9 MEI 2016. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 19 april 2014 tot bepaling van het administratief statuut van het operationeel personeel van de hulpverleningszones
Art. 1-51
Artikel 1. Artikel 35 van koninklijk besluit van 19 april 2014 tot bepaling van administratief statuut van het operationeel personeel van de hulpverleningszones wordt aangevuld met een paragraaf 8, luidend als volgt :
"De kandidaat die een federaal geschiktheidsattest voor het basiskader behaald heeft en die kandidaat is voor een betrekking van kapitein zoals bedoeld in artikel 38, wordt vrijgesteld van de operationele handvaardigheidstest en de lichamelijke geschiktheidsproeven bedoeld in artikel 35, § 3, 2° en 3°, onverminderd de beperkte geldigheid van de lichamelijke geschiktheidsproeven, zoals bedoel in artikel 35, § 6.".
Art.2. In hetzelfde besluit wordt een artikel 35/1 ingevoegd onder Hoofdstuk 1, luidend als volgt :
"Art. 35/1. De kandidaten die niet geslaagd zijn voor de geschiktheidsproeven bedoeld in artikel 35, kunnen zich pas opnieuw inschrijven voor de geschiktheidsproeven voor hetzelfde kader na een wachttermijn van zes maanden vanaf de kennisgeving van het niet slagen.
Art.3. In artikel 36 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° In het tweede lid worden de woorden "tot de kandidaten" ingevoegd tussen de woorden "de oproep" en de woorden "wordt minstens";
2° in het vierde lid worden de woorden "tot de kandidaten" ingevoegd tussen de woorden "de oproep" en het woord "vermeldt".
Art.4. In artikel 37 van hetzelfde besluit wordt een paragraaf 1/1 ingevoegd, luidend als volgt :
" § 1/1. Het personeelslid van een hulpverleningszone wordt geacht te hebben voldaan aan de in paragraaf 1, 7° bedoelde voorwaarde."
Art.5. In artikel 38 van hetzelfde besluit wordt een paragraaf 1/1 ingevoegd, luidend als volgt :
" § 1/1. De officier van een hulpverleningszone wordt geacht te hebben voldaan aan de in paragraaf 1, 7° bedoelde voorwaarde.
Het personeelslid van een hulpverleningszone dat geen officier is wordt vrijgesteld van de operationele handvaardigheidstest en de lichamelijke geschiktheidsproeven bedoeld in artikel 35, § 3, 2° en 3°. "
Art.6. In artikel 39 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° het tweede lid wordt vervangen door de zin "Elke benoeming wordt voorafgegaan door een stageperiode.";
2° in het zesde lid wordt het woord "vijf" vervangen door het woord "zes".
Art.7. In artikel 49, eerste lid, van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° de woorden "tijdens de stage of op het einde van de stage" worden ingevoegd tussen de woorden "de stagiair" en de woorden " te ontslaan ";
2° de woorden "deze laatste" worden vervangen door "de stagiair".
Art.8. In artikel 55 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° de woorden "onverminderd de artikelen 90, tweede lid, en 107, tweede lid" worden opgeheven;
2° de zin "Voor wat betreft de leden van het vrijwillige personeel, om de graad van vrijwillig sergeant, luitenant of kapitein te behalen, wordt de graadanciënniteit berekend op basis van een jaar anciënniteit voor honderdtachtig uren prestaties, buiten de wachtdiensten in de kazerne, met dien verstande dat niet meer dan een jaar anciënniteit gevaloriseerd kan worden per periode van twaalf opeenvolgende maanden" wordt opgeheven.
Art.9. In artikel 57, § 1, vierde lid van hetzelfde besluit, wordt tussen de woorden "verklaarde betrekking." en "Geen enkel lid" de volgende zin toegevoegd : "Als er niet voldoende houders zijn van een graad die ten minste gelijk is aan de graad van het betrokken personeelslid, zetelen personeelsleden van andere hulpverleningszones, houders van de betreffende graden, in de jury, na aanduiding door de raad waartoe het betrokken personeelslid behoort.".
Art.10. In artikel 65, tweede lid, van hetzelfde besluit, worden de woorden " deze laatste " vervangen door de woorden " de stagiair ".
Art.11. In artikel 69 van hetzelfde besluit, wordt het derde lid vervangen door de volgende tekst :
"Deze oproep wordt ten minste twintig werkdagen voor de uiterste datum voor de indiening van de kandidaturen bekendgemaakt op de website van de zone en op de website van de Algemene Directie van de Civiele Veiligheid van de FOD Binnenlandse Zaken. De oproep tot kandidaatstelling wordt binnen dezelfde termijn ter informatie overgemaakt aan alle andere zones die personeel van dezelfde taalrol tewerkstellen.".
Art.12. In artikel 70 van hetzelfde besluit, wordt 3° vervangen door de volgende tekst :
" 3° over een graadanciënniteit van ten minste twee jaar beschikken, aanwervingsstage niet inbegrepen;".
Art.13. In artikel 71 van hetzelfde besluit worden de woorden "de beschikbaarheid" ingevoegd tussen de woorden "de inzetbaarheid" en de woorden "en de overeenstemming".
Art.14. In artikel 82, eerste lid, van hetzelfde besluit, worden de woorden "deze laatste" vervangen door de woorden "de stagiair".
Art.15. In artikel 86 van hetzelfde besluit wordt het derde lid vervangen door de volgende tekst :
"Deze oproep wordt ten minste twintig werkdagen voor de uiterste datum voor de indiening van de kandidaturen bekendgemaakt op de website van de zone en op de website van de Algemene Directie van de Civiele Veiligheid van de FOD Binnenlandse Zaken. De oproep tot kandidaatstelling wordt binnen dezelfde termijn ter informatie overgemaakt aan alle andere zones die personeel van dezelfde taalrol tewerkstellen.".
Art.16. Artikel 90 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.
Art.17. In artikel 92 van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° Het eerste lid, 3°, wordt vervangen door de volgende tekst : "3° over een graadanciënniteit van ten minste twee jaar beschikken, aanwervingsstage niet inbegrepen;";
2° het artikel wordt aangevuld met een lid, luidend als volgt : "In afwijking van het eerste lid, 2°, wanneer de functiebeschrijving als beroepspersoneelslid voorwaarden bevat inzake rijbewijs of brevet van ambulancier die niet vermeld worden in de functiebeschrijving van de vrijwillige kandidaat, moet aan deze voorwaarden voldaan worden ten laatste op het einde van de professionaliseringsstage. In dit geval kan de professionaliseringsstage bedoeld in artikel 95 drie keer verlengd worden met een periode van drie maanden om de stagiair toe te laten te voldoen aan deze nieuwe voorwaarden."
Art.18. In artikel 93 van hetzelfde besluit worden de woorden "de beschikbaarheid" ingevoegd tussen de woorden "de inzetbaarheid" en de woorden "en de overeenstemming".
Art.19. In artikel 99, tweede lid, van hetzelfde besluit wordt aangevuld als volgt : "met dien verstande dat, als er niet voldoende houders zijn van een graad die ten minste gelijk is aan de graad van het betrokken personeelslid, personeelsleden van andere hulpverleningszones, houders van de betreffende graden, in de jury zetelen, na aanduiding door de raad waartoe het betrokken personeelslid behoort.".
Art.20. In artikel 104, eerste lid, van hetzelfde besluit, worden de woorden " deze laatste " vervangen door de woorden " de stagiair ".
Art.21. Artikel 107 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.
Art.22. In artikel 108 van hetzelfde besluit wordt het derde lid vervangen door de volgende tekst :
"Deze oproep wordt ten minste twintig werkdagen voor de uiterste datum voor de indiening van de kandidaturen bekendgemaakt op de website van de zone en op de website van de Algemene Directie van de Civiele Veiligheid van de FOD Binnenlandse Zaken. De oproep tot kandidaatstelling wordt binnen dezelfde termijn ter informatie overgemaakt aan de andere zones die personeel van dezelfde taalrol tewerkstellen.".
Art.23. Artikel 117 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met een lid luidend als volgt :
"In de mate van het mogelijke, wordt het personeelslid definitief wedertewerkgesteld door de raad indien hij of zij uit medisch oogpunt definitief ongeschikt verklaard wordt voor de uitoefening van zijn of haar ambt, maar wel geschikt verklaard wordt om een ander ambt in de zone uit te oefenen.".
Art.24. In artikel 146 van hetzelfde besluit worden de woorden "en 144" vervangen door de woorden ", 144 en 147".
Art.25. Artikel 151 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met een lid luidend als volgt :
"De beslissing tot weigering die betrekking heeft op uren voortgezette opleiding bedoeld in artikel 150, eerste lid, wordt in het bijzonder gemotiveerd en wordt vergezeld van een voorstel voor een andere voortgezette opleiding.".
Art.26. Artikel 180 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met een lid luidend als volgt :
"Bovendien, indien objectieve, technische of arbeidsorganisatorische omstandigheden dit rechtvaardigen, kan voor een minimumrusttijd van vierentwintig uren worden gekozen.".
Art.27. In artikel 195 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° paragraaf 2 wordt vervangen als volgt : " § 2. Onder voorbehoud van de bepalingen van artikel 198 geniet het beroepspersoneelslid in continudienst, per kalenderjaar, tien bijkomende jaarlijkse verlofdagen ter compensatie van de feestdagen.".
2° er wordt een paragraaf 2/1 ingevoegd, luidende : " § 2/1. Het beroepspersoneelslid in dagdienst is met verlof tijdens de tien wettelijke feestdagen.
Ter vervanging van de in het eerste lid bedoelde feestdag die samenvalt met een zaterdag of een zondag, bepaalt de raad een zonale feestdag voor alle beroepspersoneelsleden in dagdienst samen."
Art.28. Artikel 198, tweede lid van hetzelfde besluit wordt aangevuld met een 7° luidend als volgt : "7° de verminderde prestaties wegens medische redenen.".
Art.29. Na artikel 239 van hetzelfde besluit wordt een onderafdeling 5 ingevoegd, luidend als volgt :
"Onderafdeling 5. - Verminderde prestaties wegens medische redenen
Art. 239/1. Het personeelslid kan vragen om zijn functie uit te oefenen in het kader van verminderde prestaties wegens medische redenen om zich opnieuw aan te passen aan het normale arbeidsritme, na een ononderbroken afwezigheid wegens ziekte van ten minste dertig kalenderdagen.
De beoordeling van de medische toestand van het personeelslid en de toekenning van de verminderde prestaties wegens medische redenen wordt verzekerd door een controlearts van de medische controledienst bedoeld in artikel 234.
Art. 239/2. § 1. Het personeelslid hervat zijn functie ten belope van ten minste 50% van zijn normale prestaties voor een periode van maximum zes maanden.
§ 2. De controlearts bepaalt het percentage van de normale prestaties dat het personeelslid kan presteren, evenals de te respecteren grenzen inzake de verdeling, over de maand, van deze verminderde prestaties.
Art. 239/3. De periode die niet gepresteerd werd omwille van verminderde prestaties wegens medische redenen wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.
De machtiging om verminderde prestaties wegens medische redenen te verrichten, wordt tijdelijk opgeschort tijdens een afwezigheid wegens ziekte, arbeidsongeval, een ongeval op de weg en naar het werk en een beroepsziekte.
Art. 239/4. § 1. Het personeelslid dat verminderde prestaties wegens medische redenen wenst te genieten moet ten minste vijf werkdagen voor het begin van de verminderde prestaties het akkoord hebben gekregen van de controlearts van de medische controledienst.
Het personeelslid moet een geneeskundig getuigschrift en een reintegratieplan opgesteld door zijn behandelende arts voorleggen. In het reintegratieplan, vermeldt de behandelende arts de vermoedelijke datum van volledige werkhervatting.
§ 2. De controlearts spreekt zich uit over de medische geschiktheid van het personeelslid om zijn functie te hervatten ten belope van ten minste 50% van de normale prestaties. De controlearts overhandigt, zo snel mogelijk, zijn schriftelijke vaststellingen aan het personeelslid.
§ 3. Na het overmaken van de beslissing van de controlearts in het kader van een aanvraag tot verminderde prestaties wegens medische redenen, kan het personeelslid een arts-scheidsrechter aanwijzen, in onderling akkoord met de medische controledienst, binnen de twee werkdagen die volgen op het overmaken van de vaststellingen, om het medisch geschil te regelen. Indien geen enkel akkoord kan worden bereikt binnen de twee werkdagen kan het personeelslid, met het oog op het beslechten van het medisch geschil, een arts-scheidsrechter aanwijzen die voldoet aan de bepalingen van de wet van 13 juni 1999 betreffende de controlegeneeskunde en voorkomt op de lijst die in uitvoering van voornoemde wet werd vastgesteld.
De arts-scheidsrechter voert het medisch onderzoek uit en beslist in het medisch geschil binnen drie werkdagen na zijn aanwijzing. Alle andere vaststellingen blijven onder het beroepsgeheim.
De kosten van deze procedure, alsmede de eventuele verplaatsingskosten van het personeelslid, vallen ten laste van de in het ongelijk gestelde partij.
De arts-scheidsrechter brengt, zo snel mogelijk, het personeelslid, de zone, de arts die het geneeskundig getuigschrift heeft afgeleverd en de controlearts van de medische controledienst op de hoogte van zijn beslissing.
Art. 239/5. Bovendien, indien de medische controledienst van mening is dat een personeelslid dat afwezig is wegens ziekte in staat is om de uitoefening van zijn functie te hervatten ten belope van meer dan 50% van de normale prestaties, dan bepaalt hij het percentage van de normale prestaties dat het personeelslid kan presteren, evenals de te respecteren grenzen inzake de verdeling, over de maand, van deze verminderde prestaties. De medische controledienst licht de zone hierover in, die het personeelslid uitnodigt het werk te hervatten. De beroepsprocedure voorzien in artikel 239/4, § 3 is van toepassing."
Art.30. Artikel 246, derde lid, van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende tekst :
"De periode gedurende dewelke de benoeming van het vrijwillig personeelslid wordt opgeschort, wordt in aanmerking genomen voor de berekening van de dienstanciënniteit. Het vrijwillig personeelslid behoudt zijn rechten op bevordering door verhoging in graad gedurende deze periode.".
Art.31. Artikel 248 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende tekst : "Art. 248. De tuchtsancties die kunnen worden uitgesproken ten aanzien van het beroepspersoneelslid zijn :
1° de berisping;
2° de blaam;
3° de inhouding van wedde;
4° de tuchtschorsing met of zonder inhouding van wedde;
5° de terugzetting of de lagere inschaling;
6° het ontslag van ambtswege;
7° de afzetting.
De tuchtsancties die kunnen worden uitgesproken ten aanzien van het vrijwillig personeelslid zijn :
1° de berisping;
2° de blaam;
3° de tuchtschorsing;
4° de terugzetting;
5° het ontslag van ambtswege."
Art.32. In artikel 257, § 3, van hetzelfde besluit worden de woorden "de tuchtoverheid" vervangen door de woorden "de commandant of diens afgevaardigde".
Art.33. In artikel 258 van hetzelfde besluit worden de woorden " tijdens zijn verdediging voor de tuchtoverheid " vervangen door de woorden " telkens hij gehoord wordt ".
Art.34. In artikel 264 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° de woorden "op de hoorzitting" worden opgeheven;
2° de woorden "de commandant of diens afgevaardigde of" worden ingevoegd tussen de woorden "zonder geldige reden, stelt" en de woorden "de tuchtoverheid".
Art.35. Artikel 265 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende tekst :
"Art. 265. Wanneer de commandant of diens afgevaardigde van mening is dat de feiten bestraft dienen te worden met een berisping of blaam, dan bezorgt hij dit tuchtdossier aan het college binnen de tien werkdagen vanaf het proces-verbaal van de hoorzitting, van afzien of van niet-verschijning."
Art.36. In hetzelfde besluit wordt een artikel 265/1 ingevoegd, luidend als volgt :
"Art. 265/1. Wanneer de commandant of diens afgevaardigde van mening is dat de feiten bestraft dienen te worden met een andere sanctie dan een berisping of een blaam, dan bezorgt hij het tuchtdossier aan de raad binnen de tien werkdagen vanaf het proces-verbaal van de hoorzitting, van afzien of van niet-verschijning.".
Art.37. In artikel 266 van hetzelfde besluit worden de woorden "de raad" en "van de raad" respectievelijk vervangen door de woorden "het college of de raad, naargelang het geval," en de woorden "van het college of van de raad, naargelang het geval".
Art.38. Artikel 267 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende tekst :
"Art. 267. Wanneer het college van mening is dat de feiten bestraft dienen te worden met een andere sanctie dan de berisping of de blaam, dan verwijst het de zaak, binnen de tien werkdagen vanaf het proces verbaal van de hoorzitting, van afzien of van niet verschijning".
Art.39. In hetzelfde besluit wordt een artikel 267/1 ingevoegd, luidend als volgt :
"Art. 267/1. Wanneer de raad van mening is dat de feiten bestraft dienen te worden met een berisping of een blaam, dan verwijst hij de zaak binnen de tien werkdagen vanaf het proces verbaal van de hoorzitting, van afzien of van niet verschijning."
Art.40. Artikel 269 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende tekst :
"Art. 269. Het lid van het college of van de raad, naargelang het geval, dat niet aanwezig was gedurende alle hoorzittingen voor het college of de raad, naargelang het geval, mag niet deelnemen aan de beraadslaging, noch deelnemen aan de stemming over de uit te spreken tuchtstraf.".
Art.41. Artikel 278 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.
Art.42. In artikel 303, § 2 van hetzelfde besluit wordt het woord "aangeworven" vervangen door het woord "benoemd".
Art.43. In artikel 305 van hetzelfde besluit wordt het tweede lid geschrapt.
Art.44. Een nieuw artikel 305/1 wordt ingevoegd in Boek 14 van hetzelfde besluit, luidend als volgt :
"Art. 305/1. Aan het personeelslid dat eervol uit zijn ambt ontslagen wordt, kan de eretitel van zijn graad worden verleend."
Art.45. Artikel 312 van hetzelfde besluit, wordt aangevuld met twee leden, luidend als volgt :
"In afwijking van artikel 38 kan de geslaagde kandidaat bedoeld in het tweede lid, die geen houder is van een diploma van niveau A, door de zone aangeworven worden in de graad van luitenant.
Tijdens de stage bedoeld in titel 2 van boek 4 volgt deze stagiair de opleidingen tot het behalen van de brevetten B01, B02, M01, M02 en OFF1."
Art.46. In artikel 313 van hetzelfde besluit worden de twee volgende leden ingevoegd na het eerste lid :
"In afwijking van artikel 38 kan de kandidaat-onderluitenant, die geen houder is van een diploma van niveau A, door de zone aangeworven worden in de graad van luitenant.
Tijdens de stage bedoeld in titel 2 van boek 4 volgt deze stagiair de opleidingen tot het behalen van de brevetten B01, B02, M01, M02 en OFF1."
Art.47. Artikel 314 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
"Art. 314. Vanaf de overdracht naar de zone worden de binnen de zone op het niveau van de gemeenten lopende periodes van aanwervingsstage verdergezet overeenkomstig de bepalingen die van toepassing waren vóór de overdracht, met dien verstande dat de rol van evaluator uitgevoerd wordt door de stagebegeleider aangeduid door de commandant.
In afwijking van artikel 38 kan de luitenant die geen houder is van een diploma van niveau A op het einde van zijn stage benoemd worden tot luitenant."
Art.48. In de bijlage 3 bij hetzelfde besluit worden de bepalingen onder * en ** geschrapt.
Art.49. Artikel 27 krijgt uitwerking met ingang van 1 januari 2016.
Art.50. De artikelen 45 tot en met 47 krijgen uitwerking met ingang van 1 januari 2015, behalve voor de prezones vermeld in artikel 220, § 1, tweede lid, van de wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid, voor wie de artikelen 45 tot en met 47 in werking treden op de datum bepaald door de raad waarop de brandweerdienst in de zone geïntegreerd wordt, en ten laatste op 1 januari 2016.
Art. 51. De minister die bevoegd is voor Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.