Details





Titel:

28 SEPTEMBER 2023. - Koninklijk besluit betreffende het federaal strategisch comité voor de hulpverleningszones en betreffende het nationaal orgaan voor de hulpverleningszones



Inhoudstafel:

TITEL I. - Algemene bepalingen
Art. 1
TITEL I. - Federaal strategisch comité voor de hulpverleningszones.
HOOFDSTUK I. - Samenstelling van het federaal strategisch comité voor de hulpverleningszones.
Art. 2
HOOFDSTUK II. - Werking van het federaal strategisch comité voor de hulpverleningszones.
Art. 3-6
TITEL III. - Nationaal orgaan voor de hulpverleningszones
HOOFDSTUK I. - Opdrachten van het nationaal orgaan voor de hulpverleningszones
Art. 7-8
HOOFDSTUK II. - Structuur van het nationaal orgaan voor de hulpverleningszones.
Afdeling I. - Algemene bepalingen.
Art. 9
Afdeling II. - Beheerscomité.
Art. 10-14
Afdeling III. - Technische en operationele groep
Art. 15-16
Afdeling IV:. - Nationaal vrijwilligersbureau
Art. 17-18
Afdeling V. - Detachering of terbeschikkingstelling
Art. 19-25
TITEL IV. - Overgangsbepalingen.
Art. 26
TITEL V. - Wijzigings- en opheffingsbepalingen.
Art. 27-34
TITEL VI. - Slotbepalingen.
Art. 35-36



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2007000302  2008000755  2014000407  2014000409  2015000715  2017030889  2018040278  2019041675  2023044648 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

TITEL I. - Algemene bepalingen
Artikel 1. In dit besluit verstaat men onder:
  1° de wet van 15 mei 2007: de wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid;
  2° het koninklijk besluit 22 mei 2019: het koninklijk besluit van 22 mei 2019 betreffende de noodplanning en het beheer van noodsituaties op het gemeentelijk en provinciaal niveau en betreffende de rol van de burgemeesters en de provinciegouverneurs in geval van crisisgebeurtenissen en -situaties die een coördinatie of een beheer op nationaal niveau vereisen;
  3° de opleidingscentra: de opleidingscentra voor de civiele veiligheid zoals vermeld in artikel 175/1 van de wet van 15 mei 2007;
  4° de Hoge Raad voor opleiding: de Hoge Raad voor opleiding zoals vermeld in artikel 175/5 van de wet van 15 mei 2007;
  5° minister: de minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken;
  6° FOD Binnenlandse Zaken: de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken.
  7° NWB: Netwerk Brandweer opgericht binnen de vzw Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten.
  8° REZONWAL: de vzw "Réseau des zones de secours situées en Région wallonne".
  9° DBDMH: Dienst voor Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

TITEL I. - Federaal strategisch comité voor de hulpverleningszones.
HOOFDSTUK I. - Samenstelling van het federaal strategisch comité voor de hulpverleningszones.
Art.2. Het federaal strategisch comité voor de hulpverleningszones, hierna het strategisch comité genoemd, opgericht bij artikel 174/1 van de wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid, is samengesteld uit:
  - de directeur van het beheerscomité van het nationaal orgaan voor de hulpverleningszones of zijn afgevaardigde;
  - de adjunct-directeur van het beheerscomité van het nationaal orgaan voor de hulpverleningszones of zijn afgevaardigde;
  - een vertegenwoordiger van het NWB, REZONWAL of de DBDMH, indien deze niet reeds wordt vertegenwoordigd door de directeur of de adjunct-directeur van het beheerscomité van het nationaal orgaan representatief voor de hulpverleningszones; ;
  - de directeur-generaal van de Algemene Directie Civiele Veiligheid of zijn afgevaardigde;
  - de directeur van de Directie brandweer van de Algemene Directie Civiele Veiligheid of zijn afgevaardigde;
  - een door de directeur-generaal aangewezen vertegenwoordiger van de Algemene Directie van de Civiele Veiligheid.
  Er kunnen experten worden uitgenodigd die belast zijn met een materie die op de agenda staat, maar zonder stemrecht.
  Een vertegenwoordiger van de minister van Binnenlandse Zaken mag de vergaderingen bijwonen, maar zonder stemrecht.

HOOFDSTUK II. - Werking van het federaal strategisch comité voor de hulpverleningszones.
Art.3. Het strategisch comité wordt, overeenkomstig het huishoudelijk reglement, afwisselend voorgezeten door de directeur-generaal van de Algemene Directie Civiele Veiligheid of zijn afgevaardigde en door de directeur van het beheerscomité van het nationaal orgaan voor de hulpverleningszones of zijn afgevaardigde.

Art.4. § 1. De voorzitter roept het strategisch comité minstens een keer per kwartaal bijeen. Ten minste vijf werkdagen vóór de datum van de vergadering stuurt hij de agenda en alle relevante documenten naar de leden.
  § 2. De beslissingen van het strategisch comité worden bij consensus genomen.
  Indien geen consensus wordt bereikt, worden de verschillende standpunten in het verslag opgenomen.

Art.5. Het strategisch comité stelt zijn huishoudelijk reglement vast.

Art.6. De Algemene directie Civiele Veiligheid is belast met het secretariaat van het strategisch comité.

TITEL III. - Nationaal orgaan voor de hulpverleningszones
HOOFDSTUK I. - Opdrachten van het nationaal orgaan voor de hulpverleningszones
Art.7. Het nationaal orgaan voor de hulpverleningszones, hierna het nationaal orgaan genoemd, opgericht bij artikel 175 van de wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid, heeft de volgende opdrachten:
  1°. het opmaken van technische richtlijnen en operationele procedures die door de hulpverleningszones moeten worden toegepast;
  2°. het deelnemen aan de uitwerking van de inhoud van het opleidingsprogramma van het personeel van de hulpverleningszones, en aan het overleg met de opleidingscentra;
  3°. het deelnemen aan de operationele evaluatie van de relevantie van de verworven kennis of vaardigheden na afloop van de opleidingen in vergelijking met de geïnventariseerde behoeften, ten behoeve van de Hoge Raad voor opleiding;
  4°. het analyseren van de gelijkstellingen inzake opleiding ten behoeve van de Hoge Raad voor opleiding;
  5°. het bijdragen aan de vaststelling van de statistische gegevens van de hulpverleningszones die moeten worden verzameld, alsook aan de verzameling, de centralisatie, de terbeschikkingstelling en de analyse van die gegevens;
  6°. het onderzoeken en evalueren van incidenten of ongevallen met als doel er lessen uit te trekken, om onder meer aanbevelingen te doen aan de minister ;
  7°. het opzetten van begeleiding voor de hulpverleningszones die tot doel heeft goede praktijken uit te wisselen tussen de hulpverleningszones met het oog op een betere werking van de zones;
  8°. het ontwikkelen van de expertise en knowhow in het kader van de opdrachten van de hulpverleningszones, alsook de afstemming ervan op alle actoren van de civiele veiligheid en de terbeschikkingstelling ervan;
  9°. het ontwikkelen van een expertisenetwerk dat betrekking heeft op alle materies betreffende de werking van de hulpverleningszones;
  10°. het meewerken aan studies die de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken opstart, op basis van de verzamelde of ter beschikking gestelde informatie, om de kwaliteit van de hulpverleningszones te verbeteren;
  11°. het meewerken aan de onderzoeken en studies betreffende de hulpverleningszones uitgevoerd door andere openbare instellingen;
  12°. het formuleren van strategisch en operationeel advies voor de minister, op diens verzoek of op eigen initiatief, en deelnemen aan de werkzaamheden van het strategisch comité;
  13°. het vertegenwoordigen van Discipline 1 zoals vermeld in het koninklijk besluit van 22 mei 2019, binnen het Nationaal Crisiscentrum in geval van de afkondiging van een federale noodfase overeenkomstig het koninklijk besluit van 22 mei 2019;
  14°. het verzamelen van de behoeften aan materieel van de hulpverleningszones en het deelnemen aan de uitwerking van het technisch luik van de bestekken opgesteld door de Algemene Directie van de Civiele Veiligheid.
  Het nationaal orgaan voert zijn opdrachten uit binnen de grenzen van de acties die zijn vastgelegd overeenkomstig artikel 175, § 2 van de wet.

Art.8. De uitvoering van de opdrachten van het nationaal orgaan doet geen afbreuk aan de bevoegdheden van de verschillende betrokken diensten en departementen van de FOD Binnenlandse Zaken, noch aan de bevoegdheden van de FOD Volksgezondheid, noch aan die van de hulpverleningszones.

HOOFDSTUK II. - Structuur van het nationaal orgaan voor de hulpverleningszones.
Afdeling I. - Algemene bepalingen.
Art.9. Het nationaal orgaan voor de hulpverleningszones is samengesteld als volgt:
  1°. een beheerscomité;
  2°. een technische en operationele groep;
  3°. een nationaal vrijwilligersbureau

Afdeling II. - Beheerscomité.
Art.10. Het beheerscomité is als volgt samengesteld:
  1. twee leden die de hulpverleningszones van het Vlaams Gewest vertegenwoordigen, voorgedragen door NWB;
  2. twee leden die de hulpverleningszones van het Waals Gewest vertegenwoordigen, voorgedragen door REZONWAL;
  3. een lid dat DBDMH vertegenwoordigt, voorgedragen door de bevoegde autoriteit.
  Na het akkoord te hebben gekregen van de zoneraad van de betrokken hulpverleningszones, dragen NWB en REZONWAL de kandidaten voor aan de minister.
  De minister wijst de vertegenwoordigers aan die het comité vormen.
  Elke aldus aangewezen vertegenwoordiger wordt geacht binnen de grenzen van het mandaat te handelen dat hem is verleend door, naargelang het geval, NWB, REZONWAL of de DBDMH, en die entiteiten naar behoren te vertegenwoordigen in het kader van de hem toevertrouwde opdrachten.

Art.11. De leden van het beheerscomité zijn statutaire personeelsleden gedetacheerd uit een hulpverleningszone of de DBDMH of contractuele personeelsleden van een hulpverleningszone of de DBDMH die ter beschikking gesteld worden binnen de grenzen van de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers.
  Voor elk gedetacheerd of ter beschikking gesteld personeelslid wordt een detacherings- of terbeschikkingstellingsovereenkomst gesloten tussen de FOD Binnenlandse Zaken en de hulpverleningszone of de DBDMH. De detacheringsovereenkomst wordt door het betrokken personeelslid ondertekend voor kennisname en de terbeschikkingstellingsovereenkomst wordt door het betrokken personeelslid ondertekend voor akkoord.

Art.12. Het beheerscomité is met name belast met de volgende opdrachten:
  1° het doen van voorstellen op verzoek van de minister met betrekking tot de algemene beleidsnota;
  2° het opmaken van het ontwerp van behoeftenplan;
  3° het op eigen initiatief of op verzoek van de minister verstrekken van adviezen met betrekking tot de werking van het nationaal orgaan;
  4° het geven van de nodige impulsen aan de ontwikkeling van de uitgevoerde activiteiten en projecten en er de opvolging en de evaluatie van verzekeren, rekening houdend met de door het strategisch comité vastgelegde acties en prioriteiten;
  5° het verantwoorden van het gebruik van de toegekende middelen, met name via de indiening van een jaarlijks activiteitenverslag;
  6° het in artikel 17 bedoelde nationaal vrijwilligersbureau minstens één keer per jaar laten bijeenkomen.

Art.13. § 1. Het beheerscomité komt ten minste een keer per kwartaal samen en zoveel keer als vereist is voor de opdrachten bedoeld in artikel 12.
  § 2. Het beheerscomité duidt in zijn midden een directeur en een adjunct-directeur aan. De directeur en de adjunct-directeur behoren elk tot een verschillende taalrol.
  § 3. Het beheerscomité kan slechts geldig beraadslagen als de meerderheid van zijn leden aanwezig is.
  § 4. De beslissingen worden genomen bij meerderheid van stemmen.
  § 5. Wanneer een punt op de agenda betrekking heeft op het vrijwillig operationeel personeel, nemen twee vertegenwoordigers van het in artikel 17 bedoelde nationaal vrijwilligersbureau, elk behorend tot een verschillende taalrol, zonder stemrecht deel aan de vergaderingen van het beheerscomité.
  § 6. Het beheerscomité stelt zijn huishoudelijk reglement vast.

Art.14. De directeur van het beheerscomité staat in voor:
  1° het dagelijks beheer van het nationaal orgaan;
  2° de uitwerking van het behoeftenplan;
  3° het voorzitterschap van de vergaderingen van het beheerscomité;
  4° elke andere door het beheerscomité toevertrouwde opdracht.

Afdeling III. - Technische en operationele groep
Art.15. De technische en operationele groep is samengesteld uit experten, statutaire of contractuele personeelsleden van de hulpverleningszones of van de DBDMH die zijn aangewezen door het beheerscomité op basis van hun competenties, ervaring en expertise in de actiedomeinen van het nationaal orgaan en op voordracht van NWB, REZONWAL en de DBDMH.

Art.16. De experten bedoeld in artikel 15 worden bij het nationaal orgaan gedetacheerd of ter beschikking gesteld binnen de grenzen van de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers, voor de duur van de opdracht die hen is toegewezen.
  Voor elk gedetacheerd of ter beschikking gesteld personeelslid wordt een detacherings- of terbeschikkingstellingsovereenkomst gesloten tussen de FOD Binnenlandse Zaken en de hulpverleningszone of de DBDMH. Die detacheringsovereenkomst wordt door het betrokken personeelslid ondertekend voor kennisname en de terbeschikkingstellingsovereenkomst wordt door het betrokken personeelslid ondertekend voor akkoord.

Afdeling IV:. - Nationaal vrijwilligersbureau
Art.17. Het nationaal vrijwilligersbureau wordt samengesteld uit een vertegenwoordiger aangewezen in elk zonaal vrijwilligersbureau.
  Elke aangewezen vertegenwoordiger wordt geacht te handelen binnen de grenzen van het mandaat dat hem wordt toegewezen door het vrijwilligersbureau van de hulpverleningszone waarvan hij afkomstig is.
  Na het akkoord van de zoneraad van de betrokken hulpverleningszone te hebben verkregen, wordt elke vertegenwoordiger binnen het nationaal orgaan gedetacheerd voor de duur van de hem toegewezen opdracht.
  Voor elk gedetacheerd personeelslid wordt een detacheringsovereenkomst gesloten tussen de FOD Binnenlandse Zaken en de hulpverleningszone. Deze overeenkomst wordt bovendien ter kennisname ondertekend door het gedetacheerde personeelslid.

Art.18. Het nationaal vrijwilligersbureau komt minstens één keer per jaar bijeen, op initiatief van het beheerscomité.
  Het nationaal vrijwilligersbureau stelt een huishoudelijk reglement op, waarin met name de modaliteiten voor de aanwijzing van de vertegenwoordigers die in het beheerscomité zetelen, vastgelegd worden.

Afdeling V. - Detachering of terbeschikkingstelling
Art.19. Onverminderd de toepassing van de specifieke bepalingen van dit besluit, blijft het gedetacheerde of ter beschikking gestelde personeelslid onderworpen aan de administratieve en geldelijke bepalingen die op hem van toepassing zijn in de hulpverleningszone of de DBDMH waarvan hij afkomstig is.

Art.20. De detacherings- of terbeschikkingstellingsovereenkomst bedoeld in de artikelen 11 en 16 voldoet aan de volgende voorwaarden:
  1° ze bevat een beschrijving van de opdrachten van het gedetacheerde of ter beschikking gestelde personeelslid, evenals het percentage van de arbeidstijd waarvoor het personeelslid gedetacheerd of ter beschikking gesteld is;
  2° ze bepaalt het begin en de duur van de detachering of terbeschikkingstelling;
  3° in geval van afvaardiging van de minister, wijst ze de instantie van de FOD Binnenlandse Zaken aan die bevoegd is om het gedetacheerde of ter beschikking gestelde personeelslid te evalueren, in toepassing van artikel 22;
  4° ze bepaalt de nadere regels van de evaluatie voorzien in artikel 22;
  5° ze bevat een kopie van dit besluit als bijlage;
  6° ze vermeldt de normale arbeidsplaats;
  7° ze bepaalt dat het gedetacheerde of ter beschikking gestelde personeelslid zich aan het arbeidsreglement van de FOD Binnenlandse Zaken houdt en de uurroosters en de arbeidsorganisatie van de FOD Binnenlandse Zaken respecteert.
  De detacheringsovereenkomst bedoeld in artikel 17 voldoet aan de voorwaarden van de punten 1, 2 en 5 van de eerste lid.

Art.21. Tijdens de periode van detachering of terbeschikkingstelling oefent het gedetacheerde of ter beschikking gestelde personeelslid zijn functie uit overeenkomstig de dienstorders van de minister.
  Het personeelslid dat gedetacheerd of ter beschikking gesteld is bij de technische en operationele groep van het nationaal orgaan wordt onder het gezag van de directeur of de adjunct-directeur van het nationaal orgaan geplaatst.

Art.22. De uitvoering van de opdrachten van het gedetacheerde of ter beschikking gestelde personeelslid is voor de duur van de detachering of terbeschikkingstelling bedoeld in de artikelen 11 en 16 onderworpen aan de permanente evaluatie van de minister of zijn afgevaardigde. Ten minste eenmaal per jaar wordt een evaluatieverslag overhandigd. Het evaluatieverslag kan aanleiding geven tot een vermelding "voldoende" of "onvoldoende".

Art.23. De minister of zijn afgevaardigde kan in voorkomend geval een verslag naar de hulpverleningszone of de DBDMH sturen betreffende tijdens de detachering of terbeschikkingstelling gepleegde feiten die eventueel aanleiding zouden kunnen geven tot een tuchtprocedure.

Art.24. De hulpverleningszone of de DBDMH blijft tijdens de periode van detachering of terbeschikkingstelling de wedde van het gedetacheerde of ter beschikking gestelde personeelslid voor zijn/haar rekening nemen.
  De hulpverleningszone of de DBDMH vordert maandelijks bij de FOD Binnenlandse Zaken de loonkosten van het gedetacheerde of ter beschikking gestelde personeelslid in naar rato van de in het kader van de detachering of terbeschikkingstelling verrichte prestaties.
  De terugbetalingsaanvraag wordt ingediend bij de in de detacherings- of terbeschikkingstellingsovereenkomst aangewezen dienst van de FOD Binnenlandse Zaken op basis van een schuldvordering, vergezeld van een gedetailleerde staat van de betalingen die zijn uitgevoerd voor elk gedetacheerd of ter beschikking gesteld personeelslid.

Art.25. De detachering of terbeschikkingstelling eindigt:
  1° bij het aflopen van de periode van detachering of terbeschikkingstelling vastgelegd in de overeenkomst;
  2° op verzoek van de betrokkene, met een opzegtermijn van drie maanden die begint op de dag van de ontvangst van het verzoek;
  3° op de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin een beoordelingsrapport als "onvoldoende" is aangemerkt ;
  4° op verzoek van de zoneoverheid vanwege dwingende dienstnoodwendigheden binnen de hulpverleningszone waarvan het personeelslid afkomstig is, vanaf een datum die in onderling overleg met de minister werd bepaald;
  5° op verzoek van het NWB, Rezonwal, de DBDMH of het vrijwilligersbureau, ieder voor wat zijn vertegenwoordigers betreft, in geval van verlies van verleend mandaat, vanaf een datum die in onderling overleg met de minister werd bepaald;
  6° op de laatste werkdag van de maand waarin het gedetacheerde of ter beschikking gestelde personeelslid de hoedanigheid van personeelslid van de hulpverleningszone verliest.

TITEL IV. - Overgangsbepalingen.
Art.26. In afwijking van artikel 15 kan de technische en operationele groep gedurende de eerste vijf jaar ook bestaan uit statutaire personeelsleden gedetacheerd vanuit een gemeente of een gewest of contractuele personeelsleden van een gemeente of gewest die ter beschikking gesteld worden binnen de grenzen van de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers .
  Zoals de personeelsleden van de hulpverleningszones moeten zij aangewezen zijn door het beheerscomité op basis van hun competenties, ervaring en expertise in de actiedomeinen van het nationaal orgaan en op voordracht van NWB, REZONWAL en de DBDMH.
  De artikelen 19 tot en met 25 zijn van toepassing op hun detachering of terbeschikkingstelling, met dien verstande dat de termen " de hulpverleningszone of de DBDMH " moeten begrepen worden als een verwijzing naar "de gemeente of het gewest".

TITEL V. - Wijzigings- en opheffingsbepalingen.
Art.27. In artikel 3, § 1, van het koninklijk besluit van 25 juli 2008 tot vaststelling van de nadere regels voor de samenstelling en de werking van de ASTRID-veiligheidscommissie en tot precisering van de opdrachten daarvan, wordt 8° opgeheven.

Art.28. In artikel 154, 1°, van het koninklijk besluit van 19 april 2014 tot bepaling van het administratief statuut van het operationeel personeel van de hulpverleningszones, worden de woorden " van het Federaal Kenniscentrum voor de Civiele Veiligheid, vermeld in artikel 175 van de wet van 15 mei 2007" opgeheven.

Art.29. In artikel 1 van het koninklijk besluit van 19 april 2014 houdende bezoldigingsregeling van het operationeel personeel van de hulpverleningszones, wordt 12° opgeheven.

Art.30. In het koninklijk besluit van 18 november 2015 betreffende de opleiding van de leden van de openbare hulpdiensten en tot wijziging van diverse koninklijke besluiten, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in artikel 1 wordt 8° opgeheven en worden bij 16° en 17° de woorden "na advies van het Kenniscentrum" opgeheven;
  2° in artikel 4, worden de woorden " de opdrachten van het Kenniscentrum inzake de organisatie van de opleidingen," opgeheven ;
  3° in de artikelen 7, vijfde lid, 14, § 2, tweede lid, 15, 16 worden de woorden "van het Kenniscentrum" vervangen door de woorden "van de Algemene Directie Civiele Veiligheid";
  4° in de artikelen 7, eerste lid, 18, § 2, tweede lid, worden de woorden "het Kenniscentrum" vervangen door de woorden "de Algemene Directie Civiele Veiligheid";
  5° in de artikelen 14, § 2, derde lid, 18, § 2, eerste lid, 19, 20, 45 worden de woorden "aan het Kenniscentrum" vervangen door de woorden "aan de Algemene Directie Civiele Veiligheid".

Art.31. In het koninklijk besluit van 7 juli 2017 tot vaststelling van de werking en de procedures van de raden voor opleiding en de hoge raad voor opleiding van de leden van de openbare hulpdiensten, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in artikel 1 wordt 3° opgeheven;
  2° in artikel 5 worden de woorden "het Kenniscentrum" vervangen door de woorden "de Algemene Directie Civiele Veiligheid".

Art.32. In artikel 38 van het koninklijk besluit van 29 juni 2018 tot bepaling van het administratief statuut van het operationeel personeel van de Civiele Bescherming, wordt paragraaf 2 opgeheven.

Art.33. In het koninklijk besluit van 12 juli 2019 betreffende de opleiding van de leden van de Civiele Bescherming en tot wijziging van diverse koninklijke besluiten, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in artikel 1 wordt 6° opgeheven;
  2° in de artikelen 1, 12° en 13°, 6, § 2, 7 en 8, worden de woorden "van het Kenniscentrum" vervangen door de woorden "van de Algemene Directie Civiele Veiligheid";
  3° in de artikelen 6, § 2, 10, § 2, tweede zin en 12, § 2, worden de woorden "aan het Kenniscentrum" vervangen door de woorden "aan de Algemene Directie Civiele Veiligheid";
  4° in artikel 10, § 2, derde zin, worden de woorden "Het Kenniscentrum" vervangen door de woorden "De Algemene Directie Civiele Veiligheid";
  5° in de artikelen 11, 12, § 1 en 33, § 1, worden de woorden ''aan het Kenniscentrum" opgeheven.

Art.34. Het koninklijk besluit van 28 maart 2007 betreffende een Federaal Kenniscentrum voor de Civiele Veiligheid wordt opgeheven.

TITEL VI. - Slotbepalingen.
Art.35. Dit besluit evenals de artikelen 8 tot 11, 13 en 14 van de wet van 16 juli 2023 tot wijziging van de wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid treden in werking op de eerste dag van de maand die volgt op het verstrijken van een termijn van tien dagen die ingaat de dag na de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.

Art. 36. De minister is belast met de uitvoering van dit besluit.