26 JANUARI 2018. - Koninklijk besluit betreffende de overgang van het operationeel personeel van de hulpverleningszones van het brandweerpersoneel naar het ambulancepersoneel en vice versa(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 20-02-2018 en tekstbijwerking tot 08-03-2024)
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Art. 1
HOOFDSTUK 2. - Overgang van het brandweerpersoneel naar het ambulancepersoneel
Art. 2-10, 10/1, 11-17
HOOFDSTUK 3. - Overgang van het ambulancepersoneel naar het brandweerpersoneel
Art. 18-33
HOOFDSTUK 4. - Slotbepalingen
Art. 34-35
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Artikel 1.§ 1. Voor de toepassing van dit besluit verstaat men onder :
1° de wet van 15 mei 2007 : de wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid;
2° de zone : de hulpverleningszone zoals bedoeld in artikel 14 van de wet van 15 mei 2007;
3° de commandant : de zonecommandant zoals bedoeld in artikel 109 van de wet van 15 mei 2007;
4° de raad : de zoneraad zoals bedoeld in artikel 24 van de wet van 15 mei 2007;
5° het college : het college van de zone zoals bedoeld in artikel 55 van de wet van 15 mei 2007;
6° het lid van het ambulancepersoneel : ieder, vrijwillig of beroeps, lid van het operationeel personeel van de zone, dat geen brandweerman is, dat is toegewezen aan de dienst dringende geneeskundige hulpverlening, in overeenstemming met artikel 103 van de wet van 15 mei 2007;
7° het vrijwillig personeelslid : vrijwillig brandweerman als vermeld in artikel 103 van de wet van 15 mei 2007;
8° het beroepspersoneelslid : beroepsbrandweerman als vermeld in artikel 103 van de wet van 15 mei 2007;
9° het personeelslid : het brandweerlid, ongeacht of het een vrijwillig personeelslid of een beroepspersoneelslid is;
10° het koninklijk besluit van 19 april 2014 : het koninklijk besluit van 19 april 2014 tot bepaling van het administratief statuut van het operationeel personeel van de hulpverleningszones;
11° het koninklijk besluit van 23 augustus 2014 : het koninklijk besluit van 23 augustus 2014 betreffende het administratief statuut van het ambulancepersoneel van de hulpverleningszones dat geen brandweerman is;
12° het koninklijk besluit van 18 november 2015 : het koninklijk besluit van 18 november 2015 betreffende de opleiding van de leden van de openbare hulpdiensten en tot wijziging van diverse koninklijk besluiten;
13° de werkdag : weekdag van maandag tot en met zaterdag, met uitzondering van de feestdagen;
[1 14° elke drager met bewijskracht en vaste datum: hetzij verzending langs elektronische weg waarbij de ontvangst ervan door het personeelslid wordt bevestigd; hetzij overhandiging aan het personeelslid in ruil voor een door hem ondertekend ontvangstbewijs dat de datum van ontvangst vermeldt.]1
§ 2. Voor de toepassing van dit besluit moet "de raad" verstaan worden als "het college", wanneer de raad deze bevoegdheid, in toepassing van artikel 63 van de wet van 15 mei 2007, gedelegeerd heeft aan het college.
----------
(1)<KB 2023-12-11/17, art. 24, 002; Inwerkingtreding : 25-01-2024>
HOOFDSTUK 2. - Overgang van het brandweerpersoneel naar het ambulancepersoneel
Art.2. Overgang naar het ambulancepersoneel van dezelfde zone is de overplaatsing van het personeelslid, ongeacht zijn graad, naar een vacant verklaarde betrekking als hulpverlener-ambulancier in dezelfde zone of van het personeelslid met minstens de graad van sergeant naar een vacant verklaarde betrekking als coördinator hulpverlener-ambulancier in dezelfde zone.
Overgang gebeurt enkel op vrijwillige basis.
Voor de toepassing van dit hoofdstuk staan de door overgang toegankelijke beroepsbetrekkingen open voor de beroepspersoneelsleden en de door overgang toegankelijke vrijwilligersbetrekkingen open voor de vrijwillige personeelsleden.
Art.3. Het personeelslid dat via overgang wordt overgeplaatst in de graad van hulpverlener-ambulancier en het personeelslid met minstens de graad van sergeant dat via overgang wordt overgeplaatst in de graad van coördinator hulpverlener-ambulancier, krijgen, rekening houdend met de geldelijke anciënniteit, de bij de graad horende weddeschaal in dezelfde rang voor het beroepslid van het ambulancepersoneel of de prestatievergoedingschaal voor het vrijwillige lid van het ambulancepersoneel.
Art.4. Voor elke betrekking die wordt opengesteld voor overgang naar het ambulancepersoneel van dezelfde zone, wordt een oproep tot kandidaatstelling opgesteld.
De oproep tot de kandidaten vermeldt de te vervullen voorwaarden en de datum waarop ze vervuld moeten worden, de opgelegde proeven en de inhoud ervan, de uiterste datum voor de kandidaatstelling evenals de praktische modaliteiten voor de indiening ervan, de reserve, de eventuele woonplaats- of beschikbaarheidsverplichting voor de vrijwillige leden van het ambulancepersoneel, een verwijzing naar de functiebeschrijving van de vacante betrekking en of het om een onmiddellijke vacature en/of om de aanleg van een overgangsreserve gaat.
Deze oproep wordt ten minste dertig dagen voor de uiterste datum voor de indiening van de kandidaturen bekendgemaakt op de website van de zone .
Worden enkel in aanmerking genomen, de kandidaturen van de personeelsleden die ingediend zijn ten laatste op de uiterste datum voor indiening van de kandidaturen.
Art.5. Het personeelslid komt in aanmerking voor een overgang naar het ambulancepersoneel van dezelfde zone wanneer het aan de volgende voorwaarden voldoet :
1° voor het beroepspersoneelslid zich bevinden in een positie van dienstactiviteit en voor het vrijwillig personeelslid benoemd zijn als dusdanig. De stagiairs, hetzij beroeps, hetzij vrijwilligers, komen niet in aanmerking voor een overgangsbetrekking;
2° voldoen aan de voorwaarden vermeld in de functiebeschrijving;
3° over een anciënniteit van ten minste twee jaar beschikken, aanwervingsstage niet inbegrepen;
4° beschikken over een vermelding "voldoende", "goed" of "zeer goed" bij zijn laatste evaluatie;
5° niet beschikken over een niet-doorgehaalde tuchtsanctie.
Art.6. De raad organiseert het overgangsexamen. Dit vergelijkend examen bestaat uit één of meerdere proeven en test de motivatie, de inzetbaarheid, de beschikbaarheid en de overeenstemming van de kandidaat met de functiebeschrijving. De proeven kunnen eliminerend zijn.
De raad legt in een reglement de inhoud van het examen en de samenstelling van de jury vast.
De raad kan een overgangsreserve aanleggen waarvan de geldigheidsduur de twee jaar niet overschrijdt. De raad kan de geldigheid van de overgangsreserve maximum twee keer verlengen met twee jaar.
De jury stelt een rangschikking van de kandidaten op. De raad is gebonden door deze rangschikking voor de toelating tot de overgangsstage en de opname in de overgangsreserve.
De laureaat opgenomen in een reserve, kan niet aangesteld worden door de raad, zolang hij beschikt over een niet-doorgehaalde tuchtsanctie zoals bedoeld in artikel 248, eerste lid, 3° tot en met 7° of artikel 248, tweede lid, 3° tot en met 5° van het koninklijk besluit van 19 april 2014.
Art.7. De beslissing van de raad wordt via een aangetekende brief of via elke andere drager met bewijskracht en vaste datum betekend aan de geselecteerde kandidaat.
Deze laatste beschikt over veertien dagen om aan de raad zijn beslissing over het aanvaarden van de betrekking kenbaar te maken via een aangetekende brief via elke andere drager met bewijskracht en vaste datum.
De niet-geselecteerde kandidaten worden via een aangetekende brief of via elke andere drager met bewijskracht en vaste datum op de hoogte gebracht. Zij kunnen vragen om het dossier te mogen raadplegen binnen de veertien dagen vanaf de ontvangst van de beslissing.
Art.8.§ 1. De geselecteerde kandidaat [1 die een gedrag heeft dat in overeenstemming is met de eisen van de beoogde betrekking gebaseerd op een uittreksel uit het strafregister afgeleverd binnen een termijn van drie maanden voorafgaand aan de datum van toelating tot de stage,]1 begint binnen de drie maanden vanaf de ontvangst van de beslissing zijn overgangsstage. Het begin van de overgangsstage kan uitgesteld worden met drie maanden in geval van een akkoord tussen de zone en de kandidaat.
§ 2. De stage tot hulpverlener-ambulancier en deze tot coördinator hulpverlener-ambulancier begint met het volgen van de opleiding die nodig is voor het behalen van het brevet van ambulancier en eindigt 1 jaar na het behalen van het brevet van ambulancier bedoeld in artikel 12 van het koninklijk besluit van 13 februari 1998 betreffende de opleidings- en vervolmakingscentra voor hulpverleners-ambulanciers.
De raad neemt de kosten voor het behalen van het brevet van ambulancier voor haar rekening.
De stage duurt 1 jaar voor de stagiair die bij het begin van de stage al houder is van het brevet van ambulancier. [2 De periode van één jaar, bedoeld in dit en het eerste lid, kan ingekort worden, op voorwaarde dat minstens één stageverslag werd opgemaakt door de stagebegeleider waarin de inkorting gemotiveerd wordt op basis van de vaststelling dat de stagiair beschikt over alle competenties bepaald in de functiebeschrijving van de overeenstemmende graad.]2
De stage verloopt onder leiding van de functionele meerdere, hierna "stagebegeleider" genoemd, die wordt aangeduid door de commandant.
De stagebegeleider houdt door middel van een logboek bij welke opleidingen de stagiair volgt, en treedt op als ervaren referentie-persoon. [2 De inzetbaarheid van een stagiair voor een opdracht is afhankelijk van de behaalde opleidingen.]2 [2 De stagebegeleider]2 waakt erover dat de stagiair enkel deelneemt of de operaties leidt, in functie van zijn graad aan de operaties voor zover zijn theoretische en praktische opleiding dat toelaat.
Onder voorbehoud van de toepassing van artikel 9, [1 §§ 2 en 3]1, kan de totale stageperiode niet langer zijn dan twee jaar voor de beroepsstagiair en drie jaar voor de vrijwillige stagiair beginnend vanaf de start van de stage.
----------
(1)<KB 2023-12-11/17, art. 25, 002; Inwerkingtreding : 25-01-2024>
(2)<KB 2024-02-22/12, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.9.§ 1. Om de duur van de periode van de overgangsstage te berekenen, worden alle perioden waarin de beroepsstagiair in dienstactiviteit is, in aanmerking genomen.
§ 2. Perioden van afwezigheid gedurende de overgangsstage hebben een verlenging van deze stage tot gevolg, vanaf het ogenblik dat ze, in één of verschillende malen, zesenzeventig prestatie-uren overschrijden, zelfs als de stagiair in dienstactiviteit is.
Komen voor de berekening van de zesenzeventig prestatie-uren niet in aanmerking, afwezigheden als gevolg van :
1° de dagen jaarlijks vakantieverlof;
2° de omstandigheidsverloven;
3° de uitzonderlijke verloven;
4° de afwezigheden, voortvloeiend uit de artikelen 81, §§ 1 en 2, en 82 van het koninklijk besluit van 28 september 1984 tot uitvoering van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel.
[1 § 3. Ingeval van ziekte van minimum twee weken van de stagiair vrijwilliger tijdens de overgangsstage, wordt de stage verlengd met de duur van de ziekte, die aangetoond wordt met een geneeskundig getuigschrift.
Ingeval van zwangerschap van de stagiair vrijwilliger tijdens de overgangsstage, wordt de stage verlengd met de duur van de zwangerschap en de moederschapsrust, die aangetoond worden met een geneeskundig getuigschrift.]1
----------
(1)<KB 2023-12-11/17, art. 26, 002; Inwerkingtreding : 25-01-2024>
Art.10. Om benoemd te kunnen worden, moet de stagiair op het einde van de overgangsstage :
1° houder zijn van het brevet van ambulancier;
2° houder zijn van een geldige badge zoals bedoeld in artikel 24 van het koninklijk besluit van 13 februari 1998 betreffende de opleidings- en vervolmakingscentra voor hulpverleners-ambulanciers;
3° houder zijn van een bewijs van medische geschiktheid zoals bedoeld in artikel 43, 6° van het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs.
Art.10/1. [1 De raad kan beslissen dat de stagiair tijdens zijn overgangsstage zijn rijbewijs C of C1 moet behalen en vermeldt dit desgevallend in de oproep tot kandidaten.
De raad neemt de kosten voor het behalen van het rijbewijs C of C1 voor zijn rekening.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2023-12-11/17, art. 27, 002; Inwerkingtreding : 25-01-2024>
Art.11. De evaluatie heeft tot doel de prestaties van de stagiair te beoordelen en in functie van zijn functiebeschrijving.
Art.12. De stagebegeleider maakt, na de nodige informatie te hebben ingewonnen en na overleg met de stagiair, stageverslagen op.
De stageverslagen worden om de drie maanden en op het einde van de overgangsstage opgemaakt. Ze worden door de stagebegeleider ondertekend en na afloop van elke periode ter kennis gebracht van de stagiair, die ze ondertekent en er eventueel zijn opmerkingen aan toevoegt. De verslagen worden toegevoegd aan het persoonlijk dossier van de stagiair.
Art.13. In het tussentijds stageverslag wordt de stagiair geëvalueerd door middel van een "voldoende", "te verbeteren" of "onvoldoende" beoordeling. Deze evaluatie wordt gemotiveerd aan de hand van concrete vaststellingen. In dit kader formuleert de stagebegeleider aandachtspunten en reikt mogelijke oplossingen aan.
Art.14. § 1. De stagecommissie voor de overgangsstage tot hulpverlener-ambulancier wordt samengesteld overeenkomstig artikel 16 van het koninklijk besluit van 23 augustus 2014.
De stagecommissie voor de overgangsstage tot coördinator hulpverlener-ambulancier wordt samengesteld overeenkomstig artikel 33 van het koninklijk besluit van 23 augustus 2014.
§ 2. Op het einde van de overgangsstage stelt de stagebegeleider, na de stagiair te hebben gehoord, een samenvattend eindverslag op van de manier waarop de stagiair functioneert. Hij stelt voor :
1° hetzij de stagiair te benoemen;
2° hetzij, als de verslagen vermeld in artikel 13, over het geheel niet gunstig zijn voor de stagiair, de stagiair niet te benoemen of zijn stage ten hoogste twee keer voor een duur van zes maanden te verlengen.
Art.15. Het verslag wordt aan de betrokkene ter kennis gebracht via een aangetekende brief of via elke andere drager met bewijskracht en vaste datum.
Art.16. Als de stagebegeleider voorstelt om het lid van het ambulancepersoneel niet te benoemen, kan de stagiair het geval voorleggen aan de stagecommissie, vermeld in artikel 14, § 1. De stagiair legt dit voor per aangetekende brief of via elke andere drager met bewijskracht en vaste datum binnen één maand na de verzending van het voorstel.
De stagecommissie hoort het lid van het ambulancepersoneel, alvorens zijn advies te geven. Het lid van het ambulancepersoneel heeft toegang tot het dossier en verschijnt in eigen persoon, het kan zich laten bijstaan door de persoon van zijn keuze. Deze persoon maakt geen deel uit van de commissie.
Indien, alhoewel regelmatig opgeroepen, de stagiair of zijn verdediger, zonder geldig excuus, niet verschijnt, geeft de commissie haar advies.
De commissie spreekt zich uit op grond van het in artikel 14, § 2 vermelde verslag, zelfs indien de stagiair een geldig excuus kan inroepen, zodra de zaak het voorwerp van de tweede zitting uitmaakt.
Het gemotiveerd advies wordt aan de raad en aan de betrokkene ter kennis gebracht via een aangetekende brief of via elke andere drager met bewijskracht en vaste datum, binnen de twee maanden na het verhoor. Bij gebrek aan een advies uitgebracht binnen deze termijn, wordt het advies van de commissie geacht positief te zijn.
De raad beslist op basis van het verslag van de stagebegeleider en het advies van de stagecommissie, binnen een termijn van twee maanden na de ontvangst van het advies. Bij gebrek aan genomen beslissing binnen deze termijn, wordt de stagiair benoemd.
De beslissing wordt gemotiveerd indien de raad afwijkt van het advies van de commissie.
De beslissing wordt aan de betrokkene meegedeeld via een aangetekende brief of via elke andere drager met bewijskracht en vaste datum.
Art.17. Als de raad de benoeming van het lid van het ambulancepersoneel niet bevestigt, neemt het opnieuw zijn functie op in de graad die het bekleedde voor de overgang.
HOOFDSTUK 3. - Overgang van het ambulancepersoneel naar het brandweerpersoneel
Art.18. Overgang naar het brandweerpersoneel van dezelfde zone is de overplaatsing van een hulpverlener-ambulancier of een coördinator hulpverlener-ambulancier naar een vacant verklaarde betrekking als brandweerman in dezelfde zone of een coördinator hulpverlener-ambulancier naar een vacant verklaarde betrekking als sergeant in dezelfde zone.
Overgang gebeurt enkel op vrijwillige basis.
Voor de toepassing van dit hoofdstuk staan de door overgang toegankelijke beroepsbetrekkingen open voor de beroepssleden van het ambulancepersoneel en de door overgang toegankelijke vrijwilligersbetrekkingen open voor de vrijwillige leden van het ambulancepersoneel.
Art.19. De hulpverlener-ambulancier en de coördinator hulpverlener-ambulancier die via overgang worden overgeplaatst, naar de graad van brandweerman en de coördinator hulpverlener-ambulancier die via overgang worden overgeplaatst, naar de graad van sergeant, krijgen, rekening houdend met de geldelijke anciënniteit, de bij de graad horende weddeschaal in rang 1 voor het beroepspersoneel of de prestatievergoedingschaal voor het vrijwillige personeel.
Art.20. Voor elke betrekking die wordt opengesteld voor overgang naar het brandweerpersoneel van dezelfde zone, wordt een oproep tot kandidaatstelling opgesteld.
De oproep tot de kandidaten vermeldt de te vervullen voorwaarden en de datum waarop ze vervuld moeten worden, de opgelegde proeven en de inhoud ervan, de uiterste datum voor de kandidaatstelling evenals de praktische modaliteiten voor de indiening ervan, de reserve, de eventuele woonplaats- of beschikbaarheidsverplichting voor de vrijwillige personeelsleden, een verwijzing naar de functiebeschrijving van de vacante betrekking en of het om een onmiddellijke vacature en/of om de aanleg van een overgangsreserve gaat.
Deze oproep wordt ten minste dertig werkdagen voor de uiterste datum voor de indiening van de kandidaturen bekendgemaakt op de website van de zone.
Worden enkel in aanmerking genomen, de kandidaturen van de leden van het ambulancepersoneel die ingediend zijn ten laatste op de uiterste datum voor indiening van de kandidaturen.
Art.21. Het lid van het ambulancepersoneel komt in aanmerking voor een overgang naar het brandweerpersoneel van dezelfde zone wanneer het aan de volgende voorwaarden voldoet :
1° voor het beroepslid van het ambulancepersoneel zich bevinden in een positie van dienstactiviteit en voor het vrijwillig lid van het ambulancepersoneel benoemd zijn als dusdanig. De stagiairs, hetzij beroeps, hetzij vrijwilligers, komen niet in aanmerking voor een overgangsbetrekking;
2° voldoen aan de voorwaarden vermeld in de functiebeschrijving;
3° over een anciënniteit van ten minste twee jaar beschikken, aanwervingsstage niet inbegrepen;
4° beschikken over een vermelding "voldoende", "goed" of "zeer goed" bij zijn laatste evaluatie;
5° voor de overgang naar de graad van brandweerman : houder zijn van een federaal geschiktheidsattest voor het basis-, midden- of hoger kader als vermeld in artikel 35 van het koninklijk besluit van 19 april 2014;
6° voor de overgang naar de graad van sergeant : houder zijn van een federaal geschiktheidsattest voor het midden- of hoger kader als vermeld in artikel 35 van het koninklijk besluit van 19 april 2014;
7° niet beschikken over een niet-doorgehaalde tuchtsanctie.
Art.22. De raad organiseert het overgangsexamen. Dit vergelijkend examen bestaat uit één of meerdere proeven en test de motivatie, de inzetbaarheid, de beschikbaarheid en de overeenstemming van de kandidaat met de functiebeschrijving. De proeven kunnen eliminerend zijn.
De raad legt in een reglement de inhoud van het examen en de samenstelling van de jury vast.
De raad kan een overgangsreserve aanleggen waarvan de geldigheidsduur de twee jaar niet overschrijdt. De raad kan de geldigheid van de overgangsreserve maximum twee keer verlengen met twee jaar.
De jury stelt een rangschikking van de kandidaten op. De raad is gebonden door deze rangschikking voor de toelating tot de overgangsstage en de opname in de overgangsreserve.
De laureaat opgenomen in een reserve, kan niet aangesteld worden door de raad, zolang hij beschikt over een niet-doorgehaalde tuchtsanctie zoals bedoeld in artikel 248, eerste lid, 3° tot en met 7° of artikel 248, tweede lid, 3° tot en met 5° van het koninklijk besluit van 19 april 2014.
Art.23. De beslissing van de raad wordt via een aangetekende brief of via elke andere drager met bewijskracht en vaste datum betekend aan de geselecteerde kandidaat.
Deze laatste beschikt over veertien dagen om aan de raad zijn beslissing over het aanvaarden van de betrekking kenbaar te maken via een aangetekende brief via elke andere drager met bewijskracht en vaste datum.
De niet-geselecteerde kandidaten worden via een aangetekende brief of via elke andere drager met bewijskracht en vaste datum op de hoogte gebracht. Zij kunnen vragen om het dossier te mogen raadplegen binnen de veertien dagen vanaf de ontvangst van de beslissing.
Art.24.§ 1. De geselecteerde kandidaat [1 die een gedrag heeft dat in overeenstemming is met de eisen van de beoogde betrekking gebaseerd op een uittreksel uit het strafregister afgeleverd binnen een termijn van drie maanden voorafgaand aan de datum van toelating tot de stage,]1 begint binnen de drie maanden vanaf de ontvangst van de beslissing zijn overgangsstage. Het begin van de overgangsstage kan uitgesteld worden met drie maanden in geval van een akkoord tussen de zone en de kandidaat.
§ 2. De stage begint met het volgen van de opleiding nodig voor het in het koninklijk besluit van 18 november 2015 bepaalde brevet dat vereist is voor de functie waarvoor de stagiair aangeworven wordt. De raad bepaalt de theoretische en praktische vorming die door de stagiair gevolgd wordt in de dienst.
De stage verloopt onder leiding van de functionele meerdere, hierna "stagebegeleider" genoemd, aangewezen door de commandant.
De stagebegeleider houdt door middel van een logboek bij welke opleidingen de stagiair volgt, en treedt op als referentiepersoon met ervaring. [2 De inzetbaarheid van een stagiair voor een opdracht is afhankelijk van de behaalde modulecertificaten, bedoeld in artikel 23 van het koninklijk besluit van 18 november 2015.]2 [2 De stagebegeleider]2 waakt erover dat de stagiair enkel aan de operaties deelneemt of de operaties leidt, in functie van zijn graad in de mate dat zijn theoretische en praktische vorming, dat toelaat.
De stage eindigt één jaar na het behalen van het brevet bepaald in het koninklijk besluit van 18 november 2015. [2 De periode van één jaar kan ingekort worden, op voorwaarde dat minstens één stageverslag werd opgemaakt door de stagebegeleider waarin de inkorting gemotiveerd wordt op basis van de vaststelling dat de stagiair beschikt over alle competenties bepaald in de functiebeschrijving van de overeenstemmende graad.]2 Onder voorbehoud van de toepassing van artikel 25, [1 §§ 2 en 3]1, kan de totale stageperiode niet langer zijn dan drie jaar voor de beroepsstagiair en zes jaar voor de vrijwillige stagiair beginnend vanaf de dag van de start van de stage.
----------
(1)<KB 2023-12-11/17, art. 28, 002; Inwerkingtreding : 25-01-2024>
(2)<KB 2024-02-22/12, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.25.§ 1. Om de duur van de periode van de overgangsstage te berekenen, worden alle perioden waarin de beroepsstagiair in dienstactiviteit is, in aanmerking genomen.
§ 2. Perioden van afwezigheid gedurende de overgangsstage hebben een verlenging van deze stage tot gevolg, vanaf het ogenblik dat ze, in één of verschillende malen, zesenzeventig prestatie-uren overschrijden, zelfs als de stagiair in dienstactiviteit is.
Komen voor de berekening van de zesenzeventig prestatie-uren niet in aanmerking, afwezigheden als gevolg van :
1° de dagen jaarlijks vakantieverlof;
2° de omstandigheidsverloven;
3° de uitzonderlijke verloven;
4° de afwezigheden, voortvloeiend uit de artikelen 81, §§ 1 en 2, en 82 van het koninklijk besluit van 28 september 1984 tot uitvoering van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel.
[1 § 3. Ingeval van ziekte van minimum twee weken van de stagiair vrijwilliger tijdens de overgangsstage, wordt de stage verlengd met de duur van de ziekte, die aangetoond wordt met een geneeskundig getuigschrift.
Ingeval van zwangerschap van de stagiair vrijwilliger tijdens de overgangsstage, wordt de stage verlengd met de duur van de zwangerschap en de moederschapsrust, die aangetoond worden met een geneeskundig getuigschrift.]1
----------
(1)<KB 2023-12-11/17, art. 29, 002; Inwerkingtreding : 25-01-2024>
Art.26.§ 1. Tijdens de overgangsstage van brandweerman moet de beroepsstagiair zijn rijbewijs C behalen, indien hij meer dan eenentwintig jaar is, of C1, indien hij minder dan eenentwintig jaar is.
De raad kan beslissen dat de vrijwillige stagiair zijn rijbewijs C of C1 moet behalen en vermeldt dit desgevallend in de oproep tot kandidaten.
§ 2. De raad kan beslissen dat de stagiair sergeant tijdens de stage zijn rijbewijs C of C1 moet behalen en vermeldt dit desgevallend in de oproep tot kandidaten.
[1 § 2/1. De raad kan beslissen dat de stagiair beroepssergeant tijdens de overgangsstage in één of meer van onderstaande opleidingen moet slagen:
1° het getuigschrift FOROP-1,
2° het getuigschrift PREV-1,
3° het attest "Competentiemanagement en evaluatie",
4° het attest "Leiderschapsvaardigheden".
De raad kan beslissen dat de stagiair sergeant vrijwilliger tijdens de overgangsstage in maximaal twee van de in het vorige lid vermelde opleidingen moet slagen. Desgevallend wordt dit vermeld in de oproep tot kandidaten.]1
§ 3. De raad neemt de kosten voor het behalen van [1 de in dit artikel vermelde opleidingen]1 voor zijn rekening.
----------
(1)<KB 2024-02-22/12, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.27. De evaluatie heeft tot doel de prestaties van de stagiair te beoordelen in functie van zijn functiebeschrijving.
Art.28. De stagebegeleider maakt, na de nodige informatie te hebben ingewonnen en na overleg met de stagiair, stageverslagen op.
De stageverslagen worden om de drie maanden en op het einde van de overgangsstage opgemaakt. Ze worden door de stagebegeleider ondertekend en na afloop van elke periode ter kennis gebracht van de stagiair, die ze ondertekent en er eventueel zijn opmerkingen aan toevoegt. De verslagen worden toegevoegd aan het persoonlijk dossier van de stagiair.
Art.29. In de tussentijdse stageverslagen wordt de stagiair geëvalueerd door middel van een "voldoende", "te verbeteren" of "onvoldoende" beoordeling. Deze evaluatie wordt gemotiveerd aan de hand van concrete vaststellingen. In dit kader formuleert de stagebegeleider aandachtspunten en reikt mogelijke oplossingen aan.
Art.30. Op het einde van de overgangsstage stelt de stagebegeleider, na de stagiair te hebben gehoord, een samenvattend eindverslag op van de manier waarop de stagiair functioneert. Hij stelt voor :
1° hetzij de stagiair te benoemen;
2° hetzij, als de verslagen vermeld in artikel 29, over het geheel niet gunstig zijn voor de stagiair, de stagiair niet te benoemen of zijn stage ten hoogste twee keer voor een duur van zes maanden te verlengen.
Art.31. Het verslag wordt aan de betrokkene ter kennis gebracht via een aangetekende brief of via elke andere drager met bewijskracht en vaste datum.
Art.32. Als de stagebegeleider voorstelt om het personeelslid niet te benoemen, kan de stagiair het geval voorleggen aan de stagecommissie, vermeld in artikel 43 van het koninklijk besluit van 19 april 2014. De stagiair legt dit voor per aangetekende brief of via elke andere drager met bewijskracht en vaste datum binnen één maand na de verzending van het voorstel.
De stagecommissie hoort het personeelslid, alvorens zijn advies te geven. Het personeelslid heeft toegang tot het dossier en verschijnt in eigen persoon, het kan zich laten bijstaan door de persoon van zijn keuze. Deze persoon maakt geen deel uit van de commissie.
Indien, alhoewel regelmatig opgeroepen, de stagiair of zijn verdediger, zonder geldig excuus, niet verschijnt, geeft de commissie haar advies.
De commissie spreekt zich uit op grond van het in artikel 30 vermelde verslag, zelfs indien de stagiair een geldig excuus kan inroepen, zodra de zaak het voorwerp van de tweede zitting uitmaakt.
Het gemotiveerd advies wordt aan de raad en aan de betrokkene ter kennis gebracht via een aangetekende brief of via elke andere drager met bewijskracht en vaste datum, binnen de twee maanden na het verhoor. Bij gebrek aan een advies uitgebracht binnen deze termijn, wordt het advies van de commissie geacht positief te zijn.
De raad beslist op basis van het verslag van de stagebegeleider en het advies van de stagecommissie, binnen een termijn van twee maanden na de ontvangst van het advies. Bij gebrek aan genomen beslissing binnen deze termijn, wordt de stagiair benoemd.
De beslissing wordt gemotiveerd indien de raad afwijkt van het advies van de commissie.
De beslissing wordt aan de betrokkene meegedeeld via een aangetekende brief of via elke andere drager met bewijskracht en vaste datum.
Art.33. Als de raad de benoeming van het personeelslid niet bevestigt, neemt het opnieuw zijn functie op in de graad die het bekleedde voor de overgang.
HOOFDSTUK 4. - Slotbepalingen
Art.34. De evaluatievoorwaarde "voldoende", "goed" of "zeer goed", vermeld in de artikelen 5 en 21 is slechts van toepassing na het einde van de eerste evaluatieperiode gevoerd krachtens het besluit van 19 april 2014.
Art. 35. De minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken en de minister bevoegd voor Volksgezondheid zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.