19 DECEMBER 2014. - Koninklijk besluit tot vastlegging van de organisatie van de brandpreventie in de hulpverleningszones
Art. 1-14
Artikel 1. De hulpverleningszone voert inzake brandpreventie op haar grondgebied, zoals bedoeld in het koninklijk besluit van 2 februari 2009 tot vaststelling van de territoriale afbakening van de hulpverleningszones, de volgende opdrachten uit :
1° het opstellen van een actieplan aangaande de brandpreventie;
2° het sensibiliseren;
3° het verlenen van advies;
4° het opstellen van een brandpreventieverslag na het uitoefenen van controle op de stukken van een dossier of na het uitvoeren van inspectie ter plaatse;
5° meewerken aan het opstellen van voorafgaande interventieplannen.
Art.2. Het actieplan aangaande de brandpreventie welk deel uitmaakt van het meerjarenbeleidsplan bedoeld in artikel 23 van de wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid, wordt afgestemd op de kadernota aangaande de brandpreventie opgesteld door de algemene directie van de Federale overheidsdienst Binnenlandse Zaken die de brandpreventie onder haar bevoegdheid heeft.
Art.3. § 1. De hulpverleningszone kan uit eigen beweging of op vraag optreden om te sensibiliseren in het kader van de brandpreventie zonder controlerend op te treden zoals bedoeld in artikel 5 van de wet van 30 juli 1979 betreffende de preventie van brand en ontploffing en betreffende de verplichte verzekering van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid in dergelijke gevallen.
§ 2. De zonecommandant of zijn afgevaardigde kent deze opdracht toe aan een lid van de zone dat met vrucht de door Ons bepaalde vorming inzake brandpreventie heeft gevolgd.
Art.4. § 1. De hulpverleningszone kan elke belanghebbende aanvrager advies verlenen inzake brandpreventie zonder controlerend op te treden zoals bedoeld in artikel 5 van de wet van 30 juli 1979 betreffende de preventie van brand en ontploffing en betreffende de verplichte verzekering van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid in dergelijke gevallen.
§ 2. De zonecommandant of zijn afgevaardigde kent deze opdracht toe aan een lid van de zone dat met vrucht de door Ons bepaalde vorming inzake brandpreventie heeft gevolgd.
§ 3. De aanvrager maakt duidelijk binnen welk kader en met welk doel het advies aangevraagd wordt en welk belang inzake brandveiligheid hij heeft bij de adviesaanvraag. De adviesverlener houdt rekening met het kader waarbinnen en het doel waartoe het advies werd aangevraagd en stemt zijn aanbevelingen daarop af.
Art.5. § 1. Elke overheid doet voor het uitoefenen van controle inzake de brandpreventie beroep op de hulpverleningszone indien een brandpreventieverslag vereist is.
§ 2. De controle gebeurt op basis van de stukken van een bepaald dossier of gebeurt in een bepaalde constructie of op een bepaalde site.
§ 3. De aanvragende overheid dient de aanvraag tot controle ofwel zelf in bij de hulpverleningszone ofwel laat ze ze indienen door de bouwheer, de eigenaar of uitbater van het gebouw indien een procedure dit oplegt.
§ 4. De bouwheer, de eigenaar of uitbater van het gebouw stelt de nodige stukken ter beschikking op de wijze zoals bepaald door de hulpverleningszone of zoals vastgelegd door de reglementering. De aanvrager maakt duidelijk binnen welk kader en met welk doel de controle aangevraagd wordt. De opsteller van het brandpreventieverslag houdt rekening met het kader waarbinnen en het doel waartoe het brandpreventieverslag werd aangevraagd en stemt zijn conclusie daarop af.
§ 5. Na het uitoefenen van de controle van het dossier en/of na het uitvoeren van de controle in een constructie of op een site stelt een lid van de zone dat met vrucht de door Ons bepaalde vorming inzake brandpreventie heeft gevolgd, het brandpreventieverslag op. Het brandpreventieverslag wordt ondertekend door de opsteller van het verslag en door de zonecommandant of zijn afgevaardigde.
Art.6. Elke uitbater van een gebouw en elke eigenaar van een gebouw, met uitzondering van de woningen, verlenen de nodige medewerking aan de hulpverleningszone voor het opstellen van een voorafgaand interventieplan. Zij delen de nodige informatie mee om het voorafgaandelijk interventieplan te actualiseren.
Art.7. § 1. De hulpverleningszone kan ter ondersteuning beroep doen op een andere hulpverleningszone, een andere instelling of een andere openbare dienst voor het uitvoeren van een opdracht inzake brandpreventie. De vraag tot ondersteuning kan slechts gesteld worden indien de hulpverleningszone gebrek heeft aan een specifieke competentie of indien dit voortvloeit uit de reglementering.
§ 2. De hulpverleningszone behoudt de verantwoordelijkheid voor de aan de aanvrager afgeleverde en door de hulpverleningszone opgestelde of goedgekeurde adviezen tenzij ten gevolge van specifieke reglementering het opstellen van het advies werd toegewezen aan een specifieke instelling of een specifieke openbare dienst.
Art.8. § 1. De dossierbehandelaar heeft de plicht de zonecommandant of zijn afgevaardige in te lichten wanneer hij persoonlijke belangen heeft in een dossier.
§ 2. Wanneer een zonecommandant of zijn afgevaardige persoonlijke belangen heeft in een dossier, laat hij het brandpreventieverslag mede ondertekenen door een andere officier van de zone.
Art.9. De Minister van Binnenlandse Zaken kan de modellen van brandpreventieverslag bepalen.
Art.10. § 1. In dit besluit worden onder de termen "zone" of "hulpverleningszone" ook begrepen de Brusselse Hoofdstedelijke dienst voor brandweer en dringende medische hulp.
§ 2. In dit besluit wordt onder de term "zonecommandant" ook begrepen het hoofd van de Brusselse Hoofdstedelijke dienst voor brandweer en dringende medische hulp.
Art.11. Artikel 177 van de wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid treedt in werking op dezelfde datum als de datum van inwerkingtreding van dit besluit.
Art.12. De artikelen 22 en 22bis van het koninklijk besluit van 8 november 1967 houdende, voor de vredestijd, organisatie van de gemeentelijke en gewestelijke brandweerdiensten en coördinatie van de hulpverlening in geval van brand worden opgeheven op 1 januari 2016.
Art.13. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2015.
In afwijking van het eerste lid treedt dit besluit, voor de prezones vermeld in artikel 220, § 1, tweede lid, van de wet van 15 mei 2007, in werking op de datum bepaald door de raad waarop de brandweerdienst in de zone geïntegreerd wordt, en ten laatste op 1 januari 2016.
Art. 14. De minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.