Details





Titel:

20 MAART 2024. - Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 23 juni 2023 tot uitvoering van het besluit van de Vlaamse Regering van 21 april 2023 tot vaststelling van de voorschriften voor de rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, voor wat de rechtstreekse betalingen betreft



Inhoudstafel:


Art. 1-5



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2023043962 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. In artikel 3, § 3, van het ministerieel besluit van 23 juni 2023 tot uitvoering van het besluit van de Vlaamse Regering van 21 april 2023 tot vaststelling van de voorschriften voor de rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, voor wat de rechtstreekse betalingen betreft worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in het eerste lid wordt punt 1° vervangen door wat volgt:
  "1° teller: de som van alle btw-verkoophandelingen van het jaar N-2 die een gevolg zijn van de landbouwactiviteit of die een gevolg zijn van de verkoop van de volgende producten, exclusief btw:
  a) bier, dat gemaakt is met graan dat voor minstens 75% afkomstig is van eigen teelt;
  b) gedistilleerde dranken die gemaakt zijn met granen, noten of fruit die voor minstens 75% afkomstig zijn van eigen teelt;
  c) consumptie-ijs en yoghurt die gemaakt zijn met melk die voor minstens 75% afkomstig is van eigen dieren;";
  2° aan het tweede lid wordt de zinsnede "of op basis van het jaar N-1" toegevoegd;
  3° in het negende lid worden aan punt 4° de woorden "en maatwerkbedrijf" toegevoegd;
  4° in het negende lid wordt in punt 11° tussen het woord "groenestroomcertificaten" en het woord "en" de zinsnede ", met uitzondering van groenestroomcertificaten voor fotovoltaïsche zonnepanelen die zijn geplaatst op landbouwareaal," ingevoegd.

Art.2. In artikel 3, § 4, van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in het eerste lid, punt 2°, wordt "6° " vervangen door "7° ".
  2° het zesde lid wordt vervangen door wat volgt:
  "De landbouwer kan aan de bevoegde entiteit vragen om de standaardverdiencapaciteit, vermeld in artikel 4, § 1, eerste lid, 7°, van het besluit van 21 april 2023 te herberekenen op basis van de teeltgegevens, de rechtstreekse betalingen en de diergegevens van jaar N-1 of op basis van de teeltgegevens van het jaar N en de rechtstreekse betalingen en diergegevens van het jaar N-1 als de bedrijfsvoering veranderd is ten opzichte van het jaar N-2 en die wijziging bepalend is voor de toekenning of de omvang van de steun.".

Art.3. Artikel 19 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt:
  "Art. 19. § 1. Om het totale areaal aan niet-productieve elementen te berekenen, gelden de volgende omzettingsfactoren:
  1° hagen en heggen: 2,5;
  2° bomenrijen: 2,5;
  3° sloten: 2,5.
  Om het totale areaal aan niet-productieve elementen te berekenen, gelden de volgende wegingsfactoren:
  1° braakliggend land: 1;
  2° bufferstroken en akkerranden: 1,5;
  3° houtkanten, hagen en heggen: 2;
  4° groep van bomen: 1,5;
  5° bomenrijen: 2;
  6° poelen: 1,5;
  7° sloten: 2;
  8° vanggewas: 0,3.
  § 2. Voor de arealen met vanggewassen worden de minimale aanhoudperiodes, vermeld in artikel 14, § 3, van het Mestdecreet van 22 december 2006, nageleefd.
  De gewassoorten, vermeld in bijlage 5, die bij dit besluit is gevoegd, en ook de mengsels van de vermelde gewassoorten komen als vanggewas in aanmerking.
  § 3. Voor bufferstroken en akkerranden zijn de volgende voorwaarden van toepassing:
  1° de bufferstrook of akkerrand is minstens een meter breed en maximaal twintig meter breed. De oppervlakte van de bufferstrook of akkerrand is kleiner dan de oppervlakte van het perceel waarvan de bufferstrook of akkerrand is afgesplitst;
  2° begrazen of maaien is toegelaten als de bufferstroken of akkerranden onderscheiden kunnen worden van de aangrenzende teelt;
  3° teelten van het voorgaande campagnejaar worden voor 1 maart geoogst;
  4° de inzaai van een wintergewas, dat in het volgende jaar geoogst wordt, is toegelaten vanaf 1 september;
  5° het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen is niet toegelaten, behalve voor de pleksgewijze bestrijding van akkerdistel;
  6° bemesting is niet toegelaten, met uitzondering van bemesting door rechtstreekse uitscheiding bij begrazing;
  7° de bufferstrook of akkerrand mag gebruikt worden als wendakker op voorwaarde dat het voornoemde gebruik de vegetatie niet vernietigt;
  8° de bufferstrook of akkerrand mag gebruikt worden voor de opslag van bieten.
  § 4. Voor braakliggend land zijn de volgende voorwaarden van toepassing:
  1° begrazen of maaien is toegelaten, behalve tijdens de periode van 1 maart tot en met 31 augustus. In afwijking van het voormelde is maaien altijd toegelaten om zaadvorming te voorkomen bij ingezaaide gewassen die gunstig zijn voor de biodiversiteit en die geen grassen bevatten, voor zover de gehele plant niet vernietigd wordt;
  2° teelten van het voorgaande campagnejaar worden voor 1 maart geoogst;
  3° de inzaai van een wintergewas, dat in het volgende jaar geoogst wordt, is toegelaten vanaf 1 september;
  4° het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen is niet toegelaten, behalve voor de pleksgewijze bestrijding van akkerdistel;
  5° bemesting is niet toegelaten, met uitzondering van bemesting door rechtstreekse uitscheiding bij begrazing;
  6° het braakliggend land mag gebruikt worden als wendakker op voorwaarde dat het voornoemde gebruik de vegetatie niet vernietigt;
  7° het braakliggend land mag gebruikt worden voor de opslag van bieten.
  Als de landbouwer kiest voor de inzaai van zomergranen die als wintervoedsel dienen voor akkervogels als vrijwillige maatregel om de biodiversiteitsvoordelen te vergroten, beschikt hij daartoe over een gebruiksovereenkomst.
  In het tweede lid wordt onder gebruiksovereenkomst verstaan: een schriftelijke overeenkomst die een landbouwer sluit met een overheid of vereniging met het oog op het realiseren van milieu- of natuurdoelstellingen op bouwland waarop de overeenkomst betrekking heeft. De landbouwer moet de overeenkomst kunnen voorleggen bij controles.".

Art.4. Artikel 4, § 2, eerste lid, 5°, van het besluit van 21 april 2023 tot vaststelling van de voorschriften voor de rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid treedt in werking op 1 januari 2025.

Art. 5. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2024.