28 JUNI 2013. - Decreet betreffende het landbouw- en visserijbeleid (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 12-09-2013 en tekstbijwerking tot 30-04-2024)
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Art. 1-7, 7/1, 7/2, 8, 8/1
HOOFDSTUK 2. - Ondersteuning en bevordering van een economisch efficiënte en duurzame landbouw, zeevisserij- en aquacultuursector
Afdeling 1. - Algemene bepalingen
Art. 9
Afdeling 2. - Bevordering van duurzame landbouwproductiemethoden
Art. 10-11
Afdeling 3. - Landbouwvorming
Art. 12-15
Afdeling 4. - Sensibiliseringsacties ter bevordering van een duurzame landbouw
Art. 16-18
Afdeling 5. - Landbouweducatie
Art. 19-21
Afdeling 6. - Het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds
Art. 22
Afdeling 7. - Zeevisserij en aquacultuur
Onderafdeling 1. - Algemene bepalingen
Art. 23-24
Onderafdeling 2. - Het Financieringsinstrument voor de Vlaamse visserij- en aquacultuursector
Art. 25-27
Afdeling 8. - Praktijkcentra
Art. 28
Afdeling 9. - Ondersteuning en bevordering van verenigingen, groeperingen en samenwerkingsverbanden
Art. 29-30
Afdeling 10. - Het Vlaams Fonds voor Landbouw en Visserij
Art. 31-38
Afdeling 11. - Bevordering van de dierlijke productie
Art. 39-42
HOOFDSTUK 3. - Controle- en sanctiebepalingen
Afdeling 1. - Algemene sanctiebepalingen
Onderafdeling 1. - Toezicht
Art. 43-44, 44/1, 45, 45/1, 46-49, 49/1, 50-54
Onderafdeling 2. - Handhaving
Art. 55, 55/1, 56-58, 58/1, 59-63
Afdeling 2. - Bijzondere sanctiebepalingen
Onderafdeling 1. - Handhaving inzake het zeevisserijbeleid
Art. 64-68
Onderafdeling 2. - Handhaving van het beleid inzake gespecialiseerde pluimveebedrijven
Art. 69
Onderafdeling 3. - Handhaving van het beleid inzake duurzame landbouw
Art. 70-71
Onderafdeling 4. - Handhaving van het beleid inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten
Art. 72
Onderafdeling 5. - Handhaving van het beleid inzake de invoering en uitvoering van kwaliteitssystemen
Art. 73
Onderafdeling 6. - Handhaving van het beleid ter uitvoering van de gemeenschappelijke marktordening met betrekking tot groenten en fruit
Art. 74
Onderafdeling 7 [1 Handhaving van het beleid over de productie van plantaardig teeltmateriaal ]1
Art. 74/1
Afdeling 3. - Invordering van ten onrechte uitbetaalde steun en exclusieve bestuurlijke geldboeten [1 , verplichte bijdragen en retributies en alle andere niet-fiscale invorderingen en heffingen]1
Art. 75-77
Afdeling 4. [1 . Compensatie schulden en schuldvorderingen]1
Art. 77/1, 77/2
HOOFDSTUK 4. - Slotbepalingen
Art. 78-83
1956062003 1957041209 1969071104 1971040201 1975032805 1993036556 1997035663 1998035402 1999016044 2004035445 2006036104
2013036163 2013036180 2013036181 2013036183 2013036227 2013207409 2014035095 2014035100 2014035231 2014035345 2014035494 2014035531 2014035645 2014035761 2014035885 2014035892 2014035898 2014036469 2014036512 2014036518 2014036602 2014036620 2014036664 2014036704 2014036736 2014036779 2014036781 2014036785 2014036815 2014036820 2014036822 2014036842 2014036845 2014036910 2014036952 2014200819 2014201170 2014202404 2014203615 2014203634 2014204076 2014204285 2015035077 2015035094 2015035099 2015035154 2015035194 2015035206 2015035231 2015035255 2015035269 2015035397 2015035423 2015035443 2015035469 2015035480 2015035502 2015035507 2015035509 2015035521 2015035522 2015035523 2015035546 2015035605 2015035618 2015035625 2015035628 2015035701 2015035742 2015035771 2015035783 2015035787 2015035885 2015035908 2015035918 2015035936 2015035940 2015035999 2015036008 2015036013 2015036093 2015036141 2015036164 2015036305 2015036306 2015036309 2015036324 2015036329 2015036401 2015036402 2015036416 2015036438 2015036512 2015036525 2015036538 2015036543 2015036566 2015036619 2015036621 2015036630 2015036637 2015203469 2015205739 2016035009 2016035072 2016035087 2016035090 2016035101 2016035184 2016035205 2016035296 2016035414 2016035415 2016035429 2016035655 2016035665 2016035666 2016035763 2016035928 2016035931 2016035945 2016035950 2016036023 2016036034 2016036071 2016036076 2016036077 2016036099 2016036211 2016036309 2016036323 2016036344 2016036420 2016036432 2016036444 2016036445 2016036447 2016036511 2016036551 2016036552 2016036662 2016036699 2016036701 2017010401 2017010992 2017011056 2017011117 2017011137 2017011397 2017011785 2017012197 2017012262 2017012286 2017012333 2017012613 2017012762 2017012833 2017012847 2017013286 2017013297 2017013482 2017013854 2017013926 2017013927 2017014340 2017020368 2017020427 2017020476 2017031051 2017031236 2017031240 2017031578 2017031797 2017031884 2017031927 2017031998 2017032021 2017032204 2017040018 2017040318 2017040549 2017040561 2017040839 2017203188 2018010807 2018010879 2018010967 2018011258 2018011361 2018012090 2018012266 2018012387 2018012400 2018012419 2018012749 2018012871 2018013375 2018014028 2018014058 2018014112 2018015020 2018015021 2018030026 2018030501 2018030502 2018030523 2018030695 2018031254 2018031730 2018031919 2018040156 2018040737 2018040775 2019010022 2019010180 2019010545 2019010604 2019011156 2019011375 2019012455 2019012878 2019012890 2019013443 2019013793 2019014022 2019014177 2019014243 2019014363 2019015018 2019015201 2019015907 2019030350 2019030606 2019031086 2019040010 2019040338 2019040916 2019042410 2019042481 2019042852 2020010266 2020015502 2020015757 2020015879 2020015881 2020016170 2020020503 2020020726 2020021207 2020030127 2020030264 2020030430 2020030516 2020030545 2020030550 2020030804 2020030854 2020040476 2020040480 2020040691 2020040943 2020041017 2020041022 2020041272 2020041436 2020041899 2020042121 2020042361 2020042437 2020042487 2020042536 2020042540 2020042592 2020042699 2020042700 2020043162 2020043217 2020043267 2020044301 2020044669 2021020411 2021020776 2021020777 2021020781 2021021136 2021022027 2021022223 2021022330 2021022362 2021022433 2021022454 2021022498 2021022750 2021030387 2021030389 2021030564 2021030839 2021030879 2021031001 2021031868 2021033017 2021033190 2021033210 2021033319 2021033700 2021033987 2021033988 2021033989 2021034172 2021034174 2021034206 2021034237 2021040174 2021040287 2021040290 2021040349 2021040524 2021040881 2021041696 2021042090 2021042200 2021043580 2022015625 2022020068 2022020904 2022021183 2022030034 2022030288 2022031333 2022031693 2022031908 2022032569 2022033037 2022033041 2022033742 2022033807 2022033989 2022033991 2022034141 2022034281 2022034427 2022034487 2022034811 2022034820 2022040126 2022040423 2022040485 2022040611 2022040804 2022040913 2022041086 2022041286 2022041595 2022042255 2022042361 2022042585 2022042586 2022042587 2022043132 2023015086 2023015095 2023015112 2023015170 2023015193 2023020026 2023020030 2023020048 2023020060 2023031070 2023031142 2023040189 2023040234 2023040428 2023041085 2023041675 2023041849 2023041958 2023042001 2023042281 2023042336 2023042390 2023042393 2023042419 2023042471 2023043119 2023043124 2023043796 2023043962 2023044889 2023045089 2023045093 2023045271 2023045605 2023045711 2023046041 2023046057 2023046070 2023046631 2023046638 2023046812 2023046893 2023046907 2023046984 2023047276 2023047350 2023047750 2023048066 2023048258 2023048719 2024000401 2024000426 2024000556 2024001180 2024001183 2024001779 2024001850 2024001891 2024001923 2024002793 2024003157 2024003403 2024003450 2024003697 2024003844 2024003997 2024004158 2024004309 2024005065 2024005682 2024006066 2024006163 2024006541 2024006700 2024006954 2024006963 2024007042 2024007660 2024007762 2024007843 2024008374 2024009564 2024009591
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Artikel 1. Dit decreet regelt een gemeenschaps- en gewestaangelegenheid.
Art.2.In dit decreet wordt verstaan onder :
1° aquacultuur : de kweek of teelt van aquatische organismen, meer bepaald alle in het water levende soorten die behoren tot de eukaryoten, inclusief alle delen, geslachtscellen, zaadcellen, eicellen of propagulen van dergelijke organismen die kans maken op overleving en reproductie, waarbij technieken worden gebruikt om de aangroei van de organismen in kwestie te verhogen tot boven de natuurlijke capaciteiten van het milieu;
2° etiketteringsvoorschriften : de aanduidingen op en de vorm van de merken, verzegelingen, labels, verpakkingen, etiketten, getuigschriften, facturen, certificaten, attesten, bordjes, tekens, benamingen die aangebracht moeten of mogen worden om bepaalde kwaliteits- of foktechnische eigenschappen aan te duiden;
3° fokdier : elk dier, opgenomen in een stamboek of een register, dat bestemd is voor de fokkerij;
[2 3° /1 Fonds toezicht en handhaving Landbouwdecreet: het Fonds toezicht en handhaving Landbouwdecreet, opgericht bij het decreet van 6 juli 2018 houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 2018;"]2
4° grondstoffen : verzamelterm voor enerzijds teeltmateriaal van dierlijke of plantaardige oorsprong en anderzijds elke stof die bestemd is om de plantaardige en dierlijke productie te beschermen, te verbeteren of te bevorderen, met inbegrip van elk substraat voor plantencultuur of dierenvoeders. Het grondstoffenbeleid gevoerd in uitvoering van dit decreet beperkt zich tot de kwaliteitsaspecten van die grondstoffen;
5° hoofdzakelijke hoedanigheden : enerzijds de kwaliteitsnormen die vastgesteld zijn voor de grondstoffen en de productie, en anderzijds alle etiketteringvoorschriften;
[2 ...]2
[1 6° /1 personeelslid: de contractuele en statutaire personeelsleden;]1
7° register : elke informatiedrager, bijgehouden door een vereniging of organisatie van fokkers of door een private onderneming die daartoe erkend is in de lidstaat waar ze is gevestigd of die erkend is in een derde land, waarin fokdieren met hun zoötechnische gegevens worden opgenomen;
8° stamboek : elke informatiedrager, bijgehouden door een vereniging of organisatie van fokkers die daartoe officieel erkend is in de lidstaat waarin ze is opgericht of die erkend is in een derde land, waarin de fokdieren van een bepaald ras worden ingeschreven of geregistreerd met vermelding van hun voorgeslacht.
----------
(1)<DVR 2017-06-30/08, art. 98, 002; Inwerkingtreding : 17-07-2017>
(2)<DVR 2024-03-29/37, art. 11, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.3.§ 1. Dit decreet is van toepassing op de activiteiten die verricht worden in de sectoren van :
1° de landbouw, waaronder akkerbouw en veeteelt wordt begrepen;
2° de tuinbouw, waaronder de groenteteelt, fruitteelt, wijnbouw, sierteelt en boomkwekerij begrepen worden;
3° het houden, kweken of fokken van dieren bestemd voor menselijk gebruik, het plattelandsbeheer of ten dienste van de landbouw, tuinbouw of visserij;
4° de aquacultuur en de zeevisserij, voor zover de zeevisserij beoefend wordt door :
a) de Belgische vissersvaartuigen in de communautaire wateren en in de volle zee;
b) andere vissersvaartuigen in de territoriale zee en de exclusieve economische zone;
5° het plattelandsbeheer en de plattelandsontwikkeling;
6° de land- en tuinbouwactiviteiten in een stedelijke omgeving;
7° de dienstverlenende, de begeleidende, de toeleverende, de afzet- en de verwerkende sector voor landbouw-, tuinbouw en visserijbedrijven;
8° de biologische landbouw.
De activiteiten, vermeld in het eerste lid, omvatten onder meer :
1° het ondersteunen, onder meer door toelevering, verwerking, verhandeling, promotie en andere vormen van omkadering van dierlijke en plantaardige producten, gewassen, dieren, levensmiddelen, andere producten en diensten in functie van de landbouw, tuinbouw en visserij;
2° de adviesverlening aan de actoren die actief zijn in de sectoren, vermeld in paragraaf 1;
3° de diversificatie van de landbouwactiviteiten, zijnde het geheel van economische activiteiten binnen de agrarische sector ten behoeve van de productie van gewassen en dieren, en landbouwproducten;
4° het heroriënteren en bevorderen van de landbouwactiviteiten, zijnde het geheel van economische activiteiten binnen de agrarische sector ten behoeve van de productie van gewassen en dieren, in de richting van landbouw met verbrede doelstelling, waaronder een landbouw begrepen wordt die niet-landbouwactiviteiten opneemt in zijn takenpakket;
5° het in een goede landbouw- en milieuconditie houden van gronden.
§ 2. Dit decreet is van toepassing op de co-existentie van genetisch gemodificeerde gewassen met conventionele gewassen en biologische gewassen, voor zover het decreet van 3 april 2009 houdende de organisatie van co-existentie van genetisch gemodificeerde gewassen met conventionele gewassen en biologische gewassen en de uitvoeringsbesluiten ervan er niet van afwijken.
[1 § 3. Dit decreet is van toepassing op personen die de activiteiten, vermeld in paragraaf 1, verrichten.
Als bacterievuur is vastgesteld, is dit decreet ook van toepassing op personen die niet de activiteiten, vermeld in paragraaf 1, verrichten, als ze handelingen stellen of nalaten handelingen te stellen die een invloed hebben op de kwaliteit van de activiteiten, vermeld in paragraaf 1, of die mogelijk een economische weerslag hebben op de activiteiten, vermeld in paragraaf 1.]1
----------
(1)<DVR 2024-03-29/37, art. 12, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.4.De Vlaamse Regering kan, binnen de bevoegdheden, vermeld in artikel 6, § 1, V, en artikel 6, § 1, VI, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, ten aanzien van de activiteiten, vermeld in artikel 3, § 1, en van de producten die het resultaat zijn van die activiteiten :
1° [3 alle maatregelen nemen voor de uitvoering van de Europese en andere internationale akten die het Europese en internationale landbouw- en visserijbeleid vorm geven, en die:
a) de garantie en de verdeling regelen van het inkomen van de actoren die actief zijn in de landbouwsector;
b) het beheer van de vissersvloot en de visbestanden regelen, en die de voorwaarden daarvoor bepalen;
c) de productie van aquacultuurproducten, zowel op land als op zee, regelen, en die de voorwaarden daarvoor bepalen;
d) de werking van de markt van landbouw-, visserij- en aquacultuurproducten ondersteunen of stabiliseren;
e) de ontwikkeling van het Europese platteland stimuleren en leefbare plattelandsgemeenschappen ondersteunen, en die de voorwaarden daarvoor bepalen;
f) een dynamische visserijsector bevorderen en leefbare visserijgemeenschappen waarborgen;
g) het kader vormen waarin de landbouw-, aquacultuur- en visserijsector ondersteund kan worden door de toekenning van staatssteun;
h) toelaten reclame te voeren en de afzet te bevorderen voor landbouw-, visserij- en aquacultuurproducten binnen de Europese markt;
i) de kwaliteit en de diversiteit van de Europese landbouw-, visserij- en aquacultuurproducten garanderen;
j) het financierings- en toezichtskader daarbij vormen;]3
[4 k) vrijwillige regelingen instellen voor het klimaat, het milieu en het dierenwelzijn, waarvoor steun verstrekt wordt;]4
2° de voorwaarden bepalen voor :
a) alle handelingen die verricht zijn in het kader van de activiteiten, vermeld in artikel 3, § 1, en die handelingen of de steller van die handelingen onderwerpen aan een voorafgaande keuring, erkenning of machtiging, en de voorwaarden tot verlening, wijziging, behoud, verlenging, inperking, uitbreiding, schorsing, opheffing en intrekking van de erkenning of machtiging bepalen;
b) de samenstelling, kwaliteit, eigenschappen, echtheid en zuiverheid van ras, indeling, hoeveelheid, maat, gewicht, vorm, toestand, oorsprong, herkomst, en de analyse van de producten die het resultaat zijn van de activiteiten, vermeld in artikel 3, § 1, voor zover die opgelegd worden ter verbetering van de kwaliteit of van de foktechnische eigenschappen;
c) etiketteringsvoorschriften;
d) de toekenning van steun voor de beoefening van landbouw-, zeevisserij-, en aquacultuuractiviteiten in een maatschappelijk verantwoord kader dat rekening houdt met de maatschappelijke verwachtingen op het vlak van natuur- en milieubehoud, dierengezondheid en -welzijn, voedselvoorziening, -veiligheid en -kwaliteit, en consumentenbelangen;
3° alle maatregelen nemen voor de invoering en uitvoering van kwaliteitssystemen, voor de toekenning van kwaliteitslabels en oorsprongsbenamingen van regionale of lokale aard;
4° alle maatregelen nemen voor de kwaliteitsbewaking ten aanzien van de activiteiten, vermeld in artikel 3, § 1;
5° de vergoedingen, [1 ...]1 rechten, heffingen, afhoudingen en toeslagen vaststellen die worden gevorderd voor de uitvoering van de maatregelen, vermeld in dit decreet, de uitvoeringsbesluiten ervan, het Europese Gemeenschappelijk Landbouwbeleid [4 het Europese Gemeenschappelijk Visserijbeleid, het Europese beleid betreffende de handel in plantaardig teeltmateriaal of het Europese plantengezondheidsbeleid, die de kwaliteit van het plantaardige teeltmateriaal vastleggen, en het bedrag ervan bepalen]4. Het besluit betreffende die verplichte bijdragen wordt van rechtswege opgeheven met terugwerkende kracht tot op de datum van de inwerkingtreding ervan als het niet [2 binnen een jaar na de bekendmaking ervan wordt bekrachtigd bij decreet]2. [2 ...]2 Die [2 termijn van een jaar wordt]2 opgeschort tijdens het parlementaire reces en bij de ontbinding van het parlement;
[1 5° /1 de retributies vaststellen die worden gevorderd voor de uitvoering van de maatregelen, vermeld in dit decreet, de uitvoeringsbesluiten ervan, het Europese Gemeenschappelijk Landbouwbeleid [4 het Europese Gemeenschappelijk Visserijbeleid, het Europese beleid betreffende de handel in plantaardig teeltmateriaal of het Europese plantengezondheidsbeleid, die de kwaliteit van het plantaardige teeltmateriaal vastleggen]4, en het bedrag van de voormelde retributies bepalen;]1
6° het beleid inzake landbouw, zeevisserij of aquacultuur diversifiëren ten aanzien van een nader te bepalen sector, deelsector, doelgroep of regio;
7° risicobeheer ondersteunen;
8° alle maatregelen nemen voor de organisatie van de indeling en de weging van de geslachte runderen, varkens en schapen.
[4 9° alle maatregelen nemen voor de invoering en uitvoering van het Europese beleid betreffende de handel in plantaardig teeltmateriaal of het Europese plantengezondheidsbeleid, die de kwaliteit van het plantaardig teeltmateriaal vastleggen en die:
a) de registraties en erkenningen van de professionele marktdeelnemers regelen;
b) de traceerbaarheid garanderen van planten, plantaardige producten en andere materialen;
c) certificeringseisen opleggen voor plantaardig teeltmateriaal en andere voor opplant bestemde planten die in de Europese Unie in verkeer worden gebracht, die de Europese Unie binnenkomen en die uitgevoerd worden uit het grondgebied van de Europese Unie;
d) de certificering regelen van voor plantaardig teeltmateriaal en andere voor opplant bestemde planten die in de Europese Unie in verkeer worden gebracht, die de Europese Unie binnenkomen en die uitgevoerd worden uit het grondgebied van de Europese Unie;
10° lokale overheden machtigen om maatregelen te nemen tegen bacterievuur en ze machtigen om die maatregelen te handhaven.]4
----------
(1)<DVR 2017-06-30/08, art. 99,1°, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
(2)<DVR 2017-06-30/08, art. 99,2°,3°,4°, 002; Inwerkingtreding : 17-07-2017>
(3)<DVR 2019-04-26/31, art. 123, 005; Inwerkingtreding : 29-06-2019>
(4)<DVR 2024-03-29/37, art. 13, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.5.§ 1. Iedere rechtstreekse professionele verkrijger van grondstoffen of producten die het resultaat zijn van de activiteiten, vermeld in artikel 3, § 1, heeft het recht, niettegenstaande elk tegenstrijdig beding, op tegenspraak of, zo niet, ten overstaan van getuigen een monsterneming te eisen, met het oog op onderzoek ervan door een onderzoeksstation of laboratorium.
§ 2. De Vlaamse Regering kan voor elke al dan niet wettelijk voorgeschreven analyse met betrekking tot de kwaliteit van de grondstoffen of producten, de wijze en de voorwaarden van monsterneming vaststellen, de ontledingsmethoden bepalen, het tarief van de ontledingen vaststellen, alsook de voorwaarden bepalen voor de inrichting en de werking van de ontledingslaboratoria met het oog op hun [1 aanwijzing of]1 erkenning [1 ...]1.
----------
(1)<DVR 2024-03-29/37, art. 14, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.6.[1 De Vlaamse Regering kan alle verplichtingen uitvoeren die voortvloeien uit de toepassing van het Europese staatssteunkader.]1
----------
(1)<DVR 2019-04-26/31, art. 124, 005; Inwerkingtreding : 29-06-2019>
Art.7.§ 1. De gegevens die binnen het toepassingsgebied, vermeld in artikel 3, aan een entiteit van [2 het beleidsdomein Werk, Economie, Wetenschap, Innovatie, Landbouw en Sociale Economie, opgericht bij besluit van de Vlaamse Regering van 15 september 2023]2 worden verstrekt, kunnen aan de andere entiteiten van het beleidsdomein ter beschikking worden gesteld als die terbeschikkingstelling aansluit bij het toepassingsgebied, vermeld in artikel 3.
Binnen [2 het beleidsdomein, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, ]2 kunnen gegevens uitgewisseld worden voor de volgende doeleinden :
1° studie en analyse in het kader van wetenschappelijk onderzoek;
2° studie en analyse in het kader van beleidsvoorbereiding;
3° studie en analyse in het kader van beleidsondersteuning;
4° studie en analyse in het kader van beleidsuitvoering;
5° studie en analyse in het kader van beleidsevaluatie;
6° opmaak van landbouwimpactstudies;
7° opmaak van landbouweffectenrapportages;
8° beheer van de databank voor de-minimissteun, vermeld in artikel 6;
9° bijhouden van bedrijfseconomische boekhoudingen;
10° inning van promotieheffingen;
11° communicatie met de beoefenaars van de activiteiten, vermeld in artikel 3, § 1, eerste lid, andere overheden, het middenveld en de maatschappij;
12° bepaling van de gebruikswaardendaling;
13° advisering in het kader van ruimtelijke ordening;
14° organiseren van voorlichtingsactiviteiten;
15° uitvoeren door de entiteiten van de aan hen toevertrouwde opdrachten;
16° administratieve vereenvoudiging.
§ 2. De entiteiten van [2 het beleidsdomein, vermeld in paragraaf 1, eerste lid,]2, kunnen gegevens die ze nodig hebben voor welbepaalde, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigde doeleinden of voor de uitvoering van de aan hen toevertrouwde opdrachten rechtstreeks opvragen bij derden.
Na instemming van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen, kunnen de entiteiten van [2"het beleidsdomein, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, ]2, de volgende gegevens opvragen bij het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen :
1° identificatie- en registratiegegevens uit de dierlijke sector in het kader van rechtstreekse EU-inkomenssteun, van steun in het kader van plattelandsontwikkeling en van de biologische productie;
2° controlegegevens uit de dierlijke en de plantaardige sector in het kader van de controle op de randvoorwaarden als voorwaarde voor de toekenning van steun, in het kader van rechtstreekse EU-inkomenssteun en in het kader van steun voor plattelandsontwikkeling;
3° [2 egevens uit de plantaardige sector in het kader van:
a) de handel in plantaardig teeltmateriaal;
b) het toezicht op de handels- en kwaliteits- en plantengezondheidsvoorschriften van professionele marktdeelnemers, producenten en leveranciers;
c) de plantengezondheid van teeltmateriaal]2;
4° alle informatie die voortvloeit uit de vaststellingen die het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen heeft gedaan of heeft ontvangen via het Rapid Alert System, die van dien aard is dat fraude in de sectoren van de biologische en de geïntegreerde productie [2 en in de sectoren van plantaardig teeltmateriaal]2 aan het licht worden gebracht;
5° controlegegevens van de conformiteitscontroles met betrekking tot de handelsnormen voor groenten en fruit.
Na instemming van de bevoegde overheid kunnen de entiteiten van [2 het beleidsdomein, vermeld in paragraaf 1, eerste lid,]2 fiscale gegevens opvragen bij de bevoegde overheid.
[2 Na instemming van de bevoegde overheid kunnen de entiteiten van het beleidsdomein, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, gegevens over de kwaliteit en de gezondheid van plantaardig teeltmateriaal opvragen bij de bevoegde overheid van een ander gewest of een andere lidstaat van de Europese Unie.]2
[1 De entiteiten van [2 het beleidsdomein, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, ]2j kunnen de gegevens die noodzakelijk zijn voor het beheer van het landbouwmonitoringsnetwerk en voor het bieden van beleidsondersteuning door onder meer het opmaken van studies, rapporten en cijfermateriaal, rechtstreeks opvragen bij derden.]1
§ 3. De gegevens die in het toepassingsgebied, vermeld in artikel 3, aan een entiteit van [2 het beleidsdomein, vermeld in paragraaf 1, eerste lid,]2j worden verstrekt, kunnen, na akkoord van de entiteit die de gegevens verstrekt, aan derden ter beschikking worden gesteld voor de verwerking door die derden voor welbepaalde, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigde doeleinden.
De gegevens, vermeld in paragraaf 2, tweede lid, kunnen doorgegeven worden aan de erkende controleorganen biologische productie, de centra ter bevordering van meer duurzame landbouwproductiemethoden en andere organen die de Vlaamse Regering heeft aangewezen.
§ 4. Als bij de uitwisseling van de gegevens, vermeld in artikel 6 en in dit artikel, persoonsgegevens elektronisch worden uitgewisseld, kan dit slechts [1 met toepassing van de regelgeving inzake de bescherming van natuurlijke personen bij de verwerking van persoonsgegevens die van toepassing is bij de mededeling van persoonsgegevens, zoals ze in voorkomend geval op federaal of Vlaams niveau verder is of wordt gespecificeerd]1.
[2 § 5. Voor de toepassing en uitvoering van dit decreet en meer bepaald ten aanzien van de activiteiten, vermeld in artikel 3 en hoofdstuk 3 van dit decreet, kunnen persoonsgegevens worden verwerkt als vermeld in artikel 4, 2) van verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming). Die persoonsgegevens worden verwerkt om te voldoen aan de wettelijke taken en verplichtingen die voortvloeien uit de toepassing van dit decreet, en om taken van algemeen belang te vervullen.
De verwerkte persoonsgegevens kunnen de volgende categorieën van gegevens betreffen:
1° identificatiegegevens;
2° gegevens over financiële bijzonderheden;
3° gegevens over leefgewoonten;
4° gegevens over consumptiegewoonten;
5° afbeeldingen en beeldopnamen;
6° gegevens over opleiding, vorming, beroep, beroepsbekwaamheid, loon, professionele ervaring, academische gegevens en betrekkingen;
7° gegevens over persoonlijke kenmerken;
8° gerechtelijke gegevens;
9° gegevens over de gezinssamenstelling;
10° gegevens over de controle door controleorganen en onderzoeken die uitgevoerd zijn door aangewezen en erkende laboratoria.
Voor de identificatie van natuurlijke personen worden de volgende gegevens verwerkt:
1° het rijksregisternummer, als de gegevens betrekking hebben op een natuurlijke persoon die in het Rijksregister is opgenomen;
2° het identificatienummer van de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid, als de gegevens betrekking hebben op een natuurlijke persoon die niet in het Rijksregister is opgenomen.
Andere identificatienummers dan de identificatienummers, vermeld in het derde lid, worden gebruikt als bepaalde gegevens die betrekking hebben op een natuurlijke persoon, op een andere manier aan een unieke identificator worden gelinkt.
De gegevens van de volgende categorieën van personen worden verwerkt:
1° de actoren die activiteiten verrichten of laten verrichten als vermeld in artikel 3;
2° de wettelijk verantwoordelijken, aangestelden of vertegenwoordigers van de actoren, vermeld in punt 1°.
De Vlaamse Regering bepaalt de verdere verwerkingen met aanduiding van de categorieën van verwerkte gegevens en kan de categorieën vermeld in het tweede lid verder invullen, met aanduiding van de categorieën van personen waarop de verwerking betrekking heeft, de wettelijk uit te voeren verplichtingen die de verwerking rechtvaardigen en waaruit de doelstelling van de beoogde verwerking blijkt of een andere grondslag zoals bedoeld in artikel 6 van verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming). De Vlaamse Regering wijst daarbij ook de verwerkingsverantwoordelijke aan, vermeld in artikel 4, 7), van de voormelde verordening.
Alle persoonsgegevens die worden verwerkt in uitvoering van dit decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan, zullen door het Agentschap Landbouw en Zeevisserij, opgericht bij besluit van de Vlaamse Regering van 15 september 2023, worden verwerkt in overeenstemming met de bepalingen van verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming). De persoonsgegevens zullen uitsluitend voor de vastgestelde doeleinden worden verwerkt.
De persoonsgegevens die overeenkomstig dit decreet worden verwerkt, worden niet langer bewaard dan nodig is voor de doeleinden waarvoor ze worden verwerkt. De bewaartermijn van de persoonsgegevens wordt bepaald conform artikel III. 87 van het Bestuursdecreet van 7 december 2018.]2
----------
(1)<DVR 2018-06-08/04, art. 139, 003; Inwerkingtreding : 25-05-2018>
(2)<DVR 2024-03-29/37, art. 15, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art. 7/1. [1 § 1. Als in een identificatie-, registratie- of erkenningsplicht en een aanwijzing door de Vlaamse Regering wordt voorzien voor de actoren die activiteiten verrichten of laten verrichten als vermeld in artikel 3, of hun wettelijke verantwoordelijken, aangestelden of vertegenwoordigers, gebeurt dat op basis van:
1° het rijksregisternummer, als de gegevens betrekking hebben op een natuurlijke persoon die in het Rijksregister is opgenomen;
2° het identificatienummer van de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid, als de gegevens betrekking hebben op een natuurlijke persoon die niet in het Rijksregister is opgenomen;
3° de identificatie, zoals opgenomen in de Kruispuntbank van Ondernemingen van de FOD Economie, K.M.O., Middenstand en Energie wat de inschrijvingsplichtige subjecten betreft;
4° de identificatie conform een buitenlandse gegevensbron waarin basisgegevens van ondernemingen en hun vestigingseenheden verzameld zijn.
Voor de verplichtingen, vermeld in het eerste lid, worden identificatiegegevens en contactgegevens verwerkt. Die gegevens worden verzameld via de authentieke gegevensbronnen, vermeld in het eerste lid, of via opvraging bij de personen, vermeld in het eerste lid. De verwerking vindt ook plaats in het kader van verdere controleverplichtingen en andere handelingen die noodzakelijk zijn om dit decreet uit te voeren, zoals de communicatie met de personen, vermeld in het eerste lid.
§ 2. De Vlaamse Regering kan het gebruik van andere gegevensbronnen dan de gegevensbronnen, vermeld in paragraaf 1, toelaten of het gebruik van een of meer van die andere gegevensbronnen opleggen met uitsluiting van andere gegevensbronnen. ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2024-03-29/37, art. 16, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art. 7/2. [1 De uitwisseling van berichten in uitvoering van dit decreet, de uitvoeringsbesluiten ervan, het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid, het Europese Gemeenschappelijk Visserijbeleid, en de andere Europese en internationale akten die vorm geven aan het landbouw- en zeevisserijbeleid, vermeld in artikel 6, § 1, V, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming van de instellingen gebeurt op niet-analoge wijze. Tenzij anders bepaald door de Vlaamse Regering kiest de entiteit die door de Vlaamse Regering voor een bepaalde materie als bevoegde entiteit werd aangewezen, de te volgen elektronische procedure en maakt deze bekend. De bevoegde entiteit kan daarbij beperkingen en technische eisen opleggen.
De Vlaamse Regering kan bepalen wanneer analoge uitwisseling mogelijk blijft.
Voor natuurlijke personen, niet in hun hoedanigheid van ondernemer, geldt dat zij vooraf uitdrukkelijk moeten instemmen met de elektronische uitwisseling en ze de instemming op elk moment moeten kunnen intrekken.
Het tijdstip van verzending en ontvangst van berichten die op elektronische wijze worden uitgewisseld, wordt bepaald door artikel II. 23 van het Bestuursdecreet van 7 december 2018. Tenzij anders bepaald door de Vlaamse Regering geldt voor verzendingen uitgaande van de aangewezen bevoegde entiteit zoals vermeld in het eerste lid, de dag na de dag van verzending als aanvangspunt van de termijnen die worden opgelegd in het kader van procedures in uitvoering van dit decreet, de uitvoeringsbesluiten ervan, het Europese Gemeenschappelijk Landbouwbeleid, het Europese Gemeenschappelijk Visserijbeleid, en de andere Europese en internationale akten die vorm geven aan het landbouw -en zeevisserijbeleid, vermeld in artikel 6, § 1, V, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming van de instellingen. Als voor bepaalde berichten bepaald is dat ze voor een bepaalde datum meegedeeld of ingediend moeten worden bij de bevoegde entiteit, moeten de berichten op de uiterlijke indieningsdatum ontvangen zijn door de bevoegde entiteit.". ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2024-03-29/37, art. 17, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.8. De Vlaamse Regering kan voor de activiteiten, vermeld in artikel 3, § 1, en voor de producten die het resultaat zijn van die activiteiten, voorzien in een verplichting tot het aanleveren van bepaalde gegevens voor statistische doeleinden.
De Vlaamse Regering kan de voorwaarden en de procedure voor het aanleveren van de gegevens verder regelen.
De Vlaamse Regering bepaalt welke entiteit de gegevens, vermeld in het eerste lid, kan opvragen.
Art. 8/1. [1 De Vlaamse Regering kan de officiële vertegenwoordiging van de landbouw op lokaal niveau organiseren. ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2024-03-29/37, art. 18, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
HOOFDSTUK 2. - Ondersteuning en bevordering van een economisch efficiënte en duurzame landbouw, zeevisserij- en aquacultuursector
Afdeling 1. - Algemene bepalingen
Art.9.De Vlaamse Regering kan de volgende maatregelen nemen :
1° steunmaatregelen voor de activiteiten, vermeld in artikel 3, § 1;
2° maatregelen ter ondersteuning van het wetenschappelijk en praktijkgericht onderzoek dat verricht wordt;
3° voor de activiteiten, vermeld in artikel 3, § 1, maatregelen voor de voorlichting van de consument;
4° voor de activiteiten, vermeld in artikel 3, § 1, maatregelen ter bevordering van het ondernemerschap en de innovatie;
5° flankerende maatregelen om de leefbaarheid te verbeteren van bestaande bedrijven die worden geconfronteerd met veranderende omgevingsfactoren.
[1 6° maatregelen voor de afbouw, stopzetting of heroriëntering van de activiteiten, vermeld in artikel 3, § 1.]1
De Vlaamse Regering kan de aard, de inhoud, de toepassing, de aanvraagprocedure, de voorwaarden en de controle op de naleving van de voorwaarden voor de maatregelen, vermeld in het eerste lid, bepalen.
In dit hoofdstuk wordt onder het begrip landbouwactiviteiten het geheel van de economische activiteiten binnen de agrarische sector ten behoeve van de productie van gewassen en dieren begrepen.
----------
(1)<DVR 2024-03-29/37, art. 19, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Afdeling 2. - Bevordering van duurzame landbouwproductiemethoden
Art.10.§ 1. De Vlaamse Regering kan de volgende steunmaatregelen nemen :
1° [1 het bevorderen van de toepassing van landbouwactiviteiten en primaire verwerking die een positieve bijdrage leveren aan de milieubescherming, de matiging van en de aanpassing aan klimaatveranderingen, duurzame energie, het versterken van ecosystemen, de naleving van de hygiënische normen, de diergezondheid, het dierenwelzijn, de kwaliteitsverbetering, de instandhouding van habitats en soorten en landschappen en de landschapsverbetering]1;
2° het bevorderen van de deelname aan kwaliteitsborgings- en certificeringssystemen voor duurzame landbouw en van de afzet van de door die systemen voortgebrachte kwaliteitsvolle producten;
3° het bevorderen van de genetische diversiteit van dieren en landbouwgewassen;
4° het behoud van de biodiversiteit;
5° het bevorderen van de diversificatie van de landbouwactiviteiten en landbouwproducten;
6° het heroriënteren en bevorderen van de landbouwactiviteiten en primaire verwerking in de richting van landbouw met verbrede doelstelling, waaronder een landbouw begrepen wordt die niet-landbouwactiviteiten opneemt in zijn takenpakket.
[1 7° steun bieden met het oog op een leefbaar landbouwinkomen en veerkracht om de voedselzekerheid te garanderen;
8° vergroten van de marktgerichtheid en van het concurrentievermogen;
9° verbeteren van de positie van de landbouwers in de waardeketen;
10° beter inspelen op de maatschappelijke verwachtingen over voedsel en gezondheid.]1
De steunmaatregelen, vermeld in het eerste lid, 1° en 3°, kunnen alleen verleend worden als de landbouwproductiemethode effectief een positief resultaat oplevert ten opzichte van de minimumnormen op het gebied van leefmilieu, natuur, landschap, hygiëne en dierenwelzijn. Tijdelijke steun kan wel verleend worden voor aanpassingen aan nieuwe normen die zijn gebaseerd op communautaire regelgeving inzake het milieu, de gezondheid van mens, dier of plant en het dierenwelzijn.
§ 2. Een vereniging kan erkend worden als centrum ter bevordering van duurzame landbouwproductiemethoden voor de uitvoering van een steunmaatregel als vermeld in paragraaf 1, als ze aan de volgende voorwaarden voldoet :
1° ze is opgericht in de vorm van een vereniging zonder winstoogmerk met als statutair doel de bevordering van duurzame landbouwproductiemethoden als vermeld in paragraaf 1;
2° ze stelt op eenvoudig verzoek alle gegevens ter beschikking die nodig zijn voor de controle en de uitvoering van de steunmaatregel in kwestie;
3° ze is voor de steunmaatregel in kwestie in Vlaanderen aantoonbaar representatief en ze heeft voldoende expertise;
4° ze biedt alle waarborgen voor een adequate organisatie en planning van de steunmaatregel;
5° ze aanvaardt de administratieve en financiële controle van de Vlaamse overheid en de Europese Unie.
De Vlaamse Regering kan nadere regels voor de voorwaarden, vermeld in het eerste lid, en aanvullende voorwaarden en regels voor de erkenning en de gevolgen van de erkenning bepalen.
De erkenning kan worden geschorst of opgeheven als niet aan de voorwaarden, vermeld in het eerste lid, wordt voldaan. De Vlaamse Regering kan de regels voor de schorsing en de opheffing nader bepalen en kan ook nog andere gevallen bepalen die leiden tot schorsing of opheffing van de erkenning als centrum.
§ 3. De Vlaamse Regering kan de aard, de inhoud, de toepassing, de aanvraagprocedure, de voorwaarden en de controle op de naleving van de voorwaarden voor de steunmaatregelen, vermeld in paragraaf 1, bepalen.
----------
(2)<DVR 2024-03-29/37, art. 20,1°, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
(2)<DVR 2024-03-29/37, art. 20,2°, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.11.Binnen de grenzen van de jaarlijks toegestane begrotingskredieten kunnen subsidies worden toegekend voor de uitvoering van de steunmaatregelen, vermeld in artikel 10, § 1, als aan de voorwaarden, bepaald door de Vlaamse Regering, is voldaan.
Met betrekking tot de subsidies, vermeld in het eerste lid, kan de Vlaamse Regering bepalen :
1° wie in aanmerking komt voor subsidiëring;
2° aan welke regels de [1 begunstigden]1 moeten voldoen;
[1 2° /1 dat de begunstigden erkend of geregistreerd moeten worden om voor subsidiëring in aanmerking te komen en aan welke voorwaarden ze in voorkomend geval moeten voldoen;]1
3° wat de aard is van de steunmaatregelen ter bevordering van duurzame landbouw.
----------
(1)<DVR 2024-03-29/37, art. 21, 007; Inwerkingtreding : onbepaald >
Afdeling 3. - Landbouwvorming
Art.12. In het kader van de landbouwvorming kunnen naschoolse activiteiten die inhoudelijk gericht zijn op vorming op het vlak van de landbouwactiviteit en primaire verwerking, worden georganiseerd met als doel :
1° de beroepsopleiding bevorderen van personen die een landbouwactiviteit of activiteit in de primaire verwerking uitoefenen of zullen uitoefenen door hen via naschoolse vorming in staat te stellen vakbekwaamheid en deskundigheid te verwerven of die te verbeteren voor landbouwactiviteiten of de primaire verwerking en de daaraan verbonden activiteiten en voor de omschakeling van landbouwactiviteiten;
2° de personen die landbouwactiviteiten of activiteiten in de primaire verwerking uitoefenen of zullen uitoefenen voorbereiden op een kwalitatieve heroriëntering van de productie en op de toepassing van productiemethoden die verenigbaar zijn met landschapsbehoud, landschapsverbetering, milieubescherming, hygiënische normen en dierenwelzijn, alsook hen de vaardigheden laten verwerven die nodig zijn om een economisch levensvatbaar landbouwbedrijf te beheren;
3° de opleiding vervolmaken van de lesgevers die in de naschoolse landbouwvorming actief zijn of willen worden.
Art.13. De Vlaamse Regering kan een vergoeding voor sociale promotie toekennen aan personen die landbouwactiviteiten of activiteiten in de primaire verwerking uitoefenen en met goed gevolg landbouwvorming beëindigd hebben. De Vlaamse Regering kan de nadere voorwaarden en regels daarvoor vastleggen.
Art.14.Een vereniging kan als centrum voor landbouwvorming erkend worden als ze aan de volgende voorwaarden voldoet :
1° ze is opgericht in de vorm van een vereniging zonder winstoogmerk met als statutair doel de organisatie van naschoolse vormingsactiviteiten als vermeld in artikel 12;
2° [2 ze stelt op eenvoudig verzoek alle gegevens ter beschikking die nodig zijn voor de controle op en de uitvoering van de activiteiten waarvoor ze erkend is;]2
3° ze biedt alle waarborgen voor een adequate organisatie en planning van de verschillende types vormingsactiviteiten, bepaald door de Vlaamse Regering;
4° ze aanvaardt de administratieve en financiële controle van de Vlaamse overheid en de Europese Unie.
De Vlaamse Regering kan nadere regels bepalen voor de voorwaarden, vermeld in het eerste lid, en aanvullende voorwaarden en regels voor de erkenning en de gevolgen van de erkenning.
De erkenning kan worden geschorst of opgeheven als niet aan de voorwaarden, vermeld in het eerste lid, wordt voldaan. De Vlaamse Regering kan de regels voor de schorsing en de opheffing nader bepalen en kan ook nog andere gevallen bepalen die leiden tot schorsing of opheffing van de erkenning als centrum.
De erkenning wordt geschorst als het centrum ook andere subsidiëring aanvraagt en krijgt voor activiteiten die worden gesubsidieerd ter uitvoering van deze afdeling.
----------
(1)<DVR 2017-06-30/08, art. 100, 002; Inwerkingtreding : 17-07-2017>
(2)<DVR 2019-04-26/31, art. 125, 005; Inwerkingtreding : 29-06-2019>
Art.15. Binnen de grenzen van de jaarlijks toegestane begrotingskredieten kunnen subsidies worden toegekend voor de organisatie van de naschoolse vormingsactiviteiten, vermeld in artikel 12, als aan de voorwaarden, bepaald door de Vlaamse Regering, is voldaan.
Met betrekking tot de subsidies, vermeld in het eerste lid, kan de Vlaamse Regering bepalen :
1° wie in aanmerking komt voor subsidiëring;
2° aan welke regels de centra moeten voldoen;
3° wat de aard is van de naschoolse activiteiten;
4° aan welke kwaliteitseisen de begeleiding moet voldoen;
5° aan welke kwaliteitseisen de lesgevers moeten voldoen;
6° hoe de installatieproeven die afgelegd moeten worden om een installatieattest te krijgen, moeten worden georganiseerd.
De subsidiëring van de organisatie van naschoolse vormingsactiviteiten, vermeld in artikel 12, kan afhankelijk gesteld worden van het type centrum, het type vormingsactiviteit of de kwalificaties van de lesgever.
Om voor subsidie in aanmerking te komen, mogen de deelnemers aan de naschoolse vormingsactiviteiten, vermeld in artikel 12, bij de aanvang van de activiteiten niet meer leerplichtig zijn, overeenkomstig de wet van 29 juni 1983 betreffende de leerplicht.
Afdeling 4. - Sensibiliseringsacties ter bevordering van een duurzame landbouw
Art.16. Met behoud van de toepassing van artikel 10, § 1, tweede lid, kunnen, ter bevordering van een duurzame landbouw, sensibiliseringsacties worden georganiseerd rond de thema's, vermeld in artikel 10, § 1, eerste lid.
Art.17.Een vereniging kan als centrum voor sensibilisering van duurzame landbouw worden erkend als ze aan de volgende voorwaarden voldoet :
1° ze is opgericht in de vorm van een vereniging zonder winstoogmerk met als statutair doel de organisatie van sensibiliseringsacties als vermeld in artikel 16;
2° [2 ze stelt op eenvoudig verzoek alle gegevens ter beschikking die nodig zijn voor de controle op en de uitvoering van de activiteiten waarvoor ze erkend is;]2
3° ze heeft de nodige ervaring met de organisatie en uitvoering van sensibiliseringsactiviteiten als vermeld in artikel 16, of van sensibiliseringsactiviteiten in sectoren die verwant zijn met landbouw;
4° ze biedt alle waarborgen voor een adequate organisatie en planning van de sensibiliseringsacties, vermeld in artikel 16;
5° ze aanvaardt de administratieve en financiële controle van de Vlaamse overheid en de Europese Unie.
De Vlaamse Regering kan nadere regels voor de voorwaarden, vermeld in het eerste lid, en aanvullende voorwaarden en regels voor de erkenning en de gevolgen van de erkenning bepalen.
De erkenning kan worden geschorst of opgeheven als niet aan de voorwaarden, vermeld in het eerste lid, wordt voldaan. De Vlaamse Regering kan de regels voor de schorsing en de opheffing nader bepalen en kan ook nog andere gevallen bepalen die leiden tot schorsing of opheffing van de erkenning als centrum.
De erkenning wordt geschorst als het centrum ook andere subsidiëring aanvraagt en krijgt voor activiteiten die worden gesubsidieerd ter uitvoering van deze afdeling.
----------
(1)<DVR 2017-06-30/08, art. 101, 002; Inwerkingtreding : 17-07-2017>
(2)<DVR 2019-04-26/31, art. 126, 005; Inwerkingtreding : 29-06-2019>
Art.18. Binnen de grenzen van de jaarlijks toegestane begrotingskredieten kunnen subsidies worden toegekend voor de organisatie van de sensibiliseringsacties, vermeld in artikel 16, als aan de voorwaarden, bepaald door de Vlaamse Regering, is voldaan.
Met betrekking tot de subsidies, vermeld in het eerste lid, kan de Vlaamse Regering bepalen :
1° wie in aanmerking komt voor subsidiëring;
2° aan welke regels de centra moeten voldoen;
3° wat de aard en de kwaliteit is van de sensibiliseringsacties.
Afdeling 5. - Landbouweducatie
Art.19. Om de kennis, de dialoog en de visievorming inzake duurzame landbouw en duurzame consumptie van landbouwproducten bij de bevolking in het algemeen of bij bepaalde doelgroepen te bevorderen en op die manier het maatschappelijke draagvlak van duurzame landbouw te versterken, kunnen landbouweducatieve en visievormende activiteiten rond duurzame landbouw en duurzame consumptie van landbouwproducten worden georganiseerd.
De Vlaamse Regering kan de voorwaarden bepalen voor de organisatie en ondersteuning van de activiteiten, vermeld in het eerste lid.
Art.20.
<Opgeheven bij DVR 2024-03-29/37, art. 22, 007; Inwerkingtreding : onbepaald >
Art.21.Binnen de grenzen van de jaarlijks toegestane begrotingskredieten kunnen subsidies worden toegekend voor de organisatie van de landbouweducatieve activiteiten, vermeld in artikel 19, als aan de voorwaarden, bepaald door de Vlaamse Regering, is voldaan.
Met betrekking tot de subsidies, vermeld in het eerste lid, kan de Vlaamse Regering bepalen :
1° wie in aanmerking komt voor subsidiëring;
2° aan welke regels de [1 begunstigden]1 moeten voldoen;
[1 2° /1 dat de begunstigden erkend of geregistreerd moeten worden om voor subsidiëring in aanmerking te komen en aan welke voorwaarden ze in voorkomend geval moeten voldoen;]1
3° wat de aard en de kwaliteit is van de landbouweducatieve activiteiten.
De subsidiëring van de organisatie van de landbouweducatieve activiteiten, vermeld in artikel 19, kan afhankelijk gesteld worden van het type [1 begunstigde]1.
----------
(1)<DVR 2024-03-29/37, art. 23, 007; Inwerkingtreding : onbepaald >
Afdeling 6. - Het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds
Art.22. In artikel 12 van het decreet van 22 december 1993 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1994, gewijzigd bij de decreten van 24 december 2004 en 23 juni 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° het woord "Fonds" wordt telkens vervangen door het woord "VLIF";
2° paragraaf 3 wordt vervangen door wat volgt :
" § 3. Het VLIF heeft tot doel de volgende activiteiten te ondersteunen :
1° het stellen van investeringsverrichtingen;
2° de omschakeling of diversificatie van bedrijven en de omschakeling van de landbouwbedrijfsvoering;
3° de installatie van jonge land- en tuinbouwers;
4° de verwerking en commercialisering van land- en tuinbouwproducten;
5° de bedrijfsvoering van bedrijven die geconfronteerd worden met de gevolgen van dier- en plantenziekten, natuurrampen en andere uitzonderlijke gebeurtenissen;
6° de samenwerking tussen land- en tuinbouwers;
7° de samenwerking tussen de toeleverende, de producerende, de afzet- en de verwerkende sector;
8° de dienstverlening of begeleiding van de activiteiten, vermeld in punt 1° tot en met 5°.
De activiteiten, vermeld in het eerste lid, worden ondersteund als de aanvraagdossiers voor ondersteuning een reële bijdrage aan de verduurzaming van de betreffende activiteiten aantonen en verder minstens een reële bijdrage aan een van de volgende doelstellingen aantonen :
1° de structuur van land- en tuinbouwbedrijven verbeteren;
2° de rentabiliteit van land- en tuinbouwbedrijven verzekeren en opvoeren;
3° de kostprijzen verminderen;
4° de diversificatie van landbouwactiviteiten en landbouwproducten bevorderen;
5° de landbouw met verbrede doelstellingen bevorderen;
6° de omschakeling naar specifieke systemen van duurzame landbouw bevorderen;
7° de economische activiteiten van de dienstverlenende, de begeleidende, de toeleverende, de afzet, en de verwerkende sector van land- en tuinbouw helpen bevorderen;
8° het ondernemerschap bevorderen;
9° de innovatie bevorderen.
Het VLIF kan tegemoetkomingen verlenen aan :
1° land- en tuinbouwers, alsook aan hun verenigingen en hun vennootschappen;
2° zelfstandigen, vennootschappen en verenigingen voor de dienstverlening, het onderzoek, de begeleiding en de toelevering aan de land- en tuinbouwsector;
3° zelfstandigen, vennootschappen en verenigingen voor de afzet en verwerking van land- en tuinbouwproducten;
4° coöperaties van consumenten die de uitbating van een land- of tuinbouwbedrijf als doel hebben, en rechtspersonen met een maatschappelijk of sociaal doel die een landbouw- of tuinbouwactiviteit verrichten. ";
3° in paragraaf 4, d), worden de woorden "Europese Gemeenschap" vervangen door de woorden "Europese Unie";
4° paragraaf 5 wordt vervangen door wat volgt :
" § 5. Het VLIF wordt gemachtigd een waarborg te verlenen voor leningen die bestemd zijn voor investeringen in de land- en tuinbouw.
Het Vlaams Parlement bepaalt ieder jaar het maximumbedrag waarvoor het VLIF in dat jaar de waarborg kan verlenen.
De waarborg van het Vlaamse Gewest wordt toegekend aan de leningen die door het VLIF worden gewaarborgd. ";
5° paragraaf 6 wordt vervangen door wat volgt :
" § 6. De Vlaamse Regering kan ten aanzien van het VLIF :
1° de werking en het beheer van het VLIF regelen en, overeenkomstig de geldende algemene beginselen, sommige van haar bevoegdheden delegeren aan de leidend ambtenaar die ze daarvoor aanwijst;
2° de voorwaarden bepalen waaronder het VLIF de waarborg, vermeld in paragraaf 5, kan toekennen, en de procedure daarvoor vastleggen;
3° de nadere regels en voorwaarden bepalen waaraan zelfstandigen, verenigingen en vennootschappen moeten voldoen om in aanmerking te komen voor een tegemoetkoming voor de dienstverlening, de begeleiding en de toelevering aan de land- en tuinbouwsector, overeenkomstig de doelstellingen, vermeld in paragraaf 3;
4° de steunverlening aan zelfstandigen, vennootschappen en verenigingen uit de agro-toeleveringssector en de agrovoedingssector beperken tot een jaarlijks maximaal percentage van het totale vastgelegde budget van het VLIF. ";
6° paragraaf 8 wordt opgeheven.
Afdeling 7. - Zeevisserij en aquacultuur
Onderafdeling 1. - Algemene bepalingen
Art.23. Met behoud van de toepassing van het decreet van 13 mei 1997 houdende oprichting van een Financieringsinstrument voor de Vlaamse visserij- en aquacultuursector kan de Vlaamse Regering een duurzame zeevisserij en aquacultuur aanmoedigen door een economisch efficiënte, en ecologisch en sociaal aanvaardbare zeevisserij en aquacultuur te bevorderen.
Art.24. Voor de zeevisserij regelt de Vlaamse Regering :
1° de instandhouding, het beheer en de exploitatie van levende aquatische organismen;
2° de beperking van de milieu-impact;
3° de toegang tot water en aquatische bestanden;
4° het structureel beleid en het beheer van de vlootcapaciteit;
5° het marktbeleid, inclusief de erkenning van producentenorganisaties;
6° de invoering en de uitvoering van controleregelingen, inclusief de controle op illegale, niet-gemelde en ongereglementeerde visserij, evenals de handhaving daarvan.
Onderafdeling 2. - Het Financieringsinstrument voor de Vlaamse visserij- en aquacultuursector
Art.25. In artikel 4, derde lid, van het decreet van 13 mei 1997 houdende oprichting van een Financieringsinstrument voor de Vlaamse visserij- en aquacultuursector, vervangen bij het decreet van 21 oktober 2005 en gewijzigd bij de decreten van 19 december 2008 en 9 juli 2010, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° het woord "of" wordt telkens opgeheven;
2° punt 4° wordt vervangen door wat volgt :
" 4° de duurzaamheid van de visserij- en aquacultuursector bevorderen; ".
Art.26. In artikel 9, e), van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 19 december 2008, worden de woorden "Europese Gemeenschap" vervangen door de woorden "Europese Unie".
Art.27. Artikel 11 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 19 december 2008, wordt vervangen door wat volgt :
" Art. 11. De Vlaamse Regering stelt jaarlijks een verslag op over de activiteiten van het FIVA. Dat verslag behandelt de werking en het beheer van het FIVA en de ontwikkelingen binnen de Vlaamse visserij en de aquacultuursector. Het verslag wordt jaarlijks uiterlijk op 30 juni bij het Vlaams Parlement ingediend. ".
Afdeling 8. - Praktijkcentra
Art.28. De Vlaamse Regering kan met het oog op het vrijwaren van de concurrentiekracht van de land- en tuinbouwbedrijven, inzonderheid door de productiemethoden te verbeteren en door de kwaliteit van de land- en tuinbouwproducten te verbeteren, de voorwaarden bepalen met betrekking tot :
1° de rechtsvorm, de taken en de werking van verenigingen die bijdragen tot de kennisverspreiding in deelsectoren van de landbouw en de tuinbouw, onder meer door de resultaten van wetenschappelijk onderzoek uit te testen door de bevindingen van proefondervindelijk werk te demonstreren en mee te delen;
2° de erkenning en de subsidiëring van de verenigingen, vermeld in punt 1°.
Afdeling 9. - Ondersteuning en bevordering van verenigingen, groeperingen en samenwerkingsverbanden
Art.29. § 1. De Vlaamse Regering kan voor de activiteiten, vermeld in artikel 3, § 1, en voor de producten die het resultaat zijn van die activiteiten, de voorwaarden bepalen waaronder :
1° representatieve professionele organisaties, producentenorganisaties, unies van producentenorganisaties, producentengroeperingen, brancheorganisaties, interprofessionele organisaties en organisaties van marktdeelnemers erkend worden, waarin uitsluitend of niet-uitsluitend producenten, kopers, verwerkers of verdelers van bepaalde producten of grondstoffen vertegenwoordigd zijn;
2° de overeenkomsten goedgekeurd worden die de representatieve professionele organisaties, producentenorganisaties, unies van producentenorganisaties, producentengroeperingen, brancheorganisaties, interprofessionele organisaties en organisaties van marktdeelnemers vaststellen;
3° aan de aangesloten leden of andere vertegenwoordigers uit het bedrijfsleven in kwestie opgelegd wordt om een bedrag te betalen aan representatieve professionele organisaties, producentenorganisaties, unies van producentenorganisaties, producentengroeperingen, brancheorganisaties, interprofessionele organisaties en organisaties van marktdeelnemers voor de administratieve of andere kosten die gemaakt zijn voor de uitvoering van de opdracht van de organisaties of voor de financiering van een deelname in het kapitaal van ondernemingen van de sector in kwestie. Voor de suikersector kunnen die kosten betaald worden in de vorm van afhoudingen, verricht door de suikerfabrikanten op de betalingen van de bieten;
4° de partijen in onderling overleg een minnelijke oplossing kunnen zoeken bij een geschil tussen diverse schakels in de keten en welke bijstand hen hierbij kan verleend worden.
§ 2. De erkende representatieve professionele organisaties, producentenorganisaties, unies van producentenorganisaties, producentengroeperingen, brancheorganisaties, interprofessionele organisaties en organisaties van marktdeelnemers, vermeld in paragraaf 1, onderwerpen zich aan het toezicht op hun boekhouding, structuren, activiteiten en doelstellingen, alsook aan het toezicht op de toepassing van de goedgekeurde overeenkomsten van het bedrijfsleven en gemeenschappelijke regels.
De Vlaamse Regering bepaalt wie het toezicht, vermeld in het eerste lid, uitoefent.
§ 3. De overeenkomsten, vermeld in paragraaf 1, 2°, kunnen algemeen verbindend verklaard worden onder de voorwaarden, bepaald door de Vlaamse Regering.
Art.30. De Vlaamse Regering kan in het kader van de gemeenschappelijke marktordeningen ten aanzien van de actoren die actief zijn in de sectoren, vermeld in artikel 3, § 1, de voorwaarden bepalen :
1° waaronder de erkenningen van verenigingen of groeperingen van die actoren worden verkregen, gewijzigd, behouden, verlengd, ingeperkt, uitgebreid, geschorst of ingetrokken;
2° waaronder samenwerkingsvormen aangegaan worden en interprofessionele akkoorden gesloten worden;
3° waaraan de actoren moeten voldoen in het kader van hun lidmaatschap bij bepaalde samenwerkingsvormen, verenigingen of groeperingen;
4° voor de uitoefening van de opdracht van de verenigingen, groeperingen of samenwerkingsverbanden, ook in het kader van interventie, en voor het lidmaatschap bij die verenigingen, groeperingen of samenwerkingsverbanden;
5° voor de acties of uitgaven die ze doen, of die de verenigingen, groeperingen of samenwerkingsverbanden doen;
6° voor de toekenning van subsidies, premies of andere steunmaatregelen, eventueel in de vorm van voorschotten.
Afdeling 10. - Het Vlaams Fonds voor Landbouw en Visserij
Art.31. In artikel 2 van het decreet van 19 mei 2006 betreffende de oprichting en de werking van het Fonds voor Landbouw en Visserij wordt punt 6° vervangen door wat volgt :
" 6° Vlaams Landbouwfonds : Vlaams Fonds voor Landbouw en Visserij; ".
Art.32. In artikel 3 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in paragraaf 1 worden de woorden "een Fonds voor Landbouw en Visserij opgericht, hierna het Fonds te noemen" vervangen door de woorden "een Vlaams Landbouwfonds opgericht";
2° paragraaf 2 en 3 worden opgeheven.
Art.33. Artikel 4 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 3 april 2009, wordt vervangen door wat volgt :
" Art. 4. Het Vlaams Landbouwfonds kan zijn middelen aanwenden voor de prefinanciering of financiering van :
1° de uitgaven ter uitvoering van het decreet van 28 juni 2013 betreffende het landbouw- en visserijbeleid en de uitvoeringsbesluiten ervan;
2° de kosten die verbonden zijn aan opdrachten, programma's of projecten die voor rekening van het Vlaams Landbouwfonds uitgevoerd worden;
3° de uitgaven van en voor de dataverzameling en de adviesverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouw- en visserijbeleid;
4° de uitgaven van het beleidsdomein Landbouw en Visserij ter uitvoering van het beleid voor plattelandsontwikkeling;
5° de uitgaven van het beleidsdomein Landbouw en Visserij om schade te vergoeden, zoals voor het delgen van kosten voor het vernietigen, het uit de handel nemen, het behandelen, het bewerken of verwerken, of het geven van een andere bestemming dan een normale bestemming aan de landbouw- en visserijproducten of grondstoffen, vermeld in artikel 2, 3°, van het decreet van 28 juni 2013 betreffende het landbouw- en visserijbeleid, en, in voorkomend geval, voor het delgen van het inkomensverlies dat daarmee gepaard gaat, als :
a) de schade voortvloeit uit een beslissing van de Europese Unie, van de federale of van de Vlaamse overheid, zonder dat de schade veroorzaakt is door de schadelijder;
b) de schade niet voortvloeit uit bestrijdingsprogramma's met betrekking tot de dieren- of plantengezondheid;
6° de uitgaven voor het vergoeden van de economische schade, vermeld in artikel 14 van het decreet van 3 april 2009 houdende de organisatie van co-existentie van genetisch gemodificeerde gewassen met conventionele en biologische gewassen en de uitvoeringsbesluiten ervan. ".
Art.34. Artikel 5 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt :
" Art. 5. De middelen van het Vlaams Landbouwfonds worden gevormd door :
1° de verplichte bijdragen, opgelegd met toepassing van het tweede lid, en artikel 8, § 1, ten laste van natuurlijke personen en rechtspersonen die activiteiten verrichten in de sectoren, vermeld in artikel 3 van het decreet van 28 juni 2013 betreffende het landbouw- en visserijbeleid;
2° de vergoedingen, retributies, rechten, heffingen, afhoudingen en toeslagen vermeld in artikel 4, 5°, van het decreet van 28 juni 2013 betreffende het landbouw- en visserijbeleid;
3° de bijdragen en geldboeten, opgelegd in het kader van het decreet van 3 april 2009 houdende de organisatie van co-existentie van genetisch gemodificeerde gewassen met conventionele en biologische gewassen;
4° de administratieve geldboeten en exclusief bestuurlijke geldboeten, opgelegd ter uitvoering van het decreet betreffende het landbouw- en visserijbeleid;
5° de betalingen van de expertisekosten en van de bedragen die overeenstemmen met het economische voordeel, die moeten betaald worden ter uitvoering van het decreet betreffende het landbouw- en visserijbeleid;
6° de vrijwillige bijdragen, alsook de uitzonderlijke ontvangsten;
7° de ontvangsten voor de uitvoering van diensten voor derden, met inbegrip van overheidsinstellingen;
8° de ontvangsten die voortvloeien uit de deelneming van de Europese Unie in de uitgaven van het Vlaams Landbouwfonds;
9° de terugbetalingen van toelagen of voorschotten en ontvangen intresten die verbonden zijn aan uitgaven van het Vlaams Landbouwfonds;
10° de bijstand van de Europese Unie voor de uitvoering van de controleregeling die geldt in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid;
11° de verplichte bijdragen die opgelegd worden aan de bedrijven of personen die door de aard van hun activiteiten schade kunnen veroorzaken aan planten of dieren en aan plantaardige of dierlijke producten of visserijproducten;
12° andere middelen die hem bij decreet zijn toegewezen;
13° bij achterstal van betaling, de intresten op de bedragen, vermeld in punt 1° tot en met 12°.
De verplichte bijdragen, retributies, rechten en vergoedingen, vermeld in het eerste lid, 1° en 2°, kunnen worden geheven op planten of plantaardige producten, dieren of dierlijke producten of visserijproducten die worden voortgebracht, geoogst, aangeland, verhandeld, vervoerd, bewerkt of verwerkt. Ze kunnen ook worden geheven op de ondernemingen die planten of plantaardige producten, dieren of dierlijke producten of visserijproducten voortbrengen, verhandelen, vervoeren, bewerken of verwerken. ".
Art.35. Artikel 6 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt :
" Art. 6. De Vlaamse Regering bepaalt :
1° de inhoud van het bijzonder reglement betreffende het beheer van het Vlaams Landbouwfonds;
2° de persoon of instantie die belast is met het beheer van het Vlaams Landbouwfonds en de bevoegdheden van die persoon of instantie;
3° de bevoegdheden van de rekenplichtige die de bedragen, vermeld in artikel 5, ontvangt. ".
Art.36. Artikel 7 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt :
" Art. 7. § 1. Bij het Vlaams Landbouwfonds wordt een raad opgericht.
De Vlaamse Regering bepaalt de organisatie, samenstelling en werkwijze van die raad.
§ 2. Bij het vaststellen van de inkomsten en de uitgaven wordt rekening gehouden met het advies van de raad en met een evenredige verdeling tussen de sectoren en subsectoren.
De raad geeft advies over :
1° het programma van de uitgaven van het Vlaams Landbouwfonds, dat vastgelegd wordt door de minister;
2° alle vragen waarvan de minister de raad opdraagt ze te onderzoeken.
De raad kan aan de minister elk voorstel voorleggen voor het toepassingsdomein van het Vlaams Landbouwfonds.
§ 3. De raad verleent geen advies over de middelen die worden ontvangen en de uitgaven die worden gedaan ter uitvoering van het decreet van 3 april 2009 houdende de organisatie van co-existentie van genetisch gemodificeerde gewassen met conventionele en biologische gewassen. ".
Art.37. Artikel 8 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 19 december 2008, wordt vervangen door wat volgt :
" Art. 8. De Vlaamse Regering bepaalt, na advies van de raad, het bedrag van :
1° de verplichte bijdragen, vermeld in artikel 5, eerste lid, 1° en 11°, alsook de regels voor de inning ervan;
2° de vergoedingen, retributies, rechten, heffingen, afhoudingen en toeslagen, vermeld in artikel 5, eerste lid, 2°, alsook de regels voor de inning ervan.
Het besluit betreffende de verplichte bijdragen, vermeld in het eerste lid, 1°, wordt van rechtswege opgeheven met terugwerkende kracht tot op de datum van de inwerkingtreding ervan als het niet binnen een maand na de goedkeuring door de Vlaamse Regering aan het Vlaams Parlement ter bekrachtiging wordt voorgelegd. Het besluit wordt bekrachtigd bij decreet binnen zes maanden na de goedkeuring ervan. Die periodes worden opgeschort tijdens het parlementaire reces en bij de ontbinding van het parlement. ".
Art.38. Artikel 10 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt :
" Art. 10. Als de verplichte bijdragen en retributies, vermeld in artikel 5, eerste lid, 1°, 2° en 11°, onbetaald blijven na de uiterste datum die is vastgesteld volgens de betalingsprocedure, wordt er eerst met een aangetekende brief een schriftelijke aanmaning gestuurd.
Vanaf de datum van verzending van de aanmaning kan de overheid beslissen dat er geen controles meer uitgevoerd worden en geen andere administratieve prestaties meer geleverd worden zolang de verschuldigde bedragen niet vereffend zijn. Bij niet-betaling binnen dertig kalenderdagen vanaf de uiterste betaaldatum wordt de persoon of het bedrijf in kwestie met een aangetekende brief in gebreke gesteld, zelfs als de bijdrage het voorwerp uitmaakt van een betwisting voor de rechtbanken. Vanaf de datum van die aanmaning wordt het verschuldigde bedrag vermeerderd met de wettelijke intrest.
De ingebrekestelling bevat de volgende tekst :
" Na de ingebrekestelling kunnen de erkenningen, vergunningen of licenties met een aangetekende brief geschorst worden vanaf de dertigste werkdag na de kennisgeving van de ingebrekestelling, als er op die dag nog geen betaling werd ontvangen. Die maatregel neemt van rechtswege een einde op de eerste werkdag na de dag waarop de verschuldigde verplichte bijdragen of retributies effectief op de rekening van het Vlaams Landbouwfonds worden gecrediteerd. ".
Afdeling 11. - Bevordering van de dierlijke productie
Art.39. De Vlaamse Regering kan de dierlijke productie aanmoedigen door steun te verlenen aan verenigingen en organisaties voor de uitvoering van projecten die passen in het beleid voor een duurzame dierlijke productie.
Art.40. De Vlaamse Regering kan de fokkerij organiseren door :
1° de voorwaarden vast te stellen voor de volgende fokkerijtaken :
a) de instelling van stamboeken en het bijhouden ervan;
b) de instelling van registers en het bijhouden ervan;
c) de opname van fokdieren in een stamboek of een register;
d) de toelating van fokdieren tot de voortplanting;
e) de uitvoering van het onderzoek op de prestaties, voortgebracht door fokdieren die meetbaar, erfelijk en economisch, ecologisch of maatschappelijk relevant zijn om de fokwaarde van de fokdieren te schatten, namelijk de prestatieonderzoeken en de berekening en beoordeling van de fokwaarde;
f) de opmaak en de aflevering van certificaten;
g) het behoud van de genetische diversiteit;
2° verenigingen en organisaties van fokkers te erkennen, onder meer voor de uitvoering van de fokkerijtaken, vermeld in punt 1°, en de erkenningsvoorwaarden vast te stellen;
3° ondernemingen te erkennen, onder meer voor de uitvoering van de fokkerijtaak, vermeld in punt 1°, en de erkenningsvoorwaarden vast te stellen;
4° verenigingen te erkennen voor de coördinatie van de fokkerij;
5° verenigingen en organisaties van fokkers te erkennen voor het voeren van een vereenvoudigd beheer;
6° binnen de grenzen van het zoötechnische beleidscentra te erkennen voor het winnen of opslaan van sperma, eicellen of embryo's en daarvoor de zoötechnische voorwaarden vast te stellen, met het oog op het in de handel brengen ervan in de vorm van een verkoop, een bezit met het oog op een verkoop, een aanbieding voor verkoop en iedere beschikbaarheidstelling, levering of overdracht aan derden tegen of zonder vergoeding, met het oog op gebruik, en met het oog op het opmaken en afleveren van certificaten die bij het verkochte sperma en de verkochte eicellen en embryo's gevoegd worden;
7° opdrachten toe te wijzen aan verenigingen, organisaties en ondernemingen;
8° voorwaarden vast te stellen voor de deelname aan wedstrijden voor paardachtigen;
9° de kunstmatige inseminatie op zoötechnisch vlak te reglementeren en aan een erkenning te onderwerpen;
10° subsidies te verlenen voor het doel, vermeld in deze afdeling, binnen de grenzen van de begrotingskredieten, en de voorwaarden te bepalen waaraan de erkende verenigingen en organisaties van fokkers moeten voldoen om de subsidies te verkrijgen;
11° maximaal 20 % van de prijzen of winsten uit wedstrijden met paardachtigen te bestemmen voor het behoud, de ontwikkeling en de verbetering van de fokkerij van paardachtigen, alsook voor de opvang van oude en verwaarloosde paarden.
Art.41. Ter ondersteuning van haar beleid kan de Vlaamse Regering gebouwen en gronden verwerven en ter beschikking stellen van de verenigingen en organisaties van fokkers voor de uitvoering van de activiteiten waarvoor ze zijn erkend. Ze kan binnen de grenzen van haar begrotingskredieten opdracht geven tot herinrichting van de betreffende gebouwen en gronden.
Art.42. Bij de opheffing van haar erkenning moet de vereniging of organisatie al haar foktechnische gegevens overdragen. De Vlaamse Regering kan de nadere regels van de gegevensoverdracht bepalen.
HOOFDSTUK 3. - Controle- en sanctiebepalingen
Afdeling 1. - Algemene sanctiebepalingen
Onderafdeling 1. - Toezicht
Art.43. Deze onderafdeling is ook van toepassing op de andere afdelingen van hoofdstuk 3 en op het decreet van 19 mei 2006 betreffende de oprichting en de werking van het Fonds voor Landbouw en Visserij, tenzij de bepalingen van de andere afdelingen van hoofdstuk 3 en het decreet van 19 mei 2006 er van afwijken in welk geval deze voornoemde bepalingen voorrang hebben op deze afdeling.
Art.44.[2 Onverminderd de bevoegdheden van de officieren van de gerechtelijke politie en met behoud van de toepassing van afdeling 2, houden de personeelsleden van het Agentschap Landbouw en Zeevisserij, opgericht bij besluit van de Vlaamse Regering van 15 september 2023, toezicht op dit decreet, de uitvoeringsbesluiten ervan, het Europese Gemeenschappelijk Landbouwbeleid, het Europese Gemeenschappelijk Visserijbeleid en de andere Europese en internationale akten die vorm geven aan het landbouw- en zeevisserijbeleid, vermeld in artikel 6, § 1, V, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming van de instellingen]2.
In uitvoering van het eerste lid, kan de Vlaamse Regering de specifieke toezichtopdracht van de verschillende toezichthouders nader bepalen.
De resultaten van controles uitgevoerd in het kader van de toezichtopdracht kunnen doorgegeven worden binnen [2 het Agentschap Landbouw en Zeevisserij, opgericht bij besluit van de Vlaamse Regering van 15 september 2023]2ij, aan de controleorganen, vermeld in artikel 45, en aan derden. De Vlaamse Regering kan hiervoor nadere modaliteiten bepalen.
----------
(1)<DVR 2017-06-30/08, art. 103, 002; Inwerkingtreding : 17-07-2017>
(2)<DVR 2024-03-29/37, art. 24, 007; Inwerkingtreding : 01-04-2024>
Art. 44/1. [1 De statutaire en contractuele personeelsleden die de Vlaamse Regering aanwijst, kunnen in het kader van een onderzoek door het Europees Bureau voor fraudebestrijding, zoals opgericht bij het besluit van de Europese Commissie van 28 april 1999 houdende oprichting van het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF), bijstand verlenen aan de toezichthouders van het OLAF. De toezichthouders van het OLAF kunnen bij hun onderzoeken de toezichtsmogelijkheden vermeld in artikel 43 tot 54 en artikel 64 en 65 toepassen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2019-04-26/31, art. 128, 005; Inwerkingtreding : 29-06-2019>
Art.45.De Vlaamse Regering kan de toezichtopdracht voor de door haar bepaalde aangelegenheden toevertrouwen aan één of meer controleorganen.
De Vlaamse Regering kan de erkenning van de controleorganen en het toezicht op die controleorganen nader regelen en de opdrachten van de controleorganen vaststellen.
De resultaten van controles uitgevoerd in het kader van de toezichtopdracht kunnen doorgegeven worden aan entiteiten van [1 het Agentschap Landbouw en Zeevisserij opgericht bij besluit van de Vlaamse Regering van 15 september 2023]1, aan de controleorganen en aan derden. De Vlaamse Regering kan hiervoor nadere modaliteiten bepalen.
----------
(1)<DVR 2024-03-29/37, art. 25, 007; Inwerkingtreding : 01-04-2024>
Art. 45/1.[1 Met toepassing van artikel 23, lid 1, e) en h), van de verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) kan de bevoegde toezichthouder of het bevoegd controleorgaan, vermeld in dit hoofdstuk 3, beslissen om de verplichtingen en de rechten, vermeld in artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening, niet toe te passen bij de verwerkingen van persoonsgegevens in het kader van een onderzoek dat betrekking heeft op een welbepaalde natuurlijke persoon, als voldaan is aan de voorwaarden, vermeld in het tweede tot en met het tiende lid.
De afwijkingsmogelijkheid, vermeld in het eerste lid, geldt alleen gedurende de periode waarin de betrokkene het voorwerp uitmaakt van een controle, een onderzoek of de voorbereidende werkzaamheden die daarmee verband houden, in het kader van de decretale en reglementaire opdrachten van de bevoegde toezichthouder of het bevoegd controleorgaan, vermeld in dit hoofdstuk 3, op voorwaarde dat het voor het goede verloop van het onderzoek noodzakelijk is of kan zijn dat de verplichtingen en de rechten, vermeld in artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening, niet worden toegepast. De duur van de voorbereidende werkzaamheden mag in voorkomend geval niet meer bedragen dan een jaar vanaf de ontvangst van een verzoek tot uitoefening van een van de rechten, vermeld in artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening.
De persoonsgegevens, vermeld in het eerste lid, worden niet langer bewaard dan nodig is voor de doeleinden waarvoor ze worden verwerkt.
De afwijkingsmogelijkheid, vermeld in het eerste lid, heeft geen betrekking op de gegevens die losstaan van het voorwerp van het onderzoek dat of van de controle die de weigering of beperking van de rechten, vermeld in het eerste lid, rechtvaardigt.
Als de betrokkene in het geval, vermeld in het eerste lid, tijdens de periode, vermeld in het tweede lid, een verzoek indient op basis van artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening, bevestigt de bevoegde functionaris voor gegevensbescherming de ontvangst daarvan.
De bevoegde functionaris voor gegevensbescherming brengt de betrokkene schriftelijk, zo snel mogelijk en in elk geval binnen een maand vanaf de dag die volgt op de dag waarop hij het verzoek heeft ontvangen, op de hoogte van elke weigering of beperking van de rechten, vermeld in het eerste lid. De verdere informatie over de nadere redenen voor die weigering of die beperking hoeft niet te worden verstrekt als dat de decretale en reglementaire opdrachten van de bevoegde toezichthouder of het bevoegd controleorgaan, vermeld in dit hoofdstuk 3, zou ondermijnen, met behoud van de toepassing van het achtste lid. Als het nodig is, kan de voormelde termijn met twee maanden worden verlengd, rekening houdend met het aantal aanvragen en de complexiteit ervan. De verwerkingsverantwoordelijke brengt de betrokkene binnen een maand vanaf de dag die volgt op de dag waarop hij het verzoek heeft ontvangen, op de hoogte van die verlenging en van de redenen voor het uitstel.
De bevoegde functionaris voor gegevensbescherming informeert de betrokkene ook over de mogelijkheid om een verzoek in te dienen bij de Vlaamse toezichtcommissie voor de verwerking van persoonsgegevens conform artikel 10/5 van het decreet van 18 juli 2008 betreffende het elektronische bestuurlijke gegevensverkeer en om een beroep in rechte in te stellen.
De bevoegde functionaris voor gegevensbescherming noteert de feitelijke of juridische gronden waarop de beslissing is gebaseerd. Die informatie houdt hij ter beschikking van de voormelde Vlaamse toezichtcommissie.
Nadat het onderzoek afgesloten is, worden de rechten, vermeld in artikel 13 tot en met 22 van de voormelde verordening, in voorkomend geval, conform artikel 12 van de voormelde verordening opnieuw toegepast.
Als een dossier dat persoonsgegevens als vermeld in het eerste lid, bevat, naar het Openbaar Ministerie is gestuurd en kan leiden tot activiteiten onder leiding van het Openbaar Ministerie of een onderzoeksrechter, en er onduidelijkheid is over het geheim van het onderzoek onder leiding van het Openbaar Ministerie of een onderzoeksrechter, mag de bevoegde functionaris voor gegevensbescherming op verzoek van de betrokkene overeenkomstig artikel 12 tot en met 22 van de voormelde verordening pas antwoorden nadat het Openbaar Ministerie of, in voorkomend geval, de onderzoeksrechter heeft bevestigd dat een antwoord het onderzoek niet in het gedrang brengt of kan brengen.]1
----------
(1)<BVR 2019-07-19/22, art. 26, 006; Inwerkingtreding : 12-09-2019>
Art.46. Bij de uitoefening van hun opdracht mogen de toezichthouders op elk moment elke plaats betreden. Vóór vijf uur 's morgens en na negen uur 's avonds mogen de toezichthouders de niet voor het publiek toegankelijke plaatsen alleen bezoeken met verlof van de rechter in de politierechtbank.
Tot bewoonde lokalen hebben de toezichthouders echter enkel toegang na voorafgaande en schriftelijke toestemming van de bewoner of na voorafgaande en schriftelijke machtiging van de rechter in de politierechtbank. In het laatste geval, kunnen ze de bewoonde lokalen alleen betreden tussen vijf uur 's morgens en negen uur 's avonds.
Art.47. Toezichthouders mogen inzage vorderen van zakelijke documenten en andere zakelijke informatiedragers. Daarvoor mogen ze zich die informatiedragers laten voorleggen op de plaats die ze aanwijzen.
Ze mogen zich van de documenten en andere informatiedragers kosteloos een kopie laten verstrekken of er zelf een kopie van maken. Als ze ter plaatse geen kopieën kunnen maken, mogen ze de informatiedragers voor dat doel voor korte tijd meenemen.
Als ze documenten of andere informatiedragers met het oog op inzage of kopie ervan enige tijd bijhouden of meenemen, moeten ze een schriftelijk bewijs afgeven met een inventaris van de informatiedragers in kwestie.
Art.48. Toezichthouders mogen vaststellingen doen met behulp van audiovisuele middelen.
Art.49.§ 1. Toezichthouders mogen zaken onderzoeken of laten onderzoeken met behoud van de toepassing van artikel 5, § 2, door een daarvoor [2 aangewezen of]2 erkend laboratorium. Ze mogen zaken onder meer beproeven of laten beproeven, er monsters van nemen of laten nemen en ze meten [1 met gebruik van technische middelen]1 of laten meten. Ze mogen daarvoor verpakkingen openen of laten openen.
Als het onderzoek niet ter plaatse uitgevoerd kan worden, mogen ze :
1° de zaken voor dat doel meenemen tegen een door hen af te geven schriftelijk bewijs;
2° de verpakkingen, die nodig zijn voor het vervoer en voor het houden van de te onderzoeken zaken, kosteloos opvorderen van de houder van die zaken.
De gecontroleerde mag in het kader van dit onderzoek de afname en het onderzoek van een tegenstaal eisen. De voorwaarden en de procedure kunnen hiervoor bepaald worden door de Vlaamse Regering.
§ 2. Toezichthouders mogen de technische middelen en het personeel om de beproeving, monsterneming of meting uit te voeren kosteloos opvorderen van de houder van de te onderzoeken zaken.
§ 3. De Vlaamse Regering stelt de nadere regels vast voor de uitvoering van de onderzoeken en de bijbehorende analyses.
[1 De Vlaamse Regering kan technische voorschriften vaststellen waaraan de technische middelen, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, moeten voldoen.]1
----------
(1)<DVR 2017-06-30/08, art. 104, 002; Inwerkingtreding : 17-07-2017>
(2)<DVR 2024-03-29/37, art. 26, 007; Inwerkingtreding : 01-04-2024>
Art. 49/1. [1 De toezichthouder heeft de volgende rechten:
1° de aard en de omvang van de goederen of van de verrichte activiteiten, met inbegrip van de productie-, verpakkings- en verzendingssystemen en methoden controleren en verifiëren;
2° de stand van uitvoering van de gefinancierde werkzaamheden en investeringen, en het gebruik en de bestemming van de uitgevoerde investeringen controleren en verifiëren;
3° de financiële en technische uitvoering van gesubsidieerde projecten controleren en verifiëren.
De toezichthouder is bevoegd verpakkingen te openen bij de uitoefening van de rechten, vermeld in het eerste lid. ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2024-03-29/37, art. 27, 007; Inwerkingtreding : 01-04-2024>
Art.50. Toezichthouders mogen transportmiddelen en de lading ervan onderzoeken of laten onderzoeken, en mogen daarbij inzage vorderen van wettelijk voorgeschreven documenten.
Met het oog op de uitoefening van de onderzoeken, mogen ze van de bestuurder en de begeleiders van transportmiddelen vorderen dat ze hun transportmiddel kosteloos staande houden en naar een door hen aangewezen plaats brengen.
Art.51. Toezichthouders kunnen bij de uitvoering van hun toezichtopdracht de bijstand van de politie vorderen.
Art.52. Bij de uitoefening van hun toezichtrechten mogen toezichthouders zich laten bijstaan door personen die ze daarvoor hebben aangewezen op grond van hun deskundigheid.
Art.53.[2 ...]2
Bij de vaststelling van inbreuken die aanleiding geven tot een zwaardere sanctie dan het geven van een waarschuwing, maakt de toezichthouder een proces-verbaal op.
[1 De processen-verbaal die de toezichthouders opmaken, hebben bewijswaarde tot het tegenbewijs is geleverd. Een kopie ervan wordt door de toezichthouder binnen een termijn van twintig dagen na de datum van verbalisering aangetekend verstuurd naar de persoon of de personen ten laste van wie het proces-verbaal is opgesteld, als de persoon van de overtreder bekend is. Als er ook nader onderzoek nodig is om de persoon van de overtreder en zijn verblijfplaats te achterhalen, wordt een kopie van het proces-verbaal binnen een termijn van twintig dagen na de datum waarop de persoon van de overtreder en zijn verblijfplaats bekend zijn, verstuurd naar die persoon.]1
Indien de termijnen, vermeld in het [2 tweede]2 lid niet nageleefd worden, verliest het procesverbaal zijn bijzondere bewijswaarde tot bewijs van het tegendeel.
[3 De uitbetaling van steun kan worden opgeschort tijdens het onderzoek naar de naleving van dit decreet, de uitvoeringsbesluiten ervan, het Europese Gemeenschappelijk Landbouwbeleid, het Europese Gemeenschappelijk Visserijbeleid, en de andere Europese akten die vorm geven aan het landbouw- en zeevisserijbeleid, vermeld in artikel 6, § 1, V, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming van de instellingen]3.
----------
(1)<DVR 2017-06-30/08, art. 105, 002; Inwerkingtreding : 17-07-2017>
(2)<DVR 2019-04-26/31, art. 129, 005; Inwerkingtreding : 29-06-2019>
(3)<DVR 2024-03-29/37, art. 28, 007; Inwerkingtreding : 01-04-2024>
Art.54.[1 De toezichthouders kunnen, bij administratieve maatregel, bewarend beslag leggen op producten, grondstoffen en productiemiddelen die het resultaat zijn van of gebruikt worden voor de activiteiten, vermeld in artikel 3, § 1, waarvan ze vermoeden dat het gebruik of de productie niet beantwoordt aan de bepalingen van dit decreet, de uitvoeringsbesluiten ervan en de bepalingen van het [2 Europese Gemeenschappelijk Landbouwbeleid, het Europese Gemeenschappelijk Visserijbeleid, en de andere Europese akten die vorm geven aan het landbouw- en zeevisserijbeleid, vermeld in artikel 6, § 1, V, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming van de instellingen,]2 als dat noodzakelijk is voor de opsporing, voor het onderzoek, voor het leveren van het bewijs voor de inbreuken of als het gevaar bestaat dat met die zaken de inbreuken worden voortgezet of nieuwe inbreuken zullen worden gepleegd.
De duur van het bewarend beslag mag niet meer bedragen dan dertig dagen, tenzij een langere periode noodzakelijk is om het monster te analyseren. De toezichthouders geven de beslagene een kopie van het schriftelijke bewijs van inbeslagname met een inventaris van de in beslag genomen goederen. Het bewarend beslag wordt gelicht bij beslissing van de persoon die het heeft gelegd, door het verstrijken van de termijn of door het beslag, vermeld in artikel 62.]1
----------
(1)<DVR 2019-04-26/31, art. 130, 005; Inwerkingtreding : 29-06-2019>
(2)<DVR 2024-03-29/37, art. 29, 007; Inwerkingtreding : 01-04-2024>
Onderafdeling 2. - Handhaving
Art.55.[2 Als een inbreuk op dit decreet, de uitvoeringsbesluiten ervan, het Europese Gemeenschappelijk Landbouwbeleid, het Europese Gemeenschappelijk Visserijbeleid, en de andere Europese akten die vorm geven aan het landbouw- en zeevisserijbeleid, vermeld in artikel 6, § 1, V, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming van de instellingen, wordt vastgesteld, kunnen het hoofd van het Agentschap Landbouw en Zeevisserij opgericht bij besluit van de Vlaamse Regering van 15 september 2023, en de door het hoofd aangewezen personeelsleden een waarschuwing richten aan de overtreder en hem aanmanen een einde te maken aan de inbreuk]2.
Het origineel van de waarschuwing wordt naar de overtreder gestuurd binnen vijftien dagen na de vaststelling van de inbreuk.
De waarschuwing vermeldt :
1° de ten laste gelegde feiten en de overtreden wettelijke bepalingen;
2° in voorkomend geval, de termijn waarin een einde gemaakt moet worden aan de inbreuk;
3° dat, als geen gevolg gegeven wordt aan de waarschuwing, een proces-verbaal opgesteld zal worden en een exclusieve bestuurlijke geldboete, als vermeld in artikel 56, opgelegd kan worden.
----------
(1)<DVR 2017-06-30/08, art. 103, 002; Inwerkingtreding : 17-07-2017>
(2)<DVR 2024-03-29/37, art. 30, 007; Inwerkingtreding : 01-04-2024>
Art. 55/1. [1 § 1. Een inbreuk kan worden bestraft met een administratieve sanctie en exclusieve bestuurlijke geldboete conform de bepalingen van dit decreet. De administratieve sanctie en exclusieve bestuurlijke geldboete kan worden opgelegd aan diegene die de inbreuk heeft gepleegd, er opdracht toe heeft gegeven of er zijn medewerking aan heeft verleend.
§ 2. Een administratieve sanctie en exclusieve bestuurlijke geldboete kan worden opgelegd aan een rechtspersoon voor de volgende inbreuken:
1° inbreuken die intrinsiek verband houden met de verwezenlijking van zijn doel of de waarneming van zijn belangen;
2° inbreuken die, zoals blijkt uit de concrete omstandigheden, voor zijn rekening zijn gepleegd.
Het opleggen van een administratieve sanctie en exclusieve bestuurlijke geldboete aan rechtspersonen sluit niet uit dat een administratieve sanctie en exclusieve bestuurlijke geldboete worden opgelegd aan natuurlijke personen voor dezelfde feiten.
Met rechtspersonen als vermeld in het eerste en tweede lid, worden gelijkgesteld:
1° maatschappen;
2° rechtspersonen in oprichting.
§ 3. De rechtspersoon is burgerrechtelijk aansprakelijk voor de administratieve sancties en exclusieve bestuurlijke geldboetes die opgelegd worden aan de leden van haar organen en aan de personen voor wie ze aansprakelijk is conform artikel 1384 van het Burgerlijk Wetboek. ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2024-03-29/37, art. 31, 007; Inwerkingtreding : 01-04-2024>
Art.56.§ 1. Kunnen het voorwerp uitmaken van een exclusieve bestuurlijke geldboete van minimaal 25 euro en maximaal 1.000 euro :
1° [1 inbreuken op administratieve verplichtingen die voortvloeien uit dit decreet, de uitvoeringsbesluiten ervan, het Europese Gemeenschappelijk Landbouwbeleid [2 , het Europese Gemeenschappelijk Visserij- beleid, en de andere Europese akten die vorm geven aan het landbouw- en zeevisserijbeleid, vermeld in artikel 6, § 1, V, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming van de instellingen]2.]1
2° het oneigenlijk indienen van steunaanvragen;
3° het verstrekken van onjuiste of onvolledige informatie, zonder het oogmerk om ten onrechte een vergoeding of steun te verkrijgen of te behouden, die geheel of gedeeltelijk ten laste is van de Vlaamse overheid, van de Europese Unie of een andere internationale instelling.
§ 2. Personen die binnen een termijn van dertig dagen na aanmaning de verplichte bijdragen en retributies opgelegd in uitvoering van dit decreet, de uitvoeringsbesluiten ervan en het decreet van 19 mei 2006 betreffende de oprichting en de werking van het Fonds voor Landbouw en Visserij en de uitvoeringsbesluiten ervan niet betalen, kunnen het voorwerp uitmaken van een exclusieve bestuurlijke geldboete van minimaal 100 euro en maximaal 5.000 euro.
§ 3. Kunnen het voorwerp uitmaken van een exclusieve bestuurlijke geldboete van minimaal 100 euro tot maximaal [1 250.000 euro]1 :
1° inbreuken op dit decreet, de uitvoeringsbesluiten ervan [2, het Europese Gemeenschappelijk Landbouwbeleid of het Europese Gemeenschappelijk Visserijbeleid, en de andere Europese en akten die vorm geven aan het landbouw- en zeevisserijbeleid, vermeld in artikel 6, § 1, V, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming van de instellingen ]2;
2° het verhinderen van of niet-meewerken aan een controle ter uitvoering van dit decreet, de uitvoeringsbesluiten ervan, [2 het Europese Gemeenschappelijk Landbouwbeleid of het Europese Gemeenschappelijk Visserijbeleid, en de andere Europese akten die vorm geven aan het landbouw- en zeevisserijbeleid, vermeld in artikel 6, § 1, V, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming van de instellingen]2;
3° [2 het bewust afleggen of voorleggen van valse of onvolledige verklaringen om een vergoeding, steun, erkenning, machtiging of een certificaat te verkrijgen of te behouden, die worden toegekend ter uitvoering van dit decreet, de uitvoeringsbesluiten ervan, het Europese Gemeenschappelijk Landbouwbeleid of het Europese Gemeenschappelijk Visserijbeleid, en de andere Europese akten die vorm geven aan het landbouw- en zeevisserijbeleid, vermeld in artikel 6, § 1, V, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming van de instellingen ]2;
4° [2 het voorwenden van een bepaalde situatie om een vergoeding, steun, erkenning, machtiging of een certificaat te verkrijgen of te behouden, die worden toegekend ter uitvoering van dit decreet, de uitvoeringsbesluiten ervan, het Europese Gemeenschappelijk Landbouwbeleid of het Europese Gemeenschappelijk Visserijbeleid, en de andere Europese akten die vorm geven aan het landbouwbeleid- en zeevisserijbeleid, vermeld in artikel 6, § 1, V, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming van de instellingen]2.
§ 4. Bij samenloop van verschillende inbreuken [2 , vermeld in paragraaf 1 tot en met 3,]2 worden de bedragen van de exclusieve bestuurlijke geldboeten samengevoegd, zonder dat die samen hoger mogen zijn dan het dubbel van het maximumbedrag, vermeld in de derde paragraaf.
Bij herhaling binnen drie jaar na de oplegging van een exclusieve bestuurlijke geldboete, wegens een van de inbreuken, vermeld in de vorige paragrafen, kan de exclusief bestuurlijke geldboete verdubbeld worden.
§ 5. Als een inbreuk betrekking heeft op steun die toegekend wordt ter uitvoering van dit decreet, de uitvoeringsbesluiten ervan [2 , het Europese Gemeenschappelijk Landbouwbeleid of het Europese Gemeenschappelijk Visserijbeleid, en de andere Europese akten die vorm geven aan het landbouw- en zeevisserijbeleid, vermeld in artikel 6, § 1, V, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming van de instellingen]2 kan bovenop de sancties, vermeld in de voorgaande paragrafen een weigering of verlaging van steun worden opgelegd.
Als een door de Vlaamse Regering aan te duiden ernstige inbreuk betrekking heeft op steun die toegekend wordt ter uitvoering van dit decreet, de uitvoeringsbesluiten ervan of het Europese Gemeenschappelijk Landbouwbeleid, kan bovenop de sancties, vermeld in de vorige paragrafen een uitsluiting van steun worden opgelegd voor een termijn van maximaal vijf jaar.
§ 6. De exclusieve bestuurlijke geldboeten, vermeld in dit artikel kunnen worden vermeerderd met een bedrag dat overeenkomt met het economisch voordeel dat voortvloeit uit het plegen van de inbreuk. Bovendien kunnen ook de expertisekosten ten laste worden gelegd van de overtreder.
De exclusieve bestuurlijke geldboeten, laten de mogelijkheid tot niet-uitbetaling van toegekende steun of de terugvordering van de uitbetaalde steun, de intrekking van de eventuele erkenning en de terugbetaling van de kosten voor het onderzoek onverlet.
----------
(1)<DVR 2019-04-26/31, art. 131, 005; Inwerkingtreding : 29-06-2019>
(2)<DVR 2024-03-29/37, art. 32, 007; Inwerkingtreding : 01-04-2024>
Art.57.[1 Het hoofd van het Agentschap Landbouw en Zeevisserij, opgericht bij besluit van de Vlaamse Regering van 15 september 2023, en de door het hoofd aangewezen personeelsleden leggen de exclusieve bestuurlijke geldboete, vermeld in artikel 56 op en vorderen deze in ]1.
----------
(1)<DVR 2024-03-29/37, art. 33, 007; Inwerkingtreding : 01-04-2024>
Art.58.§ 1. Na de ontvangst van het proces-verbaal, vermeld in artikel 53, brengen de door [2 het hoofd van het Agentschap Landbouw en Zeevisserij, opgericht bij besluit van de Vlaamse Regering van 15 september 2023, en de door het hoofd aangewezen personeelsleden]2]1 binnen een termijn van zestig dagen, de vermoedelijke overtreder op de hoogte van het voornemen om een exclusieve bestuurlijke geldboete op te leggen.
De vermoedelijke overtreder kan binnen een termijn van dertig dagen die volgt op de kennisgeving van dit bericht schriftelijk zijn verweer meedelen. Als de vermoedelijke overtreder zijn schriftelijk verweer mondeling wenst toe te lichten, moet hij hierom uitdrukkelijk in het schriftelijk verweer verzoeken.
§ 2. Binnen een termijn van negentig dagen, na de kennisgeving van het voornemen om een exclusieve bestuurlijke geldboete op te leggen en na de vermoedelijke overtreder in voorkomend geval te hebben gehoord beslissen [2 het hoofd van het Agentschap Landbouw en Zeevisserij, opgericht bij besluit van de Vlaamse Regering van 15 september 2023, en de door het hoofd aangewezen personeelsleden]2over het opleggen van de exclusieve bestuurlijke geldboetes, vermeld in artikel 56.
De beslissing, vermeld in het eerste lid, bepaalt het bedrag van de exclusieve bestuurlijke geldboete.
De overtreder wordt onmiddellijk van deze beslissing in kennis gesteld.
§ 3. De Vlaamse Regering kan de procedure voor het opleggen van de exclusieve bestuurlijke geldboete, vermeld in artikel 56, nader uitwerken.
----------
(1)<DVR 2017-06-30/08, art. 103, 002; Inwerkingtreding : 17-07-2017>
(2)<DVR 2024-03-29/37, art. 34, 007; Inwerkingtreding : 01-04-2024>
Art. 58/1.[1 § 1. [2Het hoofd van het Agentschap Landbouw en Zeevisserij, opgericht bij besluit van de Vlaamse Regering van 15 september 2023, en de door het hoofd aangewezen personeelsleden, kunnen ]2 besluiten dat de beslissing tot oplegging van een exclusieve bestuurlijke geldboete, vermeld in artikel 56, niet of maar gedeeltelijk zal worden uitgevoerd als tijdens de periode van vijf jaar die aan de nieuwe inbreuk voorafgaat:
1° [2 aan de overtreder geen exclusieve bestuurlijke geldboete als vermeld in artikel 56, is opgelegd voor vergelijkbare feiten]2;
2° de overtreder niet veroordeeld is tot een strafrechtelijke geldboete van 50 tot 500 euro, van 100 tot 1000 euro, van 600 tot 6000 euro, of een gevangenisstraf van zes maanden tot drie jaar.
Een strafrechtelijke sanctie of exclusieve bestuurlijke geldboete die vroeger uitgesproken is of opgelegd is voor feiten die voortvloeien uit hetzelfde misdadige opzet, vormt geen beletsel om uitstel te verlenen.
§ 2.[2 Het personeelslid, vermeld in artikel 58, verleent" vervangen door de zinsnede "Het hoofd van het Agentschap Landbouw en Zeevisserij, opgericht bij besluit van de Vlaamse Regering van 15 september 2023, en de door het hoofd aangewezen personeelsleden, verlenen ]2 .
§ 3. De referteperiode mag niet korter dan een jaar en niet langer dan drie jaar zijn vanaf de datum van de kennisgeving van de beslissing tot oplegging van de exclusieve bestuurlijke geldboete.
§ 4. Het uitstel wordt van rechtswege herroepen als gedurende de referteperiode een nieuwe inbreuk begaan wordt waarvoor een hogere exclusieve bestuurlijke geldboete geldt dan de exclusieve bestuurlijke geldboete waarvoor uitstel is verleend.
§ 5. Het uitstel kan herroepen worden als gedurende de referteperiode een nieuwe inbreuk begaan wordt waarvoor dezelfde of een lagere exclusieve bestuurlijke geldboete geldt dan de exclusieve bestuurlijke geldboete waarvoor uitstel is verleend.
§ 6. Het uitstel wordt herroepen bij dezelfde beslissing als die waarbij de exclusieve bestuurlijke geldboete voor de nieuwe inbreuk die begaan is tijdens de referteperiode, wordt opgelegd.
De herroeping van het uitstel in de beslissing wordt zowel vermeld als de herroeping van rechtswege gebeurt, als wanneer de bevoegde administratie de herroeping beoordeelt.
§ 7. De exclusieve bestuurlijke geldboete die uitvoerbaar wordt als gevolg van de herroeping van het uitstel, wordt zonder beperking samengevoegd met de exclusieve bestuurlijke geldboete die opgelegd is wegens de nieuwe inbreuk.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2019-04-26/31, art. 132, 005; Inwerkingtreding : 29-06-2019>
(2)<DVR 2024-03-29/37, art. 35, 007; Inwerkingtreding : 01-04-2024>
Art.59.[1 Degene aan wie een exclusief bestuurlijke geldboete als vermeld in artikel 56, is opgelegd, kan op straffe van verval binnen zestig dagen vanaf de kennisgeving van de beslissing beroep aantekenen bij de Raad van State, die oordeelt met volle rechtsmacht. Dat beroep schorst de beslissing.]1
----------
(1)<DVR 2019-04-26/31, art. 133, 005; Inwerkingtreding : 29-06-2019>
Art.60. De bevoegdheid tot het opleggen van een exclusief bestuurlijke geldboete vervalt vijf jaar na het feit dat een inbreuk als vermeld in dit decreet oplevert en drie jaar na de vaststelling van de inbreuk vermeld in dit decreet.
De termijn, vermeld in het eerste lid, wordt gestuit door de procedure vermeld in artikel 58 en het beroep vermeld in artikel 59. Met die daden begint een nieuwe termijn van gelijke duur te lopen, zelfs voor personen die er niet bij betrokken waren.
Art.61.De exclusieve bestuurlijke geldboeten, vermeld in artikel 56, worden gestort aan [1 [2 het Fonds toezicht en handhaving Landbouwdecreet]2]1.
----------
(1)<DVR 2018-07-06/20, art. 18, 004; Inwerkingtreding : 09-09-2018>
(2)<DVR 2024-03-29/37, art. 36, 007; Inwerkingtreding : 01-04-2024>
Art.62. § 1. De toezichthouders mogen, in geval van inbreuk, de grondstoffen, de producten, alsook de productiemiddelen in beslag nemen.
§ 2. De in beslag genomen producten of grondstoffen mogen :
1° verkocht worden of aan een liefdadigheidsinstelling geschonken worden;
2° tegen betaling van een vergoeding teruggegeven worden aan de eigenaar;
3° ontaard of verwerkt en tot een ander gebruik bestemd worden, op kosten van de overtreder;
4° vernietigd worden, op kosten van de overtreder.
De Vlaamse Regering kan de voorwaarden van de verkoop, teruggave, ontaarding, verwerking, herbestemming of vernietiging bepalen.
Art.63. In geval van teruggave van de in beslag genomen producten of grondstoffen als vermeld in artikel 62, § 2, eerste lid, 2°, wordt de ontvangen vergoeding geblokkeerd tot de exclusieve bestuurlijke geldboete, vermeld in artikel 56, is opgelegd. De ontvangen vergoeding treedt in de plaats van de in beslag genomen producten of grondstoffen en wordt verrekend met het te betalen bedrag van de exclusief bestuurlijke geldboete.
Tenzij het uitdrukkelijk anders wordt bepaald, is deze onderafdeling ook van toepassing op de andere afdelingen van hoofdstuk 3.
Afdeling 2. - Bijzondere sanctiebepalingen
Onderafdeling 1. - Handhaving inzake het zeevisserijbeleid
Art.64.§ 1. Met betrekking tot de zeevisserij en onverminderd de bevoegdheden van de officieren van gerechtelijke politie houden de [1 personeelsleden]1 die de Vlaamse Regering aanwijst, toezicht op de naleving van dit decreet, de uitvoeringsbesluiten ervan, het Europese Gemeenschappelijk Visserijbeleid en de [2 andere Europese en internationale akten die vorm geven aan het zeevisserijbeleid, vermeld in artikel 6, § 1, V, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming van de instellingen" en worden de woorden "de personeelsleden die de Vlaamse Regering aanwijst" vervangen door de zinsnede "het hoofd van het Agentschap Landbouw en Zeevisserij, opgericht bij besluit van de Vlaamse Regering van 15 september 2023, en de door het hoofd aangewezen personeelsleden]2. Ze stellen de inbreuken daarop vast in processen-verbaal die bewijswaarde hebben tot het tegendeel is bewezen.
De toezichthouders vermeld in het eerste lid, hebben daarvoor het recht om zich op elk moment aan boord van vissersvaartuigen te begeven, de overlegging van alle scheepspapieren en alle bewijsstukken te eisen, alsook zich te begeven in alle lokalen en plaatsen aan boord waar zich visserijproducten of vistuigen kunnen bevinden. Ze mogen alle documenten en bewijsstukken voor onderzoek in beslag nemen. In de uitoefening van hun opdracht mogen zij op elk moment fabrieken, magazijnen, bergplaatsen, kantoren, vervoermiddelen, bedrijfsgebouwen, veilingen, markten, vismijnen en de in de open lucht gelegen bedrijven betreden. Zij mogen de plaatsen die tot woning dienen, slechts bezoeken met verlof van de rechter in de politierechtbank.
§ 2. Als een inbreuk als vermeld in paragraaf 1, eerste lid, wordt vastgesteld, kunnen [2 het hoofd van het Agentschap Landbouw en Zeevisserij, opgericht bij besluit van de Vlaamse Regering van 15 september 2023, en de door het hoofd aangewezen personeelsleden]2, een waarschuwing richten aan de overtreder en hem aanmanen een einde te maken aan de inbreuk.
Het origineel van de waarschuwing wordt naar de overtreder gestuurd binnen vijftien dagen na de vaststelling van de inbreuk.
De waarschuwing vermeldt :
1° de ten laste gelegde feiten en de overtreden wettelijke bepalingen;
2° in voorkomend geval, de termijn waarin een einde gemaakt moet worden aan de inbreuk;
3° dat, als geen gevolg gegeven wordt aan de waarschuwing, een proces-verbaal opgesteld zal worden en naar de procureur des Konings gestuurd zal worden.
§ 3. [2 Conform artikel 50 kan de toezichthouder vermeld in paragraaf 1, eerste lid, een vissersvaartuig naar een Belgische haven opbrengen of laten opbrengen op kosten en risico van de eigenaar of exploitant en, als dat nodig is, het vissersvaartuig voor rekening en risico van de eigenaar of exploitant aan de ketting leggen]2.
§ 4. Als een vissersvaartuig aan de ketting is gelegd ter uitvoering van dit decreet, de uitvoeringsbesluiten ervan en het Europese Gemeenschappelijk Visserijbeleid en de internationale akten, wordt het vissersvaartuig onmiddellijk vrijgegeven in ruil voor het stellen door de eigenaar of de persoon die voor zijn rekening handelt, van een borgsom of een bankgarantie, die overeenkomt met een bedrag dat vastgesteld wordt door de verbalisant en niet hoger mag zijn dan de maximumgeldboete, vermeld in artikel [2 56, § 3]2. De borgsom of de bankgarantie moet, tegen afgifte van ontvangstbewijs, aan de verbalisant worden bezorgd die ze in bewaring geeft volgens de voorwaarden en de procedure die de Vlaamse Regering kan bepalen.
De [2 exclusieve bestuurlijke geldboete, vermeld in artikel 56]2, alsook alle andere kosten worden op de borgsom verhaald. Het overblijvende gedeelte wordt onmiddellijk terugbetaald. De rente van de in consignatie gegeven som wordt bij de borgsom gevoegd.
§ 5. Als een vreemd vissersvaartuig aan de ketting wordt gelegd, wordt de vlaggenstaat via zijn diplomatieke vertegenwoordiger onmiddellijk op de hoogte gebracht van de genomen maatregelen en van de eventuele daarna opgelegde straffen.
----------
(1)<DVR 2017-06-30/08, art. 103, 002; Inwerkingtreding : 17-07-2017>
(2)<DVR 2024-03-29/37, art. 37, 007; Inwerkingtreding : 01-04-2024>
Art.65.§ 1. Als een inbreuk als vermeld in artikel 64, § 1, eerste lid, wordt vastgesteld, hebben de toezichthouders, vermeld in artikel 64, § 1, eerste lid, bovendien het recht onmiddellijk beslag te leggen op de visserijproducten, het vistuig en andere productiemiddelen.
§ 2. De toezichthouders, vermeld in artikel 64, § 1, eerste lid, mogen de in beslag genomen visserijproducten :
1° verkopen of aan een liefdadigheidsinstelling schenken;
2° ontaarden of verwerken en tot een ander gebruik bestemmen, op kosten van de overtreder;
3° opnieuw in zee werpen of laten werpen;
4° vernietigen, op kosten van de overtreder.
In geval van verkoop van de in beslag genomen visserijproducten, vermeld in het eerste lid, 1°, wordt de ontvangen som op [1 rekening van het Fonds toezicht en handhaving Landbouwdecreet]1 gedeponeerd tot over [1 de inbreuk]1 een eindbeslissing is genomen. Het bedrag treedt in de plaats van de in beslag genomen visserijproducten, zowel voor de verbeurdverklaring als voor de eventuele teruggave.
De Vlaamse Regering kan de voorwaarden van de verkoop, teruggave, ontaarding, verwerking, herbestemming of vernietiging bepalen.
§ 3. De toezichthouders, vermeld in artikel 64, § 1, eerste lid, mogen het in beslag genomen vistuig en andere productiemiddelen teruggeven aan de overtreder tegen het stellen van een borgsom of een bankgarantie, die overeenkomt met een bedrag dat vastgesteld wordt door de toezichthouder en niet hoger mag zijn dan een vijfde van de maximumgeldboete, vermeld in artikel [1 56, § 3]1.
De mogelijkheid, vermeld in het eerste lid, kan niet worden gebruikt als de vistuigen of de productiemiddelen niet voldoen aan Europese of Vlaamse reglementering.
De in beslag genomen vistuigen en andere productiemiddelen worden in bewaring gegeven bij de [1 instantie die de Vlaamse Regering aanwijst]1. De borgsom of de bankgarantie moet, tegen afgifte van ontvangstbewijs, worden bezorgd aan de toezichthouder die ze [1 bij de instantie die de Vlaamse Regering aanwijst]1k deponeert tot over [1 de inbreuk]1 een eindbeslissing is genomen. Het bedrag treedt in de plaats van het in beslag genomen vistuig en andere productiemiddelen, zowel voor de verbeurdverklaring als voor de eventuele teruggave.
----------
(1)<DVR 2024-03-29/37, art. 38, 007; Inwerkingtreding : 01-04-2024>
Art.66.Bij [1 het opleggen van een exclusieve bestuurlijke geldboete kunnen de personen, vermeld in artikel 57, altijd de bestuurlijke verbeurdverklaring]1 van de in beslag genomen visserijproducten, vistuigen en andere productiemiddelen bevelen.
De [1 bestuurlijke]1 verbeurdverklaring wordt altijd [1 bevolen]1 en de vernietiging wordt altijd bevolen als het vistuigen of productiemiddelen betreft die niet voldoen aan Europese of Vlaamse reglementering en als de aard van het visserijproduct dat vereist.
Als de [1 personen, vermeld in artikel 57, bevelen]1 om de visserijproducten, vistuigen of productiemiddelen te vernietigen, zijn de kosten daarvan voor rekening van de [1 overtreder]1.
[1 ...]1
----------
(1)<DVR 2024-03-29/37, art. 39, 007; Inwerkingtreding : 01-04-2024>
Art.67.[1 Als een inbreuk betrekking heeft op een ernstige inbreuk in het kader van illegale, ongemelde of ongereglementeerde visserij, wordt de exclusieve bestuurlijke geldboete vermeld in artikel 56, vermeerderd met een bedrag dat overeenkomt met minimaal vijf keer tot maximaal acht keer de waarde van de visserijproducten die door het plegen van de ernstige inbreuk zijn verkregen.
Bij herhaling van een ernstige inbreuk binnen een periode van vijf jaar, mag de bestuurlijke geldboete vermeld in het eerste lid, niet minder bedragen dan acht keer de waarde van de visserijproducten die door het plegen van de ernstige inbreuk zijn verkregen ]1.
----------
(1)<DVR 2024-03-29/37, art. 40, 007; Inwerkingtreding : 01-04-2024>
Art.68.
<Opgeheven bij DVR 2024-03-29-37, art. 40, 007; Inwerkingtreding : XX-XX-XXXX>
Onderafdeling 2. - Handhaving van het beleid inzake gespecialiseerde pluimveebedrijven
Art.69. Met behoud van de toepassing van de bepalingen van hoofdstuk 3, afdeling 1, kan de Vlaamse Regering voor de handhaving van het beleid inzake de gespecialiseerde pluimveebedrijven :
1° de inbreuken en de bijbehorende administratieve sancties vaststellen;
2° de vaststelling van de inbreuken en de bijbehorende administratieve sancties overdragen aan een of meer controleorganen;
3° bepaalde controletaken overdragen aan een of meer controleorganen;
4° de goedkeuring van de controleorganen en het toezicht op die controleorganen nader regelen;
5° de opdrachten van de controleorganen vaststellen;
6° de controleorganen machtigen de administratieve sancties, vermeld in punt 1° en punt 2°, toe te passen.
Onderafdeling 3. - Handhaving van het beleid inzake duurzame landbouw
Art.70. Met behoud van de toepassing van de bepalingen van hoofdstuk 3, afdeling 1, worden de begunstigden van de volgende steunmaatregelen onderworpen aan de controle en administratieve sancties, die bepaald kunnen worden door Vlaamse Regering :
1° de bevordering van duurzame landbouwproductiemethoden, vermeld in artikel 10;
2° de organisatie van de naschoolse vormingsactiviteiten, vermeld in artikel 12;
3° de organisatie van de sensibiliseringsactiviteiten, vermeld in artikel 16;
4° de organisatie van de landbouweducatieve activiteiten, vermeld in artikel 19.
Art.71.Met behoud van de toepassing van de bepalingen van hoofdstuk 3, afdeling 1, worden de volgende maatregelen en organisaties onderworpen aan de controle en administratieve sancties, die bepaald kunnen worden door de Vlaamse Regering :
1° de uitvoering van de steunmaatregelen, vermeld in artikel 10;
2° de naschoolse vormingsactiviteiten, vermeld in artikel 12;
3° de organisatie van de sensibiliseringsacties, vermeld in artikel 16;
4° de organisatie van de landbouweducatieve activiteiten, vermeld in artikel 19;
5° [1 ...]1
----------
(1)<DVR 2024-03-29/37, art. 42, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Onderafdeling 4. - Handhaving van het beleid inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten
Art.72. Met behoud van de toepassing van de bepalingen van hoofdstuk 3, afdeling 1, kan de Vlaamse Regering voor de handhaving van het beleid inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten :
1° inbreuken en de bijbehorende administratieve sancties vaststellen;
2° bepaalde controletaken overdragen aan een of meer controleorganen;
3° de erkenning van de controleorganen en het toezicht op die controleorganen nader regelen;
4° de opdrachten van de controleorganen vaststellen;
5° de controleorganen machtigen de administratieve sancties, vermeld in punt 1°, toe te passen.
Onderafdeling 5. - Handhaving van het beleid inzake de invoering en uitvoering van kwaliteitssystemen
Art.73.Met behoud van de toepassing van de bepalingen van hoofdstuk 3, afdeling 1, [1 kan]1 Vlaamse Regering voor de handhaving van het beleid inzake de invoering en uitvoering van kwaliteitssystemen :
1° de inbreuken en de bijbehorende administratieve sancties vaststellen;
2° bepaalde controletaken overdragen aan een of meer controleorganen;
3° de erkenning van de controleorganen en het toezicht op die controleorganen nader regelen;
4° de opdrachten van de controleorganen vaststellen;
5° de controleorganen machtigen de administratieve sancties, vermeld in punt 1°, toe te passen.
----------
(1)<DVR 2024-03-29/37, art. 43, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Onderafdeling 6. - Handhaving van het beleid ter uitvoering van de gemeenschappelijke marktordening met betrekking tot groenten en fruit
Art.74. Met behoud van de toepassing van de bepalingen van hoofdstuk 3, afdeling 1, kan de Vlaamse Regering voor de handhaving van het beleid ter uitvoering van de gemeenschappelijke marktordening met betrekking tot groenten en fruit inbreuken en de bijbehorende administratieve sancties vaststellen.
Onderafdeling 7 [1 Handhaving van het beleid over de productie van plantaardig teeltmateriaal ]1
----------
(1)
Art. 74/1. [1 Met behoud van de toepassing van de bepalingen van afdeling 1 kan de Vlaamse Regering voor de handhaving van het beleid over de productie van plantaardig teeltmateriaal en het beleid over de plantengezondheid:
1° inbreuken en de bijbehorende administratieve sancties vaststellen;
2° bepaalde controletaken overdragen aan een of meer controleorganen;
3° de erkenning van de controleorganen en het toezicht op die controleorganen nader regelen;
4° de opdrachten van de controleorganen vaststellen;
5° de controleorganen machtigen de administratieve sancties, vermeld in punt 1°, toe te passen. ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2024-03-29/37, art. 45, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Afdeling 3. - Invordering van ten onrechte uitbetaalde steun en exclusieve bestuurlijke geldboeten [1 , verplichte bijdragen en retributies en alle andere niet-fiscale invorderingen en heffingen]1
----------
(1)
Art.75.§ 1. [2 Bij gebrek aan voldoening van de exclusieve bestuurlijke geldboeten, alle ten onrechte uitbetaalde steun en toebehoren, de verplichte bijdragen en retributies die opgelegd zijn ter uitvoering van dit decreet, de uitvoeringsbesluiten ervan en het decreet van 19 mei 2006 betreffende de oprichting en de werking van het Fonds voor Landbouw en Visserij en de uitvoeringsbesluiten ervan, en alle andere niet-fiscale invorderingen en heffingen kunnen de personeelsleden die de Vlaamse Regering daarvoor aanwijst, een dwangbevel uitvaardigen.]2.
Dat dwangbevel wordt geviseerd en uitvoerbaar verklaard door de daarvoor door de Vlaamse Regering aangewezen [1 personeelslid]1.
§ 2. Het dwangbevel wordt betekend bij gerechtsdeurwaardersexploot of met een aangetekende brief.
----------
(1)<DVR 2017-06-30/08, art. 107, 002; Inwerkingtreding : 17-07-2017>
(2)<DVR 2024-03-29/37, art. 47, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.76.Op het dwangbevel zijn de bepalingen van toepassing van deel V van het Gerechtelijk Wetboek houdende bewarend beslag en middelen tot tenuitvoerlegging.
Binnen een termijn van dertig dagen na de betekening van het dwangbevel kan de betrokkene bij gerechtsdeurwaardersexploot een met redenen omkleed verzet aantekenen houdende dagvaarding van het Vlaamse Gewest, bij de rechtbank van eerste aanleg van het arrondissement van de standplaats van [1 het personeelslid]1 die het dwangbevel heeft uitgevaardigd.
Het verzet schorst de tenuitvoerlegging van het dwangbevel.
----------
(1)<DVR 2017-06-30/08, art. 108, 002; Inwerkingtreding : 17-07-2017>
Art.77.§ 1. Op grond van het uitvoerbaar verklaarde dwangbevel en tot zekerheid van de voldoening van alle ten onrechte uitbetaalde steun en toebehoren, de exclusieve bestuurlijke geldboeten, de administratieve geldboeten, en de kosten heeft het Vlaamse Gewest een algemeen voorrecht op alle roerende goederen van de betrokkene en kan het een wettelijke hypotheek nemen op al de goederen van de betrokkene die daarvoor vatbaar zijn en die in het Vlaamse Gewest liggen.
§ 2. Het voorrecht, vermeld in paragraaf 1, neemt rang in onmiddellijk na de voorrechten, vermeld in artikel 19 en 20 van de wet van 16 december 1851 en in artikel 23 van boek II van het Wetboek van Koophandel.
§ 3. De rang van de wettelijke hypotheek wordt bepaald door de dagtekening van de inschrijving die genomen wordt krachtens het uitvoerbaar verklaarde en betekende dwangbevel.
§ 4. De hypotheek wordt ingeschreven op verzoek van [1 het personeelslid]1, vermeld in artikel 75, § 1, tweede lid.
De inschrijving vindt plaats, niettegenstaande verzet, betwisting of beroep, op voorlegging van een afschrift van het dwangbevel dat door [1 dat personeelslid]1 eensluidend wordt verklaard en dat melding maakt van de betekening ervan.
§ 5. Artikel 19, tweede lid, van de Faillissementswet van 8 augustus 1997 is niet van toepassing op de wettelijke hypotheek inzake de verschuldigde ten onrechte uitbetaalde steun en toebehoren, de exclusieve bestuurlijke geldboeten en de administratieve geldboeten waarvoor een dwangbevel is uitgevaardigd en waarvan betekening aan de betrokkene is gedaan voor het vonnis van faillietverklaring.
----------
(1)<DVR 2017-06-30/08, art. 109, 002; Inwerkingtreding : 17-07-2017>
Afdeling 4. [1 . Compensatie schulden en schuldvorderingen]1
----------
(1)
Art. 77/1. [1 Het Vlaams Betaalorgaan verrekent, conform de Europese bepalingen, elke vordering die nog openstaat op een begunstigde, met welke betaling dan ook die het in de toekomst aan dezelfde begunstigde moet doen.
In het eerste lid wordt verstaan onder Vlaams Betaalorgaan: het Vlaams betaalorgaan voor het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Landbouwgarantiefonds opgericht bij besluit van de Vlaamse Regering van 28 maart 2003.
De Vlaamse Regering kan bijkomende instanties aanwijzen die openstaande vorderingen op een begunstigde kunnen verrekenen met welke betaling dan ook die ze in de toekomst aan dezelfde begunstigde moeten doen. ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2024-03-29/37, art. 49, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art. 77/2. [1 De door de Vlaamse Regering aangewezen instanties kunnen beslissen om de invordering van ten onrechte uitbetaalde steun en andere niet-fiscale invorderingen in het kader van het landbouw- en visserijbeleid niet voort te zetten in de volgende situaties:
1° als de in te vorderen hoofdsom, exclusief rente, niet hoger is dan 100,00 euro;
2° als de invordering onmogelijk blijkt als gevolg van een geconstateerde en erkende insolventie van de debiteur of van de personen die juridisch aansprakelijk zijn voor de reden van terugvordering.
In behoorlijk gemotiveerde gevallen kan de door de Vlaamse Regering aangewezen instantie beslissen om de invordering van ten onrechte uitbetaalde steun en andere niet-fiscale invorderingen in het kader van het landbouw- en visserijbeleid niet voort te zetten als het totaal van de al gemaakte en de nog te verwachten invorderingskosten hoger zijn dan het te innen bedrag. ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2024-03-29/37, art. 50, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
HOOFDSTUK 4. - Slotbepalingen
Art.78. Artikel 10 van het decreet van 17 maart 1998 houdende diverse beleidsbepalingen wordt opgeheven.
Art.79. Voor zijn toepassing in het Vlaamse Gewest, wordt artikel 37 van de wet van 5 februari 1999 houdende diverse bepalingen en betreffende de kwaliteit van de landbouwproducten opgeheven.
Art.80. Artikel 9, 11, 12 en 13, van het decreet van 19 mei 2006 betreffende de oprichting en de werking van het Fonds voor Landbouw en Visserij worden opgeheven.
Art.81. Voor hun toepassing in het Vlaamse Gewest worden de volgende regelingen opgeheven :
1° de wet van 20 juni 1956 betreffende de verbetering van de rassen van voor de landbouw nuttige huisdieren, gewijzigd bij het koninklijk besluit nr. 426 van 5 augustus 1986, de wetten van 24 maart 1987 en 23 maart 1998, en het decreet van 12 december 2008;
2° de wet van 12 april 1957 waarbij de Koning wordt gemachtigd maatregelen voor te schrijven ter bescherming van de biologische hulpbronnen van de zee, gewijzigd bij de wetten van 3 mei 1999 en 22 april 1999 en het decreet van 19 december 2008;
3° de wet van 11 juli 1969 betreffende de bestrijdingsmiddelen en de grondstoffen voor de landbouw, tuinbouw, bosbouw en veeteelt, gewijzigd bij de wetten van 21 december 1998 en 5 februari 1999, de decreten van 19 december 2008 en 18 december 2009, en het koninklijk besluit van 22 februari 2001;
4° de wet van 2 april 1971 betreffende de bestrijding van voor planten en plantaardige producten schadelijke organismen, gewijzigd bij de wet van 5 februari 1999, en het koninklijk besluit van 22 februari 2001;
5° de wet van 28 maart 1975 betreffende de handel in landbouw-, tuinbouw- en zeevisserijproducten, gewijzigd bij de wetten van 29 december 1990, 5 februari 1999 en 5 februari 1999, bij de decreten van 19 december 2008 en 18 december 2009 en bij de koninklijk besluiten van 25 oktober 1995 en 22 februari 2001;
6° het decreet van 3 maart 2004 inzake de subsidiëring van meer duurzame landbouwproductiemethoden en de erkenning van centra voor meer duurzame landbouw, gewijzigd bij het decreet van 22 april 2005.
Art.82. De Vlaamse Regering is belast met de coördinatie van de bepalingen van dit decreet, artikel 12 van het decreet van 22 december 1993 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1994, het decreet van 13 mei 1997 houdende oprichting van een Financieringsinstrument voor de Vlaamse visserij- en aquacultuursector, het decreet van 19 mei 2006 betreffende de oprichting en de werking van het Fonds voor Landbouw en Visserij, artikel 40 van het decreet van 30 juni 2006 houdende bepaling tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 2006, het decreet van 3 april 2009 houdende de organisatie van co-existentie van genetisch gemodificeerde gewassen met conventionele gewassen en biologische gewassen, en het decreet van 6 juli 2007 houdende de oprichting van de Strategische Adviesraad voor Landbouw en Visserij, met inachtneming van de wijzigingen die daarin uitdrukkelijk of stilzwijgend zijn aangebracht tot het tijdstip van de coördinatie.
Daartoe kan de Vlaamse Regering :
1° de volgorde en de nummering van de te coördineren bepalingen veranderen en in het algemeen de teksten naar de vorm wijzigen;
2° de verwijzingen die voorkomen in de te coördineren bepalingen, met de nieuwe nummering overeenbrengen;
3° zonder afbreuk te doen aan de inhoud van de te coördineren bepalingen, de redactie ervan wijzigen om ze onderling te doen overeenstemmen en eenvormigheid in de terminologie te brengen;
4° in de bepalingen die niet in de coördinatie worden opgenomen, de verwijzingen naar de gecoördineerde bepalingen aanpassen.
De coördinatie zal het volgende opschrift dragen : "Vlaamse codex Landbouw en Visserij".
Art. 83. Dit decreet treedt in werking op 1 januari 2014.