1 OKTOBER 2007. - Ministerieel besluit betreffende bepalingen en minimumstandaard voor de bedrijfseconomische boekhouding in de landbouw dienstig als basis voor de door de Vlaamse overheid gesteunde adviseringssystemen(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 07-11-2007 en tekstbijwerking tot 13-03-2015)
Art. 1-3
BIJLAGE.
Art. N
Artikel 1.[1 In dit besluit wordt verstaan onder :
1° boekhoudbureaus : btw-plichtige zelfstandigen of rechtspersonen die dienstverlenende activiteiten inzake het bijhouden van een boekhouding verrichten voor land- en tuinbouwers;
2° bevoegde entiteit : het Departement Landbouw en Visserij van het Vlaams Ministerie van Landbouw en Visserij.]1
----------
(1)<MB 2015-02-24/04, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art.2. De bedrijfseconomische boekhouding in land- en tuinbouw dienstig als basis voor de door Vlaamse overheid gesteunde bedrijfsadviseringsystemen moet voldoen aan de bepalingen en minimumstandaard als beschreven in de bijlage van dit besluit.
Art.3.De boekhoudbureaus die zich verbinden de bedrijfseconomische boekhouding in land- en tuinbouw bij te houden als beschreven in de bijlage dienen zich kenbaar te maken bij [1 de bevoegde entiteit]1.
[1 De bevoegde entiteit]1 maakt een lijst op van de aangemelde boekhoudbureaus en voorziet in de openbaarmaking ervan.
----------
(1)<MB 2015-02-24/04, art. 24, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
BIJLAGE.
Art. N. Bepalingen en minimumstandaard voor de bedrijfseconomische boekhouding in de landbouw dienstig als basis voor de door de Vlaamse overheid gesteunde adviseringssystemen
Bedrijfseconomisch boekhouden in de landbouw is op het verzamelen, registreren, analyseren en communiceren van financiële en technische informatie. Deze informatie moet nuttig en bruikbaar zijn voor diegenen die plannen moeten maken en beslissingen nemen op landbouwbedrijven en voor diegenen die deze bedrijven moeten adviseren en controleren.
Gezien de meeste landbouwbedrijven buiten het toepassingsgebied vallen van de boekhoudwetgeving van 17 juli 1975 is het nuttig o.m. in het kader van de contractuele verplichtingen m.b.t. de door de Vlaamse overheid gesteunde maatregelen bepalingen te formuleren en een minimumstandaard te definiëren voor de bedrijfseconomische boekhouding die toelaten aansluiting te vinden bij de objectieven van voornoemde wet en haar uitvoeringsbesluiten.
Navolgend worden de minimumvereisten bepaald waaraan de bedrijfseconomische boekhouding van een landbouwbedrijf moet voldoen om bruikbaar te zijn voor het geven van advies betreffende bedrijfsoptimalisatie door de nodige informatie aan te leveren voor het berekenen van bedrijfseconomische parameters. Er wordt getracht zoveel mogelijk aan te sluiten bij de standaarden en normen van de boekhoudwetgeving om gelijkvormigheid te betrachten. Van één principe t.t.z. de dubbele boeking wordt van meet af aan afgeweken omdat de huidige in gebruik zijnde standaard bij de landbouwboekhoudbureaus de enkelvoudige boekhouding betreft.
De bedrijfseconomische boekhouding wordt aanzien als een dienstverlenende functie : de verstrekte informatie moet haar bruikbaarheid bewijzen door relevant, betrouwbaar, vergelijkbaar, concreet en begrijpbaar te zijn. Ook het tijdsaspect is belangrijk, de bruikbaarheid van de informatie om onderbouwde beslissingen te nemen neemt snel af naar mate ze later beschikbaar komt.
1. Organisatie van een bedrijfseconomische boekhouding
Het vertrekpunt van een bedrijfseconomische boekhouding is het registeren van minstens navolgende bedrijfsgegevens :
- Algemene bedrijfskenmerken : bedrijfstype, ligging, oppervlakte (in pacht, eigendom, seizoenpacht), landbouwstreek;
- Bedrijfsplan met opdeling naar bedrijfstakken : land- en tuinbouwteelten, veebezetting, neventakken (o.m. hoevetoerisme e.a.);
- Teeltplan : geteelde oppervlakte per gewas (graslanduitbating, land- en tuinbouwteelten) akkerbouwgewassen, tuinbouwteelten);
- Teeltfiche per teelt : directe kosten (zaad- en pootgoed, spuitmiddelen, meststoffen, loonwerk, betaalde seizoenslonen, enz.,) en opbrengsten (hoofd - en bijproducten);
- Inventaris : voorraden, dieren, gebouwen en materieel met aanduiding bestemming plus aankoopjaar en/of bouwjaar, aankoopwaarde en/of vervangingswaarde, afschrijvingstermijn;
- Overzicht leningen volgens bestemming (grond- en bedrijfskapitaal) met vermelding van duurtijd, aflossing, vervaldagen en te betalen rente;
- Veebezetting en veebeweging : aankoop, verkoop, geboortes, sterftes en interne beweging;
- Arbeidsanalyse : familiale en niet familiale arbeidskrachten; niet betaalde en betaalde arbeidskrachten uitgedrukt in aantal VAK (volwaardige arbeidskracht);
- Quota en productierechten volgens historische aanschafwaarde : melk, suikerbieten, zoogkoeien, emissierechten, toeslagrechten (aantal + waarde);
- Identificatiefiche (facultatief);
- Invulboek m.b.t. inkopen, verkopen en interne bewegingen :
XX aankopen producten en kosten voor teelten, aankoop ruw- en krachtvoeders, andere veekosten, aankoop dieren, uitgaven tractoren, onderhoud- en herstellingskosten machines, onderhoud- en herstellingskosten gebouwen en glasbestanden, energiekosten, zaai- en pootgoed, meststoffen, andere kosten tuinbouw speculaties, verkoopskosten, aankoop klein alaam, algemene bedrijfskosten, loonkosten;
XX verkopen land- en tuinbouwproducten, overige inkomsten zoals premies, schadevergoedingen, privéverbruik van bedrijfsgoederen;
- Interne bewegingen (melk voor vee, gewassen voor krachtvoeder, zaai- en pootgoed uit eigen productie, veebewegingen, e.a. aan marktprijs of aan kostprijs voor bv. ruwvoeder).
Op bedrijven waar verschillende productietakken naast elkaar bestaan is de algemene bedrijfsinformatie uit de globale boekhouding onvoldoende om de rendabiliteit van de afzonderlijke bedrijfstakken te bepalen. Een systeem van deelboekhoudingen waarvoor bijkomende informatie moet verzameld worden voor de specifieke kosten en opbrengsten van de bedrijfstak gepaard met verdeelsleutels voor niet op te splitsen kosten is nodig om de rendabiliteit van de bedrijfstakken en zijn invloed op het algemene financiële resultaat van het bedrijf te kennen.
De bijgehouden gegevens worden geregistreerd in een bedrijfsboek(en) volgens een zelf ontworpen organisatie, al dan niet digitaal, afgesteld op de finaliteiten van de voorgestane bedrijfseconomische boekhouding maar waarbij de doelstelling van dergelijke boekhouding en de hoger vermelde aspecten tot bruikbaarheid essentieel zijn.
De gegevens kunnen geregistreerd worden en weergegeven met vermelding van de specifieke kenmerken in de voorziene onderdelen van het bedrijfsboek(en) (bv. inkomende factuur met datum, leverancier/verkoper, specificatie van de aankoop, nettobedrag, BTW//veebezetting met identificatienummer (SANITEL), leeftijd, geslacht, waarde/ producten in stock met hoeveelheden en waarde/samenstelling en actieve stoffen//mineralen en nutriënten op land/ e.d.)
Om de financiële toestand op een overzichtelijke en gebalde wijze weer te geven beschikt de bedrijfseconomische boekhouding over drie verschillende staten waarin de bedrijfsgegevens opgenomen zijn overeenkomstig het objectief van deze staten die gebaseerd zijn op het periodiciteitprincipe, het vergelijkbaarheidbeginsel en het getrouwheidsprincipe :
- balans : momentopname van de bezittingen en schulden van het bedrijf en van de wijze waarop deze zijn gefinancierd;
- resultatenrekening : weerspiegelt de goederenstroom op een bedrijf voor een bepaalde periode resulterend in een bedrijfsresultaat;
- cashflow : geeft de geldstroom weer over een bepaalde periode.
Samen geven ze een totaalbeeld van de financiële gezondheid van het bedrijf. In de boekhoudwetgeving refereren deze staten naar de jaarrekening waarbij de rubrieken en subrubrieken van de balans en resultatenrekening een meccanografisch nummer dragen overeenkomstig een vastgelegd rekeningstelsel (cfr. ook codenummers bij de bedrijfseconomische boekhouding)
2. Balans
De balans geeft als momentopname (afsluiten boekjaar) de voorstelling van de aard en het bedrag van de tegoeden en rechten van de onderneming, in casu het landbouwbedrijf, van haar schulden, verplichtingen en verbintenissen, evenals van haar eigen middelen.
Bij de oprichting van een onderneming wordt een beginbalans opgemaakt vertrekkend van een begininventaris. Het uitgangspunt is het beginkapitaal, waar tegenover de nettovermogensmassa (bezittingen) staan. Door het bewerkstelligen van de ondernemingsdoelstellingen, het interne en extern ruilverkeer, de bedrijvigheid van de onderneming ondergaat de vermogensmassa en de schulden t.o.v. derden voortdurend veranderingen. Er ontstaan winsten of verliezen die op hun beurt het kapitaal wijzigen. Niettegenstaande deze voortdurende veranderingen in de samenstelling, de vorm en de grootte van de vermogensmassa, van de schulden t.o.v. derden en van het kapitaal blijft het evenwicht tussen bezittingen en schulden steeds behouden (= balans). De balans is dus de staat die aan de linkerzijde de waarde van de bezittingen van de onderneming weergeeft, het gebruik van het vermogen, zijnde het actief, en aan de rechterzijde de schulden weergeeft t.o.v. de ondernemer (eigen vermogen) en t.o.v. van derden, (vreemd vermogen), zijnde het passief.
De inventaris als basis voor het opstellen van de balans kan rubrieken bevatten waarvoor de actuele waarde niet intrinsiek vastligt, zodat waarderingsregels dienen toegepast te worden. De waardering wordt gekenmerkt door een individuele waardering van de objecten in geldwaarde, op basis van het voorzichtigheidsprincipe, objectiviteit en relevantie (bijdragen tot doelstellingen onderneming). Er wordt best uitgegaan van een gematigde marktwaarde met het oog op bestendigheid.
2.1 Actief
Het actief bestaat uit bezittingen en vorderingen onderverdeeld in vaste en vlottende activa. Toegepast op de landbouwbedrijven bestaat het actief uit 3 grote onderdelen : grond en gebouwen (in eigendom), aangekochte productierechten en het bedrijfskapitaal.
- grond en gebouwen (in eigendom) :
XX gronden
XX grondverbeteringen
XX gebouwen
XX glasbestanden
XX installaties
XX meerjarige aanplantingen
- productierechten (aangekocht) :
XX quota
XX emissierechten
XX toeslagrechten
- bedrijfskapitaal :
XX vee
XX planten (eenjarig)
XX werktuigen, machines e.d.
XX voorraden
XX aandelen coöperaties
XX omlopend kapitaal
2.2 Passief
Het passief geeft de oorsprong van het vermogen weer; de herkomst van de middelen tot financiering van het actief : het eigen kapitaal/vermogen en het vreemd kapitaal, zijnde de leningen en schulden t.o.v. derden.
- Eigen vermogen :
Het eigen vermogen is het verschil tussen de bezittingen en de schulden. Het eigen vermogen wordt berekend door het totaal van het 'passief' te verminderen met het totaal van de schulden (- het vreemd vermogen). Het totaal 'passief' wordt bepaald aan de hand van de stelling dat het totaal 'passief' gelijk is aan het totaal 'actief'.
- Vreemd vermogen :
Het vreemd vermogen is de waarde van de lopende leningen (= schulden) van het bedrijf.
2.3 Kengetallen i.v.m. kapitaal
Een kengetal of ratio legt een verband vast tussen enkele bestanddelen van de balans, meestal in de vorm van een verhoudingsgetal. Uit deze ratio's kunnen conclusies getrokken worden over de financiële gezondheidstoestand van het bedrijf. Een ratio wordt best geïnterpreteerd in relatie tot de andere ratio's en best bekeken in het licht van de evolutie over de boekjaren.
- Solvabiliteit : geeft de mate weer waarin het bedrijf haar schulden kan voldoen. Het is de verhouding van het eigen vermogen t.o.v. het totaal passief en wordt in een percentage uitgedrukt (% eigen vermogen).
- Moderniteitgraad : uitgedrukt in %. Dit is de procentuele verhouding van de boekwaarde van de duurzame productiemiddelen (exclusief grond) t.o.v. de aankoopwaarde (vervangingswaarde) van deze duurzame productiemiddelen (exclusief grond).
3. Resultatenrekening
De resultatenrekening is het geheel van bijgehouden en geordende rekeningen verband houdend en resulterend in de bepaling van het bedrijfsresultaat als het verschil tussen bedrijfsopbrengsten en de bedrijfskosten, in rekening brengend ook de uitzonderlijke resultaten, taksen en heffingen exclusief inkomensbelastingen en BTW.
In de bedrijfseconomische boekhouding worden een aantal fictieve kosten aangerekend : fictieve lonen, fictieve intresten en fictieve pachten. Fictief wil zeggen dat deze kosten gerekend worden maar er geen contractueel vastgelegde uitbetalingen tegenover staan. De waardering moet zoveel mogelijk marktconform zijn.
Ook de afschrijvingen worden bij een bedrijfseconomische boekhouding conventioneel vastgelegd.
3.1 Bedrijfsopbrengsten
- Totale bruto verkopen :
- verkopen van vermarkte landbouwproducten (graangewassen, hakvruchten, contractteelten, voedergewassen, hooi, stro, gras, andere verkochte producten en bijproducten van het landbouwbedrijf);
- vermarkte tuinbouwproducten (groenten, fruit, niet-eetbare tuinbouwproducten;
- andere verkochte producten en bijproducten van het tuinbouwbedrijf);
- melk en melkproducten min superheffing;
- vermarkte producten van de veehouderij (verkochte dieren : melkvee, jongvee, kalveren, mestvee, varkens, schapen, slacht- en soepkippen, eieren, e.a.);
- andere verkochte producten en bijproducten o.m. mest, ontvangen dekgelden, vergoedingen voor verzorgen vreemde dieren e.a.
Tot de verkochte producten dienen eveneens het verbruik in het huishouden of persoonlijk verbruik evenals de voordelen in natura gerekend te worden aan marktprijzen.
- Inventarisverschillen en voorraadwijzigingen van planten, plantopstand (o.m. tuinbouw), vruchten veebeslag, verwerkte hoeveproducten en bijproducten.
- Subsidies, premies en toeslagrechten (onderscheiden naar specificatie : gekoppelde en ontkoppelde).
- Diverse opbrengsten (werk voor derden, verhuur bedrijfsgebouwen en materieel e.d.). Hierbij voegen zich ook de buitengewone baten (of kosten) : verkoop machines, installatiepremies VLIF, pachtafstandsvergoedingen e.a.
De opbrengsten kunnen voor het gehele bedrijf weergegeven worden en per bedrijfstak. Bij de voorstelling per bedrijfstak dient rekening gehouden met de interne bewegingen, maar wordt abstractie gemaakt van bedrijfstoeslagen en diverse opbrengsten.
3.2 Directe of Operationele kosten (variabele kosten)
- Aangekocht voeder (kracht- en ruwvoeders, bijproducten, mineralen) bij derden;
- Andere kosten voor het vee (veeartskosten, te betalen dekkosten, melkcontrole, bijdragen veekwekerssyndicaten e.d.);
- Aangekocht zaaigoed en planten van bedrijfsvreemde goederen;
- Aangekochte meststoffen;
- Fytosanitaire producten, bewaarmiddelen;
- Brandstoffen, smeermiddelen e.d.;
- Tijdelijke huur van materieel en bedrijfsgebouwen;
- Loonwerk; seizoenslonen;
- Specifieke energie- en waterkosten;
- Specifieke kosten tuinbouwproductie (potgronden, potten, steun- en bindmateriaal, verpakkingsmateriaal e.a.);
- Verkoopskosten (veilingkosten, promotiebijdragen e.a.)
- Kosten voor mestafzet;
- Overige kosten : andere dan deze voornoemd.
De kosten worden voor het gehele bedrijf weergegeven en per bedrijfstak. Zie opmerking m.b.t. intern verbruik van gewassen en bijproducten onder rubriek bedrijfsopbrengsten.
3.3 Vaste of Structurele kosten
De vaste of structurele kosten betreffen : fictieve kosten, betaalde pachten, afschrijvingen en algemene onkosten.
- Fictieve kosten
- Fictieve lonen (indien toegepast) : betreffen een aangerekende waarde voor de geleverde arbeid van de bedrijfsleider en desgevallend de meewerkende familieleden (niet betaalde arbeidskrachten).
- Fictieve intresten : betreffen een aangerekende waarde op het geïnvesteerde kapitaal.
XX Voor gebouwen, aanplantingen, grondverbeteringen, materieel, aangekochte quota, emissierechten en toeslagrechten : 5 % op de gemiddelde boekwaarde.
XX Voor het veebeslag : 5 % op de gemiddelde boekwaarde.
XX Voor overig bedrijfskapitaal : 5 % op gemiddeld omlopend kapitaal.
- Fictieve pachten (intrest of grondkapitaal) : aangerekende huurwaarde op grond in eigendom (exclusief grondbelastingen) waarbij de gemiddelde pachtprijs van de streek richtinggevend is.
- Betaalde pachten : effectief betaalde bedragen voor gepachte of gehuurde gronden en gebouwen.
- Betaalde lonen (vast personeel)
- Afschrijvingen
Afschrijvingen zijn bedragen ten laste van de resultatenrekening genomen over een bepaalde periode overeenkomend met de waardevermindering van machines, meerjarige aanplantingen, aangekochte productierechten (quota, emissierechten en toeslagrechten) en gebouwen (technische en/of economische veroudering). Zij variëren van b.v. 3 tot 12 % van de vervangingswaarde of aankoopwaarde, afhankelijk van de economische levensduur van het goed.
- Algemene onkosten : kosten niet inbegrepen in de operationele kosten. (o.m. niet specifieke energie- en waterkosten, verzekeringskosten, lidgelden e.d.)
3.4 Bedrijfsresultaat
De voorstelling van het bedrijfsresultaat in de bedrijfseconomische boekhouding wordt om vergelijking mogelijk te maken weergegeven als een arbeidsinkomen volgens navolgende definities :
- Bruto-bedrijfsresultaat (saldo) : bedrijfsopbrengsten (inbegrepen subsidies, premies en bedrijfstoeslagen plus diverse opbrengsten) - directe of operationele kosten. Het saldo kan ook gedifferentieerd worden weergegeven waarbij de toeslagrechten apart vermeld worden.
- Netto-bedrijfsresultaat = bruto-bedrijfsresultaat - vaste of structurele kosten. Ook bij het netto bedrijfsresultaat worden de toeslagrechten best afzonderlijk vermeld.
- Arbeidsinkomen bedrijf = netto-bedrijfsresultaat + loonkost bedrijfsleider + loonkost gezinsleden + loonkost betaalde arbeidskrachten. Senso stricto bevat het arbeidsinkomen niet de buitengewone baten. Het kan gedifferentieerd voorgesteld worden, al dan niet met toeslagrechten.
- Arbeidsinkomen per VAK (volwaardige arbeidskracht) = arbeidsinkomen bedrijf/ aantal VAK (waarbij 1 VAK = 1800 uren, 1 arbeidskracht is max. 1 VAK).
- Inkomen bedrijfsleider = netto-bedrijfsresultaat + loonkost bedrijfsleider + opbrengsten niet begrepen in nettoresultaat +intrest op bedrijfs-, grond- en gebouwenkapitaal + fictieve pachten - betaalde intresten.
- Landbouwgezinsinkomen = inkomen bedrijfsleider + loonkost gezinleden.
Het bedrijfsresultaat wordt ook bij voorkeur per bedrijfstak berekend om uit te maken welke bedrijfsonderdelen meest rendabel zijn, waarbij abstractie gemaakt wordt van bedrijfstoelagen en diverse opbrengsten.
4. Gegenereerde financiële middelen (cashflow)
Om na te gaan of het bedrijf voldoende financiële middelen genereert om zijn voortbestaan en dit van het gezin te verzekeren worden de totale financiële middelen vrijgemaakt door het bedrijf (cashflow) en het besteedbaar inkomen bepaald.
Cashflow (1) = netto-bedrijfsresultaat + loonkost bedrijfsleider + loonkost gezinsleden + fictieve intresten + fictieve pachten - (effectief) betaalde intresten + opbrengsten niet begrepen in het netto-bedrijfsresultaat + afschrijvingen.
Aanwending financiële middelen (2) = aankoop gebouwen + installaties + aankoop gronden + grondverbeteringen + aankoop aanplantingen + aankoop machines + inventarisverschillen (planten, voorraden en vee) + aangekochte quota.
Besteedbaar inkomen : (1) - (2) + nieuwe leningen.