4 APRIL 2014. - Koninklijk besluit inzake vaststelling, berekening en betaling van de federale basisdotatie voor de hulpverleningszones (NOTA : bekrachtigd met uitwerking op de datum van zijn inwerkingtreding bij W2014-12-19/07, art. 209, 1°)(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 25-06-2014 en tekstbijwerking tot 10-04-2017)
HOOFDSTUK 1. - Definities
Art. 1
HOOFDSTUK 2. - Maximale basisdotatie
Art. 2-4
HOOFDSTUK 3. - Uitbetalingsmodaliteiten
Art. 5
HOOFDSTUK 4. - Overgangs- en inwerkingtredingsbepalingen
Art. 6-8
BIJLAGE.
Art. N
HOOFDSTUK 1. - Definities
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit moet verstaan worden onder :
1° zone : de hulpverleningszone zoals bedoeld in artikel 14 van de wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid;
2° wet van 15 mei 2007 : de wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid;
3° residentiële bevolking : de natuurlijke personen die zijn ingeschreven in het bevolkingsregister van een gemeente;
4° actieve bevolking : de natuurlijke personen die een beroepsactiviteit uitoefent op het grondgebied van een gemeente;
5° kadastraal inkomen : het gemiddeld normaal netto-inkomen van één jaar zoals vermeld in artikel 471 van het wetboek van de inkomstenbelasting van 10 april 1992;
6° belastbaar inkomen : het belastbaar inkomen zoals bedoeld in artikel 6 van het wetboek van de inkomstenbelasting van 10 april 1992;
7° risico : het gewogen gemiddelde van de recurrente en punctuele risico's, waarbij :
a) het recurrente risico is het vaak voorkomend risico dat beperkte schade tot gevolg heeft, onderverdeeld in 5 categorieën :
1) woningbrand;
2) buitenbrand;
3) ambulance-interventies;
4) dringende interventies;
5) niet-dringende interventies;
b) het punctueel risico is het lokaliseerbaar en weinig voorkomend risico dat aanzienlijke schade tot gevolg heeft, onderverdeeld in 9 categorieën :
1) kinderdagverblijven en scholen;
2) vestigingen voor gezondheidszorg : ziekenhuizen, opvangcentra voor jongeren, rusthuizen, instellingen voor gezondheidszorg;
3) industrieën : industriële bedrijven met meer dan 50 werknemers;
4) Seveso 1-sites zoals bedoeld in het samenwerkingsakkoord van 21 juni 1999 tussen de Federale Staat, het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn;
5) Seveso 2-sites en kerncentrales : zoals bedoeld in het samenwerkingsakkoord van 21 juni 1999 tussen de Federale Staat, het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn;
6) andere risico's : plaatsen waar veel mensen bijeenkomen, inzonderheid stadions, theaters, bioscopen, stations, luchthavens;
7) tunnels : spoorwegtunnels en verkeerstunnels met een lengte van meer dan 200 m;
8) leidingen : ondergrondse leidingen voor koolwaterstof;
9) hoge gebouwen : woongebouwen die minstens 12 verdiepingen hoog zijn;
8° raad : de raad van de zone als bedoeld in artikel 24 van de wet;
[1 9° de Minister : de Minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken.]1
----------
(1)<KB 2017-03-20/05, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 20-04-2017>
HOOFDSTUK 2. - Maximale basisdotatie
Art.2. § 1. Binnen de grenzen van de beschikbare kredieten, wordt aan de zone een basisdotatie toegekend.
§ 2. Het bedrag van de maximale jaarlijkse basisdotatie voor elke zone wordt berekend aan de hand van de volgende formule :
D = (g1. P1) + (g2. P2) + (g3.P3) + (g4.P4)/ +(g5.P5) + (g6.P6)
Waarbij :
D = het aandeel van de zone in de federale enveloppe
P1 = de verhouding tussen de residentiële bevolking van de zone en de residentiële bevolking van alle zones;
P2 = de verhouding tussen de actieve bevolking van de zone en de actieve bevolking van alle zones;
P3 = de verhouding tussen het kadastraal inkomen van de zone en het kadastraal inkomen van alle zones;
P4 = de verhouding tussen het belastbaar inkomen van de zone en het belastbaar inkomen van alle zones;
P5 = de verhouding tussen de aanwezige risico's op het grondgebied van de zone en de aanwezige risico's op het grondgebied van alle zones;
P6 = de verhouding tussen de oppervlakte van de zone en de oppervlakte van alle zones.
Art.3. In de formule bedoeld in artikel 2 wordt het volgende gewicht toegekend aan de criteria :
1° Residentiële bevolking (g1) 70 %
2° Actieve bevolking (g2) 15 %
3° Kadastraal Inkomen (g3) -5 %
4° Belastbaar Inkomen (g4) -5 %
5° Risico's (g5) 10 %
6° Oppervlakte (g6) 15 %
Art.4.[1 § 1. Het bedrag van de maximale basisdotatie voor elke zone, uitgedrukt in een percentage van de beschikbare federale middelen in toepassing van de bepalingen van de artikelen 2 en 3, wordt door de Minister in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.
§ 2. De berekening van het bedrag bedoeld in § 1 houdt rekening met de wijzigingen die doorgevoerd werden in de afbakening van de hulpverleningszones zoals vastgelegd door het koninklijk besluit van 2 februari 2009 tot vaststelling van de territoriale afbakening van de hulpverleningszones voor 31 december 2016, vanaf de dotatie voor het jaar 2016.
§ 3. Wanneer twee of meer zones van eenzelfde provincie fuseren conform artikel 15, § 2/1, van de wet van 15 mei 2007, ontvangt de nieuwe zone de gecumuleerde bedragen van de basisdotatie waarop elke zone voor de fusie recht had.]1
----------
(1)<KB 2017-03-20/05, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 20-04-2017>
HOOFDSTUK 3. - Uitbetalingsmodaliteiten
Art.5. De betaling van de federale basisdotatie aan de zone gebeurt in één schijf.
HOOFDSTUK 4. - Overgangs- en inwerkingtredingsbepalingen
Art.6. Gedurende de periode waarin zowel prezones zoals bedoeld in artikel 221/1 van de wet als zones bestaan, moet de formule bedoeld in artikel 2 als volgt toegepast worden :
D = (g1. P1) + (g2. P2) + (g3.P3) + (g4.P4)/+(g5.P5) + (g6.P6)
Waarbij :
D = het aandeel van de zone in de federale enveloppe;
P1 = de verhouding tussen de residentiële bevolking van de zone en de residentiële bevolking van alle prezones en zones;
P2 = de verhouding tussen de actieve bevolking van de zone en de actieve bevolking van alle prezones en zones;
P3 = de verhouding tussen het kadastraal inkomen van de zone en het kadastraal inkomen van alle prezones en zones;
P4 = de verhouding tussen het belastbaar inkomen van de zone en het belastbaar inkomen van alle prezones en zones;
P5 = de verhouding tussen de aanwezige risico's op het grondgebied van de zone en de aanwezige risico's op het grondgebied van alle prezones en zones;
P6 = de verhouding tussen de oppervlakte van de zone en de oppervlakte van alle prezones en zones.
Art.7. Dit besluit krijgt uitwerking op 1 januari 2014.
Art.8. Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
BIJLAGE.
Art. N.
<Opgeheven bij KB 2017-03-20/05, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 20-04-2017>