11 MAART 1999. - Decreet betreffende de milieuvergunning (NOTA : art. 14 ; 15 ; 16 ; 18 ; 19 ; 20 ; 23 ; 35 ; 37 ; 38 ; 40 ; 45 ; 50 ; 53 ; 55 ; 58 ; 60 ; 65 ; 70 ; 71 ; 76quater ; 82 ; 84 ; 85 ; 86 ; 92 ; 93 ; 94 ; 94bis ; 95 ; 176 ; 177 gewijzigd met ingang op een onbepaalde datum bij DWG2018-05-24/14, art. 3 en z., 036; Inwerkingtreding : onbepaald ) (VERTALING) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 08-06-1999 en tekstbijwerking tot 24-01-2025)
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Afdeling 1. - Begripsomschrijving.
Art. 1
Afdeling 2. - Toepassingsgebied.
Art. 2-3, 3bis
Afdeling 3. - Algemene, sectorale, integrale en specifieke normen.
Art. 4-7, 7bis, 8, 8bis, 9
Afdeling 4. - Grondslag van de verplichting tot vergunning of aangifte.
Art. 10-12
Afdeling 5. - Bevoegde overheid.
Art. 13, 13bis
HOOFDSTUK II. - Stelsel van de aangifte.
Art. 14-15
HOOFDSTUK III. - Procedure voor de toekenning van de milieuvergunning.
Afdeling 1. - Aanvraag.
Art. 16-23
Afdeling 2. - Openbaar onderzoek.
Art. 24-29
Afdeling 3. - Advies.
Art. 30-34
Afdeling 4. - Beslissing.
Art. 35-38
Afdeling 5. - Vereenvoudigde procedure.
Art. 39
HOOFDSTUK IV. - Beroep.
Art. 40-41
HOOFDSTUK V. - Verbouwing en uitbreiding van een ingedeelde inrichting.
Art. 42
HOOFDSTUK VI. - Mobiele inrichtingen.
Art. 43-44
HOOFDSTUK VII. - Inhoud en gevolgen van de milieuvergunning.
Afdeling 1. - Inhoud van de beslissing.
Art. 45
Afdeling 2. - Gevolgen van de vergunning.
Art. 46-49
Afdeling 3. - Geldigheidsduur van de vergunning.
Art. 50-52
Afdeling 4. - Tenuitvoerlegging van de vergunning.
Art. 53-54
HOOFDSTUK VIII. - Exploitatienormen en verplichtingen van de exploitant.
Afdeling 1. - Exploitatienormen.
Art. 55, 55bis, 56, 56bis
Afdeling 2. - Verplichtingen van de exploitant.
Art. 57-59, 59bis, 59quater, 59quinquies
Afdeling 3. - Verandering van exploitant.
Art. 60
HOOFDSTUK IX. - Toezicht en administratieve maatregelen.
Afdeling 1. - Toezicht en inspectie.
Art. 61-63
Afdeling 2. - Maatregelen inzake de administratieve politie.
Onderafdeling 1. - Gevolgen voor de vergunning als er geen overtreding is.
Art. 64-70
Onderafdeling 2. - Gevolgen voor de inrichting als er geen overtreding is.
Art. 71
Onderafdeling 3. - Gevolgen voor de vergunning of de aangifte in geval van overtreding.
Art. 72-73
Onderafdeling 4. - Gevolgen voor de inrichting in geval van overtreding.
Art. 74-75
Afdeling 3. - Administratieve boetes.
Art. 76
Afdeling 4. - [1 Verplichting tot periodieke kennisgeving van milieugegevens.]1
Art. 76bis, 76ter, 76quater
HOOFDSTUK X. - Straffen.
Art. 77-80
HOOFDSTUK XI. - Eenmalige vergunning.
Afdeling 1. - Toepassingsveld en bevoegde overheid.
Art. 81
Afdeling 2. - Aanvraag, openbaar onderzoek en advies.
Art. 82-86, 86bis, 87-92
Afdeling 3. - Beslissing.
Art. 93-94, 94bis
Afdeling 4. - Beroep.
Art. 95
Afdeling 5. - Bijzondere bepalingen voor gemengde projecten die een wijziging van de gemeentewegen inhouden.
Art. 96
Afdeling 6. - Slotbepalingen.
Art. 97
HOOFDSTUK XII. - Opheffings- en wijzigingsbepalingen.
Afdeling 1. - Waals Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedebouw en Patrimonium.
Art. 98-99
Afdeling 2. - Water.
Art. 100-138
Afdeling 3. - Afvalstoffen.
Art. 139, 139bis, 140-169
Afdeling 4. - Effectrapportering.
Art. 170
Afdeling 5. - Ontplofbare stoffen.
Art. 171
Afdeling 6. - Steenbergen.
Art. 172-173
Afdeling 7. - Natuurparken.
Art. 174
Afdeling 8. - Vervoer van gevaarlijke producten en exploitatie van ondergrondse bergruimten in site bestemd voor gasopslag.
Art. 175
HOOFDSTUK XIII. - Slot- en overgangsbepalingen.
Art. 176-181, 181bis, 181ter, 182-183, 183bis, 183ter, 183quater
1888050501 1956052802 1965041214 1971032613 1975071802 1984900200 1985023482 1985023997 1986027005 1986053007 1990027778 1990027827 1991027531 1996027438
2002027083 2002027814 2002027815 2002027817 2002027818 2002027956 2002028096 2002028133 2002028202 2003027133 2003027135 2003027138 2003027139 2003027212 2003027271 2003027283 2003027290 2003027304 2003027316 2003027327 2003027328 2003027331 2003027332 2003027341 2003027364 2003027365 2003027366 2003027568 2003200305 2003200306 2003200307 2003200308 2003200309 2003200310 2003200311 2003200312 2003200313 2003200314 2003200315 2003200316 2003200317 2003200319 2003200320 2003200321 2003200322 2003200323 2003200324 2003200325 2003200361 2003200825 2003201104 2003201261 2003201262 2003201474 2003201475 2003201612 2003201651 2003201652 2003A27572 2003A31005 2004027005 2004027025 2004200358 2004201531 2004201891 2004202632 2004202633 2005200935 2005200936 2005201267 2005201476 2005201988 2005201989 2005203171 2005203252 2005203273 2005203361 2006200052 2006200054 2006200055 2006200056 2006200057 2006200058 2006200059 2006200060 2006200061 2006200062 2006200099 2006200100 2006201750 2006202645 2006203965 2006203966 2006203967 2007000505 2007027046 2007027185 2007200170 2007200250 2007200263 2007200264 2007200265 2007200266 2007200267 2007200268 2007200269 2007200271 2007200539 2007200811 2007201502 2007201520 2007202034 2007202036 2007202436 2007202542 2007202543 2007202544 2007202867 2007203372 2007203373 2007203537 2007203628 2008027015 2008200591 2008200593 2008202281 2008202354 2008202836 2008203665 2008203758 2008204398 2008204829 2008204830 2008204831 2008204832 2009027025 2009027026 2009027058 2009027153 2009027154 2009027156 2009027163 2009200009 2009200146 2009201064 2009201569 2009201609 2009203047 2009204053 2010027231 2010027235 2010202330 2010202833 2010203172 2010204340 2010205463 2011027149 2011200331 2011201302 2011201915 2011204089 2012027150 2012027152 2012200694 2012202884 2012206410 2012207581 2013027126 2013027127 2013027128 2013027129 2013027130 2013027135 2013027176 2013201393 2013201394 2013201395 2013201396 2013201801 2013204348 2013205373 2013205941 2014027017 2014200768 2014200769 2014201510 2014203388 2014203906 2014203909 2014204440 2014204623 2014206957 2015027020 2015203610 2015205932 2016205979 2016206423 2016206424 2017020301 2017202097 2017204855 2018014221 2018014305 2018014330 2018205293 2019010940 2019014388 2019014813 2019014846 2019015411 2019015412 2019015413 2019015414 2019015415 2019015416 2019015417 2019015418 2019015419 2019015420 2019015421 2019015422 2019015423 2019015424 2019015425 2019015426 2019015427 2019015428 2019015429 2019015430 2019015431 2019015432 2019015433 2019015434 2019015435 2019015436 2019015437 2019015438 2019030089 2019200752 2019200781 2019201646 2019202967 2019204179 2019205140 2019205241 2021031141 2021031919 2021031922 2021032704 2022015149 2022020285 2022020286 2022034179 2022034181 2022201215 2023200772 2024006587 2024007204 2024007209
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Afdeling 1. - Begripsomschrijving.
Artikel 1.Voor de toepassing van dit decreet wordt verstaan onder :
1° milieuvergunning : beslissing van de bevoegde overheid op grond waarvan een exploitant gedurende een bepaalde tijd en onder bepaalde voorwaarden een inrichting van eerste of tweede klasse mag exploiteren, verplaatsen, verbouwen of uitbreiden;
2° aangifte : handeling waarbij de aangever de bevoegde overheid op de bij dit decreet bepaalde wijze in kennis stelt van zijn bedoeling een inrichting van klasse 3 te exploiteren;
3° [6 inrichting : technische en geografische eenheid waarbij één of meerdere ingedeelde installaties en/of activiteiten voor de milieubescherming betrokken zijn, evenals elke andere installatie en/of activiteit die daar rechtstreeks verband mee houdt en die effecten zou kunnen hebben op de emissies en de verontreiniging. Een inrichting waarbij één of meerdere ingedeelde installaties of activiteiten betrokken zijn in de nabijheid van gelijksoortige installaties of activiteiten maar zonder dat ze op materieel of functioneel vlak onderling afhankelijk zijn, vormt een op zich staande inrichting;]6
4° tijdelijke inrichting : inrichting die tijdelijk is van wege haar aard en waarvan de vaste exploitatie niet langer duurt dan :
a. (drie jaar als het gaat :
1. om een inrichting die nodig is voor een bouwwerf;
2. om een inrichting die bestemd is voor de delving of de valorisatie van sierrotsen uit een reeds geëxploiteerde of in exploitatie zijnde groeve en die nodig is voor een werf met het oog op de renovatie, ombouw, uitbreiding of wederopbouw van een onroerend goed met inachtneming van de bebouwde site;
3. om de behoorlijk vergunde verbouwing of uitbreiding van een groeve en, in voorkomend geval, van de bijhorigheden ervan, ten einde in te spelen op tijdelijke behoeften van algemeen belang.) <DWG 2002-07-04/41, art. 12, 005; Inwerkingtreding : 01-10-2002>
b. de termijn voor de sanering van de plaats als de inrichting bestemd is voor de sanering van een verontreinigde site;
c. drie maanden of een kortere termijn die de Regering bepaalt voor inrichtingen die zij aanwijst;
5° proefinrichting : inrichting die niet langer dan zes maanden mag functioneren en uitsluitend of voornamelijk gebruikt wordt om nieuwe methodes of producten tot stand te brengen of te testen;
6° mobiele inrichting : door de Regering aangewezen installatie die is ontworpen om op verschillende plaatsen te worden geëxploiteerd en niet langer dan één jaar op dezelfde site;
7° exploitatie : bouw, indienststelling, behoud, instandhouding, onderhoud of gebruik van een inrichting;
8° exploitant : persoon die een ingedeelde inrichting exploiteert of voor wiens rekening een ingedeelde inrichting wordt geëxploiteerd; bij de procedure voor de vergunningsafgifte wordt de aanvrager gelijkgesteld met de exploitant;
9° aangever : persoon die een aangifte doet;
10° project : inrichting waarvoor een milieuvergunning of een aangifte vereist is;
11° gemengd project : project waarvan bij de indiening van de vergunningsaanvraag blijkt dat [5 enkel]5 een milieu- of een stedebouwvergunning vereist is voor de uitvoering ervan;
12° eenmalige vergunning : beslissing van de bevoegde overheid m.b.t. een gemengd project, gegeven na afloop van de procedure bedoeld in hoofdstuk XI en gelijkstaand met de milieuvergunning in de zin van artikel 1, 1°, van dit decreet en met de stedebouwvergunning in de zin [7 van artikel D.IV.4 van het Wetboek]7;
13° sanering : geheel van handelingen om de inrichting weer in het leefmilieu te integreren, rekening houdende met het feit dat de nieuwe bestemming ervan een functioneel gebruik betreft, en/of om gevaar voor verontreiniging vanaf de inrichting te voorkomen; [3 het herstel is, wat de bodem betreft, het herstel dat resulteert uit de verplichtingen [8 bedoeld in artikel 19 van het decreet van 1 maart 2018 betreffende bodembeheer en bodemsanering]8;]3
14° dossier van de milieu-effectrapportering : korte uiteenzetting van de rapportering of effectonderzoek vereist krachtens de wetgeving op de organisatie van de milieu-effectrapportering in het Waalse Gewest;
15° bevoegde overheid : overheid die bevoegd is om de aangifte in ontvangst te nemen of om de milieuvergunning af te geven;
16° technisch ambtenaar : de door de Regering aangewezen ambtenaar/ambtenaren;
17° [7 Wetboek : het Waalse Wetboek van Ruimtelijke ontwikkeling;]7
18° gemachtigd ambtenaar : de door de Regering gemachtigde ambtenaar, in de zin van het [7 "het Wetboek"]7;
19° beste beschikbare technieken [4 hierna BBT genoemd]4 : meest doeltreffende en gevorderde ontwikkelingsfase van de installaties en activiteiten, alsmede van de wijze waarop ze ontworpen, gebouwd, geëxploiteerd [4 , onderhouden en stilgelegd worden]4, waarbij aangetoond wordt dat de specifieke technieken in princiep geschikt zijn om als grondslag te dienen voor de emissiegrenswaarden [4 en andere exploitatievoorwaarden]4 ter voorkoming en, als dit onmogelijk blijkt te zijn, ter algemene beperking van de emissies en van de weerslag ervan op het milieu in het algemeen, voor zover deze technieken tot stand gebracht worden op een schaal waarop ze in de betrokken industriesector toegepast kunnen worden met inachtneming van haalbare technisch-economische normen [4 , los van het feit dat die technieken al dan niet op het grondgebied van het Waalse Gewest aangewend of geproduceerd worden,]4 en voor zover ze in normale omstandigheden toegankelijk zijn. [4 Onder beste technieken wordt verstaan de technieken die het meest doeltreffend zijn voor het bereiken van een hoog algemeen niveau van bescherming van het milieu in zijn geheel.]4
[1 De elementen die in aanmerking genomen moeten worden bij de bepaling van de best beschikbare technieken, met inachtneming van de kosten en baten die uit een actie kunnen voortvloeien en met de voorzorgs- en preventiebeginselen, zijn :
a. de aanwending van technieken die weinig afval voortbrengen;
b. het gebruik van minder gevaarlijke stoffen;
c. de ontwikkeling van de technieken tot terugwinning en recyclage van de stoffen voortgebracht en gebruikt in het proces en van de afvalstoffen, in voorkomend geval;
d. de vergelijkbare exploitatieprocessen, -uitrustingen of -wijzen die met succes op industriële schaal geëxperimenteerd werden;
e. de technische vooruitgangen en de evolutie van de wetenschappelijke kennis;
f. de aard, de gevolgen en het volume van bedoelde emissies;
g. de data van inbedrijfstelling van de inrichtingen;
h. de duur die nodig is voor het tot stand brengen van een best beschikbare techniek;
i. het verbruik en de aard van de grondstoffen (water incluis) gebruikt in het proces en de energetische doeltreffendheid;
j. de noodzaak tot voorkoming of beperking tot een minimum van de globale weerslag van de emissies en van de risico's voor het leefmilieu;
k. de noodzaak tot voorkoming van ongevallen en tot vermindering van de gevolgen ervan voor het leefmilieu;
l. de informatie bekendgemaakt door de Europese commissie m.b.t. tot de best beschikbare technieken, de desbetreffende controlevoorschriften en de evolutie ervan of de internationale organisaties [4 openbare]4; ]1
[4 19°bis BBT-conclusies : een document bestaande uit die delen van een BBT-referentiedocument met de conclusies over beste beschikbare technieken, de beschrijving ervan, gegevens ter beoordeling van de toepasselijkheid ervan, de met de beste beschikbare technieken geassocieerde emissieniveaus, de daarmee verbonden monitoring, de daarmee verbonden consumptieniveaus en, in voorkomend geval, toepasselijke terreinsaneringsmaatregelen; ]4
[4 19°ter BBT-referentiedocument : een document dat het resultaat is van de georganiseerde uitwisseling van informatie tussen de Lidstaten van de Europese Unie, de betrokken industriesectoren, de niet-gouvernementele organisaties die zich voor milieubescherming inzetten en dat is opgesteld voor welomschreven activiteiten en met name een beschrijving geeft van toegepaste technieken, huidige emissies en consumptieniveaus, technieken die in overweging worden genomen voor de bepaling van beste beschikbare technieken, alsmede BBT-conclusies en eventuele technieken in opkomst, met bijzondere aandacht voor de in artikel 1, 19°, vermelde criteria;]4
20° verontreiniging : het rechtstreeks of onrechtstreeks introduceren, via menselijke activiteiten, van stoffen, trillingen, warmte, lawaai in water, lucht of bodem, hetgeen de menselijke gezondheid of de milieukwaliteit kan schaden, goederen kan beschadigen, de erkenning van het milieu of andere legitieme gebruiken ervan kan benadelen of verhinderen;
[4 20°bis stof : een chemisch element en de verbindingen daarvan, met uitzondering van de volgende stoffen :
a) radioactieve stoffen als omschreven in artikel 2, 1°, van het koninklijk besluit van 20 juli 2001 houdende algemeen reglement op de bescherming van de bevolking, van de werknemers en het leefmilieu tegen het gevaar van de ioniserende stralingen;
b) genetisch gemodificeerde micro-organismen als omschreven in artikel 2, 8°, van het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 2002 tot bepaling van de sectorale en integrale voorwaarden inzake het ingeperkte gebruik van genetisch gemodificeerde of pathogene organismen;
c) genetisch gemodificeerde organismen als omschreven in artikel 2, 2°, van het koninklijk besluit van 21 februari 2005 tot reglementering van de doelbewuste introductie in het leefmilieu evenals van het in de handel brengen van genetisch gemodificeerde organismen of van producten die er bevatten;]4
21° emissie : rechtstreekse of onrechtstreekse uitworp, vanaf punctuele of diffuse bronnen in de inrichting, van stoffen, trillingen, warmte of geluid in lucht, water of bodem.
[4 21°bis emissiegrenswaarde : de massa, gerelateerd aan bepaalde specifieke parameters, de concentratie en/of het niveau van een emissie die gedurende een of meer vastgestelde perioden niet mogen worden overschreden;]4
[4 21°ter met de beste beschikbare technieken geassocieerde emissieniveaus : de bandbreedte van emissieniveaus verkregen in normale bedrijfsomstandigheden met gebruikmaking van een beste beschikbare techniek of een combinatie van beste beschikbare technieken als omschreven in de BBT-conclusies, uitgedrukt als een gemiddelde over een bepaalde periode, in specifieke referentieomstandigheden;]4
[4 21°quater milieukwaliteitsnorm : alle eisen waaraan op een bepaald moment in een bepaald milieucompartiment of een bepaald gedeelte daarvan moet worden voldaan overeenkomstig de wetgevingen die van kracht zijn;]4
(22° nabeheer van een centrum voor technische ingraving : de verplichtingen inzake het onderhoud, het toezicht en de controle ten laste van de exploitant van het centrum voor technische ingraving ten gevolge van de sanering ervan.) <DWG 2002-09-19/31, art. 5, 007; Inwerkingtreding : 01-10-2002>
[1 23° milieugegeven : alle informatie over de emissies en de transfers buiten inrichting, alsook elk ander gegeven op het door de Regering bepaalde formulier;
24° transfer buiten inrichting : het afvoeren van afval buiten de grenzen van de inrichting met het oog op de wegwerking of de valorisatie ervan en van polluenten aanwezig in de afvalwateren die behandeld moeten worden.]1
[2 25° " interventieplan " : het geheel van de veiligheidsmaatregelen waarmee de dreiging of de gevolgen van een vervuiling bedwongen kunnen worden (bewarend beslag) tot de gevaar- of vervuilingsbronnen drooggelegd zijn, met inbegrip van een inschatting van de sanitaire risico's.]2
[4 26° grondwater : grondwater als omschreven in artikel D. 2, 38°, van Boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt;]4
[4 27° bodem : de bovenste laag van de aardkorst die begrensd is door het vaste gesteente en het aardoppervlak. De bodem bestaat uit minerale deeltjes, organisch materiaal, water, lucht en levende organismen;]4
[4 28° techniek in opkomst : een nieuwe techniek voor een industriële activiteit die, als zij commercieel wordt ontwikkeld, hetzij een hoger algemeen beschermingsniveau voor het milieu hetzij ten minste hetzelfde beschermingsniveau voor het milieu en grotere kostenbesparingen kan opleveren dan de bestaande beste beschikbare technieken;]4
[4 29° milieu-inspectie : alle door of namens de bevoegde autoriteit ondernomen acties, met inbegrip van bezoeken ter plaatse, controle van emissies en toetsing van interne rapporten en follow-updocumenten, toetsing van het eigen controlesysteem, toetsing van de gebruikte technieken en adequaatheid van het milieubeheer van de installatie, om na te gaan of en te bevorderen dat installaties aan hun vergunningsvoorwaarden voldoen en om, indien nodig, hun milieueffect te monitoren.]4
[9 34° "repowering": het vernieuwen van hernieuwbare energie producerende elektriciteitscentrales, met inbegrip van de volledige of gedeeltelijke vervanging van installaties of exploitatiesystemen en apparatuur, teneinde de capaciteit te vervangen of de efficiыntie of capaciteit van de installatie te verhogen;]9
[9 35° hernieuwbare energie: energie uit hernieuwbare niet-fossiele bronnen, namelijk windenergie, zonne-energie (thermische zonne-energie en fotovoltaяsche zonne-energie) en geothermische energie, blauwe energie, omgevingsenergie, getijden-, golf- en andere oceaanenergie, waterkracht, energie uit biomassa, stortgas, gas van rioolzuiveringsinstallaties en biogas.]9
----------
(1)<DWG 2007-11-22/39, art. 2, 017; Inwerkingtreding : 17-12-2007>
(2)<DWG 2008-06-05/36, art. 10, 018; Inwerkingtreding : 06-02-2009>
(3)<DWG 2008-12-05/75, art. 77, 020; Inwerkingtreding : 18-05-2009>
(4)<DWG 2013-10-24/11, art. 2, 028; Inwerkingtreding : 18-02-2014>
(5)<DWG 2015-02-05/07, art. 106, 032; Inwerkingtreding : 01-06-2015>
(6)<DWG 2016-06-23/09, art. 84, 033; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
(7)<DWG 2016-07-20/46, art. 18, 035; Inwerkingtreding : 01-06-2017>
(8)<DWG 2018-03-01/32, art. 84, 037; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
(9)<DWG 2024-04-29/25, art. 2, 049; Inwerkingtreding : 01-11-2024>
Afdeling 2. - Toepassingsgebied.
Art.2.[1 In het kader van een geïntegreerd beleid inzake de vervuilingspreventie en -beperking en het waarborgen van de standaards inzake dierenwelzijn heeft dit decreet ten doel mens en milieu te beschermen tegen gevaren, hinder of ongemakken die een inrichting rechtstreeks of onrechtstreeks zou kunnen veroorzaken tijdens of na de exploitatie ervan en het welzijn van de dieren te verzekeren wanneer ze het voorwerp uitmaken van de installaties en activiteiten van de beoogde inrichting.]1
Dit decreet moet ook doelstellingen helpen nastreven zoals het klimatologische evenwicht, het behoud van de kwaliteit van het water, de lucht, de bodem, de ondergrond, de biodiversiteit en het milieu i.v.m. hinder, en het rationele beheer van water, grond, ondergrond, energie en afval.
[2 De bouw en de exploitatie van installaties voor hernieuwbare energie, de aansluiting van deze installaties op het net, het bijbehorende net zelf en opslagfaciliteiten worden geacht te vallen onder het hoger openbaar belang en het belang van de volksgezondheid en de openbare veiligheid bij de afweging van de juridische belangen in individuele gevallen voor de toepassing van de artikelen 6, Ї 4, en 16, Ї 1, c), van Richtlijn 92/43/EEG van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, artikel 4, Ї 7, van Richtlijn 2000/60/EG van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid en artikel 9, Ї 1, a), van Richtlijn 2009/147/EG van 30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand.]2
[2 In specifieke, naar behoren gemotiveerde omstandigheden, kan de Regering de toepassing van het vorige lid beperken tot bepaalde delen van het grondgebied, tot bepaalde soorten technologie of tot projecten met bepaalde technische kenmerken overeenkomstig de prioriteiten bepaald in het Lucht-Klimaat-Energieplan bedoeld in het decreet van 16 november 2023 betreffende koolstofneutraliteit.]2
----------
(1)<DWG 2018-10-04/15, art. 2, 039; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
(2)<DWG 2024-04-29/25, art. 3, 049; Inwerkingtreding : 01-11-2024>
Art.3. De installaties en activiteiten zijn opgenomen in rubrieken en onderverdeeld in drie klassen (klasse 1, klasse 2 en klasse 3), al naar gelang het afnemende belang van hun weerslag op mens en milieu, alsmede hun geschiktheid om aan algemene, sectorale en integrale normen te voldoen.
Klasse 3 omvat de installaties en activiteiten die weinig effect op mens en milieu hebben en waarvoor de Regering integrale normen (kan uitvaardigen). <DWG 2005-02-03/39, art. 138, 012; Inwerkingtreding : 11-03-2005>
Voor de bepaling van de klasse van de inrichting wordt uitgegaan van de installatie of activiteit die de meeste weerslag op mens of milieu heeft.
De lijst en de indeling van de installaties en activiteiten worden door de Regering bepaald. Als de Regering wijzigingen aanbrengt in de lijst en de indeling van de installaties, moet ze haar beslissing met redenen omkleden.
[1 De Regering kan criteria voorschrijven op grond waarvan de aangever kan bepalen of de geplande inrichting van klasse 3 kan voldoen aan de integrale voorwaarden. Als zulks niet het geval is, wordt de geplande inrichting in klasse 2 ingedeeld en dient de aangever een aanvraag in voor een milieuvergunning in klasse 2. In dit geval bepaalt de Regering welke gegevens bij de milieuvergunningsaanvraag gevoegd moeten worden.]1
----------
(1)<DWG 2007-11-22/39, art. 3, 017; Inwerkingtreding : 17-12-2007>
Art. 3bis. [1 Ongeacht de indeling van de installaties en activiteiten zoals bedoeld in artikel 3 leven de installaties en activiteiten de normen inzake dierenwelzijn na.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2018-10-04/15, art. 3, 039; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Afdeling 3. - Algemene, sectorale, integrale en specifieke normen.
Art.4.De Regering bepaalt de algemene, sectorale, integrale en specifieke normen waaraan voldaan moet worden om de in artikel 2 bedoelde doelstellingen te halen. Ze hebben reglementaire waarde.
De algemene, sectorale, integrale en bijzondere normen worden bepaald op grond van richtlijnen op middellange en lange termijn die vastliggen in het Milieuplan voor een duurzame ontwikkeling en in sectorale programma's bedoeld in het decreet van 21 april 1994 betreffende de milieuplanning in het kader van de duurzame ontwikkeling.
Deze normen kunnen o.a. betrekking hebben op :
1° het aanleggen van financiële garanties en de verplichting een verzekeringspolis aan te gaan;
2° de bevoegdheid en de kwalificaties van het personeel en, met name, op de verplichting houder van een erkenning te zijn;
3° de gegevens die regelmatig verstrekt moeten worden aan de overheden die de Regering aanwijst, en die betrekking hebben op :
a. de emissies van de inrichting;
b. de getroffen maatregelen om milieuhinder te beperken;
c. de getroffen maatregelen voor de vorming van het personeel van de inrichting en de voorlichting van de omwonenden;
4° het toezicht op de lozingen, met opgave van de meetmethodes, en de frequentie ervan, de procedure voor de evaluatie van de maatregelen en de verplichting de bevoegde overheid de nodige gegevens te verstrekken i.v.m. de inachtneming van de exploitatienormen. [1 Wat betreft de inrichtingen met één of meer broeikasgasuitstotende installaties of activiteiten, zijn de monitoringsplannen het voorwerp van een goedkeuring en, desgevallend, van wijzigingen door het "Agence wallonne de l'Air et du Climat" (Waals agentschap voor Lucht en Klimaat). Tegen die beslissingen kan een beroep bij de Regering ingediend worden. De Regering bepaalt de modaliteiten en de termijnen voor het beroep.]1
5° de vermindering, de minimalisering of de uitschakeling van de vervuiling, met inbegrip van de lange afstands- of grensoverschrijdende vervuiling;
6° de voorschriften betreffende het opstarten, de lekkages, de slechte werking, de tijdelijke en de definitieve stopzetting van de exploitatie;
7° de verplichting voor de exploitant de plaats te saneren na het verstrijken van de vergunning of van de aangifte, of in geval van opschorting of intrekking van de milieuvergunning of van de beslissing waarbij de opschorting of het verbod tot exploitatie van een inrichting waarvoor een aangifte verlangd wordt, onverminderd de bepalingen van het [3 Wetboek]3;
8° het beheer van de afvalstoffen die de inrichting voortbrengt;
[2 9° de verplichting voor de zaakvoerder van een grote supermarkt om de onverkochte voedingswaren aan te bieden aan minstens één vereniging die actief is in de voedselhulpsector.]2
[4 10° in voorkomend geval, de verbetering van de voorwaarden betreffende het houden van de dieren die het voorwerp uitmaken van de installaties en de activiteiten en de informatie die regelmatig verstrekt moet worden aan de door de Regering aangewezen overheden over:
a. de maatregelen genomen om in te spelen op de behoeften van de beoogde dieren;
b. de maatregelen genomen inzake de opleiding van het personeel van de inrichting i.v.m. dierenwelzijn.]4
----------
(1)<DWG 2013-10-24/11, art. 3, 028; Inwerkingtreding : 16-11-2013>
(2)<DWG 2014-03-13/01, art. 1, 030; Inwerkingtreding : 05-04-2014>
(3)<DWG 2016-07-20/46, art. 19, 035; Inwerkingtreding : 01-06-2017>
(4)<DWG 2018-10-04/15, art. 4, 039; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Art.5.§ 1. De algemene normen zijn van toepassing op het geheel van de installaties en activiteiten.
§ 2. De sectorale normen zijn van toepassing op de installaties en activiteiten van een territoriale economische sector of van een sector waar rekening moet worden gehouden met een specifiek risico.
De sectoren worden door de Regering aangewezen. De Regering kan de vestiging van bepaalde installaties of activiteiten op bepaalde plaatsen ook beperken of verbieden om de mens of het milieu te beschermen [1 of met dierenwelzijn]1.
De sectorale normen vullen de algemene normen aan en kunnen ervan afwijken voor zover ze met redenen omkleed zijn.
§ 3. De integrale normen bestaan uit een geheel van voorschriften inzake de preventie of de beperking van elke vorm van hinder, gevaar of ongemak die de inrichting of de installatie voor de mens of het milieu kan inhouden [1 , en in voorkomend geval, inzake het waarborgen van het welzijn van de dieren bedoeld bij de installatie of de activiteit]1.
De integrale normen zijn van toepassing op de installaties van klasse 3. Ze kunnen afwijken van de algemene en sectorale normen.
In geval van afwijking moet het verwachte resultaat voor de bescherming van de mens of het milieu [1 of voor de bescherming van de dieren]1 ten minste gelijk zijn aan het resultaat dat behaald zou worden als er geen afwijking was.
----------
(1)<DWG 2018-10-04/15, art. 5, 039; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Art.6.De bevoegde overheid kan specifieke normen opleggen die de algemene en sectorale normen van de milieuvergunning aanvullen. De specifieke normen mogen niet minder strikt zijn dan de algemene en sectorale normen, behalve in de gevallen en binnen de grenzen die in deze laatste vermeld worden.
In geval van afwijking moet het verwachte resultaat voor de mens of het milieu [2 of voor de bescherming van de dieren]2 ten minste gelijk zijn aan het resultaat dat behaald zou worden als er geen afwijking was [1 , onder voorbehoud van de toepassing van artikel 7bis, § 2]1.
----------
(1)<DWG 2013-10-24/11, art. 4, 028; Inwerkingtreding : 18-02-2014>
(2)<DWG 2018-10-04/15, art. 6, 039; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Art.7.§ 1. Bij het vastleggen van algemene, sectorale of integrale normen neemt de Regering de imperatieve waarden in acht en houdt ze rekening met de richtwaarden inzake immissie.
§ 2. Bij het opleggen van specifieke normen neemt ook de bevoegde overheid de imperatieve waarden in acht en houdt ze eveneens rekening met de richtwaarden.
Wat de inachtneming van de richtwaarden betreft, houdt de bevoegde overheid met name rekening met de specifieke kenmerken van de inrichting en het milieu waarin ze geëxploiteerd wordt, met de aanwezigheid of afwezigheid van andere inrichtingen of geplande inrichtingen, met de noodzaak voor een juiste verdeling te zorgen, [1 ...]1.
[1 Desgevallend kunnen de richtwaarden aangevuld of vervangen worden door parameters of gelijkwaardige technische maatregelen.]1
Bij het vastleggen van specifieke normen moet de bevoegde overheid zich richten naar de door de Regering bepaalde technische voorschriften.
----------
(1)<DWG 2007-11-22/39, art. 4, 017; Inwerkingtreding : 17-12-2007>
Art. 7bis. [1 § 1. Voor de door de Regering aangewezen installaties en activiteiten stelt de bevoegde autoriteit emissiegrenswaarden vast die waarborgen dat de emissies onder normale bedrijfsomstandigheden niet hoger zijn dan de met de beste beschikbare technieken geassocieerde emissieniveaus zoals vastgesteld in de besluiten over BBT-conclusies, door :
1° emissiegrenswaarden vast te stellen die niet hoger zijn dan de met de beste beschikbare technieken geassocieerde emissieniveaus. Die emissiegrenswaarden worden uitgedrukt voor dezelfde of kortere periodes en voor dezelfde referentieomstandigheden als die met de beste beschikbare technieken geassocieerde emissieniveaus;
2° of emissiegrenswaarden vast te stellen die, wat betreft waarden, perioden en referentieomstandigheden, verschillen van de onder 1° bedoelde emissiegrenswaarden.
Wanneer punt 2° wordt toegepast, beoordeelt de technisch ambtenaar ten minste jaarlijks de resultaten van de monitoring van de emissies, teneinde na te gaan of de emissies in normale bedrijfsomstandigheden niet hoger waren dan de met de beste beschikbare technieken geassocieerde emissieniveaus. De technisch ambtenaar deelt de resultaten van de evaluatie aan de bevoegde autoriteit mee.
§ 2. In afwijking van § 1, en onverlet artikel 56, tweede lid, mag de bevoegde autoriteit in specifieke gevallen minder strenge emissiegrenswaarden vaststellen. Een dergelijke afwijking is enkel toegestaan indien uit een beoordeling blijkt dat het halen van emissieniveaus die samenhangen met de beste beschikbare technieken zoals beschreven in de BBT-conclusies zou leiden tot buitensporig hogere kosten in verhouding tot de milieuvoordelen, dit als gevolg van :
1° de geografische ligging of de plaatselijke milieuomstandigheden van de betrokken installatie; of
2° de technische kenmerken van de betrokken installatie.
De bevoegde autoriteit zet in een bijlage bij de vergunningsvoorwaarden de redenen uiteen voor de toepassing van het eerste lid, inclusief het resultaat van de beoordeling en de motivering van de opgelegde voorwaarden.
De overeenkomstig het eerste lid vastgestelde emissiegrenswaarden mogen echter niet hoger zijn dan de door de Regering vastgestelde grenswaarden.
De bevoegde autoriteit waarborgt hoe dan ook dat er geen aanzienlijke verontreiniging wordt veroorzaakt en dat een hoog niveau van bescherming van het milieu in zijn geheel wordt bereikt.
Bij iedere toetsing van de vergunningsvoorwaarden overeenkomstig de door de Regering vastgestelde modaliteiten toetst de bevoegde autoriteit opnieuw de toepassing van het eerste lid.
§ 3. De bevoegde autoriteit kan voor een totale periode van ten hoogste negen maanden tijdelijke vrijstellingen van de eisen van § 1 en van de artikelen 56 en 56bis, verlenen voor het testen en gebruiken van technieken in opkomst, op voorwaarde dat na de vermelde periode hetzij met de techniek wordt gestopt, hetzij met de activiteit in kwestie de met de beste beschikbare technieken geassocieerde emissieniveaus in elk geval niet worden overschreden. ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2013-10-24/11, art. 5, 028; Inwerkingtreding : 18-02-2014>
Art.8.De door de Regering vastgelegde algemene, sectorale en integrale normen zijn gegrond op de beste beschikbare technieken [1 en geactualiseerd naar gelang hun evolutie]1. Hierbij wordt niet geëist dat een specifieke techniek of technologie wordt toegepast en wordt geen rekening gehouden met de kenmerken van de bedoelde installatie, de ligging ervan en de plaatselijke milieuomstandigheden.
----------
(1)<DWG 2013-10-24/11, art. 6, 028; Inwerkingtreding : 18-02-2014>
Art. 8bis. [1 De technisch ambtenaar volgt de ontwikkelingen op het gebied van de beste beschikbare technieken en de bekendmaking van elk nieuw BBT-referentiedocument betreffende een door de Regering aangewezen inrichting of activiteit en van elke bijwerking van één van die documenten.
Het betrokken publiek wordt hierover geïnformeerd.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2013-10-24/11, art. 7, 028; Inwerkingtreding : 18-02-2014>
Art.9. Wanneer de Regering algemene, sectorale en integrale normen vastlegt, wijzigt of aanvult, bepaalt ze binnen welke termijn de nieuwe normen van toepassing zijn op de bestaande inrichtingen. Als ze geen termijn opgeeft, zijn de nieuwe normen niet van toepassing op goedgekeurde inrichtingen of op inrichtingen die aangegeven worden na de inwerkingtreding ervan.
Afdeling 4. - Grondslag van de verplichting tot vergunning of aangifte.
Art.10.§ 1. Inrichtingen van klasse 1 of 2 (met uitzondering van de gevallen bedoeld in artikel 3 van het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen) mogen niet zonder vergunning geëxploiteerd worden. <DWG 2001-02-15/31, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 10-07-2001; noteer evenwel dat de inwerkingtredingdatum van het DWG 1999-03-11/39 nog onbepaald is wanneer de wijzigingsbeschikking in werking treedt>
De vergunning wordt eveneens vereist voor :
1° de verplaatsing van een inrichting van klasse 1 of 2;
2° de verbouwing of de uitbreiding van een inrichting van klasse 1 of 2 wanneer ze de toepassing van een andere indelingsrubriek dan klasse 3 tot gevolg heeft, of wanneer daardoor de risico's, hinder en ongemakken voor mens of milieu rechtstreeks of onrechtstreeks toenemen [7 of wanneer ze het aantal dieren van de inrichting verhoogt]7 [11 [12 en wanneer deze verhoging van dien aard is dat ze het welzijn van de dieren aantast]12]11.
[1 De procedure tot onderzoek van de vergunning wordt bepaald op grond van de klasse van de indelingsrubriek die overeenstemt met de verbouwing of de uitbreiding van de inrichting, onverminderd andere wet- en regelgevingen [3 en het vierde en het vijfde lid]3.]1 [3 Als het evenwel gaat om een verbouwing of een uitbreiding die van dien aard is dat ze de risico's, hinder of ongemakken voor de mens of het leefmilieu rechtstreeks of onrechtstreeks kan vergroten, is de procedure tot onderzoek van de vergunning van toepassing op de inrichtingen van klasse 2.]3
[3 [6 In afwijking van het derde lid zijn de termijnen van de procedure van behandeling van de vergunning die welke van toepassing zijn op de inrichtingen van klasse 1, wanneer het gaat om een verbouwing of uitbreiding van een inrichting onderworpen aan het samenwerkingsakkoord van 16 februari 2016 tussen de Federale Overheid, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende het opvangen van de risico's inherent aan zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken.]6]3
[3 Als een milieueffectonderzoek vereist wordt overeenkomstig de artikelen D. 66, § 2 en D. 68 van Boek I van het Milieuwetboek, is de procedure tot onderzoek van de aanvraag die welke van toepassing is op de inrichtingen van klasse 1.]3
§ 2. Elke verbouwing of uitbreiding van een inrichting van klasse 1 of 2 die niet opgenomen is in paragraaf 1, tweede lid, en niet beantwoordt aan de bij de vergunning gevoegde beschrijving en plannen (of nog een bron van [4 ...]4 broeikasgasemissie), moet door de exploitant in een register opgenomen worden. Overeenkomstig hoofdstuk IX kunnen de door de Regering aangewezen ambtenaren en personeelsleden dat register op gewoon verzoek inzien. <DWG 2004-11-10/42, art. 17, 011; Inwerkingtreding : 02-12-2004>
[4 Wat betreft de inrichtingen met één of meer broeikasgasuitstotende installaties of activiteiten, worden de wijzigingen die de exploitant in het bewakingsplan aanbrengt alsook degene die goedgekeurd of aangebracht worden door het "Agence wallonne de l'Air et du Climat" bij het register gevoegd.]4
Overeenkomstig hoofdstuk IX kunnen de door de Regering aangewezen ambtenaren en personeelsleden dat register op gewoon verzoek inzien.
De Regering bepaalt de periodiciteit en de termijn binnen welke de exploitant een afschrift van de lijst van de verbouwingen en uitbreidingen moet overleggen aan de technisch ambtenaar en aan het [2 gemeentecollege]2 van de gemeente op het grondgebied waarvan de inrichting gelegen is (en aan [4 het "Agence wallonne de l'Air et du Climat"]4 als de verbouwing of uitbreiding een bron van [4 ...]4 broeikasgasemissie [4 ...]4 wijzigt). <DWG 2004-11-10/42, art. 17, 011; Inwerkingtreding : 02-12-2004>
Als de technisch ambtenaar of het college acht dat een op de lijst vermelde verbouwing of uitbreiding overeenstemt met een verbouwing of uitbreiding bedoeld in paragraaf 1, tweede lid, 2°, vraagt hij/het dat de exploitant binnen vijftien dagen na ontvangst van bedoelde lijst onmiddellijk een aanvraag om milieuvergunning indient
[4 Bij gebreke daarvan voegt de technisch ambtenaar het nieuwe bewakingsplan bij de emissievergunning.]4
§ 3. In geval van gedeeltelijke of gehele afbraak van de inrichting beslist de bevoegde overheid bij wie een aanvraag aanhangig is gemaakt, of een nieuwe vergunning moet worden aangevraagd voor het geheel of voor een gedeelte van de inrichting, overeenkomstig de doelstellingen bedoeld in artikel 2.
----------
(1)<DWG 2007-11-22/39, art. 5, 017; Inwerkingtreding : 17-12-2007>
(2)<DWG 2007-11-22/39, art. 21, 017; Inwerkingtreding : 17-12-2007>
(3)<DWG 2010-07-22/10, art. 72, 023; Inwerkingtreding : 30-08-2010>
(4)<DWG 2012-06-21/08, art. 32, 026; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
(5)<DWG 2013-10-24/11, art. 8, 028; Inwerkingtreding : 18-02-2014>
(6)<DWG 2018-05-24/14, art. 2, 036; Inwerkingtreding : 16-06-2018>
(7)<DWG 2018-10-04/15, art. 7, 039; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
(8)<DWG 2019-12-19/38, art. 173, 042; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(9)<DWG 2020-12-17/52, art. 188, 043; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
nederlandse versie DWG 2021-12-22/21, art. 188, 044; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
(10)<DWG 2022-12-21/67, art. 189, 047; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
(11)<DWG 2023-12-13/13, art. 173, 050; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
(12)<DWG 2024-12-18/05, art. 6, 051; Inwerkingtreding : 01-01-2025>
Art.11. Inrichtingen van klasse 3 mogen niet zonder voorafgaande aangifte geëxploiteerd worden.
Er wordt een nieuwe aangifte verlangd :
1° in geval van verplaatsing, verbouwing of uitbreiding, voor zover de verbouwing of uitbreiding betrekking heeft op een activiteit waarvoor een aangifte verlangd wordt;
2° om de tien jaar.
De verbouwing of de uitbreiding van een inrichting van klasse 3 die daardoor in een andere klasse wordt ingedeeld, is evenwel aan een milieuvergunning onderworpen.
Art.12.(Als een bestaande inrichting die niet voorkomt in de nomenclatuur van hoofdstuk II, Titel I, van het besluit van de Regent van 11 februari 1946 tot goedkeuring van Titel I en II van het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming en die niet onderworpen is aan een vergunning krachtens de wet van 28 mei 1956 betreffende ontplofbare en voor deflagratie vatbare stoffen en mengsels en de daarmede geladen tuigen, [1 aan de wet van 28 december 1967 betreffende de onbevaarbare waterlopen,]1 aan het decreet van 7 oktober 1985 betreffende de bescherming van het oppervlaktewater tegen verontreiniging, aan het decreet van 30 april 1990 betreffende de bescherming en de exploitatie van het grondwater en het tot drinkwater verwerkbaar water en aan het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen, opgenomen is op de lijst die de Regering vastlegt overeenkomstig (artikel 3, vierde lid), dient de exploitant, zodra het besluit van de Regering tot vastlegging van die lijst in werking treedt, de vergunningsaanvraag in of doet hij de vereiste aangifte binnen twee jaar als de bestaande inrichting ingedeeld is in klasse 1, of binnen negen maanden als ze ingedeeld is in klasse 2 of 3. <DWG 2003-12-18/65, art. 2, 009; Inwerkingtreding : 30-06-2003>
(In afwijking van het vorige lid wordt de termijn voor de indiening van de vergunningsaanvraag op 31 december 2004 vastgelegd voor de in het eerste lid bedoelde landbouwinrichtingen ingedeeld onder klasse 1 en klasse 2 op de lijst samengesteld door de Regering overeenkomstig artikel 3, vierde lid.) <DWG 2003-12-18/65, art. 1, 009; Inwerkingtreding : 30-06-2003>
Als een bestaande inrichting op de lijst staat of als een inrichting van klasse 3 ingedeeld is in klasse 1 of 2 nadat de Regering de lijst van de ingedeelde installaties en activiteiten heeft gewijzigd, dient de exploitant, zodra het besluit van de Regering tot wijziging van die lijst in werking treedt, de vergunningsaanvraag in of doet hij de vereiste aangifte binnen twee jaar als de bestaande inrichting ingedeeld is in klasse 1 of binnen negen maanden als ze ingedeeld is in klasse 2 of 3.
De exploitatie mag voortgezet worden tijdens de termijn bedoeld (in het eerste en het derde lid) en, in het geval van een aan een vergunning onderworpen inrichting, tot de kennisgeving van de definitieve beslissing betreffende de vergunningsaanvraag.) <DWG 2002-07-04/34, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-10-2002> <DWG 2003-12-18/65, art. 2, 009; Inwerkingtreding : 30-06-2003>
Als een inrichting van klasse 1 of 2 na een wijziging in de lijst in klasse 3 wordt ondergebracht, voldoet de reeds afgegeven vergunning aan de verplichting tot aangifte.
Als een inrichting van klasse 1 in klasse 2 wordt ondergebracht of een inrichting van klasse 2 in klasse 1 na een wijziging in de lijst van de ingedeelde installaties en activiteiten, blijft de reeds afgegeven vergunning geldig.
----------
(1)<DWG 2018-10-04/13, art. 5, 038; Inwerkingtreding : 15-12-2018>
Afdeling 5. - Bevoegde overheid.
Art.13.Het [1 gemeentecollege]1 van de gemeente op het grondgebied waarvan de vestiging van de inrichting gepland is, is bevoegd om kennis te nemen van de aangiften en de aanvragen om milieuvergunning.
[7 In afwijking van het eerste lid is de technisch ambtenaar bevoegd om kennis te nemen van de aangiften en de aanvragen om milieuvergunning voor
1° mobiele inrichtingen;
2° voor inrichtingen gelegen op het grondgebied van verschillende gemeenten;
3° voor alle inrichtingen die een voorziening voor het beheer van mijnbouwafval vormt, zoals gedefinieerd door de Regering
4° voor activiteiten en installaties met betrekking tot de uitvoering van een exclusieve vergunning voor de exploratie of exploitatie van ondergrondse rijkdommen;
5° voor installaties voor de afvang en de geologische opslag van kooldioxide (CO2), evenals boorinstallaties en putuitrustingen voor exploratie en injectie met het oog op de geologische opslag van CO2;
6° voor de aanvragen voor een milieuvergunning die betrekking hebben op niet-belangrijke wijzigingen van de in het vierde lid bedoelde vergunningen die door de Regering worden afgegeven]7.
De Regering is bevoegd om kennis te nemen van de beroepen tegen de beslissingen betreffende milieuvergunningen die afgegeven worden door de overheid bedoeld in het eerste en het tweede lid.
[4 De milieuvergunningsaanvragen met betrekking tot handelingen en werken waarvoor er dringende redenen van algemeen belang bedoeld in artikel D.IV.25 van het Wetboek bestaan, vallen onder de bevoegdheid van de Regering.]4
----------
(1)<DWG 2007-11-22/39, art. 21, 017; Inwerkingtreding : 17-12-2007>
(2)<DWG 2008-12-18/47, art. 5, 019; Inwerkingtreding : 31-01-2009>
(3)<DWG 2013-07-10/39, art. 43, 027; Inwerkingtreding : 13-09-2013>
(4)<DWG 2016-07-20/46, art. 20, 035; Inwerkingtreding : 01-06-2017>
(5)<DWG 2018-03-01/32, art. 85, 037; Inwerkingtreding : 01-04-2018>
(6)<DWG 2019-05-02/87, art. 33, 041; Inwerkingtreding : 26-10-2019>
(7)<DWG 2024-03-14/32, art. 6, 053; Inwerkingtreding : 01-07-2024>
Art. 13bis.[1 § 1. Voor zover de uitvoering van de milieuvergunning voor de geplande inrichting niet inhoudt dat eerst een afwijkende stedenbouwkundige vergunning wordt afgegeven of die afwijkt van het gewestplan met inbegrip van het bodembestemmingsplan, van een ontwikkelingsplan, van een leidraad voor stedenbouw of van een bebouwingsvergunning, kan een milieuvergunning afwijken van of afgegeven worden in afwijking van een gewestplan, van een ontwikkelingsplan, van een bodembestemmingsplan, van een leidraad voor stedenbouw of van een verkavelingsvergunning onder de voorwaarden bedoeld in de artikelen D.IV.5 of D.IV.13 van het Wetboek.
§ 2. De afwijkingen en verschillen worden verleend :
1° door het gemeentecollege als het de bevoegde overheid is; het advies van de gemachtigd ambtenaar is echter een eensluidend advies wanneer de aanvraag een afwijking inhoudt van het gewestplan of van de normen van de gewestelijke leidraad voor stedenbouw;
2° door de technisch ambtenaar als hij de bevoegde overheid is; het advies van de gemachtigd ambtenaar is een eensluidend advies wanneer de aanvraag een afwijking of een verschil inhoudt;
3° door de Regering in beroep;
4° door de Regering voor de vergunningsaanvragen met betrekking tot handelingen en werken waarvoor er dringende redenen van algemeen belang bestaan, die onder haar bevoegdheid vallen.]1
----------
(1)<DWG 2016-07-20/46, art. 21, 035; Inwerkingtreding : 01-06-2017>
HOOFDSTUK II. - Stelsel van de aangifte.
Art.14.§ 1. De aangifte wordt [3 ...]3 het [1 gemeentecollege]1 van de gemeente op het grondgebied waarvan de inrichting gelegen is.
In afwijking van het eerste lid :
1° wordt de aangifte voor [2 elke inrichting die een installatie voor het beheer van afval van winningsindustrieën vormt, zoals bepaald door de Regering,]2 [4 en alle installaties en activiteiten nodig of nuttig voor de uitvoering van een opsporingsvergunning of een mijnconcessie, met inbegrip van de putten, galerijen, ondergrondse verbindingswegen en winningsputten, en]4 een mobiele inrichting aan de technisch ambtenaar gericht;
2° wordt de aangifte voor een op het grondgebied van verschillende gemeenten gelegen inrichting gericht aan de gemeente waarvan de naam vermeld staat in het adres van de exploitatiezetel.
§ 2. De Regering bepaalt de vorm en de inhoud van de aangifte, alsmede het aantal in te dienen exemplaren.
§ 3. De aangifte is niet-ontvankelijk :
1° als ze ingediend of afgegeven wordt in strijd met artikel 14, § 1;
2° als krachtens artikel 14, § 2, vereiste gegevens of stukken ontbreken.
Als de aangifte niet-ontvankelijk is, geeft de bevoegde overheid of haar gemachtigde de aangever binnen acht dagen, te rekenen van de datum van ontvangst van de aangifte, kennis van de beslissing en van de redenen van de niet-ontvankelijkheid.
§ 4. Als de aangifte ontvankelijk is, verwittigt de bevoegde overheid of haar gemachtigde de aangever [3 , de technisch ambtenaar en het gemeentecollege als ze geen deel uitmaken van de bevoegde overheid]3 binnen vijftien dagen, te rekenen van de datum waarop de aangifte in ontvangst is genomen.
De bevoegde overheid of haar gemachtigde verwittigt ook de aanvrager en de technisch ambtenaar binnen dezelfde termijn als de in paragraaf 5 bedoelde aanvullende normen vereist worden.
§ 5. Als de integrale normen (niet voorgeschreven worden en als de maatregelen die de exploitant krachtens artikel 58, § 2, 1°, van het decreet neemt) niet volstaan voor de beperking van de gevaren, hinder en ongemakken die de inrichting voor de mens of het milieu tot gevolg kan hebben, [5 of voor het waarborgen van het welzijn van de dieren]5 kan de bevoegde overheid aanvullende exploitatienormen opleggen binnen dertig dagen, te rekenen van de datum waarop de aangifte in ontvangst is genomen. <DWG 2005-02-03/39, art. 139, 012; Inwerkingtreding : 11-03-2005>
In het geval bedoeld in paragraaf 1, tweede lid, 2°, pleegt de bevoegde overheid overleg met de andere gemeenten op het grondgebied waarvan de inrichting gelegen is.
Deze aanvullende normen mogen niet minder strikt zijn dan de integrale normen bedoeld in artikel 5, § 3.
Ze zijn van toepassing gedurende de geldigheidsperiode van de aangifte. Ze kunnen gewijzigd worden door de bevoegde overheid, na advies van de technisch ambtenaar [3 als hij geen deel uitmaakt van de bevoegde overheid.]3
De bevoegde overheid stuurt haar beslissing aan de aangever en een afschrift ervan aan de technisch ambtenaar [3 en aan het gemeentecollege als ze geen deel uitmaken van de bevoegde overheid]3 binnen de termijn bedoeld in het eerste lid. Als de bevoegde overheid de beslissing niet binnen die termijn verstuurt, wordt ze geacht de geplande inrichting vrij te stellen van aanvullende exploitatienormen.
§ 6. De gemeente en de technisch ambtenaar houden een register van de aangiften. De Regering bepaalt de vorm en de inhoud van het register.
----------
(1)<DWG 2007-11-22/39, art. 21, 017; Inwerkingtreding : 17-12-2007>
(2)<DWG 2008-12-18/47, art. 6, 019; Inwerkingtreding : 31-01-2009>
(3)<DWG 2014-03-13/02, art. 1, 031; Inwerkingtreding : 01-01-2015 (BWG 2014-05-15/61, art. 14)>
(4)<DWG 2018-03-01/32, art. 86, 037; Inwerkingtreding : 01-04-2018>
(5)<DWG 2018-10-04/15, art. 8, 039; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Art.15.De aangever mag de inrichting beginnen te exploiteren :
1° [1 vijftien dagen te rekenen van de datum waarop de aangifte is ontvangen]1 als ze niet onontvankelijk is verklaard overeenkomstig artikel 14, § 3;
2° dertig dagen na de indiening van zijn aangifte als de bevoegde overheid aanvullende exploitatienormen voorschrijft overeenkomstig artikel 14, § 5.
----------
(1)<DWG 2014-03-13/02, art. 2, 031; Inwerkingtreding : 01-01-2015 (BWG 2014-05-15/61, art. 14)>
HOOFDSTUK III. - Procedure voor de toekenning van de milieuvergunning.
Afdeling 1. - Aanvraag.
Art.16.De aanvraag om milieuvergunning wordt (...) aan het [1 gemeentecollege]1 van de gemeente op het grondgebied waarvan de inrichting gelegen is. <DWG 2005-02-03/39, art. 140, 012; Inwerkingtreding : 11-03-2005>
Als de inrichting op het grondgebied van verschillende gemeenten gelegen is, wordt de aanvraag, naar keuze van de aanvrager, (...) aan één van de gemeenten op het grondgebied waarvan de vestiging van de inrichting gepland is. <DWG 2005-02-03/39, art. 140, 012; Inwerkingtreding : 11-03-2005>
----------
(1)<DWG 2007-11-22/39, art. 21, 017; Inwerkingtreding : 17-12-2007>
Art.17.De Regering bepaalt de vorm en de inhoud van de aanvraag, alsmede het aantal in te dienen exemplaren, de schaal en de inhoud van de verschillende bij te voegen plannen.
De aanvraag bevat o.a. :
1° de identiteit van de exploitant en, in voorkomend geval, zijn technische capaciteiten en financiële middelen;
2° de ligging en de beschrijving van de geplande installaties en/of activiteiten;
3° de lijst van de grondstoffen en bijkomende stoffen, bestanddelen en energieën die in de installatie gebruikt of geproduceerd worden;
4° de aard, hoeveelheden en noemenswaardige effecten van de voorzienbare emissies van de geplande installatie en/of activiteit op elk milieu;
5° de naam van de technieken ter voorkoming van emissies of, als zulks niet mogelijk is, ter beperking ervan;
6° de lijst van de maatregelen waarin voorzien wordt voor de preventie of de nuttige toepassing van de door de geplande installatie voortgebrachte afval;
7° gegevens die als vertrouwelijk worden beschouwd of die betrekking hebben op het fabricage- en brevetgeheim;
8° de lijst van de erfdienstbaarheden uit hoofde van de mens of van de bij overeenkomst aangegane verplichtingen betreffende het grondgebruik die zich tegen de uitvoering van het project kanten.
(9° wat betreft de centra voor technische ingraving, de maatregelen die zullen moeten worden getroffen inzake het nabeheer;) <DWG 2002-09-19/31, art. 6, 007; Inwerkingtreding : 01-10-2002>
[1 10° wat betreft de inrichtingen met één of meer broeikasgasuitstotende installaties of activiteiten, bepalen of een vergunning om broeikasgassen uit te stoten afgegeven kan worden.]1
[2 11° wat betreft de inrichtingen waarin de dieren het voorwerp zijn van de installaties of activiteiten, de gegevens waardoor de significante effecten van de inrichting op de beoogde dieren en hun welzijn kunnen worden gekend en waardoor de maatregelen voorzien om het dierenwelzijn te waarborgen, kunnen worden geïdentificeerd.]2
De aanvraag bevat een dossier van de milieu-effectrapportering en, in voorkomend geval, elk vereist stuk betreffende het bedwingen van de risico's inherent aan de voornaamste ongevallen waarmee gevaarlijke stoffen gemoeid zijn.
[2 Wanneer dieren het voorwerp zijn van installaties of activiteiten, bevat de aanvraag een dossier van de rapportering van de effecten van de inrichting op de beoogde dieren en op hun welzijn. De Regering bepaalt de minimale inhoud van dit rapporteringsdossier.]2
----------
(1)<DWG 2012-06-21/08, art. 33, 026; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
(2)<DWG 2018-10-04/15, art. 9, 039; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Art.18.Het gemeentebestuur stuurt de aanvraag aan de technisch ambtenaar binnen drie werkdagen, te rekenen van de dag van ontvangst ervan, en verwittigt gelijktijdig de aanvrager bij gewone brief.
Als het gemeentebestuur de aanvraag niet verstuurt binnen de in het eerste lid bedoelde termijn, kan de aanvrager zich rechtstreeks tot de technisch ambtenaar wenden door hem (een afschrift te sturen) met de aanvraag die hij aanvankelijk aan het [1 gemeentecollege]1 heeft gericht.<DWG 2005-02-03/39, art. 141, 012; Inwerkingtreding : 11-03-2005>
----------
(1)<DWG 2007-11-22/39, art. 21, 017; Inwerkingtreding : 17-12-2007>
Art.19.De aanvraag is onvolledig als krachtens artikel 17 vereiste gegevens of stukken ontbreken.
De aanvraag is niet-ontvankelijk :
1° als ze in strijd met artikel 16 wordt ingediend;
2° als ze tweemaal onvolledig wordt bevonden;
[1 3° als de aanvrager de aanvullende stukken of gegevens niet indient binnen de termijn van artikel 20, § 2, lid 1.]1
4° (...)
[2 5° in de gevallen bedoeld in artikel 10, § 2, van het decreet van 2 mei 2019 betreffende de preventie en beheersing van de introductie en verspreiding van invasieve uitheemse soorten.]2
[3 6° als, in de gevallen bedoeld in artikel D.34, § 1, van het Waalse Erfgoedwetboek, de vergunningsaanvraag geen geldige erfgoedvergunning bevat met betrekking tot het onderwerp van de aanvraag;
7° als, in de gevallen bedoeld in artikel D.62, § 1, van het Waalse Erfgoedwetboek, de vergunningsaanvraag geen voorafgaand erfgoedadvies bevat met betrekking tot het onderwerp van de aanvraag ]3
----------
(1)<DWG 2011-10-27/04, art. 69, 024; Inwerkingtreding : 04-12-2011>
(2)<DWG 2019-05-02/87, art. 34, 041; Inwerkingtreding : 26-10-2019>
(3)<DWG 2023-09-28/28, art. 2, 052; Inwerkingtreding : 01-06-2024>
Art.20.<DWG 2005-02-03/39, art. 143, 012; Inwerkingtreding : 11-03-2005> § 1. De technisch ambtenaar stuurt de beslissing waarbij de aanvraag volledig en ontvankelijk bevonden wordt naar de aanvrager binnen een termijn van twintig dagen die ingaat op de datum waarop hij de aanvraag in ontvangst neemt overeenkomstig artikel 18.
Als de aanvraag onvolledig is, stuurt de technisch ambtenaar de lijst van de ontbrekende stukken naar de aanvrager en wijst hij erop dat de procedure herbegint vanaf de datum van ontvangst ervan door de gemeente waar de aanvraag is ingediend. Dezelfde dag richt hij een afschrift van die zending aan de gemeente waar de aanvraag is ingediend.
[2 In afwijking van lid 1er, wanneer de aanvraag een hernieuwbare energieproject betreft dat valt onder artikel D.65/2 van Boek I van het Milieuwetboek, stuurt de technisch ambtenaar de aanvrager binnen dertig dagen na ontvangst van de aanvraag overeenkomstig artikel 18 de beslissing waarin over de volledigheid en ontvankelijkheid van de aanvraag wordt beslist. ]2
§ 2. De aanvrager stuurt [1 de gevraagde bijkomende stukken binnen een termijn van zes maanden te rekenen van het versturen van het verzoek om bijkomende stukken in te dienen. Als de aanvrager de gevraagde bijkomende stukken niet binnen de opgelegde termijn heeft verstuurd, licht het gemeentebestuur de technisch ambtenaar daarover in binnen een termijn van tien dagen te rekenen van de dag volgend op de termijn die aan de aanvrager was opgelegd om de bijkomende stukken op te sturen. In dat geval verklaart de technische ambtenaar de aanvraag onontvankelijk.]1 naar de gemeente. Ze worden overgemaakt in evenveel exemplaren als de initiële vergunningsaanvraag er telt.
Het gemeentebestuur stuurt de gevraagde bijkomende stukken naar de technisch ambtenaar binnen een termijn van drie werkdagen, die ingaat op de datum van ontvangst van de bijkomende stukken. Het gemeentebestuur bewaart een exemplaar van de bijkomende stukken.
Het gemeentebestuur geeft de aanvrager schriftelijk kennis van de datum van ontvangst van de bijkomende stukken door de technisch ambtenaar.
Als het gemeentebestuur de bijkomende stukken niet binnen de in het tweede lid bedoelde termijn verstuurd heeft, kan de aanvrager er rechtstreeks een afschrift van richten aan de technisch ambtenaar.
§ 3. De technisch ambtenaar stuurt de beslissing waarbij de aanvraag volledig en ontvankelijk bevonden wordt binnen twintig dagen naar de aanvrager [2 of binnen de dertig dagen in de gevallen bedoeld in paragraaf 1, derde lid,]2, te rekenen van de datum van ontvangst van de bijkomende stukken.
Als de technisch ambtenaar de aanvraag een tweede keer onvolledig bevindt, verklaart hij ze onontvankelijk.
§ 4. Als de aanvraag onontvankelijk is, geeft de technisch ambtenaar de aanvrager kennis van de redenen van de onontvankelijkheid [2 op de wijze en binnen de termijnen, vermeld in paragraaf 1, en in paragraaf 2, eerste lid, of, in voorkomend geval, binnen de termijnen, vermeld in paragraaf 3]2.
§ 5. (...) <DWG 2006-11-10/44, art. 14, 015; Inwerkingtreding : 04-12-2006>
----------
(1)<DWG 2011-10-27/04, art. 70, 024; Inwerkingtreding : 04-12-2011>
(2)<DWG 2024-04-29/22, art. 6, 048; Inwerkingtreding : 01-07-2024>
Art.21.In de beslissing waarbij de technisch ambtenaar de aanvraag volledig en ontvankelijk verklaard overeenkomstig artikel 20, vermeldt hij de bevoegde overheid, alsmede de gemeenten waar een onderzoek moet worden georganiseerd en de te raadplegen organen.
(Op dezelfde dag stuurt hij naar de gemeente waar de aanvraag is ingediend een afschrift van de beslissing waarbij de aanvraag volledig en ontvankelijk bevonden werd.) <DWG 2005-02-03/39, art. 144, 012; Inwerkingtreding : 11-03-2005>
[1 Op dezelfde dag stuurt hij naar de gemeente waar de aanvraag is ingediend een afschrift van de beslissing waarbij de aanvraag volledig en ontvankelijk bevonden werd als tegelijk aan volgende voorwaarden is voldaan:
1° de handelingen en werken waarop de vergunningsaanvraag betrekking heeft, geen voorwerp hebben uitgemaakt van een erfgoedvergunning overeenkomstig artikel D.34, § 1, van hetWaalse Erfgoedwetboek, of van een voorafgaand archeologisch advies overeenkomstig artikel D.62, § 1, van het Waalse Erfgoedwetboek;
2° de handelingen en werken waarop de vergunningsaanvraag betrekking heeft, hebben betrekking op een goed dat geheel of gedeeltelijk gelegen is binnen de omtrek van de archeologische kaart en betreffen handelingen en werken die vallen onder artikel D.IV.4, eerste lid, 1°, 5°, 9° en 10° van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling;
3° de handelingen en werken waarop de vergunningsaanvraag betrekking heeft geen beperkte impact krachtens artikel D.IV.I, § 2, van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling;
4° de handelingen en werken waarop de vergunningsaanvraag betrekking heeft, vereisen de verplichte tussenkomst van een architect krachtens artikel D.IV.I, § 2, van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling.]1
De Regering kan bepalen welke organen geraadpleegd moeten worden of criteria vastleggen op grond waarvan de technisch ambtenaar die organen aanwijst.
----------
(1)<DWG 2023-09-28/28, art. 3, 052; Inwerkingtreding : 01-06-2024>
Art.22.<DWG 2005-02-03/39, art. 145, 012; Inwerkingtreding : 11-03-2005> Als de technisch ambtenaar de beslissing bedoeld in artikel 20, § 1, eerste lid, of die bedoeld in artikel 20, § 3, niet naar de aanvrager gestuurd heeft, wordt de aanvraag ontvankelijk bevonden na afloop van de termijnen waarin die bepalingen voorzien. De procedure wordt voortgezet.
[1 In afwijking van het eerste lid is de aanvraag niet-ontvankelijk en wordt de procedure niet voortgezet indien de aanvraag niet de documenten bedoeld in artikel 19, tweede lid, 6° en 7°, bevat.]1
----------
(1)<DWG 2023-09-28/28, art. 4, 052; Inwerkingtreding : 01-06-2024>
Art.23. De termijn voor de procedure tot de besluitvorming bedoeld in artikel 35 gaat in :
1° de dag waarop de technisch ambtenaar zijn beslissing verstuurt waarbij de aanvraag ontvankelijk wordt verklaard;
2° zo niet, de dag na de termijn die hem wordt toegestaan om zijn beslissing te versturen waarbij de aanvraag ontvankelijk wordt verklaard.
Afdeling 2. - Openbaar onderzoek.
Art.24.Behalve afwijkingen bepaald bij dit decreet of door de Regering, moet elk project waarvoor een milieuvergunning wordt verlangd, onderworpen worden aan een openbaar onderzoek betreffende de eventuele effecten op de belangen en aspecten bedoeld in artikel 2.
De afwijkingen bedoeld in het eerste lid worden slechts toegestaan met inachtneming van de vigerende Europese wetgeving en voor projecten die niet geen noemenswaardig risico, hinder of ongemak voor de mens of het milieu inhouden [1 of die de normen inzake dierenwelzijn niet naleven]1.
----------
(1)<DWG 2018-10-04/15, art. 10, 039; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Art.25.
<Opgeheven bij DWG 2007-05-31/46, art. 52, 016; Inwerkingtreding : 08-03-2008>
Art.26.
<Opgeheven bij DWG 2007-05-31/46, art. 52, 016; Inwerkingtreding : 08-03-2008>
Art.27.
<Opgeheven bij DWG 2007-05-31/46, art. 52, 016; Inwerkingtreding : 08-03-2008>
Art.28.
<Opgeheven bij DWG 2007-05-31/46, art. 52, 016; Inwerkingtreding : 08-03-2008>
Art.29.
<Opgeheven bij DWG 2007-05-31/46, art. 52, 016; Inwerkingtreding : 08-03-2008>
Afdeling 3. - Advies.
Art.30.De technisch ambtenaar (richt) het aanvraagdossier (alsmede eventueel zijn bijkomende stukken) voor advies (...) aan de verschillende organen die hij aanwijst, de dag waarop hij (de gemeente waar de aanvraag is ingediend) zijn beslissing toestuurt waarbij de aanvraag overeenkomstig artikel 21 volledig en ontvankelijk wordt bevonden, of na afloop van de termijn bedoeld in (artikel 20). <DWG 2005-02-03/39, art. 146, 012; Inwerkingtreding : 11-03-2005>
Deze organen (verzenden hun advies) binnen een termijn van zestig dagen als de aanvraag een inrichting van klasse 1 betreft, of binnen dertig dagen als ze een inrichting van klasse 2 betreft, te rekenen van de datum waarop de aanvraag aanhangig wordt gemaakt bij de technisch ambtenaar.
[1 De technisch ambtenaar wint het advies in van de erfgoedadministratie en van de Koninklijke Commissie voor Monumenten, Landschappen en Opgravingen in de gevallen bedoeld in artikel D.IV.35 van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling. ]1
Als het advies niet binnen de in het tweede lid bedoelde termijn (wordt verzonden), wordt het geacht gunstig te zijn. <DWG 2005-02-03/39, art. 146, 012; Inwerkingtreding : 11-03-2005>
----------
(1)<DWG 2023-09-28/28, art. 5, 052; Inwerkingtreding : 01-06-2024>
Art.31. Op verzoek van de technisch ambtenaar of van één van de geraadpleegde besturen en overheden, plegen deze laatste ten minste één keer overleg om hun standpunt over het project te harmoniseren.
De overlegregels worden door de Regering vastgelegd.
Art.32.§ 1. Op basis van de ingewonnen adviezen maakt de technisch ambtenaar een syntheserapport op. Dat rapport bevat de tijdens de procedure ingewonnen adviezen, alsmede het advies van de technisch ambtenaar waarbij een voorstel van beslissing gaat, met, in voorkomend geval, specifieke exploitatienormen.
(Het syntheserapport en de volledige aanvraag worden naar de bevoegde overheid gestuurd binnen een termijn van :
1° zeventig dagen als de vergunningaanvraag betrekking heeft op een inrichting van klasse 2;
2° honderd tien dagen als de vergunningaanvraag betrekking heeft op een inrichting van klasse 1.) <DWG 2005-02-03/39, art. 147, 012; Inwerkingtreding : 11-03-2005>
De technisch ambtenaar verwittigt de aanvrager de dag waarop hij het syntheserapport overmaakt.
§ 2. De in paragraaf 1 bedoelde termijn kan verlengd worden bij beslissing van de technisch ambtenaar. De verlengde termijn mag niet langer lopen dan dertig dagen. Deze beslissing wordt binnen de in paragraaf 1, tweede lid, bedoelde termijn aan de bevoegde overheid en de aanvrager gestuurd.
(In de gevallen bedoeld in artikel 13, tweede lid, kunnen de termijnen bedoeld artikel 35, § 1, eerste lid, bij beslissing van de technisch ambtenaar verlengd worden. De verlengde termijn mag niet langer lopen dan dertig dagen. Deze beslissing wordt naar de aanvrager gestuurd binnen de termijn bedoeld in artikel 35, § 1, eerste lid.) <DWG 2005-02-03/39, art. 147, 012; Inwerkingtreding : 11-03-2005>
(§ 3. In het geval bedoeld in artikel 13 [1 ...]1 zijn paragraaf 1, tweede lid, van dit artikel en artikel 34 niet toepasselijk.) <DWG 2005-02-03/39, art. 148, 012; Inwerkingtreding : 11-03-2005>
[2 § 4. Als de aanvraag betrekking heeft tot handelingen en werken waarvoor er dringende redenen van algemeen belang bestaan, zoals bedoeld in artikel D.IV.25 van het Wetboek, die onder de bevoegdheid van de Regering vallen, worden het samenvattend verslag en de volledige aanvraag gestuurd aan de Regering binnen de termijnen bedoeld in de paragrafen 1 en 2, eerste lid. De procedure wordt overeenkomstig artikel D.IV.50 van het Wetboek verdergezet; de bekendmakingen worden gemaakt aan de technisch ambtenaar en niet aan de gemachtigd ambtenaar. Artikel 34 is niet van toepassing.]2
[3 § 5. Voor projecten met betrekking tot de bouw en exploitatie van installaties voor hernieuwbare energie, de aansluiting van deze installaties op het net, het bijbehorende net zelf en opslagfaciliteiten, in de zin van artikel 16septies van Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen, bevat het voorstel voor een besluit als bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, de specifieke motivering met betrekking tot de afweging van de belangen bedoeld in artikel 2, derde lid.]3
----------
(1)<DWG 2007-11-22/39, art. 6, 017; Inwerkingtreding : 17-12-2007>
(2)<DWG 2016-07-20/46, art. 22, 035; Inwerkingtreding : 01-06-2017>
(3)<DWG 2024-04-29/25, art. 4, 049; Inwerkingtreding : 01-11-2024>
Art.33. De Regering bepaalt de minimale inhoud van de adviezen.
Elk advies wordt met redenen omkleed.
Art.34. Als het syntheserapport niet binnen de voorgeschreven termijn aan de bevoegde overheid wordt gestuurd, zet deze laatste de procedure voort rekening houdende met het dossier van de effectrapportering, de resultaten van het onderzoek, het overeenkomstig artikel 28 uitgebrachte advies van het of de college(s) van burgemeester en schepenen, en met elk nader gegeven waarover ze beschikt.
Afdeling 4. - Beslissing.
Art.35.<DWG 2005-02-03/39, art. 149, 012; Inwerkingtreding : 11-03-2005> § 1. De bevoegde overheid stuurt haar beslissing naar de aanvrager en de technisch ambtenaar, [1 en, wanneer toepassing is gemaakt van artikel 13, tweede lid, op elke gemeente op het grondgebied waarvan de inrichting gevestigd is,]1 alsook, bij gewone post, naar elke geraadpleegde overheid of administratie binnen een termijn van :
1° negentig dagen als de vergunningaanvraag betrekking heeft op een inrichting van klasse 2;
2° honderd veertig dagen als de vergunningaanvraag betrekking heeft op een inrichting van klasse 1.
Als het syntheserapport overgemaakt wordt vóór afloop van de termijn bedoeld in artikel 32, § 1, tweede lid, stuurt de bevoegde overheid haar beslissing bij gewone post naar elke geraadpleegde overheid of administratie binnen een termijn van :
1° twintig dagen, te rekenen van de dag waarop ze het syntheserapport van de technisch ambtenaar ontvangt overeenkomstig artikel 32, § 1, tweede lid, voor inrichtingen van klasse 2;
2° dertig dagen, te rekenen van de dag waarop ze het syntheserapport van de technisch ambtenaar ontvangt overeenkomstig artikel 32, § 1, tweede lid, voor inrichtingen van klasse 1.
Als de bevoegde overheid van het syntheserapport afwijkt, geeft ze de redenen daarvoor op.
In het geval bedoeld in artikel 13, tweede lid, is enkel het eerste lid van deze paragraaf van toepassing.
[2 Als de milieuvergunningsaanvraag betrekking heeft op een krachtens artikel 3 ingedeeld individueel zuiveringssysteem, deelt de bevoegde autoriteit ook de beslissing bedoeld in het eerste en het tweede lid mee aan de " Société publique de gestion de l'eau " bedoeld in artikel D.2., 76°, van Boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt.]2
[3 Tegelijk met het versturen van zijn beslissing naar de aanvrager, stuurt de gemachtigd ambtenaar een afschrift van zijn beslissing naar de erfgoedadministratie:
1° wanneer de vergunning betrekking heeft op een beschermd of gelijkgesteld goed in de zin van het Waalse Erfgoedwetboek dat het voorwerp heeft uitgemaakt van een erfgoedvergunning bedoeld in de artikelen D.47 en D.48 van hetzelfde Wetboek;
2° wanneer de vergunning betrekking heeft op een project dat het voorwerp heeft uitgemaakt van een voorafgaand archeologisch advies van de Erfgoedadministratie bedoeld in artikel D.62 van het Waalse Erfgoedwetboek;
3° wanneer de vergunning betrekking heeft op een project dat het voorwerp heeft uitgemaakt van een advies van de erfgoedadministratie krachtens artikel 30;
4° wanneer de vergunning betrekking heeft op een project dat het voorwerp heeft uitgemaakt van een zending van de ontvangstbevestiging of de beslissing over de volledigheid van de vergunningsaanvraag naar de erfgoedadministratie krachtens artikel D.67, § 1, van het Waalse Erfgoedwetboek.]3
§ 2. In het geval van artikel 32, § 2, wordt de termijn waarover de bevoegde overheid beschikt om haar beslissing te verzenden verlengd met dezelfde termijn als die door de technisch ambtenaar bepaald wordt.
----------
(1)<DWG 2007-11-22/39, art. 7, 017; Inwerkingtreding : 17-12-2007>
(2)<DWG 2016-06-23/09, art. 85, 033; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
(3)<DWG 2023-09-28/28, art. 6, 052; Inwerkingtreding : 01-06-2024>
Art.36. De technisch ambtenaar en de gemeente houden elk een vergunningenregister. De Regering bepaalt de vorm en de inhoud van het register.
Art.37.Als het syntheserapport overeenkomstig artikel 32 wordt verzonden en een gunstig advies van de technisch ambtenaar alsmede, in voorkomend geval, specifieke normen bevat, wordt de beslissing, indien ze niet binnen de in artikel 35 bedoelde termijn is verstuurd, geacht genomen te zijn overeenkomstig de algemene en sectorale normen bedoeld in artikel 5 en de specifieke normen die eventueel opgenomen zijn in het in artikel 32 bedoelde syntheserapport [2 ...]2.
[1 De vergunning wordt geacht geweigerd te worden als de beslissing niet verzonden wordt binnen de termijn bepaald bij artikel 35 :
1° als het syntheserapport niet overeenkomstig artikel 32 is verstuurd;
2° als het syntheserapport een ongunstig advies van de technisch ambtenaar bevat.]1
[1 In de gevallen bedoeld in artikel 13, tweede lid, wordt de vergunning geacht geweigerd te worden als de beslissing niet verzonden wordt binnen de termijn bepaald bij artikel 35.]1
[2 Bij gebrek aan verzending van de beslissing binnen de termijn bedoeld in artikel 35 en wanneer het syntheserapport overeenkomstig artikel 32 is overgemaakt, wordt het door de technisch ambtenaar aan de aanvrager overgemaakt.]2
[3 Als de milieuvergunningsaanvraag betrekking heeft op een krachtens artikel 3 ingedeeld individueel zuiveringssysteem, maakt de bevoegde autoriteit ook het syntheserapport over aan de " Société publique de gestion de l'eau " bedoeld in artikel D.2., 76°, van Boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt, en geeft ze aan dat de beslissing geacht wordt te zijn genomen krachtens het eerste lid.]3
----------
(1)<DWG 2007-11-22/39, art. 8, 017; Inwerkingtreding : 17-12-2007>
(2)<DWG 2010-07-22/10, art. 73, 023; Inwerkingtreding : 30-08-2010>
(3)<DWG 2016-06-23/09, art. 86, 033; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
Art.38.[1 Voor de door de Regering aangewezen installaties en activiteiten, worden de inhoud van het besluit alsook een afschrift van de vergunning en van de eventuele latere bijwerkingen bekendgemaakt op het portaal Leefmilieu van de Internetsite van het Waalse Gewest, met uitzondering van de gegevens onttrokken aan het openbaar onderzoek overeenkomstig artikel D. 29-15 van Boek I van het Milieuwetboek.]1
----------
(1)<DWG 2013-10-24/11, art. 10, 028; Inwerkingtreding : 18-02-2014>
Afdeling 5. - Vereenvoudigde procedure.
Art.39.De aanvragen voor tijdelijke inrichtingen en proefinrichtingen worden onderworpen aan een vereenvoudigde procedure waarvan de regels in de leden 2 tot 6 vastliggen.
[1 ...]1
In afwijking van artikel 30, tweede lid, verzenden de organen hun advies binnen een termijn van twintig dagen.
In afwijking van artikel 32, § 1, tweede lid, wordt het syntheserapport van de technisch ambtenaar binnen een termijn van dertig dagen aan de bevoegde overheid gestuurd.
In afwijking van artikel 32 verstuurt de bevoegde overheid haar beslissing binnen een termijn van veertig dagen.
Als de beslissing niet binnen die termijn wordt verzonden :
1° wordt de beslissing geacht genomen te zijn overeenkomstig de algemene en sectorale normen bedoeld in artikel 5 en, in voorkomend geval, de specifieke normen bedoeld in het syntheserapport, als het rapport overeenkomstig het vierde lid is verstuurd en een gunstig advies van de technisch ambtenaar bevat;
2° of wordt de vergunning geacht geweigerd te zijn, als het syntheserapport niet overeenkomstig het vierde lid is verzonden of een ongunstig advies van de technisch ambtenaar bevat.
In de gemeente(n) op het grondgebied waarvan de vestiging van de inrichting gepland is, laat de burgemeester een bericht aanplakken volgens dezelfde voorschriften als die bedoeld in artikel 38.
----------
(1)<DWG 2007-05-31/46, art. 54, 016; Inwerkingtreding : 08-03-2008>
HOOFDSTUK IV. - Beroep.
Art.40.<DWG 2005-02-03/39, art. 150, 012; Inwerkingtreding : 11-03-2005> § 1. [2 Elke natuurlijke of rechtspersoon die bewijst dat ze een belang heeft alsook de technisch ambtenaar en het gemeentecollege van de gemeente op het grondgebied waarvan de inrichting gevestigd is kunnen bij de Regering een beroep instellen tegen een beslissing van de bevoegde overheid die binnen de in artikel 35 bedoelde termijnen is verstuurd, tegen de beslissing die geacht wordt overeenkomstig artikel 37, eerste lid, te zijn genomen of tegen de weigering bedoeld in artikel 37, tweede en derde lid.]2
Het feit dat de in artikel 13 bedoelde overheden geen beslissing hebben genomen i.v.m. de afgifte van milieuvergunningen voor niet-tijdelijke inrichtingen houdt in dat geen beroep ingediend kan worden.
§ 2. [6 Het beroep gaat, op straffe van niet-ontvankelijkheid, vergezeld van het bewijs van de storting van het dossierrecht bedoeld in artikel 177 en wordt aan de inzake beroepen bevoegde technisch ambtenaar gericht]6 binnen een termijn van twintig dagen die ingaat :
1° hetzij, voor de aanvrager [2 , de technisch ambtenaar en, wanneer toepassing is gemaakt van artikel 13, tweede lid, elk gemeentecollege van de gemeente op het grondgebied waarvan de inrichting gevestigd is]2, op de datum van ontvangst van de beslissing van de bevoegde overheid als ze binnen de in artikel 35 bedoelde termijnen is verstuurd, of van [5 het syntheserapport dat overeenkomstig artikel 37, vierde lid, aan de aanvrager wordt overgemaakt]5;
2° hetzij, [2 in de gevallen bedoeld in artikel 37, tweede lid, 1°, en derde lid,]2 voor de aanvrager en [2 , de technisch ambtenaar en, wanneer toepassing is gemaakt van artikel 13, tweede lid, elk gemeentecollege van de gemeente op het grondgebied waarvan de inrichting gevestigd is]2, op de datum waarop de in artikel 35 bedoelde termijnen verstrijken;
3° hetzij, voor de personen die niet onder 1° opgenomen zijn, op de eerste dag van aanplakking van [4 het advies bedoeld in de artikelen D.29-22, D.29-23 en D.29-24 van Boek I van het Milieuwetboek]4 [1 overeenkomstig de modaliteiten van de artikelen D.29-25 en D.29-26 van Boek I van het Milieuwetboek.]1
Als de beslissing in verschillende gemeenten wordt aangeplakt, wordt de termijn verlengd tot de twintigste dag volgend op de eerste dag van aanplakking in de gemeente die de beslissing in laatste instantie heeft aangeplakt.
§ 3. De technisch ambtenaar maakt een syntheserapport op, met name op grond van de ingewonnen adviezen. Dat rapport bevat de gegevens bedoeld in artikel 32.
Het syntheserapport wordt naar de Regering gestuurd binnen een termijn van :
1° vijftig dagen als het beroep betrekking heeft op een inrichting van klasse 2;
2° zeventig dagen als het beroep betrekking heeft op een inrichting van klasse 1.
De termijn gaat in op de eerste dag na ontvangst van het beroep. Als er meer beroepen worden ingesteld, begint de termijn te lopen vanaf de eerste dag na ontvangst van het laatste beroep.
De technisch ambtenaar verwittigt de aanvrager [2 alsook de eiser]2 schriftelijk de dag waarop hij het syntheserapport overmaakt.
§ 4. De termijnen bedoeld in paragraaf 3 kunnen bij beslissing van de technisch ambtenaar verlengd worden. De verlengde termijn mag niet langer lopen dan dertig dagen. Deze beslissing wordt naar de Regering en de aanvrager alsook naar de eiser gestuurd binnen de termijn bedoeld in paragraaf 3, tweede lid.
§ 5. Het beroep schort de betwiste beslissing niet op, behalve als het door de technisch ambtenaar ingediend wordt.
§ 6. De Regering bepaalt :
1° de gegevens die het beroep moet bevatten, de vorm ervan en het aantal in te dienen exemplaren;
2° de modaliteiten volgens welke het beroep ter kennis van de bevolking wordt gebracht;
3° de wijze waarop het beroep wordt onderzocht, de te raadplegen instellingen en de termijnen waarbinnen de adviezen worden uitgebracht. Als een advies niet binnen de voorgeschreven termijn verzonden of tegen ontvangbewijs afgegeven wordt, wordt het geacht gunstig te zijn.
§ 7. De Regering stuurt haar beslissing naar de aanvrager binnen een termijn van :
1° zeventig dagen als het beroep betrekking heeft op een inrichting van klasse 2;
2° [2 honderd]2 dagen als het beroep betrekking heeft op een inrichting van klasse 1.
De termijn gaat in op de eerste dag na de datum van ontvangst van het beroep. Als er meer beroepen zijn, begint de termijn te lopen vanaf de eerste dag volgend op de datum van ontvangst van het laatste beroep.
Als het syntheserapport [2 verzonden]2 wordt vóór afloop van de termijn bedoeld in paragraaf 3, stuurt de Regering haar beslissing binnen een termijn :
1° van twintig dagen die ingaat op de datum waarop ze het syntheserapport van de technisch ambtenaar ontvangt overeenkomstig paragraaf 3, voor inrichtingen van klasse 2;
2° van dertig dagen die ingaat op de datum waarop ze het syntheserapport van de technisch ambtenaar ontvangt overeenkomstig paragraaf 3, voor inrichtingen van klasse 1.
In het geval bedoeld in paragraaf 4 wordt de termijn waarover de Regering beschikt om haar beslissing te verzenden verlengd met dezelfde termijn als die door de technisch ambtenaar bepaald wordt.
[6 Als de milieuvergunningsaanvraag betrekking heeft op een krachtens artikel 3 ingedeeld individueel zuiveringssysteem, deelt de bevoegde autoriteit ook de beslissing bedoeld in het eerste en het tweede lid mee aan de " Société publique de gestion de l'eau " bedoeld in artikel D.2., 76°, van Boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt. ".]6
[6 § 7bis. Wanneer een openbaar onderzoek georganiseerd wordt, desgevallend na beroep, worden de in de paragrafen 3 en 7 bedoelde termijnen voor de behandeling van het beroep onderbroken tot de datum van verzending van een schrijven waarin de betrokken gemeente erom verzocht wordt een openbaar onderzoek te organiseren. De procedure wordt, volgens de modaliteiten waarin paragraaf 3 voorziet, weer opgestart op de datum waarop de technisch ambtenaar de resultaten van het openbaar onderzoek in ontvangst neemt, met inbegrip van het proces-verbaal bedoeld in artikel D.29-19 van Boek I van het Milieuwetboek.]6
[7 § 7ter. Wanneer de vergunningsaanvraag betrekking heeft op een geklasseerd of gelijkgesteld goed, in de zin van het Waalse Erfgoedwetboek, dat het voorwerp heeft uitgemaakt van een erfgoedvergunning bedoeld in de artikelen D.47 en D.48 van hetzelfde Wetboek of wanneer de vergunningsaanvraag betrekking heeft op een project dat het voorwerp heeft uitgemaakt van een voorafgaand archeologisch advies van de erfgoedadministratie bedoeld in artikel D.62 van hetzelfde Wetboek, neemt de Regering in haar beslissing de conclusies van de erfgoedvergunning of het voorafgaand archeologisch advies integraal over en beantwoordt ze aan de inhoud van die vergunning of dat advies, tenzij de erfgoedadministratie daar vooraf schriftelijk mee instemt.]7
§ 8. Als de beslissing niet verstuurd wordt binnen de termijn bedoeld in paragraaf 7 :
1° wordt de in eerste instantie genomen beslissing bevestigd;
2° wordt de beslissing geacht te zijn genomen op grond van de conclusies die in het syntheserapport vastliggen indien de in eerste instantie genomen beslissing niet verstuurd wordt binnen de termijn bedoeld in artikel 35, als het syntheserapport overeenkomstig paragraaf 3 is verstuurd. Het syntheserapport wordt door de technisch ambtenaar naar de aanvrager [2 en de eiser]2 gestuurd.
[2 3° als de beslissing die in eerste instantie is genomen niet verstuurd wordt binnen de termijn bedoeld in artikel 35 en als het syntheserapport niet overeenkomstig § 3 wordt verstuurd, wordt de beslissing geacht te zijn genomen volgens de conclusies die vastliggen in het syntheserapport verstuurd overeenkomstig artikel 32.]2
[6 Als de milieuvergunningsaanvraag betrekking heeft op een krachtens artikel 3 ingedeeld individueel zuiveringssysteem, maakt de bevoegde autoriteit ook het syntheserapport over aan de " Société publique de gestion de l'eau " bedoeld in artikel D.2., 76°, van Boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt, en geeft ze aan dat de beslissing geacht wordt te zijn genomen krachtens het eerste lid, 2° of 3°. "]6
§ 9. Als de vergunningsweigering te wijten is aan het uitblijven van een beslissing in eerste instantie en in beroep en als er geen syntheserapport wordt overgemaakt binnen de voorgeschreven termijnen, moet het Gewest een vergoeding betalen die gelijk is aan twintig maal het bedrag van het dossiersrecht bedoeld in artikel 177, tweede lid, 1° en 2°.
De vergoedingsaanvragen vallen onder de bevoegdheid van de hoven en rechtbanken.
----------
(1)<DWG 2007-05-31/46, art. 55, 016; Inwerkingtreding : 08-03-2008>
(2)<DWG 2007-11-22/39, art. 9, 017; Inwerkingtreding : 17-12-2007>
(3)<DWG 2007-11-22/39, art. 9, 4., 017; Inwerkingtreding : 17-12-2007; Opheffing : 08-03-2008>
(4)<DWG 2007-11-22/39, art. 23, 1, 017; Inwerkingtreding : 08-03-2008>
(5)<DWG 2010-07-22/10, art. 74, 023; Inwerkingtreding : 30-08-2010>
(6)<DWG 2016-06-23/09, art. 87, 033; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
(7)<DWG 2023-09-28/28, art. 7, 052; Inwerkingtreding : 01-06-2024>
Art.41.De aangever kan een niet-opschortend beroep bij de Regering instellen tegen de beslissingen bedoeld in artikel 14, § 5.
[2 het beroep gaat vergezeld van het bewijs van de storting van het dossierrecht bedoeld in artikel 177 en wordt gericht]2 [1 ...]1 binnen een termijn van twintig dagen, te rekenen van de dag waarop de aangever de in artikel 14, § 5, bedoelde beslissing in ontvangst neemt.
[2 De Regering bepaalt de vorm en de inhoud van het beroepsformulier. Ze bepaalt de onderzoeksmodaliteiten en de termijnen voor de indiening van de adviezen van de administraties en de autoriteiten die de bevoegde technisch ambtenaar nodig acht te raadplegen. Als het advies niet binnen de voorgeschreven termijnen wordt verzonden, wordt het geacht gunstig te zijn.]2
De Regering beslist na het advies van de technisch ambtenaar te hebben ingewonnen.
De Regering stuurt haar beslissing binnen een termijn van dertig dagen, te rekenen van de eerste dag na de ontvangst van het beroep. Als de beslissing niet binnen deze termijn wordt verzonden, wordt het beroep geacht verworpen te zijn.
----------
(1)<DWG 2014-03-13/02, art. 3, 031; Inwerkingtreding : 01-01-2015 (BWG 2014-05-15/61, art. 14)>
(2)<DWG 2016-06-23/09, art. 88, 033; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
HOOFDSTUK V. - Verbouwing en uitbreiding van een ingedeelde inrichting.
Art.42. Onverminderd het tweede lid valt elke in de artikelen 10, § 1, tweede lid, 2°, of 11, derde lid, bedoelde verbouwing of uitbreiding van een ingedeelde inrichting onder de bepalingen van de hoofdstukken III en IV.
Als de geplande verbouwing of uitbreiding niet van dien aard is dat ze de in artikel 2 bedoelde risico's, hinder of ongemakken kan vergroten, kan de bevoegde overheid op voorstel van de technisch ambtenaar beslissen de aanvraag niet aan een openbaar onderzoek te onderwerpen.
HOOFDSTUK VI. - Mobiele inrichtingen.
Art.43. De verleende milieuvergunning of de aangifte geldt voor het geheel van de sites waar de inrichting geëxploiteerd wordt of zal worden.
Wanneer de technisch ambtenaar een vergunning voor een mobiele inrichting afgeeft, schrijft hij exploitatienormen voor op grond waarvan de inrichting overeenkomstig artikel 2 wordt geëxploiteerd, ongeacht de plaats van de exploitatie.
Hij kan met name een beperkte lijst van plaatsen opgeven waar exploitatie toegelaten is, of exploitatie op bepaalde plaatsen uitsluiten.
Art.44.De exploitant stuurt ten minste vijftien dagen vóór elke inwerkingtreding, op een verschillende plaats, van een vergunning voor mobiele inrichtingen een afschrift van de vergunning of van de aangifte, met opgave van de duur en de exploitatieplaats, aan het [1 gemeentecollege]1 van de gemeente op het grondgebied waarvan de exploitatie zal plaatsvinden, alsmede aan de technisch ambtenaar.
----------
(1)<DWG 2007-11-22/39, art. 21, 017; Inwerkingtreding : 17-12-2007>
HOOFDSTUK VII. - Inhoud en gevolgen van de milieuvergunning.
Afdeling 1. - Inhoud van de beslissing.
Art.45.§ 1. De beslissing waarbij de vergunning wordt verleend, vermeldt op zijn minst :
1° de identiteit van de exploitant;
2° de ligging, de identificatie en de beschrijving van de goedgekeurde inrichting(en);
3° de duur van de vergunning en de datum waarop ze wordt afgegeven;
4° de termijn binnen welke de vergunning ten uitvoer moet worden gebracht;
5° de melding dat de vergunning begint te lopen vanaf de dag waarop ze uitvoerbaar wordt overeenkomstig artikel 46;
6° de voorschriften inzake de lucht-, water- en grondbescherming en de maatregelen betreffende het beheer van de door de inrichting voortgebrachte afval;
7° de maatregelen en de termijn voor de sanering van de inrichting aan het einde van de exploitatie ervan.
[2 8° in voorkomend geval, het maximum aantal dieren die het voorwerp kunnen zijn van de installaties en activiteiten en de voorziene modaliteiten om hun welzijn te waarborgen.]2
In voorkomend geval bevat ze ook :
1° de specifieke exploitatienormen en de technische en financiële garanties die de bevoegde overheid nodig acht;
2° de dag waarop de vergunning uitvoerbaar wordt, ingeval ze na beroep wordt verleend;
3° de gewijzigde of aangevulde gegevens van de oorspronkelijke vergunning als de beslissing waarbij de vergunning wordt verleend, betrekking heeft op de verbouwing of de uitbreiding van een inrichting;
(4° de voorwaarden betreffende het nabeheer van de inrichting voor de centra voor technische ingraving;) <DWG 2002-09-19/31, art. 7, 007; Inwerkingtreding : 01-10-2002>
[1 5° wat betreft de inrichtingen met één of meer broeikasgasuitstotende installaties of activiteiten, de vergunning om broeikasgassen uit te stoten.]1
[3 § 1/1. Wanneer de vergunning betrekking heeft op een geklasseerd of gelijkgesteld goed, in de zin van het Waalse Erfgoedwetboek, dat het voorwerp heeft uitgemaakt van een erfgoedvergunning bedoeld in de artikelen D.47 en D.48 van hetzelfde Wetboek of wanneer de vergunning betrekking heeft op een project dat het voorwerp heeft uitgemaakt van een voorafgaand archeologisch advies van de erfgoedadministratie bedoeld in artikel D.62 van hetzelfde Wetboek, neemt de vergunning de conclusies van de erfgoedvergunning of het voorafgaand archeologisch advies integraal over en beantwoordt ze aan de inhoud van die vergunning of dat advies.]3
§ 2. De Regering bepaalt welke andere gegevens in de vergunning vermeld moeten worden.
----------
(1)<DWG 2012-06-21/08, art. 34, 026; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
(2)<DWG 2018-10-04/15, art. 11, 039; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
(3)<DWG 2023-09-28/28, art. 8, 052; Inwerkingtreding : 01-06-2024>
Afdeling 2. - Gevolgen van de vergunning.
Art.46.Onverminderd de artikelen (40, § 5), 54, 55, § 3, [1 57, tweede lid, en 95, § 5]1 , is de beslissing waarbij de vergunning wordt verleend, uitvoerbaar vanaf : <DWG 2005-02-03/39, art. 151, 012; Inwerkingtreding : 11-03-2005>
1° de dag na afloop van de in [1 in de artikelen 40, § 2, en 95, § 2]1 , bedoelde termijn binnen welke het beroep moet worden ingesteld;
2° de dag na de kennisgeving daarvan aan de aanvrager of, zoniet, de dag na afloop van de termijn waarover de voor beroepen bevoegde overheid beschikt om een beslissing te nemen, als de vergunning na beroep wordt verleend;
3° de dag na de kennisgeving daarvan aan de aanvrager of, zoniet, de dag na afloop van de termijn waarover de voor bevoegde overheid beschikt om zich uit te spreken als de beslissing waarbij de vergunning wordt verleend niet vatbaar is voor beroep.
----------
(1)<DWG 2011-10-27/04, art. 71, 024; Inwerkingtreding : 04-12-2011>
Art.47. Voor zover de door de Regering bepaalde regels van openbaarmaking in acht worden genomen, heeft de vergunning tot gevolg dat de in de aanvraag vermelde erfdienstbaarheden die het gevolg zijn van de daad van de mens en verbintenissen bij overeenkomst vervallen of gewijzigd worden, onverminderd de door de aanvrager te betalen vergoeding van de houders van deze rechten.
Art.48. De verleende vergunning vervalt :
1° als ze niet ten uitvoer wordt gebracht vóór het verstrijken van de door de overheid overeenkomstig artikel 53, § 1, vastgelegde termijn;
2° als de goedgekeurde inrichting niet geëxploiteerd wordt gedurende twee opeenvolgende jaren.
Art.49. De krachtens dit decreet verleende vergunningen benadelen de rechten van derden niet.
Afdeling 3. - Geldigheidsduur van de vergunning.
Art.50.§ 1. Onverminderd (het tweede lid en) de artikelen 1, 4°, en 52, wordt de vergunning verleend voor maximum twintig jaar. (De vergunning kan voor onbepaalde duur verleend worden als ze betrekking heeft op een groeve.) [1 De vergunning wordt toegekend voor een maximumduur van dertig jaar als ze betrekking heeft op een windturbine.]1 <DWG 2002-07-04/41, art. 13, 005; Inwerkingtreding : 01-10-2002>
De bevoegde overheid kan de specifieke exploitatienormen opgeven die vóór het verstrijken van de vergunning moeten worden herzien, alsmede de datum waarop de aanvraag om hernieuwing moet worden ingediend.
[2 [3 De vergunning voor activiteiten en installaties met betrekking tot exclusieve vergunningen voor de exploratie en exploitatie van ondergrondse rijkdommen als bedoeld in het Wetboek van het beheer van de ondergrondse rijkdommen) worden afgegeven voor een periode die duurt tot het verstrijken van de exclusieve vergunning waarop ze betrekking heeft]3.]2
[3 Milieuvergunningen voor activiteiten en installaties die nodig zijn voor het nazorgbeheer waarin is voorzien in exclusieve vergunningen voor de exploratie en exploitatie van ondergrondse rijkdommen als bedoeld in het Wetboek van het beheer van ondergrondse rijkdommen kunnen worden afgegeven na de vervaldatum van de exclusieve vergunning, maar niet langer dan twintig jaar. ]3
§ 2. De Regering kan een kortere maximale geldigheidsduur bepalen voor de ingedeelde installaties en activiteiten die zij aanwijst.
§ 3. De geldigheidsduur van de vergunning wordt berekend vanaf de dag waarop de beslissing waarbij de vergunning wordt verleend, overeenkomstig artikel 46 uitvoerbaar wordt.
----------
(1)<DWG 2016-06-23/09, art. 89, 033; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
(2)<DWG 2018-03-01/32, art. 87, 037; Inwerkingtreding : 01-04-2018>
(3)<DWG 2024-03-14/32, art. 7, 053; Inwerkingtreding : 01-07-2024>
Art.51. Als de vergunning betrekking heeft op de verbouwing of de uitbreiding van een inrichting, wordt ze verleend voor een termijn die verstrijkt uiterlijk de dag waarop de vergunning voor de oorspronkelijke inrichting verstrijkt.
Art.52. § 1. De geldigheidsduur van de vergunning kan niet verlengd worden, behalve voor een tijdelijke inrichting.
De voor een tijdelijke inrichting verleende vergunning mag één keer verlengd worden met een duur die maximum gelijk is aan die van de oorspronkelijke vergunning, zonder evenwel één jaar te mogen overschrijden.
§ 2. De Regering bepaalt de procedure voor de aanvraag om verlenging van de voor een tijdelijke inrichting verleende vergunning.
Afdeling 4. - Tenuitvoerlegging van de vergunning.
Art.53.§ 1. De overheid die een milieuvergunning verleent, bepaalt de termijn binnen welke deze ten uitvoer moet worden gelegd. Die termijn mag niet langer lopen dan twee jaar. De overheid kan op bijzonder met redenen omkleed verzoek evenwel een nieuwe vergunning voor maximum twee jaar verlenen. [2 De Regering die een milieuvergunning verleent krachtens artikel 13, vierde lid, bepaalt de termijn binnen welke deze ten uitvoer moet worden gelegd. Die termijn mag niet langer lopen dan zeven jaar. De Regering kan op bijzonder met redenen omkleed verzoek evenwel een nieuwe termijn van maximum vijf jaar verlenen.]2
Voor een tijdelijke inrichting mag de termijn voor de tenuitvoerlegging van de vergunning niet langer lopen dan één jaar.
§ 2. De termijn voor de tenuitvoerlegging van de vergunning begint te lopen vanaf de dag waarop de beslissing waarbij de vergunning wordt verleend, uitvoerbaar wordt.
[1 In afwijking van lid 1 en onverminderd artikel 55, § 3, gaat de termijn voor de uitvoering wanneer een zekerheid wordt opgelegd overeenkomstig artikel 55, § 1, in vanaf :
1° de dag na het verstrijken van de termijn van beroep tegen de beslissing bepaald in artikel 40, § 2;
2° de dag na de kennisgeving aan de aanvrager van de beslissing getroffen na het beroep of, bij ontstentenis, de dag na de termijn die aan de beroepsinstantie was opgelegd om haar beslissing te versturen krachtens artikel 40, § 7;
3° de dag na de kennisgeving aan de aanvrager van de beslissing tot toekenning van de vergunning als geen beroep mogelijk is tegen die vergunning of, bij ontstentenis, de dag na het verstrijken van de termijn opgelegd aan de beroepsinstantie om haar beslissing te versturen.]1
[3 § 3. De uitvoering van de vergunning kan onderworpen worden aan de uitvoering van archeologische verrichtingen overeenkomstig de artikelen D.66 en D.67 van het Waalse Erfgoedwetboek.]3
----------
(1)<DWG 2011-10-27/04, art. 72, 024; Inwerkingtreding : 04-12-2011>
(2)<DWG 2016-07-20/46, art. 23, 035; Inwerkingtreding : 01-06-2017>
(3)<DWG 2023-09-28/28, art. 9, 052; Inwerkingtreding : 01-06-2024>
Art.54. De Regering bepaalt de gevallen waarin de tenuitvoerlegging van de vergunning afhangt van de verwerving door de vergunninghouder van zakelijke rechten op de goederen waarop de exploitatie betrekking heeft.
HOOFDSTUK VIII. - Exploitatienormen en verplichtingen van de exploitant.
Afdeling 1. - Exploitatienormen.
Art.55.§ 1. Op voorstel van de technisch ambtenaar, dat in het syntheserapport opgenomen is, kan de bevoegde overheid verlangen dat de exploitant vóór de tenuitvoerlegging van de milieuvergunning ten gunste van de Regering een zekerheid stelt om aan te geven dat hij zijn verplichtingen inzake de sanering van de site zal nakomen. Het bedrag van de zekerheid stemt overeen met de prijs die de openbare overheid zou moeten betalen voor de sanering.
(Deze zekerheid wordt in ieder geval altijd verlangd voor de centra voor technische ingraving bedoeld in het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen [2 , alsook de verplichtingen tot opvolging na sluiting]2.) <DWG 2002-09-19/31, art. 8, 007; Inwerkingtreding : 01-10-2002>
De Regering bepaalt de gevallen waarin hoe dan ook een zekerheid verlangd wordt. Voor de installaties die ze aanwijst kan ze bepalen dat het bedrag van de zekerheid de kosten dekt voor de periode binnen welke de inrichting onderhouden wordt en onder controle en toezicht staat.
§ 2. De zekerheid wordt ten belope van het in de vergunning bepaalde bedrag gesteld d.m.v. een deposito bij de deposito- en consignatiekas, een onafhankelijke bankgarantie of elke andere vorm van zekerheid die de Regering bepaalt, naar keuze van de aanvrager.
Als de zekerheid gesteld wordt d.m.v. een storting in contanten, moet de exploitant van de inrichting de zekerheid jaarlijks verhogen ten belope van de gedurende het afgelopen jaar opgebrachte interesten.
Als de zekerheid gesteld wordt d.m.v. een onafhankelijke bankgarantie, moet deze uitgegeven worden door een kredietinstelling die erkend is door de Commissie voor het Bank- en Financiewezen of door een overheid van een Lidstaat van de Europese Unie die gemachtigd is om kredietinstellingen te controleren.
De milieuvergunning kan bepalen dat de zekerheid in tranches wordt gesteld, voor zover deze overeenstemmen met exploitatiefases bedoeld in de vergunning.
§ 3. Als een zekerheid wordt verlangd, is de milieuvergunning pas uitvoerbaar als de technisch ambtenaar bevestigt dat de zekerheid gesteld is.
Als de zekerheid in tranches wordt gesteld, is de milieuvergunning voor een deel van de exploitatie pas uitvoerbaar wanneer de technisch ambtenaar bevestigt dat de overeenstemmende tranche van de vereiste zekerheid gesteld is.
§ 4. Op voorstel van de technisch ambtenaar waarbij een evolutie van de geraamde saneringskosten wordt gerechtvaardigd, kan de overheid die bevoegd is om de milieuvergunning in eerste instantie te verlenen het bedrag van de zekerheid in de loop van de exploitatie wijzigen.
§ 5. De technisch ambtenaar moet de sanering vaststellen binnen een termijn van zestig dagen, te rekenen van de dag waarop de exploitant de aanvraag om vaststelling heeft ingediend. Als geen beslissing wordt genomen binnen de voorgeschreven termijn, wordt de sanering geacht conform te zijn.
Na afloop van een termijn van drie maanden, te rekenen van de dag waarop de sanering is vastgesteld, en als de technisch ambtenaar geen voorbehoud maakt, wordt de zekerheid vrijgegeven en worden de eventuele interesten terugbetaald overeenkomstig de voorschriften van § 7.
§ 6. De technisch ambtenaar kan één enkele bijkomende termijn toestaan voor de sanering. Als de plaats niet gesaneerd is binnen de voorgeschreven termijn, laat de Regering van ambtswege tot de sanering overgaan door de zekerheidstelling te eisen.
Als het bedrag onvoldoende is, verhaalt de Regering de aanvullende kosten op de houder van de vergunning.
(§ 6bis. Wat betreft de centra voor technische ingraving bevat de in de §§ 1 tot 4 bedoelde zekerheid een deel betreffende de sanering van het centrum voor technische ingraving en een deel betreffende het nabeheer ervan.
In afwijking van § 5 van deze bepaling stelt de technisch ambtenaar op verzoek van de exploitant en op grond van een verslag waarvan de inhoud door de Regering wordt bepaald, vast of de sanering van het centrum voor technische ingraving of van één van zijn cellen voldoet aan de voorwaarden van de milieuvergunning. Om de sanering vast te stellen, controleert de technisch ambtenaar de cel(len) en het krachtens dit decreet vereiste verslag. De technisch ambtenaar moet zich uitspreken over de sanering binnen een termijn van zestig dagen te rekenen van de indiening door de exploitant van de vaststellingsaanvraag en van het verslag.
De bevrijding van de zekerheid betreffende de sanering van het centrum voor technische ingraving kan in tranches gedeeld worden naar gelang van de sanering van de verschillende cellen die geëxploiteerd zullen worden. Dit deel van de zekerheid, met inbegrip van de eventuele interesten, wordt bevrijd na vaststelling van de sanering van het centrum voor technische ingraving en wordt terugbetaald overeenkomstig de krachtens de §§ 5, tweede lid, en 7 bepaalde modaliteiten.
Het deel van de zekerheid betreffende het nabeheer van het centrum voor technische ingraving wordt bevrijd wanneer de technisch ambtenaar vaststelt dat het centrum voor technische ingraving geen gevaar meer voor het milieu kan opleveren.
In dit geval wordt de zekerheid betreffende het nabeheer van het centrum voor technische ingraving bevrijd en worden de eventuele interesten terugbetaald overeenkomstig de krachtens § 7 bepaalde modaliteiten.) <DWG 2002-09-19/31, art. 8, 007; Inwerkingtreding : 01-10-2002>
§ 7. De Regering kan bijkomende bepalingen opleggen waaraan de zekerheden moeten voldoen, en, in voorkomend geval, standaard-zekerheidsvoorwaarden. Ze bepaalt de wijze waarop de zekerheid wordt vrijgegeven wanneer de exploitant al zijn verplichtingen inzake de sanering nakomt (wanneer het centrum voor technische ingraving geen gevaar meer voor het milieu kan opleveren), alsmede de procedure in geval van niet-nakoming van deze verplichtingen. <DWG 2002-09-19/31, art. 8, 007; Inwerkingtreding : 01-10-2002>
(De exploitant kan bij de Regering een beroep instellen tegen alle beslissingen inzake zekerheid bedoeld in dit artikel en tegen de beslissing van de technisch ambtenaar over het niet-herstel.
De technisch ambtenaar kan ook het beroep tegen de beslissingen inzake zekerheid instellen als hij de bevoegde overheid niet is.
De Regering regelt de modaliteiten om beroep in te stellen en bepaalt met name :
1° de in het beroep te vermelden gegevens en de vorm ervan;
2° de modaliteiten die de bevoegde technisch ambtenaar in acht moet nemen bij de behandeling van het beroep.) <DWG 2002-07-04/41, art. 14, 005; Inwerkingtreding : 01-10-2002>
[1 Als de beslissing niet binnen de door de Regering voorgeschreven termijn wordt verstuurd, wordt de in eerste instantie genomen beslissing bevestigd.]1
(§ 8. Voor de haar aangewezen ingedeelde installaties en activiteiten kan de Regering de berekeningswijze van de zekerheid bepalen naar gelang van de stand van de reeds uitgevoerde exploitatie- en herstelwerken.) <DWG 2002-07-04/41, art. 14, 005; Inwerkingtreding : 01-10-2002>
----------
(1)<DWG 2007-11-22/39, art. 10, 017; Inwerkingtreding : 17-12-2007>
(2)<DWG 2008-12-18/47, art. 7, 019; Inwerkingtreding : 31-01-2009>
Art. 55bis. <Ingevoegd bij DWG 2002-09-19/31, art. 9; Inwerkingtreding : 01-10-2002> Op voorstel van de technisch ambtenaar, dat in het syntheserapport opgenomen is, stelt de bevoegde overheid, wat betreft de centra voor technische ingraving, de minimale tarieven vast die van toepassing zijn op de lozing van afvalstoffen om alle kosten voor de installatie en de exploitatie van het centrum voor technische ingraving te dekken, met inbegrip van de kosten van de financiële garantie, van de verzekeringen en de geraamde kosten van de sanering en van het nabeheer van het centrum.
Art.56. Onverminderd artikel 8 houdt de bevoegde overheid, wanneer ze specifieke exploitatienormen oplegt, rekening met de resultaten die geboekt kunnen worden door een beroep te doen op de beste beschikbare technieken, zonder het gebruik van een specifieke techniek of technologie op te leggen en met inachtneming van de eigenschappen van de bedoelde installatie, de ligging ervan en de plaatselijke milieuomstandigheden.
Als de milieukwaliteit strengere normen vereist dan die welke verkregen kunnen worden door een beroep te doen op de in het eerste lid bedoelde technieken, legt de bevoegde overheid bijkomende specifieke normen op.
Art. 56bis. [1 § 1. Wat betreft de door de Regering aangewezen installaties en activiteiten, vormen de BBT-conclusies de referentie voor de vaststelling van de vergunningsvoorwaarden.
§ 2. De bevoegde autoriteit kan strengere vergunningsvoorwaarden vaststellen dan die welke haalbaar zijn door gebruik te maken van de beste beschikbare technieken als beschreven in de BBT-conclusies.
§ 3. Indien de bevoegde autoriteit vergunningsvoorwaarden vaststelt op basis van een beste beschikbare techniek die niet in een van de desbetreffende BBT-conclusies staat beschreven, zorgt zij ervoor dat :
1° de techniek wordt bepaald met bijzondere aandacht voor de criteria vermeld in artikel 1, 19°; en
2° er voldaan is aan de voorschriften van artikel 7bis.
Indien de in de eerste alinea genoemde BBT-conclusies geen met de beste beschikbare technieken geassocieerde emissieniveaus bevatten, zorgt de bevoegde autoriteit ervoor dat de in het eerste lid bedoelde methode een niveau van milieubescherming garandeert dat gelijkwaardig is aan dat van de beste beschikbare technieken als beschreven in de BBT-conclusies.
§ 4. Indien op een activiteit of op een type productieproces in een installatie geen BBT-conclusies van toepassing zijn of indien die conclusies niet alle mogelijke milieueffecten van de activiteit of het proces behandelen, stelt de bevoegde autoriteit, na voorafgaande raadpleging van de exploitant, op basis van de beste beschikbare technieken die zij voor de betrokken activiteiten of processen heeft bepaald, de vergunningsvoorwaarden vast, met bijzondere aandacht voor de criteria van artikel 1, 19°.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2013-10-24/11, art. 11, 028; Inwerkingtreding : 18-02-2014>
Afdeling 2. - Verplichtingen van de exploitant.
Art.57.De exploitant die een milieuvergunning heeft verkregen, stelt de bevoegde overheid, het [1 gemeentecollege]1 en de technisch ambtenaar ten minste vijftien dagen vóór de tenuitvoerlegging van de milieuvergunning in kennis van de datum ervan.
De bevoegde overheid of de Regering kan bepalen in welke gevallen de tenuitvoerlegging van de milieuvergunning onderworpen is aan de voorafgaande goedkeuring van de technisch ambtenaar en de termijn binnen welke ze goedgekeurd moet worden.
----------
(1)<DWG 2007-11-22/39, art. 21, 017; Inwerkingtreding : 17-12-2007>
Art.58.§ 1. De exploitant van een inrichting van klasse 1 of 2 moet voldoen aan de algemene, sectorale en specifieke normen of, in het geval van een inrichting van klasse 3, aan de algemene, sectorale en specifieke normen die van toepassing zijn op zijn inrichting en aan de aanvullende normen die de bevoegde overheid eventueel heeft voorgeschreven op grond van artikel 14, § 5.
Wanneer de bevoegde overheid specifieke normen oplegt en, in voorkomend geval, de in artikel 14, § 5, bedoelde specifieke normen, kan zij evenwel bepalen binnen welke termijn de normen moeten worden toegepast.
§ 2. Ongeacht de verleende vergunning of de aangifte en onverminderd de bij andere bepalingen opgelegde verplichtingen, moet de exploitant van een inrichting :
1° de nodige voorzorgen nemen om de aan de inrichting inherente risico's, hinder of ongemakken te voorkomen of te verhelpen;
2° [2 de bevoegde autoriteit en de technisch ambtenaar onmiddellijk kennis geven van elk ongeval of incident dat afbreuk kan doen aan de belangen bedoeld in artikel 2 of van elke overtreding van de exploitatievoorwaarden;]2
3° de ambtenaren en bevoegde personeelsleden de nodige bijstand verlenen zodat ze de [4 in artikel D.162 van Boek I van het Milieuwetboek]4 bedoelde acties tot een goed eind kunnen brengen;
4° [3 de bevoegde overheid, de technisch ambtenaar en de door de Regering aangewezen ambtenaren en personeelsleden]3 ten minste 10 dagen vóór de stopzetting van een activiteit in kennis stellen daarvan, behalve overmacht.
[3 5° geeft de bevoegde overheid, de technisch ambtenaar en de door de Regering aangewezen ambtenaren en personeelsleden kennis van de faillietverklaring binnen tien dagen na uitspraak ervan, behoudens geval van overmacht.]3
[3 § 3. Onverminderd artikel 43 van de faillissementswet van 8 augustus 1997, geven de curatoren, zodra ze in functie treden, de bevoegde autoriteit, de gemeente als ze niet de bevoegde autoriteit is, de technisch ambtenaar en de door de Regering aangewezen ambtenaren en personeelsleden kennis van het faillissement van de inrichting waar gevaarlijke producten, stoffen of afval opgeslagen of gebruikt worden.
Daarnaast maken de curatoren de inventaris op van de in de inrichting opgeslagen gevaarlijke producten, stoffen of afval en nemen ze de nodige maatregelen om de gevaren, hinder of nadelen te voorkomen of te beperken. Ze leggen de lijst van de genoteerde producten, stoffen of afval en die van de genomen voorzorgsmaatregelen onmiddellijk over aan de de bevoegde autoriteit, de gemeente als ze niet de bevoegde autoriteit is, de technisch ambtenaar en de door de Regering aangewezen ambtenaren en personeelsleden.
In het kader van de opdracht bedoeld in het tweede lid kunnen de curatoren zich, onder hun verantwoordelijkheid, laten bijstaan door elke persoon bevoegd voor de identificatie van de producten, stoffen of afval die zich in de locatie bevinden, voor de opmaak van de inventaris en voor de uitvoering van de nodige voorzorgsmaatregelen.
De curatoren handelen voor rekening van de boedel en de schulden i.v.m. de uitvoering van de opdrachten bedoeld in deze paragraaf, met inbegrip van de nodige voorzorgsmaatregelen, zijn ten laste van de boedel.
De leden 1 tot 3 zijn van toepassing in de gevallen die de Regering bepaalt.]3
----------
(1)<DWG 2010-07-22/10, art. 75, 023; Inwerkingtreding : 30-08-2010>
(2)<DWG 2013-10-24/11, art. 12, 028; Inwerkingtreding : 18-02-2014>
(3)<DWG 2016-06-23/09, art. 90, 033; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
(4)<DWG 2019-05-06/14, art. 3, 046; Inwerkingtreding : 01-07-2022>
Art.59.De exploitant bewaart op de plaats van de inrichting of op elke andere met de bevoegde overheid overeengekomen plaats het geheel van de geldende vergunningen of aangiften, alsmede elke beslissing van de bevoegde overheid waarbij de in artikel 14, § 5, bedoelde aanvullende exploitatienormen worden opgelegd en, in voorkomend geval, de lijst van de incidenten en ongevallen bedoeld in artikel 58, § 2, 2°.
Art. 59bis. <Ingevoegd bij DWG 2002-09-19/31, art. 10; Inwerkingtreding : 01-10-2002> Na de sanering van een centrum voor technische ingraving moet de exploitant zorgen voor het nabeheer ervan voor de hele duur die de technisch ambtenaar nodig zal achten tot de beslissing die hij zal nemen krachtens artikel 55, § 6bis , vierde lid.
Het nabeheer van het centrum voor technische ingraving omvat met name de volgende verplichtingen :
1° het algemene onderhoud van de site, en in het bijzonder dat van de installatie voor de behandeling van de stortplaatsgassen en het percolaat;
2° het toezicht op de gassen en op het door het centrum voor technische ingraving geloosde water;
3° de controle op de kwaliteit van het oppervlaktewater, het grondwater, de omgevende lucht, de gronden en ondergronden die door het centrum voor technische ingraving kunnen worden beïnvloed.
De Regering wordt ertoe gemachtigd om de modaliteiten volgens welke deze verplichtingen ten laste van de exploitant zullen zijn, vast te leggen.
Art. 59quater. [1 De Regering bepaalt de verplichtingen die de exploitant van een inrichting die een installatie voor het beheer van afval van winningsindustrieën vormt, zoals bepaald door de Regering, moet nakomen om de uit genoemd beheer voortkomende nadelige gevolgen voor het leefmilieu en de menselijke gezondheid zoveel mogelijk te voorkomen en te beperken.
De Regering maakt een inventaris van de gesloten installaties voor het beheer van afval van winningsindustrieën, met inbegrip van de afgedankte installaties, die ernstige milieueffecten hebben of die op korte of middellange termijn een ernstig gevaar voor het leefmilieu en de menselijke gezondheid dreigen te vormen. Die inventaris wordt gemaakt met inachtneming van de methodologieën bedoeld in artikel 21 van Richtlijn 2006/21/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 betreffende het beheer van afval van winningsindustrieën en houdende wijziging van Richtlijn 2004/35/EG. Het wordt ter inzage van het publiek gelegd en regelmatig bijgehouden.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2008-12-18/47, art. 8, 019; Inwerkingtreding : 31-01-2009>
Art. 59quinquies. [1 De Regering bepaalt de verplichtingen waartoe de exploitant van een inrichting waarin dieren het voorwerp uitmaken van de installaties en activiteiten, bij de beëindiging of de sluiting van die inrichting, gehouden is om het welzijn van de dieren te waarborgen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2018-10-04/15, art. 11, 039; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Afdeling 3. - Verandering van exploitant.
Art.60. § 1. Als een inrichting geheel of gedeeltelijk wordt geëxploiteerd door een andere persoon dan de houder van een milieuvergunning of, in het geval van een inrichting van klasse 3, door een andere persoon dan de aangever, wordt de overheid die bevoegd is om de vergunning in eerste instantie af te geven, daarvan gelijktijdig in kennis gesteld door de overdrager of zijn rechthebbenden en de overnemer.
In dat geval bevestigt de overnemer schriftelijk dat hij kennis heeft genomen van de vergunning of de aangifte en van de eventuele aanvullende normen die de bevoegde overheid heeft voorgeschreven op grond van artikel 14, § 5, dat hij dezelfde activiteit voortzet en de in de milieuvergunning vastliggende normen of de eventueel voorgeschreven aanvullende normen aanvaardt.
De bevoegde overheid verleent onmiddellijk akte van haar aangifte aan de overnemer en stelt de technisch ambtenaar in kennis daarvan.
§ 2. Zolang de overdracht niet gezamenlijk is aangegeven en, in voorkomend geval, geen nieuwe zekerheid is gesteld, blijft de overdragende exploitant of zijn rechthebbenden samen met de overnemer hoofdelijk aansprakelijk voor de schade die zou kunnen ontstaan als de nieuwe exploitant niet voldoet aan de exploitatienormen die van toepassing zijn op zijn inrichting.
§ 3. De Regering kan de overdracht van de vergunningen verbieden voor de inrichtingen die ze aanwijst, of aan andere normen onderwerpen.
§ 4. Bij elke akte tot overdracht of aanwijzing van onroerende zakelijke rechten op de inrichting, zoals bedoeld in artikel 1 van de hypotheekwet van 16 december 1851, leest de notaris dit artikel voor aan de aanwezige partijen en vermeldt hij het in de akte.
HOOFDSTUK IX. - Toezicht en administratieve maatregelen.
Afdeling 1. - Toezicht en inspectie.
Art.61.[1 § 1. Wat de door de Regering aangewezen installaties en activiteiten betreft, zet de technisch ambtenaar een systeem van milieu-inspecties van installaties op voor het onderzoek van het volledige spectrum van relevante milieueffecten van de betrokken installaties.
Voor de installaties met één of meer door de Regering aangewezen activiteiten en installaties is er een milieu-inspectieplan op regionaal niveau. Dat plan wordt door de Regering opgemaakt. Het plan wordt geregeld getoetst en, waar nodig, bijgewerkt.
§ 2. Op basis van het milieu-inspectieplan stelt de technisch ambtenaar geregeld programma's voor routinematige milieu-inspecties op, waarbij de frequentie van de bezoeken ter plaatse voor de verschillende types installaties wordt vermeld.
De periode tussen twee bezoeken ter plaatse wordt gebaseerd op een systematische evaluatie van de milieurisico's van de betrokken installaties en beloopt ten hoogste één jaar voor installaties met de grootste risico's en drie jaar voor installaties met de kleinste risico's.
Indien bij een inspectie een ernstige inbreuk op de vergunningsvoorwaarden wordt vastgesteld, wordt binnen de zes maanden na die inspectie een extra bezoek ter plaatse verricht.
In geval van definitieve stopzetting van de installaties en activiteiten, plant de technisch ambtenaar een milieu-inspectie om na te gaan of de exploitant de maatregelen overeenkomstig artikel 45, § 1, 7°, genomen heeft.
§ 3. Niet-routinematige milieu-inspecties worden uitgevoerd om ernstige milieuklachten, ernstige milieuongevallen, incidenten en gevallen van niet-naleving zo snel mogelijk en in voorkomend geval vóór de afgifte, toetsing of bijstelling van een vergunning te onderzoeken.
§ 4. Na elk bezoek ter plaatse stelt de technisch ambtenaar een verslag op waarin de relevante bevindingen ten aanzien van de naleving van de vergunningsvoorwaarden door de installatie en de conclusies ten aanzien van de eventuele noodzaak van verdere maatregelen worden neergelegd.
Onverminderd artikel 58, § 2, ziet de technisch ambtenaar erop toe dat de exploitant binnen een redelijke termijn alle in het verslag vermelde noodzakelijke maatregelen neemt.
§ 5. Het verslag wordt binnen twee maanden na het bezoek ter plaatse ter kennis gebracht van de betrokken exploitant.]1
----------
(1)<DWG 2013-10-24/11, art. 13, 028; Inwerkingtreding : 18-02-2014>
Art.62.
<Opgeheven bij DWG 2008-06-05/36, art. 16, 018; Inwerkingtreding : 06-02-2009>
Art.63.
<Opgeheven bij DWG 2018-05-24/14, art. 20, 036; Inwerkingtreding : 16-06-2018>
Afdeling 2. - Maatregelen inzake de administratieve politie.
Onderafdeling 1. - Gevolgen voor de vergunning als er geen overtreding is.
Art.64.De Regering [1 bepaalt]1 in welke gevallen de specifieke exploitatienormen die in de afgegeven vergunningen opgenomen zijn, opnieuw onderzocht moeten worden. [1 Ze vermeldt]1 de periodiciteit van de onderzoeken.
----------
(1)<DWG 2007-11-22/39, art. 11, 017; Inwerkingtreding : 17-12-2007>
Art.65.§ 1. (Vooraleer de milieuvergunning in eerste instantie af te geven, kan de bevoegde overheid op advies van de technisch ambtenaar en van de door de Regering aangewezen organen de specifieke exploitatienormen aanvullen of wijzigen :
1° als ze vaststelt dat ze niet meer geschikt zijn om de in artikel 2 bedoelde risico's, hinder of ongemakken te voorkomen, te beperken of te verhelpen;
2° om, zo nodig, te zorgen voor de inachtneming van de door de Regering bepaalde immissienormen;
3° om, zo nodig, te zorgen voor de inachtneming van de eisen inzake de bewaking en de rapportage van de emissies van de installaties, met name de gespecificeerde broeikasgasemissies van de installaties.
[4 4° wat betreft de inrichtingen die een installatie voor het beheer van afval van winningsindustrieën vormt, zoals bepaald door de Regering, indien zulks nodig blijkt te zijn :
a) ingevolge een ingrijpende wijziging in de exploitatie van de installatie. Onder ingrijpende wijziging wordt verstaan een wijziging in de structuur of de exploitatie van de installatie die, naar het oordeel van de technisch ambtenaar, belangrijke negatieve gevolgen kan hebben voor de menselijke gezondheid of voor het milieu;
b) ingevolge een gebeurtenis die de stabiliteit van de installatie in het gedrang kan brengen of ingevolge een belangrijk nadelig milieueffect aan het licht gebracht via de controle- en toezichtsprocedures;
c) via de uitwisseling van informatie over een belangrijke ontwikkeling van de beste beschikbare technieken, bedoeld in artikel 21, § 3, van Richtlijn 2006/21/CE/21/EG van het Europees Parlement en de Raad van 3 maart 2006 betreffende het beheer van afval van winningsindustrieën en houdende wijziging van richtlijn 2004/35/EG.]4
[9 5° zo nodig, wat betreft de inrichtingen waarin dieren het voorwerp uitmaken van de installaties en activiteiten, om het dierenwelzijn meer te waarborgen.]9
Vooraleer de milieuvergunning in eerste instantie af te geven stuurt de bevoegde overheid haar voorstel of verzoek tot aanvulling of wijziging van de specifieke exploitatienormen bedoeld in artikel 67 :
1° naar de technisch ambtenaar wanneer hij niet de bevoegde overheid is;
2° naar de exploitant;
3° naar het [3 gemeentecollege]3 van de gemeente(n) op het grondgebied waar de vestiging gelegen is wanneer het niet de bevoegde overheid is.
[6 De bevoegde overheid verstuurt het verzoek om bijkomende stukken of tot wijziging van de bijzondere exploitatievoorwaarden aan de technisch ambtenaar binnen een termijn van drie werkdagen te rekenen van de ontvangst ervan wanneer een verzoek bij de bevoegde overheid aanhangig wordt gemaakt overeenkomstig artikel 67.
Als de bevoegde overheid het verzoek om bijkomende stukken of tot wijziging van de bijzondere exploitatievoorwaarden niet binnen de termijn bedoeld in vorig lid aan de technisch ambtenaar verstuurd heeft, kan de aanvrager de zaak rechtstreeks aanhangig maken bij de technisch ambtenaar door hem een afschrift toe te sturen van de aanvraag die hij aanvankelijk bij het gemeentecollege heeft ingediend.]6
Wanneer hij niet de bevoegde overheid is, beschikt de technisch ambtenaar over een termijn van dertig dagen, die ingaat op de datum van ontvangst van het voorstel of verzoek bedoeld in het tweede lid, om advies te geven over de noodzaak om een openbaar onderzoek te organiseren. Bij gebrek aan advies binnen die termijn wordt een openbaar onderzoek georganiseerd.
Wanneer hij de bevoegde overheid is, maakt hij gelijktijdig [7 met het versturen van het voorstel of wanneer hij de bevoegdheden uitoefent bepaald in dit artikel op eigen initiatief of binnen de dertig dagen na de ontvangst van de aanvraag wanneer een verzoek bij hem aanhangig werd gemaakt overeenkomstig artikel 67,]7 zijn beslissing tot organisatie van een openbaar onderzoek over aan het [3 gemeentecollege]3. [7 Als de beslissing tot het houden van een openbaar onderzoek niet binnen die termijn werd overgemaakt, wordt er een openbaar onderzoek gehouden.]7
Het voorstel van de bevoegde overheid of het verzoek tot aanvulling of wijziging van de specifieke exploitatienormen bedoeld in artikel 67 is onderworpen aan een openbaar onderzoek georganiseerd door het [3 gemeentecollege]3 van de gemeente(n) op het grondgebied waar de vestiging gelegen is, overeenkomstig [1 volgens de modaliteiten omschreven in Boek I van het Milieuwetboek]1 als :
- het voorstel of verzoek betrekking heeft op het geval waarin de door een vestiging veroorzaakte vervuiling zo omvangrijk is dat het aangewezen is de bestaande emissiegrenswaarden van een vergunning te herzien of in nieuwe emissiegrenswaarden te voorzien;
- het verzoek tot aanvulling of wijziging van de specifieke exploitatienormen bedoeld in artikel 67 aanzienlijke milieueffecten kan hebben.
[4 - dat voorstel of die aanvraag betreft één van de gevallen bedoeld in het eerste lid, 4°.]4
[8 - dat voorstel of die aanvraag betreft de toepassing van artikel 7bis, § 2.]8
Op basis van de ingewonnen adviezen stuurt de technisch ambtenaar zijn advies naar de bevoegde overheid binnen vijftig dagen na [5 ontvangst van het proces-verbaal van sluiting van het openbaar onderzoek]5 of, indien geen onderzoek georganiseerd wordt, binnen vijftig dagen na het versturen van het voorstel of verzoek tot aanvulling of wijziging van de specifieke exploitatienormen. Na afloop van deze termijn wordt de procedure voortgezet. De technisch ambtenaar verwittigt de aanvrager en de exploitant de dag waarop hij zijn advies verstuurt.
De bevoegde overheid stuurt haar beslissing naar de aanvrager, de technisch ambtenaar, de exploitant en naar elke geraadpleegde overheid of administratie binnen een termijn van dertig dagen, die ingaat op de datum waarop zij het advies van de technisch ambtenaar ontvangt.
Bij gebrek aan beslissing van de bevoegde overheid binnen die termijn geldt het advies van de technisch ambtenaar als beslissing [2 ...]2 van de vergunning. Als de technisch ambtenaar de bevoegde overheid is, wordt de aanvraag geacht verworpen te zijn.) <DWG 2006-07-07/54, art. 2, 014; Inwerkingtreding : 03-02-2007>
§ 2. De in eerste instantie bevoegde overheid schorst de vergunning tijdelijk of trekt ze in na advies van de technisch ambtenaar, als blijkt dat de exploitatie zelfs na aanvulling of wijziging van de exploitatienormen risico's, hinder of ongemakken veroorzaakt die de mens of het milieu ernstige schade kunnen toebrengen.
----------
(1)<DWG 2007-05-31/46, art. 56, 016; Inwerkingtreding : 08-03-2008>
(2)<DWG 2007-11-22/39, art. 12, 017; Inwerkingtreding : 17-12-2007>
(3)<DWG 2007-11-22/39, art. 21, 017; Inwerkingtreding : 17-12-2007>
(4)<DWG 2008-12-18/47, art. 9, 019; Inwerkingtreding : 31-01-2009>
(5)<DWG 2010-07-22/10, art. 76, 023; Inwerkingtreding : 30-08-2010>
(6)<DWG 2011-10-27/04, art. 73, 024; Inwerkingtreding : 04-12-2011>
(7)<DWG 2011-10-27/04, art. 74, 024; Inwerkingtreding : 04-12-2011>
(8)<DWG 2013-10-24/11, art. 14, 028; Inwerkingtreding : 18-02-2014>
(9)<DWG 2018-10-04/15, art. 12, 039; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Art.66.
<Opgeheven bij DWG 2018-05-24/14, art. 22, 036; Inwerkingtreding : 16-06-2018>
Art.67. De bevoegde overheid oefent de in artikel 65 bedoelde bevoegdheden uit op eigen initiatief of op verzoek van :
1° de exploitant;
2° de overheden en besturen die geraadpleegd worden gedurende de procedure voor de vergunningsafgifte;
3° de houder van een zakelijk of persoonlijk recht op een goed dat beschadigd is of zou kunnen worden door de verlaging van de grondwaterspiegel die aan waterwinning te wijten is;
4° de houder van een vroeger verleende en niet vervallen vergunning voor de winning van tot drinkwater verwerkbaar water, als de waterhoeveelheid of kwaliteit op de winplaats vermindert of dreigt te verminderen.
Art.68. Vooraleer een beslissing op grond van artikel 65 te nemen en behalve speciaal met redenen omklede dringende noodzakelijkheid biedt de bevoegde overheid de exploitant de mogelijkheid om zijn opmerkingen mondeling of schriftelijk te doen gelden binnen een redelijke termijn. De procedureregels worden door de Regering bepaald.
Art.69. <DWG 2006-07-07/54, art. 3, 014; Inwerkingtreding : 03-02-2007> Er kan een overeenkomstig hoofdstuk IV opgestuurd en ingesteld beroep aangetekend worden :
1° door elke persoon bedoeld in artikel 67 tegen de beslissingen genomen krachtens artikel 65;
2° door de niet in 1° bedoelde personen die het bewijs leveren dat ze er belang bij hebben beroep in te stellen tegen de beslissingen genomen krachtens artikel 65, § 1.
Het beroep schorst de aangevochten beslissing niet.
Art.70.Elke beslissing tot aanvulling of wijziging van de exploitatienormen en tot schorsing of intrekking van de vergunning wordt meegedeeld aan de exploitant, de technisch ambtenaar en de gemeenteoverheid. Ze vermeldt de termijn voor de tenuitvoerlegging van de normen. Ze wordt bovendien ter kennis gebracht van de bevolking door aanplakking, overeenkomstig de procedure bedoeld in artikel [1 D. 29-22, § 2, van het Milieuwetboek]1.
----------
(1)<DWG 2010-07-22/10, art. 77, 023; Inwerkingtreding : 30-08-2010>
Onderafdeling 2. - Gevolgen voor de inrichting als er geen overtreding is.
Art.71.§ 1. Onverminderd de toepassing van andere veiligheidsmaatregelen als het milieu of de veiligheid of de gezondheid van de bevolking [3 of het welzijn van de dieren die het voorwerp zijn van de installaties en activiteiten]3 ernstig bedreigd worden en als de exploitant zich niet wil richten naar de instructies van de door de Regering aangewezen ambtenaren en personeelsleden, neemt de burgemeester van ambtswege of op grond van het rapport van één van hen de nodige maatregelen om het gevaar af te wenden, met name door :
1° de gehele of gedeeltelijke stopzetting van de exploitatie te gelasten;
2° de toestellen te verzegelen en zo nodig de inrichting onmiddellijk tijdelijk te laten sluiten;
3° de exploitant een interventieplan of de overlegging van een saneringsplan op te leggen en, in voorkomend geval, ten gunste van het Gewest een zekerheid te stellen volgens één van de in artikel 55 bedoelde voorschriften om de sanering te waarborgen.
[1 4° informatie verstrekken aan de toezichthoudend ambtenaar]1
Dezelfde bevoegdheden worden toegekend aan de door de Regering aangewezen ambtenaren of personeelsleden als de burgemeester verzuimt op te treden of als het gevaar zo groot is dat elke vertraging een ongeval kan veroorzaken.
§ 2. Het saneringsplan dat volgens de door de Regering bepaalde voorschriften goedgekeurd is, geldt als milieuvergunning en als stedebouwkundige vergunning. De Regering kan voorschriften bepalen voor het opmaken, goedkeuren en uitvoeren van de saneringsplannen.
§ 3. Als de exploitant verzuimt een plan over te leggen of het niet in acht neemt wanneer het goedgekeurd is, kan de burgemeester of de Regering van ambtswege tot de sanering laten overgaan. Ze handelen krachtens [4 artikel D.169 van Boek I van het Milieuwetboek"]4.
§ 4. De exploitant jegens wie een veiligheidsmaatregel is genomen, kan een beroep bij de Regering instellen tegen de in § 1 bedoelde beslissing. Het beroep is niet opschortend. Als geen beslissing wordt genomen binnen de door de Regering voorgeschreven termijn, wordt het beroep geacht verworpen te zijn.
De Regering legt regels vast i.v.m. het beroep en bepaalt met name :
1° welke gegevens het moet bevatten, de vorm ervan en het aantal in te dienen exemplaren;
2° de wijze waarop het ter kennis wordt gebracht van de bevolking;
3° de wijze waarop het onderzocht wordt door de bevoegde technisch ambtenaar.
§ 5. De exploitant jegens wie de veiligheidsmaatregel is genomen, en de andere belanghebbende personen kunnen de opheffing of de wijziging van de maatregel vragen aan de overheid die ze getroffen heeft, of aan de Regering als ze zich over het beroep heeft uitgesproken. De aanvraag is niet opschortend.
De aanvraag wordt geacht geweigerd te zijn als de overheid zich niet heeft uitgesproken binnen één maand na ontvangst ervan. Er wordt overeenkomstig § 4 beroep ingesteld tegen de stilzwijgende of uitdrukkelijke weigering, behalve als de Regering zich heeft uitgesproken over het beroep.
§ 6. De krachtens § 5 ingediende aanvraag mag niet gelijktijdig met het in § 4 bedoelde beroep verzonden worden, op straffe van niet-ontvankelijkheid.
----------
(1)<DWG 2008-12-05/75, art. 78, 020; Inwerkingtreding : 18-05-2009>
(2)<DWG 2010-07-22/10, art. 78, 023; Inwerkingtreding : 30-08-2010>
(3)<DWG 2018-10-04/15, art. 13, 039; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
(4)<DWG 2019-05-06/14, art. 4, 046; Inwerkingtreding : 01-07-2022>
Onderafdeling 3. - Gevolgen voor de vergunning of de aangifte in geval van overtreding.
Art.72.§ 1. Om de in artikel 2 bedoelde risico's, hinder of ongemakken te voorkomen of te verhelpen kan de overheid die bevoegd is om de milieuvergunning in eerste instantie af te geven, als een overtreding van dit decreet of van de uitvoeringsbesluiten ervan is vastgesteld, de vergunning schorsen of intrekken, met name als :
1° niet wordt voldaan aan de algemene, sectorale of specifieke normen die van toepassing zijn op haar inrichting;
2° niet wordt voldaan aan de in artikel 58, § 2, bedoelde verplichtingen.
De bevoegde overheid kan de exploitant, op zijn verzoek, in buitengewone omstandigheden en op gunstig verslag van de technisch ambtenaar evenwel toestemming geven om tijdelijk af te wijken van de exploitatienormen.
§ 2. Om de in artikel 2 bedoelde risico's, hinder of ongemakken te voorkomen of te verhelpen kan de overheid die bevoegd is om de aangifte in ontvangst te nemen, de exploitatie van de aan de aangifte onderworpen inrichting schorsen of verbieden als een overtreding van dit decreet of de uitvoeringsbesluiten ervan is vastgesteld. In dat geval verwittigt ze de door de Regering aangewezen ambtenaar.
Voor elke nieuwe aangifte van de betrokken inrichting moet de door de Regering aangewezen ambtenaar de bevoegde overheid eerst verwittigen dat de exploitatie kan worden verzekerd onder voorwaarden die voldoen aan de bepalingen van dit decreet of de uitvoeringsbesluiten ervan.
§ 3. Vóór elke beslissing tot schorsing, intrekking of verbod bedoeld in de §§ 1 en 2 richt de bevoegde overheid een waarschuwing aan de exploitant en deelt ze hem mee binnen welke termijn hij zich daarnaar moet richten.
[1 § 4. Wanneer een overtreding van dit decreet of van de desbetreffende uitvoeringsbesluiten rechtstreeks gevaar inhoudt voor de gezondheid van de mens of aanzienlijke en onmiddellijke schade aan het leefmilieu dreigt toe te brengen, worden de vergunningen voor de door de Regering aangewezen installaties en activiteiten, stookinstallaties en afvalverbrandings- en -coverbrandingsinstallaties opgeschort door de bevoegde autoriteit. ]1
----------
(1)<DWG 2013-10-24/11, art. 15, 028; Inwerkingtreding : 18-02-2014>
Art.73. De artikelen 67 tot 70 zijn toepasselijk op krachtens artikel 72 genomen beslissingen tot schorsing, intrekking of verbod van exploitatie. Het beroep tegen een op grond van artikel 72 genomen beslissing is echter niet opschortend.
Onderafdeling 4. - Gevolgen voor de inrichting in geval van overtreding.
Art.74.
<Opgeheven bij DWG 2008-06-05/36, art. 16, 018; Inwerkingtreding : 06-02-2009>
Art.75.[1 Artikel 71 is niet toepasselijk wanneer de herstelling krachtens dat decreet uitgevoerd wordt door de openbare maatschappij bedoeld in artikel 39 van het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen.]1
----------
(1)<DWG 2008-06-05/36, art. 10, 018; Inwerkingtreding : 06-02-2009>
Afdeling 3. - Administratieve boetes.
Art.76.
<Opgeheven bij DWG 2008-06-05/36, art. 16, 018; Inwerkingtreding : 06-02-2009>
Afdeling 4. - [1 Verplichting tot periodieke kennisgeving van milieugegevens.]1
----------
(1)
Art. 76bis. [1 Deze afdeling is van toepassing op de door de Regering bepaalde installaties en activiteiten.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2007-11-22/39, art. 14, 017; Inwerkingtreding : 14-02-2008>
Art. 76ter. [1 § 1. De exploitant verzamelt de milieugegevens voor elke inrichting en maakt ze over aan de milieuadministratie aan de hand van het door de Regering bepaalde formulier. Dat formulier bevat de milieugegevens voor het kalenderjaar dat voorafgaat aan het jaar van de kennisgeving.
De kennisgeving vindt jaarlijks plaats vóór 31 maart, onverminderd andere verplichtingen tot kennisgeving van gegevens.
§ 2. De exploitant waarborgt de kwaliteit van de milieugegevens die hij aan de milieuadministratie overmaakt door gebruik te maken van de best beschikbare informatie, waaronder monitoringgegevens, emissiefactoren, massabalansvergelijkingen, indirecte monitoring of andere berekeningen, technische beoordelingen en andere methoden. Waar aangewezen zou dit in overeenstemming met internationaal erkende methodologieën moeten gebeuren. De verstrekte milieugegevens en de methode gebruikt voor de inzameling ervan wordt gedurende vijf jaar ter inzage van de milieuadministratie gelegd.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2007-11-22/39, art. 14, 017; Inwerkingtreding : 14-02-2008>
Art. 76quater.[1 § 1. De exploitant kan gebruik maken van het papieren of van het elektronische formulier. De ondertekening van het elektronische formulier voldoet aan de voorwaarden van artikel 4, § 4, van de wet van 9 juli 2001 houdende vaststelling van bepaalde regels in verband met het juridisch kader voor elektronische handtekeningen en certificatiediensten.
§ 2. Het door de exploitant behoorlijk ingevulde formulier wordt ingediend bij de milieuadministratie, die het, zodra ze het in ontvangst heeft genomen, evalueert en beslist over de kwaliteit van de verstrekte milieugegevens. De milieuadministratie verzoekt de exploitant desgevallend om bijkomende informatie over de milieugegevens.
Als de milieuadministratie de kwaliteit van de gegevens inzake volledigheid, coherentie en geloofwaardigheid onvoldoende acht, kan ze er wijzigingen in aanbrengen.
§ 3. De milieuadministratie stuurt haar beslissing m.b.t. de kwaliteit van de milieugegevens naar de exploitant binnen een termijn van zes maanden na ontvangst van het formulier.
De exploitant kan deze beslissing bij de milieuadministratie aanvechten binnen een termijn van dertig dagen, te rekenen van de datum van ontvangst van de beslissing. De milieuadministratie kan een deskundige aanwijzen om advies te geven over de door de exploitant verstrekte milieugegevens alsook over de elementen die zij aanvoert om de gegevens te wijzigen. De deskundige wordt in onderlinge overeenstemming met de exploitant aangewezen en is bevoegd inzake milieugegevens betreffende emissies van polluenten in de lucht, het water of de grond of inzake afvaloverdracht. Op basis van dat advies stuurt de milieuadministratie haar beslissing naar de exploitant binnen een termijn van zestig dagen, te rekenen van de datum van ontvangst van de betwisting. Als de milieuadministratie niet beslist binnen de voorgeschreven termijn, worden de door de exploitant overgemaakte gegevens als geldig beschouwd.
§ 4. Als de exploitant de milieugegevens niet binnen de in artikel 76ter, § 1, bedoelde termijn aan de milieuadministratie overmaakt, gebruikt de milieuadministratie de informatie waarover ze beschikt om de milieugegevens uit te werken.
§ 5. [2 De §§ 2 tot 4]2 zijn niet toepasselijk op de milieugegevens bedoeld in [2 artikel 10, § 1]2, van het decreet van 10 november 2004 tot invoering van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten, tot oprichting van een "Fonds wallon Kyoto" (Waals Kyotofonds) en betreffende de flexibiliteitsmechanismen van het Protocol van Kyoto.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2007-11-22/39, art. 14, 017; Inwerkingtreding : 14-02-2008>
(2)<DWG 2012-06-21/08, art. 35, 026; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
HOOFDSTUK X. - Straffen.
Art.77.[1 Er wordt een overtreding van tweede categorie in de zin van deel VIII van het decretaal gedeelte van Boek I van het Milieuwetboek begaan door de overtreder van de artikelen :
- 10, § 1, of 11 van dit decreet;
- of 58, § 1, van dit decreet;
- of 58, § 2, 4°, van dit decreet en die, zodoende, gevaar voor het leefmilieu veroorzaakt;
- 59bis van dit decreet.
Er wordt een overtreding van derde categorie in de zin van deel VIII van het decretaal gedeelte van Boek I van het Milieuwetboek begaan door de overtreder van de artikelen 10, § 2, 57, 58, § 2, 1°, 2°, 4°, [2 , 59 of 76ter]2 van dit decreet of van de uitvoeringsbesluiten genomen overeenkomstig voornoemde artikelen.]1
----------
(1)<DWG 2008-06-05/36, art. 10, 018; Inwerkingtreding : 06-02-2009>
(2)<DWG 2009-03-19/68, art. 13, 021; Inwerkingtreding : 18-05-2009>
Art.78.
<Opgeheven bij DWG 2008-06-05/36, art. 16, 018; Inwerkingtreding : 06-02-2009>
Art.79.
<Opgeheven bij DWG 2008-06-05/36, art. 16, 018; Inwerkingtreding : 06-02-2009>
Art.80.
<Opgeheven bij DWG 2008-06-05/36, art. 16, 018; Inwerkingtreding : 06-02-2009>
HOOFDSTUK XI. - Eenmalige vergunning.
Afdeling 1. - Toepassingsveld en bevoegde overheid.
Art.81.§ 1. Elk gemengd project, met uitzondering van de projecten die betrekking hebben [5 op tijdelijke inrichtingen, proefinrichtingen [11 ...]11]5, is onderworpen aan een aanvraag om eenmalige vergunning.
§ 2. Het [1 gemeentecollege]1 van de gemeente op het grondgebied waarvan de vestiging van de inrichting wordt gepland, is bevoegd om kennis te nemen van de aanvragen om eenmalige vergunning.
In afwijking van het eerste lid, zijn de ambtenaren die de Regering heeft aangewezen binnen het bestuur Ruimtelijke Ordening en Stedebouw en het bestuur Leefmilieu, gezamenlijk bevoegd om kennis te nemen van de aanvragen om eenmalige vergunning betreffende handelingen en werkzaamheden of inrichtingen op het grondgebied van verschillende gemeenten [10 , alsook de vergunningsaanvragen bedoeld in de artikelen 9 en 10 van het decreet van 2 mei 2019 betreffende de preventie en beheersing van de introductie en verspreiding van invasieve uitheemse soorten]10.
[De gemachtigd ambtenaar en de technische ambtenaar zijn uitsluitend bevoegd om samen kennis te nemen van de aanvragen tot enige vergunningen met betrekking tot handelingen en werken bedoeld in [6 artikel D.IV.22, eerste lid, van het Wetboek, alsook de aanvragen tot globale vergunningen die betrekking hebben op niet-belangrijke wijzigingen van de in het zesde lid bedoelde vergunningen die door de Regering worden afgegeven]6. [2 [12 alsook elke inrichting die een installatie vormt die nodig is in het kader van een exclusieve exploratie- of exploitatievergunning voor ondergrondse rijkdommen als bedoeld in het Wetboek van het beheer van de ondergrondse rijkdommen en de installaties voor het beheer van afval van winningsindustrieën zoals bepaald door de Regering]12.]7 <DWG 2005-02-03/39, art. 110, 012; Inwerkingtreding : 11-03-2005> <DWG 2006-06-01/36, art. 5, 013; Inwerkingtreding : 25-06-2006>
[3 De afgevaardigde ambtenaar en de technisch ambtenaar zijn eveneens bevoegd om samen kennis te nemen van de aanvragen tot eenmalige vergunningen bedoeld in [8 artikel 68 van het decreet van 1 maart 2018 betreffende bodembeheer en bodemsanering]8.]3
[4 De gemachtigd ambtenaar en de technisch ambtenaar zijn ook bevoegd om samen kennis te nemen van de aanvragen van eenmalige vergunningen betreffende de installaties voor de geologische afvang en opslag van kooldioxide (CO2) alsook de boorinstallaties en putuitrustingen bestemd voor exploratie en injectie met het oog op de geologische opslag van CO2.]4
[6 De vergunningsaanvragen met betrekking tot handelingen en werken waarvoor er dringende redenen van algemeen belang bedoeld in artikel 25 van het Wetboek bestaan, vallen onder de bevoegdheid van de Regering.]6
----------
(1)<DWG 2007-11-22/39, art. 21, 017; Inwerkingtreding : 17-12-2007>
(2)<DWG 2008-12-18/47, art. 12, 019; Inwerkingtreding : 31-01-2009>
(3)<DWG 2008-12-05/75, art. 79, 020; Inwerkingtreding : 18-05-2009>
(4)<DWG 2013-07-10/39, art. 44, 027; Inwerkingtreding : 13-09-2013>
(5)<DWG 2016-06-23/09, art. 91, 033; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
(6)<DWG 2016-07-20/46, art. 24, 035; Inwerkingtreding : 01-06-2017>
(7)<DWG 2018-03-01/32, art. 88,L2, 037; Inwerkingtreding : 01-04-2018>
(8)<DWG 2018-03-01/32, art. 88,L1, 037; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
(9)<DWG 2018-04-26/13, art. 3, 040; Inwerkingtreding : 01-06-2019>
(10)<DWG 2019-05-02/87, art. 35, 041; Inwerkingtreding : 26-10-2019>
(11)<DWG 2023-09-28/28, art. 10, 052; Inwerkingtreding : 01-06-2024>
(12)<DWG 2024-03-14/32, art. 8, 053; Inwerkingtreding : 01-07-2024>
Afdeling 2. - Aanvraag, openbaar onderzoek en advies.
Art.82. (De vergunningsaanvraag wordt gericht aan de gemeente op het grondgebied waarvan de vestiging in het vooruitzicht wordt gesteld.) <DWG 2005-02-03/39, art. 111, 012; Inwerkingtreding : 11-03-2005>
Als de inrichting op het grondgebied van verschillende gemeenten gelegen is, wordt de aanvraag verzonden (...) afgegeven aan één van de gemeenten op het grondgebied waarvan de vestiging van de inrichting gepland wordt, naar keuze van de aanvrager. <DWG 2005-02-03/39, art. 111, 012; Inwerkingtreding : 11-03-2005>
Art.83.De Regering bepaalt de vorm en de inhoud van de vergunningsaanvraag. Ze bepaalt het aantal dossiersexemplaren die de aanvraag moet bevatten, alsmede de schaal en de inhoud van de verschillende plannen die erbij gevoegd moeten worden.
De aanvraag moet de in artikel 17 van dit decreet bedoelde gegevens bevatten, alsook de stukken vereist krachtens [1 de artikelen D.IV.26 en volgende van het Wetboek]1.
[2 De aanvraag om enige vergunning met betrekking tot щщn of meer windturbines bevat:
1А een verslag over de oproep tot belangverklaring gedaan ten behoeve van burgers voor deelname aan het windmolenproject;
2А een verslag over de oproep tot belangverklaring gedaan voor lokale overheden voor deelname aan het windmolenproject;
3А deelnameaanbiedingen aan lokale overheden en burgers, ten belope van minstens 24,99% voor elk van beide groepen.
De oproep tot belangverklaring bedoeld in het derde lid, 1А, wordt uiterlijk op de voorafgaande informatievergadering georganiseerd en het verslag bedoeld in het derde lid, 2А, wordt voltooid en voorgesteld op de voorafgaande informatievergadering.
De Regering stelt de betrokken plaatselijke besturen, de modaliteiten voor de oproep tot belangverklaring vast, die tot doel heeft de burgers in staat te stellen kennis te nemen van alle informatie betreffende de voorstellen tot deelneming, de modaliteiten voor de voorstellen tot deelneming, die tot doel hebben ervoor te zorgen dat de projecten worden opengesteld voor economische voorwaarden die gelijkwaardig zijn aan de marktvoorwaarden, alsook de inhoud en de wijze van mededeling van de verslagen betreffende de oproep tot belangverklaring.]2
Het dossier van de effectrapportering bevat het geheel van de aanwijzingen die de twee rapporteringsdossiers moeten bevatten als de stedebouw- en de milieuvergunning afzonderlijk worden beschouwd.
----------
(1)<DWG 2016-07-20/46, art. 25, 035; Inwerkingtreding : 01-06-2017>
(2)<DWG 2024-04-29/25, art. 5, 049; Inwerkingtreding : 01-11-2024>
Art.84.Binnen een termijn van drie werkdagen, te rekenen van de datum van ontvangst van de aanvraag, stuurt de gemeente gelijktijdig aan de technisch ambtenaar en aan de gemachtigde ambtenaar een exemplaar van de vergunningsaanvraag, met inbegrip van het ontvangbewijs van de aanvraag of een afschrift van het in artikel 82 bedoelde ontvangbewijs. Ze bewaart er een exemplaar van en verwittigt de aanvrager bij gewone post.
Als het gemeentebestuur de aanvraag niet binnen de in het eerste lid voorgeschreven termijn overmaakt, kan de aanvrager de zaak onmiddellijk aanhangig maken bij de technisch ambtenaar (door hem een afschrift op te sturen) met de aanvraag die hij aanvankelijk aan het [1 gemeentecollege]1 heeft gericht. In dat geval stuurt de technisch ambtenaar binnen dezelfde termijn als die bedoeld in het eerste lid een exemplaar van de aanvraag aan de gemachtigde ambtenaar. <DWG 2005-02-03/39, art. 112, 012; Inwerkingtreding : 11-03-2005>
----------
(1)<DWG 2007-11-22/39, art. 21, 017; Inwerkingtreding : 17-12-2007>
Art.85.De vergunningsaanvraag is onvolledig als krachtens artikel 83 vereiste gegevens of stukken ontbreken.
De vergunningsaanvraag is niet-ontvankelijk als :
1° ze in strijd met artikel 82 wordt ingediend;
2° ze tweemaal onvolledig wordt bevonden;
[1 3° als de aanvrager de aanvullende stukken of gegevens niet indient binnen de termijn van artikel 86, § 2, lid 1.]1
4° (...)
[2 5° in de gevallen bedoeld in artikel 10, § 2, van het decreet van 2 mei 2019 betreffende de preventie en beheersing van de introductie en verspreiding van invasieve uitheemse soorten.]2
[3 6° in de gevallen bedoeld in artikel D.34, § 1, van het Waalse Erfgoedwetboek, de vergunningsaanvraag geen geldige erfgoedvergunning bevat met betrekking tot het onderwerp van de aanvraag;
7° als in de gevallen bedoeld in artikel D.62, § 1, van het Waalse Erfgoedwetboek, de vergunningsaanvraag geen voorafgaand erfgoedadvies van de erfgoedadministratie bevat met betrekking tot het onderwerp van de aanvraag]3
----------
(1)<DWG 2011-10-27/04, art. 75, 024; Inwerkingtreding : 04-12-2011>
(2)<DWG 2019-05-02/87, art. 36, 041; Inwerkingtreding : 26-10-2019>
(3)<DWG 2023-09-28/28, art. 11, 052; Inwerkingtreding : 01-06-2024>
Art.86.<DWG 2005-02-03/39, art. 114, 012; Inwerkingtreding : 11-03-2005> § 1. De technische ambtenaar en de gemachtigde ambtenaar sturen de aanvrager de beslissing toe die zich uitspreekt over de volledigheid en de ontvankelijkheid van de aanvraag, binnen een termijn van twintig dagen te rekenen van de dag waarop de technische ambtenaar de aanvraag overeenkomstig artikel 84 krijgt.
Indien de aanvraag onvolledig is, sturen de technische ambtenaar en de gemachtigde ambtenaar de aanvrager de lijst toe van de ontbrekende stukken en geven aan dat de procedure opnieuw begint te lopen te rekenen van de ontvangst ervan door de gemeente waarbij de aanvraag is ingediend. Dezelfde dag richten zij een afschrift van die zending aan de gemeente waarbij de aanvraag is ingediend.
[2 In afwijking van lid 1 zenden de technisch ambtenaar en de gemachtigde ambtenaar, wanneer de aanvraag betrekking heeft op een project voor hernieuwbare energie als bedoeld in artikel D.65/2 van Boek I van het Milieuwetboek, de aanvrager de beslissing over de volledigheid en ontvankelijkheid van de aanvraag binnen dertig dagen na de datum waarop de technisch ambtenaar de aanvraag overeenkomstig artikel 84 ontvangt.]2
§ 2. De aanvrager richt aan de gemeente[1 de gevraagde bijkomende stukken binnen een termijn van zes maanden te rekenen van het versturen van het verzoek om bijkomende stukken in te dienen. Als de aanvrager de gevraagde bijkomende stukken niet binnen de opgelegde termijn heeft verstuurd, licht het gemeentebestuur de technisch ambtenaar daarover in binnen een termijn van tien dagen te rekenen van de dag volgend op de termijn die aan de aanvrager was opgelegd om de bijkomende stukken op te sturen. In dat geval verklaart de technische ambtenaar de aanvraag onontvankelijk.]1 De aanvullende gegevens worden in evenveel exemplaren toegezonden als er exemplaren zijn van de aanvankelijke vergunningsaanvraag.
Het gemeentebestuur richt de aanvullende gegevens waarom is verzocht aan de technische en aan de gemachtigde ambtenaar, binnen een termijn van drie werkdagen te rekenen van de dag waarop de aanvullende gegevens zijn verkregen. Het gemeentebestuur behoudt een exemplaar van die aanvullende gegevens.
Het gemeentebestuur licht de aanvrager schriftelijk in over de datum van ontvangst van de aanvullende gegevens door de technische ambtenaar.
Indien het gemeentebestuur de aanvullende gegevens niet verstuurd heeft binnen de termijn bedoeld in het tweede lid, kan de aanvrager ze rechtstreeks als afschrift opsturen naar de technische ambtenaar. In dat geval maakt de technische ambtenaar onverwijld een afschrift van de aanvullende stukken die hij ontvangen heeft, aan de gemachtigde ambtenaar over.
§ 3. Binnen de twintig dagen te rekenen van de ontvangst van de aanvullende stukken door de technische ambtenaar [2 of binnen de dertig dagen in de gevallen bedoeld in paragraaf 1, derde lid,]2 richten de technische ambtenaar en de gemachtigde ambtenaar de beslissing over de volledigheid en de ontvankelijkheid van de aanvraag aan de aanvrager.
Indien de ambtenaren een tweede maal van mening zijn, dat de aanvraag onvolledig is, verklaren zij die aanvraag onontvankelijk.
§ 4. Indien de aanvraag onontvankelijk is, lichten de technische ambtenaar en de gemachtigde ambtenaar [2 op de wijze en binnen de termijnen, vermeld in paragraaf 1, en in paragraaf 2, eerste lid, of, in voorkomend geval, binnen de termijnen, vermeld in paragraaf 3]2, de aanvrager in over de onontvankelijkheidsgronden.
§ 5. (...) <DWG 2006-11-10/44, art. 15, 015; Inwerkingtreding : 04-12-2006>
----------
(1)<DWG 2011-10-27/04, art. 76, 024; Inwerkingtreding : 04-12-2011>
(2)<DWG 2024-04-29/22, art. 7, 048; Inwerkingtreding : 01-07-2024>
Art. 86bis. [1 Ї 1. Voor vergunningsaanvragen met betrekking tot щщn of meer windturbines, met uitzondering van de heruitrusting van deze installaties, wordt de termijn bedoeld in artikel 92, Ї 3, op voorstel van de technisch ambtenaar geschorst door een gezamenlijk beslissing van de technisch ambtenaar en de gemachtigd ambtenaar die vaststellen dat het windproject dat het voorwerp uitmaakt van de vergunningsaanvraag enerzijds onverenigbaar is met een windmolenproject dat het voorwerp heeft uitgemaakt van een voorafgaande informatievergadering minder dan twee jaar vѓѓr de indiening van de vergunningsaanvraag, en, anderzijds, dat niet voldoet aan het volgende selectiecriterium: het project mikt op minstens 4 windturbines en behaalt 24,99% participatie van lokale overheden en/of burgers.
Deze beslissing wordt tegelijk met de beslissing bedoeld in artikel 86, Ї 1 gestuurd aan de aanvrager
Ї 2. Gelijktijdig met de beslissing bedoeld in artikel 86, Ї 1, vragen de technisch ambtenaar en de gemachtigd ambtenaar de onverenigbare projectleider(s) of hij/zij van plan is/zijn een vergunningsaanvraag in te dienen met betrekking tot zijn/hun project, binnen de zes maanden na de beslissing bedoeld in paragraaf 1, eerste lid.
Indien de houder of houders van het onverenigbare project de ambtenaren niet binnen tien dagen na de in het eerste lid bedoelde kennisgeving in kennis hebben gesteld van hun voornemen een vergunningaanvraag in te dienen met betrekking tot het onverenigbare project, wordt(en) hij (zij) geacht niet voornemens te zijn een vergunningaanvraag in te dienen binnen zes maanden na de in paragraaf 1, eerste lid, bedoelde beslissing.
Ї 3. De in paragraaf 1 bedoelde schorsing wordt automatisch opgeheven in de volgende gevallen:
1А bij gebreke van een zending bedoeld in paragraaf 2, tweede lid;
2А bij indiening van een vergunningsaanvraag met betrekking tot een onverenigbaar project;
3А na het verstrijken van een termijn van zes maanden vanaf de beslissing bedoeld in paragraaf 1, eerste lid.
Ї 4. Tussen onverenigbare projecten geeft de overheid de voorkeur aan het project dat aan de volgende selectiecriteria voldoet:
1А hetgeen dat de grootste output biedt;
2А aan projecten met een vergelijkbare output, d.w.z. waarvan het verschil in output minder dan 15% van de output bedraagt, uitgedrukt in MWu, het project dat de meest participatieve exploitatie (burgers en/of lokale overheden) biedt. ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2024-04-29/25, art. 6, 049; Inwerkingtreding : 01-11-2024>
Art.87.In de beslissing waarbij de aanvraag volledig en ontvankelijk wordt bevonden overeenkomstig artikel 86, vermelden de ambtenaren :
1° [1 de noodzaak om afwijkingen en verschillen bedoeld in de artikelen D.IV.5 tot D.IV.13 van het Wetboek]1;
2° de te raadplegen organen en, in voorkomend geval, de desbetreffende termijnen;
3° de duur en de begindatum van het openbaar onderzoek, behalve afwijking bedoeld in dit decreet, en de gemeenten waar het onderzoek georganiseerd moet worden;
4° de bevoegde overheid en de termijn binnen welke de beslissing genomen moet worden.
(Dezelfde dag richten zij een afschrift van de beslissing waarbij de aanvraag volledig en ontvankelijk wordt verklaard aan de gemeente waarbij de aanvraag is ingediend.) <DWG 2005-02-03/39, art. 115, 012; Inwerkingtreding : 11-03-2005>
De Regering kan de te raadplegen organen aanwijzen of criteria bepalen op grond waarvan de technisch ambtenaar en de gemachtigde ambtenaar die organen aanwijzen.
----------
(1)<DWG 2016-07-20/46, art. 26, 035; Inwerkingtreding : 01-06-2017>
Art.88.<DWG 2005-02-03/39, art. 116, 012; Inwerkingtreding : 11-03-2005> Indien de technische ambtenaar en de gemachtigde ambtenaar de aanvrager de beslissing bedoeld in artikel 86, § 1, eerste lid of de beslissing bedoeld in artikel 86, § 3, niet toegestuurd hebben, wordt de aanvraag als ontvankelijk beschouwd, na afloop van de termijnen bepaald bij die bepalingen. De procedure wordt verder gezet.
[1 In afwijking van het eerste lid is de aanvraag niet-ontvankelijk en wordt de procedure niet voortgezet indien de aanvraag niet de documenten bedoeld in artikel 85, tweede lid, 6° en 7°, bevat.]1
----------
(1)<DWG 2023-09-28/28, art. 12, 052; Inwerkingtreding : 01-06-2024>
Art.89. De termijn voor de procedure tot de in artikel 93 bedoelde besluitvorming loopt :
1° vanaf de dag waarop de technisch ambtenaar en de gemachtigde ambtenaar de beslissing hebben verstuurd waarbij de aanvraag volledig en ontvankelijk is bevonden;
2° bij gebrek hieraan, vanaf de dag volgend op de termijn waarover ze beschikten om de beslissing te versturen waarbij de aanvraag volledig en ontvankelijk is bevonden.
Art.90.[1 Er wordt een openbaar onderzoek georganiseerd volgens de modaliteiten omschreven in Boek I van het Milieuwetboek.]1
----------
(1)<DWG 2007-05-31/46, art. 57, 016; Inwerkingtreding : 08-03-2008>
Art.91.De dag waarop de technisch ambtenaar en de gemachtigde ambtenaar (de gemeente waarbij de aanvraag is ingediend) de beslissing sturen waarbij de aanvraag volledig en ontvankelijk wordt bevonden overeenkomstig artikel 86 of, bij gebrek hieraan, binnen de termijn bedoeld in artikel 88, maakt de technisch ambtenaar het aanvraagdossier (evenals de eventuele aanvullende gegevens ervan) voor advies over aan de verschillende aangewezen organen. Deze organen versturen (...) en binnen zestig dagen als de aanvraag een inrichting van klasse 1 betreft of dertig dagen als ze een inrichting van klasse 2 betreft, te rekenen van de dag waarop de zaak aanhangig wordt gemaakt bij de technisch ambtenaar. Ze sturen volgens dezelfde voorschriften een afschrift ervan aan de gemachtigde ambtenaar. <DWG 2005-02-03/39, art. 118, 012; Inwerkingtreding : 11-03-2005>
[1 Op dezelfde dag stuurt hij een afschrift van de beslissing waarbij de aanvraag volledig en ontvankelijk bevonden werd aan de erfgoedadministratie als tegelijk aan volgende voorwaarden is voldaan:
1° de handelingen en werken waarop de vergunningsaanvraag betrekking heeft, hebben geen voorwerp uitgemaakt van een erfgoedvergunning overeenkomstig artikel D.34, § 1, van het Waalse Erfgoedwetboek, of van een voorafgaand archeologisch advies overeenkomstig artikel D.62, § 1, van hetzelfde wetboek;
2° de handelingen en werken waarop de vergunningsaanvraag betrekking heeft, hebben betrekking op een goed dat geheel of gedeeltelijk gelegen is binnen de omtrek van de archeologische kaart en betreffen handelingen en werken die vallen onder artikel D.IV.4, eerste lid, 1°, 5°, 9° en 10° van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling;
3° de handelingen en werken waarop de vergunningsaanvraag betrekking heeft geen beperkte impact krachtens artikel D.IV.I, § 2, van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling;
4° de handelingen en werken waarop de vergunningsaanvraag betrekking heeft, vereisen de verplichte tussenkomst van een architect krachtens artikel D.IV.I, § 2, van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling.]1
[1 De technisch ambtenaar wint het advies in van de erfgoedadministratie en van de Koninklijke Commissie voor Monumenten, Landschappen en Opgravingen overeenkomstig artikel D.IV.35 van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling.]1
Als het advies niet wordt verzonden (...) afgegeven binnen de termijn bedoeld in het vorige lid, wordt het geacht gunstig te zijn. <DWG 2005-02-03/39, art. 118, 012; Inwerkingtreding : 11-03-2005>
----------
(1)<DWG 2023-09-28/28, art. 13, 052; Inwerkingtreding : 01-06-2024>
Art.92.§ 1. Op basis van de ingewonnen adviezen maken de technisch ambtenaar en de gemachtigde ambtenaar samen een syntheserapport op. Dat rapport bevat (gezamenlijk) een voorstel van beslissing gemotiveerd op grond van de verschillende ingewonnen adviezen en, in voorkomend geval, [3 het eensluidend advies van de gemachtigd ambtenaar over de afwijkingen van het gewestplan of van de normen van de gewestelijke leidraad voor stedenbouw genomen overeenkomstig de artikelen D.IV.6 tot D.IV.13 van het Wetboek. Als de Regering de bevoegde overheid is krachtens artikel 81, § 2, zesde lid, is dit advies dan niet conform.]3. <DWG 2005-02-03/39, art. 119, 012; Inwerkingtreding : 11-03-2005>
[4 Voor gemengde projecten met betrekking tot de bouw en exploitatie van installaties voor hernieuwbare energie, de aansluiting van deze installaties op het net, het bijbehorende net zelf en opslagfaciliteiten, in de zin van artikel 16septies van Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen, bevat het voorstel tot beslissing de specifieke motivering met betrekking tot de afweging van de belangen bedoeld in artikel 2, derde lid.]4
§ 2. De geraadpleegde overheden of besturen plegen, op verzoek van één van hen, ten minste één keer overleg om hun standpunt m.b.t. het project te harmoniseren. De Regering kan de wijze van overleg bepalen.
[4 § 2bis. Teneinde een belangenafweging mogelijk te maken voor de toepassing van artikel 6, Ї 4, en artikel 16, Ї 1, c), van Richtlijn 92/43/EEG van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, van artikel 4, Ї 7, van Richtlijn 2000/60/EG van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid en artikel 9, Ї 1, a), van Richtlijn 2009/147/EG van 30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand, wordt het overleg bedoeld in paragraaf 2 steeds georganiseerd voor projecten die die betrekking hebben op щщn of meer windturbines. Het brengt technische en gedelegeerde ambtenaren samen, evenals alle administraties die advies moeten uitbrengen in het kader van de betrvergunningsaanvraag en de adviesorganen, voordat ze hun advies indienen. Het wordt voorafgegaan door een presentatie van het vergunningsdossier door de aanvrager en de auteur van het milieueffectonderzoek, indien een dergelijke studie wordt uitgevoerd.
De technisch ambtenaar organiseert deze overlegvergadering binnen de termijn bedoeld in artikel 30, tweede lid.
De adviesorganen kunnen weigeren deel te nemen aan de overlegvergadering.
De technisch ambtenaar vergemakkelijkt de communicatie en probeert de administraties ertoe te brengen een gemeenschappelijk advies te ontwikkelen. In geval van een gezamenlijk advies nemen alle administraties die betrokken zijn bij de vergunningsaanvraag waarop het advies betrekking heeft, de elementen van dit advies op in hun respectievelijke adviezen, onverminderd de mogelijkheid om aanvullingen toe te voegen op punten die niet tijdens de overlegvergadering zijn besproken.
In voorkomend geval kunnen de adviesorganen ook een gezamenlijk advies uitbrengen.
De technisch ambtenaar maakt het gezamenlijk advies of, bij gebrek daaraan, het beslissend proces-verbaal van de overlegvergadering naar de administraties over en, in voorkomend geval, de deelnemende overlegorganen, met een beschrijving van de elementen die het voorwerp van een overeenkomst zijn geweest. ]4
§ 3. (Het samenvattend verslag en de volledige aanvraag worden aan de bevoegde overheid gericht binnen een termijn van :
1° zeventig dagen indien de vergunningsaanvraag een inrichting van klasse 2 betreft;
2° honderd en tien dagen indien de vergunningsaanvraag een inrichting van klasse 1 betreft.) <DWG 2005-02-03/39, art. 120, 012; Inwerkingtreding : 11-03-2005>
De technisch ambtenaar en de gemachtigde ambtenaar verwittigen de aanvrager de dag waarop ze het syntheserapport overmaken.
§ 4. Na afloop van de termijn bedoeld in paragraaf 3 worden de technisch ambtenaar en de gemachtigde ambtenaar gezamenlijk gehoord als de bevoegde overheid het vraagt.
§ 5. De termijnen bedoeld in paragraaf 3 kunnen verlengd worden bij gezamenlijke beslissing van de technisch ambtenaar en de gemachtigde ambtenaar. De verlenging mag niet langer duren dan dertig dagen. Deze beslissing wordt binnen de (in paragraaf 3), termijn aan de bevoegde overheid en de aanvrager gestuurd. <DWG 2005-02-03/39, art. 121, 012; Inwerkingtreding : 11-03-2005>
[2 ...]2
(In de gevallen bedoeld in artikel 81, § 2, tweede en derde lid, kunnen de termijnen bedoeld in artikel 93, § 1, eerste lid, verlengd worden bij gezamenlijke beslissing van de technische ambtenaar en de gemachtigde ambtenaar. De duur van de verlenging mag de dertig dagen niet overschrijden. [1 Die beslissing wordt onverwijld gericht aan elke gemeente op het grondgebied waarvan de inrichting of bedoelde handelingen en werken gelegen zijn, alsook aan de aanvrager binnen de termijn bedoeld in artikel 93, § 1, eerste lid.]1) <DWG 2005-02-03/39, art. 121, 012; Inwerkingtreding : 11-03-2005>
[2 ...]2
§ 6. Als het syntheserapport niet binnen de toegestane termijn aan de bevoegde overheid wordt gestuurd, zet deze laatste de procedure voort rekening houdende met het dossier van de effectrapportering, de resultaten van het onderzoek, het advies van het of de college(s) van burgemeester en schepenen en elk ander gegeven waarover ze beschikt.
(§ 7. In de gevallen bedoeld in artikel 81, § 2, tweede en derde lid, zijn de paragrafen [1 1,]1 3, 4 en 6 van dit artikel niet van toepassing.) <DWG 2005-02-03/39, art. 121, 012; Inwerkingtreding : 11-03-2005>
[3 § 8. Als de aanvraag betrekking heeft tot handelingen en werken waarvoor er dringende redenen van algemeen belang bestaan, zoals bedoeld in artikel D.IV.25 van het Wetboek, die onder de bevoegdheid van de Regering vallen, worden het samenvattend verslag en de volledige aanvraag gestuurd aan de Regering binnen dezelfde termijnen. De procedure wordt overeenkomstig artikel D.IV.50 van het Wetboek verdergezet; de bekendmakingen worden ook gemaakt aan de technisch ambtenaar.
Vooraleer ze een beslissing neemt, verzoekt de Regering de aanvrager echter om wijzigingsplannen voor te leggen alsook een aanvullend vervolg op de korte uiteenzetting van de milieueffectenrapportering of -studie, de wijzigingsplannen en het aanvullend vervolg op de korte uiteenzetting van de milieueffectenrapportering of -studie worden verstuurd aan aan de technisch ambtenaar, in evenveel exemplaren toegezonden als er exemplaren zijn van de aanvankelijke aanvraag, die een afschrift ervan verstuurt aan de gemeente en aan de gemachtigd ambtenaar, en de procedure begint opnieuw te lopen overeenkomstig de modaliteiten bedoeld in artikel 86, § 3, eerste lid, te rekenen van de ontvangst door de technisch ambtenaar van de wijzigingsplannen en van het aanvullend vervolg op de korte uiteenzetting van de milieueffectenrapportering of -studie, tot de zending aan de Regering. In de beslissing die ze overeenkomstig artikel 87, § 2, geven, vermelden de technisch ambtenaar en de gemachtigd ambtenaar dat de aanvraag het voorwerp uitmaakt van de wijzigingsplannen. Het is ook het geval bij de aanhangigmaking van de in artikel 91 bedoelde instanties. Het openbaar onderzoek dat overeenkomstig artikel 90 is uitgevoerd heeft betrekking op het dossier van de aanvankelijke vergunningsaanvraag, op haar eventuele complementen alsmede op de wijzigingsplannen en hun uitvloeisel van de milieueffectenbeoordeling of van het effectenonderzoek.
Als de aanvraag betrekking heeft op handelingen en werken waarvoor er dringende redenen van algemeen belang bestaan, zoals bedoeld in artikel D.IV.25 van het Wetboek, die onder de bevoegdheid van de Regering vallen, vóór het verstrijken van de termijn van de verzendingsdatum van het samenvattend verslag en mits toestemming van de technisch ambtenaar en van de gemachtigd ambtenaar, kan de aanvrager wijzigingsplannen en een aanvullend vervolg op de korte uiteenzetting van de milieueffectenrapportering of -studie overleggen. Deze documenten worden in evenveel exemplaren toegezonden als er exemplaren zijn van de aanvankelijke aanvraag. De wijzigingsplannen en het aanvullend vervolg op de korte uiteenzetting van de milieueffectenrapportering of -studie worden gestuurd aan de technisch ambtenaar, die een afschrift ervan verstuurt aan de gemeente en aan de gemachtigd ambtenaar, en de procedure begint opnieuw te lopen overeenkomstig de modaliteiten bedoeld in artikel 86, § 3, eerste lid, te rekenen van de ontvangst door de technisch ambtenaar van de wijzigingsplannen voor te leggen alsook een aanvullend vervolg op de korte uiteenzetting van de milieueffectenrapportering of -studie, tot de zending aan de Regering. In de beslissing die ze overeenkomstig artikel 87, § 2, geven, vermelden de technisch ambtenaar en de gemachtigd ambtenaar dat de aanvraag het voorwerp uitmaakt van de wijzigingsplannen. Hetzelfde geldt bij de aanhangigmaking van de in artikel 91 bedoelde instanties. Het openbaar onderzoek dat overeenkomstig artikel 90 is uitgevoerd heeft betrekking op het dossier van de aanvankelijke vergunningsaanvraag, op haar eventuele complementen alsmede op de wijzigingsplannen en hun uitvloeisel van de milieueffectenbeoordeling of van het effectenonderzoek.]3
----------
(1)<DWG 2007-11-22/39, art. 15, 017; Inwerkingtreding : 17-12-2007>
(2)<DWG 2009-04-30/57, art. 91, 1°-2°, 022; Inwerkingtreding : 12-06-2009>
(3)<DWG 2016-07-20/46, art. 27, 035; Inwerkingtreding : 01-06-2017>
(4)<DWG 2024-04-29/25, art. 7, 049; Inwerkingtreding : 01-11-2024>
Afdeling 3. - Beslissing.
Art.93.<DWG 2005-02-03/39, art. 122, 012; Inwerkingtreding : 11-03-2005> § 1. De bevoegde overheid richt zijn beslissing aan de aanvrager, aan de technische ambtenaar [2 , aan de gemachtigde ambtenaar en, wanneer toepassing is gemaakt van artikel 81, § 2, tweede en derde lid, elke gemeente op het grondgebied waarvan de inrichting of bedoelde handelingen en werken gelegen zijn]2, evenals, bij gewoon schrijven, aan elke overheid of aan elk bestuur dat is geraadpleegd binnen een termijn van :
1° negentig dagen indien de vergunningsaanvraag een inrichting van klasse 2 betreft;
2° honderd veertig dagen indien de vergunningsaanvraag een inrichting van klasse 1 betreft.
Indien het samenvattend verslag verstuurd wordt vóór het verstrijken van de termijn bedoeld in artikel 92, § 3, richt de bevoegde overheid zijn beslissing aan de aanvrager, aan de technische ambtenaar en aan de gemachtigde ambtenaar, evenals, bij gewoon schrijven, aan elke overheid of aan elk bestuur dat is geraadpleegd binnen een termijn van :
1° twintig dagen te rekenen van de dag waarop zij het samenvattend verslag krijgt van de ambtenaren overeenkomstig artikel 92, § 3, voor de inrichtingen van klasse 2;
2° dertig dagen te rekenen van de dag waarop zijn het samenvattend verslag krijgt van de ambtenaren overeenkomstig artikel 92, § 3, voor de inrichtingen van klasse 1.
In de gevallen bedoeld in artikel 81, § 2, tweede en derde lid, geldt enkel lid 1 van deze paragraaf. [4 De beslissing van de gemachtigd ambtenaar betreffende de afwijkingen en verschillen genomen overeenkomstig de artikelen D.IV.5 tot D.IV.13 van het Wetboek maakt volledig deel uit de beslissing bedoeld in het eerste lid van deze paragraaf]4.
[2 De redenen waarom de vergunning geweigerd kan worden, de voorwaarden waaraan ze onderworpen kan worden of de afwijkingen die ze kan toestaan liggen vast in [4 Boek IV van het Wetboek]4.]2
[5 De uitvoering van de vergunning kan onderworpen worden aan de uitvoering van archeologische verrichtingen overeenkomstig de artikelen D.66 en D.67 van het Waalse Erfgoedwetboek.]5
[3 Als de milieuvergunningsaanvraag betrekking heeft op een krachtens artikel 3 ingedeeld individueel zuiveringssysteem, deelt de bevoegde autoriteit ook de beslissing mee aan de " Société publique de gestion de l'eau " bedoeld in artikel D.2., 76°, van Boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt.]3
[5 Wanneer de vergunning betrekking heeft op een geklasseerd of gelijkgesteld goed in de zin van het Waalse Erfgoedwetboek of wanneer de vergunning betrekking heeft op een project dat het voorwerp heeft uitgemaakt van een voorafgaand archeologisch advies van de erfgoedadministratie, neemt de vergunning de conclusies van de erfgoedvergunning bedoeld in de artikelen D.47 en D.48 van hetzelfde Wetboek of van het voorafgaand archeologisch advies bedoeld in artikel D.62 van hetzelfde Wetbintegraal over en beantwoordt ze aan de inhoud van de erfgoedvergunning of het voorafgaand archeologisch advies.
Tegelijk met het versturen van zijn beslissing naar de aanvrager, stuurt de gemachtigd ambtenaar een afschrift van zijn beslissing naar de erfgoedadministratie:
1° wanneer de vergunning betrekking heeft op een geklasseerd of gelijkgesteld goed in de zin van het Waalse Erfgoedwetboek dat het voorwerp heeft uitgemaakt van een erfgoedvergunning bedoeld in de artikelen D.47 en D.48 van hetzelfde Wetboek;
2° wanneer de vergunning betrekking heeft op een project dat het voorwerp heeft uitgemaakt van een voorafgaand archeologisch advies van de Erfgoedadministratie bedoeld in artikel D.62 van het Waalse Erfgoedwetboek;
3° wanneer de vergunning betrekking heeft op een project dat het voorwerp heeft uitgemaakt van een advies van de erfgoedadministratie krachtens artikel 91;
4° wanneer de vergunning betrekking heeft op een project dat het voorwerp heeft uitgemaakt van een zending van de ontvangstbevestiging of de beslissing over de volledigheid van de vergunningsaanvraag naar de erfgoedadministratie krachtens artikel D.67, § 1, van het Waalse Erfgoedwetboek.]5
§ 2. In de in artikel 92, § 5, bedoelde hypothese wordt de termijn waarover de bevoegde overheid beschikt om haar beslissing te sturen, verlengd met een termijn gelijk aan die bepaald door de technische ambtenaar en door de gemachtigde ambtenaar.
§ 3. [2 Tussen de datum waarop het syntheserapport is verstuurd of verstuurd had moeten worden, overeenkomstig artikel 92, § 3, en de datum waarop de bevoegde overheid haar beslissing moet versturen overeenkomstig § 1]2 of in het geval bedoeld in artikel 81, § 2, tweede en derde lid, binnen de termijn bedoeld in § 1, eerste lid, kan de aanvrager vóór de beslissing van de bevoegde overheid en mits de toestemming of op verzoek van deze laatste, wijzigingsplannen en een uitvloeisel van de bijsluiter van de milieueffectenbeoordeling of van het effectenonderzoek overleggen. [2 De verzending van dat akkoord of van die aanvraag naar de aanvrager heeft de onderbreking van de in § 1 bedoelde termijnen tot gevolg. Een afschrift ervan wordt dezelfde dag ook naar de technisch ambtenaar en de door de bevoegde overheid gemachtigde ambtenaar gestuurd.]2
De aanvrager stuurt de bevoegde overheid de wijzigingsplannen samen met een uitvloeisel van de bijsluiter van milieueffectenbeoordeling of van het effectenonderzoek. Deze documenten worden in evenveel exemplaren toegezonden als er exemplaren zijn van de aanvankelijke aanvraag.
De bevoegde overheid stuurt de in het vorige lid bedoelde documenten aan de technische ambtenaar en aan de gemachtigde ambtenaar binnen een termijn van drie werkdagen na ontvangst ervan.
De bevoegde overheid behoudt een exemplaar van de wijzigingsplannen en van het uitvloeisel van de milieueffectenbeoordeling of van het effectenonderzoek.
De bevoegde overheid stelt de aanvrager schriftelijk in kennis van de datum van ontvangst van de complementen door de technische ambtenaar.
Als de bevoegde overheid de wijzigingsplannen en het uitvloeisel van de milieueffectenbeoordeling of van het effectenonderzoek binnen de in het derde lid bedoelde termijn niet heeft gestuurd, kan de aanvrager een kopie ervan rechtstreeks sturen aan de technische ambtenaar. In dit geval maakt de technische ambtenaar onverwijld de ontvangen documenten over aan de gemachtigde ambtenaar.
De procedure begint volgens de in artikel 86, § 3, eerste lid, bedoelde modaliteiten opnieuw na ontvangst door de technische ambtenaar van de wijzigingsplannen en van het uitvloeisel van de milieueffectenbeoordeling of van het effectenonderzoek. In de beslissing die ze overeenkomstig artikel 87 geven, vermelden de technische ambtenaar en de gemachtigde ambtenaar dat de aanvraag het voorwerp uitmaakt van de wijzigingsplannen. Het is ook het geval bij de aanhangigmaking van de in artikel 91 bedoelde instanties. Het openbaar onderzoek dat overeenkomstig artikel 90 is uitgevoerd, heeft betrekking op het dossier van de aanvankelijke vergunningsaanvraag, op haar eventuele complementen alsmede op de wijzigingsplannen en hun uitvloeisel van de milieueffectenbeoordeling of van het effectenonderzoek.
,In afwijking van de leden 2 tot 6 en in de gevallen bedoeld in artikel 81, § 2, tweede en derde lid, stuurt de aanvrager de wijzigingsplannen en het uitvloeisel van de milieueffectenbeoordeling of van het effectenonderzoek aan de technische ambtenaar en aan de gemachtigde ambtenaar. Deze documenten worden in evenveel exemplaren toegezonden als er exemplaren zijn van de aanvraag.
In dergelijke gevallen begint de procedure volgens de in artikel 86, § 3, eerste lid, bedoelde modaliteiten opnieuw na ontvangst door de technische ambtenaar van de wijzigingsplannen en van het uitvloeisel van de milieueffectenbeoordeling of van het effectenonderzoek.
[5 Wanneer de wijzigingsplannen betrekking hebben op een geklasseerd of een gelijkgesteld goed in de zin van het Waalse Erfgoedwetboek, waarvoor een erfgoedvergunning werd afgeleverd, en een impact hebben op de geklasseof gelijkgestelde delen van dit goed, wordt een nieuwe erfgoedvergunning aangevraagd overeenkomstig artikel D.52 van hetzelfde Wetboek. Wanneer de wijzigingsplannen betrekking hebben op een project dat het voorwerp uitmaakte van een voorafgaand archeologisch advies overeenkomstig artikel D.62, § 1, van het Waalse Erfgoedwetboek, wordt een nieuw voorafgaand archeologisch advies aangevraagd overeenkomstig artikel D.63 van hetzelfde Wetboek.]5
In de beslissing die ze overeenkomstig artikel 87 geven, vermelden de technische ambtenaar en de gemachtigde ambtenaar dat de aanvraag het voorwerp uitmaakt van de wijzigingsplannen. Het is ook het geval bij de aanhangigmaking van de in artikel 91 bedoelde instanties. Het openbaar onderzoek dat overeenkomstig artikel 90 is uitgevoerd, heeft betrekking op het dossier van de aanvankelijke vergunningsaanvraag, op haar eventuele complementen alsmede op de wijzigingsplannen en hun uitvloeisel van de milieueffectenbeoordeling of van het effectenonderzoek.
Deze paragraaf kan slechts één keer over dezelfde aanvraag uitgevoerd worden.
§ 4. [1 Artikel 36]1 van dit decreet [1 is van toepassing]1 op de beslissing die de bevoegde overheid krachtens deze afdeling heeft genomen.
----------
(1)<DWG 2007-05-31/46, art. 58, 016; Inwerkingtreding : 08-03-2008>
(2)<DWG 2007-11-22/39, art. 16, 017; Inwerkingtreding : 17-12-2007>
(3)<DWG 2016-06-23/09, art. 92, 033; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
(4)<DWG 2016-07-20/46, art. 28, 035; Inwerkingtreding : 01-06-2017>
(5)<DWG 2023-09-28/28, art. 14, 052; Inwerkingtreding : 01-06-2024>
Art.94.<DWG 2005-02-03/39, art. 123, 012; Inwerkingtreding : 11-03-2005> Als het syntheserapport overeenkomstig artikel 92 wordt verzonden en als het een gunstig advies van de technische ambtenaar en van de gemachtigde ambtenaar omvat, wordt de beslissing, indien ze niet binnen de in artikel 93 bedoelde termijn is verstuurd, geacht te zijn genomen op grond van de algemene en sectorale conclusies bedoeld in artikel 5 en op grond van de in het syntheserapport eventueel vermelde bijzondere voorwaarden. [2 ...]2
[1 De vergunning wordt geacht geweigerd te zijn als de beslissing niet wordt verzonden binnen de termijn bedoeld in artikel 93 :
1° als het syntheserapport niet overeenkomstig artikel 92 is verstuurd;
2° als het syntheserapport een ongunstig advies van de technisch ambtenaar en van de gemachtigde ambtenaar bevat.]1
In de in artikel 81, § 2, tweede en derde lid, bedoelde gevallen wordt de vergunning geacht geweigerd te zijn als de beslissing niet binnen de in artikel 93 voorgeschreven termijn is verzonden.
[2 Bij gebrek aan verzending van de beslissing binnen de termijn bedoeld in artikel 93 en wanneer het syntheserapport overeenkomstig artikel 92 is overgemaakt, wordt het door de technisch ambtenaar aan de aanvrager overgemaakt.]2
[3 Als de milieuvergunningsaanvraag betrekking heeft op een krachtens artikel 3 ingedeeld individueel zuiveringssysteem, maakt de bevoegde autoriteit ook het syntheserapport over aan de " Société publique de gestion de l'eau " bedoeld in artikel D.2., 76°, van Boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt, en geeft ze aan dat de beslissing geacht wordt te zijn genomen krachtens het eerste lid.]3
----------
(1)<DWG 2007-11-22/39, art. 17, 017; Inwerkingtreding : 17-12-2007>
(2)<DWG 2010-07-22/10, art. 79, 023; Inwerkingtreding : 30-08-2010>
(3)<DWG 2016-06-23/09, art. 93, 033; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
Art. 94bis. [1 Wat de door de Regering aangewezen installaties en activiteiten betreft, worden de inhoud van het besluit alsook een afschrift van de vergunning en van de eventuele latere bijwerkingen bekendgemaakt op het portaal Leefmilieu van de Internetsite van het Waalse Gewest, met uitzondering van de gegevens onttrokken aan het openbaar onderzoek overeenkomstig artikel D. 29-15 van Boek I van het Milieuwetboek.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2013-10-24/11, art. 16, 028; Inwerkingtreding : 18-02-2014>
Afdeling 4. - Beroep.
Art.95.<DWG 2005-02-03/39, art. 124, 012; Inwerkingtreding : 11-03-2005> § 1. [2 Elke natuurlijke of rechtspersoon die bewijst dat ze een belang heeft alsook de technisch ambtenaar, de gemachtigde ambtenaar en het gemeentecollege van de gemeente op het grondgebied waarvan de inrichting of de handelingen en de werken gelegen zijn kunnen bij de Regering een beroep instellen tegen een beslissing van de bevoegde overheid die binnen de in artikel 93 bedoelde termijnen is verstuurd, tegen de beslissing die geacht wordt overeenkomstig artikel 94, eerste lid, te zijn genomen of tegen de weigering bedoeld in artikel 94, tweede en derde lid.]2
Het gebrek aan beslissing van de in artikel 81 bedoelde overheden i.v.m. de afgifte of de weigering van eenmalige vergunningen heeft de onmogelijkheid voor deze laatste om een beroep in te dienen, als gevolg.
§ 2. Op straffe van niet-ontvankelijkheid [6 het beroep, samen met het bewijs van de storting van het dossierrecht bedoeld in artikel 177, tegen ontvangbewijs aan het bestuur Leefmilieu gezonden]6 binnen een termijn van twintig dagen, te rekenen van :
1° de datum van ontvangst van de beslissing van de bevoegde overheid wanneer ze binnen de in artikel 93 bedoelde termijnen is gezonden of van het als beslissing geldende syntheserapport dat overeenkomstig artikel 94, eerste lid, aan de aanvrager is gezonden, voor de aanvrager, de technische ambtenaar [2 , de gemachtigde ambtenaar en, wanneer toepassing is gemaakt van artikel 81, § 2, tweede en derde lid, het gemeentecollege van elke gemeente op het grondgebied waarvan de inrichting of bedoelde handelingen en werken gelegen zijn]2;
2° het verstrijken van de in artikel 93 bedoelde termijnen, [2 in de gevallen bedoeld in artikel 94, tweede lid, 1°, en derde lid,]2 voor de aanvrager, de technische ambtenaar [2 , de gemachtigde ambtenaar en, wanneer toepassing is gemaakt van artikel 81, § 2, tweede en derde lid, het gemeentecollege van elke gemeente op het grondgebied waarvan de inrichting of bedoelde handelingen en werken gelegen zijn;]2;
3° de eerste dag van aanplakking van [4 het advies bedoeld in de artikelen D.29-22, D.29-23 en D.29-24 van Boek I van het Milieuwetboek]4 [1 overeenkomstig de modaliteiten van de artikelen D.29-25 en D.29-26 van Boek I van het Milieuwetboek]1, voor de personen die niet onder 1° zijn opgenomen.
Als de beslissing in verschillende gemeenten wordt aangeplakt, wordt de termijn verlengd tot de twintigste dag volgend op de eerste dag van aanplakking in de gemeente die de beslissing in eerste instantie heeft laten aanplakken.
(NOTA : lid niet vertaald)
Het in het eerste lid bedoelde bestuur maakt binnen vijf dagen een afschrift van het beroep over aan het bestuur Ruimtelijke Ordening en Stedenbouw.
§ 3. Op basis van de ingewonnen adviezen maken de besturen Leefmilieu en Ruimtelijke Ordening en Stedenbouw samen een syntheserapport op.
Het syntheserapport wordt aan de Regering gestuurd binnen een termijn van :
1° vijftig dagen als het beroep betrekking heeft op een inrichting van klasse 2;
2° zeventig dagen als het beroep betrekking heeft op een inrichting van klasse 1;
Deze termijn loopt vanaf de eerste dag volgend op de dag van ontvangst van het beroep. Als er verschillende beroepen zijn, loopt de termijn vanaf de eerste dag volgend op de dag van ontvangst van het laatste beroep.
De in het eerste lid bedoelde besturen stellen de aanvrager schriftelijk in kennis van de dag waarop ze het syntheserapport overmaken [2 alsook de eiser]2.
[2 De redenen waarom de vergunning geweigerd kan worden, de voorwaarden waaraan ze onderworpen kan worden of de afwijkingen die ze kan toestaan liggen vast in [7 Boek IV van het Wetboek]7.]2
§ 4. De in § 3 bedoelde termijnen mogen bij gezamenlijke beslissing van de besturen Leefmilieu en Ruimtelijke Ordening en Stedenbouw verlengd worden. De duur van de verlenging mag niet hoger zijn dan dertig dagen. Deze beslissing wordt binnen de in § 3, tweede lid, toegezonden aan de Regering, de aanvrager en de eiser.
§ 5. Het beroep schort de betwiste beslissing niet op, behalve als het ingesteld wordt door de ambtenaren bedoeld in paragraaf 1 [2 of het gemeentecollege van de gemeente op het grondgebied waarvan de inrichting of bedoelde handelingen en werken gelegen zijn]2.
§ 6. De Regering bepaalt :
1° de gegevens die het beroep moet bevatten, de vorm ervan en het aantal in te dienen exemplaren;
2° de wijze waarop het publiek in kennis wordt gesteld van het beroep;
3° de voorschriften voor de behandeling van het beroep, de wijze waarop het syntheserapport wordt opgemaakt, de te raadplegen organen en de termijnen binnen welke de adviezen worden uitgebracht. Als het advies niet binnen de voorgeschreven termijnen wordt verzonden, wordt het geacht gunstig te zijn.
§ 7. De Regering stuurt haar beslissing aan de aanvrager binnen een termijn van :
1° zeventig dagen als het beroep betrekking heeft op een inrichting van klasse 2;
2° honderd dagen als het beroep betrekking heeft op een inrichting van klasse 1.
Die termijn loopt vanaf de eerste dag volgend op de dag van ontvangst van het beroep. Als er verschillende beroepen zijn, begint de termijn te lopen vanaf de eerste dag volgend op de dag van ontvangst van het laatste beroep.
Als het syntheserapport wordt overgemaakt vóór het verstrijken van de in paragraaf 3 bedoelde termijn, verstuurt de Regering haar beslissing binnen een termijn van :
1° twintig dagen, te rekenen van de dag waarop zij het syntheserapport van de besturen overeenkomstig paragraaf 3 ontvangt, voor inrichtingen van klasse 2;
2° dertig dagen, te rekenen van de dag waarop zij het syntheserapport van de besturen overeenkomstig paragraaf 3 ontvangt, voor inrichtingen van klasse 1.
In de in § 4 bedoelde hypothese wordt de termijn waarover de Regering beschikt om haar beslissing te sturen, verlengd met een termijn gelijk aan die bepaald door de besturen leefmilieu en ruimtelijke ordening en stedenbouw.
[6 Als de milieuvergunningsaanvraag betrekking heeft op een krachtens artikel 3 ingedeeld individueel zuiveringssysteem, deelt de Regering ook de beslissing mee aan de " Société publique de gestion de l'eau " bedoeld in artikel D.2., 76°, van Boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt.]6
[6 § 7bis. Wanneer een openbaar onderzoek georganiseerd wordt, desgevallend na beroep, worden de in de paragrafen 3 en 7 bedoelde termijnen voor de behandeling van het beroep onderbroken tot de datum van verzending van een schrijven waarin de betrokken gemeente erom verzocht wordt een openbaar onderzoek te organiseren. De procedure wordt, volgens de modaliteiten waarin paragraaf 3 voorziet, weer opgestart op de datum waarop de technisch ambtenaar en de gemachtigd ambtenaar de resultaten van het openbaar onderzoek in ontvangst nemen, met inbegrip van het proces-verbaal bedoeld in artikel D.29-19 van Boek I van het Milieuwetboek.]6
[8 § 7ter. De Regeringsbeslissing neemt, in voorkomend geval, de conclusies van de erfgoedvergunning bedoeld in de artikelen D.47 en D.48 of van het voorafgaandelijke archeologisch advies bedoeld in artikel D.62 van hetzelfde Wetboek integraal over
en voldoet aan de inhoud van de erfgoedvergunning of het voorafgaand archeologisch advies, behalve met de voorafgaande schriftelijke toestemming van de erfgoedadministratie.]8
§ 8. Als de beslissing niet binnen de in paragraaf 7 bedoelde termijn wordt verzonden :
1° wordt de in eerste instantie genomen beslissing bevestigd;
2° als de in eerste instantie genomen beslissing niet binnen de in artikel 93 bedoelde termijn wordt genomen en als het syntheserapport overeenkomstig § 3 is toegezonden, wordt de beslissing geacht genomen te zijn op grond van de conclusies van het syntheserapport. Het syntheserapport wordt door [2 de administratie bedoeld in § 2]2 aan de aanvrager [2 en aan de eiser]2 gestuurd;
[2 3° als de beslissing die in eerste instantie is genomen niet verstuurd wordt binnen de termijn bedoeld in artikel 93 en als het syntheserapport niet overeenkomstig paragraaf 3 wordt verstuurd, wordt de beslissing geacht te zijn genomen volgens de conclusies die vastliggen in het syntheserapport verstuurd overeenkomstig artikel 94.]2
[6 Als de milieuvergunningsaanvraag betrekking heeft op een krachtens artikel 3 ingedeeld individueel zuiveringssysteem, maakt de bevoegde autoriteit ook het syntheserapport over aan de " Société publique de gestion de l'eau " bedoeld in artikel D.2., 76°, van Boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt, en geeft ze aan dat de beslissing geacht wordt te zijn genomen krachtens het eerste lid. 2° of 3°.]6
§ 9. Als de vergunningsweigering voortvloeit uit een gebrek aan beslissing in eerste instantie of in beroep en als geen syntheserapport binnen de voorgeschreven termijn wordt verzonden, dient een vergoeding ten laste van het Gewest te worden betaald die gelijk is aan twintigmaal het dossiersrecht bedoeld in artikel 177, tweede lid, 1° en 2°.
De vergoedingsaanvragen vallen onder de bevoegdheid van de hoven en rechtbanken.
----------
(1)<DWG 2007-05-31/46, art. 59, 016; Inwerkingtreding : 08-03-2008>
(2)<DWG 2007-11-22/39, art. 18, 017; Inwerkingtreding : 17-12-2007>
(3)<DWG 2007-11-22/39, art. 18, 4, 017; Inwerkingtreding : 17-12-2007; Opheffing : 08-03-2008>
(4)<DWG 2007-11-22/39, art. 23, 2, 017; Inwerkingtreding : 08-03-2008>
(5)<DWG 2010-07-22/10, art. 80, 023; Inwerkingtreding : 30-08-2010>
(6)<DWG 2016-06-23/09, art. 94, 033; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
(7)<DWG 2016-07-20/46, art. 29, 035; Inwerkingtreding : 01-06-2017>
(8)<DWG 2023-09-28/28, art. 15, 052; Inwerkingtreding : 01-06-2024>
Afdeling 5. - Bijzondere bepalingen voor gemengde projecten die een wijziging van de gemeentewegen inhouden.
Art.96.[1 § 1. Indien het gemengde ontwerp meer bepaald betrekking heeft op de opening, de wijziging of de opheffing van een gemeenteweg in de zin [2 van het decreet van 6 februari 2014 betreffende de gemeentewegen]2, wordt zulks door de technisch ambtenaar en de gemachtigd ambtenaar vermeld in de beslissing waarbij de volledigheid en de ontvankelijkheid van de aanvraag overeenkomstig artikel 86 erkend worden of in elke andere gezamenlijke beslissing genomen voor het vervallen van de termijnen bedoeld in artikel 93. Ze onderwerpen op dezelfde dag de aanvraag betreffende de gemeenteweg aan [2 de procedure zoals bepaald in de artikelen 8 en volgende van het decreet van 6 februari 2014 betreffende de gemeentewegen]2.
Indien het gemengde ontwerp meer bepaald betrekking heeft op de opening, de wijziging of de opheffing van een gemeenteweg in de zin van [2 artikel 7 van het decreet van 6 februari 2014 betreffende de gemeentewegen]2, wordt zulks door de technisch ambtenaar en de gemachtigd ambtenaar vermeld in de beslissing waarbij de volledigheid en de ontvankelijkheid van de aanvraag overeenkomstig artikel 86 erkend worden of in elke andere gezamenlijke beslissing genomen voor het vervallen van de termijnen bedoeld in artikel 93. Ze verzenden op dezelfde dag de aanvraag betreffende de gemeenteweg en het door de aanvrager uitgewerkte ontwerp-rooiplan, [2 overeenkomstig artikel 21 en volgende van het decreet van 6 februari 2014 betreffende de gemeentewegen]2.
De verzending van de aanvraag betreffende de gemeenteweg heeft de onderbreking van de proceduretermijnen tot gevolg.
De procedure begint opnieuw te lopen volgens de modaliteiten bedoeld in artikel 86, § 3, eerste lid, na ontvangst door de technisch ambtenaar van de definitieve beslissing betreffende de gemeenteweg en, in voorkomend geval, van het besluit betreffende het rooiplan. Als een syntheserapport overeenkomstig artikel 92 en voor de uitvoering van de procedure bedoeld in het eerste of het tweede lid werd verzonden, mag het niet de in de artikelen 93, § 1, tweede lid, 94 en 95, § 8, bedoelde gevolgen teweegbrengen.
Indien een beroep bij de Regering aanhangig wordt gemaakt betreffende een gemengd ontwerp zoals bedoeld in het eerste of het tweede lid en de Regering vaststelt dat de procedure waarin in deze leden wordt voorzien niet is uitgevoerd, onderwerpen de Regering of, gezamenlijk, de besturen die ermee belast zijn het syntheserapport op te stellen, de aanvraag betreffende de gemeenteweg aan [2 de procedure bepaald bij de artikelen 8 tot 19 van het decreet van 6 februari 2014 betreffende de gemeentewegen of, in voorkomend geval, aan de procedure bepaald bij de artikelen 21 tot 23 van het decreet van 6 februari 2014 betreffende de gemeentewegen]2 of, in voorkomend geval, aan de procedure bepaald bij artikel 129ter van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw, Patrimonium en Energie.
De verzending van de aanvraag betreffende de gemeenteweg aan het gemeentecollege heeft de onderbreking van de in artikel 95, §§ 3 en 7, bedoelde termijnen tot gevolg.
De procedure begint opnieuw te lopen volgens de modaliteiten bedoeld in artikel 95, § 3, na ontvangst door de Administratie Leefmilieu van de definitieve beslissing betreffende het gemeenteweg en, in voorkomend geval, van het besluit betreffende het rooiplan. Als een syntheserapport overeenkomstig artikel 95, § 3, is verzonden voor de uitvoering van de procedure bedoeld in het vijfde lid, mag het niet de in de artikel 95, § 7, derde lid, en 95, § 8 bedoelde gevolgen teweegbrengen.
In afwijking van de artikelen 87, eerste lid, 3°, en 90, heeft het openbaar onderzoek ingericht in het kader van de aanvraag betreffende de gemeenteweg en, in voorkomend geval, betreffende het rooiplan eveneens betrekking op het gemengde project zoals bedoeld in het eerste lid. [2 In afwijking van de artikelen 8 tot 20 en 21 tot 26 van het decreet van 6 februari 2014 betreffende de gemeentewegen]2 wordt het openbaar onderzoek dat georganiseerd wordt in het kader van de aanvraag betreffende de gemeenteweg en, in voorkomend geval, betreffende het rooiplan, georganiseerd volgens de modaliteiten omschreven in Boek I van het Milieuwetboek [3 met uitzondering van artikel D. 29-13, § 2, tweede lid, van Boek I van het Milieuwetboek.]3 De duur van het gezamenlijk openbaar onderzoek stemt overeen met de maximumduur vereist voor de verschillende procedures.
§ 2. Als het gemengd project langs een gewestelijke weg of een provincieweg moet worden uitgevoerd, wordt het betrokken bestuur om advies gevraagd.]1
----------
(1)<DWG 2010-07-22/10, art. 81, 023; Inwerkingtreding : 30-08-2010>
(2)<DWG 2014-02-06/13, art. 87, 029; Inwerkingtreding : 01-04-2014>
(3)<DWG 2016-06-23/09, art. 95, 033; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
Afdeling 6. - Slotbepalingen.
Art.97.De hoofdstukken I, VII, VIII, IX, X en XIII van dit decreet zijn van toepassing op de eenmalige vergunning (met uitzondering van de artikelen 48, [1 ...]1 1° en 53). <DWG 2005-02-03/39, art. 125, 012; Inwerkingtreding : 11-03-2005>
De artikelen 50 tot 52, de hoofdstukken IX en X zijn niet van toepassing op de eenmalige vergunning voor zover ze de stedebouwvergunning vervangt.
[7 De volgende bepalingen van het Wetboek zijn van toepassing op de globale vergunning :
1° Boeken I, II en III;
2° de volgende artikelen van Boek IV : D.IV.4 tot D.IV.13, D.IV.31, D.IV.35, derde lid, D.IV.45, D.IV.53 tot D.IV.60, D.IV.70 tot D.IV.77, D.IV.80, D.IV.87, D.IV.91, eerste lid, 3°, en tweede lid, D.IV.99, D.IV.100 en D.IV.106 tot D.IV.109;
3° Boeken V, VI en VII.
Boek II is niet van toepassing op de globale vergunning voor zover ze de milieuvergunning vervangt.]7
([4 De vergunning is verstreken als de werken niet op significante wijze zijn aangevat [5 binnen drie jaar]5 te rekenen van de dag waarop de vergunning uitvoerbaar wordt overeenkomstig artikel 46. [7 De door de Regering afgegeven vergunning krachtens artikel 81, § 2, zesde lid, vervalt als de werken niet op significante wijze zijn aangevat binnen de zeven jaar te rekenen van de dag waarop de vergunning uitvoerbaar wordt overeenkomstig artikel 46. De Regering kan op bijzonder met redenen omkleed verzoek evenwel een nieuwe termijn van maximum vijf jaar verlenen.]7
In afwijking van vorig lid en onverminderd artikel 55, § 3, gaat die termijn, wanneer een zekerheid wordt opgelegd overeenkomstig artikel 55, § 1, in vanaf :
1° de dag na het verstrijken van de termijn van beroep tegen de beslissing bepaald in artikel 95, § 7;
2° de dag na de kennisgeving aan de aanvrager van de beslissing getroffen na het beroep of, bij ontstentenis, de dag na de termijn die aan de beroepsinstantie was opgelegd om haar beslissing te versturen krachtens artikel 95, § 7.]4
[5 Het verval gebeurt van rechtswege. Op verzoek van de exploitant wordt de vergunning evenwel verlengd met een periode van [6 vijf]6 jaar. Die aanvraag wordt dertig dagen voor het verstrijken van de in de vorige leden bedoelde vervaltermijn ingediend.]5
[1 De verlenging wordt toegestaan door de overheid die in eerste instantie bevoegd was voor de afgifte van de vergunning waarvan de verlenging gevraagd wordt.]1) <DWG 2005-02-03/39, art. 126, 012; Inwerkingtreding : 11-03-2005>
----------
(1)<DWG 2007-11-22/39, art. 20, 017; Inwerkingtreding : 17-12-2007>
(2)<DWG 2009-04-30/57, art. 91, 4°, 022; Inwerkingtreding : 12-06-2009>
(3)<DWG 2010-07-22/10, art. 82, 023; Inwerkingtreding : 30-08-2010>
(4)<DWG 2011-10-27/04, art. 77, 024; Inwerkingtreding : 04-12-2011>
(5)<DWG 2012-03-29/07, art. 1, 025; Inwerkingtreding : 01-04-2012>
(6)<DWG 2017-02-16/33, art. 1, 034; Inwerkingtreding : 08-04-2017>
(7)<DWG 2016-07-20/46, art. 30, 035; Inwerkingtreding : 01-06-2017>
HOOFDSTUK XII. - Opheffings- en wijzigingsbepalingen.
Afdeling 1. - Waals Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedebouw en Patrimonium.
Art.98. Artikel 124 van het " CWATUP ", gewijzigd bij het decreet van 27 november 1997, wordt vervangen als volgt :
" Art. 124. De aanvragen om stedebouw- of verkavelingsvergunning voor projecten binnen een perimeter die onderworpen is aan de voorschriften van een plan van aanleg waarvoor een effectonderzoek is uitgevoerd en die aan de voorschriften van dat plan voldoen, zijn niet aan een effectonderzoek onderworpen.
In afwijking van het eerste lid, moet een bijkomend effectonderzoek worden uitgevoerd in het kader van de procedure betreffende de stedenbouw- of verkavelingsvergunning :
1° hetzij als de vergunningsaanvraag meer dan 5 jaar na de inwerkingtreding van het plan wordt ingediend;
2° hetzij als blijkt dat noemenswaardige elementen aan het licht zijn getreden waarmee geen rekening werd of kon worden gehouden tijdens het onderzoek voorafgaande aan de goedkeuring van het plan van aanleg.
De beslissing van de bevoegde overheid waarbij het project aan een bijkomend onderzoek wordt onderworpen, wordt genomen binnen vijftien dagen, te rekenen van de datum van ontvangst van de in het eerst lid bedoelde aanvraag. Als geen beslissing wordt genomen binnen die termijn, wordt geen bijkomend onderzoek geëist.
De Regering kan regels bepalen voor de vaststelling en voor de uitvoering van het bijkomend effectonderzoek. ".
Art.99. Artikel 131 van het " CWATUP ", gewijzigd bij het decreet van 27 november 1997, wordt vervangen als volgt :
" Art. 131. In afwijking van de artikelen 84 en 127, wordt in het geval van een gemengd project in de zin van artikel 1, 11°, van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning, een eenmalige vergunning, die de stedenbouwvergunning in de zin van dit Wetboek vervangt, afgegeven overeenkomstig de bepalingen bedoeld in hoofdstuk XI van bovenbedoeld decreet. ".
Afdeling 2. - Water.
Art.100. De wet van 26 maart 1971 op de bescherming van het oppervlaktewater tegen verontreiniging wordt opgeheven, met uitzondering van de artikelen 1 en 3, § 2.
In artikel 3, § 2, van voormelde wet worden de woorden " en het gebruik " geschrapt.
Art.101. In artikel 2 van het decreet van de Waalse Gewestraad van 7 oktober 1985 houdende bescherming van het oppervlaktewater tegen vervuiling worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in 8°, c, worden de woorden " het verlenen van de machtiging tot lozing " vervangen door de woorden " de toekenning van de milieuvergunning of de afgifte ";
2° er wordt een punt 22° ingevoegd, luidend als volgt :
" 22° milieuvergunning : de beslissing bedoeld in artikel 1, 1°, van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning; ";
3° er wordt een punt 23° ingevoegd, luidend als volgt :
" 23° aangifte : de handeling bedoeld in artikel 1, 2°, van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning. ".
Art.102. Artikel 5, tweede lid, van hetzelfde decreet wordt opgeheven.
Art.103. Artikel 6 van hetzelfde decreet wordt vervangen als volgt :
" Art. 6. Met inachtneming van de voorschriften bepaald bij het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning kan de milieuvergunning of de aangifte vereist worden voor :
1° de lozing van afvalwater in gewoon oppervlaktewater;
2° de lozing van industrieel afvalwater in openbare rioleringen, verzamelriolen voor afvalwater of kunstmatige afvoerwegen voor regenwater;
3° de tijdelijke of vaste afzetting van verontreinigende stoffen op een plaats waar zij door een natuurlijk verschijnsel in het oppervlaktewater of in openbare rioleringen kunnen terechtkomen;
4° de lozingen van motoren van vaartuigen in gewoon oppervlaktewater;
5° lozingen van huishoudelijk afvalwater in openbare rioleringen, verzamelriolen voor afvalwater of kunstmatige afvoerwegen voor regenwater;
6° lozingen van afvalwater uit de landbouw in openbare rioleringen, verzamelriolen voor afvalwater of kunstmatige afvoerwegen voor regenwater;
7° de installatie van sceptische putten en gelijksoortige zuiveringssystemen. ".
Art.104. In artikel 7, 1° en 2°, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 23 juni 1994, worden de woorden " en de verzamelleidingen " vervangen door de woorden " de verzamelleidingen en het oppervlaktewater ".
Art.105. In artikel 8 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° het eerste lid, gewijzigd bij het decreet van de Waalse Gewestraad van 23 juni 1994, wordt opgeheven;
2° in het tweede lid van de Franse tekst wordt het woord " Il " vervangen door de woorden " le Gouvernement ".
Art.106. In hetzelfde decreet worden opgeheven :
1° artikel 9, gewijzigd bij het decreet van 23 juni 1994;
2° artikel 10, gewijzigd bij het decreet van 23 juni 1994;
3° artikel 11, gewijzigd bij het decreet van 23 juni 1994;
4° artikel 12;
5° artikel 13, gewijzigd bij het decreet van 23 juni 1994;
6° artikel 14, gewijzigd bij het decreet van 23 juni 1994;
7° artikel 15, gewijzigd bij het decreet van 23 juni 1994.
Art.107. In artikel 21, eerste lid, gewijzigd bij het decreet van 23 juni 1994, worden de woorden " een machtiging tot lozing aan hen werd verleend " vervangen door de woorden " hen een milieuvergunning is verleend ".
Art.108. In artikel 39, § 1, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 23 juni 1994, worden het eerste en het tweede lid opgeheven.
Art.109. In artikel 49 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 23 juni 1994, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° het eerste lid, 1°, wordt vervangen als volgt :
" 1° degene die in strijd met de krachtens dit decreet genomen reglementen afvalwater loost in gewoon oppervlaktewater, openbare rioleringen of kunstmatige afvoerwegen; ";
2° punt 3° wordt opgeheven;
3° in punt 5° worden de woorden " door de Deelregering of een van haar ambtenaren " opgeheven.
Art.110. In artikel 50 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 23 juni 1994, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° punt 3° wordt opgeheven;
2° in punt 4° worden de tekens " 3° " geschrapt;
3° in punt 7° worden de woorden " zonder over de in artikel 6, § 1, beoogde machtiging te beschikken " vervangen door de woorden " zonder de vereiste vergunning ".
Art.111. In artikel 57, § 2, worden de termen " en 3° " geschrapt.
Art.112. Artikel 66 van hetzelfde decreet, voor het laatst gewijzigd bij het decreet van 23 juni 1994, wordt vervangen als volgt :
" Art. 66. Onverminderd de plichten van de officieren van de gerechtelijke politie, zijn de burgemeester en de door de Regering aangewezen ambtenaren en personeelsleden bevoegd om toe te zien op de uitvoering van het decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan. Ze beschikken over de prerogatieven bedoeld in artikel 61 van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning om hun opdrachten te vervullen.
De ambtenaren en personeelsleden leggen de eed af voor de rechtbank van eerste aanleg van hun woonplaats. De hoofdgriffier maakt een afschrift van de commissie en van de akte van eedaflegging over aan zijn collega's van de rechtbanken van eerste aanleg gelegen in het ambtsgebied waar de ambtenaar of het personeelslid zijn ambt moet uitoefenen.
Bij gewone verandering van woonplaats moeten ze geen nieuwe eed afleggen. ".
Art.113. Artikel 67 van het decreet van 7 oktober 1985, voor het laatst gewijzigd bij het decreet van 23 juni 1994, wordt opgeheven.
Art.114.Artikel 68 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 23 juni 1994, wordt vervangen als volgt :
" Art. 68. § 1. Wanneer proces-verbaal wordt opgemaakt voor een overtreding bedoeld in artikel 49, kunnen de burgemeester en de daartoe door de Regering aangewezen ambtenaren en personeelsleden, ten einde de in artikel 2 van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning bedoelde risico's, hinder en ongemakken te voorkomen, te beperken of te verhelpen :
1° de gehele of gedeeltelijke stopzetting van het bedrijf gelasten;
2° de toestellen verzegelen en, in voorkomend geval, onmiddellijk de tijdelijke sluiting van de inrichting gelasten;
3° de exploitant een interventieplan opleggen of hem bevelen een saneringsplan in te dienen en, in voorkomend geval, met inachtneming van één van de voorschriften bedoeld in artikel 55 van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning, ten gunste van het Gewest een zekerheid stellen om de sanering van de plaats te waarborgen.
Als de burgemeester verzuimt op te treden, beschikken de in het eerste lid bedoelde ambtenaren en personeelsleden over dezelfde prerogatieven als hij.
De overeenkomstig het eerste lid, 1° en 2°, genomen maatregelen worden van rechtswege opgeheven als de milieuvergunning wordt toegekend of als de aangifte aan het bevoegde [1 gemeentecollege]1 wordt gericht.
§ 2. Het saneringsplan, goedgekeurd volgens de door de Regering bepaalde voorschriften, geldt als milieuvergunning. De Regering kan voorschriften bepalen voor de opstelling, de goedkeuring en de uitvoering van de saneringsplannen.
§ 3. Als de overtreder verzuimt een plan in te dienen of de voorschriften ervan niet in acht neemt, kan de burgemeester of de Regering ambtshalve laten overgaan tot de sanering van de plaats. Ze handelen overeenkomstig paragraaf 4.
§ 4. Als de overtreder de opgelegde maatregelen niet binnen de voorgeschreven termijn neemt, kan de Regering of haar gemachtigde de sanering ambtshalve of op verzoek van de burgemeester voor rekening van de overtreder laten uitvoeren door de maatschappij bedoeld in artikel 39 van het decreet van 27 juni 1996 op de afvalstoffen. De Regering of haar gemachtigde kan bovendien eisen dat de in het eerste lid bedoelde personen een zekerheid stellen overeenkomstig artikel 55.
De Regering of haar gemachtigde stelt de persoon of personen die de zekerheid moet(en) stellen bij aangetekend schrijven in kennis van het bedrag van de zekerheid en van de wijzen waarop ze gesteld kan worden.
Als de zekerheid niet gesteld is binnen acht dagen, geeft de Regering of haar gemachtigde de overtreder bevel tot betaling binnen vierentwintig uren, op straffe van tenuitvoerlegging bij wijze van beslag.
Het feit dat naar aanleiding van een bevel tot betaling een zekerheid wordt gesteld waarvan het bedrag niet volstaat, belet de voortzetting van de vervolgingen niet.
Zodra de termijn voor het bevel verstreken is, kan de Regering of haar gemachtigde beslag laten leggen op de bij het Gerechtelijk Wetboek bepaalde wijze. ".
----------
(1)<DWG 2007-11-22/39, art. 21, 017; Inwerkingtreding : 17-12-2007>
Art.115. Artikel 69 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 23 juni 1994, wordt opgeheven.
Art.116. In artikel 1 van het decreet van de Waalse Gewestraad van 30 april 1990 op de bescherming en de exploitatie van grondwater en tot drinkwater verwerkbaar water, gewijzigd bij het decreet van 23 december 1993, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° punt 8° wordt vervangen als volgt :
" 8° milieuvergunning : de beslissing bedoeld in artikel 1, 1°, van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning; ";
2° er wordt een punt 8bis ingevoegd, luidend als volgt :
" 8bis aangifte : de handeling bedoeld in artikel 1, 2°, van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning; ".
Art.117. Artikel 2 van hetzelfde decreet wordt vervangen als volgt :
" Art. 2. De milieuvergunning of de aangifte kan, met inachtneming van de voorschriften bepaald bij het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning vereist worden voor :
1° winplaatsen van grondwater en tot drinkwater verwerkbaar water;
2° de waterwinplaatsen gelegen in een gebied voor tot drinkwater verwerkbaar water;
3° de aanvullingen en pogingen tot kunstmatige aanvulling van grondwater.
De milieuvergunning voor een waterwinplaats bepaalt de rechten en verplichtingen van de houder ervan, met name de waterhoeveelheid die jaarlijks gewonnen mag worden. Zij bepaalt eventueel de piëzometrische grenzen, alsmede de perken en het stelsel van de wincapaciteit. Zij bevat eveneens de voorschriften voor de controle op de gewonnen waterhoeveelheid.
De Regering waarborgt een duurzame rationele exploitatie van het water en de billijke verdeling ervan onder de verschillende houders van een milieuvergunning voor een waterwinplaats. ".
Art.118. In artikel 3 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 23 december 1993, worden de woorden " van een vergunning " vervangen door de woorden " van een milieuvergunning bedoeld ".
Art.119. In artikel 4, § 1, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 7 maart 1996, worden de woorden " vergunningen van " geschrapt.
Art.120. In artikel 5, § 2, 10° en 12°, en § 3, 8°, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 7 maart 1996 en 17 december 1997, wordt het woord " vergunning " vervangen door het woord " milieuvergunning ".
Art.121. Artikel 6 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 23 december 1993, wordt opgeheven.
Art.122. Artikel 7 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 23 december 1993, wordt opgeheven.
Art.123. In artikel 8, tweede lid, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 23 december 1993, wordt het woord " vergunning " vervangen door de woorden " milieuvergunning of aangifte ".
Art.124. In artikel 10 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 23 december 1993, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in paragraaf 1 wordt punt 1° opgeheven;
2° in paragraaf 2, eerste lid, worden de woorden " van de vergunning " vervangen door de woorden " van de milieuvergunning voor een waterwinplaats ";
3° de paragrafen 3 en 4 worden opgeheven.
Art.125. In artikel 12 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 23 december 1993, wordt het woord " vergunning " vervangen door de woorden " milieuvergunning of aangifte ".
Art.126. In artikel 13 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 23 december 1993 en 7 maart 1996, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in paragraaf 1, eerste lid, worden de woorden " van vergunning " vervangen door de woorden " van de milieuvergunning ";
2° in paragraaf 1, tweede lid, worden de woorden " aanvraag tot waterwinplaats " vervangen door de woorden " aanvraag van de milieuvergunning ";
3° in paragraaf 2, eerste lid, worden de woorden " van een vergunning " vervangen door de woorden " van de milieuvergunning " en " de waterwinningsvergunning " vervangen door de woorden " de milieuvergunning ";
4° in paragraaf 2, tweede lid, worden de woorden " van een vergunning " vervangen door de woorden " van de milieuvergunning " en " de vooraf toegekende vergunningen " vervangen door de woorden " de afgegeven milieuvergunningen ".
Art.127. Artikel 14 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 23 december 1993, wordt opgeheven.
Art.128. In artikel 15 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 7 maart 1996, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in paragraaf 2, worden de tekens " 12 tot 14 " vervangen door de tekens " 12 en 13 ";
2° in paragraaf 3 worden de woorden " van een vergunning " vervangen door de woorden " van de milieuvergunning ".
Art.129. Artikel 17 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 23 december 1993, wordt opgeheven.
Art.130. Artikel 18 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 23 december 1993, wordt gewijzigd als volgt :
" Art. 18. Onverminderd de plichten van de officieren van de gerechtelijke politie, zijn de burgemeester en de door de Regering aangewezen ambtenaren en personeelsleden bevoegd om toe te zien op de uitvoering van het decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan. Ze beschikken over de prerogatieven bedoeld in artikel 61 van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning om hun opdrachten te vervullen.
De ambtenaren en personeelsleden leggen de eed af voor de rechtbank van eerste aanleg van hun woonplaats. De hoofdgriffier maakt een afschrift van de commissie en van de akte van eedaflegging over aan zijn collega's van de rechtbanken van eerste aanleg gelegen in het ambtsgebied waar de ambtenaar of het personeelslid zijn ambt moet uitoefenen.
Bij gewone verandering van woonplaats moeten ze geen nieuwe eed afleggen. ".
Art.131. In hetzelfde decreet worden opgeheven :
1° artikel 19, gewijzigd bij het decreet van 23 december 1993;
2° artikel 20, gewijzigd bij het decreet van 23 december 1993.
Art.132.Artikel 21 van hetzelfde decreet wordt vervangen als volgt :
" Art. 21. § 1. Wanneer proces-verbaal is opgemaakt voor een overtreding bedoeld in artikel 49, kan de burgemeester op basis van een verslag van de door de Regering aangewezen ambtenaren en personeelsleden, ten einde de in artikel 2 van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning bedoelde risico's, hinder en ongemakken te voorkomen, te beperken of te verhelpen :
1° de gehele of gedeeltelijke stopzetting van het bedrijf gelasten;
2° de toestellen verzegelen en, in voorkomend geval, onmiddellijk de tijdelijke sluiting van de inrichting gelasten;
3° de exploitant een interventieplan opleggen of hem bevelen een saneringsplan in te dienen en, in voorkomend geval, met inachtneming van één van de voorschriften bedoeld in artikel 55 van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning, een zekerheid ten gunste van het Gewest stellen om de sanering van de plaats te waarborgen.
Als de burgemeester verzuimt op te treden, beschikken de in het eerste lid bedoelde ambtenaren en personeelsleden over dezelfde prerogatieven als hij.
De overeenkomstig het eerste lid, 1° en 2°, genomen maatregelen worden van rechtswege opgeheven als de milieuvergunning wordt toegekend of als de aangifte aan het bevoegde [1 gemeentecollege]1 wordt gericht.
§ 2. Het saneringsplan, goedgekeurd volgens de door de Regering bepaalde voorschriften, geldt als milieuvergunning. De Regering kan voorschriften bepalen voor de opstelling, de goedkeuring en de uitvoering van de saneringsplannen.
§ 3. Als de overtreder nalaat een plan in te dienen of de voorschriften ervan niet in acht neemt, kan de burgemeester of de Regering de plaats ambtshalve laten saneren. Ze handelen overeenkomstig paragraaf 4.
§ 4. Als de overtreder de opgelegde maatregelen niet binnen de voorgeschreven termijn neemt, kan de Regering of haar gemachtigde de sanering ambtshalve of op verzoek van de burgemeester voor rekening van de overtreder laten uitvoeren door de maatschappij bedoeld in artikel 39 van het decreet van 27 juni 1996 op de afvalstoffen. De Regering of haar gemachtigde kan bovendien eisen dat de in het eerste lid bedoelde personen een zekerheid stellen overeenkomstig artikel 55.
De Regering of haar gemachtigde stelt de persoon of personen die de zekerheid moet(en) stellen bij aangetekend schrijven in kennis van het bedrag van de zekerheid en van de wijzen waarop ze gesteld kan worden.
Als de zekerheid niet gesteld is binnen acht dagen, geeft de Regering of haar gemachtigde de overtreder bevel tot betaling binnen vierentwintig uren, op straffe van tenuitvoerlegging bij wijze van beslag.
Het feit dat naar aanleiding van een bevel tot betaling een zekerheid wordt gesteld waarvan het bedrag niet volstaat, belet de voortzetting van de vervolgingen niet.
Zodra de termijn voor het bevel verstreken is, kan de Regering of haar gemachtigde beslag laten leggen op de bij het Gerechtelijk Wetboek bepaalde wijze. ".
----------
(1)<DWG 2007-11-22/39, art. 21, 017; Inwerkingtreding : 17-12-2007>
Art.133. In artikel 22, § 1, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 23 december 1993, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° de punten 1° en 5° worden opgeheven;
2° in punt 2° worden de woorden " een bepaling genomen krachtens de artikelen 8 tot 12 " vervangen door de woorden " een krachtens de artikelen 8 tot 12 genomen reglement of verbodmaatregel ".
Art.134. In artikel 27, vierde lid, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 7 maart 1996, wordt het woord " vergunning " vervangen door het woord " milieuvergunning ".
Art.135. Artikel 45 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 23 december 1993 en 7 maart 1996, wordt gewijzigd als volgt :
1° § 1 wordt opgeheven;
2° in § 2 worden de woorden " waarvoor krachtens dit decreet een vergunning wordt vereist " vervangen door de woorden " waarvoor krachtens dit decreet een milieuvergunning of een aangifte wordt vereist " en worden de woorden " tot waterwinningsvergunning " vervangen door de woorden " om milieuvergunning of om aangifte ".
Art.136. In artikel 1, 8°, c, van het decreet van 30 april 1990 tot instelling van een belasting op het lozen van industrieel en huishoudelijk afvalwater worden de woorden " van de lozingsvergunning " vervangen door de woorden " van de milieuvergunning ".
Art.137. In artikel 3, 2°, van hetzelfde decreet worden de woorden " van de lozingsvergunning " vervangen door de woorden " van de milieuvergunning ".
Art.138. In artikel 7, § 1, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 23 december 1993, worden de woorden " in de lozingsvergunning " vervangen door de woorden " in de milieuvergunning " en worden de woorden " vergunningsvoorwaarden " vervangen door de woorden " normen van de milieuvergunning ".
Afdeling 3. - Afvalstoffen.
Art.139. Artikel 2 van het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen wordt gewijzigd als volgt :
1° punt 18° wordt opgeheven;
2° de punten 19°, 20°, 21°, 22°, 23°, 24° en 25° worden respectievelijk de punten 18°, 19°, 20°, 21°, 22°, 23° en 24°;
3° er wordt een nieuw punt 25° ingevoegd, luidend als volgt :
" 25° milieuvergunning : de beslissing bedoeld in artikel 1, 1°, van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning; ";
4° er wordt een punt 26° ingevoegd, luidend als volgt :
" 26° aangifte : de handeling bedoeld in artikel 1, 2°, van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning. ".
Art. 139bis. <ingevoegd bij DWG 2001-02-15/31, art. 4, Inwerkingtreding : 10-07-2001; noteer evenwel dat de inwerkingtredingdatum van het DWG 1999-03-11/39 nog onbepaald is wanneer de wijzigingsbeschikking in werking treedt> In artikel 3 van het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen worden de woorden " bedoelde vergunning " vervangen door de woorden " bedoelde milieuvergunning ".
Art.140. Artikel 6, § 3, van hetzelfde decreet wordt vervangen als volgt :
" De milieuvergunningen en de wijzigingen van de na de inwerkingtreding van dit decreet verleende vergunningen voor ingedeelde inrichtingen bevatten exploitatienormen inzake afvalpreventie. ".
Art.141. In artikel 7, § 5, van hetzelfde decreet worden de woorden " installatie die erkend of geregistreerd is om ze te beheren " vervangen door de woorden " inrichting die over een vergunning beschikt of aangegeven is voor het beheer ervan ".
Art.142. In artikel 8, 3°, van hetzelfde decreet worden de woorden " de installaties of de activiteiten voor afvalbeheer aan vergunning of registratie onderwerpen, evenals " geschrapt.
Art.143. Artikel 11 van hetzelfde decreet wordt gewijzigd als volgt :
1° het eerste lid van paragraaf 1 wordt vervangen als volgt :
" De vestiging en de exploitatie van een installatie voor de verzameling, verwijdering of nuttige toepassing van afvalstoffen zijn aan een milieuvergunning of aan een aangifte onderworpen, overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning. ";
2° in het tweede lid van dezelfde paragraaf worden de woorden " de in paragraaf 2 bedoelde voorwaarden " vervangen door de woorden " specifieke normen voor het afvalbeheer ";
3° in het derde lid van dezelfde paragraaf wordt het woord " vergunning " vervangen door het woord " milieuvergunning ";
4° (de paragrafen 2 tot 7) worden opgeheven en paragraaf 1 wordt het eerste lid van het artikel. <DWG 2001-02-15/31, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 10-07-2001; noteer evenwel dat de inwerkingtredingdatum van het DWG 1999-03-11/39 nog onbepaald is wanneer de wijziging bij 2001-02-15/31 in werking treedt>
Art.144. Artikel 12 van hetzelfde decreet wordt opgeheven.
Art.145. Artikel 13 van hetzelfde decreet wordt opgeheven.
Art.146. In artikel 14 van hetzelfde decreet worden de punten 1° en 5° geschrapt en worden de punten 2°, 3° en 4° respectievelijk de punten 1°, 2° en 3°.
Het nieuwe punt 2°, c, van hetzelfde artikel wordt gewijzigd als volgt : " het stellen van een zekerheid ten gunste van de Dienst, met inachtneming van één van de normen bedoeld in artikel 55 van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning, ten einde elke krachtens dit decreet opgelegde verplichting na te komen; ".
Art.147. Artikel 15 van hetzelfde decreet wordt opgeheven.
Art.148. In artikel 19 van hetzelfde decreet wordt paragraaf 4 opgeheven.
Art.149. Artikel 20 van hetzelfde decreet wordt gewijzigd als volgt :
1° in § 1, eerste lid, en § 2, vijfde lid, van hetzelfde decreet wordt het woord " oorspronkelijke " ingevoegd voor het woord " afvalproducent ";
2° in § 2 van hetzelfde artikel worden de woorden " De in artikel 11 bedoelde vergunning tot vestiging en exploitatie " vervangen door de woorden " De milieuvergunning ";
3° in de §§ 3 en 4 van hetzelfde artikel worden de woorden " vergunningsaanvraag " en " vergunningen " respectievelijk vervangen door de woorden " aanvraag om milieuvergunning " en " milieuvergunningen ".
Art.150. Artikel 22 van hetzelfde decreet wordt opgeheven.
Art.151. In artikel 24, § 2, eerste en tweede lid, van hetzelfde decreet wordt het woord " oorspronkelijke " ingevoegd vóór het woord " afvalproducenten ".
Art.152. In artikel 26 van hetzelfde decreet wordt paragraaf 4 vervangen als volgt :
" § 4. De aanvragen om een milieuvergunning of om een eenmalige vergunning in de zin van artikel 1, 1° of 12°, van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning en de aanvragen om een stedenbouwvergunning in de zin van artikel 84, § 1, van het " CWATUP " betreffende een site die opgenomen is op het plan voor centra voor technische ingraving van niet inerte afvalstoffen, vallen niet onder de toepassing van de bepalingen van het decreet van 11 september 1985 tot organisatie van de milieu-effectenbeoordeling in het Waalse Gewest, voor zover het voorwerp ervan overeenstemt met de bestemming waarin het plan voor die site voorziet. Er wordt een bijkomend onderzoek in het kader van de vergunningsprocedure uitgevoerd :
1° als bovenbedoelde aanvragen meer dan vijf jaar na de goedkeuring van het plan voor centra voor technische ingraving ingediend worden;
2° als blijkt dat noemenswaardige elementen aan het licht zijn getreden waarmee geen rekening werd of kon worden gehouden tijdens het effectonderzoek betreffende het ontwerp van plan voor centra voor technische ingraving.
Het bijkomend effectonderzoek valt onder de bepalingen van het decreet van 11 september 1985 tot organisatie van de milieu-effectenbeoordeling in het Waalse Gewest. ".
Art.153. In artikel 36, 2°, van hetzelfde decreet wordt het woord " vergunningen " geschrapt.
Art.154. In artikel 41, § 1, van hetzelfde decreet worden de woorden " vergunning " en " registratie " vervangen door de woorden " milieuvergunning " en " aangifte ".
Art.155. In artikel 42, § 1, eerste lid, van hetzelfde decreet worden de woorden " vergunning " en " registratie " geschrapt.
In artikel 42, § 1, derde lid, worden de woorden " vergunning tot beheer, in de zin van dit decreet, en als vergunning tot wijziging van het reliëf van de bodem, in de zin van artikel 41, § 1, 2° van het Waalse wetboek van ruimtelijke ordening, stedebouw en patrimonium " vervangen door de woorden " milieuvergunning in de zin van artikel 1, 1°, van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning en als stedebouwkundige vergunning in de zin van artikel 84, § 1, van het Waalse wetboek van ruimtelijke ordening, stedebouw en patrimonium ".
Art.156. Artikel 43 van hetzelfde decreet wordt gewijzigd als volgt :
1° in § 1, derde lid, worden de woorden " de in artikel 13 bedoelde " vervangen door de woorden " de in artikel 55 van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning bedoelde ";
2° in § 4 worden de woorden " vergunning tot beheer, in de zin van dit decreet, en als vergunning tot wijziging van het reliëf van de bodem, in de zin van artikel 41, § 1, 2° van het Waalse wetboek van ruimtelijke ordening, stedebouw en patrimonium " vervangen door de woorden " milieuvergunning in de zin van artikel 1, 1°, van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning en als stedebouwkundige vergunning in de zin van artikel 84, § 1, van het Waalse wetboek van ruimtelijke ordening, stedebouw en patrimonium ".
Art.157. De leden 2 tot 4 van artikel 45 van hetzelfde decreet worden vervangen als volgt :
" Ze beschikken over de prerogatieven bedoeld in artikel 61 van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunningen om hun opdrachten te vervullen.
De ambtenaren en personeelsleden leggen de eed af voor de rechtbank van eerste aanleg van hun woonplaats. De hoofdgriffier maakt een afschrift van de commissie en van de akte van eedaflegging over aan zijn collega's van de rechtbanken van eerste aanleg gelegen in het ambtsgebied waar de ambtenaar of het personeelslid zijn ambt moet uitoefenen.
Bij gewone verandering van woonplaats moeten ze geen nieuwe eed afleggen. ".
Art.158. Artikel 46 van hetzelfde decreet wordt opgeheven.
Art.159. In artikel 47, § 1, van hetzelfde decreet worden de woorden " de vergunning, registratie " en " een vergunning of registratie " geschrapt.
Art.160. Artikel 49 van hetzelfde decreet wordt vervangen als volgt :
" Art. 49. Elke krachtens dit decreet verleende erkenning kan opgeschort of ingetrokken worden door de overheid die bevoegd is om de erkenningen te verlenen, als de bepalingen van dit decreet of de uitvoeringsbesluiten ervan of de erkenningsnormen niet in acht worden genomen.
De Regering mag optreden in de plaats van de overheid die de erkenning heeft verleend als deze laatste verzuimt het te doen. ".
Art.161. In de artikelen 51 en 52 van hetzelfde decreet worden de getallen " 11, 13 " geschrapt.
Art.162. In artikel 56 van hetzelfde decreet wordt de tweede zin gewijzigd als volgt : " Bovendien kan de rechter de veroordeelde verplichten zijn krachtens het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunningen of krachtens dit decreet aan erkenning onderworpen activiteiten tijdelijk of definitief stop te zetten. ".
Art.163. Artikel 58, § 3, tweede lid, van hetzelfde decreet wordt vervangen als volgt : " Het vonnis geldt in voorkomend geval als milieuvergunning voor afvalverwijdering in de zin van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning en als stedebouwkundige vergunning in de zin van artikel 84, § 1, van het Waalse wetboek van ruimtelijke ordening, stedebouw en patrimonium. ".
Art.164. Artikel 69 van hetzelfde decreet wordt opgeheven.
Art.165. In artikel 70, eerste lid, van hetzelfde decreet wordt het woord " bouwvergunning " vervangen door de woorden " stedebouwkundige vergunning " en het woord " vergunning " door " milieuvergunning en stedebouwkundige vergunning ".
In het tweede lid van hetzelfde artikel worden de woorden " tot vergunning " vervangen door de woorden " tot een milieuvergunning en een stedebouwkundige vergunning ".
Art.166. Artikel 7, § 2, van het decreet van 25 juli 1991 betreffende de belasting op de afvalstoffen in het Waalse Gewest, gewijzigd bij de decreten van 17 december 1992 en 27 juni 1996, wordt vervangen als volgt :
" § 2. In afwijking van § 1 is de aanwezigheid van afvalstoffen op een plaats waar een natuurlijke of rechtspersoon een activiteit uitgeoefend heeft of uitoefent die toegelaten is krachtens het besluit van de Regent van 4 februari 1946 houdende goedkeuring van het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming, het decreet van 5 juli 1985 betreffende de afvalstoffen, het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen, het decreet van 9 mei 1985 betreffende de ontsluiting van de steenbergen, het decreet van 7 juli 1988 op de mijnen, het decreet van 27 oktober 1988 op de groeven of het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning en de uitvoeringsbesluiten ervan, niet de grondslag van de belasting, voor zover de bepalingen van deze vergunningen in de aanwezigheid van die afvalstoffen voorzien. ".
Art.167. In de artikelen 12 en 13 van hetzelfde decreet, zoals gewijzigd bij het decreet van 19 december 1996, worden de woorden " en van zijn uitvoeringsbesluiten " vervangen door de woorden " of van het decreet betreffende de milieuvergunning en de uitvoeringsbesluiten ervan ".
Art.168. In artikel 22, tweede lid, van hetzelfde decreet, zoals gewijzigd bij het decreet van 19 december 1996, worden de woorden " of van het decreet betreffende de milieuvergunning " ingevoegd na de woorden " betreffende de afvalstoffen ".
Art.169. In artikel 25 van hetzelfde besluit, zoals gewijzigd bij het decreet van 19 december 1996, worden de woorden " en van zijn uitvoeringsbesluiten " vervangen door de woorden " of van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning en van de uitvoeringsbesluiten ervan ".
Afdeling 4. - Effectrapportering.
Art.170. De bepalingen van het decreet van 11 september 1985 tot organisatie van de milieu-effectenbeoordeling in het Waalse Gewest en de bijlage erbij worden vervangen als volgt :
" TITEL I. - Begripsomschrijving en princiepen. ".
" Artikel 1. Voor de toepassing van dit decreet wordt verstaan onder :
1° systeem van milieu-effectrapportering : de gezamenlijke procedures bedoeld in dit decreet en de toepassingsbesluiten ervan waarbij de weerslag van de projecten op het milieu onderzocht wordt vooraleer beslist wordt een vergunning te verlenen;
2° project : operatie, activiteit, werk, bouw, afbraak, verbouwing, uitbreiding of buitengebruikstelling van installaties, programma of plan waardoor het leefmilieu wijzigingen ondergaat en waarvan de uitvoering gepland wordt door een privaat- en publiekrechtelijke natuurlijke of rechtspersoon;
3° plan van aanleg : plan van aanleg in de zin van het " CWATUP ";
4° vergunningen :
a) de vergunningen verleend krachtens het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning;
b) de vergunningen verleend krachtens de artikelen 84, 89 en 127 van het " CWATUP ";
c) de winningsvergunningen verleend krachtens het decreet van 27 oktober 1988 op de groeven;
d) de krachtens het decreet van 9 mei 1985 betreffende de ontsluiting van de steenbergen verleende vergunningen voor de nuttige toepassing van de steenbergen;
e) de door de Regering opgesomde en krachtens wetten, decreten en reglementen genomen bestuurshandelingen waarbij besloten wordt een project geheel of gedeeltelijk uit te voeren;
5° korte uiteenzetting van de milieu-effectrapportering : document waarin de voornaamste ecologische parameters van het project opgenomen zijn en waarin de nadruk wordt gelegd op de effecten ervan op het milieu;
6° effectonderzoek : wetenschappelijk onderzoek uitgevoerd door een erkende persoon, waarin de nadruk wordt gelegd op de effecten van het project op het milieu;
7° bevoegde overheid : al dan niet beraadslagend orgaan, met of zonder rechtspersoonlijkheid, dat met een openbare opdracht belast is en bevoegd is om de in dit artikel bedoelde vergunning te verlenen, met inbegrip van de inzake beroepen bevoegde overheid;
8° niet-technische samenvatting : het document bevattende de voornaamste resultaten van het effectonderzoek, een synthese van de effecten van het project op het milieu, een lijst van de maatregelen die overwogen worden om de negatieve effecten van het project op het milieu te voorkomen, te beperken en, indien mogelijk, te verhelpen. ".
" Art. 2. De tenuitvoerlegging van de bij dit decreet bepaalde procedures heeft als hoofddoel :
- de kwaliteit van het leefklimaat en de leefomstandigheden van de bevolking te beschermen en te verbeteren en haar een gezonde, veilige en aangename omgeving te verschaffen;
- de leefomgeving en de natuurlijke hulpbronnen te beheren met het oog op het behoud van hun kwaliteiten en op het rationeel en oordeelkundig gebruik van hun potentialiteiten;
- evenwicht te brengen tussen de menselijke behoeften en het leefmilieu, waardoor de gezamenlijke bevolking op lange termijn zal kunnen genieten van een goed leefklimaat en van degelijke leefomstandigheden. ".
" Art. 3. In het Waalse Gewest wordt een systeem ingevoerd om de effecten van de projecten op het milieu te evalueren. ".
" Art. 4. De afgifte van elke vergunning is onderworpen aan de tenuitvoerlegging van het in dit decreet bedoelde systeem van milieu-effectrapportering.
Als verschillende vergunningen worden vereist, wordt voorzien in één enkel systeem van effectrapportering voor zover het betrekking heeft op alle aspecten van de vergunningen die noodzakelijk zijn om het project tot een goed einde te brengen.
De Regering bepaalt de regels voor de toepassing van dit artikel op grond van algemene normen. ".
" Art. 5. De inzake beroepen bevoegde overheid en de administratieve rechter kunnen iedere vergunning die verleend wordt in strijd met de bepalingen van artikel 4, eerste lid, nietig verklaren.
De nietigheid moet hoe dan ook uitgesproken worden in de volgende gevallen :
1° bij gebrek aan een korte uiteenzetting als ze krachtens het decreet wordt vereist;
2° in geval van overtreding van één van de bepalingen van artikel 14;
3° bij gebrek aan een effectonderzoek als het vereist wordt bij of krachtens dit decreet;
4° als de met het onderzoek belaste persoon niet erkend is;
5° bij gebrek aan een niet-technische samenvatting;
6° bij gebrek aan de in artikel 12 bedoelde raadpleging van de bevolking. ".
" Art. 6. De vergunning en de vergunningsweigering moeten met redenen omkleed zijn, met name op grond van de milieueffecten en van de doelstellingen bedoeld in artikel 12. ".
" TITEL II. - Systeem voor de rapportering van de effecten van de projecten op het milieu. ".
" Art. 7. Elke vergunningsaanvraag bevat ofwel een korte uiteenzetting van de milieu-effectrapportering, ofwel een milieu-effectonderzoek. ".
" Art. 8. § 1. Onverminderd de artikelen 42 en 50 van het " CWATUP " dient de effectrapportering, ongeacht of het gaat om de korte uiteenzetting van de milieu-effectrapportering of om het effectonderzoek, voor de identificatie, de omschrijving en de evaluatie van de rechtstreekse en onrechtstreekse effecten, op korte, middellange en lange termijn, van de inrichting en de tenuitvoerlegging van het project op :
1° de mens, de fauna en de flora;
2° de bodem, het water, de lucht, het klimaat en de landschappen;
3° de materiële goederen en het cultureel patrimonium;
4° de wisselwerking tussen de factoren bedoeld in 1°, 2° en 3° van dit lid.
§ 2. De Regering bepaalt de lijst van de projecten die van wege hun aard, omvang of lokalisatie noemenswaardige effecten zouden kunnen hebben op het milieu (en van de projecten die) aan een milieu effectonderzoek onderworpen moeten worden. <DWG 2002-07-04/34, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 01-10-2002>
(De Regering bepaalt welke projecten aan een milieueffectonderzoek of -rapportering onderworpen worden op grond van de relevante selectiecriteria bedoeld in de bijlage bij dit besluit.) <DWG 2002-07-04/34, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 01-10-2002>
§ 3. De volgende aanvragen zijn onderworpen aan een milieu-effectrapportering :
1° (de vergunningsaanvragen voor projecten die aanzienlijke milieueffecten zouden kunnen hebben en niet vermeld worden in § 2, eerste lid;) <DWG 2002-07-04/34, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 01-10-2002>
2° (...) <DWG 2005-02-03/39, art. 129, 012; Inwerkingtreding : 11-03-2005>
§ 4. (Het effectonderzoek betreffende de vergunningsaanvraag kan het geheel of een deel van de gegevens en resultaten gekregen bij elke milieueffectbeoordeling die vroeger is uitgevoerd, vermelden.) <DWG 2005-02-03/39, art. 129, 012; Inwerkingtreding : 11-03-2005> ".
" Art. 9. § 1. De Regering bepaalt de vorm en de minimale inhoud van de korte uiteenzetting van de milieu-effectrapportering. Ze kan beslissen dat het dossier van de vergunningsaanvraag gelijk staat met de korte uiteenzetting van de milieu-effectrapportering.
§ 2. De Regering kan de vorm en de minimale inhoud van het milieu-effectonderzoek bepalen.
(tweede lid opgeheven) <DWG 2002-07-04/34, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 01-10-2002>
(derde lid opgeheven) <DWG 2002-07-04/34, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 01-10-2002>
(§ 3. De milieueffectrapportering of het milieueffectonderzoek bevat minstens de volgende gegevens :
1° een omschrijving van het project, met gegevens over de site, het ontwerp en de omvang ervan;
2° de vereiste gegevens m.b.t. de opsporing en de evaluatie van de voornaamste milieueffecten van het project;
3° een omschrijving van de geplande maatregelen om ernstige negatieve effecten te voorkomen en te beperken en, indien mogelijk, te verhelpen;
4° een overzicht van de voornaamste alternatieve oplossingen die de aanvrager heeft onderzocht en een opgave van de voornaamste redenen voor zijn keuze, rekening houdende met de milieueffecten;
5° een niet-technische samenvatting van de bovenvermelde gegevens.
Als de aanvrager de bevoegde overheid om advies vraagt over de in het kader van de milieueffectrapportering of van het milieueffectonderzoek te verstrekken informatie, bepaalt de Regering hoe het advies moet worden uitgebracht.) <DWG 2002-07-04/34, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 01-10-2002>
" Art. 10. De bevoegde overheid evalueert de effecten van het project op grond van het milieu-effectonderzoek of van de korte uiteenzetting van de milieu-effectrapportering, de ingewonnen adviezen en van elk ander gegeven dat ze nuttig acht.
Wanneer de bevoegde overheid of de door de Regering aangewezen organen die bij de behandeling van de aanvraag betrokken zijn, niet beschikken over de vereiste gegevens, kunnen ze bijkomende informatie verlangen van de aanvrager of de auteur van onderzoeken.
De auteur van het project kiest een krachtens artikel 11 erkende persoon om het onderzoek uit te voeren. ".
" (...) ". <DWG 2002-07-04/34, art. 8, 004; Inwerkingtreding : 01-10-2002>
" Art. 11. De Regering erkent, volgens de door haar bepaalde criteria en procedure, de natuurlijke en rechtspersonen die belast kunnen worden met milieu-effectonderzoeken; ze bepaalt hoe de erkenning wordt verleend en ingetrokken. De erkenning kan namelijk tijdelijk of definitief worden ingetrokken als de Regering, na een eerste behoorlijk meegedeelde waarschuwing, de uiterst matige kwaliteit van een onderzoek vaststelt.
De " Conseil wallon de l'environnement pour le développement 2 " (Waalse Milieuraad voor de duurzame ontwikkeling), ingesteld bij het decreet van 21 april 1994 betreffende de milieuplanning in het kader van de duurzame ontwikkeling, moet geraadpleegd worden vóór elke intrekking van erkenning, evenals de " Commission régionale d'aménagement du territoire " (Gewestelijke Commissie voor ruimtelijke ordening) in het geval van een effectonderzoek betreffende een plan van aanleg.
De Regering bepaalt in welke gevallen een erkende persoon onbevoegd kan worden verklaard voor de uitvoering van een onderzoek. ".
" Art. 12. Voor de aan een effectonderzoek onderworpen projecten wordt de bevolking geraadpleegd vóór de indiening van de vergunningsaanvraag. De raadpleging dient met name om te wijzen op specifieke punten die zouden kunnen worden aangesneden in het effectonderzoek, en om alternatieven voor te leggen die de auteur van het project redelijkerwijs in overweging zou kunnen nemen bij de uitvoering van het effectonderzoek.
De Regering bepaalt :
1° hoe deze alternatieven worden medegedeeld aan de met het onderzoek belaste persoon;
2° de voorschriften voor de raadpleging en de maatregelen om de bevolking daarvan in kennis te stellen. ".
" Art. 13. De " Conseil wallon de l'environnement pour le développement durable " of zijn afgevaardigde alsmede, in het geval van een effectonderzoek betreffende een plan van aanleg, de " Commission régionale d'aménagement du territoire " hebben het recht om de betrokken openbare overheden, de aanvrager en de persoon die het onderzoek uitvoert om elk gegeven te verzoeken i.v.m. de vergunningsaanvraag en het verloop van het effectonderzoek. Zij kunnen de Regering en de bevoegde overheid nuttige opmerkingen en suggesties i.v.m. het effectonderzoek verstrekken. ".
" Art. 14. De projecten waarvoor een (milieueffectbeoordeling) wordt verricht, zijn onderworpen aan een openbaar onderzoek waarbij de volgende principes in acht worden genomen : <DWG 2002-07-04/34, art. 5, 004; Inwerkingtreding : 01-10-2002>
1° (de niet-technische samenvatting, de milieueffectrapportering en het milieueffectonderzoek worden openbaar gemaakt;) <DWG 2002-07-04/34, art. 5, 004; Inwerkingtreding : 01-10-2002>
2° het openbaar onderzoek (voor projecten die onderworpen zijn aan een milieueffectonderzoek) duurt dertig dagen; <DWG 2002-07-04/34, art. 5, 004; Inwerkingtreding : 01-10-2002>
3° het openbaar onderzoek wordt opgeschort tussen 16 juli en 15 augustus. Als de in het eerste lid, 2°, bedoelde termijn voor het openbaar onderzoek langer is dan die welke toepasselijk is op de vergunningsaanvraag, worden de bij andere wetten, decreten en besluiten bepaalde proceduretermijnen verlengd met een duur die gelijk is aan het verschil tussen de twee bovenvermelde termijnen.
Voor de aan een effectonderzoek onderworpen projecten kan de Regering, naast de bij andere wetten, decreten of besluiten bepaalde regels betreffende een openbaar onderzoek, in bijkomende regels voorzien.
De Regering kan regels bepalen voor de organisatie van het openbaar onderzoek als de met de organisatie belaste overheid haar verplichtingen niet nakomt. ".
" Art. 15. De bevolking kan op werkuren inzage nemen van een dossier op een plaats die de bevoegde overheid bepaalt. Dit dossier bevat (ofwel de milieueffectrapportering, ofwel) het onderzoek in origineel of een door de auteur voor eensluidend verklaard afschrift ervan, een afschrift van de adviezen en briefwisseling die door de burgers en de verschillende betrokken diensten of instellingen gezonden worden. De overheid voegt de briefwisseling en de geschreven adviezen die ze in het kader van het openbaar onderzoek ontvangt, bij het dossier. ". <DWG 2002-07-04/34, art. 6, 004; Inwerkingtreding : 01-10-2002>
" Art. 16. § 1. Als van een in het Waalse Gewest te verwezenlijken project wordt vermoed dat het schadelijk kan zijn voor het milieu in een ander Gewest, een andere Lidstaat van de Europese Unie of een Staat die partij is bij het Verdrag inzake milieu-effectrapportage in grensoverschrijdend verband, opgemaakt te Espoo op 25 februari 1991, wordt het dossier betreffende de vergunningsaanvraag, samen met (ofwel de milieueffectrapportering, ofwel) het effectonderzoek en de eventuele gegevens over de grensoverschrijdende effecten overgemaakt aan de bevoegde overheden van het andere Gewest, de andere Lidstaat van de Europese Unie of de andere Staat die partij is bij het Verdrag van Espoo. <DWG 2002-07-04/34, art. 7, 004; Inwerkingtreding : 01-10-2002>
De Regering bepaalt :
1° welke organen belast zijn met de overdracht van het dossier aan de in het eerste lid bedoelde overheden;
2° de voorwaarden waaronder de bevoegde overheden van het betrokken Gewest of de betrokken Staat mogen deelnemen aan de procedure betreffende de milieu-effectrapportering;
3° de wijze waarop de in artikel 17 bedoelde gegevens verstrekt worden aan de in het eerste lid bedoelde overheden.
§ 2. Als een project dat verwezenlijkt moet worden in een ander Gewest, een andere Lidstaat van de Europese Unie of een Staat die partij is bij het Verdrag van Espoo, schade kan toebrengen aan het milieu van het Waalse Gewest, worden de gegevens bedoeld in artikel 7.3 van Richtlijn 85/337/EEG betreffende de waardering van de weerslagen van sommige openbare en privé-ontwerpen op het leefmilieu, zoals gewijzigd bij Richtlijn 97/11/EEG, overgemaakt door de bevoegde overheden van het andere Gewest of de andere Staat en ter beschikking gesteld van de betrokken bevolking en de door de Regering aangewezen organen.
De Regering bepaalt :
1° de wijze waarop de in het eerste lid bedoelde gegevens ter beschikking worden gesteld van de bevolking en de in het eerste lid bedoelde organen;
2° hoe het advies van de bevolking en de geraadpleegde organen wordt ingewonnen en meegedeeld. ".
" Art. 17. De Regering bepaalt de wijze van bekendmaking van :
1° de beslissing van de bevoegde overheid, in voorkomend geval vergezeld van de exploitatienormen;
2° de grondslag van de beslissing;
3° in voorkomend geval, een beschrijving van de voornaamste maatregelen die getroffen moeten worden om de belangrijke negatieve effecten van het project te voorkomen, te beperken en, indien mogelijk, te compenseren. ".
" TITEL (III). - Algemene en strafbepalingen. ". <DWG 2002-07-04/34, art. 8, 004; Inwerkingtreding : 01-10-2002>
" Art. 18. De belemmering van de uitvoering van het openbaar onderzoek of het onttrekken van stukken van het in artikel 15 bedoelde dossier voor het openbaar onderzoek, wordt gestraft met een gevangenisstraf van één tot zes maanden en met een geldboete van 100 BEF tot 250 BEF, of met één van deze straffen.
De met het effectonderzoek belaste personen worden gelijkgesteld met " personen belast met een openbare dienst " voor de toepassing van Titel IV, hoofdstuk IV, van het Strafwetboek dat omkoping bestraft. ".
" TITEL (IV). - Slot- en overgangsbepalingen. ". <DWG 2002-07-04/34, art. 8, 004; Inwerkingtreding : 01-10-2002>
" Art. 19. Onverminderd de in artikel 11 bedoelde mogelijkheid die de Regering heeft om een erkenning tijdelijk of definitief in te trekken, blijven de vóór de inwerkingtreding van dit decreet verleende vergunningen geldig totdat de termijn waarvoor ze verleend worden verstreken is. ".
" Art. 20. De vergunningsaanvragen alsmede de georganiseerde administratieve beroepen die vóór de inwerkingtreding van dit decreet worden ingediend, worden behandeld volgens de op de dag van de indiening van de aanvraag vigerende procedure. ".
" BIJLAGE. ".
" Art. N. Selectiecriteria bedoeld in artikel 8, § 2.
1. Eigenschappen van de aan een effectrapportering onderworpen projecten.
De eigenschappen van de bovenbedoelde projecten moeten in aanmerking worden genomen met name in verband met :
- de omvang van het ontwerp;
- de cumulatie met andere projecten;
- het gebruik van natuurlijke hulpbronnen;
- het voortbrengen van afvalstoffen;
- verontreiniging en hinder;
- gevaar voor ongevallen, rekening houdende namelijk met de gebruikte stoffen of aangewende technologieën.
2. Lokalisatie van de aan een effectrapportering onderworpen projecten.
De ecologische sensibiliteit van de geografische zones waar het project schade zou kunnen veroorzaken, moet in overweging worden genomen met inachtneming van :
- de ingebruikneming van de bestaande gronden;
- de relatieve rijkdom, de kwaliteit en de regeneratiecapaciteit van de natuurlijke hulpbronnen van de zone;
- het belastingsvermogen van het natuurlijke milieu.
3. Eigenschappen van de potentiële impact.
De noemenswaardige effecten die een project zou kunnen hebben, moeten gezien worden op grond van de in 1 en 2 bedoelde criteria, met name in verband met :
- de omvang van de impact (geografische zone en aantal betrokken inwoners);
- de grensoverschrijdende aard van de impact;
- de omvang en de complexiteit van de impact;
- de waarschijnlijkheid van de impact;
- de duur, de frequentie en omkeerbaarheid van de impact. ".
Afdeling 5. - Ontplofbare stoffen.
Art.171. De wet van 28 mei 1956 betreffende ontplofbare en voor de deflagratie vatbare stoffen en mengsels en de daarmee geladen tuigen houdt op van toepassing te zijn in het Waalse Gewest wat betreft de buitenpolitie van de gevaarlijke, ongezonde en hinderlijke inrichtingen.
Afdeling 6. - Steenbergen.
Art.172. In artikel 1, 3°, van het decreet van 9 mei 1985 betreffende de ontsluiting van steenbergen, zoals gewijzigd bij het decreet van 6 mei 1993, worden de woorden " bedoeld in artikel 42, § 1 " vervangen door de woorden " in de zin van ".
Art.173. Het eerste lid van artikel 2 van hetzelfde decreet wordt vervangen als volgt :
" De vergunning tot ontsluiting van een steenberg houdt van rechtswege de afgifte in van de bouwvergunning in de zin van artikel 84 van het Waalse Wetboek van ruimtelijke ordening, stedebouw en patrimonium en van de milieuvergunning in de zin van artikel 1, 1°, van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning om de steenberg te exploiteren. ".
Afdeling 7. - Natuurparken.
Art.174. Artikel 13, § 1, van het decreet van 16 juli 1985 betreffende natuurparken wordt gewijzigd als volgt :
1° de woorden " door de bevoegde overheid " worden geschrapt;
2° punt 1° wordt vervangen als volgt :
" 1° de toekenning van milieuvergunningen voor inrichtingen van klasse 1 in de zin van artikel 3 van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning; ";
3° in 3° worden de woorden " machtigingen tot " vervangen door de woorden " milieuvergunning voor een ";
4° in 5° worden de woorden " machtigingen tot " vervangen door de termen " milieuvergunning voor de ".
In artikel 13, § 2, van hetzelfde decreet worden het eerste en het tweede lid vervangen als volgt :
" De in het eerste lid, 1°, 3° en 5°, bedoelde adviezen worden gevraagd door de technisch ambtenaar bedoeld in artikel 1, 14°, van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning. Ze worden overgemaakt aan de technisch ambtenaar.
De in het eerste lid, 1°, 2°, 4°, 6° en 7°, bedoelde adviezen worden gevraagd door de bevoegde overheid.
De voor het afgeven van de in § 1 bedoelde vergunningen bevoegde overheden mogen slechts bij een speciaal met redenen omklede beslissing van dit advies afwijken. ".
Afdeling 8. - Vervoer van gevaarlijke producten en exploitatie van ondergrondse bergruimten in site bestemd voor gasopslag.
Art.175. De wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen en de wet van 18 juli 1975 betreffende het opsporen en exploiteren van ondergrondse bergruimten in situ bestemd voor het opslaan van gas worden opgeheven wat betreft de milieubescherming voor de in dit decreet bedoelde inrichtingen.
HOOFDSTUK XIII. - Slot- en overgangsbepalingen.
Art.176.(Behoudens andersluidende bepaling geschiedt elke verzending bedoeld in de hoofdstukken II, III, IV, IX en XI :
1° bij ter post aangetekend schrijven met ontvangbewijs;
2° door het beroep op elke gelijke formule, waarbij een bepaalde datum wordt toegekend bij de toezending en na ontvangst van de akte, ongeacht de gebruikte dienst voor de postverspreiding.
3° (NOTA : niet vertaald)
[1 4° hetzij via de geauthentificeerde elektronische weg.]1
De Regering kan de lijst bepalen van de processen die ze erkent als processen die een bepaalde datum kunnen geven bij de toezending en na ontvangst van de akte kunnen geven [1 en de toezending via de elektronische weg te authentificeren]1 .) <DWG 2005-02-03/39, art. 127, 012; Inwerkingtreding : 11-03-2005>
(De toezending moet uiterlijk op de vervaldag geschieden.) <DWG 2005-02-03/39, art. 127, 012; Inwerkingtreding : 11-03-2005>
De vervaldag wordt ingerekend in de termijn.
[1 In afwijking van het vierde lid, wanneer de toezending via de elektronische weg gebeurt en dat de dag van de toezending van de akte een zaterdag, een zondag of een feestdag is, wordt de dag van inontvangstname van de akte, die het startpunt is, naar de eerstvolgende werkdag verschoven.]1
Als de vervaldag een zaterdag, zondag of wettelijke feestdag is, dan wordt hij naar de volgende werkdag verschoven.
[1 De mogelijkheid van de toezending via de geauthentificeerde elektronische weg is uitsluitend van toepassing op het stelsel van de aangifte, met inbegrip van het beroep bedoeld in artikel 41 [2 alsook de beroepen bedoeld in de artikelen 40 en 95]2 .]1
----------
(1)<DWG 2014-03-13/02, art. 4, 031; Inwerkingtreding : 01-01-2015 (BWG 2014-05-15/61, art. 14)>
(2)<DWG 2016-06-23/09, art. 96, 033; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
Art.177.De natuurlijke of rechtspersoon die een aanvraag indient of een beroep instelt overeenkomstig dit decreet, moet een dossiersrecht betalen waarvan het bedrag integraal wordt gestort op de [1 Fonds pour la protection de l'environnement, section incivilités environnementales]1.
Het in het eerste lid bedoelde dossiersrecht wordt berekend als volgt :
1° [500 euro] voor de aanvraag van een milieuvergunning [2 betreffende installaties en activiteiten]2 van klasse 1; <BWG 2001-12-20/58, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2002; noteer evenwel dat de inwerkingtredingdatum van het BWG 1999-03-11/39 nog onbepaald is wanneer de wijzigingsbeschikking in werking treedt>
2° [125 euro] voor de aanvraag van een milieuvergunning betreffende een inrichting van klasse 2; <BWG 2001-12-20/58, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2002; noteer evenwel dat de inwerkingtredingdatum van het BWG 1999-03-11/39 nog onbepaald is wanneer de wijzigingsbeschikking in werking treedt>
3° [25 euro] voor een overeenkomstig (de artikelen 40, 41 en 95) ingesteld beroep. <BWG 2001-12-20/58, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2002; noteer evenwel dat het BWG 1999-03-11/39 zelf slechts op 01-10-2002 in werking treedt> <DWG 2002-07-04/34, art. 9, 004; Inwerkingtreding : 01-10-2002>
[2 Als een aanvraag betrekking heeft op verschillende installaties en activiteiten is het bedrag van de dossiersrechten eenmalig en is het afhankelijk van de hoogste klasse.]2
Het dossiersrecht moet betaald worden de dag waarop de aanvraag wordt ingediend of het beroep ingesteld.
De Regering [3 bepaalt de innings- en vrijstellingsmodaliteiten]3.
----------
(1)<DWG 2008-12-05/75, art. 79, 020; Inwerkingtreding : 18-05-2009>
(2)<DWG 2010-07-22/10, art. 83, 023; Inwerkingtreding : 30-08-2010>
(3)<DWG 2018-05-24/14, art. 36,3°, 036; Inwerkingtreding : 01-08-2016>
Art.178. De Regering kan, in samenspraak met de Minister van Landsverdediging, bijzondere regels voor de toepassing van dit decreet vastleggen voor de ingedeelde installaties en activiteiten die onder het Ministerie van Landsverdediging ressorteren, voor zover ze betrekking hebben op de Staatsveiligheid.
Art.179. De Regering kan de bepalingen van dit decreet codificeren met de bepalingen die ze uitdrukkelijk of impliciet zouden hebben gewijzigd en met andere decreten die van toepassing zijn op het milieu, het waterbeleid en het natuurbehoud.
Daartoe kan ze :
1° de volgorde, de nummering en, in het algemeen, de presentatie van de bepalingen wijzigen;
2° de in de te codificeren bepalingen opgegeven verwijzingen wijzigen om ze in overeenstemming te brengen met de nieuwe nummering;
3° de opstelling van de te codificeren bepalingen wijzigen om te zorgen voor de overeenstemming ervan en om de terminologie ervan te uniformeren met inachtneming van de in deze bepalingen bedoelde princiepen.
De codificatie krijgt de titel :
" Waalse Milieucode ".
Het codificatiebesluit van de Regering zal het voorwerp uitmaken van een ontwerp van bekrachtigingsdecreet dat aan de Waalse Gewestraad zal worden voorgelegd.
Art.180. <DWG 2002-07-04/41, art. 15, 005; Inwerkingtreding : 01-10-2002> Onder vergunning in de zin van dit artikel wordt verstaan elke vergunning, machtiging, registratie of toelating die vóór de inwerkingtreding van dit decreet verleend moest worden voor de exploitatie van een inrichting.
De vóór de inwerkingtreding van dit decreet ingediende vergunningsaanvragen en de desbetreffende administratieve beroepen worden behandeld volgens de regels die van toepassing zijn de dag waarop de aanvraag wordt ingediend.
De vergunningen verleend vóór de inwerkingtreding van dit decreet en de vergunningen verleend naar aanleiding van een vóór die datum ingediende aanvraag gelden voor de in de vergunning vastgelegde termijn, onverminderd de toepassing van de hoofdstukken VIII, IX en X.arop de aanvraag wordt ingediend.
(In afwijking van het vorige lid blijven de vóór de inwerkingtreding van dit decreet verleende vergunningen voor de exploitatie van een centrum voor technische ingraving geldig voor de vastgelegde termijn, met inachtneming van de volgende voorwaarden.
Binnen een termijn van drie maanden na de inwerkingtreding van dit decreet moet de exploitant van een centrum voor technische ingraving die zijn vergunning vóór de inwerkingtreding van dit decreet heeft gekregen, een plan van aanleg van de site aan de bevoegde overheid voorleggen. Dit plan bevat met name de volgende gegevens :
1° de beschrijving van de overeenstemming van het centrum voor technische ingraving en van zijn bijgebouwen met de toepasselijke reglementering en in voorkomend geval een beschrijving van de corrigerende maatregelen die zouden moeten worden genomen;
2° informatie over zijn technische, financiële en beroepscapaciteit om met de exploitatie van het centrum voor technische ingraving voor te zetten en om te zorgen voor het nabeheer.
Op grond van het door de exploitant voorgelegde plan van aanleg van de site :
1° spreekt de bevoegde overheid zich uit over de voortzetting van de exploitatie van het centrum voor technische ingraving door, in voorkomend geval, de exploitatievoorwaarden te wijzigen of aan te vullen;
2° bepaalt de bevoegde overheid de verplichtingen voor het nabeheer overeenkomstig artikel 59bis ;
3° bepaalt de bevoegde overheid de nodige maatregelen om zo spoedig mogelijk een andere bestemming te geven aan het centrum voor technische ingraving dat de vergunning voor de voortzetting van de exploitatie niet gekregen heeft.
De Regering bepaalt de regels die van toepassing zijn op deze bepaling.) <DWG 2002-09-19/31, art. 13, 007; Inwerkingtreding : 01-10-2002>
Art.181. Wanneer vóór de inwerkingtreding van dit decreet vergunningen worden afgegeven voor installaties en/of activiteiten die krachtens dit decreet zijn ingedeeld en die deel uitmaken van overeenkomstig dit decreet ingedeelde inrichtingen, en wanneer één van deze vergunningen voor deze als aanhorig ingedeelde installaties en/of activiteiten verstrijkt, moet de vergunninghouder :
1° ofwel een nieuwe milieuvergunning aanvragen of een aangifte indienen voor de betrokken inrichting waarvan de installatie en/of de activiteit deel uitmaakt;
2° ofwel, in afwijking van de artikelen 10 en 11, een nieuwe milieuvergunning aanvragen of een aangifte indienen voor de installatie en/of de activiteit die deel uitmaakt van de inrichting.
(NOTA : Lid 2 niet vertaald)
Art. 181bis. [1 De in artikel 59quater, tweede lid, bedoelde inventaris van de gesloten installaties voor het beheer van afval van winningsindustrieën wordt vóór 1 mei 2012 gemaakt.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2008-12-18/47, art. 13, 019; Inwerkingtreding : 31-01-2009>
Art. 181ter.[1 Wat de door de Regering aangewezen installaties en activiteiten betreft, gelden de conclusies over de beste praktijken afkomstig van BBT-referentiedocumenten die door de Europese Commissie vóór 6 januari 2011 zijn aangenomen als BBT-conclusies voor de toepassing van dit hoofdstuk, met uitzondering van 7bis, zolang de besluiten i.v.m. de BBT-conclusies niet beschikbaar zijn.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2013-10-24/11, art. 17, 028; Inwerkingtreding : 18-02-2014>
Art.182. De wet van 5 mei 1888 betreffende het toezicht op de gevaarlijke, ongezonde of hinderlijke inrichtingen en op de stoommachines en ketels wordt opgeheven wat betreft de in dit decreet bedoelde inrichtingen.
Deze opheffing geldt niet voor de maatregelen van interne politie die betrekking hebben op de arbeidsbescherming.
Art.183. Dit decreet treedt in werking op de door de Regering bepaalde datum.
(NOTA : Inwerkingtreding vastgesteld op 01-10-2002 door BWG 2002-07-04/50, art. 278)
Art. 183bis. <Ingevoegd bij DWG 2005-02-03/39, art. 152; Inwerkingtreding : 11-03-2005> De aanvragen van milieuvergunningen of van enige vergunningen ingediend vóór de inwerkingtreding van het programmadecreet tot economische en administratieve vereenvoudiging van 3 februari 2005, alsook de desbetreffende administratieve beroepen worden onderzocht volgens de regels van kracht op de dag van de indiening van de aanvraag.
Art. 183ter. [1 De milieuvergunningsaanvragen of de aanvragen om globale vergunning, met inbegrip van de aanvragen die vallen onder één van de categorieën bedoeld in artikel D.IV.25 van het Wetboek, ingediend vóór de inwerkingtreding van het Wetboek evenals de administratieve beroepen die erop betrekking hebben, worden behandeld volgens de regels die van toepassing zijn de dag van indiening van de aanvraag.
De verlengde en niet-vervallen globale vergunningen op de datum van inwerkingtreding van het Wetboek worden verlengd met één bijkomend jaar.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2016-07-20/46, art. 32, 035; Inwerkingtreding : 01-06-2017>
Art. 183quater.[1 § 1. Voor de inrichtingen die gedeeltelijk of volledig vernietigd zijn door de overstromingen die zich in juli 2021 in Wallonië hebben voorgedaan, wordt de toepassing van artikel 10, § 3, tot 15 juli 2022, onverminderd de toepassing van de bepalingen van dit decreet inzake toezicht, administratieve maatregelen en sancties. Tijdens deze periode kan de uitbating voortgezet worden met inachtneming van de voorwaarden, opgelegd bij de lopende vergunningen, en voor zover de inrichting geen enkele verbouwing of uitbreiding als bedoeld in artikel 10, § 1, lid 2, 2°, heeft ondergaan.
De uitbaters van de inrichtingen bedoeld in het eerste lid die hun activiteiten hebben voortgezet tijdens de periode vervat tussen 15 juli 2021 en 15 juli 2022 dienen de aanvraag bedoeld in artikel 10, § 3, in binnen de dertig dagen volgend op 15 juli 2022.
Op voorwaarde dat de uitbater de aanvraag als bedoeld in artikel 10, § 3, heeft ingediend binnen de termijn bedoeld in het tweede lid, kan elke inrichting als bedoeld in het eerste lid haar activiteiten voortzetten tijdens de behandeling van de aanvraag bedoeld in artikel 10, § 3, en, in het geval waarin de bevoegde overheid zou beslissen dat er een nieuwe vergunning is vereist, tot aan de datum van de beslissing over de vergunningsaanvraag, in voorkomend geval in beroep.
§ 2. De opschorting bedoeld in § 1, lid 1, is niet van toepassing op de uitbaters die de uitvoering van artikel 10, § 3, wensen voor 16 juli 2022.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DWG 2022-05-18/15, art. 1, 045; Inwerkingtreding : 15-07-2021>