9 MEI 2016. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 19 april 2014 houdende bezoldigingsregeling van het operationeel personeel van de hulpverleningszones
Art. 1-21
Artikel 1. Artikel 2 van het koninklijk besluit van 19 april 2014 houdende bezoldigingsregeling van het operationeel personeel van de hulpverleningszones wordt opgeheven.
Art.2. In artikel 12 van hetzelfde besluit wordt punt 4° opgeheven.
Art.3. In artikel 13 van hetzelfde besluit wordt punt 4° opgeheven.
Art.4. In artikel 14 van hetzelfde besluit wordt punt 4° opgeheven.
Art.5. In artikel 15 van hetzelfde besluit wordt punt 4° opgeheven.
Art.6. In artikel 16 van hetzelfde besluit wordt punt 4° opgeheven.
Art.7. In artikel 17 van hetzelfde besluit wordt punt 4° opgeheven.
Art.8. In artikel 18 van hetzelfde besluit wordt punt 4° opgeheven.
Art.9. In artikel 19 van hetzelfde besluit wordt punt 4° opgeheven.
Art.10. In artikel 21, § 4, van hetzelfde besluit, worden de woorden "per gepresteerde maand" vervangen door de woorden "per maand dienstanciënniteit".
Art.11. Artikel 25, eerste lid, van hetzelfde besluit, wordt aangevuld met de zin :
"De zonecommandant en de beroepsofficieren die niet deelnemen aan een wachtdienst in geval van interventie genieten een premie a rato van 7,6 uur voor elke dag van de week begrepen tussen maandag en vrijdag en die niet gedekt is door een verlof of een dienstvrijstelling bedoeld in hoofdstuk 3 van boek 9, titel 1, van het koninklijk besluit van 19 april 2014 tot bepaling van het administratief statuut van het operationeel personeel van de hulpverleningszones."
Art.12. De tekst van artikel 26, § 4, tweede streepje, van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt :
"- voor de graad van luitenant is x gelijk aan 0,28;".
Art.13. Artikel 33 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met een vierde lid, luidend als volgt :
"De trap "stagiair" van de weddeschalen van brandweerman en van kapitein is van toepassing zolang het vrijwillig personeelslid stagiair is. Wanneer de tijdelijke benoeming ingaat op een andere datum dan op de eerste van de maand, is het bedrag van de uurvergoeding voor prestaties van de lopende maand niet onderhevig aan wijzigingen.".
Art.14. Artikel 45 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met een tweede lid, luidend als volgt :
"De raad kan, bij reglementaire bepaling ter aanvulling van dit statuut, een meer gunstige bepaling nemen zoals bedoeld in artikel 3bis van de wet van 3 juli 1967 betreffende de preventie van of de schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg naar en van het werk en voor beroepsziekten in de overheidssector.".
Art.15. In hetzelfde besluit, wordt een artikel 46/1 ingevoegd, luidend als volgt : "Art. 46/1. De raad kan, door een reglementaire bepaling die dit statuut aanvult en die afwijkt van de bepalingen van artikel 36 ervan, een minimale vergoeding per prestatie bepalen, die hoger is dan een uur voor het vrijwillig personeelslid van wie de beschikbaarheidsgraad en het gunstige reactieniveau in geval van oproeping hoger zijn dan de niveaus die de raad bepaalt in het huishoudelijk reglement bedoeld in artikel 177, § 1, van het koninklijk besluit van 19 april 2014 tot bepaling van het administratief statuut van het operationeel personeel van de hulpverleningszones.".
Art.16. Artikel 51 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende tekst :"Art. 51. Het personeelslid krijgt, op geen enkel moment, in zijn nieuwe weddeschaal of in zijn nieuwe prestatievergoedingschaal, al naargelang hij beroeps- of vrijwillig personeelslid is, een wedde of prestatievergoeding die lager is dan diegene die hij genoot voordat dit statuut op hem van toepassing was.
Bij deze vergelijking wordt voor de beroepspersoneelsleden geen rekening gehouden met een eventueel weddesupplement, noch met een eventuele verhoging van de weddeschaal voor nachtelijke prestaties, prestaties op zaterdag en zondag en, voor de vrijwillige personeelsleden, noch met enige forfaitaire vergoeding of een verhoging van de vergoeding per uur.".
Art.17. In hetzelfde besluit wordt een artikel 52/1 ingevoegd; luidend als volgt :
"Art. 52/1. Het aantal uren voortgezette opleiding bedoeld in 3° van de artikelen 12 tot 19 dat effectief gevolgd wordt tijdens de jaren 2015 tot 2018 wordt respectievelijk vermenigvuldigd met de volgende factor :
- 4 voor de uren voortgezette opleiding die gevolgd worden in de loop van 2015 of 2016;
- 2 voor de uren voortgezette opleiding die gevolgd worden in de loop van 2017;
- 1,34 voor de uren voortgezette opleiding die gevolgd worden in de loop van 2018.".
Art.18. In hetzelfde besluit wordt een artikel 53/1 ingevoegd, luidend als volgt :
"Art. 53/1. In afwijking van de artikelen 34, 38, derde lid en 41, kan de raad beslissen om, indien in de meeste brandweerdiensten waaruit de zone bestond de prestatievergoedingen van de vrijwillige personeelsleden niet maandelijks werden betaald, deze prestatievergoedingen, de diplomatoelage en de toelage voor onregelmatige prestaties minstens elk trimester te betalen, na vervallen termijn.".
Art.19. In bijlage 2 van hetzelfde besluit, wordt het bedrag van 11.72 euro toegevoegd aan trap 8 van de schaal van adjudant.
Art.20. Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand die volgt op de verschijning ervan in het Belgisch Staatsblad, uitgezonderd de artikelen 14 tot 18 die uitwerking krijgen op 1 januari 2015, behalve voor de prezones vermeld in artikel 220, § 1, tweede lid, van de wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid, voor wie de artikelen 14 tot 18 in werking treden op de datum bepaald door de raad waarop de brandweerdienst in de zone geïntegreerd wordt, en ten laatste op 1 januari 2016.
Art. 21. De minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.