Details





Titel:

15 MEI 2007. - Wet betreffende de civiele veiligheid. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 31-07-2007 en tekstbijwerking tot 24-08-2023)



Inhoudstafel:

TITEL I. - Algemene bepaling.
Art. 1
TITEL II. - Civiele veiligheid.
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Art. 2-7, 7/1, 8-10
HOOFDSTUK II. - Algemene opdrachten van de operationele diensten van de civiele veiligheid.
Art. 11-13
TITEL III. - Hulpverleningszones.
HOOFDSTUK I. - Algemene organisatie van de hulpverleningszones.
Afdeling I. - Algemene bepalingen.
Art. 14, 14/1, 15, 15/1, 15/2, 15/3, 15/4, 15/5, 15/6, 15/7, 16-21, 21/1, 21/2, 22, 22/1, 23, 23/1
Afdeling II. - De raad van de zone.
Onderafdeling I. - Algemene bepalingen.
Art. 24-26
Onderafdeling II. - De zoneraadsleden.
Art. 27-33
Onderafdeling III. - Vergaderingen, beraadslagingen en besluiten van de raad.
Art. 34-54
Afdeling III. - Het College van de hulpverleningszone.
Art. 55-63
Afdeling IV. - Technische commissie.
Art. 64-66
Afdeling V. [1 - Het bureau van vrijwilligers.]1
Art. 66/1, 66/2, 66/3, 66/4
HOOFDSTUK II. - Financiering van de hulpverleningszone.
Art. 67-72
HOOFDSTUK III. - Budgettair, financieel en boekhoudkundig beheer.
Afdeling I. - Bijzondere rekenplichtige.
Art. 73-82
Afdeling II. - Budgettair en financieel beheer.
Onderafdeling I. - Goederen en inkomsten van de zone.
Art. 83-85
Onderafdeling II. - Begroting van de zone.
Art. 86-99
HOOFDSTUK IV. - Personeel.
Art. 100-106, 106/1
HOOFDSTUK V. - Gezag en leiding.
Afdeling I. - Algemene bevoegdheden van de gemeenten en provincies.
Art. 107-108
Afdeling II. - Beheer van de zone.
Art. 109-116
HOOFDSTUK VI. - Uitrusting en materieel.
Art. 117-119
HOOFDSTUK VII. - (Specifiek toezicht). <Erratum, zie B.St. 01-10-2007, p. 50749>
Afdeling I. - Algemene bepalingen.
Art. 120-123
Afdeling II. - Algemeen specifiek toezicht.
Art. 124-126
Afdeling III. - Bijzonder specifiek toezicht.
Art. 127-128
Onderafdeling I. - Personeel van de zone.
Art. 129-133
Onderafdeling II. - Begroting en begrotingswijzigingen.
Art. 134-142
Onderafdeling III. - Rekeningen.
Art. 143-147
Onderafdeling IV. - (Boekhouding en kas). <Erratum, zie B.St. 01-10-2007, p. 50749>
Art. 148-149
Onderafdeling V. - Schuldherschikking.
Art. 150-151
Afdeling IV. - Bijzonder dwangtoezicht.
Art. 152
TITEL IV. - Civiele Bescherming.
Art. 153-156, 156/1, 157-158
TITEL V. - De aansprakelijkheid van de leden van het personeel van de zones en van de leden van de diensten van de Civiele Bescherming.
Art. 159-166, 166/1
TITEL VI. - Coördinatie.
Art. 167
TITEL VII. - Algemene inspectie van de diensten van de civiele veiligheid.
Art. 168-174
TITEL VIII. - Het federaal kenniscentrum voor de civiele veiligheid.
Art. 175
TITEL VIII/1. [1 - Opleidingscentra voor de civiele veiligheid.]1
Art. 175/1
TITEL VIII/2. [1 Raden voor opleiding en Hoge Raad voor opleiding ]1
Art. 175/2, 175/3, 175/4, 175/5, 175/6, 175/7, 175/8
TITEL IX. - Opdracht inzake preventie van brand en ontploffing.
Art. 176-177
Titel IX/1. [1 Internationale opdrachten.]1
Art. 177/1
TITEL X. - Verhaal van de kosten van de opdrachten.
Art. 178-180
TITEL XI. - Opvordering en evacuatie.
Art. 181-182
TITEL XII. - Bijzondere bepalingen inzake oorlogstijd.
Art. 183-186
TITEL XIII. - Strafbepalingen.
Art. 187
TITEL XIV. - Wijzigings- en opheffingsbepalingen.
HOOFDSTUK I. - Wijziging van het Strafwetboek.
Art. 188
HOOFDSTUK II. - Wijzigingen van de wet van 30 juli 1979 betreffende de preventie van brand en ontploffing en betreffende de verplichte verzekering van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid in dergelijke gevallen.
Art. 189-191
HOOFDSTUK III. - Wijziging van de wet van 1 augustus 1985 houdende fiscale en andere bepalingen.
Art. 192
HOOFDSTUK IV. - Wijzigingen van de Nieuwe Gemeentewet.
Art. 193-198
HOOFDSTUK V. - Wijziging van de programmawet van 8 april 2003.
Art. 199
HOOFDSTUK VI. - Wijziging van de programmawet van 9 juli 2004.
Art. 200
HOOFDSTUK VII. - Opheffing van de wet van 31 december 1963 betreffende de civiele bescherming.
Art. 201
TITEL XV. - Overgangsbepalingen.
Art. 202-206, 206/1, 207-209, 209/1, 210-219, 219/1, 219/2, 219/3, 219/4
TITEL XVI. - Slotbepalingen.
HOOFDSTUK I. - Oprichting van de zones.
Art. 220-221, 221/1, 222-223
HOOFDSTUK II. - Inwerkingtreding.
Art. 224



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1867060850  1963123106  1979073002  1985021108  1988062450  1988062452  1988062453  1991003014  2003021093  2004021091 



Uitvoeringsbesluit(en):

2008000208  2008000259  2009000065  2009000066  2009000297  2009000544  2010000003  2010000004  2010000209  2010000530  2010000531  2010000622  2010000639  2011000238  2011000389  2011000390  2011000391  2011000392  2011000496  2011000672  2011000673  2011000674  2011000682  2012000024  2012000107  2012000197  2012000315  2012000332  2012000470  2012000471  2012000472  2012000473  2012000474  2012000575  2012000592  2012000638  2012000661  2013000195  2013000196  2013000197  2013000319  2013000500  2013000562  2013000601  2013000662  2013000663  2013000686  2013000689  2013000810  2013000814  2014000142  2014000183  2014000211  2014000218  2014000243  2014000275  2014000280  2014000326  2014000327  2014000328  2014000329  2014000330  2014000331  2014000340  2014000345  2014000348  2014000349  2014000350  2014000351  2014000401  2014000407  2014000409  2014000410  2014000420  2014000429  2014000436  2014000441  2014000442  2014000466  2014000467  2014000480  2014000483  2014000484  2014000485  2014000486  2014000487  2014000488  2014000499  2014000501  2014000505  2014000506  2014000507  2014000508  2014000509  2014000566  2014000568  2014000587  2014000599  2014000638  2014000654  2014000697  2014000702  2014000712  2014000774  2014000805  2014000817  2014000914  2015000020  2015000105  2015000110  2015000149  2015000186  2015000193  2015000224  2015000225  2015000320  2015000331  2015000437  2015000461  2015000477  2015000478  2015000664  2015000715  2015000729  2015000750  2015000757  2015000758  2016000115  2016000245  2016000246  2016000272  2016000302  2016000316  2016000317  2016000318  2016000319  2016000540  2016000543  2016000544  2016000617  2016000634  2016000654  2016000678  2016000679  2016000680  2016000681  2016000848  2017010323  2017012394  2017012401  2017012408  2017012504  2017012526  2017012773  2017012905  2017012994  2017013397  2017013459  2017013944  2017020181  2017020182  2017020381  2017030080  2017030140  2017030141  2017030536  2017030889  2017031068  2017031177  2017031349  2017031944  2017040799  2018010661  2018010662  2018010663  2018010664  2018010684  2018010772  2018010991  2018010992  2018011008  2018011009  2018011010  2018011111  2018011274  2018011288  2018012089  2018012101  2018012102  2018012711  2018012985  2018013996  2018013997  2018013998  2018013999  2018014371  2018014522  2018014963  2018030341  2018030465  2018031623  2018031857  2018032018  2018032043  2018032044  2018032045  2018032048  2018040278  2018040279  2018040280  2018040422  2018040526  2019010119  2019010128  2019010150  2019011273  2019011335  2019011336  2019011568  2019011735  2019011736  2019011903  2019011983  2019012002  2019012298  2019012299  2019012598  2019013001  2019013132  2019014117  2019014185  2019014186  2019014687  2019014979  2019014980  2019030147  2019030148  2019030294  2019030436  2019040883  2019041017  2019041571  2019041572  2019041675  2020010398  2020010415  2020010455  2020016419  2020020733  2020020991  2020021019  2020021132  2020030303  2020030331  2020030347  2020030704  2020030877  2020030933  2020030965  2020031151  2020031255  2020031537  2020031557  2020031559  2020031627  2020031695  2020031708  2020031757  2020031758  2020031759  2020040060  2020040373  2020040571  2020040640  2020041104  2020042036  2020043216  2020044017  2020044018  2020044367  2020044702  2021010033  2021010037  2021010041  2021030118  2021030264  2021030266  2021030367  2021030774  2021031172  2021031249  2021031513  2021031616  2021031705  2021032061  2021033037  2021033040  2021033041  2021033219  2021033368  2021033704  2021033738  2021040221  2021040331  2021040386  2021040940  2021041022  2021041693  2021043111  2021043112  2022015544  2022031378  2022031770  2022032710  2022032733  2022033621  2022033674  2022033998  2022040097  2022040149  2022041017  2022041072  2022042068  2022042498  2022042688  2022043061  2022043102  2023015359  2023040808  2023044796  2023045442  2023045443  2023046032  2023046439  2023046686  2023048405  2023048406  2023048472  2024000001  2024000011  2024001749  2024001966  2024003087  2024003178  2024004373  2024005137  2024006215  2024008169  2024010000 



Artikels:

TITEL I. - Algemene bepaling.
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet

TITEL II. - Civiele veiligheid.
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Art.2.§ 1. Voor de toepassing van deze wet moet begrepen worden onder :
  1° " operationele diensten van de civiele veiligheid " : de brandweer- en reddingsposten van de hulpverleningszones, en de operationele eenheden van de Civiele Bescherming;
  2° " minister " : de minister tot wiens bevoegdheid Binnenlandse Zaken behoren en voor wat betreft de medische, sanitaire en psychosociale hulpverlening, de minister tot wiens bevoegdheid Volksgezondheid behoort;
  3° " gouverneur " : de provinciegouverneurs [2 met uitzondering van de krachtens artikel 48 van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen bevoegde overheid van de Brusselse agglomeratie]2;
  4° " adequate middelen " : de minimale inzet van personeel en materieel nodig voor het kwaliteitsvol uitvoeren van de opdrachten en het garanderen van een voldoende veiligheidsniveau van het interventiepersoneel;
  5° " snelste adequate hulp " : de operationele diensten die het snelst op de plaats van de interventie kunnen zijn met de adequate middelen;
  6° " risicoanalyse " : de inventarisatie en evaluatie van de risico's aanwezig op het grondgebied van de zone die aangeeft wat de behoeften zijn in materieel en personeel om deze risico's te dekken;
  7° " civiele maatregelen " : maatregelen van niet-politionele en niet-militaire aard;
  8° " brandweer- en reddingspost, hierna genoemd de post " : een operationele structuur die is voorzien van personeel en materieel van waaruit de adequate middelen worden uitgestuurd om de operationele opdrachten te verzekeren.
  [1 9° "operationeel organisatieschema" : het schema dat de nadere regels bevat van de operationele organisatie en de operationele middelen die nodig zijn om de opdrachten te vervullen die vastgelegd zijn in hoofdstuk II van deze titel;
   10° "meerjarenbeleidsplan" : het plan dat uit een gemeentelijk en zonaal investeringsplan bestaat voor de menselijke, materiële en financiële middelen.]1
  § 2. Onverminderd de bevoegdheden van de minister van Binnenlandse Zaken is de minister van Volksgezondheid bevoegd voor wat betreft de medische, sanitaire en psychosociale hulpverlening in uitvoering van de artikelen :
  1° artikel 8;
  2° artikel 9;
  3° artikel 11, § 1, 2°;
  4° artikel 21;
  5° artikel 69;
  6° artikel 102;
  7° artikel 106;
  8° artikel 119, § 1;
  9° artikel 178;
  10° artikel 206.
  ----------
  (1)<W 2013-12-21/22, art. 64, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2014>
  (2)<W 2014-01-06/64, art. 21, 007; Inwerkingtreding : 01-07-2014>

Art.3.De civiele veiligheid omvat alle civiele maatregelen en middelen nodig voor het volbrengen van de opdrachten vermeld in [1 de wet]1 om te allen tijde personen en hun goederen en leefomgeving ter hulp te komen en te beschermen.
  [2 Zodra de bepalingen van de wet van 14 augustus 2021 betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie in werking zijn getreden, zijn de bepalingen van deze wet betreffende de bestuurlijke politie niet van toepassing op epidemische noodsituaties.]2
  Behalve voor wat betreft de medische, sanitaire en psychosociale hulpverlening, worden de diensten van de civiele veiligheid georganiseerd en gestructureerd, zoals bepaald in de artikelen 4 tot 6.
  ----------
  (1)<W 2013-12-21/22, art. 65, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2014, maar de inwerkingtreding van het gewijzigd artikel wordt vastgesteld op 01-01-2015 en 01-01-2016 : zie art. 11, 1° en 2° van KB 2014-08-04/15>
  (2)<W 2021-08-14/01, art. 12, 020; Inwerkingtreding : 04-10-2021>

Art.4.De federale overheid beschikt voor de uitvoering van zijn opdrachten inzake civiele veiligheid onder meer over de operationele eenheden van de Civiele Bescherming, het Federaal Opleidingscentrum voor de hulpdiensten [1 ...]1 en een algemene inspectiedienst.
  ----------
  (1)<W 2023-07-16/01, art. 2, 022; Inwerkingtreding : 03-09-2023>

Art.5. De hulpverleningszone verzekert de oprichting en de organisatie van de posten op haar grondgebied en vervult op autonome wijze de taken die de wet haar toewijst.
  De hulpverleningszone is samengesteld uit het netwerk van posten waarvan het aantal en de inplanting worden bepaald aan de hand van de risicoanalyse.
  De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de inhoud en de minimale voorwaarden van de risicoanalyse.

Art.6.[1 § 1.]1 De posten voeren, alleen of samen, de opdrachten uit die de wet hun toewijst rekening houdend met het principe van de snelste adequate hulpverlening.
  De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de minimale voorwaarden van de snelste adequate hulp en de adequate middelen.
  [1 § 2. De hulpverleningszones sluiten onderling overeenkomsten die :
   1° de financiële modaliteiten en de uitvoering van de snelste adequate hulp regelen;
   2° de modaliteiten voor versterking inzake personeel en materieel regelen.
   § 3. Bij gebrek aan een in § 2 bedoelde overeenkomst kan de zone waarvan een post in het kader van het principe van de snelste adequate hulp een interventie heeft uitgevoerd op het grondgebied van een andere zone, de kosten van de betreffende interventie op deze andere zone verhalen [2 onder de voorwaarden bepaald door de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad]2.]1
  ----------
  (1)<W 2013-12-21/22, art. 66, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2014, maar de inwerkingtreding van het gewijzigd artikel wordt vastgesteld op 01-01-2015 en 01-01-2016 : zie art. 11, 1° en 2° van KB 2014-08-04/15>
  (2)<W 2015-11-09/19, art. 15, 010; Inwerkingtreding : 10-12-2015>

Art.7.De grenzen van de provincies, van de hulpverleningszones of van de gemeenten vormen geen beperking voor de tussenkomst van de posten zoals voorzien [1 in artikel 6, § 1]1.
  ----------
  (1)<W 2013-12-21/22, art. 67, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2014, maar de inwerkingtreding van het gewijzigd artikel wordt vastgesteld op 01-01-2015 en 01-01-2016 : zie art. 11, 1° en 2° van KB 2014-08-04/15>

Art. 7/1. [1 § 1. De gemeenten beschikken, overeenkomstig de door de Koning bepaalde voorwaarden en normen, over voldoende bluswatervoorraden met het oog op het blussen van branden door de operationele diensten van de civiele veiligheid en het organiseren van oefeningen voor deze diensten.
   § 2. De gemeenten inventariseren de bluswatervoorraden en brengen de adequate signalisatie aan om het vinden, de toegang en het gebruik van de bluswatervoorraden te vergemakkelijken.
   § 3. De gemeenten voorzien in het nazicht en het onderhoud van de bluswatervoorraden. Zij zorgen ervoor dat er voldoende hydranten en afsluiters op het waterleidingnet worden aangebracht en dat deze steeds gemakkelijk bereikbaar en bruikbaar zijn. De gemeenten zorgen ervoor dat de watervergaarbakken van de openbare instellingen en de natuurlijke waterwinplaatsen van het openbaar domein steeds gemakkelijk bereikbaar en bruikbaar zijn. De Koning bepaalt de nadere regels inzake het nazicht, het onderhoud en de signalisatie van de bluswatervoorraden.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2018-07-15/08, art. 2, 017; Inwerkingtreding : 05-10-2018>


Art.8.De Koning stelt de inzake civiele veiligheid te nemen maatregelen vast. Hij kan onder meer :
  1° een programma van maatregelen van civiele veiligheid opstellen dat moet toegepast worden door elke inwoner, door de openbare diensten die Hij aanduidt en door elk privaat of openbaar organisme of instelling van openbaar nut;
  2° de maatregelen voor de identificatie van de risico's vaststellen, met name de inventaris van de risico's die aanwezig zijn op het nationaal grondgebied en die door de administratieve overheden in aanmerking kunnen genomen worden in het kader van de noodplanning;
  3° de maatregelen vaststellen met betrekking tot interdepartementaal of multidisciplinair beheer, coördinatie of ondersteuning van gebeurtenissen of noodsituaties;
  4° de maatregelen vaststellen met betrekking tot de voorbereiding van interdepartementaal of multidisciplinair beheer, coördinatie of ondersteuning van gebeurtenissen of noodsituaties, hierin inbegrepen de noodplanning en de opleiding;
  5° [1 ...]1.
  ----------
  (1)<W 2018-07-15/08, art. 3, 017; Inwerkingtreding : 05-10-2018>

Art.9.§ 1. De Koning kan de inhoud van de verschillende nood- en interventieplannen, hun wijze van opmaken en hun organisatorische en functionele structuur bepalen.
  § 2. De Koning stelt de nood- en interventieplannen op die een antwoordstructuur organiseren voor gebeurtenissen en noodsituaties die een beheer, een coördinatie of een ondersteuning op nationaal vlak vereisen.
  § 3. In elke provincie en in het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad stelt de gouverneur of [1 de krachtens artikel 48 van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse Instellingen bevoegde overheid van de Brusselse agglomeratie]1 een algemeen nood- en interventieplan op dat de algemene richtlijnen en de noodzakelijke informatie bevat om het beheer van de noodsituatie te verzorgen, hierin inbegrepen de te treffen maatregelen en de organisatie van de hulpverlening.
  De in het eerste lid bedoelde nood- en interventieplannen worden ter goedkeuring voorgelegd aan de minister.
  § 4. In elke gemeente stelt de burgemeester een algemeen nood- en interventieplan op dat de algemene richtlijnen en de noodzakelijke informatie bevat om het beheer van de noodsituatie te verzorgen, hierin inbegrepen de te treffen maatregelen en de organisatie van de hulpverlening.
  De in het eerste lid bedoelde nood- en interventieplannen worden, na aanneming door de gemeenteraad, ter goedkeuring voorgelegd aan de gouverneur of [1 de krachtens artikel 48 van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse Instellingen bevoegde overheid van de Brusselse agglomeratie]1.
  § 5. De algemene nood- en interventieplannen van de gemeenten, van de provincies en van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad kunnen worden aangevuld met bijkomende specifieke bepalingen over bijzondere risico's. Deze bepalingen worden opgenomen in bijzondere nood- en interventieplannen.
  De Koning kan bepalen voor welke risico's door de gemeenten, de provincies en het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad een bijzonder nood- en interventieplan moet worden opgesteld.
  ----------
  (1)<W 2014-01-06/64, art. 22, 007; Inwerkingtreding : 01-07-2014, maar de inwerkingtreding van het gewijzigd artikel wordt vastgesteld op 01-01-2015 en 01-01-2016 : zie art. 11, 1° en 2° van KB 2014-08-04/15>

Art.10. Provincies, gemeenten en zones kunnen verplicht worden de diensten van de civiele veiligheid beschikking te geven over terreinen, lokalen, meubilair en leveringen welke nodig zijn, hetzij voor de opleiding van het personeel van die diensten, hetzij voor de uitvoering van de maatregelen van civiele veiligheid op hun grondgebied.
  De Koning bepaalt voor welke gevallen en onder welke voorwaarden een schadevergoeding kan toegekend worden.

HOOFDSTUK II. - Algemene opdrachten van de operationele diensten van de civiele veiligheid.
Art.11. § 1. De algemene opdrachten van de operationele diensten van de civiele veiligheid zijn :
  1° de redding van en de bijstand aan personen in bedreigende omstandigheden en de bescherming van hun goederen;
  2° de dringende geneeskundige hulpverlening zoals bepaald in artikel 1 van de wet van 8 juli 1964 betreffende de dringende geneeskundige hulpverlening;
  3° de bestrijding van brand en ontploffing en hun gevolgen;
  4° de bestrijding van vervuiling en van het vrijkomen van gevaarlijke stoffen met inbegrip van radioactieve stoffen en ioniserende straling;
  5° de logistieke ondersteuning.
  § 2. Maken integraal deel uit van de opdrachten opgesomd in § 1, 1°, 3°, 5°, de proactie, de preventie, de preparatie, de uitvoering en de evaluatie.
  In de zin van deze paragraaf, worden begrepen onder :
  1° proactie : alle maatregelen om de risico's te inventariseren en te analyseren;
  2° preventie : alle maatregelen om het zich voordoen van de risico's te beperken of de gevolgen van het zich voordoen te minimaliseren;
  3° preparatie : alle maatregelen om te garanderen dat de dienst klaar is om het hoofd te bieden aan een reëel incident;
  4° uitvoering : alle maatregelen die genomen worden wanneer er zich daadwerkelijk een incident voordoet;
  5° evaluatie : alle maatregelen om de proactie, preventie, preparatie en uitvoering te verbeteren via lessen getrokken uit het incident.
  § 3. Onverminderd de bevoegdheden van andere openbare diensten, zien de hulpverleningszones toe op de toepassing van de reglementering inzake de preventie van brand en ontploffing.

Art.12.De Koning bepaalt, na advies van de gouverneurs en [2 van de krachtens artikel 48 van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse Instellingen bevoegde overheid van de Brusselse agglomeratie]2, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, welke taken in het kader van de opdrachten, bedoeld in artikel 11, door de posten en welke door de operationele eenheden van de Civiele Bescherming uitgevoerd worden.
  De Koning kan, na advies van de gouverneurs en [2 van de krachtens artikel 48 van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse Instellingen bevoegde overheid van de Brusselse agglomeratie]2, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, bepalen voor welke taken of in welke omstandigheden de operationele eenheden van de Civiele Bescherming opgeroepen worden of ambtshalve optreden.
  [3 ...]3
  ----------
  (1)<W 2013-12-21/22, art. 68, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2014>
  (2)<W 2014-01-06/64, art. 23, 007; Inwerkingtreding : 01-07-2014, maar inwerkingtreding van gewijzigd artikel wordt op 01-01-2015 vastgesteld : zie art. 13 van KB 2014-06-10/12>
  (3)<W 2018-07-15/08, art. 4, 017; Inwerkingtreding : 05-10-2018>

Art.13.De Koning bepaalt, na advies van de gouverneurs en [1 van de krachtens artikel 48 van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse Instellingen bevoegde overheid van de Brusselse agglomeratie]1, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de nadere regels voor de coördinatie van de operaties waarbij de operationele eenheden van de Civiele Bescherming samen met de posten, bedoeld in artikel 2, § 1, 8°, optreden.
  ----------
  (1)<W 2014-01-06/64, art. 24, 007; Inwerkingtreding : 01-07-2014, maar inwerkingtreding van gewijzigd artikel wordt vanaf 01-01-2015 vastgesteld : zie art. 13 van KB 2014-06-10/12>

TITEL III. - Hulpverleningszones.
HOOFDSTUK I. - Algemene organisatie van de hulpverleningszones.
Afdeling I. - Algemene bepalingen.
Art.14.Het grondgebied van het Rijk wordt verdeeld in hulpverleningszones, hierna genoemd zones.
  Elke provincie bevat minstens één zone.
  Elke gemeente maakt deel uit van één enkele zone.
  De Koning bepaalt, [1 op voorstel van het in artikel 15 bedoelde provinciaal raadgevend comité van de zones,]1 bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de territoriale afbakening van de zones. [2 Een wijziging in de territoriale indeling van zones vindt plaats op de eerste dag van een kalenderjaar.]2 <Erratum, zie B.St. 01-10-2007, p. 50748>
  ----------
  (1)<W 2016-05-29/04, art. 2, 011; Inwerkingtreding : 07-08-2016>
  (2)<W 2018-03-29/35, art. 2, 016; Inwerkingtreding : 26-04-2018>

Art. 14/1. [1 De zones worden ingedeeld in categorieën in functie van de volgende parameters :
   1° de bevolking van de zone;
   2° het aantal posten van de zone;
   3° het aantal operationele personeelsleden van de zone.
   De Koning bepaalt op basis van deze parameters de categorieën van zones en de indeling van de zones in de categorieën.
   Hij bepaalt ook de gevallen waarin gebruik gemaakt wordt van de in het eerste lid bedoelde indeling in categorieën.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/22, art. 69, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2014>

Art.15.§ 1. In elke provincie wordt een provinciaal raadgevend comité van de zones, hierna genoemd provinciaal raadgevend comité, opgericht. Het provinciaal raadgevend comité wordt opgericht voor de duur van zijn opdracht.
  Het provinciaal raadgevend comité is samengesteld uit de burgemeesters van alle gemeenten van de provincie en wordt voorgezeten door de gouverneur.
  Het provinciaal raadgevend comité wint het advies in van de autoriteiten van de verschillende gemeenten van de provincie en formuleert op basis hiervan [1 ...]1 advies [2 aan de Koning]2.
  § 2. [2 ...]2
  [1 § 2/1. Wanneer de territoriale afbakening van de zones werd vastgesteld overeenkomstig artikel 14, kunnen twee of meer zones van een zelfde provincie beslissen tot fusie over te gaan. In dat geval formuleren de raden van de betrokken zones een gezamenlijk voorstel aan de Koning, die op grond daarvan de nieuwe territoriale afbakening van de voorgestelde zone bepaalt, nadat het betrokken provinciaal raadgevend comité advies heeft uitgebracht en nadat werd nagegaan of de nieuwe zone de bepalingen van deze wet in acht neemt.]1
  [3 Het gezamenlijk voorstel en het advies van het provinciaal raadgevend comité worden overgezonden aan de Koning ten laatste op 31 maart van het jaar voorafgaand aan de oprichting van de nieuwe fusiezone.
   In afwijking van het eerste lid worden het gezamenlijk voorstel en het advies overgezonden op 31 mei 2018 voor een fusie die plaatsvindt op 1 januari 2019.
   Onder fusie dient te worden verstaan de vrijwillige samensmelting van zones waarbij de territoriale afbakening van de nieuwe zone overeenkomt met de territoriale afbakening van de oude fuserende zones.]3
  [3 § 2/2. Ingeval van een wijziging van de territoriale afbakening van de zones wordt het advies van het provinciaal raadgevend comité overgezonden aan de Koning ten laatste op 31 maart van het jaar voorafgaand aan de inwerkingtreding van de nieuwe territoriale afbakening van de zones.
   In afwijking van het eerste lid wordt het advies overgezonden op 31 mei 2018 voor een fusie die plaatsvindt op 1 januari 2019.]3
  § 3. De Koning kan nadere bepalingen inzake de samenstelling, de werking en de procedures van [2 ...]2 de provinciale raadgevende comités nemen.
  ----------
  (1)<W 2013-12-21/22, art. 70, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2014>
  (2)<W 2016-05-29/04, art. 3, 011; Inwerkingtreding : 07-08-2016>
  (3)<W 2018-03-29/35, art. 3, 016; Inwerkingtreding : 26-04-2018>

Art. 15/1. [1 § 1. Vanaf de bekendmaking van het koninklijk besluit dat de nieuwe territoriale afbakening van de fusiezone bepaalt in toepassing van artikel 15, § 2/1, hierna genoemd de nieuwe zone, worden de prerogatieven van de organen van de zones die fuseren, beperkt tot de handelingen die betrekking hebben op de lopende zaken. Handelingen die niet vallen onder de lopende zaken kunnen slechts gesteld worden na overleg en mits akkoord van de betrokken zones.
   § 2. De oprichting van de nieuwe fusiezone stelt een einde aan het bestaan van de fuserende zones.
   § 3. De roerende goederen die deel uitmaken van het openbaar of privaat domein, met inbegrip van de goederen die deel uitmaken van de individuele uitrusting van het operationeel personeel van de voorgaande zones worden op de datum van de oprichting van de nieuwe zone overgedragen naar de nieuwe zone.
   Deze overdracht gebeurt van rechtswege en om niet. Deze overdracht is van rechtswege inroepbaar tegen derden.
   De goederen worden overgedragen in de staat waarin ze zich bevinden, met inbegrip van de lasten en verplichtingen die inherent zijn aan deze goederen.
   De gemeenten die de vorige zone vormden, blijven echter hoofdelijk gehouden tot de verplichtingen waarvan de betaling of de uitvoering opeisbaar was voor de eigendomsoverdracht van goederen.
   § 4. De onroerende goederen die eigendom zijn van de vorige zones worden op de datum van de oprichting van de nieuwe zone overgedragen naar de nieuwe zone.
   De onroerende goederen worden overgedragen in de staat waarin ze zich bevinden, met inbegrip van de lasten en verplichtingen die inherent zijn aan deze goederen.
   De nieuwe zone neemt de rechten en plichten van de vorige zones die voortvloeien uit de overeenkomsten tot terbeschikkingstelling van de kazernes over.
   § 5. Bij de overdracht van de goederen bedoeld in §§ 3 en 4 behoudt de gemeente binnen de nieuwe fusiezone in voorkomend geval de vermindering van haar gemeentelijke dotatie zoals bepaald in uitvoering van artikel 217.
   § 6. Elke procedure inzake overheidsopdrachten voor werken, leveringen of diensten ten behoeve van de voorgaande zones wordt geldig voortgezet door de nieuwe zone vanaf haar oprichting.
   Het eerste lid is van toepassing op de uitvoering van de overheidsopdrachten toegewezen voor dezelfde datum.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2018-03-29/35, art. 4, 016; Inwerkingtreding : 26-04-2018>


Art. 15/2. [1 De eindrekening van de vorige zones wordt opgemaakt op de laatste dag van het trimester dat de oprichting van de nieuwe zone voorafgaat.
   De nieuwe zone neemt van rechtswege de activa en passiva van de vorige zones over.
   De eindrekening wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de zoneraad van de nieuwe zone.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2018-03-29/35, art. 5, 016; Inwerkingtreding : 26-04-2018>


Art. 15/3. [1 § 1. De operationele en administratieve personeelsleden van de vorige zone worden met behoud van hun hoedanigheid overgedragen naar de nieuwe zone.
   Onverminderd §§ 2 en 3 wordt de overdracht van het personeel voor wat betreft de onmiddellijke opeisbaarheid van geldelijke rechten en voor toepassing van de statutaire bepalingen, niet beschouwd als een verandering van werkgever.
   Als de overdracht naar de nieuwe zone een verandering van gewone werkplaats met zich meebrengt voor een contractueel personeelslid, dan maakt dit het voorwerp uit van een aanhangsel bij zijn arbeidsovereenkomst.
   § 2. Het administratief en geldelijk statuut van het administratief personeel bepaald door de vorige zone in uitvoering van artikel 106, blijft van toepassing op het overgedragen administratief personeel tot aan de inwerkingtreding van het administratief en geldelijk statuut van het administratief personeel bepaald door de nieuwe zone.
   § 3. De aanvullende bepalingen die de vorige zones desgevallend aangenomen hadden voor het operationeel personeel in uitvoering van het koninklijk besluit van 19 april 2014 houdende bezoldigingsregeling van het operationeel personeel van de hulpverleningszones en van het koninklijk besluit van 19 april 2014 tot bepaling van het administratief statuut van het operationeel personeel van de hulpverleningszones, blijven van toepassing op het overgedragen operationeel personeel tot aan de inwerkingtreding van de aanvullende bepalingen voor het operationeel personeel bepaald door de nieuwe zone.
   § 4. De nieuwe zone duidt het administratief en geldelijk statuut van één van de vorige zones aan als tussentijds statuut voor het administratief personeel en desgevallend de aanvullende bepalingen voor het operationeel personeel van één van de vorige zones als tussentijdse aanvullende bepalingen, die van toepassing zijn op de nieuw aan te stellen personeelsleden van de nieuwe zone vanaf de datum van oprichting van de nieuwe zone en die gelden tot aan de inwerkingtreding van de nieuwe bepalingen bedoeld in paragraaf 5.
   § 5. Binnen het jaar na de oprichting van de nieuwe zone neemt de nieuwe zone het administratief en geldelijk statuut van het administratief personeel en desgevallend de aanvullende bepalingen voor het operationeel personeel aan.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2018-03-29/35, art. 6, 016; Inwerkingtreding : 26-04-2018>


Art. 15/4. [1 § 1. De zoneraden van de vorige zones verklaren in onderling overleg het mandaat van zonecommandant bij de nieuwe zone vacant en stellen de selectiecommissie bedoeld in het koninklijk besluit van 26 maart 2014 tot vaststelling van het functieprofiel van de commandant van een hulpverleningszone en van de nadere bepalingen voor zijn selectie en zijn evaluatie samen.
   De zoneraad van de nieuwe zone wijst de nieuwe zonecommandant aan.
   § 2. De zonecommandant wiens mandaat ambtshalve beëindigd wordt ten gevolge van een fusie van zones, wordt door de raad herplaatst in een ambt dat overeenstemt met zijn kwalificaties.
   De betrokken zonecommandant behoudt vanaf het einde van die mandaatuitoefening en voor de periode gaande tot de afloop van de afgebroken mandaattermijn de geldelijke rechtspositie verbonden aan het afgebroken mandaatambt.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2018-03-29/35, art. 7, 016; Inwerkingtreding : 26-04-2018>


Art. 15/5. [1 De zoneraden van de vorige zones verklaren in onderling overleg het mandaat van bijzondere rekenplichtige bij de nieuwe zone vacant, leggen de procedure voor de aanwijzing van de bijzondere rekenplichtige vast in een reglement en voeren de selectieprocedure.
   Het college van de nieuwe zone wijst de nieuwe bijzondere rekenplichtige aan.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2018-03-29/35, art. 8, 016; Inwerkingtreding : 26-04-2018>


Art. 15/6. [1 De retributiereglementen van de oude zones behouden hun rechtskracht voor het grondgebied van de oude zone waarvoor de respectievelijke reglementen zijn goedgekeurd, tot op de dag dat ze door de nieuwe zone worden opgeheven.
   In elk geval worden die reglementen van rechtswege opgeheven één jaar na de datum van oprichting van de nieuwe zone.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2018-03-29/35, art. 9, 016; Inwerkingtreding : 26-04-2018>


Art. 15/7. [1 § 1. Ingeval van een wijziging van de territoriale afbakening van de zones waarbij een gemeente met een post op haar grondgebied deel gaat uitmaken van een andere zone, worden de operationele personeelsleden die opgenomen zijn in de lijst opgesteld door de zoneraad van de zone waaruit de gemeente vertrekt, overgedragen naar de ontvangende zone.
   De overdracht van het personeel wordt voor wat betreft de onmiddellijke opeisbaarheid van geldelijke rechten en voor toepassing van de statutaire bepalingen, niet beschouwd als een verandering van werkgever.
   De aanvullende bepalingen die de ontvangende zone desgevallend aangenomen had voor het operationeel personeel in uitvoering van het koninklijk besluit van 19 april 2014 houdende bezoldigingsregeling van het operationeel personeel van de hulpverleningszones en van het koninklijk besluit van 19 april 2014 tot bepaling van het administratief statuut van het operationeel personeel van de hulpverleningszones, zijn van toepassing op het overgedragen operationeel personeel vanaf het moment van hun overdracht.
   Artikel 207, § 2, is niet van toepassing op deze overdracht.
   § 2. In het geval bedoeld in paragraaf 1 worden de onroerende goederen die eigendom zijn van de zone waaruit de gemeente vertrekt en die zich bevinden op het grondgebied van de gemeente die deel gaat uitmaken van de ontvangende zone, overgedragen naar de ontvangende zone.
   De onroerende goederen worden overgedragen in de staat waarin ze zich bevinden, met inbegrip van de lasten en verplichtingen die inherent zijn aan deze goederen.
   Ingeval de onroerende goederen eigendom zijn van de gemeente die deel gaat uitmaken van de ontvangende zone, neemt de ontvangende zone de rechten en plichten van de zone waaruit de gemeente vertrekt, die voortvloeien uit de overeenkomst tot terbeschikkingstelling van de kazernes, over.
   § 3. In het geval bedoeld in paragraaf 1 maken de zone waaruit de gemeente vertrekt en de ontvangende zone afspraken over de overdracht van de roerende goederen met het oog op het uitvoeren van de interventies volgens het principe van de snelste adequate hulp.
   Bij gebrek aan akkoord tussen de zones, worden de roerende goederen zoals bepaald in het operationeel organisatieschema voor de betrokken post, van rechtswege overgedragen.
   De goederen die deel uitmaken van de individuele uitrusting van het operationeel personeel dat overgedragen wordt, worden van rechtswege overgedragen naar de ontvangende zone.
   De goederen worden overgedragen in de staat waarin ze zich bevinden, met inbegrip van de lasten en verplichtingen die inherent zijn aan deze goederen.
   De effectieve overdracht van de roerende goederen gebeurt na goedkeuring van de bijzondere rekenplichtige en bevat de volledige inventaris van deze goederen.
   § 4. De schattingsregels bepaald in uitvoering van artikel 216, tweede lid, zijn van toepassing op de overdracht bedoeld in §§ 2 en 3.
   § 5. Bij de overdracht van de goederen bedoeld in §§ 2 en 3 behoudt de gemeente die deel gaat uitmaken van de ontvangende zone in voorkomend geval de vermindering van haar gemeentelijke dotatie zoals bepaald in uitvoering van artikel 217.
   § 6. Het retributiereglement van de ontvangende zone is vanaf de datum van de wijziging van de territoriale afbakening van de zones van toepassing op het grondgebied van de gemeente die deel gaat uitmaken van de ontvangende zone.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2018-03-29/35, art. 10, 016; Inwerkingtreding : 26-04-2018>


Art.16. § 1. Bij de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken wordt een Begeleidingscommissie voor de Hervorming van de Civiele Veiligheid opgericht.
  § 2. De commissie geeft advies over de volgende elementen :
  1° de berekening van de meerkost voor de zone die het gevolg kan zijn van de uitvoering van de hervorming;
  2° de (...) opdrachten die worden opgedragen aan de zones en hun financiële weerslag op de zone; <Erratum, zie B.St. 01-10-2007, p. 50748>
  3° de globale evaluatie van alle aspecten van de hervorming van de civiele veiligheid op lokaal niveau. Deze evaluatie bevat onder meer een monitoring van alle problemen op lokaal niveau die met de hervorming gepaard gaan.
  § 3. De Koning bepaalt de samenstelling en de werkingsregelen van de commissie.

Art.17.§ 1. [1 Deze wet is van toepassing op het orgaan, dat werd ingericht door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, met toepassing van artikel 5 van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen, met uitzondering van de volgende bepalingen :
   1° artikelen 14 tot 16;
   2° artikelen 18 tot 22 [3 en artikel 23, §§ 2 en 3]3;
   3° artikelen 24 tot 69;
   4° artikelen 71 tot 99;
   5° bis artikel 102;
   6° artikelen 104 en 105;
   7° artikel 106, behalve voor wat betreft de algemene principes van het administratief statuut dat van toepassing is op het operationeel personeel bedoeld in dit artikel;
   8° artikelen 109 tot 116;
   9° artikelen 120 tot 152;
   10° [3 artikelen 167 en 172, tweede tot zesde lid]3;
   11° artikelen 202 tot 206/1;
   12° artikelen 207 tot 223.]1
  § 2. In de volgende artikelen worden onder de termen " zone " of " hulpverleningszone " begrepen de Brusselse Hoofdstedelijke dienst voor brandweer en dringende medische hulp :
  1. artikel 5, eerste lid;
  2. artikel 11, § 3;
  [1 2./1. artikel 23;]1
  3. artikel 101;
  4. artikel 106, eerste lid;
  5. artikelen 107 en 108;
  [1 5./1. artikel 117, eerste lid;]1
  6. artikel 119;
  7. artikel 159;
  [1 7./1. artikelen 164 tot 166;]1
  8. artikel 176;
  9. artikel 178;
  10. artikel 181;
  11. artikel 185;
  12. artikel 187;
  13. artikelen 189 en 190;
  14. artikel 192.
  § 3. In de volgende artikelen worden onder de termen " zone " of " hulpverleningszone " begrepen de regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest :
  1. artikel 5, eerste lid, voor wat betreft het oprichten van posten;
  2. artikel 100.
  § 4. In de volgende artikelen worden onder de termen " zone " of " hulpverleningszone " begrepen het Brussels Hoofdstedelijk Gewest :
  1. artikel 5, tweede lid;
  2. artikel 7;
  3. artikel 177;
  4. artikel 188.
  [1 § 5. De term "raad" moet begrepen worden als een verwijzing naar de regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest in artikel 118;
   § 6. In de volgende artikelen wordt de term "zonecommandant" begrepen als een verwijzing naar het bevoegde orgaan van de brandweerdienst en de dringende medische hulp van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest overeenkomstig de Brusselse gewestelijke reglementering :
   1. artikel 22/1;
  [2 1/1. artikel 23;
   1/2. artikel 107;
   1/3. artikel 108;]2
   2. artikel 181;]1
  [2 3. artikel 187.]2
  ----------
  (1)<W 2013-12-21/22, art. 71, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2014, maar de inwerkingtreding van het gewijzigd artikel wordt vastgesteld op 01-01-2015 : zie art. 336, 1° van KB 2014-04-19/84>
  (2)<W 2015-11-09/19, art. 16, 010; Inwerkingtreding : 10-12-2015>
  (3)<W 2018-07-15/08, art. 4, 017; Inwerkingtreding : 05-10-2018>

Art.18. De zone beschikt over rechtspersoonlijkheid.

Art.19.Elke zone wordt bestuurd door een zoneraad en een zonecollege, hierna genoemd raad en college.
  [1 De hulpverleningszone kan georganiseerd worden onder de vorm van een intercommunale indien een van de op het grondgebied ervan aanwezige brandweerdiensten op 10 augustus 2007 georganiseerd was onder de vorm van een intercommunale. De specifieke organen van de intercommunale oefenen in dat geval de bevoegdheden uit van de raad en het college. Indien de intercommunale niet is samengesteld uit alle gemeenten die deel uitmaken van de hulpverleningszone, worden de raad en het college opgericht.
   Wanneer de hulpverleningszone georganiseerd wordt onder de vorm van een intercommunale, zijn de artikelen 24, 26, 28 tot 55, 57 tot 63, 86 en 92 niet van toepassing.]1
  ----------
  (1)<W 2013-12-21/22, art. 72, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2014, maar de inwerkingtreding van het gewijzigd artikel wordt vastgesteld op 01-01-2015 en 01-01-2016 : zie art. 11, 1° en 2° van KB 2014-08-04/15>

Art.20. De raad bepaalt de plaats van de maatschappelijke zetel van de zone. Dit besluit wordt binnen de dertig dagen aan de minister overgemaakt die vervolgens de zetel van elke zone vastlegt.

Art.21.[1 De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de minimale administratieve en operationele functies waarover de zone beschikt, onder meer om gepast gevolg te kunnen geven aan de oproepen van het agentschap 112 bedoeld in de wet van 29 april 2011 houdende oprichting van de 112-centra en het agentschap 112.]1
  ----------
  (1)<W 2013-12-21/22, art. 73, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2014>

Art. 21/1. [1 De zone kan een partnerschapsovereenkomst sluiten met name inzake administratief en financieel beheer, waarbij de provincie opdrachten kan uitvoeren volgens door de Koning bepaalde nadere regels.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/22, art. 74, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2014, maar de inwerkingtreding van het gewijzigd artikel wordt vastgesteld op 01-01-2015 en 01-01-2016 : zie art. 11, 1° en 2° van KB 2014-08-04/15>

Art. 21/2. [1 De zone kan partnerschapsovereenkomsten sluiten met een of meerdere politiezones of hulpverleningszones betreffende met name de coördinatie inzake financiering, organisatie en uitvoering van de respectieve operationele opdrachten.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/22, art. 75, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2014, maar de inwerkingtreding van het gewijzigd artikel wordt vastgesteld op 01-01-2015 en 01-01-2016 : zie art. 11, 1° en 2° van KB 2014-08-04/15>

Art.22. Met het oog op een efficiënter beheer van haar opdrachten inzake civiele veiligheid kan de zone grensoverschrijdende samenwerkingsverbanden tot stand brengen met elke publiekrechtelijke overheid van een aangrenzend land.

Art. 22/1.[1 De zonecommandant stelt een operationeel organisatieschema op dat in overeenstemming is met de minimale voorwaarden inzake de snelste adequate hulp en de adequate middelen vastgesteld door de Koning krachtens artikel 6, § 1, tweede lid.
   De Koning bepaalt de minimale inhoud en de structuur van het operationeel organisatieschema.
   Het operationeel organisatieschema wordt opgesteld voor dezelfde duur als het in artikel 23 bedoelde meerjarenbeleidsplan en wordt aangepast telkens dit nodig blijkt.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/22, art. 76, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2014 , maar inwerkingtreding van gewijzigd artikel wordt op 01-01-2015 vastgesteld : zie art. 10, 1° van KB 2014-04-25/M2>

Art.23.§ 1. [1 Elke zone stelt een meerjarenbeleidsplan op dat rekening houdt met de bestaande situatie en de risicoanalyse. Dit plan wordt opgesteld voor een duur van zes jaar en is vatbaar voor aanpassingen.
   Indien, wanneer het meerjarenbeleidsplan voor de eerste keer wordt opgesteld, de resterende duur van de ambtstermijn van de zonale adviseurs minder dan zes jaar bedraagt, wordt het plan opgesteld voor de resterende looptijd.
   Het meerjarenbeleidsplan bevat een gemeentelijk luik en een zonaal luik met de doelstellingen inzake civiele veiligheid.
   De raad keurt het meerjarenbeleidsplan goed.
   De Koning bepaalt de minimale inhoud en de structuur van het meerjarenbeleidsplan.]1
  § 2. Het gemeentelijk luik van het meerjarenbeleidsplan wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de gemeenteraden van de zone.
  Bij gebrek aan goedkeuring binnen de veertig dagen na het nemen van het besluit wordt de gemeenteraad geacht zijn goedkeuring gegeven te hebben.
  In geval de gemeenteraad geen akkoord bereikt over een deel of geheel van het gemeentelijke luik van het meerjarenbeleidsplan, wordt door de gouverneur een overleg georganiseerd tussen de betrokken zonale en gemeentelijke overheden.
  Als dit overleg geen akkoord teweegbrengt, beslist de gouverneur en brengt hij zonder verwijl de zonale en gemeentelijke overheden en de minister op de hoogte van zijn beslissing.
  De raad of de gemeenteraad kan binnen de twintig dagen na de betekening van de beslissing van de gouverneur een beroep instellen bij de minister. De minister doet uitspraak binnen de veertig dagen. Bij gebrek aan een beslissing binnen de veertig dagen, wordt de beslissing van de gouverneur definitief.
  § 3. Het meerjarenbeleidsplan wordt uitgewerkt door jaarlijkse actieplannen, voorbereid door de zonecommandant bedoeld in artikel 109 onder toezicht van het college en goedgekeurd door de raad.
  De jaarlijkse actieplannen worden ter advies voorgelegd aan de gemeenteraden van de zone.
  ----------
  (1)<W 2013-12-21/22, art. 77, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2014>

Art. 23/1. [1 Elk jaar stelt de zone een activiteitenrapport op, dit wil zeggen een samenvatting van de activiteiten van de dienst gedurende het voorbije jaar met minstens de statistieken van de interventies en de informatie inzake de organisatie van de zone.
   De Koning bepaalt de statistieken en de informatie die in het activiteitenrapport moeten opgenomen worden.
   Dit rapport wordt aan de minister bezorgd tegen 30 april van het jaar dat volgt op het jaar waarop de activiteiten betrekking hebben.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2018-07-15/08, art. 6, 017; Inwerkingtreding : 05-10-2018>


Afdeling II. - De raad van de zone.
Onderafdeling I. - Algemene bepalingen.
Art.24.De zone wordt bestuurd door een raad. De raad is samengesteld uit één vertegenwoordiger per gemeente. De burgemeester vertegenwoordigt de gemeente van rechtswege. Indien hij verhinderd is, [1 wordt hij vervangen met toepassing van de bepalingen die, in het algemeen de vervanging van de burgemeester regelen wanneer deze verhinderd is, zoals die gelden in het gewest waarin de betreffende zone gevestigd is]1.
  In het geval de provincie bijdraagt in de financiering van de zone zoals bedoeld in artikel 67, 3°, kan de raad beslissen de hoedanigheid van zoneraadslid toe te kennen aan een lid van de provincieraad. De provincieraad duidt daartoe één van zijn leden aan.
  ----------
  (1)<W 2013-12-21/22, art. 78, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2014, maar de inwerkingtreding van het gewijzigd artikel wordt vastgesteld op 01-01-2015 en 01-01-2016 : zie art. 11, 1° en 2° van KB 2014-08-04/15>

Art.25. De zonecommandant (bedoeld in artikel 109) neemt deel aan de vergaderingen van de raad met raadgevende stem. <Erratum, zie B.St. 01-10-2007, p. 50748>

Art.26.De raad is bevoegd voor alle aangelegenheden die niet uitdrukkelijk aan het college werden toegewezen.
  [1 De raad is exclusief bevoegd voor het vaststellen van alle reglementaire bepalingen in de materies bepaald in deze wet, binnen de grenzen van de bepalingen van deze wet of genomen krachtens deze wet.]1
  De raad is inzonderheid gemachtigd te onteigenen ten algemenen nutte, zoals bedoeld in artikel 61, § 1, van de programmawet van 6 juli 1989.
  ----------
  (1)<W 2013-12-21/22, art. 79, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2014, maar de inwerkingtreding van het gewijzigd artikel wordt vastgesteld op 01-01-2015 en 01-01-2016 : zie art. 11, 1° en 2° van KB 2014-08-04/15>

Onderafdeling II. - De zoneraadsleden.
Art.27. De personeelsleden van de zone mogen geen leden van de raad of van het college zijn.

Art.28.Het mandaat van de leden van de zoneraad vangt aan de eerste werkdag van de derde maand, volgend op de datum van het aantreden van de verkozen gemeenteraadsleden na een volledige vernieuwing, tenzij zij rechtsgeldig vroeger bijeengeroepen zijn of ten laatste de eerste dag van de [1 derde maand]1 volgend op de maand waarin de uitslag van hun verkiezing definitief is geworden.
  De leden van de zoneraad blijven hun mandaat uitoefenen tot de installatie van de nieuwe raad.
  Het lid van de zoneraad dat ontslag neemt, blijft zijn mandaat uitoefenen tot zijn vervanger is beëdigd.
  [2 ...]2
  ----------
  (1)<W 2013-12-21/22, art. 80, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2014, maar de inwerkingtreding van het gewijzigd artikel wordt vastgesteld op 01-01-2015 en 01-01-2016 : zie art. 11, 1° en 2° van KB 2014-08-04/15>
  (2)<W 2015-11-09/19, art. 17, 010; Inwerkingtreding : 10-12-2015>

Art.29.Met uitzondering van de omstandigheid bedoeld in artikel 28, leidt het verlies van hoedanigheid van provincieraadslid of [1 van burgemeester]1 van rechtswege tot het beëindigen van het mandaat van lid van de zoneraad.
  ----------
  (1)<W 2015-11-09/19, art. 18, 010; Inwerkingtreding : 10-12-2015>

Art.30.Onverminderd artikel 28 wordt het ontslag van een lid van de zoneraad [1 bedoeld in artikel 24, tweede lid,]1 schriftelijk ingediend bij de voorzitter van het college. Het ontslag wordt definitief zodra het ter kennis gebracht is van de raad.
  ----------
  (1)<W 2015-11-09/19, art. 19, 010; Inwerkingtreding : 10-12-2015>

Art.31.Het lid van de zoneraad dat ouderschapsverlof wenst te nemen, naar aanleiding van de geboorte of de adoptie van een kind, wordt, [1 tijdens deze periode vervangen overeenkomstig de geldende regels van kracht op gemeentelijk niveau]1.
  [1 Tweede lid opgeheven.]1
  [1 Het eerste lid is]1 echter slechts toepasselijk vanaf de eerste raadsvergadering na die waarop het raadslid dat verhinderd is, geïnstalleerd werd.
  ----------
  (1)<W 2013-12-21/22, art. 81, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2014, maar de inwerkingtreding van het gewijzigd artikel wordt vastgesteld op 01-01-2015 en 01-01-2016 : zie art. 11, 1° en 2° van KB 2014-08-04/15>

Art.32.Het [1 lid van de zoneraad bedoeld in artikel 24, eerste lid]1 dat ingevolge een handicap niet zelfstandig zijn mandaat kan vervullen, kan zich voor de uitoefening van dit mandaat laten bijstaan door een vertrouwenspersoon, gekozen uit de zonekiezers die aan de verkiesbaarheidsvereisten voor het mandaat van gemeenteraadslid voldoen, en die geen lid is van het zonepersoneel, noch van het gemeentepersoneel.
  [1 Het lid van de zoneraad aangewezen door de provincieraad dat ingevolge een handicap niet zelfstandig zijn mandaat kan vervullen, kan zich voor de uitoefening van dit mandaat laten bijstaan door een vertrouwenspersoon, gekozen uit de kiezers van de provincieraad die voldoen aan de verkiesbaarheidsvoorwaarden die van toepassing zijn voor wat betreft het mandaat van provincieraadslid en die noch lid is van het zonepersoneel, noch lid van het provinciepersoneel.]1
  De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de criteria die toelaten om op de toepassing van deze bepaling beroep te doen.
  Bij het verlenen van die bijstand krijgt de vertrouwenspersoon dezelfde middelen ter beschikking en heeft hij dezelfde verplichtingen als het lid van de zoneraad. (...). <Erratum, zie B.St. 01-10-2007, p. 50749>
  ----------
  (1)<W 2013-12-21/22, art. 82, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2014>

Art.33. De gemeenteraadsleden kunnen de begroting en de rekeningen raadplegen en kunnen de gebouwen en de diensten van de zone bezoeken.

Onderafdeling III. - Vergaderingen, beraadslagingen en besluiten van de raad.
Art.34.[1 § 1.]1 De raad vergadert zo vaak als de zaken die tot zijn bevoegdheid horen het vereisen en ten minste één keer per trimester.
  [1 § 2. De vergadering van de raad vindt plaats in de maatschappelijke zetel van de zone of op elke andere plaats die daartoe door de zone wordt aangeduid..
   Onder voorbehoud van de bepalingen van het vijfde lid, mag de raad in zijn reglement van orde bepalen in welke gevallen en onder welke voorwaarden alle of een deel van de leden van de raad van op afstand mogen deelnemen aan de vergaderingen, voor zover de openbaarheid van de zitting en de raadpleging van het verslag ervan kunnen worden gewaarborgd.
   De openbaarheid van de zitting, die gedeeltelijk of volledig op afstand plaatsvindt, wordt verzekerd door de rechtstreekse audiovisuele uitzending van de vergadering op de website van de zone en volgens de door de zone bepaalde nadere regels.
   De audiovisuele rechtstreekse uitzending wordt onderbroken indien artikel 43, tweede en derde lid, van toepassing is.
   Wanneer de zone beslissingen neemt over het operationele personeelsplan, over de begroting en de begrotingsaanpassingen, over de rekeningen, alsook wanneer personeelsleden worden gehoord, vinden de vergaderingen plaats overeenkomstig het eerste lid.
   In afwijking van het vijfde lid mogen de daarin bedoelde beslissingen worden genomen tijdens een vergadering die gedeeltelijk op afstand plaatsvindt, indien minstens drie leden van de raad ter plaatse fysiek aanwezig zijn.
   De leden van de raad die deelnemen aan deze vergaderingen op afstand worden beschouwd als aanwezig voor de naleving van de quorum- en meerderheidsvoorwaarden.]1
  ----------
  (1)<W 2022-08-13/06, art. 2, 021; Inwerkingtreding : 07-10-2022>

Art.35. De raad wordt bijeengeroepen door het college. Wanneer één derde van de raadsleden het vraagt, is het college verplicht de raad bijeen te roepen op de aangewezen dag en het aangewezen uur.

Art.36.Behalve in spoedeisende gevallen [1 en in het geval vermeld in artikel 41]1 geschiedt de oproeping per brief, per drager aan huis, per fax of per e-mail, ten minste tien kalenderdagen vóór de dag van de vergadering; de oproeping vermeldt de agenda.
  De agendapunten worden duidelijk omschreven.
  Voor elk agendapunt worden alle stukken die erop betrekking hebben, ter plaatse ter inzage gelegd van de leden van de zoneraad vanaf het verzenden van de agenda.
  ----------
  (1)<W 2018-07-15/08, art. 7, 017; Inwerkingtreding : 05-10-2018>

Art.37. De in artikel 57 bedoelde voorzitter van het college of de persoon die hem vervangt in toepassing van het huishoudelijk reglement zoals bedoeld in artikel 38, zit de raad voor. Hij opent en sluit de vergadering.

Art.38. De raad stelt zijn huishoudelijk reglement vast.

Art.39.Plaats, dag, tijdstip en agenda van de vergaderingen van de raad worden ter kennis gebracht van het publiek, minstens door [1 een van de volgende middelen:]1 aanplakking aan de maatschappelijke zetel van de zone bedoeld in artikel 20, alsook aan [2 alle posten]2 van de zone [1 of de bekendmaking op de website van de zone en [2 ...]2]1.
  De pers en de belangstellende inwoners worden, op hun verzoek en binnen een nuttige termijn, op de hoogte gesteld van de agenda van de raad, eventueel tegen betaling van een vergoeding die niet meer mag bedragen dan de kostprijs.
  Het door de raad vastgestelde huishoudelijk reglement kan nog andere wijzen van bekendmaking voorzien.
  ----------
  (1)<W 2015-11-09/19, art. 21, 010; Inwerkingtreding : 10-12-2015>
  (2)<W 2018-07-15/08, art. 8, 017; Inwerkingtreding : 05-10-2018>

Art.40. Geen akte, geen stuk betreffende het bestuur van de zone mag aan het onderzoek van de leden van de zoneraad worden onttrokken.
  De leden van de zoneraad kunnen een afschrift verkrijgen van de akten en stukken betreffende het bestuur van de zone onder de in het huishoudelijk reglement bepaalde voorwaarden.
  De raadsleden hebben het recht aan het college schriftelijke en mondelinge vragen te stellen. Het huishoudelijk reglement bepaalt de voorwaarden waaronder dit recht wordt uitgeoefend.

Art.41.De raad kan slechts besluit nemen indien de meerderheid van zijn zittinghebbende leden aanwezig is. Indien dit quorum niet bereikt wordt, wordt een nieuwe raad bijeengeroepen binnen de twintig dagen. [1 De oproeping geschiedt ten minste twee kalenderdagen vóór de dag van de vergadering.]1 De raad zal toch geldig kunnen beslissen, ongeacht zijn samenstelling, over de onderwerpen die een tweede keer op de agenda geplaatst worden.
  ----------
  (1)<W 2018-07-15/08, art. 9, 017; Inwerkingtreding : 05-10-2018>

Art.42.Het is elk lid van de zoneraad verboden :
  1° tegenwoordig te zijn bij de beraadslaging over zaken waarbij het een rechtstreeks belang heeft, hetzij persoonlijk, hetzij als gelastigde, voor of na [2 dat hij lid van de zoneraad is geworden]2, of waarbij zijn bloed- of aanverwanten tot en met de vierde graad een persoonlijk en rechtstreeks belang hebben. Inzake voordrachten van kandidaten, benoemingen tot bedieningen, en tuchtvervolgingen geldt dit verbod slechts ten aanzien van bloed- of aanverwanten tot de tweede graad;
  2° rechtstreeks of onrechtstreeks deel te nemen aan een overheidsopdracht (...) voor aanneming van werken, diensten of leveringen; <Erratum, zie B.St. 01-10-2007, p. 50749>
  3° als advocaat, notaris of zaakwaarnemer werkzaam te zijn in rechtsgedingen, tegen de zone ingesteld. Het is hem verboden in dezelfde hoedanigheid ten behoeve van de zone te pleiten, raad te geven of op te treden in enige betwiste zaak, [1 tenzij]1 hij dit kosteloos doet;
  4° op te treden als raadsman van een personeelslid van de zone in tuchtzaken of in het kader van een beroep tegen een evaluatie;
  5° op te treden als afgevaardigde of technicus van een vakbond in een onderhandelings- of overlegcomité van de zone.
  ----------
  (1)<W 2013-12-21/22, art. 83, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2014>
  (2)<W 2015-11-09/19, art. 22, 010; Inwerkingtreding : 10-12-2015>

Art.43. De vergaderingen van de raad zijn openbaar.
  Onder voorbehoud van het geval bedoeld in artikel 44, kan de raad, met een tweederde meerderheid van de aanwezige leden, in het belang van de openbare orde en op grond van ernstige bezwaren tegen de openbaarheid, echter beslissen dat de vergadering niet openbaar is.
  De vergadering van de raad is niet openbaar wanneer het om personen gaat.
  Uitgezonderd in tuchtzaken of in de door het huishoudelijk reglement vastgelegde bijzondere omstandigheden, kan de besloten vergadering slechts plaatsvinden na de openbare vergadering.

Art.44. Uiterlijk tien kalenderdagen vóór de vergadering gedurende welke de raad dient te beraadslagen over de begroting, over een begrotingswijziging of over de rekeningen, doet het college aan elk raadslid een exemplaar toekomen van het ontwerp van begroting, van het ontwerp van begrotingswijziging of van de rekeningen.
  Het ontwerp wordt overgezonden zoals het zal onderworpen worden aan de beraadslagingen van de raad, in de voorgeschreven vorm en vergezeld van de bijlagen die vereist zijn voor zijn definitieve vaststelling, met uitzondering van de bewijsstukken, wat de rekeningen betreft. Het ontwerp van begroting en de rekeningen zijn vergezeld van een verslag.

Art.45. Het verslag betreffende het ontwerp van begroting, bedoeld in artikel 44, definieert het algemeen en financieel beleid van de zone en bevat een overzicht van de toestand van het bestuur en van de zonezaken, alsook alle nuttige informatiegegevens.
  Het verslag betreffende de rekeningen geeft een overzicht van het beheer van de zonefinanciën gedurende het dienstjaar waarop die rekeningen betrekking hebben.
  Vooraleer de raad beraadslaagt, geven de leden van het college een toelichting bij de inhoud van het verslag.

Art.46. Een punt dat niet op de agenda voorkomt, mag niet in bespreking worden gebracht, behalve in spoedeisende gevallen. Tot spoedbehandeling kan niet worden besloten dan door ten minste twee derden van de aanwezige leden van de zoneraad; de namen van die leden zullen in de notulen vermeld worden.
  Elk voorstel dat niet op de agenda voorkomt, moet uiterlijk vijf kalenderdagen vóór de vergadering overhandigd worden aan de voorzitter; het is vergezeld van een verklarende nota of van elk document dat de raad kan voorlichten. Van deze mogelijkheid kan geen gebruik worden gemaakt door een lid van het college. De voorzitter deelt de aanvullende agendapunten (tegelijk) mee aan de leden van de zoneraad. <Erratum, zie B.St. 01-10-2007, p. 50749>

Art.47.De notulen worden ten minste zeven kalenderdagen vóór de dag van de vergadering [1 ...]1 ter inzage van de raadsleden gelegd. De notulen van de vorige vergadering worden ter goedkeuring aan de raad voorgelegd.
  Elk lid heeft het recht tijdens de vergadering opmerkingen te maken over de redactie van de notulen. Indien deze opmerkingen worden aangenomen, is (de secretaris bedoeld in artikel 48) ertoe gehouden tijdens deze vergadering of ten laatste tijdens de volgende vergadering een nieuwe tekst, in overeenstemming met de beslissing van de raad, voor te leggen. Indien er geen opmerkingen worden gemaakt vóór het einde van de vergadering, worden de notulen beschouwd als goedgekeurd en worden zij ondertekend door de voorzitter van het college en (de secretaris). <Erratum, zie B.St. 01-10-2007, p. 50749>
  ----------
  (1)<W 2015-11-09/19, art. 23, 010; Inwerkingtreding : 10-12-2015>

Art.48. De secretaris van de raad en van het college wordt aangewezen door de raad. In geval van afwezigheid of verhindering van de secretaris, wijst de voorzitter een secretaris ad hoc aan.

Art.49. De secretaris is belast met :
  1° het voorbereiden van de vergaderingen van de raad en van het college;
  2° het garanderen van de openbaarheid van bestuur;
  3° het bijhouden van de agenda van de vergaderingen van de raad en van het college;
  4° het bezorgen van de beslissingen, de zonale beraadslagingen, alsook van alle nodige stukken voor de uitoefening van het toezicht, aan de bevoegde toezichthoudende overheid;
  5° het opstellen van de notulen van de vergaderingen van de raad en van het college.
  De notulen worden ondertekend door de secretaris en de voorzitter.
  De notulen vermelden alle besproken onderwerpen, alsook het gevolg dat gegeven werd aan de punten waaromtrent geen beslissing genomen werd.

Art.50.De voorzitter is belast met de handhaving van de orde in de vergadering; hij kan, na een voorafgaande waarschuwing, terstond ieder persoon uit de zaal doen verwijderen, die openlijk tekens van goedkeuring of van afkeuring geeft of op enigerlei wijze wanorde veroorzaakt.
  [1 De voorzitter kan bovendien proces-verbaal opmaken tegen de overtreder en hem verwijzen naar de politierechtbank, die hem kan veroordelen tot een geldboete van een euro tot vijftien euro of tot een gevangenisstraf van een dag tot drie dagen, onverminderd andere vervolgingen, indien het feit daartoe grond oplevert.]1
  ----------
  (1)<W 2015-11-09/19, art. 24, 010; Inwerkingtreding : 10-12-2015>

Art.51.Elk lid van de zoneraad, de leden van het college inbegrepen, heeft één stem.
  Onverminderd het eerste lid beschikt elk lid van de zoneraad voor de stemming over het opstellen van de begroting, de begrotingswijzigingen en de jaarrekeningen over een gewogen stem in verhouding tot de dotatie van zijn gemeente [1 of van zijn provincie]1.
  De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de nadere bepalingen inzake de verdeelsleutel voor de stemmen.
  [1 De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, het type beslissingen bepalen die, omwille van hun belangrijkheid, onderworpen worden aan dezelfde regels inzake weging van de stemmen als die welke van toepassing zijn inzake budget.]1
  ----------
  (1)<W 2013-12-21/22, art. 84, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2014>

Art.52. De besluiten worden bij volstrekte meerderheid van stemmen genomen; bij staking van stemmen is het voorstel verworpen.

Art.53. De raad stemt over de begroting in haar geheel en over de jaarrekeningen in hun geheel. Elk lid van de zoneraad kan echter de afzonderlijke stemming eisen over één of meer artikelen of reeksen van artikelen die het aanwijst, indien het om de begroting gaat of over één of meer artikelen of posten die het aanwijst, indien het om de jaarrekeningen gaat. In dat geval mag over het geheel eerst gestemd worden na de stemming over het artikel of de artikelen, reeksen van artikelen of posten die aldus zijn aangewezen.

Art.54. Behalve wanneer de wet in een geheime stemming voorziet, stemmen de leden van de raad mondeling. Het huishoudelijk reglement kan een regeling invoeren die gelijkwaardig is met een mondelinge stemming. Alleen de benoemingen tot ambten, de in disponibiliteitsstellingen, de preventieve schorsingen in het belang van de dienst en de tuchtstraffen geschieden bij geheime stemming, bij volstrekte meerderheid van stemmen.

Afdeling III. - Het College van de hulpverleningszone.
Art.55. Het college is proportioneel samengesteld uit leden die door de raad onder zijn leden werden gekozen.

Art.56. De zonecommandant neemt deel aan de vergaderingen van het college met raadgevende stem.

Art.57. De verkiezing gebeurt tijdens de eerste bijeenkomst van de zoneraad bij geheime stemming en bij volstrekte meerderheid van de stemmen.
  De kandidaten die de meeste stemmen behaald hebben, worden verkozen als leden van het college.
  Het college wijst zijn voorzitter aan.
  In geval van staking van stemmen wordt de voorkeur gegeven zoals hierna bepaald :
  1° aan de kandidaat die, op de dag van de verkiezing reeds lid van het college is. Wanneer twee of meer kandidaten zich in deze omstandigheden bevinden, wordt de voorkeur gegeven aan diegene die het langst zonder onderbreking in het college zetelt;
  2° aan de kandidaat die lid was van het voorafgaand college. Wanneer twee of meer kandidaten zich in deze omstandigheden bevinden, wordt de voorkeur gegeven aan diegene die zijn mandaat het langst zonder onderbreking heeft uitgevoerd, en ingeval van gelijkheid van duur, aan de kandidaat wiens mandaat meest recent beëindigd is;
  3° aan de kandidaat die, zonder de leeftijd van zestig jaar bereikt te hebben, de oudste is;
  4° aan de jongste kandidaat wanneer alle kandidaten de leeftijd van zestig jaar bereikt hebben.
  Het mandaat van lid van het college loopt vanaf de dag na de verkiezing bedoeld in het eerste lid.
  In geval van afwezigheid of verhindering wordt het lid van het college vervangen met toepassing van de bepalingen voorzien in het huishoudelijk reglement bedoeld in artikel 59.

Art.58. Binnen het college heeft elk lid één stem.

Art.59. Het college stelt zijn huishoudelijk reglement vast.

Art.60. Het college vergadert op de dagen en uren door het reglement bepaald, en zo dikwijls de spoedige afdoening van de zaken het vereist.
  De vergaderingen van het college zijn niet openbaar. Alleen de beslissingen worden opgenomen in de notulen en in het register van de beraadslagingen. Alleen deze beslissingen kunnen rechtsgevolgen hebben.
  De oproeping voor de buitengewone vergaderingen geschiedt schriftelijk, per drager, per fax of per e-mail, ten minste twee kalenderdagen vóór de dag van de vergadering.
  In spoedeisende gevallen echter staat het aan de voorzitter van het college vrij dag en uur van de vergadering vast te stellen.

Art.61.Het college kan enkel geldig beraadslagen als de meerderheid van zijn leden aanwezig is.
  De besluiten van het college worden bij meerderheid van stemmen genomen.
  Bij staking van stemmen verdaagt het college de zaak tot een volgende vergadering. Indien de meerderheid van het college vóór de behandeling de zaak spoedeisend heeft verklaard of indien de zaak verdaagd werd tijdens een vorige vergadering na staking van stemmen, is de stem van de voorzitter beslissend.
  [1 Het college kan in zijn huishoudelijk reglement de gevallen bepalen waarin en de nadere regels volgens welke de leden van het college op afstand kunnen deelnemen aan zijn vergaderingen. De leden van het college die deelnemen aan deze vergaderingen op afstand worden beschouwd als aanwezig voor de naleving van de quorum- en meerderheidsvoorwaarden.
   Het college kan in zijn huishoudelijk reglement de gevallen bepalen waarin en de nadere regels volgens welke de beslissingen onderworpen zijn aan een schriftelijke procedure. De leden van het college stemmen unaniem in met het gebruik van de schriftelijke procedure. Wanneer een lid van het college vraagt dat een aan de schriftelijke procedure onderworpen punt tijdens de vergadering besproken wordt, is dit punt niet langer onderworpen aan de schriftelijke procedure.]1
  [2 In afwijking van het tweede lid worden de beslissingen van het college genomen bij volstrekte meerderheid van de stemmen en bij geheime stemming wanneer het, bij delegatie, de bevoegdheden van de raad uitoefent die het voorwerp zijn van een geheime stemming zoals bedoeld in artikel 54.]2
  ----------
  (1)<W 2017-11-02/08, art. 2, 015; Inwerkingtreding : 03-12-2017>
(NOTA : Inwerkingtreding vastgesteld op 03-12-2017 door W 2017-11-02/08, art. 2) en gewijzigd op 01-03-2018 bij ERRATUM, zie B.St. 25-01-2018, p. 5687)
  (2)<W 2018-07-15/08, art. 10, 017; Inwerkingtreding : 05-10-2018>

Art.62. De in artikel 42 bedoelde regels zijn van toepassing op de leden van het college.

Art.63. Naast de hem door de raad toevertrouwde opdrachten is het college belast met :
  1° de bekendmaking en de uitvoering van de besluiten van de zoneraad;
  2° het beheer van de gebouwen en eigendommen van de zone;
  3° het beheer van de inkomsten, de ordonnancering van de uitgaven van de zone;
  4° de controle op de boekhouding;
  5° de leiding van de werken binnen de zone;
  6° het toezicht op het administratieve en operationele personeel van de zone;
  7° de vertegenwoordiging van de zone bij het afsluiten van overeenkomsten waarbij de zone (...) partij is; <Erratum, zie B.St. 01-10-2007, p. 50749>
  8° de uitvoering van de verplichtingen die voortvloeien uit het werkgeversstatuut van de zone;
  9° de vertegenwoordiging van de zone bij rechtsgedingen.
  De in het eerste lid, 7° en 9°, bedoelde bevoegdheden kunnen slechts uitgeoefend worden na goedkeuring door de raad.

Afdeling IV. - Technische commissie.
Art.64. Binnen elke zone wordt een technische commissie opgericht.

Art.65. De technische commissie bestaat onder meer uit de officieren verantwoordelijk voor de posten van de zone, alsook uit de zonecommandant, die het voorzitterschap ervan verzekert.
  De raad stelt bovendien de samenstelling en de praktische organisatie van de technische commissie vast op voorstel van de zonecommandant.

Art.66. De technische commissie staat de zonecommandant bij voor het opstellen van het beleidsplan bedoeld in artikel 23, hierin inbegrepen de opstelling van het aankoopprogramma voor materieel zoals bedoeld in artikel 118.
  De commissie heeft bovendien een adviesbevoegdheid inzake de operationele organisatie van de zone, op verzoek van de organen van de zone.

Afdeling V. [1 - Het bureau van vrijwilligers.]1   ----------   (1)
Art. 66/1. [1 Binnen elke hulpverleningszone die vrijwillige personeelsleden heeft, wordt een bureau van vrijwilligers gecreëerd.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2018-07-15/08, art. 12, 017; Inwerkingtreding : 05-10-2018>


Art. 66/2. [1 § 1. Het bureau van vrijwilligers wordt samengesteld uit vertegenwoordigers van de kaders van het vrijwillig personeel aanwezig in de zone en naar evenredigheid, rekening houdend met de kandidaturen.
   § 2. De zoneraad legt het maximumaantal leden van het bureau van vrijwilligers vast, per kader van het vrijwillig personeel.
   Indien er meer kandidaturen zijn dan het door de zoneraad vastgelegde maximumaantal, worden er verkiezingen georganiseerd.
   § 3. De leden van het bureau van vrijwilligers worden aangesteld voor 4 jaar.
   § 4. De leden van het bureau die lid zijn van het vrijwillig personeel, duiden in hun midden de voorzitter van het bureau aan."
   § 5. De voorzitter van de raad en de zonecommandant maken van rechtswege deel uit van het bureau van vrijwilligers.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2018-07-15/08, art. 13, 017; Inwerkingtreding : 05-10-2018>


Art. 66/3. [1 De raad legt het huishoudelijk reglement van het bureau vast, op voorstel van deze.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2018-07-15/08, art. 14, 017; Inwerkingtreding : 05-10-2018>


Art. 66/4. [1 Het bureau van de vrijwilligers heeft tot doel:
   - kandidaat vrijwillige brandweerlui aan te trekken, te informeren, begeleiden en adviseren;
   - zonale rekruteringsinitiatieven te ondersteunen;
   - de vrijwillige operationele personeelsleden vertrouwd te maken met en te binden aan de zonale organisatie;
   - ervoor te zorgen dat binnen de zonale organisatie rekening wordt gehouden met de bijzonderheden van het voluntariaat.
   Daartoe kan het bureau:
   1° de zonecommandant adviseren hetzij op eigen initiatief, hetzij op vraag van de zonecommandant over specifieke onderwerpen die een impact hebben op de vrijwillige operationele personeelsleden;
   2° de vrijwillige operationele personeelsleden adviseren en begeleiden in de verschillende aspecten verbonden aan hun bijzonderheden als vrijwilliger.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2018-07-15/08, art. 15, 017; Inwerkingtreding : 05-10-2018>


HOOFDSTUK II. - Financiering van de hulpverleningszone.
Art.67. De zones worden gefinancierd door :
  1° de dotaties van de gemeenten van de zone;
  2° de federale dotaties;
  3° de eventuele provinciale dotaties;
  4° de vergoedingen van de opdrachten waarvan de Koning de terugvordering machtigt;
  5° diverse bronnen.
  Zolang de verhouding tussen de middelen die voor de toepassing van deze wet worden voorzien door de gemeenten en federale overheid niet gelijk is aan één, zullen de gemeenten van een zone, samen, in reële termen niet meer bijdragen dan hun actuele bijdrage. De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de vertegenwoordigers van de steden en gemeenten gehoord, deze verhouding op 31 december 2007 alsook de inkomsten- en uitgavenposten die worden in aanmerking genomen om de verhouding te berekenen.
  De in het eerste lid, 1°, bedoelde gemeentelijke dotatie kan verminderd worden, naar rato van de in het eerste lid, 3° bedoelde provinciale dotaties.

Art.68.§ 1. De gemeentelijke dotatie wordt ingeschreven in de uitgaven van elke gemeentebegroting. Zij wordt ten minste in twaalfden uitbetaald.
  § 2. [2 De dotaties van de gemeenten van de zone worden jaarlijks vastgelegd door de raad op basis van een akkoord, bereikt tussen de verschillende betrokken gemeenteraden.
   Het akkoord wordt bereikt ten laatste op 1 november van het jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor de dotatie bestemd is.
   Voor de eerste inschrijving van de gemeentelijke dotatie kan de raad van de prezone beslissen de datum van 1 november 2014 te verdagen en ten laatste op 1 november 2015 een akkoord bereiken.]2
  [2 § 3. Bij gebrek aan dergelijk akkoord, wordt de dotatie van elke gemeente vastgesteld door de provinciegouverneur, rekening houdende met de volgende criteria voor elke gemeente :
   - de residentiële en actieve bevolking;
   - de oppervlakte;
   - het kadastraal inkomen;
   - het belastbaar inkomen;
   - de risico's aanwezig op het grondgebied van de gemeente;
   - de gemiddelde interventietijd op het grondgebied van de gemeente;
   - de financiële draagkracht van de gemeente.
   Aan het criterium "residentiële en actieve bevolking" wordt een weging van minstens 70 % toegekend.
   De gouverneur brengt elke gemeente op de hoogte van het bedrag van de gemeentelijke dotatie waarvoor hij moet instaan, dit ten laatste op 15 december van het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarvoor de dotatie bestemd is.
   Voor de drie jaren die volgen op de integratie van de brandweerdiensten in de hulpverleningszones, houdt de gouverneur bij het bepalen van de gemeentelijke dotatie rekening met het passief van de gemeenten inzake de bijdragen bedoeld in artikel 10, § 4, van de wet van 31 december 1963 betreffende de civiele bescherming.
   De gouverneur kan beslissen over specifieke betalingsmethoden voor de betaling van de gemeentelijke dotaties.
   De gemeenteraad kan tegen de beslissing van de gouverneur [3 vernietigingsberoep]3 instellen bij de minister binnen een termijn van twintig dagen, te rekenen vanaf de dag na de kennisgeving ervan aan de gemeentelijke overheid.
   De minister van Binnenlandse Zaken beslist over dit beroep binnen een termijn van veertig dagen, te rekenen vanaf de dag na de ontvangst ervan.
   Ten laatste op de laatste dag van deze termijn deelt hij zijn beslissing mee aan de gouverneur, de zoneraad en de gemeenteraad.
   Bij ontstentenis van een beslissing bij het verstrijken van deze termijn, wordt het beroep als verworpen beschouwd.
  [3 In geval van een vernietiging van de beslissing van de gouverneur, neemt deze laatste een nieuwe beslissing binnen een termijn van 20 dagen die begint te lopen vanaf de dag die volgt op de dag van de kennisgeving.]3
   [3 Het verwerpen van het beroep of het geval bedoeld in het negende lid]3 geldt als inschrijving in de gemeentebegroting op 1 november van het jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor de dotatie bestemd is.]2
  [2 § 4. De gemeente stort het bedrag van de vastgestelde gemeentelijke dotatie, met toepassing van het huidige artikel, op een op naam van de zone geopende rekening bij een financiële instelling.
   Bij ontstentenis van storting binnen dertig dagen na de in § 3 bedoelde kennisgeving aan de raad, of bij het verstrijken van de beroepstermijn of de beroepsprocedure bedoeld in § 3, schrijft de gouverneur van ambtswege het verschuldigde bedrag in de begroting van de gemeente in. Dit bedrag wordt op bevel van de gouverneur overgeschreven van een door de gemeente die de som verschuldigd is geopende rekening bij een financiële instelling naar een door de schuldeisende zone geopende rekening bij een financiële instelling.]2
  ----------
  (1)<W 2013-12-21/22, art. 85, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2014>
  (2)<W 2014-04-19/69, art. 23, 009; Inwerkingtreding : 02-08-2014>
  (3)<W 2018-07-15/08, art. 16, 017; Inwerkingtreding : 05-10-2018>

Art.69.De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de nadere bepalingen voor de vaststelling en betaling van de federale dotatie, die ten minste in twaalfden uitbetaald wordt.
  [1 De federale dotatie bestaat uit een basisdotatie en bijkomende dotaties.]1
  De nadere bepalingen inzake de berekening van de [1 federale basisdotatie]1 worden vastgesteld, rekening houdende met de volgende criteria voor elke zone :
  - de residentiële en actieve bevolking;
  - de oppervlakte;
  - het kadastraal inkomen;
  - het belastbaar inkomen;
  - de risico's aanwezig op het grondgebied van de zone.
  [1 De bijkomende federale dotaties worden verdeeld op basis van specifieke verdeelsleutels die door de Koning worden bepaald bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad.]1
  ----------
  (1)<W 2013-12-21/22, art. 86, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2014>

Art.70. De Koning kan, binnen de grenzen van de begrotingswetten en onder de door Hem te bepalen voorwaarden, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, tussenkomen in de financiering van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad via de toekenning van subsidies of een specifieke dotatie.

Art.71. De besluiten bedoeld in de artikelen 67 tot 70 worden ten laatste binnen de zes maanden na hun inwerkingtreding bekrachtigd door een wet.
  Bij gebrek aan bekrachtiging binnen deze termijn, houden deze besluiten op uitwerking te hebben.

Art.72. Als, na uitputting van de middelen bedoeld in artikel 67, de zone niet over voldoende financiële middelen beschikt om de noodzakelijke uitgaven ter uitvoering van haar opdrachten te dekken, wordt het tekort gedragen door de gemeenten van de zone volgens de verdeelsleutel bedoeld in artikel 68.

HOOFDSTUK III. - Budgettair, financieel en boekhoudkundig beheer.
Afdeling I. - Bijzondere rekenplichtige.
Art.73. De ontvangsten en uitgaven van de zone worden gedaan door een bijzondere rekenplichtige.
  De Koning bepaalt de voorwaarden tot aanstelling van de bijzondere rekenplichtige.
  Dezelfde persoon kan bijzondere rekenplichtige zijn van meerdere zones.

Art.74. De Koning bepaalt de nadere regels voor de uitoefening van het ambt van bijzondere rekenplichtige.

Art.75.§ 1. De bijzondere rekenplichtige wordt aangewezen door het college.
  De bijzondere rekenplichtige legt de volgende eed af in handen van de voorzitter van het college : " Ik zweer getrouwheid aan de Koning, gehoorzaamheid aan de Grondwet en aan de wetten van het Belgische volk ".
  Daarvan wordt een proces-verbaal opgemaakt.
  De bijzondere rekenplichtige die, zonder geldige reden, de eed niet aflegt nadat hij per bij de post aangetekende brief uitgenodigd werd om dat te doen tijdens de eerstkomende vergadering van het college, wordt geacht af te zien van zijn benoeming.
  § 2. De bijzondere rekenplichtige heeft tot taak om, alleen en onder zijn verantwoordelijkheid, de ontvangsten van de zone te innen en tegen regelmatige bevelschriften de betaalbaar gestelde uitgaven te doen ten belope, hetzij van het bijzonder bedrag bepaald in elk artikel van de begroting, van het bijzonder krediet of van het voorlopig krediet, hetzij van het bedrag van de overeenkomstig artikel 95 overgeschreven kredieten.
  [1 Met het oog op de invordering van onbetwiste en opeisbare schuldvorderingen kan de bijzondere rekenplichtige een dwangbevel uitvaardigen, geviseerd en uitvoerbaar verklaard door het college. Een dergelijk dwangbevel wordt betekend bij gerechtsdeurwaardersexploot. Dat exploot stuit de verjaring. Een bevel kan door het college alleen worden geviseerd en uitvoerbaar verklaard als de schuld opeisbaar, vaststaand en zeker is. De schuldenaar moet bovendien vooraf aangemaand zijn met een aangetekende brief. De zone kan administratieve kosten aanrekenen voor deze aangetekende brief. Deze kosten vallen ten laste van de schuldenaar en kunnen eveneens ingevorderd worden via het dwangbevel. Schulden van een publieke rechtspersoon kunnen nooit via een dwangbevel worden ingevorderd. Verzet kan tegen dat exploot worden ingediend binnen één maand na de betekening ervan bij verzoekschrift of door een dagvaarding ten gronde.]1
  § 3. Indien de bijzondere rekenplichtige weigert het bedrag van regelmatige bevelschriften te betalen of zulks uitstelt, wordt de betaling vervolgd, zoals inzake directe belastingen, door de rijksontvanger, nadat de gouverneur, die de bijzondere rekenplichtige oproept en hem vooraf hoort, indien hij zich aanmeldt, de bevelschriften uitvoerbaar heeft verklaard.
  ----------
  (1)<W 2013-12-21/22, art. 87, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2014>

Art.76. Onverminderd de artikelen 73 en 75, § 2, mogen rechtstreeks gestort worden op de rekening geopend namens de gerechtigde zone bij financiële instellingen die voldoen, naargelang van het geval, aan de artikelen 7, 65 en 66 van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen :
  1° de dotaties, de subsidies, de toelagen en de bijdragen in de uitgaven van de zones;
  2° het bedrag van hun aandeel in de bij de wet, het decreet of de ordonnantie ten voordele van de zones ingestelde fondsen en in het algemeen alle sommen die de Staat, de gemeenschappen, de gewesten, de provincies en de gemeenten om niet verlenen aan de zones.
  De in het eerste lid bedoeld financiële instellingen worden gerechtigd om het bedrag van de opeisbare schulden, door de zone tegenover hen aangegaan, ambtshalve in mindering te brengen van het tegoed van de rekening(en) die zij ten behoeve van deze zone hebben geopend.

Art.77.
  <Opgeheven bij W 2016-12-18/11, art. 2, 012; Inwerkingtreding : 01-02-2017>

Art.78. De bijzondere rekenplichtige oefent zijn functie onafhankelijk uit onder gezag van het college.

Art.79. De vergoeding van de bijzondere rekenplichtige wordt door de raad vastgelegd, binnen de door de Koning bepaalde grenzen en voorwaarden.

Art.80.§ 1. In geval van afwezigheid van de bijzondere rekenplichtige wordt zijn functie waargenomen door een door het college aangewezen vervanger, op voordracht van de bijzondere rekenplichtige, onder zijn verantwoordelijkheid, voor een periode van maximaal dertig dagen.
  Die vervanging kan, voor éénzelfde afwezigheid, tweemaal met ten hoogste dezelfde termijn verlengd worden.
  § 2. In alle andere gevallen wijst [1 het college]1 een waarnemende bijzondere rekenplichtige aan die voldoet aan de voorwaarden om tot bijzondere rekenplichtige aangewezen te worden.
  De waarnemende bijzondere rekenplichtige oefent alle bevoegdheden van de bijzondere rekenplichtige uit.
  § 3. [1 In het in § 2 bedoelde geval wordt de vergoeding toegekend aan de waarnemende bijzondere rekenplichtige.]1
  ----------
  (1)<W 2023-07-16/01, art. 3, 022; Inwerkingtreding : 03-09-2023>

Art.81. De bijzondere rekenplichtige kan gehoord worden door het college en de raad over alle kwesties die een financiële of budgettaire weerslag hebben.

Art.82.§ 1. Er wordt een eindrekening gemaakt wanneer de bijzondere rekenplichtige zijn ambt definitief neerlegt, bij de ambtsaanvaarding en de ambtsneerlegging van de waarnemende bijzondere rekenplichtige en in het geval bedoeld in artikel 80, § 2, tweede lid.
  § 2. Het college legt de eindrekening van de bijzondere rekenplichtige, in voorkomend geval samen met diens opmerkingen of, zo hij overleden is, die van zijn rechtverkrijgenden, voor aan de raad die de eindrekening afsluit en de bijzondere rekenplichtige kwijting verleent of een tekort vaststelt.
  De beslissing waarmee de eindrekening wordt afgesloten, wordt door het college bij een ter post aangetekende brief ter kennis gebracht van de bijzondere rekenplichtige of, zo hij overleden is, aan zijn rechtverkrijgenden; in voorkomend geval wordt daarbij een verzoek gevoegd om het tekort te vereffenen.
  § 3. [1 ...]1
  § 4. De beslissing bedoeld in § 3 is onderworpen aan de modaliteiten van toezicht bedoeld in de artikelen 145 tot 147.
  ----------
  (1)<W 2023-07-16/01, art. 4, 022; Inwerkingtreding : 03-09-2023>

Afdeling II. - Budgettair en financieel beheer.
Onderafdeling I. - Goederen en inkomsten van de zone.
Art.83. De giften bij akte onder de levenden worden altijd voorlopig aangenomen, overeenkomstig de bepalingen van de wet van 12 juli 1931 betreffende de uitbreiding tot alle rechtspersonen van het voordeel van de voorlopige aanvaarding van bij akten gedane schenkingen onder de levenden.

Art.84. § 1. De raad bepaalt de voorwaarden van de huur en van elk ander gebruik van de opbrengsten en inkomsten van de eigendommen en rechten van de zone.
  § 2. De raad verleent, in voorkomend geval, aan de huurders van de zone de door hen aangevraagde kwijtscheldingen waarop zij aanspraak kunnen maken ingevolge de wet of krachtens hun contract, dan wel op gronden van billijkheid.

Art.85.[2 § 1.]2 De raad kiest de wijze waarop de opdrachten voor aanneming van werken, leveringen of diensten worden gegund en stelt de voorwaarden vast.
  Hij kan [1 de uitoefening van zijn bevoegdheden bedoeld in het eerste lid]1 overdragen aan het college, binnen de perken van de daartoe op de gewone begroting ingeschreven kredieten.
  [1 De raad kan de uitoefening van zijn bevoegdheden bedoeld in het eerste lid delegeren aan de zonecommandant of aan een ander personeelslid van de zone voor de opdrachten waarvan het geraamde bedrag de drempel niet overschrijdt die vastgelegd werd voor de opdrachten die vastgesteld worden op eenvoudige aangenomen factuur.
   De raad kan de uitoefening van zijn bevoegdheden bedoeld in het eerste lid delegeren aan het college, voor uitgaven die onder de buitengewone begroting vallen wanneer de waarde van de opdracht lager is dan het door de Koning vastgelegde bedrag.]1
  In gevallen van dringende spoed die voortvloeien uit niet te voorziene omstandigheden, kan het college, op eigen initiatief, de in het eerste lid bedoelde bevoegdheden van de raad uitoefenen. Zijn besluit wordt meegedeeld aan de raad die er op zijn eerstvolgende vergadering akte van neemt.
  [2 § 2. Het college stelt de procedure in, gunt de overheidsopdracht en volgt de uitvoering ervan op.
   In de gevallen waarin en voor zover de onderhandelingen met de inschrijvers is toegestaan, kan het college de voorwaarden van de overheidsopdracht vóór de gunning wijzigen. Het college deelt dit mee aan de raad, die er op zijn eerstvolgende vergadering akte van neemt.
   Het college kan de overheidsopdracht in de loop van de uitvoering ervan wijzigen.
   Bij overdracht van bevoegdheden van de raad aan de zonecommandant of aan een ander personeelslid, overeenkomstig paragraaf 1, derde lid, worden de bevoegdheden van het college bedoeld in het eerste lid uitgeoefend door de zonecommandant of door het gemandateerde personeelslid.
   Bij overdracht van bevoegdheden van de raad aan het college, aan de zonecommandant of aan een ander personeelslid, overeenkomstig paragraaf 1, tweede tot vierde lid, is de verplichting tot kennisgeving van de raad als bedoeld in het tweede lid niet van toepassing.]2
  ----------
  (1)<W 2018-07-15/08, art. 17, 017; Inwerkingtreding : 05-10-2018>
  (2)<W 2019-03-01/34, art. 3, 018; Inwerkingtreding : 13-04-2019>

Onderafdeling II. - Begroting van de zone.
Art.86. De begroting van de zone wordt opgemaakt door het college en goedgekeurd door de raad, overeenkomstig de minimale budgettaire normen, vastgelegd door de Koning bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad.

Art.87. Het financiële dienstjaar van de zones komt overeen met het burgerlijk jaar.
  Behoren tot een dienstjaar alleen de rechten verkregen door de zone en de verplichtingen aangegaan ten opzichte van de schuldeisers tijdens dit dienstjaar, ongeacht het dienstjaar waarin zij worden vereffend.

Art.88. De raad vergadert in de loop van het eerste kwartaal van ieder jaar om de rekeningen van het voorgaande dienstjaar vast te stellen.
  Die rekeningen omvatten de begrotingsrekening, de resultatenrekening en de balans.
  Het in artikel 44, tweede lid, bedoelde verslag wordt bij de rekeningen gevoegd.

Art.89.De raad vergadert ieder jaar [1 ten laatste]1 in de loop van de maand oktober om te beraadslagen over de begroting van uitgaven en ontvangsten van de zone voor het volgende dienstjaar.
  ----------
  (1)<W 2017-06-30/15, art. 2, 014; Inwerkingtreding : 01-08-2017>

Art.90.De begrotingen en rekeningen worden neergelegd op de zetel van de zone, bedoeld in artikel 20, en op het gemeentehuis van elke gemeente die deel uitmaakt van de zone, waar eenieder er altijd ter plaatse kennis kan van nemen.
  Op die mogelijkheid tot inzage wordt gewezen door [1 een van de volgende middelen: aanplakking of de bekendmaking op de website, uitgevoerd door het college]1 binnen een maand nadat de begrotingen en rekeningen door de raad zijn aangenomen. [1 De aanplakking of de bekendmaking op de website duurt ten minste tien dagen.]1
  [2 Het eerste en het tweede lid zijn van toepassing op de besluiten van de gouverneur bedoeld in de artikelen 136 tot 139 en 142 en op het besluit van de minister bedoeld in de artikelen 141 en 142.]2
  ----------
  (1)<W 2015-11-09/19, art. 26, 010; Inwerkingtreding : 10-12-2015>
  (2)<W 2023-07-16/01, art. 5, 022; Inwerkingtreding : 03-09-2023>

Art.91. Wanneer een post voor een niet-verplichte uitgave door de toezichthoudende overheid verminderd is, mag het college de uitgaven niet doen zonder een nieuw besluit van de raad dat daartoe machtiging verleent.

Art.92. Geen betaling uit de kas van de zone mag geschieden dan op grond van een op de begroting voorkomende post, op grond van een bijzonder krediet of op grond van een voorlopig krediet toegestaan onder de voorwaarden en binnen de grenzen die de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, bepaalt.
  De leden van het college zijn persoonlijk aansprakelijk voor de uitgaven die zij in strijd met het eerste lid hebben gedaan of bevolen.

Art.93.§ 1. Geen artikel van de uitgaven van de begroting mag worden overschreden en geen [...] overschrijving mag geschieden. (ERRATUM, zie B.St. 09-11-2017, p. 98051)
  § 2. Wanneer echter bij het afsluiten van een dienstjaar sommige posten bezwaard zijn met regelmatig en werkelijk aangegane verbintenissen tegenover[1 schuldeisers van de zone]1, wordt het kredietgedeelte dat nodig is om de uitgave te vereffenen naar het volgende dienstjaar overgeschreven door middel van een beslissing van het college; deze laatste moet bij de rekening over het afgesloten dienstjaar worden gevoegd.
  Over de aldus overgeschreven kredieten mag beschikt worden zonder een nieuwe beslissing van de raad.
  ----------
  (1)<W 2013-12-21/22, art. 88, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2014, maar de inwerkingtreding van het gewijzigd artikel wordt vastgesteld op 01-01-2015 en 01-01-2016 : zie art. 84, L1, 1° en L2>

Art.94. De raad kan echter voorzien in uitgaven die door dwingende en onvoorziene omstandigheden worden vereist, mits hij daartoe een met redenen omkleed besluit neemt.
  Wanneer het geringste uitstel onbetwistbaar schade zou veroorzaken, kan het college onder eigen verantwoordelijkheid in de uitgave voorzien, onder verplichting om zonder verwijl daarvan kennis te geven aan de raad, die besluit of hij met die uitgave al dan niet instemt.
  De leden van het college die uitgaven bevolen hebben in de gevallen bedoeld in het eerste en tweede lid, die echter afgewezen zijn op de definitief afgesloten rekeningen, zijn er persoonlijk toe gehouden het bedrag in de kas van de zone te storten.

Art.95. De bevelschriften tot betaling uit de kas van de zone, afgegeven door het college, worden ondertekend door de voorzitter van het college; zij worden medeondertekend door de zonecommandant.

Art.96. De begroting van de uitgaven en de ontvangsten van de zones mag, ten laatste te rekenen vanaf het begrotingsjaar dat volgt op de oprichting van de zone, in geen enkel geval, een deficitair saldo op de gewone of de buitengewone dienst, noch een fictief evenwicht of een fictief batig saldo, vertonen.

Art.97. De raad is verplicht elk jaar op de begroting van uitgaven te brengen alle uitgaven die door de wetten aan de zone zijn opgelegd, en inzonderheid de volgende :
  1° de belastingen op de goederen van de zone;
  2° de vaststaande en opeisbare schulden van de zone, alsmede de schulden die zij moet voldoen ten gevolge van tegen haar uitgesproken rechterlijke veroordelingen;
  3° de wedden van de zonecommandant en van het administratief en operationeel personeel van de zone;
  4° de kantoorkosten van de centrale zetel van de zone;
  5° het onderhoud van de zonegebouwen of de huur van de gebouwen die tot zonegebouw dienen;
  6° de kosten van het drukwerk benodigd voor de boekhouding van de zone;
  7° de pensioenen ten laste van de zone.

Art.98. Indien de op de begroting gebrachte ontvangsten niet toereikend zijn tot betaling van een zoneschuld die erkend en opeisbaar is of die voortvloeit uit een beslissing in laatste aanleg gewezen door een gewoon of administratief gerecht, stelt de raad middelen voor om daarin te voorzien.

Art.99. De raad is verplicht jaarlijks alle ontvangsten van de zone, onder nadere omschrijving, op de begroting te brengen, evenals die welke de wet haar toekent, alsmede de overschotten van de vorige dienstjaren.

HOOFDSTUK IV. - Personeel.
Art.100. De zone beheert de aanwerving, de benoeming en de loopbaan van haar personeel.

Art.101.[1 Het personeel van de zone bestaat uit administratieve leden en operationele leden.]1
  ----------
  (1)<W 2013-12-21/22, art. 89, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2014, maar de inwerkingtreding van het gewijzigd artikel wordt vastgesteld op 01-01-2015 en 01-01-2016 : zie art. 11, 1° en 2° van KB 2014-08-04/15>

Art.102.[1 De raad bepaalt, op voorstel van de zonecommandant, het personeelsplan van de zone.
   Voor het personeelsplan van het operationeel personeel houdt de raad rekening met de door de Koning bepaalde criteria.]1
  ----------
  (1)<W 2013-12-21/22, art. 90, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2014, maar de inwerkingtreding van het gewijzigd artikel wordt vastgesteld op 01-01-2015 en 01-01-2016 : zie art. 11, 1° en 2° van KB 2014-08-04/15>

Art.103.[1 Het operationeel personeel van de zone is samengesteld uit :
   1° beroepsbrandweermannen;
   2° vrijwillige brandweermannen;
   3° beroepsambulanciers, die geen brandweerman zijn;
   4° vrijwillige ambulanciers, die geen brandweerman zijn.
   De in de bepalingen onder 2° en 4° bedoelde vrijwillige brandweermannen en ambulanciers zijn de personeelsleden van de zone voor wie hun functie in de zone niet hun hoofdactiviteit uitmaakt.
   De in de bepalingen onder 1° en 3° bedoelde beroepsbrandweermannen en -ambulanciers worden in hoofdberoep door de zone tewerkgesteld.]1
  ----------
  (1)<W 2014-04-25/77, art. 1, 008; Inwerkingtreding : 16-06-2014, maar de inwerkingtreding van het gewijzigd artikel wordt vastgesteld op 01-01-2015 en 01-01-2016 : zie art. 11, 1° en 2° van KB 2014-08-04/15>

Art.104.De zone [1 kan]1 aan de private of overheidswerkgever van een vrijwillig operationeel personeelslid [1 voorstellen om]1 een overeenkomst af te sluiten waarin de modaliteiten van de operationele beschikbaarheid en de beschikbaarheid voor de opleiding van het vrijwillige lid verduidelijkt worden.
  [1 De Koning kan de nadere regels voor het afsluiten van een dergelijke overeenkomst en de inhoud ervan vastleggen.]1
  ----------
  (1)<W 2013-12-21/22, art. 92, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2014, maar de inwerkingtreding van het gewijzigd artikel wordt vastgesteld op 01-01-2015 en 01-01-2016 : zie art. 11, 1° en 2° van KB 2014-08-04/15>

Art.105.Het administratief [1 personeel]1 van de zone is samengesteld uit vastbenoemde of uit contractuele ambtenaren.
  ----------
  (1)<W 2013-12-21/22, art. 93, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2014, maar de inwerkingtreding van het gewijzigd artikel wordt vastgesteld op 01-01-2015 en 01-01-2016 : zie art. 11, 1° en 2° van KB 2014-08-04/15>

Art.106.[1 De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, het administratief en geldelijk statuut van het operationeel personeel van de zones, hierbij inbegrepen de opleiding.]1
  Dat statuut houdt rekening met de specifieke risico's inherent aan de hoofdopdrachten van het operationeel personeel van de hulpverleningszones.
  [1 De zone legt het administratief en geldelijk statuut van haar administratief personeel vast.]1
  ----------
  (1)<W 2013-12-21/22, art. 94, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2014, maar de inwerkingtreding van het gewijzigd artikel wordt vastgesteld op 01-01-2015 : zie art. 336, 1° van KB 2014-04-19/84>

Art. 106/1.[1 De hulpverleningszone kan in het kader van het eventueel opleggen van een tuchtsanctie, overgaan tot het uitvoeren van een alcohol- of drugtest bij het operationeel personeel onder de hierna bepaalde voorwaarden.
   Het vrijwillig of het beroepspersoneelslid van de zone dat tijdens de dienst kennelijke tekenen van onder invloed van alcohol te zijn vertoont, onderwerpt zich op vraag van zijn hiërarchische meerdere aan een ademtest. De Koning bepaalt de nadere regels voor de uitvoering van de ademtest.
   Het vrijwillig of het beroepspersoneelslid van de zone dat tijdens de dienst kennelijke tekenen vertoont van onder invloed te zijn van drugs, onderwerpt zich op vraag van zijn hiërarchische meerdere aan een drugtest. De Koning bepaalt de nadere regels voor de uitvoering van de drugtest.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/22, art. 95, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2014, maar de inwerkingtreding van het gewijzigd artikel wordt vastgesteld op 01-01-2015 : zie art. 336, 1° van KB 2014-04-19/84>

HOOFDSTUK V. - Gezag en leiding.
Afdeling I. - Algemene bevoegdheden van de gemeenten en provincies.
Art.107. Voor de uitvoering van de opdrachten inzake veiligheid op het grondgebied van zijn gemeente kan de burgemeester beroep doen op de middelen van de posten van de zones.
  Hij richt daartoe een verzoek tot de zonecommandant om de nodige voorzieningen te treffen.
  In dit geval staan de posten van de zone of zones onder het gezag van de burgemeester.

Art.108.Voor de uitvoering van zijn opdrachten inzake veiligheid op het grondgebied van zijn provincie kan de gouverneur en [1 de krachtens artikel 48 van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen bevoegde overheid van de Brusselse agglomeratie]1, een beroep doen op de zones. [1 Ze richten]1 daartoe een verzoek tot de zonecommandant om de nodige voorzieningen te treffen. De posten van de zone of zones staan in dat geval onder het gezag van [1 de krachtens artikel 48 van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse Instellingen bevoegde overheid van de Brusselse agglomeratie]1.
  ----------
  (1)<W 2014-01-06/64, art. 25, 007; Inwerkingtreding : 01-07-2014, maar de inwerkingtreding van het gewijzigd artikel wordt vastgesteld op 01-01-2015 en 01-01-2016 : zie art. 11, 1° en 2° van KB 2014-08-04/15>

Afdeling II. - Beheer van de zone.
Art.109. Elke zone staat onder de leiding van de zonecommandant.
  Hij is verantwoordelijk voor de leiding, de organisatie en het beheer evenals de verdeling van de taken binnen de zone.

Art.110. De zonecommandant oefent de in artikel 109 bedoelde bevoegdheden uit onder het gezag van het college van de zone.
  Met het oog op een goed beheer van de zone, licht de zonecommandant zo spoedig mogelijk het college van de zone in van alles wat de zone en de uitvoering van zijn opdrachten aangaat.
  Hij brengt elke drie maanden verslag uit aan het college over de werking van de zone en brengt deze instantie op de hoogte van klachten van buitenaf aangaande de werking of het optreden van het personeel van de zone.

Art.111. De zonecommandant is belast met de inhoudelijke voorbereiding van de dossiers die aan de raad of het college van de zone worden voorgelegd.
  De bepalingen van artikel 42 zijn van toepassing op de zonecommandant.

Art.112.Alle briefwisseling van de zone wordt ondertekend door de voorzitter van het college en medeondertekend door de zonecommandant.
  [1 De raad bepaalt in het huishoudelijk reglement door wie en hoe de zonale stukken die niet bedoeld zijn door het eerste lid, noch door artikel 49, ondertekend of medeondertekend moeten worden wanneer dit nodig blijkt. Wanneer de raad de bepaling ter zake niet bepaald heeft, is het eerste lid hierop van toepassing.]1
  ----------
  (1)<W 2018-07-15/08, art. 18, 017; Inwerkingtreding : 05-10-2018>

Art.113. De Koning bepaalt de inhoud van het functieprofiel waaraan de zonecommandant moet voldoen en stelt de nadere bepalingen vast voor de selectie van de zonecommandant.

Art.114.De uit de selectieprocedure als best gerangschikte kandidaat wordt door de raad in zijn functie aangewezen voor een [1 ...]1 periode van zes jaar.
  ----------
  (1)<W 2018-07-15/08, art. 19, 017; Inwerkingtreding : 05-10-2018>

Art.115.Elke twee jaar wordt de zonecommandant door het college geëvalueerd. In geval van twee opeenvolgende negatieve evaluaties, kan de raad bij gemotiveerde beslissing de aanwijzing van de zonecommandant voortijdig beëindigen.
  [1 Na afloop van elke termijn van zes jaar gaat een evaluatiecommissie over tot de globale evaluatie van de zonecommandant. In afwijking van artikel 114 kan de raad het mandaat van de zonecommandant één keer verlengen voor een tweede periode van zes jaar na niet-bindend, gemotiveerd advies van het college en op basis van deze globale evaluatie.]1
  ----------
  (1)<W 2018-07-15/08, art. 20, 017; Inwerkingtreding : 05-10-2018>

Art.116. § 1. Een evaluatiecommissie wordt in elke zone ingesteld. Deze commissie is samengesteld uit :
  1° de voorzitter van het college;
  2° de gouverneur of zijn vertegenwoordiger;
  3° een lid van de algemene inspectie aangeduid door de minister.
  De voorzitter van het college zit de evaluatiecommissie voor.
  § 2. De evaluatiecommissie wordt samengeroepen door de voorzitter van het college.
  De commissie hoort de zonecommandant evenals elk ander persoon die de besprekingen kan helpen.
  § 3. De werkingsregels van de evaluatiecommissie worden bepaald door de Koning.

HOOFDSTUK VI. - Uitrusting en materieel.
Art.117.[3 § 1.]3 De zone verwerft het materieel en de uitrusting die nodig zijn voor de goede uitvoering van haar opdrachten. De zone staat in voor het beheer en onderhoud ervan.
  [3 § 2.]3 [1 De zones, de prezones, de gemeenten, de Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp en de [2 opleidingscentra voor de civiele veiligheid]2 kunnen voor de organisatie en de gunning van overheidsopdrachten en raamovereenkomsten voor de verwerving van het materieel en de uitrusting die nodig zijn voor de goede uitvoering van hun opdrachten, beroep doen op de [3 opdrachtcentrale]3 opgericht bij de Algemene Directie Civiele Veiligheid bij de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken.]1
  [3 § 3. Subsidies kunnen aan de prezones en de hulpverleningszones toegekend worden, binnen de grenzen van de begrotingswetten, voor de aankoop van materieel of het gebruik van een licentie noodzakelijk voor het uitoefenen van hun opdrachten zoals bedoeld in artikel 11.
   De Koning bepaalt de voorwaarden en de nadere regels volgens dewelke deze subsidies toegekend worden. Deze voorwaarden moeten toelaten om te verifiëren dat het gebruik van de subsidies overeenstemt met de doelstelling bedoeld in het eerste lid.
   Het bedrag van de subsidie wordt door de Koning vastgesteld, voor elke prezone en zone, rekening houdend met de criteria bevolking en oppervlakte.]3
  ----------
  (1)<W 2012-08-03/44, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 05-10-2012 (zie KB 2012-09-20/26, art. 12, 1°)>
  (2)<W 2013-12-21/22, art. 96, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2014>
  (3)<W 2015-11-09/19, art. 27, 010; Inwerkingtreding : 10-12-2015>

Art.118. De raad stelt, op voorstel van de zonecommandant, na advies van technische commissie, een aankoopprogramma voor materieel en uitrusting op, rekening houdende met de voorziene financiële middelen. Het aankoopprogramma is opgenomen in het meerjarenbeleidsplan van de zone bedoeld in artikel 23.

Art.119. § 1. De minimumnormen voor materieel en uitrusting worden per type interventie vastgesteld door de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad. De zone past deze normen op basis van de risicoanalyse zoals bedoeld in artikel 5, zodat de snelste adequate hulp gerealiseerd wordt.
  § 2. De Koning bepaalt de normen inzake persoonlijke uitrusting, uniform, kentekens en andere middelen van identificatie van het operationeel personeel van de zone.

HOOFDSTUK VII. - (Specifiek toezicht).
Afdeling I. - Algemene bepalingen.
Art.120. De toezichthoudende overheid kan, zowel per briefwisseling als ter plaatse, alle inlichtingen en gegevens inwinnen die nodig zijn voor het onderzoek van de dossiers die aan haar toezicht zijn onderworpen.

Art.121. Onder voorbehoud van tegengestelde bepalingen, gebeurt de berekening van de termijnen in kalenderdagen.

Art.122. Onder voorbehoud van de in artikel 123 bedoelde omstandigheden, vangt de onderzoekstermijn van een besluit aan de dag die volgt op de dag waarop de toezichthoudende overheid het besluit ontvangen heeft.

Art.123.De termijn van onderzoek van een besluit van de zoneoverheid door de toezichthoudende overheid wordt onderbroken [1 op de dag dat de toezichthoudende overheid meedeelt dat ze]1 het dossier betreffende het betrokken besluit opeist of bijkomende inlichtingen vraagt aan de zoneoverheid. In de in dit artikel bedoelde gevallen vangt de onderzoekstermijn aan de dag die volgt op de dag waarop ofwel het dossier ofwel de gevraagde bijkomende inlichtingen ontvangen worden [1 ...]1.
  ----------
  (1)<W 2013-12-21/22, art. 97, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2014, maar de inwerkingtreding van het gewijzigd artikel wordt vastgesteld op 01-01-2015 en 01-01-2016 : zie art. 11, 1° en 2° van KB 2014-08-04/15>

Afdeling II. - Algemeen specifiek toezicht.
Art.124.Na elke vergadering van de raad en van het college wordt van de besluiten van de zoneoverheid binnen de twintig dagen een lijst met een beknopte omschrijving [1 simultaan]1 aan de gouverneur, alsook aan de minister gestuurd. Het college bevestigt bij die zending dat de bepalingen inzake de openbaarheid, bedoeld in het tweede lid, werden nageleefd.
  [1 Tegelijk met de verzending aan de gouverneur wordt de lijst van de besluiten door één van de volgende middelen bekendgemaakt: aanplakking op de centrale zetel van de zone, alsook [2 alle posten]2 van de zone of de bekendmaking op de website van de zone [2 ...]2.]1
  ----------
  (1)<W 2015-11-09/19, art. 28, 010; Inwerkingtreding : 10-12-2015>
  (2)<W 2018-07-15/08, art. 21, 017; Inwerkingtreding : 05-10-2018>

Art.125.Onverminderd de bepalingen van artikel 124, wordt een [1 ...]1 afschrift van de hierna vernoemde besluiten naar de gouverneur en naar de minister gestuurd, binnen de twintig dagen na hun goedkeuring :
  1° de besluiten van de zoneoverheid waarbij de gunningswijze en de voorwaarden worden bepaald van opdrachten tot aanneming van werken, leveringen en diensten, alsmede de gunningsbesluiten van het college genomen in uitvoering van voormelde besluiten;
  2° de besluiten van de zoneoverheid betreffende de uitgaven die door dringende en onvoorziene omstandigheden worden vereist;
  3° de besluiten van de zoneoverheid, betreffende de aanwerving, benoeming en bevordering van de personeelsleden van de zone;
  4° de besluiten van de zoneoverheid houdende aanwijzing van de zonecommandant, zijn evaluatie of de vernieuwing van zijn mandaat.
  ----------
  (1)<W 2015-11-09/19, art. 29, 010; Inwerkingtreding : 10-12-2015>

Art.126.§ 1. Onverminderd de toepassing van artikel 123, kan de gouverneur, bij besluit en binnen een termijn van vijfentwintig dagen die aanvangt de dag na de ontvangst van de in artikel 124 bedoelde lijst of van het in artikel 125 bedoelde besluit, de uitvoering van de besluiten schorsen waarbij een zoneoverheid de bepalingen [3 van de wet van 19 april 2014 tot vaststelling van bepaalde aspecten van de arbeidstijd van de operationele beroepsleden van de hulpverleningszones en van de Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandweer en Dringende Medische Hulp en tot wijziging van de wet van 15 mai 2007 betrefende de civiele veiligheid en]3 van deze wet of genomen krachtens deze wet schendt. Een afschrift van het schorsingsbesluit wordt tegelijk naar de minister verzonden.
  § 2. De zoneoverheid kan het geschorste besluit rechtvaardigen, binnen een termijn van veertig dagen die ingaat op de dag na het versturen van het schorsingsbesluit van de gouverneur. In dat geval stuurt zij haar rechtvaardigingsbesluit naar de minister uiterlijk de laatste dag van de voormelde termijn. Een afschrift van het rechtvaardigingsbesluit wordt naar de gouverneur gestuurd.
  De zoneoverheid kan, binnen dezelfde termijn, het geschorste besluit intrekken. Zij geeft daarvan kennis aan de gouverneur en aan de minister.
  [1 Wanneer de zoneoverheid het geschorste besluit niet rechtvaardigt binnen de termijn van veertig dagen, wordt het geschorste besluit van rechtswege als nietig beschouwd.]1
  § 3. In geval van het versturen van een rechtvaardigingsbesluit [1 ...]1, kan de minister, bij gemotiveerd besluit en binnen een termijn van veertig dagen die ingaat op de dag na het inkomen van het rechtvaardigingsbesluit [1 ...]1, het geschorste besluit vernietigen of de schorsing van dat besluit opheffen.
  Het besluit wordt uiterlijk de laatste dag van de termijn van veertig dagen naar de zoneoverheid gestuurd. Een afschrift wordt naar de gouverneur gestuurd.
  Bij gebrek aan besluit binnen de termijn van veertig dagen, wordt de schorsing opgeheven.
  § 4. De minister kan bovendien binnen de vijfentwintig dagen [2 te rekenen vanaf de dag die volgt op het verlopen van de toezichtstermijn van de gouverneur bedoeld in paragraaf 1]2, definitief beslissen over de vernietiging van elke beslissing onderworpen aan het algemeen specifiek toezicht. [2 ...]2
  Het besluit wordt ten laatste op de laatste dag van de termijn bedoeld in het eerste lid aan de zoneoverheid toegestuurd. Een afschrift wordt naar de gouverneur gestuurd.
  ----------
  (1)<W 2013-12-21/22, art. 98, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2014, maar de inwerkingtreding van het gewijzigd artikel wordt vastgesteld op 01-01-2015 en 01-01-2016 : zie art. 11, 1° en 2° van KB 2014-08-04/15>
  (2)<W 2015-11-09/19, art. 30, 010; Inwerkingtreding : 10-12-2015>
  (3)<W 2018-07-15/08, art. 22, 017; Inwerkingtreding : 05-10-2018>

Afdeling III. - Bijzonder specifiek toezicht.
Art.127.De goedkeuring door de toezichthoudende overheid van de beslissingen betreffende [1 het personeelsplan]1 [2 van het operationeel personeel]2, de begroting en de erin aangebrachte wijzigingen, de bijdrage van een gemeente aan de financiering van de zone en de erin aangebrachte wijzigingen en de rekeningen, kan slechts worden geweigerd omwille van de schending van de bepalingen van deze wet of genomen krachtens deze wet.
  ----------
  (1)<W 2013-12-21/22, art. 99, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2014, maar de inwerkingtreding van het gewijzigd artikel wordt vastgesteld op 01-01-2015 en 01-01-2016 : zie art. 11, 1° en 2° van KB 2014-08-04/15>
  (2)<W 2015-11-09/19, art. 31, 010; Inwerkingtreding : 10-12-2015>

Art.128. De minister beschikt over een algemeen evocatierecht voor de beslissingen onderworpen aan het bijzonder specifiek toezicht, evenals voor de besluiten genomen door de gouverneur met toepassing van de artikelen 131, 136 tot 139, 142, 145, 148 en 150.
  Wanneer de minister besluit gebruik te maken van zijn evocatierecht, brengt hij de gouverneur en de zoneoverheid hiervan op de hoogte binnen de twintig dagen volgend op de ontvangst van de betrokken beslissing of van het besluit van de gouverneur.
  Wanneer de minister gebruik maakt van zijn evocatierecht, geniet hij dezelfde prerogatieven als bedoeld in artikelen 141, 142, 146 en 148.
  De minister beslist definitief binnen een termijn van veertig dagen vanaf de dag na de ontvangst van de beslissing of van het besluit van de gouverneur.
  Hij stuurt zijn beslissing, ten laatste op de laatste dag van deze termijn, aan de gouverneur en de zoneoverheid.

Onderafdeling I. - Personeel van de zone.
Art.129.De beslissingen van de zoneoverheid over [1 het personeelsplan]1 [2 van het operationeel personeel]2 van de zone worden voor goedkeuring overgezonden aan de gouverneur. Een afschrift wordt naar de minister gestuurd.
  ----------
  (1)<W 2013-12-21/22, art. 100, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2014, maar de inwerkingtreding van het gewijzigd artikel wordt vastgesteld op 01-01-2015 en 01-01-2016 : zie art. 11, 1° en 2° van KB 2014-08-04/15>
  (2)<W 2015-11-09/19, art. 32, 010; Inwerkingtreding : 10-12-2015>

Art.130.
  <Opgeheven bij W 2013-12-21/22, art. 101, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2014>

Art.131.Onverminderd de toepassing van artikel 123, spreekt de gouverneur zich uit over de goedkeuring van de beslissing bedoeld in artikel 129 binnen vijfentwintig dagen te rekenen vanaf de dag volgend op de dag dat hij ze heeft ontvangen. Deze beslissing wordt uiterlijk de laatste dag van deze termijn naar de zoneoverheid (en naar de minister) verstuurd. <Erratum, B.St. 27-11-2014, p. 92240>
  Wanneer deze termijn verstreken is, wordt de beslissing geacht goedgekeurd te zijn.

Art.132.Tegen het besluit van de gouverneur houdende niet-goedkeuring van de besluiten van de raad betreffende [1 het personeelsplan]1 [2 van het operationeel personeel]2 kan de zoneoverheid, (...), bij de minister hoger beroep instellen binnen een termijn van veertig dagen die ingaat op de dag na het versturen van het besluit naar de zoneoverheid. <Erratum, zie B.St. 01-10-2007, p. 50749>
  ----------
  (1)<W 2013-12-21/22, art. 102, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2014, maar de inwerkingtreding van het gewijzigd artikel wordt vastgesteld op 01-01-2015 en 01-01-2016 : zie art. 11, 1° en 2° van KB 2014-08-04/15>
  (2)<W 2015-11-09/19, art. 33, 010; Inwerkingtreding : 10-12-2015>

Art.133. De minister spreekt zich uit over het ingesteld beroep binnen een termijn van veertig dagen die ingaat op de dag na het inkomen van het beroep. Hij verstuurt zijn besluit uiterlijk de laatste dag van deze termijn naar de gouverneur en naar de zoneoverheid.
  Bij gebrek aan een beslissing binnen de in het eerste lid voorziene termijn wordt het tegen de beslissing van de gouverneur ingestelde beroep als ingewilligd en het desbetreffende besluit als goedgekeurd beschouwd.

Onderafdeling II. - Begroting en begrotingswijzigingen.
Art.134. De besluiten van de zoneoverheid betreffende de begroting van de zone en de erin aangebrachte wijzigingen, (en de besluiten van de zoneoverheid betreffende de bijdrage van de gemeenten aan de financiering van de zone en de erin aangebrachte wijzigingen) alsook de gemeenteraadsbesluiten betreffende de bijdrage van de (gemeenten) aan de financiering van de zone en de erin aangebrachte wijzigingen worden, binnen de twintig dagen volgend op hun goedkeuring, ter goedkeuring naar de gouverneur verstuurd. Een afschrift ervan wordt gestuurd naar de minister. <Erratum, zie B.St. 01-10-2007, p. 50749>
  Bij de begroting worden alle bijlagen gevoegd die vereist zijn voor de definitieve vaststelling van de begroting.
  De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de gegevens die door de voor de vaststelling van de zonebegroting bevoegde zoneoverheid, aan de toezichthoudende overheid moeten worden toegestuurd, de aard van de informatiedrager en de vorm waarin die gegevens worden vastgelegd.

Art.135. Onverminderd artikel 123, spreekt de gouverneur zich uit over de goedkeuring van de in artikel 134 bedoelde besluiten binnen een termijn van veertig dagen die aanvangt de dag na ontvangst van het besluit.

Art.136. De gouverneur bezorgt zijn besluit aan de zoneoverheid of aan de gemeentelijke overheid, uiterlijk de laatste dag van de in artikel 135 bedoelde termijn. Een afschrift wordt tegelijk naar de minister verstuurd.
  Bij gebrek aan besluit bij het verstrijken van deze termijn, wordt de begroting beschouwd als zijnde door de gouverneur goedgekeurd.
  Het besluit van de gouverneur wordt aan de zoneoverheid of aan de gemeenteraad meegedeeld tijdens zijn eerstvolgende vergadering.

Art.137. Indien de zoneoverheid verplichte uitgaven of ontvangsten die krachtens de wet ten laste van de zone zijn voor het dienstjaar waarop de begroting betrekking heeft, geheel of gedeeltelijk weigert op de begroting te brengen, trekt de gouverneur de vereiste bedragen daarop ambtshalve uit.
  Tegelijk met de ambtshalve inschrijving wijzigt de gouverneur het bedrag van de bijdrage aan de financiering van de zone van elke gemeente van de betrokken zone.
  Een afschrift van het besluit van de gouverneur wordt tegelijk naar de minister verstuurd.
  Het besluit van de gouverneur wordt aan de zoneoverheid of aan de gemeenteraad meegedeeld tijdens zijn eerstvolgende vergadering.

Art.138. Indien de zoneoverheid ontvangsten die krachtens de wet niet (ten gunste) van de zone zijn voor het dienstjaar waarop de begroting betrekking heeft, geheel of gedeeltelijk op de begroting brengt, gaat de gouverneur over tot de schrapping van het bedrag of tot de ambtshalve inschrijving van het correcte bedrag. <Erratum, zie B.St. 01-10-2007, p. 50749>
  Tegelijk met de ambtshalve inschrijving wijzigt de gouverneur het bedrag van de bijdrage aan de financiering van de zone van elk van de gemeenten van de betrokken zone.
  Een afschrift van het besluit van de gouverneur wordt tegelijk naar de minister verstuurd.
  Het besluit van de gouverneur wordt aan de zoneoverheid of aan de gemeenteraad meegedeeld tijdens zijn eerstvolgende vergadering.

Art.139. Indien de gemeenteraad van één van de gemeenten van de zone verplichte uitgaven of ontvangsten die krachtens de wet ten laste van de gemeente zijn voor het dienstjaar waarop de begroting betrekking heeft, geheel of gedeeltelijk weigert op de begroting te brengen, trekt de gouverneur de vereiste bedragen daarop ambtshalve uit.
  Een afschrift van het besluit van de gouverneur wordt tegelijk naar de minister verstuurd.
  Het besluit van de gouverneur wordt aan de zoneoverheid of aan de gemeenteraad meegedeeld tijdens zijn eerstvolgende vergadering.

Art.140. Tegen het besluit van de gouverneur genomen overeenkomstig de artikelen 134 tot 139, kan de zoneoverheid of de gemeenteraad hoger beroep instellen bij de minister binnen een termijn van veertig dagen die ingaat op de dag na het versturen van het besluit naar de zoneoverheid of de gemeentelijke overheid.

Art.141. De minister spreekt zich uit over het ingesteld beroep binnen een termijn van veertig dagen die ingaat op de dag na de ontvangst ervan.
  De minister kan het door de gouverneur, overeenkomstig de artikelen 134 tot 139 genomen besluit, annuleren of wijzigen.
  Hij gaat overeenkomstig de artikelen 137 tot 139 over tot de wijzigingen, inschrijvingen en schrappingen.
  Hij bezorgt zijn beslissing, uiterlijk de laatste dag van deze termijn, aan de gouverneur en aan de zoneoverheid of de gemeenteraad.
  Bij gebrek aan een beslissing bij het verstrijken van deze termijn, wordt het tegen de beslissing van de gouverneur ingestelde beroep als ingewilligd en de beslissing van de gouverneur als geannuleerd beschouwd.
  Het besluit van de minister wordt aan de gouverneur en aan de zoneoverheid of de gemeenteraad meegedeeld tijdens zijn eerstvolgende vergadering.

Art.142. De artikelen 137 tot 141 zijn van toepassing op de wijzigingen van de begroting door de zoneoverheid, evenals op de wijzigingen door de gemeenteraad aangebracht aan de bijdrage van de gemeente aan de financiering van de zone.

Onderafdeling III. - Rekeningen.
Art.143. De besluiten (...) van de zoneoverheid betreffende de rekeningen van de zone worden, binnen de twintig dagen na hun goedkeuring, verstuurd naar de gouverneur en naar de minister. <Erratum, zie B.St. 01-10-2007, p. 50749>

Art.144. De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de gegevens die, voor de vaststelling van die rekeningen, door de bevoegde overheden aan de toezichthoudende overheid verstuurd worden.
  Hij bepaalt eveneens de aard van de informatiedrager en de vorm waarin die gegevens worden vastgelegd.

Art.145. De in artikel 143 bedoelde besluiten zijn onderworpen aan de goedkeuring van de gouverneur, die de bedragen ervan vaststelt binnen een termijn van honderd dagen die ingaat op de dag na het inkomen van de rekeningen onverminderd de toepassing van artikel 123. De gouverneur verstuurt zijn besluit uiterlijk de laatste dag van deze termijn naar de zoneoverheid, naar de bijzondere rekenplichtige en naar de minister.
  Het besluit van de gouverneur wordt aan de zoneoverheid meegedeeld tijdens zijn eerstvolgende vergadering.
  Bij gebrek aan besluit bij het verstrijken van deze termijn, worden de rekeningen beschouwd als zijnde door de gouverneur goedgekeurd.

Art.146. Tegen het besluit van de gouverneur betreffende de rekeningen van de zone kunnen de raad en de bijzondere rekenplichtige hoger beroep instellen bij de minister, binnen een termijn van veertig dagen die ingaat op de dag na het versturen van het besluit naar de zoneoverheid.
  In geval van gelijktijdige beroepen van de zoneoverheid en de bijzondere rekenplichtige, worden de beroepen samengevoegd.
  Dezelfde dag wordt een afschrift van het beroep of de beroepen verstuurd naar de gouverneur, de bijzondere rekenplichtige en de zoneoverheid.

Art.147. In geval van hoger beroep worden de rekeningen door de minister vastgesteld binnen een termijn van honderd dagen die ingaat op de dag na de ontvangst ervan.
  De minister verstuurt zijn besluit inzake het ingestelde beroep, uiterlijk de laatste dag van de in het vorige lid bedoelde termijn, naar de gouverneur, de zoneoverheid, en de bijzondere rekenplichtige.
  Indien binnen de in het eerste lid vermelde termijnen geen besluit is verstuurd, is het beroep ingewilligd; in geval van hoger beroep van de bijzondere rekenplichtige van de zone alleen, is het hoger beroep, bij gebrek aan besluit bij het verstrijken van de in het eerste lid vermelde (termijn), verworpen. <Erratum, zie B.St. 01-10-2007, p. 50749>

Onderafdeling IV. - (Boekhouding en kas).
Art.148. § 1. Bij weigering of vertraging in de betaalbaarstelling van de uitgaven die de wet aan de zones oplegt, hoort de gouverneur de zoneoverheid en beveelt, indien nodig, de onmiddellijke betaling van bedoelde uitgaven. De gouverneur bezorgt tegelijk een afschrift van zijn besluit aan de minister.
  § 2. De zoneoverheid kan hoger beroep instellen bij de minister binnen een termijn van veertig dagen die ingaat na het versturen van het besluit.
  De minister spreekt zich uit over het hoger beroep binnen een termijn van veertig dagen, die ingaat op de dag na de ontvangst ervan, en verstuurt zijn besluit uiterlijk de laatste dag van die termijn naar de gouverneur en naar de zoneoverheid.
  Indien binnen (de in het tweede lid vermelde termijn) geen besluit is verstuurd, is het hoger beroep van de zoneoverheid ingewilligd. <Erratum, zie B.St. 01-10-2007, p. 50749>
  § 3. Bij weigering tot betaling door de bijzondere rekenplichtige, kan deze laatste tegen het besluit waarbij een regelmatig bevelschrift uitvoerbaar verklaard wordt, bij de minister hoger beroep instellen, binnen een termijn van veertig dagen die ingaat op de dag na de ontvangst van het besluit van de gouverneur.
  De minister spreekt zich uit over het hoger beroep binnen een termijn van veertig dagen, die ingaat op de dag na de ontvangst ervan, en verstuurt zijn besluit uiterlijk de laatste dag van die termijn naar de gouverneur, naar de bijzondere rekenplichtige en naar de zoneoverheid.
  Indien binnen de in het tweede lid vermelde (termijn) geen besluit is verstuurd, is het besluit van de gouverneur uitvoerbaar. <Erratum, zie B.St. 01-10-2007, p. 50749>
  De definitieve beslissing tot betaling geldt als een regelmatig en door de bijzondere rekenplichtige ambtshalve uit te voeren bevelschrift.

Art.149. De minister of de gouverneur controleert de boekhouding en de kas van de zone, telkens zij dit nodig achten. Van elke controle wordt een proces-verbaal opgemaakt dat aan de zoneoverheid wordt voorgelegd.

Onderafdeling V. - Schuldherschikking.
Art.150. De besluiten van de zoneoverheid, waardoor de financiële lasten van de leningen opgenomen voor het financieren van de zone worden herschikt, worden binnen de twintig dagen ter goedkeuring naar de gouverneur gestuurd. Een kopie wordt naar de minister verstuurd.
  Onverminderd de toepassing van artikel 123, spreekt de gouverneur zich uit over de goedkeuring van het besluit van de zoneoverheid, binnen een termijn van veertig dagen die ingaat op de dag na de ontvangst ervan en verstuurt zijn besluit uiterlijk de laatste dag van deze termijn naar de zoneoverheid en aan de minister.
  Wanneer die termijn is verstreken, wordt de herschikking beschouwd als zijnde goedgekeurd.
  De gouverneur bezorgt (tegelijk) een afschrift van zijn besluit aan de minister. <Erratum, zie B.St. 01-10-2007, p. 50750>

Art.151. De zoneoverheid kan een beroep indienen bij de minister binnen een termijn van veertig dagen na de versturing van het besluit.
  De minister beslist over het beroep binnen een termijn van veertig dagen vanaf de dag na de ontvangst ervan en maakt zijn beslissing ten laatste op de laatste dag van de termijn over aan de gouverneur en de zoneoverheid.
  Bij gebrek aan besluit bij het verstrijken van deze termijn, wordt het beroep als ingewilligd beschouwd.

Afdeling IV. - Bijzonder dwangtoezicht.
Art.152. De minister of de gouverneur kan, na het verstrijken van de termijn bepaald in een uit briefwisseling blijkende waarschuwing, één of meer bijzondere commissarissen gelasten zich ter plaatse te begeven, op de persoonlijke kosten van de overheidspersonen, respectievelijk van de gemeente of van de zone die verzuimd heeft aan de waarschuwing gevolg te geven, teneinde de gevraagde inlichtingen of opmerkingen in te zamelen of de maatregelen ten uitvoer te brengen die voortvloeien uit verplichtingen welke aan de toepassing van de bepalingen van deze wet of genomen krachtens deze wet zijn verbonden.
  De invordering van de kosten, bedoeld in het eerste lid, geschiedt door de bijzondere rekenplichtige, op zicht van een daartoe getroffen besluit van de overheid die de dwangprocedure heeft ingesteld en dat geldt als een door de bijzondere rekenplichtige ambtshalve uit te voeren bevelschrift.

TITEL IV. - Civiele Bescherming.
Art.153.De federale Staat beschikt, voor de uitoefening van de opdrachten van civiele veiligheid bedoeld in artikel 11, over een federaal korps van de Civiele Bescherming, georganiseerd in operationele eenheden, dat bevoegd is op het hele grondgebied van het Koninkrijk.
  Voor de uitvoering van hun opdrachten inzake veiligheid kunnen de burgemeester en de gouverneur of [1 de krachtens artikel 48 van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse Instellingen bevoegde overheid van de Brusselse agglomeratie]1 een beroep doen op de Civiele Bescherming.
  ----------
  (1)<W 2014-01-06/64, art. 26, 007; Inwerkingtreding : 01-07-2014, maar de inwerkingtreding van het gewijzigd artikel wordt vastgesteld op 01-01-2015 en 01-01-2016 : zie art. 11, 1° en 2° van KB 2014-08-04/15>

Art.154. De Civiele Bescherming staat onder het gezag van de minister.

Art.155. De Civiele Bescherming bestaat uit beroeps- en vrijwillige leden.
  De beroepsleden zijn diegenen die deze functie als hoofdactiviteit uitoefenen.
  De vrijwillige leden van de Civiele Bescherming zijn diegenen voor wie deze functie niet hun hoofdactiviteit uitmaakt.

Art.156. De Koning legt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, het administratief en geldelijk statuut van de beroeps- en vrijwillige leden van de Civiele Bescherming vast.

Art. 156/1. [1 De door de Koning aangewezen ambtenaar kan in het kader van het eventueel opleggen van een tuchtsanctie, overgaan tot het uitvoeren van een alcohol- of drugtest bij de leden van de Civiele Bescherming onder de hierna bepaalde voorwaarden.
   Het vrijwillig of het beroepspersoneelslid van de Civiele Bescherming dat tijdens de dienst kennelijke tekenen vertoont van onder invloed van alcohol te zijn, onderwerpt zich op vraag van zijn hiërarchische meerdere aan een ademtest. De Koning bepaalt de nadere regels voor de uitvoering van de ademtest.
   Het vrijwillig of het beroepspersoneelslid van de Civiele Bescherming dat tijdens de dienst kennelijke tekenen vertoont van onder invloed te zijn van drugs, onderwerpt zich op vraag van zijn hiërarchische meerdere aan een drugtest. De Koning bepaalt de nadere regels voor de uitvoering van de drugtest.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2018-07-15/08, art. 23, 017; Inwerkingtreding : 05-10-2018>


Art.157. De Koning bepaalt, op voordracht van de minister, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de vestiging van de eenheden van de Civiele Bescherming op het grondgebied van het Koninkrijk, waarbij er niet meer dan één per provincie mag zijn. De Koning kan de vestiging van deze eenheden via dezelfde procedure wijzigen.

Art.158.De Koning bepaalt, na advies van de gouverneur, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, het materieel en de uitrusting waarover elke eenheid van de Civiele Bescherming beschikt.
  [1 De Koning bepaalt het uniform, de kentekens en andere identificatiemiddelen van de leden van de Civiele Bescherming.]1
  ----------
  (1)<W 2018-07-15/08, art. 24, 017; Inwerkingtreding : 05-10-2018>

TITEL V. - De aansprakelijkheid van de leden van het personeel van de zones en van de leden van de diensten van de Civiele Bescherming.
Art.159. Deze titel is van toepassing op de vrijwillige en beroepspersoneelsleden van de hulpverleningszone en van de diensten van de Civiele Bescherming. Voor de toepassing van deze titel, worden zij hierna " personeelslid " genoemd.

Art.160. In geval van schade veroorzaakt door een personeelslid tijdens de uitoefening van zijn functies, aan derden of aan de openbare rechtspersoon waaronder het personeelslid ressorteert, is de veroorzaker van de schade aansprakelijk voor :
  1° (de opzettelijke fout en de zware fout); <Erratum, zie B.St. 01-10-2007, p. 50750>
  2° (de lichte fout), indien die bij hem eerder gewoonlijk voorkomt. <Erratum, zie B.St. 01-10-2007, p. 50750>

Art.161. De openbare rechtspersoon is aansprakelijk voor de schade die zijn personeelsleden aan derden berokkenen, overeenkomstig artikel 1384 van het Burgerlijk Wetboek.

Art.162. De veroorzaker van schade aan derden tegen wie voor de burgerlijke rechter of de strafrechter een vordering tot schadeloosstelling wordt ingesteld, kan de openbare rechtspersoon waaronder hij ressorteert, gedwongen in het geding laten tussenkomen.

Art.163. De vordering tot schadeloosstelling of de regresvordering, ingesteld door openbare rechtspersonen tegen hun personeelsleden, is slechts in rechte ontvankelijk, indien zij wordt voorafgegaan door een aanbod tot minnelijke schikking aan de verweerder.
  De openbare rechtspersoon kan beslissen dat de schade slechts gedeeltelijk moet worden vergoed.

Art.164. De Staat of de zone, naargelang het gaat om federaal, dan wel zonaal personeel, neemt de proceskosten ten laste waartoe het personeelslid in rechte veroordeeld wordt wegens feiten gepleegd in zijn functies, tenzij hij een opzettelijke fout, een zware fout of een lichte fout die bij hem gewoonlijk voorkomt, begaan heeft.
  Wordt één van dergelijke fouten aangetoond, dan beslist de Staat of de zone, na het personeelslid gehoord te hebben, of de proceskosten geheel of gedeeltelijk door hem moeten worden gedragen.

Art.165.§ 1. Het personeelslid dat in rechte wordt gedagvaard of tegen wie de strafvordering wordt ingesteld wegens feiten gesteld tijdens de uitoefening van zijn functies, heeft recht op rechtshulp van een advocaat ten laste van de Staat of van de zone.
  [1 Het personeelslid dat omwille van zijn hoedanigheid van personeelslid, slachtoffer wordt van een daad van agressie, tijdens de uitoefening van zijn functie of erbuiten, heeft recht op rechtshulp van een advocaat ten laste van de zone of de Staat.]1
  In geval van overlijden van het personeelslid komt het recht op rechtshulp toe aan diens rechthebbenden.
  § 2. Aan het personeelslid tegen wie de Staat of de zone een burgerlijke rechtsvordering instelt zoals bedoeld in artikel 163, wordt geen enkele rechtshulp verleend.
  § 3. De rechtshulp kan door de Staat of de zone geweigerd worden wanneer de feiten klaarblijkelijk in geen enkel verband staan met de uitoefening van de functies.
  De rechtshulp kan eveneens worden geweigerd wanneer het personeelslid een opzettelijke of zware fout heeft begaan.
  § 4. Wanneer de rechtshulp niet is verleend in toepassing van § 3 en uit de rechterlijke beslissing blijkt dat deze weigering niet gegrond was, heeft het personeelslid recht op terugbetaling van de kosten die hij voor zijn verdediging heeft gemaakt.
  Wanneer de rechtshulp toegestaan is maar uit de gerechtelijke beslissing blijkt dat dit niet diende te geschieden, kunnen de kosten die gemaakt zijn voor zijn verdediging, van het personeelslid teruggevorderd worden, op de wijze bepaald in artikel 163.
  § 5. De Koning bepaalt de voorwaarden onder welke de honoraria van de advocaat gekozen om de rechtshulp te verlenen ten laste van de Staat of de zone worden genomen.
  De rechtshulp aan de leden van de Civiele Bescherming komt ten laste van de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken.
  De rechtshulp aan de personeelsleden van de hulpverleningszone komt ten laste van de zone.
  § 6. De voorgeschreven rechtshulp houdt niet in dat de Staat of de zone enige aansprakelijkheid erkent.
  ----------
  (1)<W 2023-07-16/01, art. 6, 022; Inwerkingtreding : 03-09-2023>

Art.166. § 1. De Koning bepaalt de voorwaarden en de nadere regels volgens welke het personeelslid wordt vergoed voor de zaakschade die hij, in zijn functies, heeft geleden.
  Onder zaakschade wordt begrepen, de schade toegebracht aan goederen waarvan het personeelslid eigenaar of houder is en die onontbeerlijk zijn voor de uitoefening van zijn functies.
  § 2. De vergoeding komt ten laste van de Staat voor de leden van de Civiele Bescherming en ten laste van de hulpverleningszone voor de personeelsleden van de hulpverleningszone.
  § 3. De vergoeding is uitgesloten wanneer de zaakschade te wijten is aan een opzettelijke of zware fout die toegeschreven kan worden aan het personeelslid.
  Hetzelfde geldt ten belope van het toegekende of toe te kennen bedrag, wanneer de zaakschade vergoed wordt of kan vergoed worden :
  1° krachtens een door het betrokken personeelslid of in zijn voordeel afgesloten verzekering behoudens niet-betaling door de verzekeraar binnen een termijn van één jaar vanaf het ontstaan van de schade;
  2° als gerechtskosten in strafzaken.
  § 4. De Staat of de zone treedt in de rechten en vorderingen van het personeelslid ten belope van het betaalde bedrag.
  § 5. De vergoeding door de Staat of de zone sluit, ten belope van het toegekende bedrag en voor hetzelfde schadelijk feit elk verhaal uit op de Staat of de zone, de organen of aangestelden hiervan uit.
  § 6. Wat de personeelsleden van de Civiele Bescherming betreft komt de vergoeding ten laste van de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken.

Art. 166/1. [1 De zone treedt van rechtswege in de rechten en de vorderingen van de begunstigden ten opzichte van aansprakelijke derden, ten belope van de bedragen die ten laste van de zone zijn uitgegeven, voor de medische kosten, voor de geneeskundige behandelingen, de wedden, toelagen en vergoedingen die ten gunste van het personeelslid uitgegeven zijn tijdens de periode van afwezigheid om gezondheidsredenen die het gevolg is van de schadeverwekkende handeling en voor alle andere door de zone gedragen kosten.
   Deze indeplaatsstelling geldt voor het geheel van de bedragen die, krachtens de Belgische of buitenlandse wetgeving, zijn verschuldigd als gehele of gedeeltelijke vergoeding van de schade die het personeelslid door toedoen van de aansprakelijke derden heeft opgelopen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2023-07-16/01, art. 7, 022; Inwerkingtreding : 03-09-2023>


TITEL VI. - Coördinatie.
Art.167. Onverminderd de bevoegdheden van de bevoegde minister zorgen de gouverneur en zijn diensten voor de coördinatie van de civiele veiligheid in de provincie.
  De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de nadere regels voor de coördinatie bepalen.

TITEL VII. - Algemene inspectie van de diensten van de civiele veiligheid.
Art.168. Binnen de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken wordt een algemene inspectie van de operationele diensten van de civiele veiligheid ingesteld die rechtstreeks onder het gezag van de minister geplaatst wordt. Zij beschikt over de nodige onafhankelijkheid om haar opdracht uit te oefenen.

Art.169. De algemene inspectie heeft betrekking op de werking van de diensten van de civiele veiligheid. Onverminderd de bevoegdheden van de inspecteurs van Volksgezondheid, omvat zij de controle, op stukken en ter plaatse, van de toepassing van de wettelijke en reglementaire bepalingen betreffende de in artikel 11 van deze wet bedoelde opdrachten.

Art.170.De algemene inspectie handelt, hetzij op eigen initiatief, hetzij op bevel van de minister, hetzij op verzoek van de burgemeester, de gouverneur of de zoneoverheid, of de zonecommandant [1 of de directeur-generaal belast met het beheer van de operationele eenheden van de civiele bescherming of de leidinggevende ambtenaar van een operationele eenheid]1 in het kader van hun bevoegdheden.
  ----------
  (1)<W 2013-12-21/22, art. 103, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2014>

Art.171. De algemene inspectie geeft haar adviezen en suggesties aan de verantwoordelijke overheden over elke maatregel die verbeteringen met zich zou kunnen meebrengen inzake organisatie en werking van de zones en operationele eenheden van de Civiele Bescherming, evenals inzake brandvoorkoming.
  Bovendien vermeldt zij elke overtreding van de reglementering die zij vaststelt.
  Wanneer de inspectie feiten vaststelt die aanleiding kunnen geven tot een tuchtprocedure stelt zij de bevoegde tuchtoverheid hiervan in kennis.

Art.172.Elke inspectie maakt het voorwerp uit van een verslag dat aan de verzoekende overheid meegedeeld wordt, evenals aan alle in artikel 170 bedoelde overheden.
  In het geval bedoeld in artikel 171, tweede lid, vermeldt het verslag de termijn waarbinnen de zone verzocht wordt de vastgestelde overtredingen te herstellen.
  Wanneer de zone in gebreke blijft de vastgestelde overtredingen te herstellen binnen de aangeduide termijn, stelt de algemene inspectie hiervan proces-verbaal op.
  [1 Het proces-verbaal wordt gedurende minstens tien werkdagen bekendgemaakt ofwel via aanplakking op de centrale zetel van de betrokken zone alsook in elk gemeentehuis van de gemeenten van de zone, ofwel via de bekendmaking op de website van de zone en op de website van de gemeenten van de zone.]1
  Niettegenstaande de toepassing van het eerste lid wordt het proces-verbaal door de inspectie meegedeeld aan de (toezichthoudende overheid) bedoeld in de artikelen 120 en volgende. <Erratum, zie B.St. 01-10-2007, p. 50750>
  De gouverneur of de minister kan, overeenkomstig de artikelen 137 tot 141, overgaan tot de ambtshalve inschrijving van de noodzakelijke uitgaven in de begroting om de vastgestelde overtredingen te verhelpen.
  ----------
  (1)<W 2015-11-09/19, art. 34, 010; Inwerkingtreding : 10-12-2015>

Art.173. De leden van de algemene inspectie hebben, voor de uitoefening van hun opdrachten, te allen tijde vrije toegang tot de infrastructuren waarover de diensten van de civiele veiligheid beschikken; deze diensten moeten hun medewerking verlenen aan de leden van de algemene inspectie en moeten hen alle bewijzen, nuttige inlichtingen en documenten, stukken en elementen die noodzakelijk zijn voor de uitoefening van hun opdrachten, bezorgen.

Art.174.De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de werkwijze van de algemene inspectie; Hij bepaalt [1 ...]1 de aanwijzingsvoorwaarden voor de leden van de algemene inspectie en de bijzondere regels die van toepassing zijn op hun statuut.
  [2 In afwachting van de instelling van de algemene inspectie van de operationele diensten van de civiele veiligheid, oefent de inspectie bedoeld in artikel 9, § 2, van de wet van 31 december 1963 betreffende de civiele bescherming de in deze titel voorziene opdrachten uit.]2
  ----------
  (1)<W 2013-12-21/22, art. 104, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2014>
  (2)<W 2015-11-09/19, art. 35, 010; Inwerkingtreding : 10-12-2015>

TITEL VIII. - Het federaal kenniscentrum voor de civiele veiligheid.
Art.175.Het Federaal Kenniscentrum voor de civiele veiligheid dat binnen de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken wordt opgericht, [1 staat in voor het verzamelen, verwerken, ontwikkelen en verspreiden van knowhow en expertise over en ten voordele van de civiele veiligheid, met inbegrip van het verzamelen en het analyseren van de statistische gegevens van de hulpverleningszones.]1
  [1 Het wordt ook belast met de controle van de uitvoering van de in artikel 175/1 bedoelde overeenkomst door de opleidingscentra voor de civiele veiligheid.]1
  [1 De Koning bepaalt de opdrachten en de organisatie van het Federaal Kenniscentrum voor de civiele veiligheid.]1
  ----------
  (1)<W 2019-05-02/37, art. 2, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

TITEL VIII/1. [1 - Opleidingscentra voor de civiele veiligheid.]1   ----------   (1)
Art. 175/1.[2 § 1.]2 [1 De Koning bepaalt de voorwaarden volgens dewelke subsidies toegekend worden, aan de erkende [2 opleidingscentra voor de civiele veiligheid]2 voor de opleidingen die zij organiseren voor de leden van de openbare hulpdiensten [3 en voor de proeven die verband houden met de aanwerving of met de loopbaan, die zij organiseren voor de leden van de openbare hulpdiensten]3.
  [4 De Koning bepaalt de voorwaarden voor de toekenning van subsidies aan de erkende opleidingscentra voor de civiele veiligheid voor de opleidingen die zij organiseren voor de brandweerkadetten en de leerlingen van het secundair onderwijs die de studierichting "Defensie en Veiligheid" volgen.]4
   Hij bepaalt ze op basis van de aanwezigheid van de leerlingen op de cursussen, hun deelname aan de examens, het respecteren van de formele regels voor het indienen van de aanvraag van subsidies [2 ...]2.
   De hoogte van de subsidie wordt vastgesteld door de Koning op basis van de aard van de opleiding, het aantal uren en de kostprijs van de opleiding.]1
  [2 § 2. Subsidies kunnen toegekend worden voor het financieren van infrastructuur, materieel en pedagogische ondersteuning van de opleidingen voor de leden van de openbare hulpdiensten.
   Deze subsidies kunnen worden toegekend aan de erkende opleidingscentra voor de civiele veiligheid, op voorwaarde dat zij een overeenkomst gesloten hebben met de Federale Staat.
   De Koning bepaalt de minimale inhoud van deze overeenkomst evenals de bijkomende voorwaarden en de nadere regels voor toekenning van de subsidies.
   § 3. Subsidies kunnen toegekend worden om alle kosten van een bepaalde opleiding, andere dan de opleidingen bedoeld in § 1, te dekken, om tegemoet te komen aan vastgestelde opleidingsbehoeften en nieuwe evoluties. De Koning bepaalt de voorwaarden voor de toekenning aan de erkende opleidingscentra voor de civiele veiligheid van deze subsidies.
   § 4. De Koning legt de verdeelsleutel vast voor de subsidies, bedoeld in de §§ 2 en 3, tussen de erkende opleidingscentra voor de civiele veiligheid.
   De verdeelsleutel houdt rekening met de volgende criteria :
   1° het bevolkingscijfer;
   2° de oppervlakte;
   3° het aantal brandweerlieden;
   4° het aantal gesubsidieerde leerlingen voor brevetopleidingen.
   § 5. De Koning bepaalt de voorwaarden voor de samenwerking tussen de erkende opleidingscentra voor de civiele veiligheid teneinde de opleiding en de werking van de centra te specialiseren en te optimaliseren.]2
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2010-12-29/01, art. 73, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (2)<W 2013-12-21/22, art. 106, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2014>
  (3)<W 2018-07-15/08, art. 25, 017; Inwerkingtreding : 05-10-2018>
  (4)<W 2023-07-16/01, art. 12, 022; Inwerkingtreding : 03-09-2023>

TITEL VIII/2. [1 Raden voor opleiding en Hoge Raad voor opleiding ]1   ----------   (1)
Art. 175/2. [1 In elke provincie en in het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad wordt een raad voor opleiding opgericht. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2017-05-17/30, art. 3, 013; Inwerkingtreding : 01-07-2017>


Art. 175/3. [1 De raden voor opleiding zijn samengesteld uit:
   1° de gouverneur van de provincie of de krachtens artikel 48 van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse Instellingen bevoegde overheid van de Brusselse agglomeratie, of zijn afgevaardigde;
   2° de persoon die de opleiding coördineert van elke hulpverleningszone binnen de provincie of van het administratief arrondissement;
   3° één vrijwillig personeelslid en één beroepspersoneelslid die gezamenlijk worden aangewezen door de hulpverleningszones binnen de provincie;
   4° de directeur van het opleidingscentrum van de provincie of het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad of zijn afgevaardigde;
   5° een pedagoog van het opleidingscentrum van de provincie of het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2017-05-17/30, art. 4, 013; Inwerkingtreding : 01-07-2017>


Art. 175/4. [1 De raden voor opleiding hebben als opdracht :
   1° de behoeften inzake opleiding van de hulpverleningszones op hun grondgebied te bepalen;
   2° de coördinatie te verzekeren van de opleidingen die gegeven worden binnen de provincie of het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad;
   3° voorstellen te doen om de inhoud en de organisatie van de opleidingen te verbeteren;
   4° advies te verlenen aan de Hoge Raad voor opleiding, bedoeld in artikel 175/5, over de organisatie van de opleidingen;
   5° samen te werken met het federaal Kenniscentrum voor de civiele veiligheid voor de standaard operationele procedures, opleiding, training en oefening en deze dienst hierin te ondersteunen. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2017-05-17/30, art. 5, 013; Inwerkingtreding : 01-07-2017>


Art. 175/5. [1 Bij de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken wordt een Hoge Raad voor opleiding opgericht, hierna "de Hoge Raad" genoemd.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2017-05-17/30, art. 6, 013; Inwerkingtreding : 01-07-2017>


Art. 175/6. [1 De Hoge Raad is samengesteld uit :
   1° de directeur-generaal van de Algemene Directie Civiele Veiligheid, of zijn afgevaardigde, die de Hoge Raad voorzit;
   2° een afgevaardigde van de minister, als waarnemer;
   3° een persoon die de opleidingen in een hulpverleningszone coördineert per raad voor opleiding;
   4° de persoon die de opleidingen coördineert bij de Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandweer en Dringende Medische Hulp;
   5° twee afgevaardigden die behoren tot het vrijwillig personeel en die deel uitmaken van een raad voor opleiding, elk behorend tot een verschillende taalrol en twee afgevaardigden die behoren tot het beroepspersoneel en die deel uitmaken van een raad voor opleiding, elk behorend tot een verschillende taalrol;
   6° twee afgevaardigden van de operationele eenheden van de Civiele Bescherming, elk behorend tot een verschillende taalrol;
   7° een directeur van een opleidingscentrum gelegen in het Vlaams Gewest;
   8° een directeur van een opleidingscentrum gelegen in het Waals Gewest;
   9° de directeur van het opleidingscentrum gelegen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;
   10° een Franstalige en een Nederlandstalige pedagoog, die verbonden zijn aan een opleidingscentrum en die deel uitmaken van een raad voor opleiding;
   11° een vertegenwoordiger van het federaal Kenniscentrum voor de civiele veiligheid. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2017-05-17/30, art. 7, 013; Inwerkingtreding : 01-07-2017>


Art. 175/7.[1 § 1. De Hoge Raad heeft als opdracht :
   1° voorstellen aan de minister te doen over de opleiding van de openbare hulpdiensten inzake :
   a) de doelstellingen en de eindtermen van de lessen;
   b) de organisatie van de opleidingen;
   c) de te organiseren nieuwe opleidingen;
   d) de pedagogische normen;
   2° een advies uit te brengen over elk ontwerp van reglementering inzake opleiding, dat hem voorgelegd wordt door de minister;
   3° een advies te verlenen aan de minister over elke vraag die hij hem voorlegt inzake opleiding;
   4° verslag uit te brengen over de kwaliteit van de opleidingen georganiseerd door de verschillende opleidingscentra;
   5° de inhoud van de syllabi betreffende de opleiding van de openbare hulpdiensten goed te keuren, alsmede de aanpassingen eraan;
   6° een advies te verlenen aan de minister over de aanvragen tot gelijkstelling van diploma's, cursussen of brevetten en over de aanvragen tot vrijstelling van lessen of examens en voorstellen te doen aan de minister over gelijkstellingen of vrijstellingen inzake opleiding.
   § 2. De beslissingen bedoeld in § 1, 5°, worden bij volstrekte meerderheid van stemmen genomen.
   De voorzitter deelt de adviezen, voorstellen, beslissingen en verslagen van de Hoge Raad mee aan de minister. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2017-05-17/30, art. 8, 013; Inwerkingtreding : 01-07-2017>


Art. 175/8. [1 De Koning stelt de nadere regels vast inzake de samenstelling, de werking en de procedures van de Hoge Raad en de raden voor opleiding. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2017-05-17/30, art. 9, 013; Inwerkingtreding : 01-07-2017>


TITEL IX. - Opdracht inzake preventie van brand en ontploffing.
Art.176. Op verzoek van de burgemeester moet de zone, op het grondgebied waarvan zij de bescherming verzekert, overgaan tot de controle van de toepassing van de door de wetten en reglementen voorgeschreven maatregelen betreffende de preventie van brand en ontploffing.

Art.177.De Koning bepaalt de modaliteiten inzake de organisatie van de brandvoorkoming op het grondgebied van de zones. [1 De hulpverleningszones kunnen sensibiliseren, adviseren en controles uitvoeren.]1
  ----------
  (1)<W 2015-11-09/19, art. 36, 010; Inwerkingtreding : 10-12-2015>

Titel IX/1. [1 Internationale opdrachten.]1   ----------   (1)
Art. 177/1. [1 De minister of zijn afgevaardigde is bevoegd voor internationale vragen met betrekking tot de civiele veiligheid die behandeld worden in internationale of Europese organisaties en voor bilaterale of multilaterale uitwisselingen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/22, art. 108, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2014, maar de inwerkingtreding van het gewijzigd artikel wordt vastgesteld op 01-01-2015 en 01-01-2016 : zie art. 11, 1° en 2° van KB 2014-08-04/15>

TITEL X. - Verhaal van de kosten van de opdrachten.
Art.178.§ 1. Van de volgende interventies worden verhaald door de Staat voor wat betreft de Civiele Bescherming en door de zone voor wat betreft de posten :
  1° ten laste van de begunstigde, de kosten veroorzaakt aan deze diensten tijdens de interventies verricht buiten de opdrachten bedoeld in artikel 11;
  2° ten laste van de begunstigde, een forfaitair bedrag ter dekking van de kosten veroorzaakt door het vervoer met de ambulance voor dringende geneeskundige hulpverlening;
  [1 3° ten laste van de dader, de mededader en de medeplichtige van een brandstichting bedoeld in de artikelen 510 tot 518 van het Strafwetboek, die hoofdelijk aansprakelijk zijn, de kosten veroorzaakt aan deze diensten voor de bestrijding van brand en ontploffing en hun gevolgen bedoeld in artikel 11, § 1, 3°.]1
  § 2. De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, van welke taken uitgevoerd in het kader van de opdrachten vermeld in artikel 11, de kosten kunnen verhaald worden ten laste van hun begunstigden en welke de taken zijn die gratis moeten uitgevoerd worden.
  De Koning regelt de wijze van vaststelling en van verhaal van deze kosten.
  § 3. Het bedrag van de kosten die met toepassing van §§ 1 en 2, en van artikel 179, § 2, door de Staat worden verhaald, wordt ingeschreven op het Fonds voor beveiliging tegen brand en ontploffing bedoeld in de wet van 30 juli 1979 betreffende de preventie van brand en ontploffing en betreffende de verplichte verzekering van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid in dergelijke gevallen.
  § 4. Overeenkomstig de regels van gemeen recht blijft voor de personen, die de kosten moeten betalen bedoeld in § 1 en 2, een beroep open tegen de derde aansprakelijken.
  ----------
  (1)<W 2018-07-15/08, art. 26, 017; Inwerkingtreding : 05-10-2018>

Art.179. § 1. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder :
  1° " beroepsactiviteit " : een in het kader van een economische activiteit, een bedrijf of een onderneming verrichte activiteit, ongeacht het particuliere, openbare, winstgevende of niet-winstgevende karakter daarvan;
  2° " exploitant " : particuliere of openbare natuurlijke persoon of rechtspersoon die een beroepsactiviteit verricht of regelt, of aan wie een doorslaggevende economische zeggenschap over het technisch functioneren van een dergelijke activiteit is overgedragen, met inbegrip van de houder van een vergunning of toelating voor het verrichten van een dergelijke activiteit of de persoon die een dergelijke activiteit laat registreren of er kennisgeving van doet;
  3° " kosten " : de kosten die verantwoord zijn in het licht van de tussenkomst door de diensten van de civiele bescherming en de openbare brandweerdiensten, met inbegrip van ramingskosten van milieuschade of de onmiddellijke dreiging dat zulke schade ontstaat en de kosten van alternatieve maatregelen, alsook de administratieve, juridische en handhavingskosten, de kosten van het vergaren van gegevens en andere algemene kosten, en de kosten in verband met monitoring en toezicht.
  § 2. In geval van vervuiling bedoeld in artikel 11, § 1, 4°, zijn de Staat en de zone gehouden de hiervoor aan hun diensten gemaakte kosten te verhalen op de exploitant die de schade of de onmiddellijke dreiging van schade heeft veroorzaakt of op de eigenaar van de gewraakte producten.
  De Staat en de zone kunnen beslissen om af te zien van verhaal, wanneer de verhaalkosten groter zijn dan het terug te vorderen bedrag of wanneer niet kan worden vastgesteld wie de exploitant of de eigenaar is.
  De exploitant of de eigenaar is niet verplicht de kosten te dragen, indien hij kan bewijzen dat de milieuschade of de onmiddellijke dreiging dat dergelijke schade ontstaat :
  a) ofwel veroorzaakt is door een derde ondanks het feit dat er passende veiligheidsmaatregelen waren getroffen;
  b) ofwel het gevolg is van de opvolging van een dwingende opdracht of instructie van een overheidsinstantie, tenzij het een opdracht of instructie betreft naar aanleiding van een emissie of incident, veroorzaakt door activiteiten van de exploitant zelf.
  Wanneer eenzelfde schade of onmiddellijke dreiging van schade door meerdere exploitanten of eigenaars wordt veroorzaakt, zijn deze hoofdelijk gehouden tot het dragen van de kosten.
  Wanneer besmetting of vervuiling op zee plaatsvindt of afkomstig is van een zeeschip, vallen de kosten ten laste van de persoon die de besmetting of de verontreiniging heeft veroorzaakt, overeenkomstig het internationaal recht. De eigenaars van de betrokken schepen zijn burgerlijk en hoofdelijk aansprakelijk.
  § 3. De Staat en de zone kunnen te allen tijde de exploitant of de eigenaar verplichten informatie te verstrekken over milieuschade die zich heeft voorgedaan, over een onmiddellijke dreiging van milieuschade of in geval van vermoeden van zulk een onmiddellijke dreiging.

Art.180. § 1. Wanneer milieuschade of een onmiddellijk dreigende milieuschade, gevolgen heeft of dreigt te hebben voor één of meerdere gewesten, of andere Lidstaten van de Europese Unie, werken de Staat, de zones of de gemeenten samen, onder andere door een behoorlijke uitwisseling van informatie, teneinde ervoor te zorgen dat de nodige maatregelen met betrekking tot die milieuschade of onmiddellijke dreiging van milieuschade worden genomen.
  § 2. Wanneer zich milieuschade of een onmiddellijk dreigende milieuschade in de zin van § 1 voordoet, verstrekken de Staat, de zones of de gemeenten voldoende informatie aan de bevoegde instanties van de gewesten of de andere Lidstaten van de Europese Unie die schade zouden kunnen lijden.
  § 3. Wanneer de Staat, de zones of de gemeenten, binnen hun grenzen, milieuschade vaststellen, die niet binnen hun grenzen is veroorzaakt, kunnen zij dit melden aan de bevoegde instanties van de betrokken gewesten of Lidstaten van de Europese Unie en aan de Europese Commissie.
  Ze kunnen aanbevelingen doen inzake de nodige maatregelen en ze kunnen om terugbetaling verzoeken van de kosten van de genomen maatregelen.
  § 4. Deze samenwerking doet geen afbreuk aan bestaande samenwerkingsvormen.

TITEL XI. - Opvordering en evacuatie.
Art.181.[1 § 1. De minister of zijn [2 gemachtigde]2 kan, bij interventies in het kader van de opdrachten vermeld in artikel 11, in afwezigheid van beschikbare openbare diensten en bij gebrek aan voldoende middelen, de personen en zaken die hij nodig acht, opvorderen.
   Dezelfde bevoegdheid wordt verleend aan de burgemeester, alsook aan de zonecommandant en, bij delegatie van deze laatste, aan de officieren tijdens interventies van deze diensten in het kader van hun opdrachten.
   De Koning legt de procedure en de nadere regels van de opvordering vast.
   § 2. Dragen de kosten verbonden aan de opvordering van personen en zaken en vergoeden deze kosten aan de rechthebbenden :
   1° de Staat, wanneer het de minister of zijn [2 gemachtigde]2 is die overgaat tot de opvordering;
   2° de gemeente wanneer het de burgemeester is die overgaat tot de opvordering;
   3° de zone wanneer het de zonecommandant of de officieren zijn die overgaan tot de opvordering.
   De kosten zijn niet verschuldigd wanneer ze voortvloeien uit de herstelling van de schade die veroorzaakt werd aan de opgevorderde personen en zaken en voortvloeien uit ongevallen die plaatsvonden in de loop van of door het feit van de uitvoering van de operaties met het oog waarop de opvordering plaatsvond, wanneer het ongeval opzettelijk veroorzaakt werd door het slachtoffer.
   § 3. Tijdens de duur van de prestaties, worden de arbeidsovereenkomst en het leercontract geschorst ten voordele van de werknemers die deel uitmaken van deze diensten of die opgevorderd werden.]1
  ----------
  (1)<W 2013-12-21/22, art. 109, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2014, maar de inwerkingtreding van het gewijzigd artikel wordt vastgesteld op 01-01-2015 en 01-01-2016 : zie art. 11, 1° en 2° van KB 2014-08-04/15>
  (2)<W 2023-07-16/01, art. 15, 022; Inwerkingtreding : 03-09-2023>

Art.182.De minister of zijn gemachtigde kan in geval van dreigende omstandigheden de bevolking, ter verzekering van haar bescherming, verplichten zich te verwijderen van plaatsen of streken, die bijzonder blootgesteld, bedreigd of getroffen zijn, en degenen die bij deze maatregelen betrokken zijn een voorlopige verblijfplaats aanwijzen; om dezelfde reden kan hij iedere verplaatsing of elk verkeer van de bevolking verbieden.
  [1 Dezelfde bevoegdheid wordt toegekend aan de burgemeester.]1
  ----------
  (1)<W 2013-12-21/22, art. 110, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2014, maar de inwerkingtreding van het gewijzigd artikel wordt vastgesteld op 01-01-2015 en 01-01-2016 : zie art. 11, 1° en 2° van KB 2014-08-04/15>

TITEL XII. - Bijzondere bepalingen inzake oorlogstijd.
Art.183. In geval van oorlog omvat de civiele veiligheid alle civiele maatregelen en middelen om de bescherming en het voortbestaan van de bevolking en het behoud van het nationaal patrimonium te verzekeren.

Art.184. De Koning kan, met het oog op bescherming tegen oorlogshandelingen, voorschrijven dat in onroerende goederen speciale plaatsen worden ingericht.

Art.185. In oorlogstijd of in perioden die daarmee krachtens artikel 7 van de wet van 12 mei 1927 op de militaire opeisingen gelijkgesteld zijn, kan de Koning bevelen dat inwoners ambtshalve in de diensten van de Civiele Bescherming worden ingelijfd.
  De burgemeester kan eveneens, in de gevallen voorzien in het eerste lid en binnen de grenzen door de Koning bepaald, bevelen dat inwoners van de gemeente ambtshalve in de brandweer- en reddingspost, die de gemeente bedient, ingelijfd worden.

Art.186.In oorlogstijd worden de maatregelen welke aan provincies en gemeenten zijn opgelegd, door de gouverneur, [1 de krachtens artikel 48 van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse Instellingen bevoegde overheid van de Brusselse agglomeratie]1 of door de burgemeester bevolen in plaats van door de normale bevoegde provinciale of gemeentelijke organen; de reglementen en verordeningen worden in dat geval bindend zodra zij zijn bekendgemaakt.
  ----------
  (1)<W 2014-01-06/64, art. 27, 007; Inwerkingtreding : 01-07-2014, maar de inwerkingtreding van het gewijzigd artikel wordt vastgesteld op 01-01-2015 en 01-01-2016 : zie art. 11, 1° en 2° van KB 2014-08-04/15>

TITEL XIII. - Strafbepalingen.
Art.187.Weigering of verzuim zich te gedragen naar de maatregelen die met toepassing van artikelen 181, § 1 en 182 zijn bevolen, wordt in vredestijd gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot drie maanden, en met geldboete van zesentwintig euro tot vijfhonderd euro, of met één van die straffen alleen. [1 De bepalingen van boek 1 van het Strafwetboek, met inbegrip van hoofdstuk VII en artikel 85, zijn van toepassing op de misdrijven bepaald in dit lid.]1
  In oorlogstijd of in daarmede gelijkgestelde perioden wordt weigering of verzuim zich te gedragen naar de maatregelen die met toepassing van artikel 185 zijn bevolen gestraft met gevangenisstraf van drie maanden tot zes maanden en met geldboete van vijfhonderd euro tot duizend euro, of met één van de straffen alleen.
  De minister of, in voorkomend geval, de burgemeester of de zonecommandant, kan bovendien de genoemde maatregelen ambtshalve doen uitvoeren, op kosten van de weerspannige of in gebreke gebleven personen.
  ----------
  (1)<W 2023-07-16/01, art. 16, 022; Inwerkingtreding : 03-09-2023>

TITEL XIV. - Wijzigings- en opheffingsbepalingen.
HOOFDSTUK I. - Wijziging van het Strafwetboek.
Art.188. In artikel 5, vierde lid van het Strafwetboek, gewijzigd bij de wet van 26 april 2002, worden de woorden " de hulpverleningszones " toegevoegd tussen de woorden " de provincies " en de woorden " de Brusselse Agglomeratie ".

HOOFDSTUK II. - Wijzigingen van de wet van 30 juli 1979 betreffende de preventie van brand en ontploffing en betreffende de verplichte verzekering van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid in dergelijke gevallen.
Art.189. In artikel 5, van de wet van 30 juli 1979 betreffende de preventie van brand en ontploffing en betreffende de verplichte verzekering van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid in dergelijke gevallen, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in het eerste lid worden de woorden " de territoriaal bevoegde brandweerdienst " vervangen door de woorden " de hulpverleningszone waartoe zijn gemeente behoort, ";
  2° in het tweede lid, worden de woorden " de brandweerdienst " vervangen door de woorden " de hulpverleningszone " en de woorden " overeenkomstig artikel 9 van de wet van 31 december 1963 betreffende de civiele bescherming " vervangen door de woorden " overeenkomstig de artikelen 168 tot 174 van de wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid ";
  3° in het derde lid, worden de woorden " de brandweerdienst " vervangen door de woorden " de hulpverleningszone ".

Art.190. In artikel 6, § 2, tweede lid, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 30 december 2001 en van 22 december 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in het punt 1°, worden de woorden " de brandweerdiensten " vervangen door de woorden " de hulpverleningszones ";
  2° in het punt 3°, worden de woorden " de toepassing van de artikelen 10bis en 12 van de wet van 31 december 1963 betreffende de civiele bescherming " vervangen door de woorden " de toepassing van het artikel 67 van de wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid ".

Art.191. Artikel 13 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 30 december 2001, wordt opgeheven.

HOOFDSTUK III. - Wijziging van de wet van 1 augustus 1985 houdende fiscale en andere bepalingen.
Art.192. In artikel 42, § 3, 5°, van de wet van 1 augustus 1985 houdende fiscale en andere bepalingen, gewijzigd bij de wet van 27 december 2004, worden de woorden " aan de leden van de openbare brandweerdiensten " vervangen door de woorden " aan de operationele leden van de hulpverleningszones ".

HOOFDSTUK IV. - Wijzigingen van de Nieuwe Gemeentewet.
Art.193. In artikel 133bis van de Nieuwe Gemeentewet, ingevoegd bij de wet van 15 juli 1992 en gewijzigd bij de wetten van 3 april 1997 en 7 december 1998, wordt tussen het eerste en het tweede lid het volgende lid ingevoegd :
  " Zonder op enige wijze afbreuk te kunnen doen aan de aan de burgemeester toegekende bevoegdheden, heeft de gemeenteraad het recht geïnformeerd te worden door de burgemeester over de wijze waarop deze de bevoegdheden uitoefent die hem zijn verleend krachtens de artikelen 107, 153 en 181 van de wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid ".

Art.194. Artikel 143, tweede lid, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 21 maart 1991, van 16 juli 1993 en van 7 december 1998, wordt opgeheven.

Art.195. In artikel 144 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 16 juli 1993 en van 7 december 1998, worden het eerste en het tweede lid vervangen als volgt :
  " De beslissingen te nemen door de Koning krachtens artikel 29, worden vastgesteld na raadpleging van de vertegenwoordigers van de meest representatieve organisaties van het gemeentepersoneel. ".

Art.196. In artikel 153, § 1, eerste lid en § 3, derde lid, van dezelfde wet, vervangen bij koninklijk besluit van 30 juni 1989 en gewijzigd bij de wet van 24 juni 1991, vervallen telkens de woorden " en vaste brandweerlieden ".

Art.197.
  <Opgeheven bij W 2013-12-21/22, art. 111, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2014>

Art.198. Artikel 255 van dezelfde wet, gewijzigd door de wet van 1 januari 2001, wordt aangevuld als volgt :
  " 19° de uitgaven die door of krachtens de wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid ten laste van de gemeente worden gelegd. ".

HOOFDSTUK V. - Wijziging van de programmawet van 8 april 2003.
Art.199. In artikel 126 en 129 van de programmawet van 8 april 2003 worden de woorden " wet van 31 december 1963 " telkens vervangen door de woorden " wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid ".

HOOFDSTUK VI. - Wijziging van de programmawet van 9 juli 2004.
Art.200. In artikel 209 van de programmawet van 9 juli 2004, worden de woorden " wet van 31 december 1963 " vervangen door de woorden " wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid ".

HOOFDSTUK VII. - Opheffing van de wet van 31 december 1963 betreffende de civiele bescherming.
Art.201.[1 De wet van 31 december 1963 betreffende de civiele bescherming wordt opgeheven, uitgezonderd de artikelen 4, 9, § 2, 10 en 11.
   De artikelen 4, 9, § 2, 10 en 11 van de wet van 31 december 1963 betreffende de civiele bescherming worden opgegeven tien dagen na de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van het koninklijk besluit dat deze opheffing voorziet.]1
  ----------
  (1)<W 2018-07-15/08, art. 27, 017; Inwerkingtreding : 05-10-2018>

TITEL XV. - Overgangsbepalingen.
Art.202. Voor de toepassing van deze titel wordt met de term " gemeente " ook een " brandweerintercommunale " verstaan.

Art.203.[1 De beroepsbrandweerlieden in dienst bij een gemeente worden operationeel personeel van de zone waarvan de gemeente deel uitmaakt.]1. Onverminderd de toepassing van artikel 207 zijn ze onderworpen aan het statuut van toepassing op de leden van het operationeel kader van de zone.
  ----------
  (1)<W 2013-12-21/22, art. 113, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2014, maar de inwerkingtreding van het gewijzigd artikel wordt vastgesteld op 01-01-2015 en 01-01-2016 : zie art. 11, 1° en 2° van KB 2014-08-04/15>

Art.204.[1 De brandweerlieden die, op basis van een dienstnemingscontract, als vrijwillig brandweerman in dienst zijn bij een gemeente, worden operationeel personeel van de zone waarvan de gemeente deel uitmaakt.]1
  Onverminderd de toepassing van artikel 207 zijn ze onderworpen aan het statuut van toepassing op de leden van het operationeel kader van de zone.
  ----------
  (1)<W 2013-12-21/22, art. 114, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2014, maar de inwerkingtreding van het gewijzigd artikel wordt vastgesteld op 01-01-2015 en 01-01-2016 : zie art. 11, 1° en 2° van KB 2014-08-04/15>

Art.205.[1 Het administratief en technisch personeel van de openbare brandweerdiensten wordt administratief personeel van de zone waarvan de gemeente deel uitmaakt, met behoud van hun hoedanigheid als statutair of contractueel personeel.]1
  Onverminderd de toepassing van artikel 207 is het statutair personeel onderworpen aan het statuut van toepassing op de leden van het administratief [1 personeel]1 van de zone.
  [2 In afwijking van het eerste en het tweede lid worden de niet als brandweerman optredende ambulanciers en de niet als brandweerman optredende verpleegkundigen die deel uitmaken van het administratief en technisch personeel van de openbare brandweerdiensten, ingedeeld bij het operationeel personeel van de zone, met be-houd van hun hoedanigheid van vastbenoemd, vrijwillig of contractueel personeelslid.
   Onverminderd de toepassing van artikel 207 is op die personeelsleden de rechtspositie van de niet als brandweerman optredende ambulanciers van de hulpverleningszones van toepassing.]2
  ----------
  (1)<W 2013-12-21/22, art. 115, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2014, maar de inwerkingtreding van het gewijzigd artikel wordt vastgesteld op 01-01-2015 en 01-01-2016 : zie art. 11, 1° en 2° van KB 2014-08-04/15>
  (2)<W 2014-04-25/77, art. 82, 008; Inwerkingtreding : 16-06-2014>

Art.206.[1 § 1. Het statutair gemeentepersoneel, in dienst bij de centra voor het eenvormig oproepstelsel, wordt vanaf een door de Koning te bepalen datum, gedurende een jaar gedetacheerd naar de FOD Binnenlandse Zaken. Tijdens deze periode blijft dit personeel gemeentepersoneel. De gemeente vordert tijdens de periode van detachering de wedde, de toelagen, de vergoedingen, de premies en de voordelen van alle aard, de kinderbijslag en werkgeversbijdrage inbegrepen, met betrekking tot het gedetacheerd personeel terug van de FOD Binnenlandse Zaken. Volgens de door de Koning bepaalde modaliteiten kan de periode van detachering op verzoek van het gedetacheerde personeelslid of de FOD Binnenlandse Zaken in de loop van deze periode beëindigd worden. Na afloop van de volledige periode van detachering worden de gedetacheerde personeelsleden benoemd tot statutaire personeelsleden van de FOD Binnenlandse Zaken. De Koning bepaalt de criteria op grond waarvan de FOD Binnenlandse Zaken kan weigeren een personeelslid na een jaar te benoemen. Deze criteria worden voorafgaand aan de detachering bekendgemaakt aan dit personeelslid.
   § 2. Het contractuele gemeentepersoneel, in dienst bij de centra voor het eenvormig oproepstelsel, wordt vanaf een door de Koning te bepalen datum, gedurende een jaar ter beschikking gesteld van de FOD Binnenlandse Zaken. Tijdens deze periode blijft dit personeel gemeentepersoneel. De gemeente vordert tijdens de periode van terbeschikkingstelling de wedde, de toelagen, de vergoedingen, de premies en de voordelen van alle aard, de kinderbijslag en werkgeversbijdrage inbegrepen, met betrekking tot het ter beschikking gesteld personeel terug van de FOD Binnenlandse Zaken. Volgens de door de Koning bepaalde modaliteiten kan de periode van terbeschikkingstelling op verzoek van het ter beschikking gestelde personeelslid of de FOD Binnenlandse Zaken voortijdig beëindigd worden. Na afloop van de volledige periode van terbeschikkingstelling wordt de ter beschikking gestelde personeelsleden een arbeidsovereenkomst met de FOD Binnenlandse Zaken aangeboden. De Koning bepaalt de criteria op grond waarvan de FOD Binnenlandse Zaken kan weigeren een personeelslid na een jaar een arbeidsovereenkomst aan te bieden. Deze criteria worden voorafgaand aan de terbeschikkingstelling bekendgemaakt aan dit personeelslid.
   § 3. De Koning bepaalt verder, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad :
   1° de modaliteiten van de detachering bedoeld in § 1 en van de terbeschikkingstelling bedoeld in § 2;
   2° de modaliteiten met betrekking tot de benoeming tot statutair personeelslid van de FOD Binnenlandse Zaken bedoeld in § 1, inzonderheid de bepaling van diens graad en weddenschaal en de vrijwaring van zijn pensioenrechten;
   3° de datum van inwerkingtreding van [3 artikel 207, § 1]3, voor het personeel bedoeld in dit artikel, die niet na de benoeming bedoeld in § 1 of na het afsluiten van de nieuwe arbeidsovereenkomst bedoeld in § 2 mag vallen;
   4° de bepalingen van toepassing op het in § § 1 en 2 bedoelde personeel, dat gebruik maakt van de in [3 artikel 207, § 1]3, voorziene mogelijkheid.
  [2 5° de voorwaarden waaronder de duur van de detachering bedoeld in paragraaf 1 of van de terbeschikkingstelling bedoeld in paragraaf 2 kan worden verlengd met name voor de mensen die er om verzoeken.]2
   § 4. Dit artikel is niet van toepassing op de beroepsbrandweerlieden in dienst bij een gemeente en in dienst bij de centra voor het eenvormig oproepstelsel, die krachtens artikel 203 worden overgedragen [3 als operationeel personeel]3 van de zone waarvan de gemeente deel uitmaakt.]1
  ----------
  (1)<W 2010-04-28/01, art. 61, 003; Inwerkingtreding : 20-05-2010 ; zie uitvoeringbesluit KB 2011-10-12/03, art. 22, 1° ; Inwerkingtreding : 21-10-2011>
  (2)<W 2012-08-03/44, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 05-10-2012 (zie KB 2012-09-20/26, art. 12, 1°)>
  (3)<W 2013-12-21/22, art. 116, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2014>

Art. 206/1.[2 § 1.]2 [1 De beroepsbrandweerlieden in dienst bij een gemeente kunnen, in afwachting van hun overdracht naar [2 ...]2 de zone waarvan de gemeente deel uitmaakt, bedoeld in artikel 203, gedetacheerd en ter beschikking gesteld worden van een federale overheidsdienst of het Federaal Kenniscentrum voor de Civiele Veiligheid bedoeld in artikel 175.
  [2 § 2. In afwachting van hun overdracht naar de zone waarvan de gemeente deel uitmaakt, worden de brandweerlieden bedoeld in artikel 203 en de brandweerlieden bedoeld in artikel 204 gedetacheerd naar of ter beschikking gesteld van de zone waarvan de gemeente deel uitmaakt van zodra de brandweerdiensten ondergebracht zijn in de brandweer- en reddingsposten in toepassing van artikel 220.
   De detachering of de terbeschikkingstelling wordt automatisch beëindigd op het ogenblik van inwerkingtreding van het besluit genomen ter uitvoering van artikel 106, eerste lid.
   § 3. In afwachting van zijn overdracht naar de zone waarvan de gemeente deel uitmaakt, wordt het administratief en technisch personeel bedoeld in artikel 205 gedetacheerd naar of ter beschikking gesteld van de zone waarvan de gemeente deel uitmaakt van zodra de brandweerdiensten ondergebracht zijn in de brandweer- en reddingsposten in toepassing van artikel 220.
   De detachering of de terbeschikkingstelling wordt automatisch beëindigd wanneer de zone het in artikel 106, derde lid, bedoelde statuut heeft vastgelegd.]2
  [2 § 4.]2 De Koning bepaalt, bij een in Ministerraad overlegd besluit, de modaliteiten van de detachering of terbeschikkingstelling [2 met name de regels betreffende de evaluatie van het gedetacheerde personeelslid]2.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2010-04-28/01, art. 62, 003; Inwerkingtreding : 20-05-2010 ; zie uitvoeringbesluit KB 2011-10-12/04, art. 33, 1° ; Inwerkingtreding : 21-10-2011>
  (2)<W 2013-12-21/22, art. 117, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2014>

Art.207.[1 § 1.]1 Het gemeentepersoneel bedoeld in artikelen 203 tot 206 van dit hoofdstuk, kan beslissen onderworpen te blijven aan de wetten en reglementen die van toepassing zijn op het gemeentepersoneel. [1 De Koning bepaalt welke de bepalingen zijn die van toepassing zijn op het personeel dat van deze mogelijkheid gebruik maakt.]1
  De beslissing bedoeld in het eerste lid wordt genomen binnen de drie maanden die volgen op de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van het koninklijk besluit bedoeld in artikel 106 [1 , eerste lid, voor het personeel bedoeld in de artikelen 203 en 204 en binnen de drie maanden die volgen op de bekendmaking van het statuut bedoeld in artikel 106, derde lid voor het personeel bedoeld in artikel 205,]1 en wordt door het betrokken personeelslid schriftelijk meegedeeld aan de bevoegde overheid. Van zodra de brandweerdiensten in zones zijn ingedeeld, kan dit personeelslid te allen tijde vragen om te worden onderworpen aan de bepalingen bedoeld in artikel 106.
  [1 In afwijking van het tweede lid, vangt de termijn van drie maanden aan, op de datum van de dienst hervatting, voor de personen die op de datum van hun overdracht naar de hulpverleningszones gerechtigd zijn op een tijdelijk pensioen wegens lichamelijke ongeschiktheid of langdurig gerechtigd afwezig zijn wegens persoonlijke aangelegenheden of een voltijdse loopbaanonderbreking]1
  [1 § 2. De personeelsleden van het operationeel personeel en van het administratief personeel van de zone die, in overeenstemming met de bepalingen van de wet en de rechtspositie die op hen van toepassing is, worden benoemd, bevorderd of aangewezen voor een bij mobiliteit te begeven betrekking of voor een in de wet of een in uitvoering van de wet bedoelde mandaatfunctie, worden met ingang van de dag waarop de benoemings-, bevorderings- of aanwijzingsbeslissing hen is ter kennis gebracht of betekend, ongeacht hun statuut of rechtspositie, van rechtswege onderworpen aan alle bepalingen die het statuut of de rechtspositie vastleggen van de leden van het operationeel personeel of van het administratief personeel van de zone.
   De beslissing tot benoeming, bevordering of aanwijzing bepaalt uitdrukkelijk dat vanaf de datum van kennisgeving of betekening ervan het betrokken personeelslid van rechtswege onderworpen is aan alle bepalingen die het statuut of de rechtspositie vastleggen van de leden van het operationeel personeel of van het administratief personeel van de zone.]1
  [2 § 3. In afwijking van paragraaf 2, kunnen de bevorderde leden van het operationeel personeel van de zone de verlofregeling behouden die op hen van toepassing was op 31 december 2014, voor zover ze deze genoten tot op het moment van de bevordering.
   Deze verlofregeling omvat het aantal dagen jaarlijks vakantieverlof, het aantal feestdagen, de eventuele extra dagen en de verhoging van de dagen jaarlijks vakantieverlof verbonden aan de leeftijd.
   Onder het aantal dagen jaarlijkse vakantieverlof, bedoeld in het tweede lid, worden niet begrepen de compensatiedagen toegekend aan het beroepspersoneelslid om zich in regel te stellen met het arbeidsuurrooster.]2
  ----------
  (1)<W 2013-12-21/22, art. 118, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2014>
  (2)<W 2018-07-15/08, art. 28, 017; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art.208.De operationele leden van de bandweerdiensten behouden hun graad of krijgen een gelijkwaardige graad bij overdracht naar [1 de zone]1.
  ----------
  (1)<W 2013-12-21/22, art. 119, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2014, maar de inwerkingtreding van het gewijzigd artikel wordt vastgesteld op 01-01-2015 : zie art. 336, 1° van KB 2014-04-19/84>

Art.209.De overdracht van het personeel, bedoeld in artikelen 203 tot 206 [1 en in artikel 219/2]1, wordt voor wat betreft de onmiddellijke opeisbaarheid van geldelijke rechten, niet beschouwd als een verandering van werkgever.
  ----------
  (1)<W 2018-07-15/08, art. 29, 017; Inwerkingtreding : 05-10-2018>

Art. 209/1.[1 Op de datum van de inwerkingtreding van de zones, zoals bedoeld in artikel 220, worden de goederen van de prezone overgedragen naar de zone.
   Deze overdracht gebeurt van rechtswege en om niet. Deze overdracht is van rechtswege inroepbaar tegen derden.
   De goederen worden overgedragen in de staat waarin ze zich bevinden, met inbegrip van de lasten en verplichtingen die inherent zijn aan deze goederen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2012-08-03/44, art. 4, 005; Inwerkingtreding : 05-10-2012 (zie KB 2012-09-20/26, art. 12, 1°)>

Art.210. § 1. De roerende goederen van de gemeente, met inbegrip van de roerende goederen door bestemming, zowel behorend tot het openbaar als tot het privaat domein die worden aangewend voor de uitvoering van de opdrachten van de brandweerdiensten worden aan de zone overgedragen.
  § 2. De roerende goederen van de gemeente, met inbegrip van de roerende goederen door bestemming, zowel behorend tot het openbaar als tot het privaat domein die worden gebruikt voor de uitrusting van de centra voor het eenvormig oproepstelsel worden aan de federale Staat overgedragen.
  § 3. De in §§ 1 en 2 bedoelde overdrachten worden van rechtswege uitgevoerd. Zij zijn van rechtswege tegenstelbaar aan derden, op datum van de inwerkingtreding van de zones, vastgesteld overeenkomstig artikel 220.

Art.211. De goederen die behoren tot de niet-gespecialiseerde individuele uitrusting van de brandweerman worden van rechtswege overgemaakt aan de zone, naar dewelke de brandweerman overgedragen wordt.

Art.212. De in artikel 210, §§ 1 en 2, bedoelde goederen worden overgedragen in de staat waarin zij zich bevinden, met inbegrip van de aan deze goederen verbonden lasten en verplichtingen.
  De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de inventaris- en schattingsregels van deze goederen.
  Bij deze schatting zal er onder meer rekening worden gehouden met de ouderdom en de staat van elk roerend goed. Eveneens zal bij de schatting rekening gehouden worden met de subsidies en bijdragen van de diverse overheden in de waarde van elk roerend goed.

Art.213. § 1. De effectieve overdracht van de goederen vermeld in artikel 210, § 1, gebeurt na goedkeuring van de ontvanger van de gemeente en de officier-dienstchef van het gemeentelijk brandweerkorps en bevat op de datum bepaald door de Koning de volledige inventaris van deze goederen.
  Bij de effectieve overdracht van de goederen vermeld in artikel 210, § 1, controleert de bijzondere rekenplichtige samen met de zonecommandant of het volledige pakket goederen werd overgedragen.
  § 2. De effectieve overdracht van de goederen bedoeld in artikel 210, § 2, gebeurt na de goedkeuring van de ontvanger van de gemeente en de officier-dienstchef van het gemeentelijk brandweerkorps en bevat op de datum bepaald door de Koning de volledige inventaris van deze goederen.
  Bij de effectieve overdracht van de goederen bedoeld in artikel 210, § 2, gaat de bevoegde minister na of alle goederen werden overgedragen.

Art.214. De zone of de federale Staat neemt de rechten en verplichtingen over van de gemeente betreffende de krachtens artikel 210 overgedragen goederen met inbegrip van de rechten en verplichtingen verbonden aan hangende en toekomstige gerechtelijke procedures.
  De gemeente blijft echter gehouden voor de verplichtingen waarvan de betaling of de uitvoering opeisbaar was voor de eigendomsoverdracht van de in artikel 210 bedoelde goederen.
  Indien er een geschil rijst in verband met een overgedragen goed, kan de zone of de federale Staat de gemeente betrekken in de zaak. De gemeente kan ook vrijwillig in de zaak tussenkomen.

Art.215.§ 1. De kazernes en de andere onroerende goederen, hierin begrepen de goederen onroerend door bestemming, die eigendom zijn van de gemeente, en die noodzakelijk zijn voor het onderbrengen van het administratief en operationeel personeel (van de brandweer) worden overgedragen aan de zones of ter beschikking gesteld [2 ...]2. <Erratum, zie B.St. 01-10-2007, p. 50750>
  § 2. [1 ...]1.
  [1 § 2. (vroeger § 3) De overdracht van de in § 1 bedoelde onroerende goederen gebeurt bij authentieke akte.]1
  ----------
  (1)<W 2013-12-21/22, art. 120, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2014>
  (2)<W 2015-11-09/19, art. 38, 010; Inwerkingtreding : 10-12-2015>

Art.216. De in artikel 215 bedoelde goederen worden overgedragen in de staat waarin zij zich bevinden, met inbegrip van de aan deze goederen verbonden lasten en verplichtingen.
  De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de inventaris- en schattingsregels van deze goederen.
  Bij deze schatting zal er onder meer rekening worden gehouden met de oppervlakte, de ligging, de ouderdom en de staat van elk onroerend goed. Eveneens zal bij de schatting rekening gehouden worden met de subsidies en bijdragen van de diverse overheden in de waarde van elk onroerend goed.

Art.217. Voor de inbreng van de roerende en onroerende goederen voorzien in de artikelen 210, § 1, en 215, § 1, van deze titel, ontvangen de gemeenten een compensatie in de vorm van de vermindering van de gemeentelijke dotatie in de begroting van de zone.
  Afhankelijk van de behoeften van de zone bepaalt de raad de effectieve vermindering van de respectievelijke gemeentelijke dotaties.
  Afhankelijk van de waarde van de inbreng van de gemeente, wordt de vermindering van de bijdrage van de gemeente gespreid over meerdere jaren. Ter garantie van het goed functioneren van de zone, mag de jaarlijkse vermindering per gemeente maximaal 20 % van de jaarlijkse gemeentelijke dotatie bedragen.

Art.218.Voor de inbreng van de roerende [1 ...]1 goederen bedoeld [1 in artikel 210, § 2]1, [1 ...]1 ontvangen de gemeenten een schadevergoeding, die wordt berekend op basis van de schattingsregels voorzien [1 in artikel 212]1.
  ----------
  (1)<W 2013-12-21/22, art. 121, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2014, maar de inwerkingtreding van het gewijzigd artikel wordt vastgesteld op 01-01-2015 en 01-01-2016 : zie art. 11, 1° en 2° van KB 2014-08-04/15>

Art.219. Elke procedure inzake overheidsopdrachten voor werken, leveringen of diensten ten behoeve van de gemeentelijke brandweerdiensten bij de gemeenten of de federale Staat wordt op datum van de inwerkingtreding van dit artikel geldig voortgezet door de zone.
  Het eerste lid is van toepassing op de uitvoering van de overheidsopdrachten toegewezen voor dezelfde datum.

Art. 219/1. [1 In afwachting van de inwerkingtreding van de zones bedoeld in artikel 220 voert de algemene inspectie, bedoeld in de artikelen 168 tot 174, haar opdrachten uit bij de brandweerdiensten, bedoeld bij artikel 10 van de wet van 31 december 1963 betreffende de civiele bescherming. Voor de toepassing van dit artikel, wordt met de term "de zone", "de gemeente" bedoeld.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2013-12-21/22, art. 122, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2014, maar de inwerkingtreding van het gewijzigd artikel wordt vastgesteld op 01-01-2015 en 01-01-2016 : zie art. 11, 1° en 2° van KB 2014-08-04/15>

Art. 219/2.[1 § 1. [2 De Koning kan, binnen de grenzen van de begrotingswetten en onder de door Hem bepaalde voorwaarden, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, aan de hulpverleningszone Hainaut-Centre een specifieke dotatie toekennen die gelijk is:
   1. aan de loonkost van de brandweerlieden van de hulpverleningszone Hainaut-Centre die vereist zijn voor de uitvoering van de opdrachten van de zone bij de Supreme Headquarters Allied Powers Europe en,
   2. aan de kost van het beheer van de opdrachten van de zone bij de Supreme Headquarters Allied Powers Europe.]2
   De in het eerste lid bedoelde voorwaarden moeten toelaten om te verifiëren dat het gebruik van de dotatie overeenstemt met de in het eerste lid bedoelde doelstelling.
   Deze voorwaarden zijn met name:
   - het opstellen van een plan waarin vastgesteld wordt hoe de specifieke dotatie gebruikt zal worden;
   - het indienen van een verslag dat aangeeft hoe de dotatie gebruikt werd aan het einde van de door de dotatie gedekte periode.
   § 2. De brandweerlieden van de brandweerdienst van de Supreme Headquarters Allied Powers europe kunnen lid worden van het operationeel personeel van de hulpverleningszone Hainaut-Centre, onder de door de Koning bepaalde voorwaarden. Na de overdracht zijn zij onderworpen aan het statuut dat van toepassing is op de leden van het operationeel personeel van de zone.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2015-11-09/19, art. 39, 010; Inwerkingtreding : 10-12-2015>
  (2)<W 2018-07-15/08, art. 30, 017; Inwerkingtreding : 05-10-2018>

Art. 219/3. [1 De Koning kan, binnen de grenzen van de begrotingswetten, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, een specifieke dotatie toekennen aan de hulpverleningszone Hainaut-Centre voor de versterking van de zone bij de uitvoering van haar opdrachten bij de Supreme Headquarters Allied Powers Europe.
   Het bedrag van de specifieke dotatie wordt bepaald door de loonkost in de graad van brandweerman van het aantal brandweerlieden dat aangeworven en vast benoemd is door de hulpverleningszone Hainaut-Centre binnen de voorwaarden bepaald door de Koning in het kader van de mobiliteit van de personeelsleden van de Civiele Bescherming, met een maximum van 7.
   De Koning bepaalt de nadere regels voor de berekening en betaling van de dotatie.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2018-07-15/08, art. 31, 017; Inwerkingtreding : 05-10-2018>


Art. 219/4. [1 De Koning kan, binnen de grenzen van de begrotingswetten, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, een specifieke dotatie toekennen aan de hulpverleningszone 1 van de provincie West-Vlaanderen voor de uitvoering van de opdrachten inzake de bestrijding van vervuiling op de Noordzee.
   Het bedrag van de specifieke dotatie wordt bepaald door de loonkost in de graad van brandweerman van het aantal brandweerlieden dat aangeworven en vast benoemd is door de hulpverleningszone 1 van de provincie West-Vlaanderen binnen de voorwaarden bepaald door de Koning in het kader van de mobiliteit van de personeelsleden van de Civiele Bescherming, met een maximum van 9.
   De Koning bepaalt de nadere regels voor de berekening en betaling van de dotatie.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2018-07-15/08, art. 32, 017; Inwerkingtreding : 05-10-2018>


TITEL XVI. - Slotbepalingen.
HOOFDSTUK I. - Oprichting van de zones.
Art.220.[1 § 1. [2 De brandweerdiensten worden op 1 januari 2015 in de hulpverleningszones geïntegreerd.
   Voor de prezones die de mogelijkheid bedoeld in artikel 68, § 2, derde lid, benutten, vindt de integratie van de brandweerdiensten in de hulpverleningszone plaats op een door de raad van de prezone vastgestelde datum en ten laatste op 1 januari 2016.
   In het geval bedoeld in het tweede lid wordt het bedrag van de bijkomende federale dotaties toegekend naar rata van het aantal maanden dat de brandweerdiensten geïntegreerd werden in de hulpverleningszones.]2
   § 2. In afwijking van § 1, kan de pre-zoneraad, door een bij absolute meerderheid aangenomen beslissing, vragen dat de brandweerdiensten die aanwezig zijn op zijn grondgebied geïntegreerd worden in een hulpverleningszone wanneer de volgende voorwaarden vervuld zijn :
   1° het territoriale ambtsgebied van de zone is vastgesteld, overeenkomstig artikel 14;
   2° de federale dotatie werd bepaald, overeenkomstig artikel 69.
   De Koning stelt de overgang van de prezone naar de hulpverleningszone vast. In dat geval zijn de bepalingen van deze wet betreffende de hulpverleningszones van toepassing op de zone, zodra de officiële verklaring opgesteld is, met uitzondering van artikel 67, tweede lid.
   § 3. In afwijking van § 2, bij gebrek aan een absolute meerderheid maar op de vraag van een of meerdere gemeenten die op de dag van de aanvraag meer dan 50 % van de bevolking ingeschreven in het bevolkingsregister vertegenwoordigen, kan de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de overgang van de prezone naar hulpverleningszone vaststellen.
   § 4. In de gevallen bedoeld in §§ 2 en 3, wordt het gemeentelijk personeel gedetacheerd naar of ter beschikking gesteld van de hulpverleningszone overeenkomstig artikel 206/1.]1
  ----------
  (1)<W 2013-12-21/22, art. 123, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2014>
  (2)<W 2014-04-19/69, art. 24, 009; Inwerkingtreding : 02-08-2014>

Art.221.[1 § 1.]1 Tot de inwerkingtreding van de zone zoals voorzien in artikel 220, worden de brandweerdiensten georganiseerd op basis van de gewestelijke groepen en op basis van de hulpverleningszones, zoals bedoeld in de artikelen 10 en 10bis van de wet van 31 december 1963 betreffende de civiele bescherming.
  In afwachting van de inwerkingtreding van de zones maken de gewestelijke groepen en de hulpverleningszones gebruik van de mogelijkheden voorzien door of krachtens de wet van 31 december 1963 betreffende de civiele bescherming, om de hulpverlening te organiseren op basis van het beginsel van de snelste adequate hulp.
  [1 § 2. De gemeenten sluiten onderling overeenkomsten die :
   1° de financiële modaliteiten en de uitvoering van de snelste adequate hulp regelen;
   2° de modaliteiten voor versterking inzake personeel en materieel regelen.
   § 3. Bij gebrek aan een overeenkomst zoals bedoeld in § 2, kan de gemeente waarvan een post in het kader van het principe van de snelste adequate hulp een interventie heeft uitgevoerd op het grondgebied van een andere gemeente, de kosten van de betreffende interventie op deze andere gemeente verhalen.]1
  ----------
  (1)<W 2013-12-21/22, art. 124, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2014>

Art. 221/1.[1 § 1. Vanaf de inwerkingtreding van deze bepaling en tot de inwerkingtreding van de zones, zoals bedoeld in artikel 220, vormen de gemeenten die tot een zone behoren, in uitvoering van artikel 14, een prezone volgens dezelfde territoriale afbakening. De prezone heeft rechtspersoonlijkheid en wordt beheerd door een prezoneraad, hierna de raad genoemd.
  [2 tweede lid opgeheven.]2
   § 2. De prezone ontvangt de in artikel 67, eerste lid, 2°, bedoelde dotatie op voorwaarde dat aan de volgende verplichtingen is voldaan :
   1° De raad wijst een voorzitter aan in zijn midden. [2 ...]2.
   2° De raad wijst een coördinator aan onder de officieren van de brandweerdiensten van de prezone, die beschikken over een diploma van niveau A of, bij gebrek aan een kandidaat met dit diploma, onder het personeel van de brandweerdiensten van de prezone. Een overeenkomst tussen de prezone en de gemeente waarvan de officier afhangt, regelt de detachering.
   Andere personen kunnen geheel of gedeeltelijk gedetacheerd worden naar de prezone of ter beschikking gesteld worden van de prezone om de coördinator bij te staan in bijzondere opdrachten. Beroepsbrandweerlieden worden gedetacheerd via een overeenkomst tussen de prezone en de gemeente waarvan zij afhangen. De vrijwillige brandweerlieden worden door hun gemeente ter beschikking gesteld van de prezone.
   3° De raad wijst een ontvanger of financieel beheerder van één van de gemeenten van de prezone aan, belast met de uitvoering van de inkomsten en uitgaven van de prezone. Een overeenkomst tussen de prezone en de gemeente waarvan hij afhangt, regelt de detachering.
   4° De raad keurt op voorstel van de coördinator een operationeel organisatieplan van de zone goed, dat gebaseerd is op een risicoanalyse en dat tenminste de middelen inzake personeel en materieel noodzakelijk voor de goede operationele werking van de zone bepaalt.
   Deze middelen zijn met name :
   - de rekrutering van personeel;
   - de invoering van een zonaal preventiebeleid overeenkomstig het nationaal preventieplan inzake brand en intoxicatie in de woningen;
   - de realisatie van een zonaal opleidingsplan voor het personeel;
   - de realisatie van interventieplannen overeenkomstig de geldende reglementering;
   - de aankoop van persoonlijke beschermingsmiddelen om zich te conformeren met de federale minimale normen die bepaald zijn overeenkomstig artikel 119;
   - de realisatie en de vastlegging van de adequate vertrekmiddelen die specifiek zijn voor de zone overeenkomstig de minimale voorwaarden van de snelste adequate hulp en van de adequate middelen vastgelegd door de Koning krachtens artikel 6, [2 § 1, tweede lid]2, en dat voor elk type interventie van de eenvormige lijst van standaardevenementen van de centra van het eenvormig oproepstelsel.
   Als het zonaal plan in de invoering van een zonaal systeem voorziet, moet dit adequaat kunnen voldoen aan de aanbevelingen en alarmeringen van het centrum van het eenvormig oproepstelsel en om de operaties in het kader van interventies te beheren, overeenkomstig de criteria vastgelegd door de minister krachtens artikel 9 van het koninklijk besluit van 17 oktober 2011 betreffende de dispatching van de operationele diensten van de Civiele Veiligheid.
   5° De voorzitter stelt de begroting van de prezone op en de raad keurt deze goed.
   Deze begroting omvat de personeels-, werkings- en investeringskosten, met inbegrip van de uitgaven inzake de rekrutering van bijkomende vrijwillige of beroepsbrandweerlieden ten opzichte van de situatie op het moment van de inwerkingtreding van deze bepaling, die nodig is om zich te conformeren met de menselijke middelen voorzien in het in punt 4° bedoelde zonaal operationeel organisatieplan.
   § 3. De artikelen 24, 25, 28 tot 31, [2 32, eerste, tweede en vierde lid]2, 33 tot 39, 40, eerste en tweede lid, 42, eerste lid, 1° tot 3°, 43 tot 50, [2 52 tot 54]2, 63 tot 66, [2 67, eerste lid, 1°, 2°, 3° en 5° ]2, 69, 83 tot 85, 118, 119, 120 tot 124 en 126 zijn van toepassing op de prezone.
   § 4. Voor de toepassing van de in paragraaf 3 bedoelde bepalingen, moeten de woorden vermeld in kolom 1 van de bijlage, vervangen worden door de woorden die ernaast staan in kolom 2 van de bijlage.
   § 5. De prezone kan georganiseerd worden onder de vorm van een intercommunale indien een van de op het grondgebied ervan aanwezige brandweerdiensten op 10 augustus 2007 georganiseerd was onder de vorm van een intercommunale. De specifieke organen van de intercommunale oefenen in dat geval de bevoegdheden uit van de prezoneraad, van de voorzitter van deze raad, van de coördinator en van de ontvanger of financieel beheerder. Indien de intercommunale niet is samengesteld uit alle gemeenten die deel uitmaken van de prezone, dan wordt de prezoneraad opgericht.
   Wanneer de prezone georganiseerd wordt onder de vorm van een intercommunale, dan zijn enkel de artikelen 25, 64 tot 66, [2 67, eerste lid, 1°, 2°, 3° en 5°]2, 69, 83 tot 85, 118, 119, 120 tot 124 en 126 van toepassing.
   § 6. Indien de prezone het in paragraaf 2, 4°, bedoelde operationeel organisatieplan van de zone niet gedeeltelijk of volledig uitvoert [3 voor 31 december van het jaar waarvoor de dotatie wordt toegekend]3, dan kan de minister of zijn afgevaardigde de federale dotatie aan de prezone geheel of gedeeltelijk verminderen of terugvorderen.
  [3 De termijn bedoeld in het eerste lid moet gelezen worden als 31 december 2013 voor de dotatie toegekend in het jaar 2012.]3
   De prezone mag geen lening aangaan.]1
  [2 § 7. De prezone kan beslissen om beroepsbrandweerlieden, vrijwillige brandweerlieden en personen belast met het uitvoeren van de controle van de toepassing van de maatregelen, voorgeschreven door de wetten en reglementen met betrekking tot de brandpreventie aan te werven.
   Het administratief personeel van de prezone bestaat uit statutaire en contractuele personeelsleden.
   De prezone legt de regels vast die van toepassing zijn op haar personeel. Het gaat om de regels die het statuut van de personeelsleden van de openbare brandweerdiensten bepalen, en die van kracht zijn in een van de gemeenten van de prezone. Een enkele gemeente kan gekozen worden als referentiekader.
   Het personeel van de prezone wordt overgedragen naar de hulpverleningszone waarvan deze prezone deel uitmaakt, onder dezelfde voorwaarden en gelijktijdig met het personeel bedoeld in de artikelen 203 tot 205.]2
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2012-08-03/44, art. 5, 005; Inwerkingtreding : 05-10-2012 (zie KB 2012-09-20/26, art. 12, 1°)>
  (2)<W 2013-12-21/22, art. 125,1° tot 125,5° en 125,8°, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
  (3)<W 2013-12-21/22, art. 125,6°-125,7°, 006; Inwerkingtreding : 05-10-2012>

Art.222. Binnen de drie maanden na het inwerkingtreden van de zone, zoals voorzien in artikel 220, dient de raad te worden samengesteld conform de bepalingen uit afdeling II van Titel III.
  Het mandaat van de raadsleden loopt tot de installatie van een nieuwe raad of tot de beëdiging van hun vervanger, in geval van voortijdige beëindiging van hun mandaat.

Art.223.De zone keurt uiterlijk voor het einde van de [2 twaalfde]2 maand na de installatie van de raad de benodigde [1 personeelsbezetting]1 en materieeluitrusting van de zone, zoals bepaald in de artikelen [1 6, § 1, en 102, tweede lid]1, goed.
  De beslissing van de zone inzake de [1 personeelsbezetting]1 wordt, in uitvoering van artikel 129, aan de gouverneur en aan de minister overgezonden.
  Indien de zone niet voldoet aan de in het eerste lid bepaalde verplichting, kan de minister op kosten van de zone overgaan tot de vaststelling van de in het eerste lid bedoelde personeelsformatie en materieeluitrusting.
  ----------
  (1)<W 2013-12-21/22, art. 127, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2014, maar de inwerkingtreding van het gewijzigd artikel wordt vastgesteld op 01-01-2015 en 01-01-2016 : zie art. 11, 1° en 2° van KB 2014-08-04/15>
  (2)<W 2015-11-09/19, art. 40, 010; Inwerkingtreding : 10-12-2015>

HOOFDSTUK II. - Inwerkingtreding.
Art. 224.Treden in werking tien dagen na de bekendmaking van de wet in het Belgisch Staatsblad :
  1° artikel 1;
  2° artikel 2;
  3° artikelen 14 en 15;
  4° artikelen 68 en 69;
  5° [1 ...]1;
  6° artikel 119, § 1;
  7° artikelen 220 en 221;
  8° artikel 224.
  (De Koning bepaalt de datum van inwerkingtreding van de andere artikelen.) <W 2008-07-24/35, art. 157, 002; Inwerkingtreding : 17-08-2008>

(NOTA : inwerkingtreding van art. 207, eerste lid, vastgesteld op 21-10-2011 door KB 2011-10-12/02, art. 16)
(NOTA : inwerkingtreding van art. 206, vastgesteld op 21-10-2011 door KB 2011-10-12/03, art. 22, 1°)
(NOTA : inwerkingtreding van art. 206/1, vastgesteld op 21-10-2011 door KB 2011-10-12/04, art. 33, 1°)
(NOTA : inwerkingtreding van art. 21, vastgesteld op 01-12-2011 door KB 2011-10-17/03, art. 20, 1°)
(NOTA : inwerkingtreding van art. 24, 25, 28 tot 31, 32, eerste en derde lid, 33 tot 39, 40, eerste en tweede lid, 42, eerste lid, 1° tot 3°, 43 tot 50, 53 tot 54, 63 tot 66, 67, eerste lid, 2°, 3° en 5°, 69, 83 tot 85, 118, 119, 120 tot 124 en 126 van de wet voor zover deze bepalingen van toepassing verklaard zijn op de prezone vastgesteld op 05-10-2012 door KB 2012-09-20/26, art. 12, 2°)
(NOTA : Inwerkingtreding van art. 6, L2, vastgesteld op 07-12-2012 door KB 2012-11-10/13, art. 14, 1°)
(NOTA : Inwerkingtreding van art. 119, § 2, vastgesteld op 01-01-2014 door KB 2013-08-30/33, art. 9, § 1, 1°)
(NOTA : Inwerkingtreding van art. 11, 67, eerste lid, 4°, 178 en 179, vastgesteld op 07-11-2013 door KB 2013-10-14/07, art. 8)  (NOTA : Inwerkingtreding van art. 113 vastgesteld op 22-05-2014 door KB 2014-03-26/30, art. 18, 1°)  (NOTA : Inwerkingtreding van art. 70 vastgesteld op 01-01-2014 door KB 2014-04-19/64, art. 9)  (NOTA : Inwerkingtreding van art. 12 en 13 vastgesteld op 01-01-2015 door KB 2014-06-10/12, art. 13 )  (NOTA : Inwerkingtreding van art. 73 tot 82 vastgesteld op 01-01-2015 door KB 2014-06-29/29, art. 6, 1°)  (NOTA : Inwerkingtreding van art. 159 tot 166 vastgesteld op 14-09-2014 door KB 2014-03-28/55, art. 12, 1°)  (NOTA : Inwerkingtreding van art. 23 vastgesteld op 01-01-2015 door KB 2014-04-24/AO, art. 5, 1°)  (NOTA : Inwerkingtreding van art. 207 vastgesteld op 01-01-2015 door KB 2014-04-19/83, art. 55, 1°)  (NOTA : Inwerkingtreding van art. 17, 106, 106/1 en 208 vastgesteld op 01-01-2015 door KB 2014-04-19/84, art. 336, 1°)  (NOTA : Inwerkingtreding van art. 22/1 vastgesteld op 01-01-2015 door KB 2014-04-25/M2, art. 10, 1°)  (NOTA : Inwerkingtreding van art. 3, 4, 6, § 1, eerste lid, en §§ 2 en 3, 7 tot 10, 16, 18 tot 20, 21/1 tot 22, 24 tot 31, 33 tot 50, 52 tot 67, eerste lid, 1° tot 3° en 5°, en het tweede en derde lid, 72, 100 tot 105, 107 tot 108, 117 tot 118, 120 tot 155, 167, 175 tot 176, 177/1, 180 tot 200, 202 tot 205, 209, 218 tot 219/1, 222 tot 223 vastgesteld op 01-01-2015 door KB 2014-08-04/15, art. 11, §1, 1°; zie ook de overgangsbepalingen (ED ten laatste op 01-01-2016) in art. 11, § 1, 2°, L2 en L3)  (NOTA : Inwerkingtreding van art. 71 vastgesteld op 30-10-2014 door KB 2014-08-04/15, art. 11, §2)  (NOTA : Inwerkingtreding van art. 51, L1, L2 en L3 vastgesteld op 01-01-2015 door KB 2013-07-10/11, art. 2, L1, 1°, gewijzigd bij KB 2014-08-04/15, art. 5; zie ook de overgangsbepalingen (ED ten laatste op 01-01-2016) in art. 2, L2 en L3)  (NOTA : Inwerkingtreding van art. 5 vastgesteld op 01-01-2015 door KB 2013-10-14/08, art. 8, gewijzigd bij KB 2014-08-04/15, art. 6; zie ook de overgangsbepalingen (ED ten laatste op 01-01-2016) in art. 8, L2 en L3)  (NOTA : Inwerkingtreding van art. 14/1 vastgesteld op 01-01-2015 door KB 2014-02-26/09, art. 6, gewijzigd bij KB 2014-08-04/15, art. 7; zie ook de overgangsbepalingen (ED ten laatste op 01-01-2016) in art. 6, L2 en L3)  (NOTA : Inwerkingtreding van art. 32 vastgesteld op 01-01-2015 door KB 2014-02-28/20, art. 2, gewijzigd bij KB 2014-08-04/15, art. 8; zie ook de overgangsbepalingen (ED ten laatste op 01-01-2016) in art. 2, L2 en L3)  (NOTA : Inwerkingtreding van art. 159 tot 166 vastgesteld op 01-01-2015 door KB 2014-03-28/55, art. 12, gewijzigd bij KB 2014-08-04/15, art. 10; zie ook de overgangsbepalingen (ED ten laatste op 01-01-2016) in art. 12, L2 en L3)  (NOTA : Inwerkingtreding van art. 109 tot 112 en van art. 114 tot 116 vastgesteld op 01-01-2015 door KB 2014-03-26/30, art. 18, 1°, gewijzigd bij KB 2014-08-04/15, art. 9, 1°; zie ook de overgangsbepalingen (ED ten laatste op 01-01-2016) in art. 18, L2 en L3, aangevuld bij KB 2014-08-04/15, art. 9, 2°)  (NOTA : Inwerkingtreding van art. 792 vastgesteld op 01-01-2015 door KB 2014-06-10/19, art. 7 ; zie ook de overgangsbepalingen (ED ten laatste op 01-01-2016) in art. 7, 1°, L2)  (NOTA : Inwerkingtreding van art. 210 tot 217 vastgesteld op 01-12-2014 door KB 2014-08-23/20, art. 14, 1°)  (NOTA : Inwerkingtreding van art. 83 tot 99 vastgesteld op 01-01-2015 door KB 2014-04-19/89, art. 84, eerste lid, 1° ; zie ook de overgangsbepalingen (ED ten laatste op 01-01-2016) in art. 84, tweede lid)  (NOTA : Inwerkingtreding van art. 177 vastgesteld op 01-01-2015 door KB 2014-12-19/A0, art. 11)  (NOTA : Inwerkingtreding van artikel 157 vastgesteld op 01-01-2019 door KB 2017-10-08/01, art. 2)  (NOTA : Inwerkingtreding van artikel 156 vastgesteld op 19-07-2018 door KB 2018-06-29/06, art. 99)
  ----------
  (1)<W 2013-12-21/22, art. 128, 006; Inwerkingtreding : 10-01-2014>