Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

2 APRIL 1971. - Wet betreffende de bestrijding van voor planten en plantaardige produkten schadelijke organismen. (NOTA : opgeheven voor het Vlaamse Gewest bij DVR2013-06-28/15, art. 81, 4°, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2014) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 19-03-1999 en tekstbijwerking tot 21-12-2015)



Inhoudstafel:


Art. 1-3, 3bis, 4-5, 5bis, 6-11



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

1981000066  1981002244  1988016239  1988016240  1993016035  1994016095  1994016181  1995016008  1995016074  1995016105  1995016171  1995016172  1995016173  1995016188  1995016189  1995016221  1995016222  1996016003  1996016011  1996016012  1996016071  1996016072  1996016140  1996016158  1996016184  1996016190  1996016215  1996016259  1997016003  1997016011  1997016050  1997016051  1997016099  1997016118  1998016044  1998016117  1998016118  1998016179  1998016279  1998016300  1999016007  1999016019  1999016021  1999016022  1999016023  1999016087  1999016262  1999016264  1999016303  1999016372  2000003476  2000016049  2000016066  2000016088  2000016089  2000016123  2000016173  2001016168  2001016194  2001016200  2001016279  2001016309  2001022135  2001022136  2002016098  2002022302  2002022475  2002022495  2003022457  2003022524  2003022629  2003022860  2003022958  2004022141  2004022142  2004022195  2004022205  2004022289  2004022338  2004022357  2004022358  2004022574  2004022748  2004022982  2005022016  2005022142  2005022150  2005022265  2005022273  2005022336  2005022362  2005022368  2005022378  2005022487  2005022636  2005022996  2005023114  2006022036  2006022161  2006022346  2006022347  2006022641  2006036060  2006036061  2007022452  2007022482  2007022904  2007023104  2007023341  2007023342  2008018171  2008018207  2008024352  2008024369  2009018142  2009018475  2009024008  2009024089  2009024372  2010018130  2010018243  2010018287  2010018312  2010018419  2010024019  2010024101  2010206301  2011018190  2011018203  2011018212  2011018215  2012018146  2012018392  2012018480  2012203325  2013018168  2013018179  2013018252  2013024072  2013024434  2013024437  2014018053  2014018095  2014018099  2014018272  2014018319  2014024051  2014024287  2014024344  2014024396  2015018095  2015018147  2015018261  2015018320  2015024287  2016018128  2016018139  2016018375  2017011408  2017011956  2017012611  2017040869  2018010900  2018011381  2018011810  2018012856  2018031742  2019012021  2019013731  2019041719  2019041859  2020016043  2020040268  2020040674  2020041300  2020042175  2020044113  2021020582  2021032300  2021040455  2021041302  2022020522  2022031560  2023041040  2024002692  2024004086 



Artikels:

Artikel 1. Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder :
  1. planten : levende planten en levende delen van planten, met inbegrip van verse vruchten en zaden;
  2. plantaardige produkten : voortbrengselen van plantaardige oorsprong die niet verwerkt zijn of een eenvoudige bewerking hebben ondergaan voor zover het geen planten betreft;
  3. schadelijke organismen : dieren, planten en organismen van dierlijke of plantaardige aard, alsmede virussen, die schadelijk zijn voor planten en plantaardige produkten.

Art.2. § 1. Ten einde de teelt, de bewaring en de afzet van planten en plantaardige produkten te beschermen tegen schadelijke organismen (en in het belang van de volksgezondheid) kan de Koning : <KB 2001-02-22/33, art. 15, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2003>
  1. de voorbehoedingsmaatregelen, alsmede algemene en bijzondere bestrijdingsmaatregelen vaststellen om te beletten dat de schadelijke organismen, die hij bepaalt, het Rijk worden binnengebracht, er worden uitgevoerd of er worden verspreid;
  2. de publiek- en privaatrechterlijke personen aanwijzen die verantwoordelijk zijn voor de naleving van de voorschriften die ter uitvoering van deze wet worden gesteld met betrekking tot bossen, cultuur- en braakliggende gronden, gebouwen, stapelhuizen, vervoermiddelen en alle voorwerpen die drager kunnen zijn van schadelijke organismen, evenals de wijze bepalen waarop die personen de bestrijding van schadelijke organismen moeten voeren;
  3. aangifte van elke verschijning en van alle voortekenen van verschijning van schadelijke organismen opleggen en de overheidspersonen aanwijzen aan wie aangifte moet worden gedaan;
  4. fytosanitaire voorwaarden vaststellen waaraan planten, plantaardige produkten, grond en andere substraten, stalmest en compost, moeten voldoen om in de handel te worden gebracht, opgeslagen, voor de verkoop tentoongesteld of aangeboden, in bezit gehouden, vervoerd, verworven, verkocht, onder bezwarende of kosteloze titel afgestaan, geleverd, ingevoerd, uitgevoerd en doorgevoerd, en de wijze bepalen voor de gebeurlijke aflevering van fytosanitaire certificaten (en fytosanitaire paspoorten); <W 1999-02-05/35, art. 12, 1°, 002; Inwerkingtreding : 29-03-1999>
  5. bij besmettingsgevaar de ontsmetting van de gebouwen voorschrijven, of de vernietiging of de ontsmetting van de planten, plantaardige produkten, dieren, grond, gebouwen en elk voorwerp, die drager zijn of kunnen zijn van schadelijke organismen;
  6. de diersoorten, uitgezonderd die welke zijn bedoeld bij de wetgeving op het gebied van de jacht en de vogelbescherming, en plantensoorten aanwijzen die, met het oog op de bestrijding van schadelijke organismen, beschermd moeten worden en deze beschermingsmaatregelen vaststellen;
  7. het gebruik van erkende bestrijdingsmiddelen of fytofarmaceutische produkten, alsook van andere wijzen of middelen van bestrijding voorschrijven, verbieden of reglementeren;
  8. het vervoer verbieden of reglementeren van planten, plantaardige produkten, dieren en voorwerpen welke drager zijn of verdacht zijn drager te zijn van schadelijke organismen;
  9. de vergoedingen voor controle van planten en plantaardige produkten, voor onderzoek van grond en andere substraten en voor afgifte van fytosanitaire certificaten vaststellen.
  (10. de activiteiten van de personen die de werkzaamheden bedoeld in § 1, 4, uitoefenen, onderwerpen aan een registratie en aan een voorafgaandelijke erkenning verleend door (de minister bevoegd voor de Volksgezondheid) of door een door hem daartoe gemachtigd organisme of ambtenaar.) <W 1999-02-05/35, art. 12, 2°, 002; Inwerkingtreding : 29-03-1999> <W 2004-12-27/30, art. 108, 004; Inwerkingtreding : 10-01-2005>
  § 2. De Koning kan de uitoefening van sommige van de machten bepaald bij § 1, die hij aanwijst, aan (de Minister bevoegd voor de Volksgezondheid) overdragen. <W 2004-12-27/30, art. 108, 004; Inwerkingtreding : 10-01-2005>

Art.3. § 1. (Onverminderd de ambtsbevoegdheid van de officieren van gerechtelijke politie wordt overtreding van deze wet en van de ter uitvoering ervan genomen besluiten opgespoord en vastgesteld door de gerechtelijke agenten bij de parketten, (de leden van de federale en van de lokale politie, de statutaire en contractuele agenten van de Federale Overheidsdiensten Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, en andere agenten, aangewezen door de minister bevoegd voor de Volksgezondheid,) de ambtenaren van het Bestuur der Douane en Accijnzen, evenals door de hiertoe door de Koning aangewezen ambtenaren en beambten.) <W 1999-02-05/35, art. 13, 1°, 002; Inwerkingtreding : 29-03-1999> <W 2004-12-27/30, art. 109, 004; Inwerkingtreding : 10-01-2005>
  De door deze overheidspersonen opgemaakte processen-verbaal hebben bewijskracht tot het tegenbewijs is geleverd; een afschrift daarvan wordt binnen vijftien dagen na de vaststelling aan de overtreders betekend.
  In de uitoefening van hun opdracht mogen dezelfde overheidspersonen fabrieken, magazijnen, bergplaatsen, burelen, boten, bedrijfsgebouwen, stallen, stapelhuizen, stations, wagons, voertuigen, bossen, cultuur- en braakliggende gronden en de in open lucht gelegen bedrijven betreden.
  Zij mogen de niet voor het publiek toegankelijke plaatsen vóór vijf uur 's morgens en na negen uur 's avonds slechts bezoeken met verlof van de rechter in de politierechtbank. Dit verlof is te allen tijde vereist voor het bezoeken van plaatsen die tot woning dienen.
  Zij kunnen zich alle inlichtingen (, bescheiden en geïnformatiseerde dragers van gegevens) doen verstrekken die zij tot het volbrengen van hun opdracht nodig achten en overgaan tot alle nuttige vaststellingen, eventueel met de medewerking van deskundigen, gekozen uit een lijst door (de minister bevoegd voor de Volksgezondheid) opgemaakt. <W 1999-02-05/35, art. 13, 2°, 002; Inwerkingtreding : 29-03-1999> <W 2004-12-27/30, art. 109, 004; Inwerkingtreding : 10-01-2005>
  (Indien documenten en geïnformatiseerde dragers van gegevens worden meegenomen, wordt er ter plaatse een omstandige inventaris van opgemaakt, waarvan een kopie aan de houder wordt overhandigd.) <W 1999-02-05/35, art. 13, 3°, 002; Inwerkingtreding : 29-03-1999>
  § 2. (Lid 1 opgeheven) <W 1999-02-05/35, art. 13, 4°, 002; Inwerkingtreding : 29-03-1999>
  (lid 2 opgeheven) <W 2004-12-27/30, art. 109, 004; Inwerkingtreding : 10-01-2005>
  (Bij dreigend gevaar van besmetting door schadelijke organismen welke door de Koning niet bepaald zijn, kan de minister bevoegd voor de Volksgezondheid de nodige maatregelen treffen.) <W 2004-12-27/30, art. 109, 004; Inwerkingtreding : 10-01-2005>
  § 3. Onder de door hem vastgestelde voorwaarden kan (de minister bevoegd voor de Volksgezondheid) overheidspersonen, bedoeld bij § 1 van dit artikel, met een bijzondere opdracht, onder het gezag van (het Bestuur voor de Kwaliteit van de Grondstoffen en de Plantaardige Sector), belasten. <W 1999-02-05/35, art. 18, 002; Inwerkingtreding : 29-03-1999> <W 1999-02-05/35, art. 19, 002; Inwerkingtreding : 29-03-1999> <W 2004-12-27/30, art. 109, 004; Inwerkingtreding : 10-01-2005>
  (§ 4. Dit artikel is niet van toepassing op de controles die worden verricht met toepassing van de wet van 4 februari 2000 houdende oprichting van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen.) <KB 2001-02-22/33, art. 15, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2003>

Art. 3bis. <Ingevoegd bij W 1999-02-05/35, art. 14; Inwerkingtreding : 29-03-1999> Wanneer een overtreding van deze wet of van één van de uitvoeringsbesluiten wordt vastgesteld, kunnen de agenten van de overheid bedoeld in artikel 3 van deze wet een waarschuwing richten aan de overtreder en hem aanmanen een einde te maken aan deze overtreding.
  Het origineel van de waarschuwing wordt verstuurd naar de overtreder binnen de vijftien dagen na de vaststelling van de overtreding.
  De waarschuwing vermeldt :
  a) de tenlastegelegde feiten en de overtreden wettelijke bepaling(en);
  b) de termijn binnen dewelke een einde moet komen aan de overtreding;
  c) dat, als geen gevolg gegeven wordt aan de waarschuwing, een proces-verbaal zal opgesteld worden en overgezonden naar de procureur des Konings.
  (Dit artikel is niet van toepassing op de controles die worden verricht met toepassing van de wet van 4 februari 2000 houdende oprichting van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen.) <KB 2001-02-22/33, art. 15, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2003>

Art.4. § 1. Onverminderd de toepassing, in voorkomend geval, van de strengere straffen bepaald, hetzij bij het Strafwetboek, hetzij bij de wetgeving betreffende de beteugeling van de sluikhandel inzake goederen waarvan de in-, uit- en doorvoer verboden is, wordt gestraft met gevangenisstraf van (vijftien dagen tot vijf jaar en met een geldboete van 100 tot 10 000 frank) of met één van die straffen alleen : <W 1999-02-05/35, art. 15, 1°, 002; Inwerkingtreding : 29-03-1999>
  1° hij die schadelijke organismen of planten, plantaardige produkten, grond en andere substraten, waarvan hij weet dat zij drager zijn van schadelijke organismen, of waarvan het bezit, het vervoer, de invoer of de uitvoer verboden zijn, verspreidt, in bezit houdt, invoert, uitvoert of doorvoert;
  2° hij die weigert of nalaat planten, plantaardige produkten, dieren, grond, substraten, gebouwen of elk voorwerp (te vernietigen, te ontsmetten of andere maatregelen te nemen, wanneer de vernietiging, de ontsmetting of andere maatregelen bevolen zijn); <W 1999-02-05/35, art. 15, 2°, 002; Inwerkingtreding : 29-03-1999>
  3° hij die bepaalde planten aanplant of in stand houdt in een streek waar de aanplanting of de instandhouding ervan verboden is;
  4° hij die zich verzet tegen bezoeken, inspecties, inbeslagnemingen, controles, monsternemingen of verzoeken om inlichtingen of documenten door de bij artikel 3 van deze wet bepaalde overheidspersonen of die, wetens, onjuiste inlichtingen of documenten verstrekt.
  § 2. De bepalingen van hoofdstuk VII en artikel 85 van het Strafwetboek zijn op de in dit artikel bepaalde overtredingen van toepassing.
  De rechtbank kan, in geval van veroordeling, de sluiting bevelen van de inrichting van de veroordeelde voor een termijn van acht dagen tot een jaar.
  § 3. Bij herhaling binnen drie jaar na een vorige veroordeling wegens een der overtredingen, bepaald bij § 1 van dit artikel, worden de bij dezelfde paragraaf bepaalde straffen verdubbeld.

Art.5. Overtreding van bepalingen van deze wet of van krachtens artikel 2 genomen besluiten, die niet onder de toepassing van artikel 4 valt, wordt gestraft met een geldboete van tien frank tot vijfentwintig frank en met gevangenisstraf van één dag tot zeven dagen, of met één van die straffen alleen.
  Bij herhaling binnen twee jaar na een vorige veroordeling voor een zelfde overtreding, zijn de bij artikel 4, § 1, bepaalde straffen toepasselijk.

Art. 5bis. <Ingevoegd bij W 1999-02-05/35, art. 16; Inwerkingtreding : 29-03-1999> § 1. Overtredingen van deze wet of van de besluiten tot uitvoering ervan kunnen het voorwerp uitmaken van strafrechtelijke vervolgingen of van een administratieve geldboete.
  De verbaliserende ambtenaar stuurt het proces-verbaal dat het misdrijf vaststelt aan de procureur des Konings alsook een afschrift ervan aan de door de Koning aangewezen ambtenaar.
  § 2. De procureur des Konings beslist of hij al dan niet strafrechtelijk vervolgt.
  Strafvervolging sluit administratieve geldboete uit, ook wanneer de vervolging tot vrijspraak heeft geleid.
  § 3. De procureur des Konings beschikt over een termijn van drie maanden, te rekenen van de dag van ontvangst van het proces-verbaal om van zijn beslissing kennis te geven aan de door de Koning aangewezen ambtenaar.
  Ingeval de procureur des Konings van strafvervolging afziet of verzuimt binnen de gestelde termijn van zijn beslissing kennis te geven, beslist de door de Koning aangewezen ambtenaar overeenkomstig de modaliteiten en voorwaarden die Hij bepaalt, of wegens het misdrijf een administratieve geldboete moet worden voorgesteld, nadat de betrokkene de mogelijkheid geboden werd zijn verweermiddelen naar voor te brengen.
  § 4. De beslissing van de ambtenaar is met redenen omkleed en bepaalt het bedrag van de administratieve geldboete die niet lager mag zijn dan de helft van het minimum van de geldboete bepaald door de overtreden wettelijke bepaling, noch hoger dan het vijfvoudige van dit minimum.
  Nochtans worden deze bedragen altijd vermeerderd met de opdeciemen vastgesteld voor de strafrechtelijke geldboeten.
  Bovendien worden de expertisekosten ten laste gelegd van de overtreder.
  § 5. Bij samenloop van misdrijven worden de bedragen van de administratieve geldboeten samengevoegd, zonder dat deze samen hoger mogen zijn dan het dubbel van het maximumbedrag bedoeld in § 4.
  § 6. De beslissing bedoeld in § 4 van dit artikel wordt aan de betrokkene bekendgemaakt bij een ter post aangetekende brief samen met een verzoek tot betaling van de boete binnen de door de Koning gestelde termijn. Deze kennisgeving doet de strafvordering vervallen; de betaling van de administratieve geldboete maakt een einde aan de vordering van de administratie.
  § 7. Blijft de betrokkene in gebreke om de geldboete en de expertisekosten binnen de gestelde termijn te betalen, dan vordert de ambtenaar de veroordeling tot de geldboete en de expertisekosten voor de bevoegde rechtbank. De bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek, inzonderheid die van het vierde deel, boek II en boek III, zijn van toepassing.
  § 8. Geen administratieve geldboete kan worden opgelegd vijf jaar na het feit dat een bij deze wet bedoeld misdrijf oplevert.
  De daden van onderzoek of van vervolging verricht binnen de in het eerste lid van deze paragraaf gestelde termijn stuiten de loop ervan.
  Met die daden begint een nieuwe termijn van gelijke duur te lopen, zelfs ten aanzien van personen die daarbij niet betrokken waren.
  § 9. De Koning bepaalt de procedureregelen die toepasselijk zijn op de administratieve geldboeten.
  De administratieve geldboeten worden gestort op (het Begrotingsfonds voor de productie en de bescherming van planten en plantaardige producten bij de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu). <W 2004-12-27/30, art. 110, 004; Inwerkingtreding : 10-01-2005>
  § 10. De rechtspersoon, waarvan de overtreder orgaan of aangestelde is, is eveneens aansprakelijk voor de betaling van de administratieve geldboete.
  (§ 11. Dit artikel is niet van toepassing op de inbreuken die zijn vastgesteld ter uitvoering van het koninklijk besluit van 22 februari 2001 houdende organisatie van de controles die worden verricht door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen en tot wijziging van diverse wettelijke bepalingen.) <KB 2001-02-22/33, art. 15, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2003>

Art.6. De overheidspersonen bedoeld bij artikel 3 mogen, in geval van overtreding, de planten, plantaardige produkten, grond, of andere substraten in beslag nemen.
  De in beslag genomen planten en plantaardige produkten mogen, voor zover zulks verenigbaar is met de fytosanitaire eisen, verkocht worden of tegen betaling van een vergoeding teruggegeven worden aan de eigenaar; in dat geval mag er slechts over beschikt worden overeenkomstig de richtlijnen verstrekt door (het Bestuur voor de Kwaliteit van de Grondstoffen en de Plantaardige Sector). De ontvangen som wordt op de griffie van de rechtbank gedeponeerd totdat over de overtreding uitspraak gedaan is. Dit bedrag treedt in de plaats van de in beslag genomen planten en plantaardige produkten, zowel voor wat de verbeurdverklaring als wat de eventuele teruggave aan de belanghebbende betreft. <W 1999-02-05/35, art. 18, 002; Inwerkingtreding : 29-03-1999>
  De in beslag genomen planten en plantaardige produkten worden, naar gelang van het geval, door het Bestuur van Registratie en Domeinen of door het Bestuur van Douanen en Accijnzen verkocht, door toedoen van (het Bestuur voor de Kwaliteit van de Grondstoffen en de Plantaardige Sector). <W 1999-02-05/35, art. 18, 002; Inwerkingtreding : 29-03-1999>
  De in beslag genomen planten en plantaardige produkten kunnen, bij besmettingsgevaar, onmiddellijk vernietigd worden volgens de onderrichtingen van (het Bestuur voor de Kwaliteit van de Grondstoffen en de Plantaardige Sector). <W 1999-02-05/35, art. 18, 002; Inwerkingtreding : 29-03-1999>
  (Dit artikel is niet van toepassing op de controles die worden verricht met toepassing van de wet van 4 februari 2000 houdende oprichting van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen.) <KB 2001-02-22/33, art. 15, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2003>

Art.7. (Het Bestuur voor de Kwaliteit van de Grondstoffen en de Plantaardige Sector) kan, bij administratieve maatregel, planten en plantaardige produkten, (waarvan het vermoedt) dat zij niet beantwoorden aan de bepalingen van krachtens deze wet genomen besluiten, voorlopig in beslag nemen voor een termijn van ten hoogste dertig dagen, ten einde ze aan een onderzoek te onderwerpen. Deze inbeslagneming wordt gelicht op bevel van de dienst of ten gevolge van het verstrijken van de termijn of door de definitieve inbeslagneming overeenkomstig de bepalingen van artikel 6. <W 1999-02-05/35, art. 18, 002; Inwerkingtreding : 29-03-1999>
  (Het vorig lid is niet van toepassing op de controles die worden verricht met toepassing van de wet van 4 februari 2000 houdende oprichting van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen.) <KB 2001-02-22/33, art. 15, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2003>

Art.8. In geval van veroordeling kan de rechtbank de verbeurdverklaring evenals de vernietiging van de in beslag genomen planten en plantaardige produkten bevelen.
  De verbeurdverklaring en de vernietiging worden steeds bevolen wanneer de aard en de samenstelling van het produkt dit vergen.
  De vernietiging door de rechtbank bevolen of uitgevoerd krachtens artikel 6, vierde lid, gebeurt op kosten van de veroordeelde.
  De rechtbank kan bovendien bekendmaking van het vonnis bevelen in een of meer dagbladen en de aanplakking ervan op de plaatsen en gedurende de tijd welke zij vaststelt, alles op kosten van de veroordeelde.

Art.9.(Buiten de gevallen van overtreding van de bepalingen van deze wet of van de uitvoeringsbesluiten ervan kan een vergoeding verleend worden aan ieder eigenaar waarvan de planten, plantaardige producten of roerende goederen op bevel van de bevoegde overheid vernietigd, [1 gedenatureerd]1 behandeld of verwerkt worden of waarvan de planten of plantaardige producten onbruikbaar en waardeloos geworden zijn na een tijdelijk officieel verbod op het verplaatsen of het gebruik ervan, om de verspreiding van schadelijke organismen te verhinderen. In geval van een door de bevoegde overheid opgelegde verwerking van met schadelijke organismen besmette planten of plantaardige producten kan een vergoeding verleend worden aan de verwerker.) <W 2008-12-22/32, art. 242, 005; Inwerkingtreding : 08-01-2009>
  Koninklijke besluiten bepalen het bedrag van deze vergoedingen, alsook de formaliteiten en de voorwaarden waarvan het recht op betaling ervan is onderworpen.
  [2 De Koning wordt gemachtigd om de bepalingen van het koninklijk besluit van 5 december 2004 tot vaststelling van de door de aardappelproducenten verschuldigde tijdelijke crisisbijdragen voor het vergoeden van verliezen ingevolge maatregelen tegen schadelijke organismen, bekrachtigd bij de wet van 20 juli 2005, alsook de bijlage bij dat besluit, te wijzigen, aan te vullen, te vervangen of op te heffen.]2
  ----------
  (1)<W 2013-12-15/29, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 03-01-2014>
  (2)<W 2015-12-16/06, art. 2, 008; Inwerkingtreding : 31-12-2015>

Art.10. <Opheffingsbepaling>

Art. 11. <Ingevoegd bij W 1999-02-05/35, art. 17; Inwerkingtreding : 29-03-1999> De Koning kan bij in Ministerraad overlegd besluit binnen het toepassingsgebied van deze wet alle maatregelen treffen die nodig zijn ter uitvoering van de verplichtingen die voortvloeien uit internationale verdragen en van internationale akten in het kader van deze verdragen getroffen, welke maatregelen de opheffing en de wijziging van wetsbepalingen kunnen inhouden.
  (Vorig lid is niet van toepassing op de materies die behoren tot de bevoegdheid van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de voedselketen.) <KB 2001-02-22/33, art. 15, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2003>