21 APRIL 2017. - Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de ondersteuning van de verstrekking van groenten, fruit en melk aan leerlingen in onderwijsinstellingen(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 30-05-2017 en tekstbijwerking tot 23-07-2025)
HOOFDSTUK 1. - Definities en delegatie
Art. 1-3
HOOFDSTUK 2. - Erkenning van onderwijsinstellingen
Art. 4
HOOFDSTUK 3. - Steun aan onderwijsinstellingen
Art. 5
Art. 5 TOEKOMSTIG RECHT
Art. 6-9, 9/1
HOOFDSTUK 4. - Andere steunaanvragers
Art. 10-12
Hoofdstuk 4/1. [1 Sancties]1
12/1 [1§ 1. In de volgende gevallen heeft de onderwijsinstelling geen recht op de steun, vermeld in artikel 5, eerste lid:
12/2. [1 De bevoegde entiteit kan, met behoud van de toepassing van artikel 12/1, administratieve sancties opleggen conform artikel 56 van het decreet van 28 juni 2013 betreffende het landbouw- en visserijbeleid, als ze vaststelt dat een of meer van de verplichtingen, vermeld in dit besluit, niet of niet volledig worden nageleefd.]1
HOOFDSTUK 4/2. [1 Openbaarmaking ]1
Art. 12/3
HOOFDSTUK 5. - Slotbepalingen
Art. 13-16
2017031998 2018012400 2018014112 2018031919 2019015018 2021022223 2021031001 2022034141 2023046893
HOOFDSTUK 1. - Definities en delegatie
Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder:
1° andere steunaanvragers: de steunaanvragers, vermeld in artikel 5, lid 2, c), d) en e), van de gedelegeerde verordening;
2° [4 bevoegde entiteit: het Agentschap Landbouw en Zeevisserij, vermeld in artikel 29/1, eerste lid, 2А, van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005 met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie;]4;
[2 2° /1° biologische groenten en fruit en [5 zuivel]5:
a) groenten en fruit en melk die beschouwd kunnen worden als biologische producten als vermeld in artikel 3, punt 2, van de verordening (EU) 2018/848 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad;
b) groenten en fruit die beschouwd kunnen worden als omschakelingsproducten als vermeld in artikel 3, punt 7, van de voormelde verordening;]2
3° groenten en fruit: de producten van de sector groenten en fruit en de sector bananen, vermeld in bijlage I, deel IX en XI, van de verordening;
4° indicatorschool: een onderwijsinstelling uit het buitengewoon lager onderwijs, het buitengewoon secundair onderwijs of een onderwijsinstelling uit het basisonderwijs waarvan minstens [1 15]1% van de ingeschreven leerlingen rechthebbende is van de indicator "schooltoelage" als vermeld in het decreet van 8 juni 2007 betreffende de studiefinanciering van de Vlaamse Gemeenschap, in het tweede schooljaar voor het schooljaar waarvoor een deelnameverklaring als vermeld in artikel 7 van dit besluit, wordt ingediend;
5° [1 [5 zuivel]5: consumptiemelk en de lactosevrije versies daarvan als bedoeld in artikel 23, lid 3, b), van de verordening evenals dranken op basis van [5 zuivel ]5 met cacao, of natuurlijk gearomatiseerd, als bedoeld in bijlage V van de verordening, die niets van het volgende bevatten: toegevoegde suiker, toegevoegd zout, toegevoegde vetten, toegevoegde zoetstoffen, toegevoegde kunstmatige smaakversterkers E620 tot en met E650 als omschreven in Verordening (EG) nr. 1333/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 inzake levensmiddelenadditieven]1;
6° ministers: de Vlaamse minister, bevoegd voor het gezondheidsbeleid [3 , de Vlaamse minister, bevoegd voor onderwijs en vorming,]3 en de Vlaamse minister, bevoegd voor de landbouw;
7° onderwijsinstelling: een instelling in het Vlaamse Gewest, die door de Vlaamse Gemeenschap erkend, gefinancierd of gesubsidieerd wordt voor basisonderwijs of buitengewoon secundair onderwijs;
[5 7° /1 portie zuivel: minstens 200 ml melk of minstens 125 ml yoghurt, zonder dat beide gecombineerd worden;]5
8° gedelegeerde verordening: de gedelegeerde verordening (EU) nr. 2017/40 van de Commissie van 3 november 2016 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad, met betrekking tot Uniesteun voor de verstrekking van groenten en fruit, bananen en melk in onderwijsinstellingen en tot wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 907/2014;
9° verordening: verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad;
10° schoolregeling: de schoolfruit- en groentenregeling, vermeld in artikel 23 van de verordening, en de schoolmelk- en zuivelproductenregeling, vermeld in artikel 26 van de verordening.
[5 11° yoghurt: yoghurt als vermeld in artikel 23, lid 4, b), van de verordening, die geen toegevoegde suiker, toegevoegd zout, toegevoegde vetten, toegevoegde zoetstoffen of toegevoegde kunstmatige smaakversterkers E620 tot en met E650 als vermeld in Verordening (EG) nr. 1333/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 inzake levensmiddelenadditieven, bevat;
12° zuivel: melk en yoghurt.]5
----------
(1)<BVR 2018-07-20/22, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 11-10-2018>
(2)<BVR 2022-09-23/11, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
(3)<BVR 2023-09-08/13, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2023>
(4)<BVR 2024-01-26/31, art. 73, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
(5)<BVR 2025-07-04/20, art. 1, 008; Inwerkingtreding : 01-09-2025>
Art.2.
<Opgeheven bij BVR 2018-07-20/22, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 11-10-2018>
Art.3. De bevoegde entiteit neemt alle administratieve beslissingen die nodig zijn voor de uitvoering van de schoolregeling.
HOOFDSTUK 2. - Erkenning van onderwijsinstellingen
Art.4.Alleen onderwijsinstellingen die door de bevoegde entiteit erkend zijn komen in aanmerking voor steun in het kader van de schoolregeling.
Om de erkenning te verkrijgen dient een onderwijsinstelling een erkenningsaanvraag in bij de bevoegde entiteit.
In de aanvraag verbindt de onderwijsinstelling zich er toe:
1° de verbintenissen, vermeld in artikel 6, lid 1, a), c), e) en f), van de gedelegeerde verordening, aan te gaan;
2° [1 ...]1;
3° de ouders van de leerlingen op de hoogte te brengen van de deelname van de onderwijsinstelling aan de schoolregeling;
4° [2 de groenten en fruit en de [3 zuivel die]3 in het kader van de schoolregeling verstrekt worden zonder bijkomende voorwaarden aan te bieden aan alle leerlingen van de school in kwestie, voor consumptie door die leerlingen op schooldagen;]2;
5° de onterecht uitbetaalde steun terug te betalen;
6° de groenten en fruit en de melk die in het kader van de schoolregeling verstrekt worden alleen aan te bieden buiten de schoolmaaltijden.
[2 7° de [3 zuivel die]3in het kader van de schoolregeling verstrekt wordt, aan te bieden buiten de schoolmaaltijden.[3 In afwijking daarvan kan een portie zuivel, die bestaat uit minstens 200 ml melk, binnen de schoolmaaltijden aangeboden worden als ze voldoet aan al de volgende voorwaarden]3:
a) ze wordt niet gebruikt in de bereiding van de schoolmaaltijden;
b) ze wordt niet gebruikt om producten te vervangen die deel uitmaken van de schoolmaaltijden waarvoor een financiële bijdrage is ontvangen door de onderwijsinstelling. De voormelde voorwaarde geldt niet als de onderwijsinstelling de schoolmaaltijd gratis distribueert.]2
De ministers kunnen de uiterste indieningsdatum en de wijze waarop de erkenningsaanvraag ingediend wordt, bepalen.
----------
(1)<BVR 2018-07-20/22, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 11-10-2018>
(2)<BVR 2023-09-08/13, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2023>
(3)<BVR 2025-07-04/20, art. 2, 008; Inwerkingtreding : 01-09-2025>
HOOFDSTUK 3. - Steun aan onderwijsinstellingen
Art.5.Er wordt steun verleend aan onderwijsinstellingen voor de verstrekking van groenten en fruit en melk aan kinderen in onderwijsinstellingen in het kader van de schoolregeling.
De steun wordt verleend voor de verstrekking van één portie per leerling en per week gedurende tien weken in [1 de periode van 1 september tot en met 31 januari]1.
[1 In afwijking van het tweede lid wordt aan indicatorscholen steun verleend voor de verstrekking van één portie per leerling en per week gedurende tien weken in een eerste periode van verstrekking, die loopt van 1 september tot en met 31 januari en gedurende tien weken in een tweede periode van verstrekking, die loopt van 1 januari tot en met 30 april. De verstrekking tijdens de tweede periode mag pas starten nadat de verstrekking tijdens de eerste periode afgelopen is.]1
[1 De ministers kunnen beslissen om de frequentie per week waarmee producten verstrekt mogen worden, of het aantal weken waarin ze verstrekt mogen worden, uit te breiden, en de voorwaarden bepalen waaraan de onderwijsinstellingen moeten voldoen om voor die uitbreiding in aanmerking te komen.]1
[2 In afwijking van het tweede lid vindt voor het schooljaar 2020-2021 de periode van tien weken waarin de verstrekking gebeurt, plaats van 1 september 2020 tot en met 30 juni 2021.
In afwijking van het derde lid vindt voor het schooljaar 2020-2021 de periode van tien weken waarin de eerste periode van verstrekking gebeurt, plaats van 1 september 2020 tot en met 30 juni 2021, en vindt de periode van tien weken waarin de tweede periode van verstrekking gebeurt, plaats van 1 januari 2021 tot en met 30 juni 2021.]2
----------
(1)<BVR 2018-07-20/22, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 11-10-2018>
(2)<BVR 2021-03-19/06, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 08-04-2021>
Art.5 TOEKOMSTIG RECHT.[1 Aan de onderwijsinstellingen, die erkend zijn conform artikel 4, kan steun worden verleend voor de verstrekking van een portie biologische of niet-biologische groenten en fruit en [2 een portie zuivel]2 aan kinderen in onderwijsinstellingen in het kader van de schoolregeling.
De steun, vermeld in het eerste lid, wordt verleend voor de verstrekking van één portie [2 groenten en fruit en één portie zuivel]2 per leerling per week gedurende minstens een van de volgende twee perioden:
1° een eerste periode van maximaal tien, al dan niet aaneengesloten, weken, die plaatsvindt vanaf 1 september tot en met 31 januari;
2° een tweede periode van maximaal tien, al dan niet aaneengesloten, weken, die plaatsvindt vanaf 1 januari tot en met 30 april.
De verstrekking tijdens de tweede periode, vermeld in het tweede lid, 2°, mag pas starten nadat de verstrekking tijdens de eerste periode, vermeld in het tweede lid, 1°, afgelopen is.
De ministers kunnen:
1° het aantal porties per week, vermeld in het tweede lid, waarvoor steun wordt verleend, verhogen;
2° het maximale aantal weken voor de eerste of tweede periode waarin de porties verstrekt mogen worden en waarvoor steun kan worden verleend, vermeld in het tweede lid, uitbreiden, op voorwaarde dat de uitbreiding plaatsvindt binnen de data van periode in kwestie, vermeld in het tweede lid;
3° de voorwaarden bepalen waaraan de onderwijsinstellingen moeten voldoen om voor de verhoging, vermeld in punt 1°, en de uitbreiding, vermeld in punt 2°, in aanmerking te komen ]1.
----------
(1)<BVR 2022-09-23/11, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
(2)<BVR 2025-07-04/20, art. 3, 008; Inwerkingtreding : 01-09-2025>
Art.6.[1 [2 De steun, vermeld in artikel 5, eerste lid, bestaat uit een forfaitair steunbedrag per portie biologische of niet-biologische groenten en fruit, en [3 per portie zuivel]3.
De ministers bepalen de forfaitaire steunbedragen, vermeld in het eerste lid, en houden daarbij rekening met de evolutie van de marktprijzen.]2
De onderwijsinstelling ontvangt voor alle porties, verstrekt aan een leerling in een van de perioden, vermeld in artikel 5, tweede lid, het [2 forfaitaire]2 steunbedrag voor niet-biologische groenten en fruit en [3 zuivel]3 vermeld in het eerste en tweede lid, als minstens een van die porties in de periode in kwestie, niet biologisch is.
De onderwijsinstelling ontvangt voor alle porties, verstrekt aan een leerling in een van de perioden, vermeld in artikel 5, tweede lid, het [2 forfaitaire]2 steunbedrag voor biologische groenten en fruit en [3 zuivel]3, vermeld in het eerste en tweede lid, alleen als alle verstrekte porties in de periode in kwestie biologisch zijn.
Er kan alleen steun worden toegekend voor het aantal leerlingen dat de onderwijsinstelling heeft doorgegeven in de deelnameverklaring, vermeld in artikel 7, of in de steunaanvraag, vermeld in artikel 9, tweede lid.
[2 ...]2.
[2 De ministers kunnen bepalen met welke documenten de aankoop van de porties biologische of niet-biologische groenten en fruit en [3 zuivel]3, vermeld in het eerste lid, en de hoeveelheid ervan, gestaafd wordt. De onderwijsinstelling dient de voormelde documenten in bij de steunaanvraag, vermeld in artikel 9.]2]1.
----------
(1)<BVR 2022-09-23/11, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
(2)<BVR 2023-09-08/13, art. 4, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2023>
(3)<BVR 2025-07-04/20, art. 4, 008; Inwerkingtreding : 01-09-2025>
Art.7.Elk schooljaar dienen de erkende onderwijsinstellingen die willen deelnemen aan de schoolregeling een deelnameverklaring in bij de bevoegde entiteit.
In deze deelnameverklaring geven de onderwijsinstellingen het aantal leerlingen door dat ingeschreven is voor het schooljaar in kwestie [3 aan het begin van het schooljaar]3.
[1 In de deelnameverklaring verklaart de onderwijsinstelling dat ze de groenten, het fruit en de [4 zuivel]4 in het kader van de schoolregeling verstrekt conform artikel 5.
Bij een uitgebreide verstrekking als vermeld in artikel 5, vierde lid, [2 2°]2 en in afwijking van het derde lid, verklaart de onderwijsinstelling in de deelnameverklaring dat ze de groenten, het fruit en de [4 zuivel]4 in het kader van de schoolregeling verstrekt conform de door de ministers bepaalde modaliteiten.]1
[2 ...]2
De ministers kunnen de uiterste indieningsdatum en de wijze waarop de [1 deelnameverklaring]1 ingediend wordt, bepalen.
[3 De aanvragen tot deelname aan de schoolregeling worden behandeld volgens de datum van ontvangst en de beschikbare budgetten.]3
----------
(1)<BVR 2018-07-20/22, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 11-10-2018>
(2)<BVR 2022-09-23/11, art. 5, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
(3)<BVR 2023-09-08/13, art. 5, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2023>
(4)<BVR 2025-07-04/20, art. 5, 008; Inwerkingtreding : 01-09-2025>
Art.8.
<Opgeheven bij BVR 2023-09-08/13, art. 6, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2023>
Art.9.Voor de uitbetaling van de steun, vermeld in artikel 5, dienen de onderwijsinstellingen [2 ", voor de eerste en de tweede periode, vermeld in artikel 5, tweede lid,]2 een [2 afzonderlijke]2 steunaanvraag in bij de bevoegde entiteit.
[2 ...]2
[2 ...]2
[2 ]De onderwijsinstellingen-2 geven in de steunaanvraag [2 voor de tweede periode, vermeld in artikel 5, tweede lid, 2° ]2 het aantal leerlingen door dat [3 aan het begin van het tweede trimester]3 van het schooljaar in kwestie ingeschreven was [2 en dat effectief heeft deelgenomen aan de schoolregeling]2.
De ministers kunnen de uiterste indieningsdatum, de wijze waarop de steunaanvraag ingediend wordt en de bijkomende gegevens die in de steunaanvraag opgenomen worden, bepalen.
----------
(1)<BVR 2018-07-20/22, art. 7, 002; Inwerkingtreding : 11-10-2018>
(2)<BVR 2022-09-23/11, art. 6, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
(3)<BVR 2023-09-08/13, art. 7, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2023>
Art.9/1.[1 De kosten voor de groenten en fruit en [2 zuivel]2 die door de onderwijsinstelling worden verstrekt aan haar leerlingen en waarvoor ze al een financiële bijdrage of steun ontvangt, komen niet in aanmerking voor de steun, vermeld in artikel 5, eerste lid]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2023-09-08/13, art. 8, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2023>
(2)<BVR 2025-07-04/20, art. 6, 008; Inwerkingtreding : 01-09-2025>
HOOFDSTUK 4. - Andere steunaanvragers
Art.10. Er kan steun verleend worden aan andere steunaanvragers voor de uitvoering van andere maatregelen.
In het eerste lid wordt verstaan onder andere maatregelen: de begeleidende educatieve maatregelen, de monitoring- of evaluatieacties en de publiciteit, vermeld in artikel 5, lid 1, b), c) en d), van de gedelegeerde verordening.
Art.11. Alleen andere steunaanvragers die door de bevoegde entiteit erkend zijn, komen in aanmerking voor de steun, vermeld in artikel 10.
Om erkend te worden dienen andere steunaanvragers een erkenningsaanvraag in bij de bevoegde entiteit.
De ministers kunnen de wijze waarop de erkenningsaanvraag ingediend wordt, bepalen.
Art.12. Voor de uitbetaling van de steun, vermeld in artikel 10, dienen andere steunaanvragers een steunaanvraag in bij de bevoegde entiteit.
De ministers kunnen de uiterste indieningstermijn, de wijze waarop de steunaanvraag ingediend wordt en de bijkomende gegevens die in de steunaanvraag opgenomen worden, bepalen.
Hoofdstuk 4/1. [1 Sancties]1
----------
(1)
12/1 [1§ 1. In de volgende gevallen heeft de onderwijsinstelling geen recht op de steun, vermeld in artikel 5, eerste lid:
1° de voorwaarden, vermeld in 4, 5, 7, 9 en 9/1, zijn niet nageleefd;
2° de onderwijsinstelling beschikt niet over de bewijsstukken, vermeld in artikel 6, zesde lid, die correct en volledig zijn, of bezorgt de gevraagde bewijsstukken niet aan de bevoegde entiteit;
3° de controle wordt verhinderd;
4° de onderwijsinstelling heeft valse informatie verstrekt of kunstmatig voorwaarden gecreëerd om steun te ontvangen.
§ 2. Als de onderwijsinstelling geen recht heeft op de steun conform paragraaf 1, en de steun is al uitbetaald, vordert de bevoegde entiteit de steun die al is uitbetaald, volledig of gedeeltelijk terug en kan ze in voorkomend geval conform artikel 8 van de gedelegeerde verordening, een administratieve sanctie opleggen die gelijk is aan het verschil tussen het initieel aangevraagde bedrag en het bedrag waarop de onderwijsinstelling recht heeft.
De bedragen die conform het eerste lid worden ingevorderd, worden binnen maximaal dertig dagen betaald. De voormelde betalingstermijn wordt opgenomen in de invorderingsbrief.
De rente over de bedragen, vermeld in het eerste lid, wordt berekend voor de periode tussen de datum waarop de betalingstermijn in de invorderingsbrief, vermeld in het tweede lid, verstrijkt, en de datum van de terugbetaling.
Om de rente, vermeld in het derde lid, te berekenen, wordt de wettelijke rentevoet, vermeld in artikel 2 van de wet van 5 mei 1865 betreffende de lening tegen interest, toegepast.
§ 3. Als een van de gevallen, vermeld in de paragraaf 1, zich voordoet, kan de bevoegde entiteit de erkenning, vermeld in artikel 4, intrekken.]1
----------
(1)
12/2. [1 De bevoegde entiteit kan, met behoud van de toepassing van artikel 12/1, administratieve sancties opleggen conform artikel 56 van het decreet van 28 juni 2013 betreffende het landbouw- en visserijbeleid, als ze vaststelt dat een of meer van de verplichtingen, vermeld in dit besluit, niet of niet volledig worden nageleefd.]1
----------
(1)
HOOFDSTUK 4/2. [1 Openbaarmaking ]1
----------
(1)
Art.12/3. [1 De bevoegde entiteit regelt de uitvoering van de verplichting tot openbaarmaking, vermeld in artikel 76/2, eerste lid, 13А, van de Vlaamse Codex Overheidsfinanciën van 29 maart 2019.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2024-05-03/64, art. 12, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
HOOFDSTUK 5. - Slotbepalingen
Art.13.De onderwijsinstellingen en de andere steunaanvragers bewaren alle bewijsstukken in het kader van de schoolregeling ten minste [1 tien]1 jaar. Tijdens deze periode houden ze de stukken ter beschikking van de personeelsleden die met het toezicht op de schoolregeling belast zijn.
[1 De bevoegde entiteit kan op elk ogenblik de bewijsstukken, vermeld in het eerste lid, opvragen. In dat geval bezorgt de onderwijsinstelling de gevraagde bewijsstukken onmiddellijk aan de bevoegde entiteit.
Als de onderwijsinstelling de gevraagde bewijsstukken niet bezorgt, of als de bewijsstukken onvolledig of foutief zijn, kan de bevoegde entiteit de steunaanvraag volledig of gedeeltelijk weigeren, of de erkenning intrekken.]1
----------
(1)<BVR 2023-09-08/13, art. 10, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2023>
Art.14. De volgende regelingen worden opgeheven:
1° het besluit van de Vlaamse Regering van 21 september 2007 betreffende de verstrekking van melk en bepaalde zuivelproducten aan leerlingen in onderwijsinstellingen, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 7 november 2008 en van 19 december 2014;
2° het besluit van de Vlaamse Regering van 29 mei 2009 betreffende de ondersteuning van de verstrekking van groenten en fruit aan leerlingen in onderwijsinstellingen, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 6 februari 2015.
Art.15. Dit besluit treedt in werking op 1 augustus 2017.
Art. 16.De Vlaamse minister, bevoegd voor het gezondheidsbeleid, [1 de Vlaamse minister, bevoegd voor onderwijs en vorming,]1 en de Vlaamse minister, bevoegd voor de landbouw, zijn, ieder wat hem of haar betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
----------
(1)<BVR 2023-09-08/13, art. 11, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2023>