31 JANUARI 2014. - Besluit van de Vlaamse Regering betreffende erkenningen van producenten- en brancheorganisaties(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 19-03-2014 en tekstbijwerking tot 13-03-2024)
HOOFDSTUK 1. - Definities en toepassingsgebied
Art. 1, 1/1, 1/2, 2
HOOFDSTUK 2. - Erkenning van producentenorganisaties en unies van producentenorganisaties
Art. 3-9, 9/1, 10-11
HOOFDSTUK 3. - Erkenning van brancheorganisaties
Afdeling 1. - Algemene bepalingen
Art. 12-17
Afdeling 2. - Specifieke sector gebonden voorwaarden voor de tabakssector en sector olijfolie en tafelolijven
Art. 18
Afdeling 3. [1 - Specifieke sectorgebonden voorwaarden voor melk en zuivelproducten]1
Art. 18/1
HOOFDSTUK 4. - Uitbreiding van regels en verplichte betalingen van niet-leden
Afdeling 1. - Uitbreiding van voorschriften
Art. 19-21
Afdeling 2. - Financiële bijdragen van niet-leden
Art. 22-25
HOOFDSTUK 5.
Art. 26
HOOFDSTUK 6. - Algemene intrekkings- en schorsingsbepalingen
Art. 27-28
HOOFDSTUK 7. - Slotbepaling
Art. 29
2015035442 2015035507 2015035628 2016036432 2017011811 2018031730 2019010604 2024000398
HOOFDSTUK 1. - Definities en toepassingsgebied
Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder:
1° [1 bevoegde entiteit: [2 het Agentschap Landbouw en Zeevisserij, vermeld in artikel 29/1, eerste lid, 2А, van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005 met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie]2;]1
2° minister: de Vlaamse minister bevoegd voor het landbouwbeleid en de zeevisserij;
3° Verordening (EU) nr. 1308/2013: de Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad.
----------
(1)<BVR 2014-12-19/B3, art. 170, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
(2)<BVR 2024-01-26/31, art. 56, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.1/1. [1 Het hoofd van de bevoegde entiteit kan de aangelegenheden die conform dit besluit en de uitvoeringsbepalingen ervan onder de bevoegdheid van de bevoegde entiteit vallen, subdelegeren aan personeelsleden van de bevoegde entiteit die onder zijn hiërarchisch gezag staan, tot op het meest functionele niveau.
De aangelegenheden, vermeld in het eerste lid, omvatten:
1° het in ontvangst nemen en het onderzoek van de aanvragen tot erkenning, tot uitbreiding van de regels en van de aanvragen van de verplichte betalingen door niet-leden, en van de nodige bewijsstukken;
2° de coördinatie van de controles;
3° het in ontvangst nemen van wijzigingen in de samenstelling van producentenorganisaties, unies van producentenorganisaties en brancheorganisaties;
4° het verrichten van controles op de erkenningscriteria en de ledenlijst van producentenorganisaties, unies van producentenorganisaties en brancheorganisaties;
5° de mededelingen aan en de contacten met de Commissie van de Europese Gemeenschappen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2014-12-19/B3, art. 171, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art.1/2. [1 Dit besluit voorziet in de gedeeltelijke uitvoering van Verordening (EU) nr. 1308/2013.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2021-01-08/09, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 08-02-2021>
Art.2.Dit besluit is van toepassing op producentenorganisaties, unies van producentenorganisaties en brancheorganisaties in de volgende sectoren:
1° granen;
2° rijst;
[1 2° /1 suiker;]1
3° gedroogde voedergewassen;
4° zaaizaad;
5° hop;
6° olijfolie en tafelolijven;
7° natuurlijke vezels van vlas en hennep;
8° bananen;
9° wijn;
10° levende planten en producten van de bloementeelt;
11° ruwe tabak;
12° rundvlees;
[2 12° /1 melk en zuivelproducten;]2
13° varkensvlees;
14° schapen- en geitenvlees;
15° eieren;
16° vlees van pluimvee;
17° bijenteelt;
18° zijderupsen
19° aardappelen;
20° cichorei;
21° konijnen.
De minister kan, binnen de sectoren, vermeld in het eerste lid, producten of productgroepen, hierna deelsectoren te noemen, aanduiden, die omwille van hun specifieke eigenschappen een duidelijk af te bakenen onderdeel van de sector vormen.
----------
(1)<BVR 2021-01-08/09, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 08-02-2021>
(2)<BVR 2022-09-16/08, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 23-12-2022>
HOOFDSTUK 2. - Erkenning van producentenorganisaties en unies van producentenorganisaties
Art.3.De producentenorganisatie of unie van erkende producentenorganisaties moet bij de aanvraag tot erkenning aantonen [1 dat de maatschappelijke zetel van de producentenorganisatie of unie van erkende producentenorganisaties op het grondgebied van het Vlaamse Gewest gevestigd is.]1
[2 Met behoud van de toepassing van het eerste lid toont de producentenorganisatie of de unie van producentenorganisaties in de sector melk en zuivelproducten bij de aanvraag tot erkenning aan dat ze een belangrijk deel van haar leden of omzet in het Vlaamse Gewest heeft, conform artikel 1, lid 1, van gedelegeerde verordening (EU) nr. 880/2012 van de Commissie van 28 juni 2012 ter aanvulling van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad wat de grensoverschrijdende samenwerking en de contractuele onderhandelingen van producentenorganisaties in de sector melk en zuivelproducten betreft.]2
----------
(1)<BVR 2016-09-09/09, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 13-10-2016>
(2)<BVR 2022-09-16/08, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 23-12-2022>
Art.4.De minister erkent producentenorganisaties die daarom verzoeken en die voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 154, eerste lid, van Verordening (EU) nr. 1308/2013.
De minister stelt per sector bijkomende erkenningsvoorwaarden vast met betrekking tot het minimum aantal leden of het minimale volume aan vermarktbare productie dat de leden moeten vertegenwoordigen, om versnippering te voorkomen en een efficiënte marktwerking te bevorderen.
Met behoud van toepassing van het tweede lid, kan de minister voor producentenorganisaties die uitsluitend zijn samengesteld uit producenten in een deelsector, vastgesteld overeenkomstig artikel 2, tweede lid, specifieke bijkomende erkenningsvoorwaarden vaststellen met betrekking tot het minimum aantal leden of het minimale volume aan vermarktbare productie binnen die deelsector dat de leden moeten vertegenwoordigen.
[1 De minister kan voor de erkenningscriteria voor de sector melk en zuivelproducten, vermeld in artikel 161, lid 1, van verordening (EU) nr. 1308/2013, aanvullende voorwaarden vaststellen voor de procedure van de erkenningsaanvraag.]1
----------
(1)<BVR 2022-09-16/08, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 23-12-2022>
Art.5.[1 Een producentenorganisatie of een unie van producentenorganisaties [2 , met uitzondering van een producentenorganisatie of een unie van producentenorganisaties in de sector melk en zuivelproducten,]2 kan alleen erkend worden en blijven als ze de juridische vorm van een coöperatieve vennootschap heeft, die aan al de volgende voorwaarden voldoet:
1° de statuten voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 153 van Verordening (EU) nr. 1308/2013;
2° de coöperatieve vennootschap is erkend door de Nationale Raad voor de Coöperatie. ]1
----------
(1)<BVR 2016-09-09/09, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 13-10-2016>
(2)<BVR 2022-09-16/08, art. 4, 005; Inwerkingtreding : 23-12-2022>
Art.6. De minister kan op verzoek unies van producentenorganisaties erkennen die voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 156 van Verordening (EU) nr. 1308/2013.
Unies van producentenorganisaties mogen dezelfde activiteiten uitoefenen als producentenorganisaties.
Art.7.De aanvraag tot erkenning van een producentenorganisatie of een unie van producentenorganisaties wordt ingediend bij de [1 bevoegde entiteit]1.
----------
(1)<BVR 2014-12-19/B3, art. 172, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art.8.Een aanvraag tot erkenning van een producentenorganisatie of unie van producentenorganisaties bevat de volgende elementen:
1° de benaming en rechtspersoonlijkheid van de producentenorganisatie of unie van producentenorganisaties;
[1 1° /1 de verklaring dat de producentenorganisatie is opgericht door de producenten zelf en spreekt uit naam van zijn leden;]1
[1 1° /2 de redenen voor de oprichting van de producentenorganisatie of de unie van producentenorganisaties;]1
2° het statuut van de producentenorganisatie of unie van producentenorganisaties dat voldoet aan de voorwaarden van dit besluit en dat minimaal de volgende elementen bevat:
a) de duur van het lidmaatschap van de producentenorganisatie of unie van producentenorganisaties, die minimaal één jaar bedraagt, en de opzegtermijn van het lidmaatschap;
b) de voorwaarden om lid te worden en te blijven van de producentenorganisatie;
c) de wijze van bestuur en democratische besluitvorming;
d) [1 de doelstellingen]1 van de producentenorganisatie of de unie van producentenorganisaties;
e) het adres van de hoofdzetel van de producentenorganisatie of van de unie van producentenorganisaties;
f) [1 ...]1
g) [2 [3 de voorwaarde dat een aangesloten producent voor elk door hem geproduceerd product, met uitzondering van de producten binnen de sector melk en zuivelproducten, bij niet meer dan één producentenorganisaties is aangesloten;]3;]2
3° het huishoudelijk reglement;
4° een geactualiseerde ledenlijst van de leden van de producentenorganisatie met de geproduceerde hoeveelheden tijdens het afgelopen kalenderjaar;
[2 5° een plan van aanpak;
6° een financieel plan.]2
[2 In de sector melk en zuivelproducten kan voor de unies van erkende producentenorganisaties alleen een erkenning verleend worden als voldaan is aan de voorwaarde, vermeld in artikel 156, lid 2, van verordening (EU) nr. 1308/2013.]2
De minister kan de procedure van de erkenningsaanvraag en de elementen en bewijsstukken die de erkenningsaanvraag moet bevatten om de aanvraag aan de erkenningsvoorwaarden te kunnen toetsen, vastleggen.
----------
(1)<BVR 2016-09-09/09, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 13-10-2016>
(2)<BVR 2022-09-16/08, art. 5, 005; Inwerkingtreding : 23-12-2022>
(3)<BVR 2024-01-26/31, art. 57, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.9.De producentenorganisaties en unies van producentenorganisaties bieden bij de aanvraag tot erkenning aan de [1 bevoegde entiteit]1 voldoende garanties ten aanzien van de verwezenlijking, de duur en de doelmatigheid van hun optreden. Ze tonen aan dat hun werking bijdraagt tot een meer efficiënte werking en concentratie van het aanbod.
----------
(1)<BVR 2014-12-19/B3, art. 173, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art.9/1. [1 De erkenningsaanvraag en alle bewijsstukken worden ingediend bij de bevoegde entiteit.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2022-09-16/08, art. 6, 005; Inwerkingtreding : 23-12-2022>
Art.10.De minister neemt, overeenkomstig artikel 154, vierde lid, a), van Verordening (EU) nr. 1308/2013, binnen een termijn van vier maanden na de ontvangst van [1 een volledige aanvraag]1 een beslissing over de erkenning.
----------
(1)<BVR 2016-09-09/09, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 13-10-2016>
Art.11.Wijzigingen van de statuten, het huishoudelijk reglement of het ledenbestand van producentenorganisaties of unies van producentenorganisaties worden in voorkomend geval jaarlijks meegedeeld aan de [1 bevoegde entiteit]1 vóór 31 januari. Daarbij wordt het ledenbestand van 1 januari van hetzelfde kalenderjaar meegedeeld met de productiehoeveelheden van de nieuwe leden tijdens het afgelopen kalenderjaar.
----------
(1)<BVR 2014-12-19/B3, art. 174, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
HOOFDSTUK 3. - Erkenning van brancheorganisaties
Afdeling 1. - Algemene bepalingen
Art.12.Alleen brancheorganisaties waarvan de hoofdzetel gevestigd is in het Vlaamse [1 ...]1 Gewest en die actief zijn in Vlaamse Gewest, kunnen op hun verzoek erkend worden door de minister.
[1 In het eerste lid wordt verstaan onder hoofdzetel: de maatschappelijke zetel van de rechtspersoon of als het niet om een rechtspersoon gaat, de feitelijke zetel van waaruit de activiteiten worden gestuurd en van waaruit de administratieve verplichtingen van de brancheorganisatie worden gestuurd, en die vermeld staat in de overeenkomst die aan de basis ligt van de brancheorganisatie.]1
----------
(1)<BVR 2016-09-09/09, art. 5, 003; Inwerkingtreding : 13-10-2016>
Art.13.Met behoud van de toepassing van specifieke voorwaarden als vermeld in [1 artikel 18 en 18/1 van dit besluit]1, erkent de minister brancheorganisaties die voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 158 van Verordening (EU) nr. 1308/2013.
----------
(1)<BVR 2022-09-16/08, art. 7, 005; Inwerkingtreding : 23-12-2022>
Art.14. De minister kan de procedure van de erkenningsaanvraag en de elementen en bewijsstukken die de erkenningsaanvraag moet bevatten om de aanvraag aan de erkenningsvoorwaarden te kunnen toetsen, vastleggen.
Art.15.De brancheorganisatie die een erkenningsaanvraag indient, legt een verantwoordingsdossier voor aan de [1 bevoegde entiteit]1 dat bestaat uit:
1° een duidelijke identificatie van de partners, die bestaat uit de naam, het adres en een omschrijving van de activiteit van die partners;
2° het toepassingsgebied van de samenwerking;
3° een omschrijving van de doelstellingen van de samenwerking.
[2 4А een bewijs van een evenwichtige vertegenwoordiging van de organisaties van de toeleveringsketen;
5А een kopie van de statuten;
6А een bewijs dat de brancheorganisatie een aanzienlijk deel van de economische activiteiten vertegenwoordigd.]2
----------
(1)<BVR 2014-12-19/B3, art. 175, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
(2)<BVR 2024-01-26/31, art. 58, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.16.De erkenningsaanvraag en alle bewijsstukken worden ingediend bij de [1 bevoegde entiteit]1.
----------
(1)<BVR 2014-12-19/B3, art. 176, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art.17.[1 Met behoud van de toepassing van specifieke voorwaarden als vermeld in artikel 18 en 18/1 van dit besluit, neemt de minister conform artikel 158, lid 5, a), van verordening (EU) nr. 1308/2013, een beslissing over de erkenning binnen vier maanden nadat hij een volledige aanvraag heeft ontvangen.]1
----------
(1)<BVR 2022-09-16/08, art. 8, 005; Inwerkingtreding : 23-12-2022>
Afdeling 2. - Specifieke sector gebonden voorwaarden voor de tabakssector en sector olijfolie en tafelolijven
Art.18. Met behoud van toepassing van de algemene voorwaarden, vermeld in artikel 13, moeten brancheorganisaties in de sector olijfolie en tafelolijven en de sector tabak voldoen aan de aanvullende voorschriften, vermeld in artikel 162 van Verordening (EU) nr. 1308/2013.
Afdeling 3. [1 - Specifieke sectorgebonden voorwaarden voor melk en zuivelproducten]1
----------
(1)
Art.18/1. [1 Met behoud van de toepassing van de voorwaarden, vermeld in artikel 158 van verordening (EU) nr. 1308/2013, voldoen brancheorganisaties in de sector melk en zuivelproducten aan de voorschriften, vermeld in artikel 163 van de voormelde verordening.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2022-09-16/08, art. 9, 005; Inwerkingtreding : 23-12-2022>
HOOFDSTUK 4. - Uitbreiding van regels en verplichte betalingen van niet-leden
Afdeling 1. - Uitbreiding van voorschriften
Art.19.[1 Als een producentenorganisatie, een unie van producentenorganisaties of een brancheorganisatie die werkzaam is in het Vlaamse Gewest en die erkend is in het Vlaamse Gewest, of in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest of het Waalse Gewest,]1 verzoekt om uitbreiding van regels, kan de Vlaamse Regering bepaalde overeenkomsten of besluiten van die organisatie of unie voor een beperkte periode bindend verklaren voor andere marktdeelnemers of groeperingen van marktdeelnemers die in het Vlaamse Gewest werken in de betrokken sector of deelsector en die niet bij de organisatie of unie zijn aangesloten.
De [1 Vlaamse]1 Regering kan de regels alleen bindend verklaren als voldaan is aan de voorwaarden, vermeld in artikel 164 van Verordening (EU) nr. 1308/2013.
De Vlaamse Regering kan op eigen initiatief of op verzoek van belanghebbenden een besluit als vermeld in het eerste lid, sneller opheffen dan in dat besluit vermeld is, als de erkende producentenorganisatie, de erkende unie van producentenorganisaties of de erkende brancheorganisatie die de overeenkomsten, besluiten of onderling afgestemde feitelijke gedragingen heeft gesloten, niet langer representatief is of de erkenning heeft verloren.
----------
(1)<BVR 2016-09-09/09, art. 7, 003; Inwerkingtreding : 13-10-2016>
Art.20. De verzoekende organisatie dient een aanvraag in bij de minister met minimaal volgende elementen:
1° identificatie van de organisatie;
2° bewijs van werkzaamheid in het Vlaamse Gewest;
3° bewijs van representativiteit;
4° voorschriften die ze algemeen bindend wil verklaren en de motivering daarvoor;
5° de gewenste periode van toepassing en de motivering daarvoor.
De minister legt de aanvraag voor aan de leden van de Vlaamse Regering met het oog op de uitbreiding van de voorschriften en het algemeen bindend verklaren.
Art.21. De Vlaamse Regering neemt binnen vier maanden na de ontvangst van een aanvraag als vermeld in artikel 20, een beslissing over de toelating van de algemeen bindend verklaarde regels en specificeert minstens de volgende elementen:
1° sector of in voorkomend geval deelsector, en toepassingsgebied;
2° periode van toepassing;
3° lijst van overeenkomsten, besluiten of onderling afgestemde feitelijke gedragingen die bindend verklaard moeten worden.
De overeenkomsten of besluiten die algemeen bindend worden verklaard, worden als bijlage bij het besluit van de Vlaamse Regering dat de overeenkomsten of besluiten algemeen bindend verklaart, gevoegd.
Afdeling 2. - Financiële bijdragen van niet-leden
Art.22.Als de voorschriften [1 van een producentenorganisatie, een unie van producentenorganisaties of een brancheorganisatie die werkzaam is in het Vlaamse Gewest en die erkend is in het Vlaamse Gewest, of in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest of het Waalse Gewest,]1 worden uitgebreid naar niet-leden, met toepassing van afdeling 1, en de activiteiten waarop die voorschriften van toepassing zijn, van algemeen economisch belang zijn voor de personen van wie de activiteiten verband houden met de producten in kwestie, kan de Vlaamse Regering, op vraag van de betrokken organisatie die de uitbreiding van de regels voor niet-leden vraagt en na consultatie van alle belanghebbenden, besluiten dat ook niet bij de organisatie of de unie aangesloten personen of groepen die voordeel hebben bij de activiteiten, de volle financiële bijdrage die de leden betalen of een gedeelte daarvan aan de organisatie of de unie moeten betalen, voor zover die financiële bijdragen bestemd zijn voor de kosten die rechtstreeks uit de betrokken activiteiten voortvloeien.
[2 Elke organisatie die met toepassing van dit artikel bijdragen van niet-leden ontvangt, stelt op verzoek van een lid of een niet-lid dat financieel bijdraagt aan de activiteiten van de organisatie, de delen van haar jaarlijkse begroting beschikbaar die betrekking hebben op de uitoefening van de activiteiten, vermeld in afdeling 1.]2
----------
(1)<BVR 2016-09-09/09, art. 8, 003; Inwerkingtreding : 13-10-2016>
(2)<BVR 2024-01-26/31, art. 59, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.23. De organisatie in kwestie legt aan de minister een aanvraag voor met minimaal de volgende elementen:
1° identificatie van de organisatie;
2° bewijs van algemeen economisch belang en voordeel van de met toepassing van afdeling 1 algemeen bindend verklaarde regels voor niet-leden van de organisatie;
3° bedrag dat gevraagd zal worden aan niet-leden en een verantwoording voor dat bedrag aan de hand van bewijzen die de kostprijs staven van de activiteiten die aanleiding geven tot het voordeel van de algemeen bindend verklaarde regels voor niet-leden;
4° de gewenste periode van toepassing en de motivering.
De minister legt het dossier voor aan de leden van de Vlaamse Regering.
Art.24. De Vlaamse Regering neemt binnen zes maanden na de ontvangst van een aanvraag als vermeld in artikel 23, een beslissing over het toelaten van het eisen van financiële bijdragen van niet-leden en specificeert in een besluit van de Vlaamse Regering volgende elementen.
1° sector of deelsector en toepassingsgebied;
2° periode van toepassing;
3° hoogte van de financiële bijdrage en wijze van inning.
De Vlaamse Regering kan een besluit als vermeld in artikel 24, gelijktijdig nemen met een besluit als vermeld in artikel 21, dat de voorschriften algemeen bindend verklaart en waarop de verplichte financiële bijdrage van niet-leden betrekking heeft.
Met behoud van de toepassing van artikel 19, derde lid, kan een besluit als vermeld in dit artikel worden opgeheven als de organisatie in kwestie niet langer representatief is of als de verantwoording voor het verruimen van de bijdrageplicht niet langer van toepassing is.
Art.25.[1 Op verzoek van de bevoegde entiteit]1 legt de organisatie die op grond van een besluit als vermeld in artikel 24, bijdragen ontvangt van niet-leden, de boekhouding ter controle voor. [1 De bevoegde entiteit kan]1 bijkomende stukken opvragen om te controleren of de voorwaarden, vermeld in artikel 23, nageleefd worden.
De minister kan de procedurele aspecten van de controle bepalen.
----------
(1)<BVR 2014-12-19/B3, art. 177, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
HOOFDSTUK 5.
Art.26.
<Opgeheven bij BVR 2014-12-19/B3, art. 178, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
HOOFDSTUK 6. - Algemene intrekkings- en schorsingsbepalingen
Art.27. De minister kan een erkenning, verleend op grond van dit besluit, schorsen als de voorwaarden voor erkenning, vermeld in Verordening (EG) nr. 1308/2013 of in dit besluit, tijdelijk niet meer vervuld zijn. De erkenning wordt geschorst voor de duur van de onregelmatigheid. De schorsing bedraagt maximaal een aaneengesloten periode van twaalf maanden. Als na die periode de voorwaarden voor erkenning niet opnieuw vervuld zijn, gaat de minister over tot opheffing van de erkenning, met toepassing van artikel 28, 1°, van dit besluit.
Art.28. De minister kan een erkenning, een uitbreiding van regels of een eis tot financiële bijdrage van niet-leden als vermeld in dit besluit geheel of gedeeltelijk opheffen als:
1° de voorwaarden voor de erkenning, de uitbreiding van regels of de eis tot financiële bijdrage van niet-leden, vermeld in Verordening (EG) nr. 1308/2013 of in dit besluit, niet meer vervuld zijn;
2° de controles, vermeld in verordening (EG) 1308/2013 of in dit besluit, worden belemmerd of verhinderd.
HOOFDSTUK 7. - Slotbepaling
Art. 29. De Vlaamse minister, bevoegd voor het landbouwbeleid en de zeevisserij, is belast met de uitvoering van dit besluit.