18 MAART 2021. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 29 juni 2018 tot bepaling van het administratief statuut van het operationeel personeel van de civiele bescherming
Art. 1-4
Artikel 1. Dit besluit voorziet in de gedeeltelijke omzetting van de Richtlijn 2003/88/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 november 2003 betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd.
Art.2. In het koninklijk besluit van 29 juni 2018 tot bepaling van het administratief statuut van het operationeel personeel van de civiele bescherming, wordt na artikel 78 een boek VII/1 dat de artikelen 78/1 tot en met 78/4 omvat, ingevoegd, luidend als volgt:
"BOEK VII/1. - ORGANISATIE VAN DE ARBEIDSTIJD VAN DE BEROEPSPERSONEELSLEDEN
Art. 78/1. § 1. De duur van elke arbeidsperiode mag vierentwintig uren niet overschrijden, behoudens voor het verrichten van:
- dringende interventies om het hoofd te bieden aan een voorgekomen of dreigend ongeval;
- dringende interventies die door een onvoorziene noodzakelijkheid worden vereist.
Deze overschrijdingen worden binnen de veertien dagen gecompenseerd met een gelijkwaardige periode van inhaalrust.
§ 2. Elke dienstprestatie waarvan de duur tussen twaalf uren en vierentwintig uren bedraagt moet worden gevolgd door een rustperiode van minimum twaalf opeenvolgende uren.
Art. 78/2. Het uurrooster wordt door de Voorzitter vastgelegd in het arbeidsreglement.
Art. 78/3. Wanneer de arbeidstijd per dag meer dan zes opeenvolgende uren ononderbroken bedraagt, wordt een half uur pauze toegekend aan het beroepspersoneelslid, met uitzondering van de interventies die van die aard zijn dat een pauze onmogelijk is.
Bij dergelijke interventies neemt het beroepspersoneelslid de pauze na afloop van de interventie.
Tijdens deze pauze blijft het beroepspersoneelslid beschikbaar om gevolg te geven aan een oproep voor interventie.
De nadere regels van de pauze worden opgenomen in het arbeidsreglement.
Art. 78/4. Het beroepspersoneelslid kan worden tewerkgesteld op zaterdagen, zondagen, feestdagen en `s nachts indien hij in continudienst werkt."
Art.3. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2019.
Art. 4. Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.