3 OKTOBER 2016. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 19 april 2014 tot bepaling van het administratief statuut van het operationeel personeel van de hulpverleningszones
Art. 1-5
Artikel 1. Artikel 171 van het koninklijk besluit van 19 april 2014 tot bepaling van het administratief statuut van het operationeel personeel van de hulpverleningszones wordt aangevuld met de volgende zin:
" Het beroep is schorsend. "
Art.2. In artikel 172 van hetzelfde besluit wordt de zin " De beroepskamer bestaat uit de volgende leden " vervangen als volgt:
" De beroepskamer heeft een Nederlandstalige en een Franstalige afdeling. De taal van het verzoekschrift bepaalt voor welke afdeling het personeelslid verschijnt.
De Duitstalige personeelsleden verschijnen voor de afdeling van de kamer waarvan de voorzitter de Duitse taal beheerst. Indien geen van beide voorzitters de Duitse taal beheerst, zal de beroepskamer beroep doen op een tolk. In dat geval zal het personeelslid verschijnen voor de afdeling van zijn keuze.
Elke afdeling bestaat uit de volgende leden : "
Art.3. Artikel 173 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
" Art. 173. Twee plaatsvervangende voorzitters nemen respectievelijk het voorzitterschap waar van de Franstalige en de Nederlandstalige afdeling wanneer de voorzitter verhinderd is. Ook voor de bijzitters worden plaatsvervangers aangeduid. De plaatsvervangers worden op dezelfde manier aangewezen als de gewone leden.
De voorzitter wordt benoemd door de Minister.
De voorzitter van een afdeling van de beroepskamer is onafhankelijk. Hij licht de minister in over elk feit dat zijn onafhankelijkheid in het gedrang kan brengen. "
Art.4. In hetzelfde besluit worden de artikelen 173/1 tot 173/10 ingevoegd, luidend als volgt :
" Art. 173/1. De beroepskamer kan enkel geldig beraadslagen wanneer de voorzitter en de twee bijzitters die worden voorzien in artikel 172, 2° en 3° aanwezig zijn op de zitting.
Art. 173/2. De zitting van de beroepskamer moet plaatsvinden binnen de 6 weken nadat de zaak bij haar aanhangig werd gemaakt.
De beroepskamer controleert eerst de ontvankelijkheid van het beroep en oordeelt daarna over de gegrondheid.
Art. 173/3. Het personeelslid verschijnt persoonlijk voor de beroepskamer. Hij mag zich laten bijstaan door een persoon van zijn keuze. De persoon die het personeelslid bijstaat, mag op geen enkele manier deel uitmaken van de beroepskamer.
Art. 173/4. Het personeelslid heeft het recht om één of beide bijzitters te wraken. Dit recht kan slechts eenmaal tijdens een zelfde zaak worden uitgeoefend.
Het personeelslid kan niet tegelijk een effectieve en een plaatsvervangende bijzitter wraken die dezelfde organisatie vertegenwoordigen.
Indien het personeelslid een of beide bijzitters wil wraken, stuurt hij een schriftelijke motivering hiervoor aan de beroepskamer binnen een termijn van 10 dagen. Wanneer de hiervoor bepaalde termijn van 10 dagen is verstreken, wordt het personeelslid geacht af te zien van zijn recht om een bijzitter te wraken.
De voorzitter kan ook een bijzitter wraken indien hij meent dat de onpartijdigheid van de bijzitter in het gedrang komt.
Art. 173/5. De beroepskamer kan een aanvullend onderzoek bevelen en getuigen of deskundigen horen. Dit verhoor moet gebeuren in aanwezigheid van alle partijen die werden opgeroepen.
Art. 173/6. De beroepskamer beslist definitief binnen de 6 weken na de laatste zitting. De beslissing van de beroepskamer vervangt de beslissing waartegen beroep werd aangetekend.
De beslissing van de beroepskamer wordt via aangetekende brief of via elke andere drager met bewijskracht en vaste datum verstuurd aan het personeelslid, de voorzitter van de zoneraad en de Minister.
Art. 173/7. Wanneer het personeelslid of de persoon die hem bijstaat niet verschijnt op de zitting, terwijl zij behoorlijk werden opgeroepen en geen geldige reden hebben opgegeven voor hun afwezigheid, wordt de zaak beschouwd als niet meer aanhangig en wordt het verzoek onontvankelijk verklaard.
Art. 173/8. Het ambt van voorzitter of bijzitter in de beroepskamer eindigt:
1° wanneer een voorzitter of bijzitter zijn ontslag aanbiedt aan de Minister;
2° wanneer de organisatie die de bijzitter vertegenwoordigt een andere persoon voor deze taak aanduidt.
Art. 173/9. De beroepskamer stelt haar huishoudelijk reglement op dat wordt goedgekeurd door de Minister.
Art. 173/10. De voorzitter en de bijzitters ontvangen een vergoeding voor reis- en verblijfskosten volgens de reglementering voor de federale rijksambtenaren. Zij worden, voor de toepassing van dit artikel, gelijkgesteld met de federale rijksambtenaren van niveau A. "
Art. 5. De minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.