18 JULI 2018. - Koninklijk besluit betreffende de identificatiekaart voor het personeel van de hulpverleningszones
HOOFDSTUK I. - Definities
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Algemene bepalingen
Art. 2-6
HOOFDSTUK III. - Dragen van de identificatiekaart
Art. 7
HOOFDSTUK IV. - Uitreiking, teruggave en intrekking van de identificatiekaart
Art. 8-11
HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen
Art. 12-13
BIJLAGE.
Art. N
HOOFDSTUK I. - Definities
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit verstaat men onder:
1° Hulpverleningszone: de hulpverlenings-zone zoals bedoeld in artikel 5 van de wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid of de Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandweer en Dringende Medische Hulp (BHDBDMH);
2° Personeelslid van een hulpverleningszone: ieder, vrijwillig of beroeps, lid van het operationeel personeel dat brandweerman is; ieder, vrijwillig of beroeps, lid van het operationeel personeel dat geen brandweerman is en dat is toegewezen aan de dienst dringende geneeskundige hulpverlening in overeenstemming met artikel 103 van de wet van 15 mei 2007 en ieder lid van het administratief personeel;
3° De zonecommandant: de zonecommandant, vermeld in artikel 109 van de wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid of het bevoegde orgaan van de Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandweer en Dringende Medische Hulp.
HOOFDSTUK II. - Algemene bepalingen
Art.2. Elk personeelslid krijgt een identificatiekaart waaruit zijn hoedanigheid van personeelslid van een hulpverleningszone blijkt.
De kaart heeft een geldigheidsduur van vijf jaar.
Art.3. Het model van de identificatiekaart wordt vastgesteld in bijlage.
De identificatiekaart heeft de vorm van een rechthoek met afgeronde hoeken die een lengte heeft van 86mm en een breedte van 54mm. Zij is geplastificeerd en is voorzien van een veiligheidshologram.
De buitenste rand van de kaart heeft een rode kader van 5mm, in de RAL-kleur 3020.
Art.4. Op de voorzijde bevat de identificatiekaart de volgende vermeldingen:
1° rechtsboven: de naam en voornaam van het personeelslid;
2° linksboven: een pasfoto in kleur van het personeelslid;
3° onder de naam: de graad van het personeelslid en een uniek nummer dat bestaat uit drie onderdelen gescheiden door schuine strepen: de drie eerste hoofdletters van de naam van de provincie, het volgnummer van de hulpverleningszone zoals vermeld in het koninklijk besluit van 2 februari 2009 tot vaststelling van de territoriale afbakening van de hulpverleningszones, en het volgnummer van de kaart, toegekend door de hulpverleningszone.
Voor personeelsleden van de Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandweer en Dringende Medische Hulp bestaat het uniek nummer uit de hoofdletters `BHDBDMH' en het volgnummer van de kaart, toegekend door de BHDBDMH;
4° onder de foto: de vermelding `geldig tot', gevolgd door de vervaldatum;
5° rechts onderaan: de vermelding van de naam van de hulpverleningszone;
6° links onderaan: het logo van de brandweer.
Art.5. De kaart kan een geheugenchip bevatten die niet zichtbaar is.
Elke hulpverleningszone bepaalt de bijkomende functionaliteiten die zij aan de identificatiekaart wil toekennen.
Art.6. De vermeldingen bedoeld in artikel 4 worden gesteld in de taal van het personeelslid.
HOOFDSTUK III. - Dragen van de identificatiekaart
Art.7. Onverminderd de verplichting opgelegd door artikel 24 van het koninklijk besluit van 13 februari 1998 betreffende de opleidings- en vervolmakingscentra voor hulpverleners-ambulanciers, zijn de personeelsleden te allen tijde verplicht om de identificatiekaart bij zich te dragen wanneer zij in dienst zijn, ook bij een interventie. Zij moeten de kaart kunnen voorleggen aan iedereen die daarom verzoekt.
Wanneer een personeelslid zijn kaart uitzonderlijk niet bij zich heeft tijdens een interventie, staat het personeelslid dat de interventie leidt, in voor de identificatie.
HOOFDSTUK IV. - Uitreiking, teruggave en intrekking van de identificatiekaart
Art.8. De zonecommandant of zijn afgevaardigde staat in voor het uitreiken van de identificatiekaarten aan de personeelsleden.
Art.9. Het personeelslid geeft de identificatiekaart terug aan de zonecommandant of zijn afgevaardigde:
1° wanneer de kaart beschadigd is;
2° wanneer het personeelslid niet langer deel uitmaakt van het personeel van de hulpverleningszone;
3° wanneer een of meer gegevens die op de kaart voorkomen, gewijzigd zijn of de foto niet meer voldoende gelijkend is.
Art.10. § 1. Wanneer een personeelslid afwezig is voor een periode van meer dan twee maanden, trekt de zonecommandant of zijn afgevaardigde de identificatiekaart in. De kaart wordt aan het personeelslid teruggegeven zodra hij zijn taak hervat.
§ 2. Wanneer een personeelslid tijdelijk wordt geschorst conform artikel 250 of artikel 291 van het koninklijk besluit van 19 april 2014 tot bepaling van het administratief statuut van het operationeel personeel van de hulpverleningszones, trekt de zonecommandant of zijn afgevaardigde de identificatiekaart in.
De kaart wordt aan het personeelslid teruggegeven zodra hij zijn taak hervat.
Art.11. Het verlies of de diefstal van de identificatiekaart wordt onmiddellijk gemeld aan de zonecommandant of zijn afgevaardigde.
Indien de kaart wordt teruggevonden nadat het personeelslid een nieuwe kaart heeft ontvangen, wordt de eerste kaart vernietigd.
HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen
Art.12. Dit besluit treedt in werking zes maanden na de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.
Art.13. De minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
BIJLAGE.
Art. N. - Model van de identificatiekaart voor het personeel van de hulpverleningszones
(Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 01-08-2018, p. 60506)