Details





Titel:

5 DECEMBER 2014. - Besluit van de Vlaamse Regering houdende de toepassing van geïntegreerde gewasbescherming door professionele gebruikers van gewasbeschermingsmiddelen(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 13-01-2015 en tekstbijwerking tot 13-03-2024)



Inhoudstafel:


Art. 1-12
BIJLAGE.
Art. N



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

2017020476 



Artikels:

Artikel 1. Dit besluit voorziet in de gedeeltelijke omzetting van richtlijn 2009/128/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van een kader voor communautaire actie ter verwezenlijking van een duurzaam gebruik van pesticiden.

Art.2. In dit besluit wordt verstaan onder:
  1° geïntegreerde gewasbescherming: de zorgvuldige afweging van alle beschikbare gewasbeschermingsmethoden, gevolgd door de integratie van passende maatregelen die de ontwikkeling van populaties van schadelijke organismen tegengaan, het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en andere vormen van interventie tot economisch en ecologisch verantwoorde niveaus beperkt houden en het risico voor de gezondheid van de mens en voor het milieu tot een minimum beperken. Bij de geïntegreerde gewasbescherming ligt de nadruk op de groei van gezonde gewassen, waarbij de landbouwecosystemen zo weinig mogelijk worden verstoord en natuurlijke plaagbestrijding wordt aangemoedigd;
  2° minister: de Vlaamse minister, bevoegd voor de landbouw;
  3° gewasbeschermingsmiddel: een gewasbeschermingsmiddel als vermeld in artikel 2 van verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad;
  4° professionele gebruiker: een persoon die in het kader van de activiteiten bedoeld in artikel 3, § 1, van het decreet van 28 juni 2013 betreffende het landbouw- en visserijbeleid gewasbeschermingsmiddelen gebruikt in het kader van zijn beroepsactiviteiten, met inbegrip van bedieners van toepassingsapparatuur, technici, werkgevers en zelfstandigen;
  5° waarschuwingsdienst: een dienst die op basis van wetenschappelijk onderzoek niet commercieel gebonden waarschuwingsberichten inzake geïntegreerde gewasbescherming verspreidt.

Art.3.[1Het Agentschap Landbouw en Zeevisserij, vermeld in artikel 29/1, eerste lid, 2А, van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005 met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie, wordt aangewezen als bevoegde entiteit, vermeld in dit besluit.]1
  ----------
  (1)<BVR 2024-01-26/31, art. 65, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.4.Dit besluit is alleen van toepassing op pesticiden die gewasbeschermingsmiddelen zijn. Dit besluit is niet van toepassing op de biologische productiemethode die is geregeld bij [1 verordening (EU) 2018/848 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad]1.
  ----------
  (1)<BVR 2024-01-26/31, art. 66, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.5. Alle professionele gebruikers van gewasbeschermingsmiddelen moeten de algemene beginselen van geïntegreerde gewasbescherming, vermeld in de bijlage die bij dit besluit is gevoegd, toepassen.
  De bevoegde entiteit stelt voor de professionele gebruiker gewas- of sectorspecifieke richtsnoeren op die gebaseerd zijn op de algemene beginselen, vermeld in het eerste lid. Een professionele gebruiker die die richtsnoeren volgt, voldoet aan de algemene beginselen.

Art.6. Elke professionele gebruiker van gewasbeschermingsmiddelen moet zich registreren bij een erkend controleorgaan als vermeld in artikel 7.

Art.7. § 1. De minister erkent controleorganen die de toepassing van de algemene beginselen van geïntegreerde gewasbescherming door de professionele gebruikers van gewasbeschermingsmiddelen controleren.
  Om erkend te worden moet het controleorgaan aan de volgende voorwaarden voldoen:
  1° beschikken over een geldige erkenning door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen als vermeld in artikel 10 van het koninklijk besluit van 14 november 2003 betreffende autocontrole, meldingsplicht en traceerbaarheid in de voedselketen;
  2° beschikken over personeel met een grondige kennis van geïntegreerde gewasbescherming.
  De erkenningsaanvraag wordt ingediend bij de bevoegde entiteit.
  De minister kan de inhoud van de erkenningsaanvraag en de procedure bepalen.
  De minister kan de erkenning schorsen of opheffen als de erkenningsvoorwaarden, vermeld in het tweede lid, niet langer vervuld zijn, of als de opdrachten, vermeld in artikel 8, herhaaldelijk niet correct uitgevoerd zijn.
  § 2. De minister kan toestaan dat professionele gebruikers zich aansluiten bij controleorganen die niet erkend zijn in het Vlaamse Gewest, op voorwaarde dat die controleorganen beschikken over een erkenning die met hetzelfde doel is uitgereikt in het Waalse Gewest, het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest of andere Europese lidstaat en die voldoet aan dezelfde kwaliteitscriteria als de criteria, vermeld in dit besluit.
  Om als gelijkwaardig beschouwd te kunnen worden, dient een controleorgaan als vermeld in het eerste lid, of de professionele gebruiker die aangesloten is bij dat controleorgaan, de nodige bewijsstukken die de gelijkwaardigheid aantonen, in bij de bevoegde entiteit.
  In afwijking van het tweede lid kan de minister bepalen dat erkenningen uitgereikt in het Waalse Gewest of het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest als gelijkwaardig worden beschouwd, op voorwaarde dat ze voldoen aan kwaliteitscriteria als vermeld in het eerste lid.
  De minister kan een lijst vaststellen van buitenlandse controleorganen die als gelijkwaardig worden beschouwd aan de controleorganen die erkend zijn conform paragraaf 1.

Art.8. Een controleorgaan als vermeld in artikel 7, voert de volgende opdrachten uit:
  1° een lijst bijhouden van de professionele gebruikers van gewasbeschermingsmiddelen die geregistreerd zijn bij het controleorgaan. Die lijst bevat minstens de volgende identificatiegegevens:
  a) de voor- en achternaam van de professionele gebruiker of van de verantwoordelijke als het een rechtspersoon betreft, zijn adres en eventueel zijn telefoonnummer en e-mailadres;
  b) in voorkomend geval het ondernemingsnummer;
  c) in voorkomend geval het nummer van de fytolicentie P2 of P3, vermeld in het koninklijk besluit van 19 maart 2013 ter verwezenlijking van een duurzaam gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en toevoegingsstoffen;
  2° aan de bevoegde entiteit jaarlijks voor 31 maart van het jaar dat volgt op de controles de lijst voorleggen van de geregistreerde professionele gebruikers met de resultaten van de uitgevoerde controles;
  3° de bevoegde entiteit onmiddellijk op de hoogte brengen van inbreuken;
  4° het personeel dat de controles uitvoert, jaarlijks bijscholen door deelname aan een bijscholing die georganiseerd wordt door de bevoegde entiteit.

Art.9.De professionele gebruikers kunnen beschikken over adviesdiensten voor geïntegreerde gewasbescherming.
  Een waarschuwingsdienst van een praktijkcentrum wordt automatisch in aanmerking genomen als adviesdienst, tenzij aangetoond kan worden dat hij niet voldoet aan de voorwaarden, vermeld in het vierde lid.
  [1 In het tweede lid wordt verstaan onder praktijkcentrum: een praktijkcentrum dat deelneemt aan een samenwerkingsverband wetenschappelijk en praktijkgericht onderzoek over de plantaardige sector dat erkend is conform het besluit van de Vlaamse Regering van 10 februari 2017 houdende de erkenning van samenwerkingsverbanden in het wetenschappelijk en praktijkgericht onderzoek over de sectoren en de activiteiten, vermeld in artikel 3 van het decreet van 28 juni 2013 betreffende het landbouw- en visserijbeleid.]1
  Andere waarschuwingsdiensten dan de waarschuwingsdiensten van de praktijkcentra kunnen in aanmerking genomen worden als adviesdienst op voorwaarde dat:
  1° het waarschuwingssysteem wetenschappelijk onderbouwd is;
  2° het waarschuwingssysteem niet gepaard gaat met commerciële belangen;
  3° de waarschuwingen objectief zijn;
  4° het waarschuwingssysteem aangepast is aan de Vlaamse omstandigheden en aan de goede landbouwkundige praktijk.
  Om in aanmerking genomen te worden dient een andere waarschuwingsdienst als vermeld in het vierde lid, een verzoek in bij de bevoegde entiteit. Na onderzoek plaatst de bevoegde entiteit de adviesdiensten op de website van de Vlaamse overheid, alsook de adviesdiensten die waarschuwingsdiensten zijn van praktijkcentra als vermeld in het tweed lid.
  ----------
  (1)<BVR 2021-02-12/08, art. 25, 002; Inwerkingtreding : 05-03-2021>

Art.10. De bevoegde entiteit staat in voor de gevolgen van de vaststellingen van de controleorganen conform de bepalingen van het decreet van 28 juni 2013 betreffende het landbouw- en visserijbeleid.

Art.11. Dit besluit treedt in werking op de dag na de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.

Art.12. De Vlaamse minister, bevoegd voor de landbouw, is belast met de uitvoering van dit besluit.

BIJLAGE.
Art. N. Algemene beginselen van geïntegreerde gewasbescherming als vermeld in artikel 5, eerste lid
  1. De voorkoming of vernietiging van schadelijke organismen moet worden bewerkstelligd door een of meer van de volgende maatregelen:
  a) gewasrotatie;
  b) gebruik van adequate teeltechnieken, bijvoorbeeld vals-zaaibedtechniek, zaaitijd en -dichtheid, onderzaaien, conserverende bodembewerking, snoeien en direct inzaaien;
  c) gebruik, waar passend, van resistente of tolerante cultivars en standaard- of gecertificeerd zaai- en plantgoed;
  d) gebruik van evenwichtige bemesting, kalkbemesting en irrigatie- of drainagepraktijken;
  e) voorkomen van de verspreiding van schadelijke organismen met hygiënemaatregelen, bijvoorbeeld door een regelmatige reiniging van machines en apparatuur;
  f) bescherming en bevordering van belangrijke nuttige organismen, bijvoorbeeld door adequate beheersmaatregelen of het gebruik van ecologische infrastructuur in en buiten de productiegebieden.
  2. Schadelijke organismen moeten worden gemonitord met passende methoden en instrumenten, als die beschikbaar zijn. Tot die instrumenten behoren, waar mogelijk, veldobservaties en wetenschappelijk verantwoorde waarschuwingsdiensten, voorspellings- en vroegdiagnosesystemen, alsook het ter harte nemen van advies van gekwalificeerde beroepsadviseurs.
  3. Op grond van de resultaten van de monitoring moet de professionele gebruiker besluiten of en wanneer hij beheersmaatregelen treft. Strenge en wetenschappelijk verantwoorde drempelwaarden zijn essentiële componenten bij de besluitvorming. Waar mogelijk moet vóór de behandeling van schadelijke organismen rekening worden gehouden met drempelwaarden die zijn vastgesteld voor de regio, voor specifieke gebieden, voor gewassen of voor bijzondere klimatologische omstandigheden .
  4. Duurzame biologische, fysische, en andere niet-chemische methoden verdienen de voorkeur boven chemische methoden als de schadelijke organismen daarmee op bevredigende wijze worden bestreden. Onder niet-chemische methoden wordt verstaan: methoden die een alternatief vormen voor chemische gewasbeschermingsmiddelen voor gewasbescherming en die berusten op landbouwtechnieken als vermeld in punt 1, of op fysische, mechanische of biologische bestrijdingsmethoden.
  5. De gebruikte gewasbeschermingsmiddelen moeten zo doelgericht mogelijk zijn en zo min mogelijk neveneffecten hebben voor de menselijke gezondheid, niet-doelwitorganismen en het milieu.
  6. De professionele gebruiker moet het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en andere vormen van ingrijpen beperken tot een noodzakelijk niveau, bijvoorbeeld door kleinere doses, een lagere toepassingsfrequentie of gedeeltelijke toepassingen, op grond van de overweging dat het risico voor de gewassen aanvaardbaar is en de gewasbeschermingsmiddelen de kans op resistentie van de populaties schadelijke organismen niet verhogen.
  7. Als het risico op resistentie tegen een beheersmaatregel bekend is en als het niveau van schadelijke organismen dusdanig is dat verschillende toepassingen van gewasbeschermingsmiddelen op de gewassen noodzakelijk zijn, moeten de beschikbare strategieën ter voorkoming van resistentie worden uitgevoerd om de werking van de producten te behouden. Dat kan het gebruik van diverse gewasbeschermingsmiddelen met verschillende werking inhouden.
  8. Op basis van de registers over het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en van de monitoring van schadelijke organismen moet de professionele gebruiker zich een oordeel vormen over het succes van de toegepaste beheersmaatregelen. De registers moeten ter beschikking zijn van de bevoegde diensten.