Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

20 APRIL 2007. - Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot vaststelling van de specifieke regels voor de financiering van de voortgezette opleidingen verstrekt in de Universiteiten en Hogescholen (VERTALING)(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 11-06-2007 en tekstbijwerking tot 28-10-2014)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Art. 1-4
HOOFDSTUK II. - De universitaire instellingen.
Art. 5-8
HOOFDSTUK III. - Hogescholen.
Art. 9-12
HOOFDSTUK IV. - Opheffingsbepalingen.
Art. 13-15



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2006029080 



Uitvoeringsbesluit(en):

2011029630  2014029024  2014029611 



Artikels:

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Artikel 1.Binnen de perken van de begrotingskredieten, respectievelijk uitgetrokken voor de universitaire instellingen enerzijds en voor de hogescholen anderzijds, worden financieringsmiddelen toegekend onder de voorwaarden bepaald bij dit besluit voor de organisatie door die instellingen voor voortgezette opleidingen in [1 in de zin van artikel 74 van het voornoemde decreet van 7 november 2013 tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies]1.
  Die financieringsmiddelen kunnen niet vijf procent overschrijden van respectievelijk de jaarlijkse werkingstoelage bedoeld in artikel 29 van de wet van 27 juli 1971 op de financiering en de controle van de universitaire instellingen en de globale jaarlijkse toelage bedoeld in artikel 10 van het decreet van 9 september 1996 betreffende de financiering van de door de Franse Gemeenschap ingerichte of gesubsidieerde Hogescholen.
  ----------
  (1)<BFG 2014-05-08/91, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2014>

Art.2.Om voor financiering in aanmerking te kunnen komen, moeten de voortgezette opleidingen :
  1° voldoen aan minstens een van de volgende behoeften in het kader van de opleiding en het onderwijs gedurende het hele leven :
  a) een opkomende behoefte die nieuwe leeractiviteiten vereist die achteraf eventueel geïntegreerd zullen kunnen worden in de cursussen bekrachtigd door de academische graden;
  b) een behoefte die nieuwe curricula vergt, steunend op bestaande leeractiviteiten, maar anders te organiseren;
  2° dezelfde organisatiecriteria inzake inhoud en kwaliteit in acht nemen als de studies die tot een academische graad leiden;
  3° de toekenning aan studenten toelaten van minstens zes kredieten die overeenkomen met het met vrucht volgen van lessen;
  4° ingericht worden met inachtneming van de specifieke kenmerken van het doelpubliek, onder andere inzake uurregelingen;
  5° goedgekeurd zijn door de bevoegde academische overheid;
  6° ingericht worden ofwel om een opdracht als openbare dienst te vervullen waarvoor er geen professioneel personeelslid opgeleid werd, ofwel om aan minstens een van de volgende prioriteiten te beantwoorden :
  a) de opleiding tot interculturaliteit, cultuurdiversiteit en een van de erkende godsdiensten of de lekenpraktijk;
  b) de opleiding tot de begeleiding van leerlingen uit benadeelde zones in het kader van de democratisering van de toegang tot hogere studies;
  c) de opleiding tot de genderdimensie;
  d) de opleiding tot het aanwenden van de nieuwe informatie- en communicatietechnologieën in de opleiding;
  e) de opleiding tot de wetenschappelijke vulgarisatie;
  f) de opleiding tot duurzame ontwikkeling;
  g) de opleiding met betrekking tot maatschappelijke problemen : bemiddeling, geweld, ongewenst gedrag, verslavingen, discriminaties en migratieverschijnsels;
  h) de opleiding tot de ondernemingsgeest en de oprichting van ondernemingen;
  i) de opleiding tot de praktijk van vreemde talen.
  [1 j) de opleiding op het paramedisch gebied tot één van de specialisaties vereist door de gezondheidssector;
   k) de opleiding van de leerkrachten van de pedagogische sector.]1
  ----------
  (1)<BFG 2014-05-08/91, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2014>

Art.3. Enkel de leeractiviteiten die de toekenning van kredieten als gevolg hebben en die specifiek georganiseerd worden voor de voortgezette opleiding waarvoor een financiering wordt aangevraagd, ofwel specifiek opgericht voor die opleidingen ofwel daarvoor speciaal aangepast, worden in aanmerking genomen voor de financiering.

Art.4.Een universitaire instelling of een hogeschool kan slechts de financiering van een voortgezette opleiding verkrijgen als ze bij haar aanvraag een programma toevoegt waarin bewezen wordt dat binnen de drie jaren de opleiding georganiseerd zal kunnen worden zonder de financiering bedoeld bij dit besluit. [1 Voor de opleidingen bedoeld in artikel 2, 6°, h), i) en j]1 wordt het bewijs van andere financieringsbronnen vereist. Bij aanvraag om hernieuwing worden de gegevens van het plan aangepast aan de periode die nog gedekt moet worden tegenover de initiële termijn van drie jaar.
  [2 Daarenboven kunnen enkel de universitaire instellingen of de hogescholen die effectief de valorisatie van de verworven ervaring uitvoeren met het oog op de toelating tot de studies bedoeld bij artikel 119 van het decreet van 7 november 2013 tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies, de financiering van hun voortgezette opleidingen verkrijgen.]2
  ----------
  (1)<BFG 2014-05-08/91, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
  (2)<BFG 2014-05-08/91, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2014>

HOOFDSTUK II. - De universitaire instellingen.
Art.5.Voor 15 mei die voorafgaat aan het academiejaar moeten de aanvragen om financiering van een voortgezette opleiding ingediend worden door de universitaire instellingen bij de Interuniversitaire raad van de Franse Gemeenschap, hierna [1 de ARES]1 genoemd, die ermee belast wordt een advies te geven over die aanvragen. Een kopie van die aanvragen wordt tegelijkertijd overgezonden aan de minister tot wier bevoegdheid het hoger onderwijs behoort [1 ...]1.
  Met het oog op het nakijken van de voorwaarden bedoeld bij dit besluit kan [1 de ARES]1 een model van aanvraag opstellen dat hij aan de universiteiten meedeelt.
  Voor 30 juni die aan het academiejaar voorafgaat, geeft [1 de ARES]1 zijn advies door een lijst op te maken met de voortgezette opleidingen die, volgens hem, aan de voorwaarden voldoen.
  In zijn advies vermeldt [1 de ARES]1 de voornaamste kenmerken van de voortgezette opleidingen en geeft hij zijn mening over de voortgezette opleidingen opgenomen in de lijst voor de volgende criteria :
  1° de medewerkingen die de universitaire instellingen voor de organisatie van de voortgezette opleidingen gesloten zullen hebben met minstens een andere universitaire instelling, een Hogeschool, een Hoger architectuurinstituut, een Hogere kunstschool of een inrichting voor hoger onderwijs voor sociale promotie die actief zijn in de domeinen bedoeld in artikel 2, 6°;
  2° het belang dat de voortgezette opleidingen vertegenwoordigen voor de behoeften, opdrachten en prioriteiten bepaald in artikel 2, 1° en 6°;
  3° de eventuele dubbele opleidingen die hij zal hebben vastgesteld met andere voortgezette opleidingen voorgesteld door de universitaire instellingen;
  4° de eventuele dubbele opleidingen die hij zal hebben vastgesteld met de voortgezette opleidingen voorgesteld door de Hogescholen.
  Het advies stelt eveneens, met motivering, de lijst van de voortgezette opleidingen op die, volgens [1 de ARES]1 niet aan de bij dit besluit bepaalde voorwaarden voldoen.
  [1 ...]1
  ----------
  (1)<BFG 2014-05-08/91, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2014>

Art.6.Na advies[1 van de ARES]1 rangschikt de Regering op basis van de criteria bepaald in artikel 5, 4e lid, de voortgezette opleidingen die aan de voorwaarden voldoen. In functie van die rangschikking verdeelt de Regering de beschikbare middelen.
  De subsidies worden jaarlijks aan de universitaire instellingen toegekend naar rato van het aantal studiepunten georganiseerd in de voortgezette opleidingen die voor financiering in aanmerking komen, in functie van de financieringsbehoeften. [1 ...]1.
  Geen enkele financieringshernieuwing zal vooropgesteld worden voor een opleiding die niet minstens zes kredieten aan minstens acht leerlingen heeft toegekend.
  ----------
  (1)<BFG 2014-05-08/91, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2014>

Art.7. Een kwalitatieve en een kwantitatieve evaluatie van de georganiseerde voortgezette opleiding moet voor 30 augustus van het academiejaar gedurende welke ze georganiseerd wordt, worden binnengebracht.

Art.8.Op het einde van elk academiejaar maakt [1 de ARES]1 aan de Regering een syntheseverslag over met alle voortgezette opleidingen georganiseerd door de universitaire instellingen. [1 de ARES]1 dat kader aan de Regering voorstellen de lijst van de in artikel 2, 6° van dit besluit opgenomen domeinen uit te breiden aan andere domeinen waarin de komende initiatieven voor voortgezette opleidingen aan de behoeften zouden beantwoorden zoals bepaald in 1° van hetzelfde artikel.
  ----------
  (1)<BFG 2014-05-08/91, art. 7, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2014>

HOOFDSTUK III. - Hogescholen.
Art.9.Voor 15 mei die voorafgaat aan het academiejaar moeten de aanvragen om financiering van een voortgezette opleiding ingediend worden door de Hogescholen [1 van de ARES]1, die ermee belast wordt een advies te geven over die aanvragen. [1 ...]1.
  Met het oog op het nakijken van de voorwaarden bedoeld bij dit besluit, kan [1 de ARES]1 een model van aanvraag opstellen dat hij aan de Hogescholen meedeelt.
  Voor 30 juni die aan het academiejaar voorafgaat, geeft [1 de ARES]1 zijn advies door een lijst op te maken met de voortgezette opleidingen die volgens hem aan de voorwaarden voldoen.
  In zijn advies vermeldt [1 de ARES]1 de voornaamste kenmerken van de voortgezette opleidingen en geeft hij zijn mening over de voortgezette opleidingen opgenomen in de lijst voor de volgende criteria :
  1° de medewerkingen die de Hogescholen voor de organisatie van voortgezette opleidingen gesloten zullen hebben met minstens een andere Hogeschool, een universitaire instelling, een Hoger architectuurinstituut, een Hogere kunstschool of een inrichting van hoger onderwijs voor sociale promotie actief in de in artikel 2, 6° bedoelde domeinen;
  2° het belang dat de voortgezette opleidingen vertegenwoordigen tegenover de behoeften, opdrachten en prioriteiten bepaald in artikel 2, 1° en 6°;
  3° de eventuele dubbele opleidingen die hij zal hebben vastgesteld met andere voortgezette opleidingen voorgesteld door de Hogescholen;
  4° de eventuele dubbele opleidingen die hij zal hebben vastgesteld met de voortgezette opleidingen voorgesteld door de universitaire instellingen.
  Het advies stelt eveneens, met motivering, de lijst van de voortgezette opleidingen op die, volgens de CGHE, niet aan de bij dit besluit bepaalde voorwaarden voldoen.
  [1 ...]1.
  ----------
  (1)<BFG 2014-05-08/91, art. 8, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2014>

Art.10.Na advies [1 van de ARES]1 rangschikt de Regering op basis van de in artikel 9, 4e lid, bepaalde criteria de voortgezette opleidingen die aan de voorwaarden voldoen. In functie van die rangschikking verdeelt de Regering de beschikbare middelen.
  De subsidies worden jaarlijks aan de hogescholen toegekend naar rato van het aantal studiepunten georganiseerd in de voortgezette opleidingen die voor financiering in aanmerking komen, in functie van de financieringsbehoeften.[1 ...]1.
  Geen enkele hernieuwing van het project zal vooropgesteld worden voor een opleiding die niet zes kredieten toegekend heeft aan minstens acht studenten.
  ----------
  (1)<BFG 2014-05-08/91, art. 9, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2014>

Art.11. Een kwalitatieve en een kwantitatieve evaluatie van de georganiseerde voortgezette opleiding moet voor 30 augustus van het academiejaar gedurende welke ze georganiseerd wordt, worden binnengebracht.

Art.12.Op het einde van elk academiejaar zendt [1de ARES]1aan de Regering een syntheseverslag over met alle voortgezette opleidingen georganiseerd door de hogescholen. [1 de ARES]1E kan in dat kader aan de Regering voorstellen de lijst van de in artikel 2, 6° van dit besluit opgenomen domeinen uit te breiden aan andere domeinen waarin de komende initiatieven voor voortgezette opleidingen aan de behoeften zouden beantwoorden zoals bepaald in 1° van hetzelfde artikel.
  ----------
  (1)<BFG 2014-05-08/91, art. 10, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2014>

HOOFDSTUK IV. - Opheffingsbepalingen.
Art.13. Het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 9 juni 2006 tot vaststelling van de specifieke regels voor de financiering van de voortgezette opleiding verstrekt in de inrichtingen voor hoger onderwijs wordt opgeheven.

Art.14. Dit besluit treedt in werking op 1 mei 2007.

Art. 15. De Minister tot wier bevoegdheid het Hoger Onderwijs behoort, wordt belast met de uitvoering van dit besluit.