemsaneringsoperaties goedgekeurd door de OVAM en waarbij overeenkomstig het advies van OVAM andere saneringswijzen dan uitgraven en storten onredelijk hoge kosten met zich meebrengen of onmogelijk zijn;
20° 150 frank per ton, voor het storten van afvalstoffen op een monostortplaats vergund voor ijzeroxyde afvalstoffen van de zinkproduktie bekend onder de naam jarosiet en goethiet;
21° 30 frank per ton, voor het storten van afvlstoffen op een monostortplaats vergund voor gips of calciumchloride afvalstoffen;
22° 30 frank per ton, voor het storten van afvalstoffen op een monostortplaats vergund voor mijnbouwafval;
23° 10 frank per ton, voor het storten van residu's van de recyclage van mijnbouwafval op een monostortplaats vergund voor mijnbouwafval en van het storten van afvalstoffen op een monostortplaats vergund voor baggerspecie;
24° 150 frank per ton, voor het storten van afvalstoffen op een monostortplaats vergund voor ertsresten van de produktie van titaandioxydepigmenten volgens het chloorproces;
25° 2 000 frank per ton, voor het verbranden van afvalstoffen in een oven die niet vermeld wordt onder de punten 26° tot en met 37° hierna;
26° 725 frank per ton, voor het verbranden van afvalstoffen van derden in een oven vergund voor bedrijfsafvalstoffen, al dan niet met recuperatie van energie of grondstoffen;
27° 725 frank per ton, voor het verbranden van afvalstoffen van het eigen produktieproces in een oven vergund voor bedrijfsafvalstoffen, zonder recuperatie van energie;
28° 290 frank per ton, voor het verbranden van afvalstoffen afkomstig van het eigen produktieproces, niet gevaarlijk houtafval uitgezonderd, in een oven vergund voor bedrijfsafvalstoffen, met recuperatie van energie of grondstoffen;
29° 50 frank per ton, voor het verbranden van de recyclageresidu's van de bedrijven die papier- en kartonafval gebruiken voor de aanmaak van nieuw papier en karton en die afkomstig zijn van het eigen produktieproces, in een oven vergund voor het verbranden van de voornoemde recyclageresidu's, met recuperatie van energie;
30° 435 frank per ton, voor het verbranden van afvalstoffen in een oven vergund voor huishoudelijke afvalstoffen zonder rookgasreiniging en zonder energierecuperatie;
31° 365 frank per ton, voor het verbranden van afvalstoffen in een oven vergund voor huishoudelijke afvalstoffen met rookgasreiniging en zonder energierecuperatie;
32° 365 frank per ton, voor het verbranden van afvalstoffen in een oven vergund voor huishoudelijke afvalstoffen met energierecuperatie en zonder rookgasreiniging;
33° 220 frank per ton, voor het verbranden van afvalstoffen in een oven vergund voor huishoudelijke afvalstoffen met rookgasreiniging en met energierecuperatie;
34° 435 frank per ton, voor het verbranden van afvalstoffen in een oven vergund voor bijzondere afvalstoffen zonder rookgasreiniging en zonder energierecuperatie;
35° 365 frank per ton, voor het verbranden van afvalstoffen in een oven vergund voor bijzonder afvalstoffen met rookgasreiniging en zonder energierecuperatie;
36° 365 frank per ton, voor het verbranden van afvalstoffen in een oven vergund voor bijzondere afvalstoffen met energierecuperatie en zonder rookgasreiniging;
37° 220 frank per ton, voor het verbranden van afvalstoffen in een oven vergund voor bijzondere afvalstoffen met rookgasreiniging en met energierecuperatie;
38° 900 frank per ton, voor afvalstoffen geproduceerd in het Vlaamse Gewest die verwijderd worden naar een ander gewest. In voorkomend geval wordt het bedrag van de heffing gelijk aan nul indien een gelijksoortige heffing wordt opgelegd door het ander gewest. ".
<Bij arrest nr 55/96 van 15 oktober 1996 (B.St. 29.10.1996, p. 27786) heeft het Arbitragehof dit artikel 7 vernietigd, in zoverre het een artikel 47, § 2, 38°, invoegt; Opheffing : 01-01-1995>
§ 2. Artikel 47, § 3, van het decreet van 2 juli 1981 betreffende de voorkoming en het beheer van afvalstoffen, gewijzigd bij de decreten van 25 juni 1992, 18 december 1992 en 22 december 1993, wordt vervangen door de volgende bepaling :
" § 3. De milieuheffing is verschuldigd op het tijdstip dat de afvalstoffen worden verwijderd in de in § 2, 1° tot en met 38° bedoelde inrichtingen of worden opgehaald door de ondernemingen, gemeenten en verenigingen van gemeenten met het oog op verwijdering in een ander gewest. ".
Art.8. In artikel 47quinquies van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 20 december 1989 en 25 juni 1992, wordt een paragraaf 3bis ingevoegd, luidend als volgt :
§ 3bis. De minister verzendt zijn beslissing per aangetekend schrijven met bericht van ontvangst aan de heffingsplichtige. ".
Art.9. Artikel 59, § 2, van hetzelfde decreet wordt vervangen door de volgende bepaling :
" § 2. Onverminderd het bepaalde in § 1 kan de veroordeelde worden verplicht tot terugbetaling van de kosten voor het verwijderen door de gemeente, door de afvalstoffenmaatschappij of door het Vlaamse Gewest.
Bij een veroordeling tot terugbetaling van de kosten voor het verwijderen van afvalstoffen in de bossen en aanverwante grondoppervlakten, de onbevaarbare waterlopen en natuurreservaten, wordt dit bedrag gestort op de rekening van het Fonds voor preventie en sanering inzake leefmilieu en natuur.
Bij een veroordeling tot terugbetaling van de kosten voor het verwijderen van afvalstoffen op de openbare wegen, de waterwegen en de havens en hun specifieke aanhorigheden, wordt dit bedrag gestort op de rekening van het Verkeersinfrastructuurfonds. ".
Afdeling 2. - Milieuvergunningen.
Art.10. Artikel 9, § 4 en § 7, van het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning worden vervangen door de volgende bepalingen :
" § 4. Wanneer een inrichting onder de toepassing valt van verschillende indelingsrubrieken behorend tot verschillende klassen, geldt voor deze inrichting de procedure van de hoogste klasse.
§ 7. Het college van burgemeester en schepenen neemt akte van de melding van de exploitatie of de verandering van een inrichting die uitsluitend in de derde klasse is ingedeeld. ".
Art.11. In het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning, gewijzigd bij de decreten van 7 februari 1990, 12 december 1990, 21 december 1990 en 22 december 1993, wordt een artikel 19ter ingevoegd, dat luidt als volgt :
" Artikel 19ter. § 1. Een dossierrecht waarvan de opbrengst rechtstreeks en integraal in het Fonds voor preventie en sanering inzake leefmilieu en natuur wordt gestort, kan geheven worden lastens elke natuurlijke of rechtspersoon die een kennisgevingsdossier met betrekking tot genetisch gemodificeerde organismen, genetische gemodificeerde micro-organismen of pathogenen indient.
§ 2. De Vlaamse regering bepaalt voor welke soorten kennisgevingsdossiers een dossierrecht wordt ingevoerd, het bedrag en de betalingsmodaliteiten daarvan. ".
Afdeling 3. - Milieu- en natuurverenigingen.
Art.12. In artikel 12, tweede lid, van het decreet van 29 april 1991 tot instelling van een milieu- en natuurraad van Vlaanderen en tot vaststelling van de algemene regelen inzake de erkenning en subsidiëring van de milieu- en natuurverenigingen wordt de laatste zin geschrapt.
Art.13. In artikel 14, § 1, van hetzelfde decreet worden de woorden " voor de ondersteuning " vervangen door de woorden " als financiële ondersteuning ".
Art.14. Het artikel 13 van dit decreet heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1994.
Afdeling 4. - Fonds voor preventie en sanering inzake leefmilieu en natuur.
Art.15. Bij toepassing van artikel 179 van de Grondwet en van artikel 4 van de overeenkomst d.d. 11 januari 1991 tussen het Vlaamse Gewest en de NV Vlaamse Milieuholding wordt aan de NV Vlaamse Milieuholding gratificatie verleend ten laste van het Fonds voor preventie en sanering inzake leefmilieu en natuur ten belope van 1 600 668 frank aan trekkingsrechten ingevolge een definitieve waardevermindering van het engagement van de NV Vlaamse Milieuholding in het studiesyndicaat Hospaver.
Afdeling 5. - Afvalwaterheffing.
Art.16. § 1. In de artikelen 35quinquies en 35septies van de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging, zoals gewijzigd bij de decreten van 25 juni 1992, 18 december 1992, 22 december 1993 en 6 juli 1994, wordt de formule " N = (k1 x N1) + (k2 x N2) + (k3 x N3) + Nk " vervangen door " N = N1 + N2 + N3 + Nk ".
§ 2. In artikel 35sexies van diezelfde wet, gewijzigd bij de decreten van 25 juni 1992, 18 december 1992 en 22 december 1993, wordt de formule : " N0 = (k1 x N1,0) + (k2) x N2,0) + (k3 x N3,0) " vervangen door " N0 = N1,0 + N2,0 + N3,0 ".
§ 3. In de artikelen 35quinquies, 35sexies van diezelfde wet, gewijzigd bij de decreten van 25 juni 1992, 18 december 1992, 22 december 1993 en 6 juli 1994, worden de woorden " k1, k2, k3 : voor de heffingsplichtigen die zijn aangesloten op het openbaar hydrografisch net, zoals bedoeld in artikel 1, en bovendien beschikken over een milieu respectievelijk lozingsvergunning voor lozing ophet openbaar hydrografisch net, gelden de coëfficiënten vermeld in de tabel opgenomen in bijlage 2 bij deze wet, voor de overige heffingsplichtigen zijn deze coëfficiënten telkens gelijk aan één; " geschrapt.
§ 4. In de artikelen 35quater, § 3 en 35septies van dezelfde wet, gewijzigd bij de decreten van 25 juni 1992, 18 december 1992, 22 december 1993 en 6 juli 1994, worden de woorden " bijlage 1 " telkens vervangen door " bijlage ".
In bijlage 1 bijdezelfde wet, gewijzigd bij de decreten van 25 juni 1992 en 22 december 1993, wordt het cijfer " 1 " geschrapt.
Bijlage 2 bij dezelfde wet, gewijzigd bij het decreet van 18 december 1992, wordt opgeheven.
§ 5. In de artikelen 35quinquies, § 1 en 35septies van dezelfde wet, gewijzigd bij de decreten van 25 juni 1992, 18 december 1992, 22 december 1993 en 6 juli 1994 worden de woorden " a : deze term is gelijk aan 0,825 voor de heffingsjaren 1992, 1993 en 1994 " vervangen door de woorden " a : deze term is gelijk aan 0,825 voor de heffingsjaren 1992, 1993, 1994 en 1995 ".
Afdeling 6. - Overdracht personeel IHE.
Art.17. Artikel 33, derde lid, van het decreet van 28 december 1993 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1994 wordt opgeheven.
Afdeling 7. - Eindafrekeningen.
Art.18. § 1. De uit te betalen saldo's van eindafrekeningen van investeringswerken met betrekking tot de bouw van waterzuiveringsinfrastructuur aan de Vlaamse Milieumaatschappij ingevolge :
1° het besluit van de Vlaamse regering van 2 mei 1983 tot bepaling van de voorwaarden en de modaliteiten van de financiële gewestbijdrage in de investeringsuitgaven van de Vlaamse Waterzuiveringsmaatschappij en de Waterzuiveringsmaatschappij van het Kustbekken, gewijzigd bij besluit van de Vlaamse regering van 25 juli 1984;
2° het besluit van de Vlaamse regering van 15 juli 1987 houdende bepaling van de voorwaarden en modaliteiten betreffende de bijdrage van het Vlaamse Gewest in de investeringsuitgaven van de Vlaamse Waterzuiveringsmaatschappij en de Waterzuiveringsmaatshappij van het Kustbekken en houdende regeling van een voorschottenstelsel betreffende deze bijdragen;
3° het besluit van de Vlaamse regering va 29 november 1989 houdende bepaling van de voorwaarden en modaliteiten betreffende de bijdrage van het Vlaamse Gewest in de investeringsuitgaven van de Vlaamse Maatschappij voor Waterzuivering, gewijzigd bij besluit van de Vlaamse regering van 18 december 1991, worden in bijlage van dit decreet vastgesteld.
§ 2. De Vlaamse regering wordt ertoe gemachtigd namens het Vlaamse Gewest in de § 1 vastgestelde saldo's van eindafrekeningen vrij te geven.
§ 3. De Vlaamse regering wordt ertoe gemachtigd namens het Vlaamse Gewest de verbintenis aan te gaan de vaste beloften toe te kennen voor het nog niet vastgestelde deel ten laste van basisallocatie 63.21 " Subsidie aan de Vlaamse Milieumaatschappij voor investeringskosten en erelonen met inbegrip van de uitbouw van de meetnetten water en lucht en de uitbouw van de milieudatabank " van het programma Leefmilieu van de begroting van de Vlaamse Gemeenschap.
§ 4. De Vlaamse regering wordt ertoe gemachtigd namens het Vlaamse Gewest de verjaring op te heffen van de verjaarde vaste beloftes van de in § 1 bedoelde eindafrekeningen.
Afdeling 8. - Visverloven.
Art.19. Artikel 9 van de wet van 1 juli 1954 op de riviervisserij, gewijzigd bij het decreet van 21 december 1990 wordt, wat het Vlaamse Gewest betreft, door de volgende bepaling vervangen :
" Artikel 9. De belasting op de afgifte van visverloven wordt als volgt vastgesteld :
1° voor het visverlof waarmee kinderen beneden de volle veertien jaar en niet vergezeld van hun vader, moeder of voogd, alle dagen met één hengel mogen vissen : 150 frank.
Een visverlof afgegeven tijdens het jaar waarin het kind veertien jaar oud wordt, blijft geldig tot het einde van dat jaar;
2° voor het visverlof waarmee men alle dagen mag vissen, vanaf de oever, met één of met twee hengels : 450 frank.
3° voor het visverlof waarmee men alle dagen mag vissen met één of met twee hengels, anders dan vanaf de oever : 1 850 frank.
Voor het vissen met een ander geoorloofd vistuig dan de hengel is een tweede visverlof van dezelfde prijs vereist. "
HOOFDSTUK III. - Binnenlandse aangelegenheden.
Afdeling 1. - Vlaams Provinciefonds.
Art.20. In artikel 2 van het decreet van 29 april 1991 betreffende het Vlaams Provinciefonds wordt de tweede zin van het eerste lid als volgt gewijzigd :
" De dotatie wordt elk jaar verdeeld onder de provincies Antwerpen, Vlaams-Brabant, Limburg, Oost-Vlaanderen en West-Vlaanderen, volgens de regelen bepaald bij dit decreet. ".
Art.21. In artikel 4 van hetzelfde decreet wordt de eerste zin als volgt gewijzigd :
" De dotatie van het Vlaams Provinciefonds wordt onder de provincies Antwerpen, Vlaams-Brabant, Limburg, Oost-Vlaanderen en West-Vlaanderen verdeeld op grond van de volgende maatstaven en ten belope van : ".
Art.22. In hetzelfde decreet wordt een artikel 12bis ingevoegd luidend als volgt :
" Artikel 12bis. In afwijking van artikel 3 van dit decreet wordt voor het jaar 1995 de dotatie aan het Vlaams Provinciefonds vastgesteld op 3 686,4 miljoen frank.
Hiervan is 629,1 miljoen frank bestemd als aandeel van de provincie Vlaams-Bravant voor het jaar 1995. Het resterende bedrag van 3 057,3 miljoen frank wordt over de vier andere Vlaamse provincies omgeslagen volgens de regelen bepaald in artikel 4. ".
Afdeling 2. - Vlaams Gemeentefonds.
Art.23. In artikel 4 van het decreet van 31 juli 1990 tot instelling van het Vlaams Gemeentefonds en tot regeling van de bijzondere dotatie voor sommige gemeenten van het Vlaamse Gewest worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in het enig lid wordt het jaartal " 1998 " vervangen door het jaartal " 1994 ";
2° het enig lid wordt aangevuld met een tweede lid, luidend als volgt :
" Vanaf 1995 tot 2002 wordt de dotatie forfaitair vastgesteld op de volgende bedragen :
1995 : 940 miljoen frank;
1996 : 750 miljoen frank;
1997 : 700 miljoen frank;
1998 : 600 miljoen frank;
1999 : 500 miljoen frank;
2000 : 400 miljoen frank;
2001 : 324 miljoen frank;
2002 : 300 miljoen frank. ".
Art.24. Artikel 6 van hetzelfde decreet wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Artikel 6. Voor de vaststelling van het fiscale onvermogen worden de aanvullende belasting op de personenbelasting en de opcentiemen op de onroerende voorheffing in aanmerking genomen overeenkomstig de regelen in artikel 7. ".
Art.25. In artikel 7 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° § 1 wordt opgeheven;
2° in § 2, eerste lid, worden de woorden " van het restant, bedoeld in artikel 6, 2° " geschrapt;
3° § 2, laatste lid, wordt aangevuld met de woorden " voor zover dit bedrag ten minste gelijk is aan 5 000 frank. ".
Afdeling 3. - Investeringsfonds.
Art.26. § 1. In artikel 2 van het decreet van 20 maart 1991 betreffende het Investeringsfonds ter verdeling van de subsidies voor bepaalde onroerende investeringen die in de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaamse Gewest door of op initiatief van de provincies, de gemeenten of de Vlaamse Gemeenschapscommissie worden gedaan, gewijzigd bij het decreet van 6 juli 1994, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1. het derde lid wordt met ingang van 1 januari 1994 vervangen door het volgende lid : " De referentiedotatie wordt vastgesteld op 4 636,0 miljoen frank. ";
2. in het vierde lid wordt de omschrijving van het element S vervangen door de volgende tekst :
" het gemiddelde van de uurlonen op 1 januari 1993 van de geschoolde en de geoefende werklieden en de handlangers zoals die door het Nationaal Paritair Comité van het Bouwbedrijf vastgesteld zijn, vermeerderd met het totaal percentage van de sociale lasten en verzekeringen, zoals opgenomen door het departement Leefmilieu en Infrastructuur "
en wordt de omschrijving van he element I vervangen door de volgende tekst :
" het referentie-indexcijfer op basis van het jaarlijks verbruik van de voornaamste produkten in het bouwbedrijf op de binnenlandse markt vastgesteld door het Ministerie van Economische Zaken voor de maand januari 1993. ".
§ 2. Dit artikel treedt in werking op 1 januari 1994.
HOOFDSTUK IV. - Cultuur.
Afdeling 1. - Jeugdwerk.
Art.27. De uitvoering van artikel 3 van het decreet van 22 januari 1975 tot regeling van de erkenning en subsidiëring van het landelijk georganiseerd jeugdwerk wordt, wat het verlenen van erkenningen betreft, opgeschort voor alle aanvragen, ingediend in de periode van 1 augustus 1994 tot en met 31 december 1995.
Afdeling 2. - Volksontwikkeling.
Art.28. De uitvoering van artikel 3 van het decreet van 4 juli 1975 houdende de rijkssubsidieregeling van het Nederlandstalige sociaal-cultureel vormingswerk voor volwassenen in verenigingsverband wordt, wat het verlenen van erkenningen betreft, opgeschort voor alle aanvragen ingediend in de periode van 1 mei 1994 tot 31 december 1995.
Art.29. De uitvoering van artikel 5 van het decreet van 2 januari 1976 tot erkenning en subsidiëring van de Nederlandstalige koepelorganisaties voor beleidsvoorbereidend overleg in de sector van het sociaal-cultureel werk voor volwassenen wordt, wat het verlenen van erkenningen betreft, opgeschort voor alle aanvragen ingediend in de periode van 1 mei 1994 tot 31 december 1995.
Art.30. De uitvoering van artikel 8 van het decreet van 3 maart 1978 houdende de rijkssubsidieregeling voor het Nederlandstalige sociaal-cultureel vormingswerk met volwassenen in instellingen wordt, wat het verlenen van erkenningen betreft, opgeschort voor alle aanvragen ingediend in de periode van 4 mei 1994 tot 31 december 1995.
Art.31. De uitvoering van artikel 11 van het decreet van 27 juni 1985 houdende de subsidieregeling van het Nederlandstalige sociaal-cultureel vormingswerk met volwassenen in politieke vormingsinstellingen wordt, wat het verlenen van erkenningen betreft, opgeschort voor alle aanvragen ingediend in de periode van 1 mei 1994 tot 31 december 1995.
Art.32. De uitvoering van artikel 20 van het decreet van 27 juni 1985 houdende de subsidieregeling van projecten en organisaties inzake het Nederlandstalige ontwikkelingswerk voor volwassenen en specifieke subsidieregeling voor bijzondere doelgroepen en problemen in het kader van het Nederlandstalige sociaal-cultureel vormings- en ontwikkelingswerk wordt, wat het verlenen van erkenningen betreft, opgeschort voor alle aanvragen ingediend in de periode van 1 mei 1994 tot 31 december 1995.
Afdeling 3. - Bibliotheken.
Art.33. § 1. Met ingang van 1 januari 1994 wordt in artikel 73 van het besluit van de Vlaamse regering van 13 november 1991 houdende uitvoering van het decreet van 19 juni 1978 betreffende het Nederlandstalige openbare bibliotheekwerk § 2 opgeheven.
§ 2. In artikel 70 van hetzelfde besluit wordt een § 4 toegevoegd waarvan de bepaling luidt als volgt :
" § 4. De eerste vaststelling van de personeelsformatie van een voltijdse plaatselijke openbare bibliotheek gebeurt op basis van de formule : " (Aantal inwoners v/h werkgebied/5 000) + (aantal ingeschreven leners/2 000) - 25 % ".
Art.34. Het tweede lid van artikel 6 van het decreet van 19 juni 1978 betreffende het Nederlandstalige openbare bibliotheekwerk wordt aangevuld met de volgende bepaling :
" tenzij voor die gemeenten die op 1 januari 1995 nog niet beschikken over een erkende plaatselijke openbare bibiotheek ".
Afdeling 4. - Dienst met afzonderlijk beheer " Landcommanderij Alden Biesen ".
Art.35.Er wordt een dienst met afzonderlijk beheer opgericht : het [1 cultuur- en congrescentrum]1 van de Vlaamse Gemeenschap " Landcommanderij Alden Biesen " te Bilzen.
De saldi op de rekeningen van de gewone en van de buitengewone rekenplichtigen bij het [1 cultuur- en congrescentrum]1 van de Vlaamse Gemeenschap " Landcommanderij Alden Biesen " evenals de daaraan verbonden rechten en verplichtingen worden overgedragen aan de in artikel 1 vermelde dienst met afzonderlijk beheer.
----------
(1)<DVR 2016-05-20/17, art. 3, 012; Inwerkingtreding : 09-07-2016>
Afdeling 5. - Dienst met afzonderlijk beheer " Vlaams Centrum voor het Openbaar Bibliotheekwerk ".
Art.36. (Opgeheven) <DVR 2002-07-05/44, art. 42, 008; Inwerkingtreding : 01-10-2002>
Afdeling 6. - Toerisme.
Art.37. In artikel 2 van het decreet van 20 maart 1984 houdende het statuut van de logiesverstrekkende bedrijven worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° het eerste lid wordt aangevuld met de woorden : " met een minimum van één nacht ";
2° het tweede lid van artikel 2 wordt geschrapt.
Art.38. Artikel 3 van hetzelfde decreet wordt vervangen door de volgende bepalingen :
" Artikel 3. § 1. Logiesverstrekkende bedrijven die over ten minste vier kamers en/of accommodaties voor ten minste tien personen beschikken, kunnen slechts geëxploiteerd worden mits een vergunning.
§ 2. Logiesverstrekkende bedrijven die over minder dan vier kamers en/of accommodaties voor minder dan tien personen beschikken, kunnen een vergunning aanvragen. ".
Art.39. Artikel 4 van hetzelfde decreet wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Artikel 4. De in artikel 3 bedoelde vergunning wordt overeenkomstig dit decreet door het Vlaams Commissariaat-generaal voor Toerisme verleend, geweigerd, geschorst of ingetrokken, na advies van het technisch comité van de logiesverstrekkende bedrijven en onder de voorwaarden en in de vorm door de Vlaamse regering bepaald.
In geval van weigering, schorsing of intrekking van de vergunning kan de vergunningaanvrager of de vergunninghouder beroep aantekenen bij de Vlaamse regering volgens een procedure door haar bepaald. Het beroep is opschortend. ".
Art.40. Artikel 5 van hetzelfde decreet wordt aangevuld met een punt 7 dat luidt als volgt :
" 7. het bedrag van de jaarlijkse bijdragen die worden geheven tot dekking van de kosten van het Vlaams Commissariaat-generaal voor Toerisme inzake administratie, controle of toezicht die uit de toepassing van dit decreet volgen. ".
Art.41. § 1. In artikel 7 van hetzelfe decreet wordt het eerste lid vervangen door de volgende bepaling :
" Met een geldboete van vijfhonderd frank tot vijfduizend frank wordt gestraft hij die zonder vergunning een logiesverstrekkend bedrijf zoals bedoeld in artikel 3, § 1 exploiteert en hij die wederrechtelijk houder is van het in artikel 5 bedoelde herkenningsteken. ".
§ 2. In hetzelfde artikel wordt een vierde lid toegevoegd dat luidt als volgt :
" De hoven en rechtbanken kunnen bovendien de overtreders van de bepalingen van dit decreet verbieden gedurende een periode van één tot twaalf maanden persoonlijk of door een tussenpersoon een logiesverstrekkend bedrijf te exploiteren. Het verbod wordt van toepassing acht volle dagen na het betekenen van de veroordeling. ".
Art.42. In het tweede lid van artikel 9 van hetzelfde decreet wordt tussen de eerste en de tweede zin de volgende bepaling ingevoegd :
" Het controlebezoek kan evenwel 's nachts plaatsvinden voor de classificatiecriteria die enkel dan kunnen gecontroleerd worden en moet zich beperken tot de voor het publiek toegankelijke ruimten. ".
Art.43. Artikel 6 van het decreet van 9 maart 1993 houdende het statuut van de terreinen voor openluchtrecreatieve verblijven wordt aangevuld met een punt 8 dat luidt als volgt :
" 8. het bedrag van de jaarlijkse bijdragen die worden geheven tot dekking van de kosten van het Vlaams Commissariaat-generaal voor Toerisme inzake administratie, controle of toezicht die uit de toepassing van dit decreet volgen. ".
HOOFDSTUK V. - Onderwijs.
Afdeling 1. - HOBU.
Art.44. Voor de periode van 1 september 1994 tot 31 december 1995 is het bepaalde in artikel 39, § 1, punt 2 c), van het besluit van de Vlaamse regering van 29 april 1992 betreffende de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, de reaffectatie, de wedertewerkstelling en de toekenning van een wachtgeld of wachtgeldtoelage niet van toepassing wanneer een inrichtende macht een vacature met toewijzen die rechtstreeks of onrechtstreeks het gevolg is van een uitbreiding van haar omkadering voor het academiejaar 1994-1995 ten opzichte van het academiejaar 1993-1994.
Indien een inrichtende macht een dergelijke vacature toewijst aan een tijdelijk personeelslid, kan zij hiervoor slechts een wedde of weddetoelage bekomen op voorwaarde dat de vacante betrekking bij aangetekend schrijven aangegeven is aan de zonale reaffectatiecommissie, overeenkomstig de voorgeschreven procedure. De wedde of weddetoelage wordt verstrekt tot de ingangsdatum van de reaffectatie of wedertewerkstelling door de reaffectatiecommissies. Wanneer een ter beschikking gesteld personeelslid wordt toegewezen is de inrichtende macht gehouden dat personeelslid in dienst te nemen.
Afdeling 2. - Gemeenschaps- en gesubsidieerd onderwijs.
Art.45. <DVR 1995-11-22/44, art. 24, 003; Inwerkingtreding : 16-02-1996> Voor het begrotingsjaar 1995 worden in artikel 2, § 1, van het decreet van 31 juli 1990 betreffende het Onderwijs-II bedoelde aanpassingscoëfficiënten A1 en A2 als volgt berekend :
A1 = 0,6 + 0,4 (1) = 1
A2 = 0,4 + 0,6 (1,01787) = 1,010722.
Afdeling 3. - Investeringen.
Art.46. Voor het begrotingsjaar 1993 worden de in artikel 18, § 1, van het decreet van 31 juli 1990 betreffende het Onderwijs-II bedoelde bedragen voor investeringen met de volgende bedragen verminderd :
1° het gemeenschapsonderwijs : 48 000 000 frank;
2° het gesubsidieerd officieel onderwijs : 29 640 000 frank;
3° het gesubsidieerd vrij onderwijs : 122 360 000 frank.
Afdeling 4. - Fonds voor Klasse.
Art.47.
<Opgeheven bij DVR 2013-12-20/08, art. 43, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
HOOFDSTUK VI. - Ambtenarenzaken.
Art.48. § 1. Er wordt een dienst met afzonderlijk beheer Schoonmaak opgericht, hierna te noemen de dienst.
§ 2. De dienst heeft als opdracht het beheer van de schoonmaakfunctie voor de diensten van de Vlaamse regering.
HOOFDSTUK VII. - Financiën en begroting.
Afdeling 1. - Thesaurie.
Art.49. Het bewijs van gekwiteerde uitgave kan geleverd worden door de samenvoeging van de geautomiseerde registers en de rekeninguittreksels van de rekening der rekenplichtige.
Art.50. (Opgeheven) <DVR 2000-12-22/41, art. 65, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2001>ningen.
Art.51. De leningen aangegaan voor de prefinanciering van de huisvestingspremies worden opgenomen in de directe schuld van de Vlaamse Gemeenschap.
Art.52. De publiekrechtelijke rechtspersonen die afhangen van de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaamse Gewest worden gemachtigd om boven de vastleggingsmachtigingen, die hen verleend worden door het decreet houdende de algemene uitgavenbegroting van Vlaamse Gemeenschap, alle eigen kasmiddelen die overeenkomstig de decretale en reglementaire bepalingen bestemd zijn voor investeringen, aan te wenden voor bijkomende investeringen.
(Dit artikel heeft uitwerking ten opzichte van de Dienst Infrastructuur Werken van het Gesubsidieerd Onderwijs met ingang van 1 januari 1993.) <DVR 1995-12-22/41, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1996>
(Dit artikel heeft uitwerking ten opzichte van de Autonome Raad voor het Gemeenschapsonderwijs met ingang van 1 januari 1993.) <DVR 1996-07-08/46, art. 12, 004; Inwerkingtreding : 01-07-1996>
Afdeling 2. - Vlaams Fonds voor de Lastendelging.
Art.53.§ 1. Er wordt een fonds opgericht. Dit fonds draagt als naam " Vlaams Fonds voor de Lastendelging (VFLD) ", hierna het fonds genoemd.
§ 2. Het fonds heeft tot taak de lasten in hoofde van de Vlaamse Gemeenschap of het Vlaamse Gewest [2 ten laste te nemen]2 [1 of hun verzelfstandigde agentschappen [3 ...]3 of de Vlaamse publiekrechtelijke rechtspersonen,]1.
[2 Onder deze lasten worden verstaan :
1° de lasten uit het verleden, meer bepaald de verbintenissen die de Vlaamse Gemeenschap of het Vlaamse Gewest moet betalen, hoewel die verbintenissen dateren van vóór de bevoegdheidsoverdracht van de Federale Staat naar de gemeenschappen en de gewesten;
2° de lasten die ontstaan zijn na 31 december 1988 en door de Vlaamse Regering worden aangeduid. De Vlaamse Regering heeft de mogelijkheid om lasten die al zijn nagekomen, aan te duiden als lasten van het fonds, onder de voorwaarden die de Vlaamse Regering bepaalt.]2
§ 3. Het fonds heeft rechtspersoonlijkheid. De bepalingen van de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut in verband met de begroting, de rekeningen, het comptabiliteitsstelsel, het gezag en de controle op de instellingen van categorie A zijn op het fonds van toepassing voor zover er in dit decreet niet wordt van afgeweken.
§ 4. De middelen van het fonds zijn :
1° een jaarlijkse dotatie lastens de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap;
2° al de middelen die terugvloeien aan de Vlaamse Gemeenschap of het Vlaamse Gewest waarvoor een betaling werd verricht " voor wie het behoort " maar waar de verbintenis uiteindelijk slechts gedeeltelijk of niet ten laste van de Vlaamse Gemeenschap of het Vlaamse Gewest wordt gelegd;
3° al de middelen die terugvloeien aan de Vlaamse Gemeenschap of het Vlaams Gewest waarvoor een betaling werd verricht " onder voorbehoud van alle rechten " maar waar de verbintenis uiteindelijk slechts gedeeltelijk of niet ten laste van de Vlaamse Gemeenschap of het Vlaamse Gewest wordt gelegd.
(4° de opbrengsten uit de verkoop of verhuur van gebouwen of terreinen aangekocht lastens het voormalige Gebouwenfonds voor de Rijksscholen die voor 1 januari 1989 voor vervreemding werden overgedragen aan het Ministerie van Financiën.) <DVR 1998-12-19/30, art. 9, 006; Inwerkingtreding : 01-01-1999>
[4 5° de ontvangen middelen als gevolg van de waarborgen, vermeld in artikel 18, vierde lid, van het decreet van 13 december 2002 houdende de oprichting van de naamloze vennootschap van publiek recht Beheersmaatschappij Antwerpen Mobiel (BAM) en in artikel 13 van het Indemniteitsdecreet van 21 januari 2022]4.
§ 5. Het fonds wordt beheerd door de Vlaamse regering. De Vlaamse regering stelt de nodige diensten, uitrustinginstallaties en personeelsleden ter beschikking van het fonds.
§ 6. De Vlaamse regering stelt de nadere regels vast betreffende de werking en het beheer van het fonds.
----------
(1)<DVR 2011-12-23/06, art. 85, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2012>
(2)<DVR 2013-07-05/07, art. 19, 010; Inwerkingtreding : 09-08-2013>
(3)<DVR 2018-12-07/05, art. Art .IV.11, 013; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
(4)<DVR 2022-07-08/05, art. 2, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Afdeling 3. - Fiscale bepalingen.
Art.54. Voor wat het Vlaams Gewest betreft, wordt in het Wetboek der sucessierechten een artikel 55bis ingevoegd luidend als volgt :
" Artikel 55bis. § 1. Van het recht van successie worden vrijgesteld de maatschappelijke rechten als bedoeld onder artikel 55ter waarop is ingeschreven ten minste vijf jaar voor het openvallen van de nalatenschap, hetzij door de overledene of door zijn echtgenoot en die gedurende genoemde termijn het voorwerp waren van een inschrijving op naam van de overledene of op naam van zijn echtgenoot of hetgeen verkregen wordt als terugbetaling van diezelfde maatschappelijke rechten. Wanneer de erflater ten tijde van de inschrijving niet opteerde voor de kapitalisatie van het aan het maatschappelijk recht periodiek toegekende inkomen, wordt het voor de vrijstelling in aanmerking komende bedrag toch berekend alsof vor kapitalisatie gekozen werd.
De in het vorig lid bepaalde vrijstelling heeft enkel betrekking op maatschappelijke rechten die op datum van hun terugbetaling minstens drie jaar volstort zijn. De mogelijkheid tot vrijstelling vervalt in geval van terugbetaling aa, of vervreemding door de inschrijver van genoemde maatschappelijke rechten.
§ 2. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder maatschappelijke rechten verstaan de maatschappelijke rechten in een vennootschap die door de Vlaamse regering is erkend in het kader van de financiering en de realisatie van serviceflatgebouwen of woningcomplexen met dienstverlening, zoals bedoeld in artikel 2, 5°, van de decreten inzake voorzieningen voor bejaarden gecoördineerd op 18 december 1991.
§ 3. Om erkend te zijn door de Vlaamse regering moet de in § 2 bedoelde vennootschap voldoen aan de volgende voorwaarden :
1° haar maatschappelijke zetel gevestigd hebben in het Vlaamse Gewest;
2° zijn opgericht na de inwerkingtreding van dit decreet;
3° uitsluitend tot doel hebben het financieren en realiseren van projecten inzake het tot stand brengen van serviceflatgebouwen;
4° de ingezamelde gelden besteden aan projecten, verspreid over het volledige grondgebied van het Vlaams Gewest.
§ 4. In geval een onder § 3 bedoelde erkenning ingetrokken wordt, brengt dit niet het vervallen van de vrijstellingsmogelijkheid mede ten aanzien van maatschappelijke rechten waarop ingeschrevren werd, in de mate dat ze volstort werden voor de intrekking van de erkenning. Het vrijstelbaar bedrag wordt in dit geval beperkt tot de waarde zoals bepaald onder § 1 op datum van de intrekking van de vrijstelling. ".
HOOFDSTUK VIII. - Welzijn.
Afdeling 1. - Gehandicaptenzorg.
Art.55. § 1. De dienst met afzonderlijk beheer " Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten " wordt opgeheven.
§ 2. Het Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap, opgericht bij decreet van 27 juni 1990, is rechtsopvolger en treedt in alle rechten en plichten van de bij § 1 bedoelde dienst met afzonderlijk beheer, en beschikt over het kassaldo op de rekening 091-2224010-23 van deze dienst.
§ 3. Artikel 12 van het decreet van 21 december 1990 houdende begrotingstechnische bepalingen alsmede de bepalingen tot begeleiding van de begroting 1991 worden opgeheven met ingang van 1 januari 1995.
Art.56. Artikel 51 van het decreet van 27 juni 1990 houdende oprichting van een Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap wordt met ingang van 1 januari 1995 aangevuld met volgend lid :
" De voorzieningen die erkend zijn voor de opname, behandeling en begeleiding van minderjarigen, respectievelijk meerderjarigen mogen personen met een handicap tot 21 jaar, respectievelijk vanaf 18 jaar opnemen. ".
Afdeling 2. - Vlaams Fonds voor de Integratie van Kansarmen.
Art.57. Artikel 3 van het decreet van 31 juli 1990 tot instelling van een Vlaams Fonds voor de Integratie van Kansarmen wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Artikel 3. Van het begrotingsjaar 1991 tot en met 1998 wordt voor het Fonds een gesplitst krediet in de begroting van de Vlaamse Gemeenschap ingeschreven waarvan de vastleggingskredieten jaarlijks op 1 128 500 000 frank worden vastgesteld en telkenjare verhoogd met het eventuele saldo van het voorafgaande jaar.
Voor het begrotingsjaar 1995 wordt het vastleggingskrediet verminderd met 186 200 000 frank.
In 1999 wordt een vastleggingskrediet ingeschreven ten belope van 186 200 000 frank en verhoogd met het eventuele saldo van het voorafgaande jaar. ".
Art.58. Artikel 5 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 18 december 1992, wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Artikel 5. § 1. Voor de selectie van de gemeenten die zich in een bijzondere situatie als bedoeld in artikel 4 bevinden worden de volgende parameters in aanmerking genomen :
1° het absoluut aantal uitkeringsgerechtigde volledige werklozen (UVW's) langer dan 1 jaar werkzoekend in de gemeente;
2° het aandeel UVW's langer dan 1 jaar werkzoekend in de gemeente uitgedrukt in het percentage van de bevolking van de gemeente;
3° het absoluut aantal UVW's jonger dan 25 jaar in de gemeente;
4° het aandeel UVW's jonger dan 25 jaar in de gemeente uitgedrukt in het percentage van de bevolking van de gemeente;
5° het aantal inwoners in de gemeente dat recht geeft op een bestaansminimum;
6° het aandeel bestaansminimumgerechtigden uitgedrukt in het percentage van de bevolking van de gemeente;
7° het aantal migranten in de gemeente;
8° het aandeel migranten uitgedrukt in het percentage van de bevolking van de gemeenten.
§ 2. Onder migranten wordt verstaan de buitenlanders met permanente woonplaats in het Vlaamse Gewest, met uitzondering van diegenen afkomstig uit landen van de Europese Gemeenschap en uit Westeuropese landen in het algemeen, alsook van diegenen afkomstig uit landen waarvan het bruto nationaal produkt per capita meer bedraagt dan 150 000 frank per jaar.
§ 3. Voor de selectie van de gemeenten wordt de situatie van de gemeente geëvalueerd aan de hand van een vergelijking van de score van de gemeente op elk van de in § 1 in aanmerking genomen parameters met het gemiddelde van het Vlaamse Gewest voor elk van deze parameters.
§ 4. De modaliteiten inzake de wijze van selectie van de gemeenten bedoeld in dit artikel worden bepaald door de Vlaamse regering. ".
HOOFDSTUK IX. - Inwerkingtreding.
Art.59. Tenzij anders bepaald in het decreet, treden de bepalingen van dit decreet in werking op 1 januari 1995.
Bijlage.
Art. N. BIJLAGE BIJ ARTIKEL 18. (Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 31/12/1994, p. 32751-32757)
Gewijzigd bij <DVR 1995-11-22/44, art. 18, 003; Inwerkingtreding : 16-02-1996; B.St. 06-02-1996>