29 JUNI 2018. - Koninklijk besluit tot bepaling van het administratief statuut van het operationeel personeel van de Civiele Bescherming(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 19-07-2018 en tekstbijwerking tot 19-03-2024)
BOEK I. - ALGEMENE BEPALINGEN
Art. 1-8
BOEK II. - BIJZONDERE RECHTEN EN PLICHTEN
Art. 9-15
BOEK III. - BIJZONDERE ONVERENIGBAARHEDEN
Art. 16-18
BOEK IV. - DE AANWERVING, DE AANWERVINGSSTAGE EN DE INDIENSTTREDING
TITEL I. - De aanwerving
HOOFDSTUK I. - Het federaal geschiktheidsattest
Art. 19-21
HOOFDSTUK II. - Oproep tot kandidaten
Art. 22
HOOFDSTUK III. - De aanwerving van het personeel van het basiskader
Art. 23
HOOFDSTUK IV. - De aanwerving van het personeel van het middenkader
Art. 24
HOOFDSTUK V. - De aanwerving van het personeel van het hoger kader
Art. 25
HOOFDSTUK VI. - Aanwerving van de vrijwilliger-specialist
Art. 26
TITEL II. - De aanwervingsstage
Art. 27-31
TITEL III. - De indiensttreding
Art. 32
BOEK V. - DE LOOPBAAN
TITEL I. - De hiërarchische bevordering
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Art. 33-34
HOOFDSTUK II. - De bevorderingsvoorwaarden
Art. 35-37
HOOFDSTUK III. - De bevorderingsstage
Afdeling 1. - Algemene bepalingen
Art. 38-39
Afdeling 2. - Het verloop van de bevorderingsstage en de evaluatie ervan
Art. 40-42
Afdeling 3. - De evaluatie op het einde van de bevorderingsstage
Art. 43-45
TITEL II. - De fysieke geschiktheid
Art. 46
TITEL III. - De wedertewerkstelling
Art. 47-50, 50/1, 51-52, 52/1
TITEL IV. - De verandering van graad
Art. 53-55
TITEL V. - Eindeloopbaanregime
Art. 56-66
TITEL VI. - Uitoefening van een hoger ambt
Art. 67
BOEK VI. - DE BIJZONDERE OPLEIDING
Art. 68-71
BOEK VII. - ORGANISATIE VAN DE DIENSTTIJD VAN DE VRIJWILLIGE PERSONEELSLEDEN
TITEL I. - Algemeen
Art. 72-73
TITEL II. - Dienst- en rusttijden
Art. 74-78
BOEK VII/1. [1 - ORGANISATIE VAN DE ARBEIDSTIJD VAN DE BEROEPSPERSONEELSLEDEN]1
Art. 78/1, 78/2, 78/3, 78/4
BOEK VIII. - DE VERLOVEN EN DE OPSCHORTING
HOOFDSTUK I. - Verloven beroepspersoneel
Afdeling 1. - Algemene bepalingen
Art. 79-82
Afdeling 2. - Specifieke bepalingen voor de beroepspersoneelsleden van het hoger kader, de eenheidschef, de [1 directeur van de Civiele Bescherming]1 en de beroepspersoneelsleden in continudienst
Art. 83
HOOFDSTUK II. - De opschorting van de benoeming van de leden van het vrijwillig personeel
Art. 84
BOEK IX. - DE TUCHTREGELING
Art. 85
BOEK IX/1. [1 - Uitvoeren van een alcohol- of drugstest]1
TITEL I. [1 - Algemene bepalingen]1
Art. 85/1
TITEL 2. [1 - Uitvoeren van een alcoholtest]1
Art. 85/2, 85/3, 85/4, 85/5, 85/6
TITEL 3. [1 - Uitvoeren van een drugstest]1
Art. 85/7, 85/8
TITEL 4. [1 - Gemeenschappelijke bepalingen]1
Art. 85/9, 85/10, 85/11
BOEK X. - DE ARBEIDSONGEVALLEN VAN HET VRIJWILLIG PERSONEEL
Art. 86-87
BOEK XI. - DE BEEINDIGING VAN EEN AMBT
Art. 88-92
BOEK XII. - OVERGANGSBEPALINGEN
Art. 93-95, 95/1, 96-97, 97/1
BOEK XIII. - WIJZIGINGS- EN SLOTBEPALINGEN
Art. 98-100
BIJLAGEN.
Art. N1-N2
1954031102 2002000723 2006000701 2007000663 2009000235 2009000654
2019030436 2019041675 2021033041 2021041022 2023040808 2024001749
BOEK I. - ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1. Boek 7 van dit besluit voorziet in de gedeeltelijke omzetting van richtlijn nr 2003/88/EG.
Art.2.Voor de toepassing van dit besluit verstaat men onder :
1° de Minister: de Minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken;
2° de wet van 15 mei 2007: de wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid;
3° de operationele eenheid: de operationele eenheid van de Civiele Bescherming, vermeld in artikel 153 van de wet van 15 mei 2007;
4° de Voorzitter: de Voorzitter van het Directiecomité van de FOD Binnenlandse Zaken;
5° de Directeur-generaal: de Directeur-generaal van de Algemene Directie Civiele Veiligheid van de FOD Binnenlandse Zaken;
6° de Directeur P&O: de Directeur van de Stafdienst P&O van de FOD Binnenlandse Zaken;
7° de eenheidschef: de ambtenaar die de operationele eenheid leidt;
8° de [3 directeur van de Civiele Bescherming]3 van de civiele veiligheid, hierna te noemen "[3 directeur van de Civiele Bescherming]3": de leidend ambtenaar van de centrale diensten van de Algemene Directie Civiele Veiligheid [3 belast met de Civiele Bescherming]3;
9° de representatieve vakorganisaties: de representatieve vakorganisaties, vermeld in het koninklijk besluit van 28 september 1984 houdende uitvoering van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van zijn personeel;
10° het beroepspersoneelslid: het beroepslid van de Civiele Bescherming als vermeld in artikel 155, tweede lid, van de wet van 15 mei 2007;
11° het vrijwillig personeelslid: het vrijwillig lid van de Civiele Bescherming als vermeld in artikel 155, derde lid, van de wet van 15 mei 2007;
12° het personeelslid: de persoon die deel uitmaakt van het operationeel personeel van de Civiele Bescherming, ongeacht of het een vrijwillig personeelslid of een beroepspersoneelslid is;
13° het opleidingscentrum voor de civiele veiligheid: [1 opleidingscentra als vermeld in de artikelen 4 en 175/1 van de wet van 15 mei 2007]1;
14° het geldelijk statuut: het koninklijk besluit van 29 juni 2018 houdende de bezoldigingsregeling van het operationeel personeel van de Civiele Bescherming;
15° diploma van niveau A, B of C : diploma of getuigschrift dat toegang geeft tot de functies van niveau A, B of C binnen de federale overheidsdiensten bedoeld in de bijlage bij het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel;
16° het koninklijk besluit van 19 november 1998: het koninklijk besluit van 19 november 1998 betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen;
17° buitenlandse operationele opdrachten: de operationele opdrachten die het personeelslid uitvoert buiten het Belgische grondgebied [2 , die minstens vierentwintig uur duren]2 en die als dusdanig erkend zijn, ofwel door de voorzitter van de Coördinatieraad van de Belgian First Aid and Support Team, ofwel door de Directeur-generaal;
18° elke drager met bewijskracht en vaste datum: hetzij verzending langs elektronische weg waarbij de ontvangst ervan door het personeelslid wordt bevestigd; hetzij overhandiging aan het personeelslid in ruil voor een door hem ondertekend ontvangstbewijs dat de datum van ontvangst vermeldt;
19° het koninklijk besluit van 2 oktober 1937: het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel.
----------
(1)<KB 2023-02-17/18, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 16-04-2023>
(2)<KB 2023-05-21/03, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 02-07-2023>
(3)<KB 2024-02-18/12, art. 1, 009; Inwerkingtreding : 19-09-2024>
Art.3. § 1. Dit statuut is van toepassing op de leden van het beroepspersoneel die geselecteerd werden conform de artikelen 3 en 4 van het koninklijk besluit van 3 juli 2018 houdende diverse maatregelen betreffende de leden van het operationeel personeel van de Civiele Bescherming en op de leden van het beroepspersoneel die aangeworven worden in toepassing van de bepalingen van boek 4 van dit besluit.
§ 2. Behoudens tegenstrijdige bepalingen, is dit statuut van toepassing op de vrijwillige personeelsleden die benoemd werden conform het artikel 16 van het koninklijk besluit van 3 juli 2018 houdende diverse maatregelen betreffende de leden van het operationeel personeel van de Civiele Bescherming en op de leden van het vrijwillige personeel die aangeworven worden in toepassing van de bepalingen van boek 4 van dit besluit.
Ze bevinden zich in een sui generis statutaire situatie.
§ 3. Dit besluit is eveneens van toepassing op de stagiairs, behoudens andersluidende bepalingen.
§ 4. Onverminderd de toepassing van paragrafen 1, 2 en 3 en behoudens andersluidende bepalingen blijven de personeelsleden onderworpen aan de bepalingen die gelden voor de rijksambtenaren en aan de wet van 22 juli 1993 houdende bepaalde maatregelen inzake ambtenarenzaken.
Art.4. Wanneer een betrekking als beroeps vacant wordt verklaard door de Voorzitter, beslist hij of deze betrekking ingevuld wordt door aanwerving, door mutatie, door mobiliteit of door bevordering.
Een betrekking als vrijwilliger wordt vacant verklaard door de Directeur-generaal, die beslist of deze betrekking door aanwerving, door mutatie, door mobiliteit of door bevordering wordt ingevuld.
Art.5. De verschillende functies binnen het operationeel kader van de Civiele Bescherming worden ingevuld door het basiskader, het middenkader en het hoger kader :
1° Het basiskader omvat de graden van sappeur en korporaal;
2° Het middenkader omvat de graden van onderofficier: sergeant en adjudant;
3° Het hoger kader omvat de graden van officier: luitenant, commandant, kapitein, majoor en kolonel.
De graad van commandant is uitdovend.
De vrijwilligers-specialisten bedoeld in artikel 19, tweede lid, maken geen deel uit van de kaders bedoeld in het eerste lid en zij dragen geen graad.
Art.6. Met het oog op de toepassing van artikel 43ter van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966, ingevoegd bij de wet van 12 juni 2002, op de ambtenaren van de centrale diensten van de federale overheidsdiensten, bedoeld in het koninklijk besluit van 7 november 2000 houdende oprichting en samenstelling van de organen die gemeenschappelijk zijn aan iedere federale overheidsdienst, worden de verschillende betrekkingen die een trap van de hiërarchie vormen, vastgesteld als volgt:
Tweede trap: de graden van kolonel en majoor;
Derde trap: de graad van kapitein.
Art.7.Bij gelijkheid in graad wordt het gezag uitgeoefend door het personeelslid met de grootste anciënniteit in dezelfde graad.
Ingeval van gelijke graadanciënniteit wordt het gezag uitgeoefend door het personeelslid met de grootste dienstanciënniteit.
De [1 directeur van de Civiele Bescherming]1 staat hiërarchisch boven de eenheidschef.
De vrijwilligers-specialisten oefenen geen bevelvoering uit.
----------
(1)<KB 2024-02-18/12, art. 2, 009; Inwerkingtreding : 19-09-2024>
Art.8. Bovenop de operationele opdrachten die hem voorbehouden zijn en conform de functiebeschrijvingen, kan het personeelslid ertoe gehouden worden om administratieve of logistieke opdrachten overeenkomstig zijn competenties in het kader van artikel 11 van de wet van 15 mei 2007 uit te voeren.
BOEK II. - BIJZONDERE RECHTEN EN PLICHTEN
Art.9. Het personeelslid biedt zich, bij het begin van de dienst of bij oproeping wanneer hij van wacht is, niet aan wanneer hij onder invloed van alcohol of drugs of in een soortgelijke toestand verkeert door het gebruik van andere stoffen. Tijdens de dienst gebruikt het eveneens geen alcohol, geen drugs en geen geneesmiddelen die aanleiding geven tot een soortgelijke toestand als bij het gebruik van alcohol of drugs.
Art.10. Het personeelslid werkt loyaal mee aan tuchtonderzoeken en aan de vaststelling van eventuele tuchtvergrijpen waarvan het zelf niet het voorwerp is of niet het voorwerp zou kunnen zijn. Het geeft een duidelijk antwoord op de vragen die hem worden gesteld en overhandigt op vraag van de autoriteiten de stukken of goederen die nuttig zijn voor het vaststellen van de waarheid.
Art.11. § 1. Het personeelslid draagt zorg voor de kledings- en uitrustingsvoorwerpen, die hem ter beschikking gesteld worden door de operationele eenheid.
§ 2. De kledings- en uitrustingsstukken en de uitgaanstenue mogen slechts bij de uitoefening van de dienst of ter gelegenheid van vergaderingen voor beroepsbelangen of officiële plechtigheden gedragen worden.
Elk personeelslid in de reglementaire klederdracht is, zelfs buiten de diensturen, onderworpen aan de hiërarchie. Het dragen van het uitgaanstenue buiten de diensturen is onderworpen aan de goedkeuring van de eenheidschef of zijn afgevaardigde.
§ 3. Alleen het dragen van eretekens verleend door de Belgische regering is toegelaten. Door buitenlandse regeringen uitgereikte eretekens mogen slechts worden gedragen, wanneer daartoe toelating is verleend door Ons.
Art.12. Het personeelslid wordt opgeroepen om deel te nemen aan de interventies wanneer hij in de operationele eenheid aanwezig is of in oproepbaarheidsdienst is.
Art.13. De beroepspersoneelsleden die bekleed zijn met de graad van officier worden verplicht oproepbaarheidsdiensten uit te voeren in functie van de organisatie van de dienst.
Art.14. Het beroepspersoneelslid kan tijdens interventies verplicht worden om de duur van zijn prestaties te verlengen. Uitzonderlijk, in het geval van een grootschalige interventie, veroorzaakt door een onvoorziene gebeurtenis waarvoor de basismiddelen niet meer voldoende zijn, kan het personeelslid dat niet in dienst is, teruggeroepen worden.
Art.15.[1 Elk personeelslid kan buitenlandse operationele opdrachten uitvoeren mits toestemming van de Directeur-generaal, of van zijn afgevaardigde.]1
----------
(1)<KB 2023-05-21/03, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 02-07-2023>
BOEK III. - BIJZONDERE ONVERENIGBAARHEDEN
Art.16. Er is onverenigbaarheid tussen:
1° de functie van beroepspersoneelslid en de functie van vrijwillig personeelslid;
2° de functie van personeelslid en de functie van lid van een politiedienst die deel uitmaakt van de openbare macht, vermeld in artikel 2 van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt.
Art.17. In afwijking van het artikel 14 van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937, zodra de Voorzitter het bestaan van één van de onverenigbaarheden vaststelt, die op de rijksambtenaren van toepassing zijn of één van de onverenigbaarheden die in deze titel vermeld zijn, stelt hij de betrokkene in gebreke om die situatie te beëindigen binnen een termijn van zes maanden.
Elk personeelslid dat bij het verstrijken van deze termijn niet heeft voldaan aan de ingebrekestelling van de Voorzitter, wordt ambtshalve ontslagen.
Art.18. De uitoefening van een functie van instructeur binnen een opleidingscentrum voor civiele veiligheid is niet onverenigbaar met de functie van personeelslid
BOEK IV. - DE AANWERVING, DE AANWERVINGSSTAGE EN DE INDIENSTTREDING
TITEL I. - De aanwerving
HOOFDSTUK I. - Het federaal geschiktheidsattest
Art.19. De aanwerving van het personeel gebeurt in de graad van sappeur, voor wat betreft het basiskader, in de graad van sergeant, voor wat betreft het middenkader, en in de graad van kapitein, voor wat betreft het hoger kader.
Het vrijwillig personeel kan ook aangeworven worden als vrijwilliger-specialist.
De aanwerving in de graad van sergeant kan pas gebeuren bij gebrek aan voldoende laureaten in een procedure tot hiërarchische bevordering, bedoeld in titel 1 van boek 5.
Art.20.§ 1. De Voorzitter of zijn afgevaardigde organiseert conform de modaliteiten bepaald door de Minister, via de opleidingscentra voor de civiele veiligheid, per taalregeling minstens één keer per jaar en rekening houdend met de noden, specifieke geschiktheidsproeven, voor basis-, midden- en hoger kader als vermeld in artikel 5, [2 voorafgaand aan de eerste proef van]2 de aanwerving door de FOD Binnenlandse Zaken.
[2 ...]2
§ 2. De organisatie van de geschiktheidsproeven wordt bekendgemaakt, minstens in het Belgisch Staatsblad, via de website van [2 Werkenvoor.be]2 en via de website van de Algemene Directie Civiele Veiligheid van de FOD Binnenlandse Zaken, ten laatste dertig dagen voor de uiterste inschrijvingsdatum.
De bekendmaking vermeldt de te vervullen voorwaarden en de datum waarop ze moeten vervuld worden, de opgelegde proeven, de inhoud ervan en de uiterste datum voor de kandidaatstelling.
Om te kunnen deelnemen aan de geschiktheidsproeven vermeld in paragraaf 3 voldoen de kandidaten aan :
1° voor het basiskader : de voorwaarden, vermeld in artikel [2 23, § 1, 1°, 2°, 4° en 5°]2 ;
2° voor het middenkader : de voorwaarden, vermeld in artikel [2 24, § 1, 1°, 3°, 4° en 6°]2 ;
3° voor het hoger kader : de voorwaarden, vermeld in artikel [2 25, § 1, 1°, 3°, 4° en 6°]2.
§ 3. De kandidaten moeten [2 ...]2 slagen voor de volgende geschiktheidsproeven :
1° een competentietest, waarbij wordt nagegaan of een kandidaat beschikt over de competenties :
- Van het niveau van het zesde jaar middelbaar beroepsonderwijs voor het basiskader;
- gelijkwaardig aan deze vereist voor een diploma van niveau B voor het middenkader;
- gelijkwaardig aan deze vereist voor een diploma van niveau A voor het hoger kader.
2° een operationele handvaardigheidstest;
3° de lichamelijke geschiktheidsproeven, opgesomd in bijlage 1.
[2 In afwijking van het eerste lid, 1°, eerste streepje, wordt de kandidaat die in het bezit is van een diploma of een studiegetuigschrift van het zesde of zevende jaar secundair onderwijs, vrijgesteld van deze test voor het basiskader.]2
§ 4. De geschiktheidsproeven zijn eliminerend; de kandidaat wordt geschikt of ongeschikt verklaard.
§ 5. Om te kunnen deelnemen aan de proeven, vermeld in paragraaf 3, 3°, beschikken de kandidaten over een medisch attest. Dit attest, opgemaakt ten vroegste drie maanden voor de start van de lichamelijke proeven, verklaart dat de kandidaat in staat is de proeven af te leggen.
§ 6. De kandidaten die alle geschiktheidsproeven succesvol afleggen ontvangen een federaal geschiktheidsattest dat respectievelijk toegang geeft tot de aanwervingsproeven voor het personeel van het basiskader, het middenkader of het hoger kader. Het federaal geschiktheidsattest wordt verzonden in de maand die volgt op het afsluiten van het proces-verbaal van het geheel van de geschiktheidsproeven. Het federaal geschiktheidsattest is geldig voor onbepaalde duur, met uitzondering van de lichamelijke geschiktheidsproeven die gelden voor twee jaar vanaf de datum van het afsluiten van het proces-verbaal van het geheel van de geschiktheidsproeven.
[1 De geschiktheidsproeven worden georganiseerd onder de vorm van drie modules:
1° module 1: de competentietest;
2° module 2 : de operationele handvaardigheidstest;
3° module 3: de lichamelijke geschiktheidsproeven.]1
De kandidaten ontvangen een bewijs van deelname met vermelding "geslaagd" of "niet geslaagd" na elke module, met daarop de vermelding van de datum van het afleggen van de test.
§ 7. Zes maanden voor het verstrijken van de termijn van twee jaar, als vermeld in paragraaf 6, kan de kandidaat die de geldigheid van zijn federaal geschiktheidsattest wenst te verlengen voor het gedeelte van de lichamelijke geschiktheidsproeven, zich inschrijven voor de proeven. De kandidaat beschikt over het medisch attest, als vermeld in paragraaf 5, en het federaal geschiktheidsattest.
§ 8. De kandidaat die een federaal geschiktheidsattest voor het basiskader behaald heeft en die kandidaat is voor een betrekking van sergeant zoals bedoeld in artikel 24 of voor een betrekking van kapitein zoals bedoeld in artikel 25, wordt vrijgesteld van de operationele handvaardigheidstest en de lichamelijke geschiktheidsproeven bedoeld in § 3, 2° en 3°, onverminderd de beperkte geldigheid van de lichamelijke geschiktheidsproeven, zoals bedoeld in § 6.
De kandidaat die een federaal geschiktheidsattest voor het middenkader behaald heeft en die kandidaat is voor een betrekking van kapitein zoals bedoeld in artikel 25, wordt vrijgesteld van de operationele handvaardigheidstest en de lichamelijke geschiktheidsproeven bedoeld in artikel 20, § 3, 2° en 3°, onverminderd de beperkte geldigheid van de lichamelijke geschiktheidsproeven, zoals bedoeld in § 6.
[1 § 9. De federale geschiktheidsattesten voor het basis-, midden- en hoger kader bedoeld in dit artikel zijn gelijkgesteld met de respectievelijke federale geschiktheidsattesten voor het basis-, midden- en hoger kader bedoeld in artikel 35 van het koninklijk besluit van 19 april 2014 tot bepaling van het administratief statuut van het operationeel personeel van de hulpverleningszones.]1
----------
(1)<KB 2023-05-21/03, art. 3, 007; Inwerkingtreding : 02-07-2023>
(2)<KB 2024-02-18/12, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 19-09-2024>
Art.21.De kandidaten die niet [1 opdagen]1 voor de geschiktheidsproeven bedoeld in artikel 20, kunnen zich pas opnieuw inschrijven voor de geschiktheidsproeven voor hetzelfde kader na een wachttermijn van zes maanden vanaf [1 de datum van het niet verschijnen]1, behoudens overmacht [1 of om redenen buiten de wil van de kandidaat]1 beoordeeld door de directeur van het opleidingscentrum voor de civiele veiligheid.
----------
(1)<KB 2024-02-18/12, art. 4, 009; Inwerkingtreding : 19-09-2024>
HOOFDSTUK II. - Oproep tot kandidaten
Art.22.Bij een vacante betrekking in de graad van sappeur, sergeant, kapitein of specialist, richt de Voorzitter of zijn afgevaardigde een oproep tot kandidaten, of richt een oproep tot de geslaagde kandidaten van de wervingsreserve zoals vermeld in artikel 23, § 3, vierde lid, artikel 24, § 3, vierde lid, artikel 25, § 3, vierde lid of artikel 26, § 2, vierde lid, in de volgorde van rangschikking. De oproep vermeldt of het om een betrekking van vrijwillig personeelslid en/of een betrekking van beroepspersoneelslid gaat. De oproep vermeldt tevens of de betrekking vacant is in een operationele eenheid of in de centrale diensten.
De oproep tot de kandidaten wordt minstens bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad, via de website van [1 Werkenvoor.be]1, via de website van de Algemene Directie Civiele Veiligheid van de FOD Binnenlandse Zaken ten laatste dertig dagen voor de uiterste inschrijvingsdatum.
De bekendmaking van de oproep tot kandidaten is verplicht op straffe van nietigheid van de procedure.
De oproep tot de kandidaten vermeldt de te vervullen voorwaarden en de datum waarop ze vervuld moeten worden, de opgelegde proef of proeven en de inhoud ervan, de uiterste datum voor de kandidaatstelling evenals de praktische modaliteiten voor de indiening ervan, de reserve, een verwijzing naar de functiebeschrijving van de vacante betrekking en of het om een onmiddellijke vacature en/of om de aanleg van een werfreserve gaat.
----------
(1)<KB 2024-02-18/12, art. 5, 009; Inwerkingtreding : 19-09-2024>
HOOFDSTUK III. - De aanwerving van het personeel van het basiskader
Art.23.§ 1. Kandidaten voor een betrekking van sappeur voldoen aan de volgende voorwaarden :
1° Belg zijn of de nationaliteit hebben van een ander land behorende tot de Europese Economisch Ruimte of van Zwitserland;
2° ten minste 18 jaar oud zijn;
3° een gedrag hebben dat in overeenstemming is met de eisen van de beoogde betrekking. De kandidaat bezorgt een uittreksel uit het strafregister dat afgeleverd dient te zijn binnen een termijn van drie maanden voorafgaand aan de uiterste datum voor het indienen van de kandidaturen;
4° de burgerlijke en politieke rechten genieten;
5° in orde zijn met de dienstplichtwetten;
6° houder zijn van rijbewijs B;
7° houder zijn van een federaal geschiktheidsattest voor het basiskader, het middenkader of het hoger kader als vermeld in artikel 20.
§ 2. [1 Wordt geacht te hebben voldaan aan de in paragraaf 1, 7° bedoelde voorwaarde:
1° het operationeel personeelslid dat in dienst is binnen de Civiele Bescherming in een land dat deel uitmaakt van de Europese Economische Ruimte of in Zwitserland;
2° het brandweerlid dat in dienst is in een openbare brandweer in een land dat deel uitmaakt van de Europese Economische Ruimte of in Zwitserland.]1
§ 3. De aanwerving is onderworpen aan het slagen in een vergelijkend examen, georganiseerd door de Voorzitter of zijn afgevaardigde, onder het toezicht van [2 Werkenvoor.be]2 inzake kwaliteitscontrole en methodologie.
Het vergelijkend examen bestaat uit één of meerdere proeven, waarvan minstens een mondeling interview, bedoeld om de motivatie, de inzetbaarheid en de overeenstemming van de kandidaat met de functiebeschrijving en de eenheid te testen.
De proeven kunnen eliminerend zijn.
De Minister bepaalt de inhoud van de proeven. De praktische organisatie van het vergelijkend examen kan door de Directeur-generaal toevertrouwd worden aan een opleidingscentrum voor civiele veiligheid.
De jury is samengesteld uit:
1° de voorzitter, wiens competenties inzake selectie gecertificeerd zijn zoals bedoeld in artikel 42, § 1, eerste lid, b) van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937;
2° twee personeelsleden van de FOD, waarvan minimum 1 operationeel personeelslid dat minstens dezelfde graad als die van de vacante betrekking heeft.
Alle leden van de jury behoren tot de taalrol van de kandidaten.
De geslaagde kandidaten worden opgenomen in een wervingsreserve die twee jaar geldig is. De geldigheidsduur kan ten hoogste twee keer voor twee jaar verlengd worden door de Voorzitter of zijn afgevaardigde.
Het resultaat van het vergelijkend examen wordt aan de betrokkene ter kennis gebracht door de Voorzitter of zijn afgevaardigde via een aangetekende brief of via elke drager met bewijskracht en vaste datum.
----------
(1)<KB 2023-05-21/03, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 02-07-2023>
(2)<KB 2024-02-18/12, art. 6, 009; Inwerkingtreding : 19-09-2024>
HOOFDSTUK IV. - De aanwerving van het personeel van het middenkader
Art.24.§ 1. Kandidaten voor een betrekking van sergeant voldoen aan de volgende voorwaarden :
1° Belg zijn of de nationaliteit hebben van een ander land behorende tot de Europese Economisch Ruimte of van Zwitserland;
2° een gedrag hebben dat in overeenstemming is met de eisen van de beoogde betrekking. De kandidaat bezorgt een uittreksel uit het strafregister dat afgeleverd dient te zijn binnen een termijn van drie maanden voorafgaand aan de uiterste datum voor het indienen van de kandidaturen;
3° de burgerlijke en politieke rechten genieten;
4° in orde zijn met de dienstplichtwetten;
5° houder zijn van rijbewijs B;
6° houder zijn van een diploma van niveau B;
7° houder zijn van een federaal geschiktheidsattest voor het middenkader of het hoger kader als vermeld in artikel 20.
§ 2. [1 Wordt geacht te hebben voldaan aan de in paragraaf 1, 7° bedoelde voorwaarde:
1° de onderofficier of de officier die in dienst is binnen de Civiele Bescherming in een land dat deel uitmaakt van de Europese Economische Ruimte of in Zwitserland;
2° de onderofficier of de officier die in dienst is in een openbare brandweer in een land dat deel uitmaakt van de Europese Economische Ruimte of in Zwitserland.
Het personeelslid van het basiskader wordt vrijgesteld van de operationele handvaardigheidstest en de lichamelijke geschiktheidsproeven bedoeld in artikel 20, § 3, 2° en 3°.]1
§ 3. De aanwerving is onderworpen aan het slagen in een vergelijkend examen, georganiseerd door de Voorzitter of zijn afgevaardigde, onder het toezicht van [2 Werkenvoor.be]2 inzake kwaliteitscontrole en methodologie.
Het vergelijkend examen bestaat uit één of meerdere proeven, waarvan minstens een mondeling interview, bedoeld om de motivatie, de inzetbaarheid en de overeenstemming van de kandidaat met de functiebeschrijving en de eenheid te testen.
De proeven kunnen eliminerend zijn.
De Minister bepaalt de inhoud van de proeven. De praktische organisatie van het vergelijkend examen kan door de Directeur-generaal toevertrouwd worden aan een opleidingscentrum voor civiele veiligheid.
De jury is samengesteld uit:
1° de voorzitter, wiens competenties inzake selectie gecertificeerd zijn zoals bedoeld in artikel 42, § 1, eerste lid, b) van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937;
2° twee personeelsleden van de FOD, waarvan minimum 1 operationeel personeelslid dat minstens dezelfde graad als die van de vacante betrekking heeft.
Alle leden van de jury behoren tot de taalrol van de kandidaten.
De geslaagde kandidaten worden opgenomen in een wervingsreserve die twee jaar geldig is. De geldigheidsduur kan ten hoogste twee keer voor twee jaar verlengd worden door de Voorzitter of zijn afgevaardigde.
Het resultaat van het vergelijkend examen wordt de betrokkene ter kennis gebracht door de Voorzitter of zijn afgevaardigde via een aangetekende brief of via elke andere drager met bewijskracht en vaste datum.
----------
(1)<KB 2023-05-21/03, art. 5, 007; Inwerkingtreding : 02-07-2023>
(2)<KB 2024-02-18/12, art. 6, 009; Inwerkingtreding : 19-09-2024>
HOOFDSTUK V. - De aanwerving van het personeel van het hoger kader
Art.25.§ 1. Kandidaten voor een betrekking van kapitein voldoen aan de volgende voorwaarden :
1° Belg zijn;
2° een gedrag hebben dat in overeenstemming is met de eisen van de beoogde betrekking. De kandidaat bezorgt een uittreksel uit het strafregister dat afgeleverd dient te zijn binnen een termijn van drie maanden voorafgaand aan de uiterste datum voor het indienen van de kandidaturen;
3° de burgerlijke en politieke rechten genieten;
4° in orde zijn met de dienstplichtwetten;
5° houder zijn van rijbewijs B;
6° houder zijn van een diploma van niveau A;
7° houder zijn van een federaal geschiktheidsattest voor het hoger kader als vermeld in artikel 20.
§ 2. [1 Wordt geacht te hebben voldaan aan de in paragraaf 1, 7° bedoelde voorwaarde:
1° de kapitein, majoor of kolonel die in dienst is binnen de Civiele Bescherming in een land dat deel uitmaakt van de Europese Economische Ruimte of in Zwitserland;
2° de kapitein, majoor of kolonel die in dienst is in een openbare brandweer in een land dat deel uitmaakt van de Europese Economische Ruimte of in Zwitserland.
Het personeelslid dat geen kapitein, majoor of kolonel is wordt vrijgesteld van de operationele handvaardigheidstest en de lichamelijke geschiktheidsproeven bedoeld in artikel 20, § 3, 2° en 3°.]1
§ 3. De aanwerving is onderworpen aan het slagen in een vergelijkend examen, georganiseerd door de Voorzitter of zijn afgevaardigde, onder het toezicht van [2 Werkenvoor.be]2 inzake kwaliteitscontrole en methodologie.
Het vergelijkend examen bestaat uit één of meerdere proeven, waarvan minstens een mondeling interview, bedoeld om de motivatie, de inzetbaarheid en de overeenstemming van de kandidaat met de functiebeschrijving en de eenheid of dienst te testen.
De proeven kunnen eliminerend zijn.
De Minister bepaalt de inhoud van de proeven. De praktische organisatie van het vergelijkend examen kan door de directeur-generaal toevertrouwd worden aan een opleidingscentrum voor civiele veiligheid
De jury is samengesteld uit:
1° de voorzitter, wiens competenties inzake selectie gecertificeerd zijn zoals bedoeld in artikel 42, § 1, eerste lid, b) van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937;
2° twee personeelsleden van de FOD, waarvan minimum 1 operationeel personeelslid dat minstens dezelfde graad als die van de vacante betrekking heeft.
Alle leden van de jury behoren tot de taalrol van de kandidaten.
De geslaagde kandidaten worden opgenomen in een wervingsreserve die twee jaar geldig is. De geldigheidsduur kan ten hoogste twee keer voor twee jaar verlengd worden door de Voorzitter of zijn afgevaardigde.
Het resultaat van het vergelijkend examen wordt aan de betrokkene ter kennis gebracht door de Voorzitter of zijn afgevaardigde via een aangetekende brief of via elke drager met bewijskracht en vaste datum.
----------
(1)<KB 2023-05-21/03, art. 6, 007; Inwerkingtreding : 02-07-2023>
(2)<KB 2024-02-18/12, art. 6, 009; Inwerkingtreding : 19-09-2024>
HOOFDSTUK VI. - Aanwerving van de vrijwilliger-specialist
Art.26.§ 1. Kandidaten voor een betrekking van vrijwilliger-specialist voldoen aan de volgende voorwaarden:
1° Belg zijn of de nationaliteit hebben van een ander land behorende tot de Europese Economisch Ruimte of van Zwitserland;
2° ten minste 18 jaar oud zijn;
3° een gedrag hebben dat in overeenstemming is met de eisen van de beoogde betrekking. De kandidaat bezorgt een uittreksel uit het strafregister dat afgeleverd dient te zijn binnen een termijn van drie maanden voorafgaand aan de uiterste datum voor het indienen van de kandidaturen;
4° de burgerlijke en politieke rechten genieten;
5° in orde zijn met de dienstplichtwetten;
6° houder zijn van rijbewijs B;
7° houder zijn:
a) van een diploma van niveau A voor de vrijwilligers-specialisten S4;
b) van een diploma van niveau B voor de vrijwilligers-specialisten S3;
c) van een diploma van niveau C voor de vrijwilligers-specialisten S2;
Er is geen diploma vereist voor de vrijwilligers-specialisten S1.
§ 2. De aanwerving is onderworpen aan het slagen in een vergelijkend examen, georganiseerd door de Voorzitter of zijn afgevaardigde, onder het toezicht van [1 Werkenvoor.be]1 inzake kwaliteitscontrole en methodologie.
Het vergelijkend examen bestaat uit één of meerdere proeven, waarvan minstens een mondeling interview, bedoeld om de motivatie, de inzetbaarheid en de overeenstemming van de kandidaat met de functiebeschrijving en de eenheid te testen.
De proeven kunnen eliminerend zijn.
De Minister bepaalt de inhoud van de proeven. De praktische organisatie van het vergelijkend examen kan door de Directeur-generaal toevertrouwd worden aan een opleidingscentrum voor civiele veiligheid.
De jury is samengesteld uit:
1° de voorzitter, wiens competenties inzake selectie gecertificeerd zijn zoals bedoeld in artikel 42, § 1, eerste lid, b) van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937;
2° twee personeelsleden van de FOD, waarvan minimum 1 operationeel personeelslid.
Alle leden van de jury behoren tot de taalrol van de kandidaten.
De geslaagde kandidaten worden opgenomen in een wervingsreserve die twee jaar geldig is. De geldigheidsduur kan ten hoogste twee keer voor twee jaar verlengd worden door de Voorzitter of zijn afgevaardigde.
Het resultaat van het vergelijkend examen wordt de betrokkene ter kennis gebracht door de Voorzitter of zijn afgevaardigde via een aangetekende brief of via elke drager met bewijskracht en vaste datum.
De kandidaten uit de reserve moeten slagen voor een eliminerend medisch onderzoek zoals bedoeld in artikel I.4-26 van de Codex over het welzijn op het werk, alvorens benoemd te kunnen worden.
----------
(1)<KB 2024-02-18/12, art. 6, 009; Inwerkingtreding : 19-09-2024>
TITEL II. - De aanwervingsstage
Art.27. Deze titel is niet van toepassing op de vrijwilliger-specialist bedoeld in artikel 26.
Art.28. De kandidaten uit de reserve die een eliminerend medisch onderzoek zoals bedoeld in artikel I.4-26 van de Codex over het welzijn op het werk ondergaan hebben [2 en die een gedrag hebben dat in overeenstemming is met de eisen van de beoogde betrekking gebaseerd op een uittreksel uit het strafregister afgeleverd binnen een termijn van drie maanden voorafgaand aan de datum van toelating tot de stage]2, worden toegelaten tot de aanwervingsstage in orde van rangschikking resulterend uit de proeven.
De toelating tot de stage gebeurt door de Voorzitter of zijn afgevaardigde voor de beroepspersoneelsleden en door de directeur-generaal voor de vrijwillige personeelsleden.
Elke benoeming wordt voorafgegaan door een stageperiode.
De aanwervingsstage begint de dag van de indiensttreding. Hij start met het volgen van de opleiding nodig voor het door Ons bepaalde brevet dat vereist is voor de functie waarvoor de stagiair aangeworven wordt. De directeur-generaal bepaalt de theoretische en praktische vorming die door de stagiair gevolgd wordt in de dienst.
De evaluator zoals bedoeld in [1 artikel 40 van het koninklijk besluit van 14 januari 2022 betreffende de evaluatie in het federaal openbaar ambt]1 wordt aangewezen door de eenheidschef.
De evaluator houdt door middel van een logboek bij welke opleidingen de stagiair volgt, en treedt op als referentiepersoon met ervaring. [4 De inzetbaarheid van een stagiair voor een opdracht is afhankelijk van de behaalde modulecertificaten, bedoeld in artikel 15 van het koninklijk besluit van 12 juli 2019 betreffende de opleiding van de leden van de Civiele Bescherming en tot wijziging van diverse koninklijke besluiten.]4 [4 De evaluator]4 waakt erover dat de stagiair enkel aan de operaties deelneemt of de operaties leidt, in functie van zijn graad, in de mate dat zijn theoretische en praktische vorming dat toelaat.
Tijdens de stage moet er om de drie maanden een functioneringsgesprek gehouden worden tussen de evaluator en de stagiair.
De aanwervingsstage eindigt één jaar na het behalen van het door Ons bepaalde brevet. [4 De periode van één jaar kan ingekort worden, op voorwaarde dat minstens drie stageverslagen werden opgemaakt door de evaluator en dat de inkorting gemotiveerd wordt door de vaststelling dat de stagiair beschikt over alle competenties bepaald in de functiebeschrijving van de overeenstemmende graad.]4 Onder voorbehoud van de toepassing van het negende lid, [3 eindigt de stage van de beroepsstagiair ten laatste drie jaar na de start van de opleiding tot het behalen van het brevet bedoeld in het vierde lid en kan de totale stageperiode niet langer zijn dan]3 en zes jaar voor de vrijwillige stagiair beginnend vanaf de dag van de indiensttreding.
[1 Artikel 38 van het koninklijk besluit van 14 januari 2022 betreffende de evaluatie in het federaal openbaar ambt]1 is enkel van toepassing op de beroepsstagiair; waarbij de dertig werkdagen moeten gelezen worden als 228 prestatie-uren.
[2 Ingeval van ziekte van minimum twee weken van de stagiair vrijwilliger tijdens de aanwervingsstage, wordt de stage verlengd met de duur van de ziekte, die aangetoond wordt met een geneeskundig getuigschrift.
Ingeval van zwangerschap van de stagiair vrijwilliger tijdens de aanwervingsstage, wordt de stage verlengd met de duur van de zwangerschap en de moederschapsrust, die aangetoond worden met een geneeskundig getuigschrift.]2
----------
(1)<KB 2023-05-21/03, art. 7,2°, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
(2)<KB 2023-05-21/03, art. 7,1°, 007; Inwerkingtreding : 02-07-2023>
(3)<KB 2023-05-21/03, art. 7,3°, 007; Inwerkingtreding : 01-09-2023>
(4)<KB 2024-02-18/12, art. 7, 009; Inwerkingtreding : 19-09-2024>
Art.29.Tijdens de aanwervingsstage van sappeur en sergeant moet de beroepsstagiair het getuigschrift gaspakdrager zoals bedoeld in het ministerieel besluit van 22 november 2004 betreffende het getuigschrift en de opleiding van gaspakdrager behalen.
Tijdens de aanwervingsstage van sappeur [1 en sergeant]1 moet de beroepsstagiair zijn rijbewijs C behalen indien hij meer dan 21 jaar is, of C1 indien hij minder dan 21 jaar is.
[1 De Voorzitter, of zijn afgevaardigde, kan beslissen dat de stagiair-kapitein tijdens de aanwervingsstage het rijbewijs C, indien hij meer dan 21 jaar is, of C1, indien hij minder dan 21 jaar is, en/of het getuigschrift gaspakdrager zoals bedoeld in het ministerieel besluit van 22 november 2004 betreffende het getuigschrift en de opleiding van gaspakdrager, moet behalen en vermeldt dit desgevallend in de oproep tot kandidaten.
De FOD Binnenlandse Zaken neemt de kosten voor het behalen van het rijbewijs C of C1 en van het getuigschrift gaspakdrager voor zijn rekening.]1
----------
(1)<KB 2024-02-18/12, art. 8, 009; Inwerkingtreding : 19-09-2024>
Art.30.In afwijking van [1 artikel 39 van het koninklijk besluit van 14 januari 2022 betreffende de evaluatie in het federaal openbaar ambt]1 kan de stage maximaal twee keer met zes maanden verlengd worden.
----------
(1)<KB 2023-05-21/03, art. 8, 007; Inwerkingtreding : 02-07-2023>
Art.31.[1 Artikel 52 van het koninklijk besluit van 14 januari 2022 betreffende de evaluatie in het federaal openbaar ambt]1 is niet van toepassing op de vrijwillig stagiair.
----------
(1)<KB 2023-05-21/03, art. 9, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
TITEL III. - De indiensttreding
Art.32. De Directeur-generaal benoemt de vrijwillig stagiair en de vrijwilliger-specialist.
De benoeming van een vrijwillig stagiair en de vrijwilliger-specialist wordt rechtstreeks aan de betrokkene betekend.
De vrijwillig stagiair en de vrijwilliger-specialist wordt benoemd voor een duur van zes jaar.
Op advies van de eenheidschef, wordt de benoeming van een vrijwilliger stilzwijgend vernieuwd voor een nieuwe periode van zes jaar, behalve bij gemotiveerde beslissing tot niet-verlenging van de directeur-generaal.
[1 Als de eenheidschef voorstelt de benoeming niet te verlengen, wordt het voorstel, ten laatste drie maanden voor het verstrijken van de duur van zes jaar, tegelijk ter kennis gebracht aan de directeur-generaal en aan de betrokkene.
De betrokkene kan, ofwel per aangetekende brief, ofwel via elke andere drager met bewijskracht en vaste datum binnen één maand na de kennisname van het voorstel, verzoeken verhoord te worden door de directeur-generaal. De directeur-generaal organiseert het verhoor en beslist voor het einde van de benoeming. Betrokkene kan zich tijdens het verhoor laten bijstaan door een persoon naar keuze. De eenheidschef neemt niet deel aan het verhoor.]1
----------
(1)<KB 2023-05-21/03, art. 10, 007; Inwerkingtreding : 01-09-2023>
BOEK V. - DE LOOPBAAN
TITEL I. - De hiërarchische bevordering
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Art.33. De verschillende types bevorderingen zijn:
1° wat de administratieve loopbaan betreft: de hiërarchische bevordering;
2° wat de geldelijke loopbaan betreft, de bevordering in weddeschaal, zoals geregeld door de artikelen 9 tot 18 van het koninklijk besluit van 29 juni 2018 houdende bezoldigingsregeling van het operationeel personeel van de Civiele Bescherming.
De overgang naar het hoger niveau zoals bepaald door deel IX van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 is niet van toepassing op de personeelsleden.
Art.34.§ 1. De vacante betrekkingen worden ter kennis gebracht van de personeelsleden [1 die voldoen aan de bevorderingsvoorwaarde met betrekking tot de graad]1 via dienstnota aangeplakt in de eenheid en per e-mail.
De oproep tot de kandidaten vermeldt de te vervullen voorwaarden en de datum waarop ze vervuld moeten worden, de opgelegde proeven en de inhoud ervan, de uiterste datum voor de kandidaatstelling evenals de praktische modaliteiten voor de indiening ervan, de reserve, een verwijzing naar de functiebeschrijving van de vacante betrekking en of het om een onmiddellijke vacature en/of om de aanleg van een bevorderingsreserve gaat. De uiterste datum voor de kandidaatstelling kan niet minder zijn dan dertig dagen vanaf de dag van bekendmaking van de vacante betrekking.
§ 2. Worden enkel in aanmerking genomen, de kandidaturen van de personeelsleden die ingediend zijn binnen de in paragraaf 1 bepaalde termijn.
----------
(1)<KB 2023-05-21/03, art. 11, 007; Inwerkingtreding : 02-07-2023>
HOOFDSTUK II. - De bevorderingsvoorwaarden
Art.35. Voor de toepassing van deze titel, staan de door bevordering toegankelijke beroepsbetrekkingen open voor de beroepspersoneelsleden en staan de door bevordering toegankelijke vrijwilligersbetrekkingen open voor de vrijwillige personeelsleden.
Art.36.De bevorderingsvoorwaarden zijn:
1° Voor de graad van korporaal:
a) benoemd zijn in de graad van sappeur;
b) [2 geen vermelding "onvoldoende" gekregen hebben]2 bij de laatste evaluatie;
c) houder zijn van het brevet B02-C, door Ons bepaald;
d) geslaagd zijn voor het bevorderingsexamen vermeld in artikel 37;
e) niet beschikken over een niet-doorgehaalde tuchtsanctie.
2° Voor de graad van sergeant:
a) benoemd zijn in de graad van sappeur of korporaal;
b) [2 geen vermelding "onvoldoende" gekregen hebben]2 bij de laatste evaluatie;
c) houder zijn van het [3 brevet M01-C door bevordering of het brevet NM01-C via aanwerving]3, door Ons bepaald;
d) geslaagd zijn voor het bevorderingsexamen, bedoeld in artikel 37;
e) niet beschikken over een niet-doorgehaalde tuchtsanctie.
3° Voor de graad van adjudant:
a) benoemd zijn in de graad van sergeant;
b) [2 geen vermelding "onvoldoende" gekregen hebben]2 bij de laatste evaluatie;
c) houder zijn van het [1 het brevet M02-C]1, door Ons bepaald;
d) geslaagd zijn voor het bevorderingsexamen, bedoeld in artikel 37;
e) niet beschikken over een niet-doorgehaalde tuchtsanctie.
4° Voor de graad van luitenant:
a) Belg zijn;
b) benoemd zijn in de graad van sergeant of adjudant;
c) [2 geen vermelding "onvoldoende" gekregen hebben]2 bij de laatste evaluatie;
d) houder zijn van het brevet OFF1-C, door Ons bepaald;
e) geslaagd zijn voor het bevorderingsexamen bedoeld in artikel 37;
f) niet beschikken over een niet-doorgehaalde tuchtsanctie.
5° Voor de graad van kapitein:
a) benoemd zijn in de graad van luitenant of commandant;
b) [2 geen vermelding "onvoldoende" gekregen hebben]2 bij de laatste evaluatie;
c) houder zijn van het [3 brevet OFF2-C door bevordering of het brevet NOFF2-C via aanwerving]3, door Ons bepaald:
d) geslaagd zijn voor het bevorderingsexamen bedoeld in artikel 37;
e) niet beschikken over een niet-doorgehaalde tuchtsanctie.
6° Voor de graad van majoor:
a) benoemd zijn in de graad van luitenant, commandant of kapitein;
b) [2 geen vermelding "onvoldoende" gekregen hebben]2 bij de laatste evaluatie;
c) houder zijn van [1 het brevet OFF3-C]1, door Ons bepaald;
d) geslaagd zijn voor het bevorderingsexamen bedoeld in artikel 37;
e) niet beschikken over een niet-doorgehaalde tuchtsanctie.
7° Voor de graad van kolonel:
a) benoemd zijn in de graad van kapitein of majoor;
b) [2 geen vermelding "onvoldoende" gekregen hebben]2 bij de laatste evaluatie;
c) houder zijn van één van de diploma's bepaald door Ons;
d) geslaagd zijn voor het bevorderingsexamen bedoeld in artikel 37;
e) niet beschikken over een niet-doorgehaalde tuchtsanctie.
----------
(1)<KB 2019-07-12/11, art. 41, 003; Inwerkingtreding : 15-08-2019>
(2)<KB 2023-05-21/03, art. 12, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
(3)<KB 2024-02-18/12, art. 9, 009; Inwerkingtreding : 19-09-2024>
Art.37. § 1. Het bevorderingsexamen wordt georganiseerd door de Voorzitter of zijn afgevaardigde. Hij kan de uitvoering van deze taak aan een opleidingscentrum voor de civiele veiligheid toevertrouwen.
Het examen omvat geschiktheidstesten waaronder één praktische proef. De Voorzitter of zijn afgevaardigde bepaalt de inhoud en de modaliteiten van deze bevorderingsproeven. Het bevorderingsexamen voor de graden van sergeant, kapitein en majoor bevat minstens de competentietest voor respectievelijk het middenkader en het hoger kader zoals bedoeld in artikel 20, § 3, 1°. [2 Het bewijs van deelname aan de competentietest met vermelding "geslaagd" is geldig voor onbepaalde duur.]2
Enkel de personeelsleden die ten laatste op de dag van het examen voldoen aan de in artikel 36 vermelde bevorderingsvoorwaarden, mogen eraan deelnemen. De tijd nodig voor het afleggen van het bevorderingsexamen wordt voor de beroepspersoneelsleden beschouwd als arbeidstijd.
De Voorzitter of zijn afgevaardigde duidt de personen aan die de examenjury uitmaken, overeenkomstig het vijfde lid.
[1 De jury is voor minstens de helft samengesteld uit onderofficieren of officieren en bevat minstens één personeelslid van de FOD Binnenlandse Zaken dat niet tot de operationele eenheid van de kandidaten behoort, wanneer het een bevordering tot korporaal betreft. In de andere gevallen is de jury voor minstens de helft samengesteld uit officieren, waarvan minstens één behoort tot de operationele eenheid van de kandidaten, en bevat de jury minstens één personeelslid van de FOD Binnenlandse Zaken dat niet tot een de operationele eenheid van de kandidaten behoort.]1 Deze officieren hebben minstens dezelfde graad als die van de vacant verklaarde betrekking. De voorzitter is een personeelslid van de FOD wiens competenties inzake selectie gecertificeerd zijn zoals bedoeld in artikel 42, § 1, eerste lid, b) van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937.
Alle leden van de jury behoren tot de taalrol van de kandidaten.
Indien blijkt dat het onmogelijk is om de jury samen te stellen met voldoende officieren van minstens dezelfde graad overeenkomstig het vijfde lid, wordt beroep gedaan op personeelsleden van de FOD Binnenlandse Zaken die ten minste de graad van adviseur-generaal bekleden.
Geen enkel lid van de examenjury mag de echtgenoot, de ouder of een bloedverwant tot en met de derde graad zijn van een kandidaat.
Een afgevaardigde per representatieve syndicale organisatie in de operationele eenheid mag als waarnemer zetelen.
De jury stelt een rangschikking van de kandidaten op. De Voorzitter is gebonden door deze rangschikking voor de bevordering of de toelating tot de bevorderingsstage.
De Voorzitter of zijn afgevaardigde kan een bevorderingsreserve aanleggen waarvan de geldigheidsduur de twee jaar niet overschrijdt. De Voorzitter of zijn afgevaardigde kan de geldigheid van de bevorderingsreserve twee keer verlengen met twee jaar.
De kandidaten worden via een aangetekende brief of via elke drager met bewijskracht en vaste datum op de hoogte gebracht van hun resultaat.
§ 2. De beslissing tot toelating tot de bevorderingsstage voor de graden van sergeant en luitenant en de beslissing tot bevordering voor de andere graden wordt door de Voorzitter of zijn afgevaardigde via een aangetekende brief of via elke drager met bewijskracht en vaste datum aan de betrokkene meegedeeld.
----------
(1)<KB 2023-05-21/03, art. 13, 007; Inwerkingtreding : 01-09-2023>
(2)<KB 2024-02-18/12, art. 10, 009; Inwerkingtreding : 19-09-2024>
HOOFDSTUK III. - De bevorderingsstage
Afdeling 1. - Algemene bepalingen
Art.38.§ 1. Het personeelslid bevorderd in de graad van sergeant of luitenant voltooit een bevorderingsstage met een duur van zes maanden.
De bevorderingsstage verloopt onder leiding van de evaluator zoals bedoeld in [1 artikel 40 van het koninklijk besluit van 14 januari 2022 betreffende de evaluatie in het federaal openbaar ambt]1.
De evaluator noteert in een logboek de door de stagiair gevolgde opleidingen.
§ 2. [2 ...]2
----------
(1)<KB 2023-05-21/03, art. 14, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
(2)<KB 2023-09-28/05, art. 32, 008; Inwerkingtreding : 01-11-2023>
Art.39.[1 Artikel 38, §§ 1 tot 3, van het koninklijk besluit van 14 januari 2022 betreffende de evaluatie in het federaal openbaar ambt]1 is van toepassing op de beroepsstagiair; waarbij de dertig werkdagen moeten gelezen worden als 228 prestatie-uren.
----------
(1)<KB 2023-05-21/03, art. 15, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Afdeling 2. - Het verloop van de bevorderingsstage en de evaluatie ervan
Art.40. De evaluatie heeft tot doel de prestaties van de stagiair doorlopend te beoordelen in functie van zijn functiebeschrijving.
Art.41. De evaluator maakt, na de nodige informatie te hebben ingewonnen en na overleg met de stagiair, stageverslagen op.
De stageverslagen worden na drie maanden en op het einde van de bevorderingsstage opgemaakt. Ze worden door de evaluator ondertekend en na afloop van elke periode ter kennis gebracht van de stagiair, die ze ondertekent en er eventueel zijn opmerkingen aan toevoegt. De verslagen worden toegevoegd aan het evaluatiedossier van de stagiair.
Art.42.In het tussentijdse stageverslag wordt de stagiair geëvalueerd [1 en de evaluator kan een vermelding "onvoldoende" toekennen]1. Deze beoordeling wordt gemotiveerd aan de hand van concrete vaststellingen. In dit kader formuleert de evaluator aandachtspunten en reikt mogelijke oplossingen aan.
----------
(1)<KB 2023-05-21/03, art. 16, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Afdeling 3. - De evaluatie op het einde van de bevorderingsstage
Art.43. Op het einde van de bevorderingsstage stelt de evaluator, na de stagiair te hebben gehoord, een samenvattend eindverslag op van de manier waarop de stagiair functioneert. Hij stelt voor :
1° hetzij de bevordering van de stagiair te bevestigen;
2° hetzij de bevordering van de stagiair niet te bevestigen;
3° hetzij de periode van de bevorderingsstage voor een duur van ten hoogste tweemaal zes maanden te verlengen.
Art.44.Het verslag wordt aan de betrokkene ter kennis gebracht via brief.
Als de evaluator voorstelt om de bevordering van de stagiair niet te bevestigen of om de periode van de bevorderingsstage te verlengen, kan de stagiair het geval voorleggen aan [1 de evaluatiecommissie bedoeld in artikel 26, eerste lid, van het koninklijk besluit van 14 januari 2022 betreffende de evaluatie in het federaal openbaar ambt]1. Het beroep verloopt conform de bepalingen van [1 de artikelen 32 en 33 van het koninklijk besluit van 14 januari 2022 betreffende de evaluatie in het federaal openbaar ambt]1.
----------
(1)<KB 2023-05-21/03, art. 17, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art.45. Als de Voorzitter de bevordering van het personeelslid niet bevestigt, neemt het personeelslid opnieuw zijn functie op in de graad die het bekleedde voor de bevordering.
TITEL II. - De fysieke geschiktheid
Art.46. Het personeelslid wordt onderworpen aan een periodieke beoordeling van de fysieke geschiktheid waarvan de modaliteiten bepaald worden door de Minister.
TITEL III. - De wedertewerkstelling
Art.47. Deze titel is van toepassing op de beroepspersoneelsleden.
Art.48. Naast de algemene bepalingen van artikel 73ter, 103bis en 111 van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937, kan de wedertewerkstelling gebeuren wanneer het personeelslid medisch of fysiek ongeschikt verklaard wordt voor de uitoefening van zijn ambt, maar wel geschikt verklaard wordt om een ander ambt uit te oefenen dat verenigbaar is met zijn gezondheidstoestand.
Art.49.De Voorzitter of zijn afgevaardigde beslist over de wedertewerkstelling, op advies van de eenheidschef of van de [1 directeur van de Civiele Bescherming]1.
----------
(1)<KB 2024-02-18/12, art. 2, 009; Inwerkingtreding : 19-09-2024>
Art.50. De wedertewerkstelling in een betrekking gebeurt met inachtneming van de functiebeschrijving van die betrekking. De Voorzitter of zijn afgevaardigde kan opleggen dat het personeelslid slaagt voor een competentieproef en dat een bijscholing gevolgd wordt voor of na de wedertewerkstelling.
De wedertewerkstelling kan betrekking hebben op functies binnen de operationele eenheden en binnen de FOD Binnenlandse Zaken.
Art. 50/1. [1 Het personeelslid dat wedertewerkgesteld wordt naar een administratieve dienst, blijft onderworpen aan het administratief statuut bepaald in onderhavig besluit, uitgezonderd artikel 70.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2023-05-21/03, art. 18, 007; Inwerkingtreding : 02-07-2023>
Art.51.Het wedertewerkgestelde personeelslid behoudt zijn rechten inzake weddeschaal totdat hij een voordeligere weddeschaal geniet in de functie waarin hij wedertewerkgesteld is.
Het personeelslid behoudt zijn aanspraken [1 op voortgang in de weddeschaal]1 en verliest zijn aanspraken op bevordering, vermeld in [1 artikel 33]1.
Het recht van het wedertewerkgestelde personeelslid op premies en toelagen wordt bepaald in het geldelijk statuut.
----------
(1)<KB 2023-05-21/03, art. 19, 007; Inwerkingtreding : 02-07-2023>
Art.52. Voor zover mogelijk dient de Voorzitter of zijn afgevaardigde het personeelslid tijdelijk wedertewerk te stellen, indien het personeelslid tijdelijk medisch of fysiek ongeschikt wordt verklaard voor de uitoefening van zijn functie, maar wel geschikt verklaard wordt om gedurende die periode een ander ambt in de operationele eenheid of de FOD Binnenlandse Zaken uit te oefenen dat verenigbaar is met zijn gezondheids - of fysieke toestand.
In de mate van het mogelijke, wordt het personeelslid definitief wedertewerkgesteld door de Voorzitter of zijn afgevaardigde indien hij of zij uit medisch of fysiek oogpunt definitief ongeschikt verklaard wordt voor de uitoefening van zijn of haar ambt, maar wel geschikt verklaard wordt om een ander ambt in de operationele eenheid of de FOD Binnenlandse Zaken uit te oefenen.
Art. 52/1. [1 In afwijking van de artikelen 50, tweede lid, en 52 kan de wedertewerkstelling betrekking hebben op functies binnen een andere federale overheidsdienst.
In dat geval is het akkoord van de voorzitter, of de afgevaardigde, van de betrokken federale overheidsdienst vereist.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2023-05-21/03, art. 20, 007; Inwerkingtreding : 02-07-2023>
TITEL IV. - De verandering van graad
Art.53. De verandering van graad zoals bedoeld in artikel 71 van het Koninklijk besluit van 2 oktober 1937, verloopt conform de bepalingen van artikel 73 van het genoemde besluit en het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 betreffende de evaluatie en de loopbaan van het rijkspersoneel en conform de bepalingen van titel 4 van onderhavig besluit.
Art.54. Deze titel is van toepassing op de beroepspersoneelsleden.
Art.55. § 1. De verandering van graad is de overgang van het personeelslid naar een vacant verklaarde betrekking binnen een federale dienst zoals bedoeld in het koninklijk besluit van 15 januari 2007 betreffende de mobiliteit van de statutaire ambtenaren in het federaal administratief openbaar ambt.
§ 2. Verandering van graad is enkel mogelijk van de operationele graden van de linkerkolom naar de administratieve graden van de niveaus of klassen van de rechterkolom of het onmiddellijk lagere niveau respectievelijk klasse:
Sappeur | Niveau C | Sapeur | Niveau C |
Korporaal | Niveau C | Caporal | Niveau C |
Sergeant | Niveau B | Sergent | Niveau B |
Adjudant | Niveau B | Adjudant | Niveau B |
Luitenant | Niveau B | Lieutenant | Niveau B |
Commandant | Niveau B | Commandant | Niveau B |
Kapitein | Klasse A1 of A2 | Capitaine | Classe A1 ou A2 |
Majoor | Klasse A3 | Major | Classe A3 |
Kolonel | Klasse A4 of A5 | Colonel | Classe A4 ou A5 |