Artikels:
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Artikel 1.[2 § 1.]2 Onverminderd de begripsomschrijvigen van het decreet van 1 maart 2018 betreffende bodembeheer en bodemsanering wordt, voor de toepassing van dit besluit, verstaan onder:
1° decreet: het decreet van 1 maart [1 2018]1 betreffende bodembeheer en bodemsanering;
2° "CWEA" het " Compendium wallon des méthodes d'échantillonnage et d'analyse " (Waalse compendium van de staalnemings- en analysemethodes) bedoeld in artikel 18 van het decreet;
3° invaderende niet-inheemse plantensoort: de invaderende niet-inheemse plantensoort waarvan de introductie, de handhaving of de verspreiding in de natuur een bedreiging vormt voor de instandhouding van de biodiversiteit en de werking van ecosystemen of voor andere aspecten van de milieubescherming in de zin van Verordening (EU) nr. 1143/2014 betreffende de preventie en beheersing van de introductie en verspreiding van invasieve uitheemse soorten;
4° "GRGT" de "Guide de Référence relatif à la Gestion des Terres" (Referentiehandleiding betreffende het Bodembeheer);
5° vergunde installatie: de installatie voor de tijdelijke opslag, voor de sortering-verzameling, voor de voorbehandeling en/of de behandeling van grond, die toegelaten is overeenkomstig het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning, het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen of elke gelijkwaardige wetgeving van een ander gewest of van een ander land;
6° referentielaboratorium: het "Institut scientifique de service public" (Openbaar wetenschappelijk instituut) opgericht bij het decreet van 7 juni 1990 houdende oprichting van een "Institut scientifique de service public" (Openbaar wetenschappelijk instituut) in het Waalse Gewest (I.S.S.E.P.);
7° opdrachtgever : de natuurlijke of rechtspersoon die de werken onder of op de bodem opstart en uitvoert of laat uitvoeren;
8° grondverzet: de verplaatsing van grond vanaf de site van oorsprong, de installatie voor de productie van vegetale dekaarde of de toegelaten installatie naar een ontvangende site [2 een centrum voor technische ingraving]2 of een toegelaten installatie;
9° kennisgeving: de geformaliseerde communicatie van gegevens betreffende de hergroepering, de beweging of de ontvangst van grond overeenkomstig hoofdstuk [2 IV]2;
10° opvolgingsorganisme : het organisme of de organismen waaraan één of meerdere opvolgingsopdrachten in het beheer van de grond toevertrouwd zijn overeenkomstig artikel 29, tweede lid;
11° wegplatform: het in bijlage 1 geschematiseerde platform;
12° verslag over de bodemkwaliteit: het in artikel 9, [2 § 1,]2 tweede lid, bedoeld verslag dat de gegevens omvat, waarmee de herkomst en de kwaliteit van uitgegraven bodem die gebruikt moet worden, geïdentificeerd kunnen worden, met inbegrip van de analyses waarvan bedoelde bodem het voorwerp heeft uitgemaakt;
13° samenbrengen van grond: verzameling op de site van oorsprong van partijen van afgegraven grond die van tevoren het voorwerp heeft uitgemaakt van [2 een getuigschrift voor de controle op de grondkwaliteit of afzonderlijke getuigschriften voor de controle op de grondkwaliteit]2 of verzameling van partijen van afgegraven grond, van ontsmette grond of van grond van de plantaardige productie binnen een toegelaten installatie;
14° opvulling: behandeling voor nuttige toepassing waarbij grond en natuurlijke steenachtige stoffen gebruikt worden voor herstellingen in uitgegraven gebieden of, in engineering, voor werken voor landschappelijke inrichting;
15° site van oorsprong; terrein waar de afgegraven grond wordt uitgegraven;
16° ontvangende site: terrein waarop de grond wordt gebruikt. De site bestemd voor meerdere gebruiken wordt verdeeld volgens de gebruiken;
17° verdachte site: terrein waarvoor de databank betreffende de toestand van de bodem gegevens van 1ste, 2de en 3de categorie in de zin van artikel 12 van het decreet omvat of waarvoor een verontreiniging, met inbegrip van de asbestaanwezigheid, in de zin van artikel 80 van het decreet ontdekt wordt of waarvoor een installatie of een activiteit die een risico voor de bodem vertoont, wordt uitgeoefend;
18° grond: de vaste stof die de bodem vormt, die gebruikt wordt bij het afgraven, groeperen, voorbehandelen, behandelen of wassen;
19° afgegraven grond: de grond gebruikt in het kader van de inrichting van sites, van opbouwwerken en werken inzake civiele bouwkunde en van de sanering van terreinen;
20° grond van plantaardige producties; grond uit het wassen of de mechanische behandeling op vibrerende tafel van suikerbieten, aardappelen en andere producties van akkerbouwmatig geteelde groenten;
21° wegengrond: [2 de afgegraven grond gebruikt tijdens werken betreffende een weg]2;
[2 21° /1 spoorweggrond: de afgegraven grond gebruikt tijdens werken betreffende een spoorweg;]2
22° soort gebruik; het gebruik dat overeenkomstig de bepalingen van artikel 12 wordt bepaald;
23° het minder gevoelig gebruik: het gebruik wanneer de grond van een soort gebruik I naar een soort gebruik II, III, IV of V, van een soort gebruik II naar een soort gebruik III, IV of V, van een soort gebruik III naar een soort gebruik IV of V, of van een soort gebruik IV naar een soort V overgaat;
24° gebruik van grond: opvulling en elke andere bekleding van oppervlakten van een terrein met grond, met uitzondering van de toepassing van kruidige tapijten bestemd voor de inzaaiing met gras, en van planten in container;
25° verwerker: persoon die zorgt voor de nuttige toepassing van de afvalstoffen overeenkomstig het besluit van 14 juni 2001 waarbij de nuttige toepassing van sommige afvalstoffen bevorderd wordt;
26° weg: de weg van het Waals gemeentelijk of gewestelijk openbaar domein die bestemd is voor het landverkeer, met inbegrip van degene die bestemd is om opgenomen te worden in het openbaar domein en bestaande uit ruimtes en wegen bestemd voor het openbaar verkeer via enigerlei verplaatsingswijze, alsook de aanhorigheden en de desbetreffende ondergrondse ruimte;
[2 26° /1 bedding: het gebied onder een spoorweg of een voormalige spoorweg, met inbegrip van de zijsporen of vroegere zijsporen van die spoorweg, met inbegrip van de bijbehorende ondergrondse ruimte;]2
[2 26° /2: spoorweg: de bedding of vroegere bedding van een spoorweg of een buurtspoorweg;]2
27° Administratie: het Departement Bodem en Afvalstoffen van het Operationeel Directoraat-generaal Landbouw, Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu van de Waalse Overheidsdienst;
28° Minister : de Minister bevoegd voor Leefmilieu;
[2 29° centrum voor technische ingraving: Centrum voor technische ingraving zoals bedoeld in artikel 2, 18°, van het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen;
30° centrum voor technische ingraving van klasse 2: centrum voor technische ingraving zoals bedoeld in artikel 3, tweede streepje, van het besluit van de Waalse Regering van 27 februari 2003 houdende sectorale voorwaarden voor de exploitatie van centra voor technische ingraving;
31° "bodembesluit": het besluit van de Waalse Regering van 6 december 2018 betreffende bodembeheer en bodemsanering;
32° niet-verontreinigde grond: grond die niet verontreinigd is in de zin van het decreet;
33° bijkomend risico: mogelijkheid van verergering van een bestaande aandoening of situatie.]2
[2 Wat punt 7° betreft, vormt de projectontwikkelaar-bouwer de opdrachtgever zodra hij het bouwproject initieert en er de leiding over neemt.]2
Wat 15° betreft, wordt de site van oorsprong geografisch afgebakend door de omtrek van het project toegelaten bij een stedenbouwkundige vergunning, een globale vergunning of een geïntegreerde vergunning. Indien geen vergunning wordt vereist, wordt de afbakeling door het project bepaald.
[2 Wat punt 17° betreft, zijn de volgende percelen bij wijze van uitzondering niet verdacht:
1° de percelen waarvoor een afwijking bedoeld in artikel 73 van het "bodembesluit" van 6 december 2018 is verkregen en gevoegd bij de milieuvergunning, de stedenbouwkundige vergunning, de globale vergunning of de geïntegreerde vergunning die, in fine, de afgraving van grond op de site van oorsprong toestaat;
2° tijdens de uitvoering van het stedenbouwkundig luik, de percelen, aanvankelijk niet opgenomen in de Databank inzake de bodemtoestand, die naar aanleiding van een aanvraag tot het verlenen van een globale vergunning waarbij nieuwe installaties of bodembedreigende activiteiten worden geplaatst, worden opgenomen in de eerste categorie van de Databank inzake de bodemtoestand in de zin van artikel 12 van het decreet;
3° de percelen, waarvoor een getuigschrift voor de controle op de bodem (of de in artikel 79, § 6, van het decreet bedoelde beslissing) of een getuigschrift voor de controle op de grondkwaliteit is toegekend en niet wijst op een residuele verontreiniging voor het(de) betrokken gebruik(en) voor zover:
i. geen bodemverontreiniging zich na de afgifte van het getuigschrift (of de in artikel 79, § 6, van het decreet bedoelde beslissing) heeft voorgedaan;
ii. geen activiteit die een risico voor de bodem vormt, meer dan vijf jaar na de afgifte van het getuigschrift is uitgeoefend;
iii° alle gebieden met mogelijke verontreiniging onderzocht zijn.]2
Wat 18° betreft, omvatten de voorbehandeling en de behandeling verschillende verrichtingen zoals de sortering, het zeven of de ontsmetting van gronden of de behandeling van de plantaardige productie onttrokken aan de grond.
Wat 23° betreft, is de strengste norm van toepassing op de twee soorten gebruik indien normen voor een parameter strenger zijn voor een minder gevoelige soort gebruik dan voor een meer gevoelige soort gebruik.
[1 Wat betreft 26°]1, betreffen de aanhorigheden alle gedeelten van de wegen en bermen, met inbegrip van de taluds of bermen in het wegplatform; ze kunnen in het "GRGT" nader bepaald worden.
De bepalingen van dit besluit worden aangevuld met de volgende bijlagen:
Bepalingen | Bijlagenummer | Voorwerp |
artikel 1, § 1, 11° | 1 | Schema van het wegplatform |
[<font color="red">1</font> artikelen 6 en 7/1]<font color="red">1</font> | 2 | In het kader van de controle op de grondkwaliteit te analyseren parameters |
artikel 9 | 3 | Minimale inhoud van het verslag van de grondkwaliteit |
artikel 10, § 3 | 4 | Minimale inhoud van het getuigschrift van de controle op de grondkwaliteit |
artikelen 17 en 20 | 5 | Minimale inhoud van de kennisgevingen betreffende een grondverzet en de grondontvangst |
artikel 17, § 2 | 6 | Minimale inhoud van het document m.b.t. het vervoer van grond in geval van kennisgeving van grondverzet |
<td colspan="3" valign="top">(<font color="red">1</font>)<BWG <a href="/cgi_loi/article.pl?language=nl&lg_txt=n&cn_search=2021061727" target="_blank">2021-06-17/27</a>, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 30-06-2021>
[2 § 2. De in dit besluit in euro's uitgedrukte bedragen zijn exclusief BTW.]2
----------
(1)<BWG 2018-12-06/43, art. 132, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
(2)<BWG 2021-06-17/27, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 30-06-2021>
Art.2.[2 Dit besluit is van toepassing op de afgegraven grond, met inbegrip van de weggrond en de spoorweggrond, alsook op de grond van plantaardige producties en de ontsmette grond.]2
Aan de hoofdstukken 2 tot 4 worden niet onderworpen [1 en voor zover hun oorsprong te allen tijde vastgesteld kan worden]1:
1° de afgegraven grond hergebruikt op de site van oorsprong, in een gebied van hetzelfde soort gebruik of een minder gevoelig gebruik dan het gebied waarvan de grond afkomstig is en voor zover de site van oorsprong niet verdacht is;
2° de afgegraven grond afgevoerd vanaf de site van oorsprong [2 wanneer de totale hoeveelheid niet hoger is dan 20mü]2 en voor zover deze site niet verdacht is;
3° de winningsafvalstoffen en de afvalstoffen van de grond voortvloeiend uit de afdekking van steengroeven gebruikt op de site van oorsprong of binnen eenzelfde instelling, overeenkomstig het besluit van de Waalse Regering van 17 juli 2003 houdende sectorale voorwaarden i.v.m. de groeven en hun bijhorigheden;
4° de afgegraven grond uitgegraven in het kader van de saneringshandelingen en -werken voor een terrein dat het voorwerp uitmaakt van een saneringsproject goedgekeurd overeenkomstig het decreet of een verhelpingsplan goedgekeurd door de bevoegde overheid, en hergebruikt op het terrein overeenkomstig de bepalingen van het saneringsplan of het verhelpingsplan;
5° de grond van plantaardige producties die rechtstreeks op het landbouwbedrijf worden geproduceerd, en hergebruikt op landbouwpercelen van het bedrijf [1 of van een van de bedrijven betrokken bij de akkerbouwovereenkomst die de grond heeft voortgebracht]1;
[2 6° uit- en afgegraven grond die op de site van oorsprong wordt hergebruikt in een gebied met hetzelfde soort gebruik, of een soort gebruik dat minder gevoelig is dan het gebied waarvan de grond afkomstig is, overeenkomstig het getuigschrift voor de controle op de grondkwaliteit en een stedenbouwkundige vergunning, een globale vergunning of een geïntegreerde vergunning;
7° voor de sites van oorsprong die het voorwerp hebben uitgemaakt van saneringshandelingen en -werken toevertrouwd aan de SPAQuE in uitvoering van het decreet of in uitvoering van artikel 43 van het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen, de afgegraven grond die op de site van oorsprong wordt hergebruikt in een gebied met hetzelfde soort gebruik, of een soort gebruik dat minder gevoelig is dan het gebied waarvan de grond afkomstig is, overeenkomstig de nota over de stand van de kennis opgesteld door de SPAQuE bij het einde van de werken en een stedenbouwkundige vergunning, een globale vergunning of een geïntegreerde vergunning.]2
----------
(1)<BWG 2018-12-06/43, art. 133, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
(2)<BWG 2021-06-17/27, art. 4, 009; Inwerkingtreding : 30-06-2021>
Art.3. De in dit besluit bedoelde elektronische modaliteiten voor de kennisgeving, de zending en de ontvangst waarborgen een vaste datum.
Art.4. De verzending gebeurt uiterlijk op de vervaldag van de in dit besluit bedoelde termijnen.
De datum van ontvangst, die de begindatum is, wordt niet meegerekend.
De vervaldatum wordt meegerekend. Als die dag een zaterdag, zondag of wettelijke feestdag is, wordt de vervaldatum evenwel naar de volgende werkdag verschoven.
Art.5.[1 ...]1 [2 De Minister keurt op voorstel van de administratie en na advies van de Beleidsgroep Leefmilieu, van de "Commission régionale d'avis pour l'exploitation des carrières" en van het in artikel 33 bedoelde technisch comité een referentiegids goed]2 dat bestemd is om de praktische en wetenschappelijke aspecten van het grondbeheer te regelen: de "referentiegids" (Franse afkorting "GRGT").
Genoemde referentiegids bepaalt de minimale regels die de kwaliteit van de expertiseprocedure garanderen en die het mogelijk maken de volgende doelstellingen te bereiken :
-een representatieve kwaliteit van de grond bepalen;
- verschillende types uit te graven grond naar gelang van hun macroscopische samenstelling of hun oorsprong onderscheiden;
- zorgen voor een representativiteit in coherentie met de procedures m.b.t. het onderzoek van de gronden volgens de procedures van het decreet;
- zorgen voor een representativiteit in coherentie met de procedures van de andere Belgische Gewesten en de gelijkwaardigheden bepalen;
- de gevallen en voorwaarden bepalen waarin de grond besmet door een invaderende niet-inheemse plantensoort verplaatst of gebruikt kunnen worden;
[2 - een specifieke procedure vaststellen ter bevordering van de waardevolle benutting van grond die afkomstig is uit en bestemd is voor gebieden met bodemconcentraties, op basis van een passende cartografie van de bodemconcentraties;
- de regels vaststellen met betrekking tot het beginsel van gelijkwaardigheid van bodemconcentraties zoals gespecificeerd in artikel 14, § 1, lid 2;
- een methodologie vaststellen voor de beoordeling van het in artikel 14 bedoelde bijkomend risico;
- een methodologie vaststellen voor de beoordeling van de risico's in het kader van de toepassing van artikel 15.]2
[2 De minimumvoorschriften voor het waarborgen van de kwaliteit van het deskundigheidsproces zijn opgenomen in bijlage 7.]2
Om de doelstellingen van dit besluit te bereiken kan de referentiegids overigens:
- de vorm bepalen en de inhoud aanvullen van het verslag van de grondkwaliteit bedoeld in artikel 9 en in bijlage 3;
- de vorm bepalen en de inhoud aanvullen van het controlecertificaat aangaande de grondkwaliteit bedoeld in artikel 10 en in bijlage 4;
- de vorm bepalen en de inhoud aanvullen van de kennisgevingen van grondverzet, -verzameling en ontvangst bedoeld in de artikelen 17, 18 en 19 en in bijlage 5;
- de methodes bepalen voor de meting van en de controle op de gehaltes bedoeld in de artikelen 13, § 1, en 14, en de maximale afmeting van de materialen en afbraakafval;
- de bepalingen nader bepalen die moeten worden vermeld in de in artikel 27 bedoelde contractdocumenten;
- de bijzondere maatregelen bepalen, die getroffen moeten worden in geval van toevallige ontdekking bedoeld in artikel 28, rekening houdende met de eisen van dit besluit en van de bouwplaatsen;
- de in artikel 3 [2 ...]2, bedoelde communicatiemiddelen bepalen;
[2 - de in artikel 13, § 1 bedoelde bekledingen voor wegplatforms specificeren;]2
- indicatieve onderwijselementen bevatten, voor zover het toepassingsgebied duidelijk wordt aangegeven.
----------
(1)<BWG 2018-12-06/43, art. 134, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
(2)<BWG 2021-06-17/27, art. 5, 009; Inwerkingtreding : 30-06-2021>
HOOFDSTUK II. - Controle op de grondkwaliteit
Art.6.[1 § 1. De afgegraven grond bestemd om gebruikt te worden, maakt het voorwerp van een kwaliteitscontrole.
De stalen worden door een persoon bedoeld in artikel 48 van het "bodembesluit" uitgevoerd.
§ 2. De controle op de kwaliteit van de afgegraven grond wordt verricht voordat hij van de site van oorsprong wordt afgevoerd.
In afwijking van het eerste lid mag afgegraven grond die wordt verwijderd in een vergunde installatie in die installatie aan een kwaliteitscontrole worden onderworpen in plaats van op de site van oorsprong, mits alle maatregelen worden genomen om ervoor te zorgen dat het vervoer en de opslag van de grond in overeenstemming met de geldende milieuvoorschriften geschieden. In dit geval worden de controle van de grondkwaliteit en het vervoer van de stalen naar het erkende laboratorium uitgevoerd binnen 15 dagen na ontvangst van de volledige staal grond in de vergunde installatie.
Indien uit de overeenkomstig het tweede lid uitgevoerde kwaliteitscontrole blijkt dat een staal grond niet voldoet aan de voorwaarden van de milieuvergunning van de vergunde installatie, of aan de gebruiksvoorwaarden bedoeld in artikel 14, § 1, moet deze staal binnen 3 dagen na ontvangst van de door het erkende laboratorium opgestelde analysecertificaten naar een erkende installatie voor de behandeling van verontreinigde grond worden gezonden.
§ 3. De in paragraaf 1 bedoelde verplichting is niet van toepassing in de volgende gevallen:
1° de totale hoeveelheid afgegraven grond die van de site van oorsprong wordt verwijderd, is niet hoger dan 400m3 en de volgende voorwaarden worden vervuld:
a) de site van oorsprong is niet verdacht;
b) de ontvangende site heeft hetzelfde soort of een minder kwetsbar soort gebruik als dat van de site van oorsprong of, in het geval van afgegraven grond die afkomstig is van een site die, ongeacht de wettelijke vorm van gebruik, sinds ten minste 1971 feitelijk ononderbroken agrarisch is geweest, heeft de ontvangende site een soort gebruik II zoals bepaald overeenkomstig artikel 12, lid 2;
2° de weggrond wordt hergebruikt in het platform van een andere weg en
a) de grond is afkomstig van een niet-verontreinigde bodem, onafhankelijk van een normaal gebruik van de weg;
b) de ontvangende site wordt door de openbare opdrachtgever aangewezen;
c) het gebruiksgebied:
i) ligt niet in een voorkomingsgebied van een grondwaterwinwerk;
ii) valt niet onder de milieus beschermd bij of krachtens de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud;
iii) is niet blootgesteld aan een natuurrisico of zware geotechnische drukfactoren bedoeld in artikel D.IV.57 van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling, zoals de overstroming in de gebieden onderhevig aan het overstromingsrisico in de zin van artikel D.53 van het Waterwetboek, de instorting van een rotswand, de aardverschuiving, de karst, de mijnverzakkingen, de verzakkingen te wijten aan mijnwerken, winningen van ijzerertsen of ondergrondse holtes of aardbevingsgevaar;
iv) is geen bospad, geen landbouwweg, geen weg van het autonoom net voor traag verkeer (Ravel) grenzend aan een weg, geen bospad of geen weg waarvan de rijstrook een breedte van 2 meter of minder heeft;
d) in de voor het publiek toegankelijke gebieden die niet voorzien zijn van een bedekking, wordt de oorspronkelijke afdeklaag van grond opnieuw aangebracht op een dikte van minimum 20 centimeter;
3° de afgegraven grond is afkomstig van een site waarvan het gebruik van het type I of II is en
a) de site van oorsprong is niet verdacht;
b) de ontvangende site heeft hetzelfde soort gebruik als het betrokken gebied van de site van oorsprong;
c) het gebruiksgebied wordt aangewezen door de opdrachtgever die tot de uitgraving overgaat;
d) de opdrachtgever beschikt over een zakelijk recht of een pachtovereenkomst op de ontvangende site;
4° de afgegraven grond wordt uitgegraven in het kader van de saneringshandelingen en -werken voor een terrein dat het voorwerp heeft uitgemaakt van een saneringsproject goedgekeurd overeenkomstig het decreet, een maatregel van onmiddellijk beheer overeenkomstig artikel 80 van het decreet, een beslissing van de Waalse Regering waarbij aan de SPAQuE saneringsmaatregelen worden opgedragen of aan een door de bevoegde overheid goedgekeurd verhelpingsplan, en wordt vervoerd naar een vergunde installatie voor de behandeling van verontreinigde grond;
5° de afgegraven grond is afkomstig van een ander Gewest of een ander land. In dit geval is de kwaliteitscontrole vóór hun introductie op het grondgebied of overeenkomstig paragraaf 2, lid 2 en 3, volgens de bepalingen van dit besluit verricht;
6° de spoorweggrond wordt op een andere spoorweg hergebruikt onder de volgende voorwaarden:
a) de grond is afkomstig van een niet-verontreinigde bodem, onafhankelijk van de spoorwegactiviteiten;
b) de ontvangende site wordt door de opdrachtgever aangewezen;
c) het gebruiksgebied:
i) bevindt zich niet in een voorkomingsgebied van grondwaterwinwerk bepaald krachtens artikel R.156 van Boek II van het Milieuwetboek dat het Waterwetboek inhoudt;
ii) valt niet onder de milieus beschermd bij of krachtens de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud;
iii) is niet blootgesteld aan een natuurrisico of zware geotechnische drukfactoren bedoeld in artikel D.IV.57 van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling, zoals de overstroming in de gebieden onderhevig aan het overstromingsrisico in de zin van artikel van het Waterwetboek, de instorting van een rotswand, de aardverschuiving, de karst, de mijnverzakkingen, de verzakkingen te wijten aan mijnwerken, winningen van ijzerertsen of ondergrondse holtes of aardbevingsgevaar.
§ 4. De controle op de kwaliteit van de afgegraven grond heeft betrekking op de in bijlage 2 bedoelde parameters alsook op de kenmerken vermeld in artikel 13, § 1.
De resultaten van de analyses verricht overeenkomstig de bepalingen van het decreet en van de uitvoeringsbesluiten ervan of van het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen of de uitvoeringsbesluiten ervan kunnen geldig hergebruikt worden voor de karakterisering van de gronden voor zover ze relevant en huidig zijn en voor zover geen andere verontreiniging verdacht wordt of de geïdentificeerde concentraties van verontreinigende stoffen heeft doen toenemen. Meer bepaald zijn de resultaten verkregen ten gevolge van het onderzoek van de opvullingen in het kader van een oriënterings-, een karakteriseringsonderzoek of, in voorkomend geval, van een gecombineerd onderzoek, geldig en voldoende om de kwaliteit van de grond in de zin van dit besluit te karakteriseren.]1
----------
(1)<BWG 2021-06-17/27, art. 6, 009; Inwerkingtreding : 30-06-2021>
Art.7.§ 1. De afgegraven grond maakt het voorwerp van een kwaliteitscontrole uit alvorens de toegelaten installatie voor de behandeling van verontreinigde grond te verlaten.
Deze kwaliteitscontrole heeft betrekking op de in bijlage 2 bedoelde parameters alsook op de kenmerken vermeld in artikel 13, § 1.
[1 De staalafnamen worden door één persoon bedoeld in artikel 48 van het bodembesluit uitgevoerd.]1
§ 2. [1 ...]1
----------
(1)<BWG 2021-06-17/27, art. 7, 009; Inwerkingtreding : 30-06-2021>
Art.7/1. [1 De grond van plantaardige producties maakt het voorwerp van een kwaliteitscontrole alvorens de vergunde installatie voor de productie van die grond te verlaten.
Wanneer deze grond gebruikt wordt op een ontvangende site waarvan het soort gebruik landbouwkundig is, wordt de kwaliteitscontrole uitgeoefend overeenkomstig de registratiebeslissingen gegeven in uitvoering van het besluit van 14 juni 2001 waarbij de nuttige toepassing van sommige afvalstoffen bevorderd wordt.
In de gevallen die niet bedoeld zijn in het tweede lid, wordt de kwaliteitscontrole overeenkomstig artikel 6, § 4, verricht.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2021-06-17/27, art. 8, 009; Inwerkingtreding : 30-06-2021>
Art.8.De minimale regels van de "GRGT" bedoeld in [1 artikel 5]1, gaan vergezeld van het "CWEA".
Bij gebrek aan behandelings-, staalnemings- en analysemethodes in het "CWEA" of bij gebrek aan technische procedures in de "GRGT" worden de methodes of procedures vastgelegd of gevalideer door de administratie na advies van het referentielaboratorium.
----------
(1)<BWG 2018-12-06/43, art. 136, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Art.9.§ 1. De kenmerken van de grond onderworpen aan de kwaliteitscontrole worden vastgelegd door een door de opdrachtgever van de winningssite aangewezen deskundige of wanneer de stoffen van een toegelaten installatie afkomstig zijn, door die installatie.
De deskundige of de installatie maakt een verslag op over de grondkwaliteit, dat hierna "verslag van de grondkwaliteit" genoemd is en waarvan de minimum inhoud in bijlage 3 bepaald wordt.
[1 In het kader van de taken die haar zijn toevertrouwd overeenkomstig artikel 43 van het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen, en in afwijking van de voorgaande leden, wordt de SPAQuE gemachtigd om het grondkwaliteitsverslag op te stellen.]1
§ 2. Het in § 1 bedoelde verslag van de kwaliteit van de afgegraven grond omvat alle gegevens die het mogelijk maken:
1° de site van oorsprong, de identiteit van de opdrachtgever en van de houder van het zakelijk recht over deze site te identificeren;
2° de inachtneming van de staalnemingsregels na te gaan;
3° het volume en de kenmerken van de grond te kennen, met inbegrip van de onderzoeksresultaten;
4° de theoretische gebruiksmogelijkheden te kennen in functie van hun karakteristieken.
§ 3. Het grondkwaliteitsverslag voor grond van een vergunde installatie bevat alle gegevens waarmee:
1° [1 de vergunde installatie en de site van oorsprong van de grond in de in artikel 6, § 2, bedoelde gevallen geïdentificeerd kunnen worden;]1
2° de inachtneming van de staalnemingsregels nagegaan kan worden;
3° het staalnummer, het volume en de kenmerken van de grond gekend kunnen worden, met inbegrip van de onderzoeksresultaten;
4° de theoretische gebruiksmogelijkheden gekend kunnen worden in functie van hun karakteristieken.
§ 4. Wanneer de bepalingen van artikel 6, § 2, lid 2, toegepast worden, verantwoordt de deskundige, of de installatie, het hergebruik van de resultaten in het verslag.
----------
(1)<BWG 2021-06-17/27, art. 9, 009; Inwerkingtreding : 30-06-2021>
Art.10.§ 1. Het grondkwaliteitsverslag wordt ter goedkeuring elektronisch verstuurd naar de administratie of naar de opvolgingsinstelling voor een concessie.
Er wordt binnen de twee dagen te rekenen van de ontvangst een bericht van ontvangst van het verslag elektronisch verstuurd.
[1 Binnen de vijftien dagen te rekenen van de ontvangst van het verslag wordt de beslissing elektronisch aan de aanvrager gericht. De aanvrager stuurt een afschrift van de beslissing aan de houder van een zakelijk recht op de site van oorsprong. Uit die beslissing wordt één van de volgende conclusies afgeleid:]1
1° ofwel wordt het verslag geweigerd, wanneer het onvolledig is of niet met de geldende bepalingen overeenstemt. De redenen voor de weigering of de onvolledigheid worden in de beslissing opgegeven;
2° ofwel wordt tot de volledigheid en de conformiteit van het verslag geconcludeerd, en wordt een certificaat verstrekt, "certificaat grondkwaliteitscontrole" genoemd overeenkomstig paragraaf 3.
Als de beslissing niet verzonden wordt binnen de termijn bedoeld in het derde lid van deze paragraaf, kan de aanvrager elektronisch een herinneringsschrijven versturen. Als de aanvrager geen beslissing gekregen heeft bij verstrijken van een nieuwe termijn van vijftien dagen, wordt het certificaat geweigerd geacht.
[1 Indien het rapport wordt geweigerd omdat er binnen de in het vierde lid bedoelde termijn geen beslissing is genomen, betaalt de administratie, of de opvolgingsinstelling in het geval van een concessie, de aanvrager de in artikel 11 bedoelde dossierkosten terug.]1
Voor een concessie licht de opvolgingsinstelling de administratie over de aan haar gerichte herinneringen in.
§ 2. Er staat een beroep tegen de beslissing, bedoeld in paragraaf in, open voor de aanvrager, alsook voor elke persoon, houder van een zakelijk recht op [1 de site]1 van oorsprong.
Op straffe van onontvankelijkheid wordt het beroep, bij aangetekend schrijven met bericht van ontvangst binnen een termijn van twintig dagen te rekenen van de ontvangst van de beslissing of, in het geval bedoeld in paragraaf 1, lid 4, van uitblijven van beslissing aan de administratie gericht.
Binnen [1 zeven]1 dagen na ontvangst van het beroep bezorgt de administratie een bericht van ontvangst aan de eiser.
Binnen dertig dagen te rekenen van de ontvangst van het beroep richt de administratie haar beslissing aan de eiser.
Bij gebreke van beslissing binnen de termijn bedoeld in lid 4 kan de eiser, bij aangetekend schrijven met bericht van ontvangst, een herinneringsschrijven aan de administratie richten. Als de eiser, bij verstrijken van een [1 ...]1 termijn van [1 vijftien]1 dagen volgend op de ontvangst van het herinneringsschrijven, geen beslissing gekregen heeft, wordt de aanvankelijke beslissing bevestigd geacht.
§ 3. Het certificaat grondkwaliteitscontrole stelt het soort krachtens dit besluit toelaatbaar gebruik (toelaatbare gebruiken vast) of bepaalt de noodzaak nader om de grond vooraf te behandelen om ze gebruiksconform te maken. Bij aanwezigheid, in de grond, van invaderende niet-inheemse plantensoorten, asbestvezels of andere bijzondere grondkenmerken worden de benuttingsvoorwaarden, voorzien bij dit besluit of de referentiegids, opgegeven.
De minimuminhoud van het certificaat wordt in bijlage 4 omschreven. Elk certificaat is voorzien van een enig referentienummer.
Het certificaat grondkwaliteitscontrole heeft een geldigheidsduur van maximum [1 vijf jaar]1 te rekenen van de uitgifte ervan. [1 ...]1
[2 § 4. De geldigheidsduur van het getuigschrift voor de controle op de grondkwaliteit kan met een periode van vijf jaar worden verlengd. De verlengingsmodaliteiten worden in de "GRGT" vastgesteld.
De in het eerste lid bedoelde verlenging is niet toegestaan in geval van een incident of een andere gebeurtenis die de kwaliteit van de onder het getuigschrift voor de controle op de grondkwaliteit vallende grond kan hebben gewijzigd.
§ 5. In geval van een incident of gebeurtenis die de kwaliteit van de grond, zoals vastgelegd in een grondkwaliteitsverslag, kan wijzigen, werkt de opdrachtgever, alvorens een nieuwe verplaatsing van door het incident getroffen grond plaatsvindt, het grondkwaliteitsverslag, dat het vorige vervangt, bij en verzoekt hij om bijwerking van het getuigschrift voor de controle op de grondkwaliteit, dat het vorige vervangt.]2
----------
(1)<BWG 2021-06-17/27, art. 10, 009; Inwerkingtreding : 30-06-2021>
(2)<BWG 2021-06-17/27, art. 11, 009; Inwerkingtreding : 30-06-2021>
Art.11.§ 1. Er wordt voor de toekenning van een beslissing in verband met het certificaat grondkwaliteitscontrole een dossierrecht geheven.
Het dossierrecht is uiterlijk verschuldigd op de datum waarop de aanvraag ingediend wordt. [1 Het bedrag wordt als volgt vastgesteld :]1
1° 100 euro voor een grondvolume tot 400 m3; en
2° 0,06 euro per m3 op het deel van het grondvolume tussen 400 en 10.000 m3 inbegrepen;
3° 0,03 euro per m3 op het deel van het grondvolume tussen 10.000 en 25.000 m3 inbegrepen;
4° 0,012 euro per m3 op het deel van het grondvolume tussen 25.000 en 50.000 m3 inbegrepen;
2° 0,006 euro per m3 op het deel van het grondvolume dat de 50.000 m3 te boven gaat.
[1 Wanneer de aanvraag meer dan driemaal moet worden onderzocht omdat het eerste verslag onvolledig is, wordt een aanvullend dossierrecht ter hoogte van 10 % van het in het vorige lid bedoelde eerste dossierrecht, met een minimum van 100 EUR en een maximum van 300 EUR, geheven voordat een beslissing wordt genomen over het getuigschrift voor de controle op de grondkwaliteit.]1
Om de twee jaar wordt het bedrag van het dossierrecht [1 van dit artikel]1 automatisch en van rechtswege geïndexeerd op basis van het indexcijfer van de consumptieprijzen dat zes weken vóór de datum van de indexering van kracht is. Het geïndexeerd bedrag wordt naar de hogere eenheid afgerond. Het wordt bekendgemaakt op de portaalsite Leefmilieu van het Waals Gewest, en in het Belgisch Staatsblad.
Na advies van de administratie kan de Minister het bedrag van het dossierrecht [1 van dit artikel]1 in functie van de kosten aanpassen. Het aangepast bedrag wordt bekendgemaakt op de portaalsite Leefmilieu van het Waals Gewest, en in het Belgisch Staatsblad.
§ 2. In afwijking van paragraaf één worden de dossierrechten elk kwartaal geheven voor de kwaliteitscontroleverslagen uitgaande van de vergunde installaties, enerzijds, en in de gevallen bedoeld in artikel 7, § 2, derde lid, anderzijds. De dossierrechten worden op basis van de in het voorgaand kwartaal opgetelde grondvolumes berekend.
[2 § 3. Indien de aanvraag betrekking heeft op de verlenging van de geldigheidsduur van het getuigschrift voor de controle op de grondkwaliteit overeenkomstig artikel 10, lid 4, wordt een dossierrecht geheven ten bedrage van 10% van het bedrag van het dossierrecht dat werd geheven bij de afgifte van het eerste getuigschrift, met een minimumbedrag van 100 EUR en een maximumbedrag van 300 EUR.
Wanneer de aanvraag betrekking heeft op de bijwerking van het getuigschrift voor de controle op de grondkwaliteit overeenkomstig artikel 10, § 5, wordt een behandelingsvergoeding geheven die overeenkomt met een forfaitair bedrag van 100 euro.]2
----------
(1)<BWG 2021-06-17/27, art. 12, 009; Inwerkingtreding : 30-06-2021>
(2)<BWG 2021-06-17/27, art. 13, 009; Inwerkingtreding : 30-06-2021>
HOOFDSTUK III. - Grondgebruik
Art.12.Het soort gebruik van de site van oorsprong van de grond wordt op volgende wijze bepaald:
1° door de toestand van rechtswege van de site op het gewestplan, op de grondbestemmingskaart of op het plaatselijk beleidsontwikkelingsplan, volgens bijlage 2 bij het decreet;
2° door het huidig type gebruik ten opzichte van feitelijke toestand overeenkomstig bijlage 3 bij het decreet;
3° door het type natuurlijk of landbouwgebruik, voor de terreinen bedoeld in artikel 9, derde lid, van het decreet;
4° bij tegenstelling tussen de toestand van rechtswege volgens 1° en het type gebruik volgens 2°, door het minst gevoelige gebruik.
Het soort gebruik van de ontvangende site van de grond wordt op volgende wijze bepaald:
1° door de toestand van rechtswege van de site op het gewestplan, op de grondbestemmingskaart of op het plaatselijk beleidsontwikkelingsplan, volgens bijlage 2 bij het decreet;
2° door het huidig of overwogen type gebruik ten opzichte van feitelijke toestand overeenkomstig bijlage 3 bij het decreet;
3° door het type natuurlijk of landbouwgebruik, voor de terreinen bedoeld in artikel 9, derde lid, van het decreet;
4° bij tegenstelling tussen de toestand van rechtswege volgens 1° en het type gebruik volgens 2°, door het minst gevoelige gebruik;
[1 5° door het type gebruik V, in het geval van wegen en spoorwegen, behalve in de gevallen bedoeld in artikel 6, § 3, 2°, c), waar het type gebruik overeenkomstig de vorige punten wordt vastgesteld.]1
De sites die meerdere gebruiken bevatten, worden volgens de gebruiken opgedeeld voor de toepassing van de paragrafen 1 en 2.
----------
(1)<BWG 2021-06-17/27, art. 14, 009; Inwerkingtreding : 30-06-2021>
Art.13.§ 1. Om gebruikt te worden op een ontvangende site, bevat de grond geen gevaarlijke afvalstoffen en bevatten ze niet, in massa of in volume:
1° meer dan 1 % andere dan inerte ongevaarlijke bouwmaterialen of -afvalstoffen;
2° meer dan 5% organieke stoffen zoals hout of plantenresten;
3° meer dan 5% inerte bouwgruis zoals beton, baksteen, dakpannen, ceramiek, bitumenhoudende materialen;
4° meer dan 50% natuursteenachtige materialen zoals rotsgruis.
Voor de weggrond, gebruikt in de ondergrond van een andere weg, wordt het maximaal toegelaten gehalte aan inert bouwgruis, bedoeld in lid 1, 3°, op 10% gebracht. [1 Afgegraven grond die wordt gebruikt op een wegplatform in gebieden die toegankelijk zijn voor het publiek en niet bedekt zijn met een verharding, moet voldoen aan de voorwaarde van artikel 6, § 3, 2° d).]1
[1 Voor de spoorweggrond, gebruikt in het platform van een andere spoorweg, wordt het maximaal toegelaten gehalte aan inert bouwgruis, bedoeld in lid 1, 3°, op 10% gebracht.
In afwijking van paragraaf 1, 4°, mag het maximaal toegelaten gehalte aan steenachtige materialen van natuurlijke oorsprong hoger zijn dan 50 % onder de volgende voorwaarden :
1° de ontvangende site stemt in met de overschrijding van het maximumgehalte en deelt deze instemming mee aan de Administratie of aan de opvolgingsinstelling in geval van een concessie;
2° de toplaag van de grond voldoet aan de gehalten vermeld in paragraaf 1, 2 en 3;
3° de toplaag van de grond heeft een minimale dikte van 50 cm.
Voor gebieden met een bedekking, is de bepaling van het vierde lid, 3°, niet van toepassing.]1
Bouwgruis en bouwmaterialen die toegelaten worden tegen gehaltes bedoeld [1 in lid 1, lid 2 en lid 3;]1 zijn uitsluitend afkomstig van grond, die afgegraven wordt op de site of de weg van oorsprong.
Het asbestvezelgehalte van grond moet lager zijn dan de drempels, vastgesteld in bijlage 2. De grond waarvoor het asbestvezelgehalte de bovengrens voor de soorten gebruik I, II, III en IV overschrijdt znder de bovengrens voor soort gebruik V overschrijdt, worden overdekt met een veiligheidsvlies en een laag van minstens één meter grond overeenkomstig artikel 14, of met een bedekking.
§ 2. De grond die niet beantwoordt aan de gebruiksvoorwaarden bedoeld in paragraaf 1 [1 of]1 in artikel 14, § 1, worden in een vergunde installatie voorbehandeld of behandeld om die criteria te bereiken met het oog op het gebruik ervan.
Voor, tijdens en na de voorbehandeling of de behandeling behoudt die grond zijn statuut van grond voor de toepassing van dit besluit. De eventuele restdeeltjes uit de voorbehandeling of de behandeling, zoals inert bouwgruis, de organische stoffen of de materialen van natuursteenachtige oorsprong worden verschillend van de grond behandeld, overeenkomstig het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen en de uitvoeringsbesluiten ervan.
----------
(1)<BWG 2021-06-17/27, art. 15, 009; Inwerkingtreding : 30-06-2021>
Art.14.§ 1. [3 Afgegraven grond, ontsmette grond en grond van plantaardige producties als bedoeld in artikel 7/1, lid 3, die aan een kwaliteitscontrole onderworpen worden, kunnen op een ontvangende site gebruikt worden voor zover hun parameters lager dan of gelijk zijn aan 40% van de ondergrenswaarden in oliekoolwaterstoffen en 80% van de andere ondergrenswaarden vastgelegd bij of krachtens het decreet, volgens het gebruik van de ontvangende site of van het betrokken perceel van de ontvangende site. Die waarden worden, in voorkomend geval, aangevuld met ondergrenswaarden vastgelegd in bijlage 2 en de ondergrenswaarden van overeenkomstig artikel 9, § 4, van het decreet niet-genormeerde parameters.
Indien uit de kwaliteitscontrole blijkt dat de bij of krachtens het decreet vastgestelde grenswaarden als gevolg van bodemconcentraties worden overschreden, kunnen afgegraven grond, ontsmette grond en grond van plantaardige producties als bedoeld in artikel 7/1, lid 3, worden gebruikt op een ontvangende site, of op een betrokken perceel van de ontvangende site, waarvan de bodemconcentraties gelijk zijn aan of hoger zijn dan de concentraties op de site van oorsprong, mits er geen sprake is van een aanvullend risico voor het milieu en de menselijke gezondheid.]3
§ 2. Grond van plantaardige producties die onderworpen worden aan een kwaliteitscontrole overeenkomstig [3 artikel 7/1]3, kunnen, onverminderd de bepalingen voorzien in [3 de registratiebeslissing]3, op een ontvangende site van het soort landbouwgebruik worden gebruikt.
----------
(1)<BWG 2018-12-13/19, art. 8, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
(2)<BWG 2018-12-06/43, art. 137, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
(3)<BWG 2021-06-17/27, art. 16, 009; Inwerkingtreding : 30-06-2021>
Art.15.Wanneer de activiteit van grondbenutting wordt uitgevoerd op een site [2 van het soort gebruik]2 I, II of IV, kan, tegen hiernavolgende voorwaarden, afgeweken worden van de waarden vermeld in artikel 14 voor het soort gebruik:
1° [2 de grond schrijden de waarden vermeld in artikel 14 niet over, die van toepassing zijn op een gebruik op een ontvangende site van het soort gebruik V;]2
2° een milieuvergunning machtigt specifiek de benutting van grond in afwijking van het soort gebruik overeenkomstig dit besluit;
3° de toplaag van de grond stemt overeen met de waarden die van toepassing zijn op het soort gebruik overeenkomstig artikel 14, § 1, 1°. De dikte van deze laag wordt in de vergunning bepaald, rekening houdend met het toekomstig gebruik van het terrein;
[2 4° uit een risicobeoordeling die bij de milieuvergunningsaanvraag is gevoegd, blijkt dat de afwijkingswaarden geen risico inhouden voor de ontvangende site.]2
[3 Het eerste lid is niet van toepassing op elke site die deel uitmaakt van een ontginningsgebied en een gebied van aanhorigheden van ontginningen in de zin van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling.
De grondverwerker voert een systematische controle op de naleving van de vastgestelde normen in om vóór het vervoer naar de ontvangende site na te gaan of de grond, overeenkomstig paragraaf 1, 2°, voldoet aan de in zijn globale vergunning vastgestelde waarden.
Voor de aanleg van de afdeklaag van de bodem van een centrum voor technische ingraving van klasse 2 mag onder de volgende voorwaarden worden afgeweken van de in artikel 14 genoemde waarden voor het geplande gebruik:
1° de grond van de tweede categorie, in de zin van het besluit van de Waalse Regering van 27 februari 2003 houdende sectorale voorwaarden voor de exploitatie van centra voor technische ingraving, voldoet aan de in artikel 14 vastgestelde waarden die van toepassing zijn voor gebruik op een ontvangende site van gebruikstype V of een lager gebruikstype;
3° de toplaag van de grond met een minimale dikte van 30 cm stemt overeen met de waarden die van toepassing zijn op het soort gepland gebruik overeenkomstig artikel 14, § 1, eerste lid, 1°.]3
----------
(1)<BWG 2018-12-06/43, art. 138, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
(2)<BWG 2021-06-17/27, art. 17, 009; Inwerkingtreding : 30-06-2021>
(3)<BWG 2021-06-17/27, art. 18, 009; Inwerkingtreding : 30-06-2021>
Art.16.[1 § 1.]1 Niemand kan een ontwerp bedenken of uitvoeren met het voornemen om de kwaliteitscontrole of de traceerbaarheid van grond kunstmatig te beperken of de betaling van de dossierrechten te vermijden.
[1 § 2.]1 Het is verboden, grond van verschillende kwaliteit in of met elkaar en in of met andere stoffen op te lossen dan wel te vermengen om aan de gebruikscriteria voor grond te voldoen, om aan de kwaliteitscontrole of de traceerbaarheid van grond te ontkomen of de betaling van dossierrechten te vermijden.
[1 § 3. Mits met de verrichting geen frauduleuze doelstelling als bedoeld in de paragrafen 1 en 2 wordt nagestreefd, is het samenbrengen van grond mogelijk onder de in artikel 18 gestelde voorwaarden.]1
----------
(1)<BWG 2021-06-17/27, art. 19, 009; Inwerkingtreding : 30-06-2021>
HOOFDSTUK IV. - Vervoer en traceerbaarheid van grond
Art.17.§ 1. Van grondverzet wordt vooraf elektronisch kennis gegeven aan de administratie of aan de opvolgingsinstelling voor een concessie.
De kennisgeving voor grondverzet, bedoeld in lid 1, bevat:
1° de informatie om de oorsprong van de grond en de bestemmingen te kunnen identificeren;
2° de identiteit van de titularis van een zakelijk recht op de ontvangende site [1 of wanneer de grond bestemd is voor een centrum van technische ingraving, de aanwijzing van dit centrum voor technische ingraving]1;
3° de identificatiegegevens van de vervoerders en de grondverwerkers;
4° de data voorzien voor het vervoer;
5° de referentiegegevens van het certificaat grondkwaliteitscontrole, indien dat vereist is;
6° [1 de referentie van de milieuvergunning]1 van de installatie, wanneer de grond bestemd is voor een vergunde installatie.
§ 2. De kennisgeving geeft aanleiding, binnen een termijn van vierentwintig uur te rekenen van de ontvangst, wanneer de grond naar een vergunde installatie [1 of een centrum voor technische ingraving]1 vervoerd wordt, en van [1 twee dagen]1 te rekenen van de ontvangst in de andere gevallen, tot één van de volgende beslissingen, die elektronisch aan de aanvrager, met kennisgeving van:
1° een weigering wanneer de kennisgeving onvolledig is of niet overeenstemt met de geldende bepalingen.
De redenen voor de weigering of de onvolledigheid worden in de beslissing opgegeven;
2° het uitreiken van een document voor grondvervoer dat de verenigbaarheid aantoont van de ontvangende site met de grondkwaliteit vermeld in het grondkwaliteitscertificaat;
3° het uitreiken van een document voor grondvervoer dat de verenigbaarheid aantoont tussen het soort gebruik van de site van oorsprong en het soort gebruik van de ontvangende site in de gevallen waarin een grondkwaliteitscertificaat niet vereist is;
4° het uitreiken van een document voor vervoer van grond naar een gemachtigde installatie.
Als de beslissing niet verzonden wordt binnen de termijn bedoeld in het eerste lid, kan de aanvrager elektronisch een herinneringsschrijven versturen. Als de aanvrager bij verstrijken van een nieuwe termijn, die overeenstemt met lid 1, geen beslissing gekregen heeft, wordt het vervoersdocument geweigerd geacht.
[1 ]1
Voor een concessie licht de opvolgingsinstelling de administratie over de aan haar gerichte herinneringen in.
§ 3. Er staat voor de persoon die de kennisgeving verricht, een beroep open tegen de beslissing bedoeld in paragraaf 2.
Op straffe van onontvankelijkheid wordt het beroep bij aangetekend schrijven met bericht van ontvangst, binnen een termijn van twintig dagen te rekenen van de dag van ontvangst van de beslissing, aan de administratie gestuurd.
Binnen [1 zeven]1 dagen na ontvangst van het beroep bezorgt de administratie een bericht van ontvangst aan de eiser.
Binnen dertig dagen te rekenen van de ontvangst van het beroep richt de administratie haar beslissing aan de eiser.
Bij gebreke van beslissing binnen de termijn bedoeld in lid 4 kan de eiser, bij aangetekend schrijven met bericht van ontvangst, een herinneringsschrijven aan de administratie richten. Als de eiser, bij verstrijken van een [1 ...]1 termijn van [1 vijftien]1 dagen volgend op de ontvangst van het herinneringsschrijven, geen beslissing gekregen heeft, wordt de aanvankelijke beslissing bevestigd geacht.
----------
(1)<BWG 2021-06-17/27, art. 20, 009; Inwerkingtreding : 30-06-2021>
Art.18.§ 1. De grondstalen waavoor een kwaliteitscontrolecertificaat is uitgereiktt kunnen samengebracht worden voor zover ze bruikbaar zijn voor éénzelfde soort gebruik overeenkomstig hoofdstuk 3.
Wanneer geen enkel kwaliteitscontrolecertificaat vereist is, kunnen de grondstalen, bruikbaar voor éénzelfde type gebruik, samengebracht worden in één gemachtigde installatie.
Van het samenbrengen van grond wordt vooraf elektronisch kennis gegeven aan de administratie of aan de opvolgingsinstelling voor een concessie.
§ 2. De kennisgeving van het samenbrengen bedoeld in paragraaf 1 bevat :
1° de informatie om de oorsprong van de grond te kunnen identificeren;
2° de referentiegegevens van het certificaat grondkwaliteitscontrole, wanneer het vereist is, of, wanneer het niet vereist is, de informatie waarbij het soort gebruik van de terreinen van oorsprong omschreven kan worden.
§ 3. De kennisgeving van het samenbrengen geeft aanleiding, binnen een termijn van vierentwintig uur te rekenen van de ontvangst ervan, één van volgende beslissingen, elektronisch medegedeeld:
1° een weigering wanneer de kennisgeving onvolledig is of niet met de geldende bepalingen overeenstemt. De redenen voor de weigering of de onvolledigheid worden in de beslissing opgegeven;
2° het uitreiken van een document voor het samenbrengen van grond in het geval waarin de samen te brengen stalen verenigbaar zijn in functie van oorsprong en gebruik wanneer een grondkwaliteitscertificaat niet vereist is;
3° het uitreiken van een nieuw certificaat grondkwaliteitscontrole in het geval waarin de kwaliteitscontrolecertificaten voor de samen te brengen minsters erop wijzen dat de grond bruikbaar is op een ontvangend terrein met hetzelfde soort gebruik.
Bij gebreke van beslissing binnen de termijn bedoeld in het eerste lid, kan de aanvrager elektronisch een herinneringsschrijven versturen. Als de aanvrager bij verstrijken van een nieuwe termijn, die overeenstemt met lid 1, geen beslissing gekregen heeft, wordt het samenbrengen geweigerd geacht.
[1 Indien de kennisgeving van het samenbrengen van grond wordt geweigerd wegens het uitblijven van een beslissing binnen de in het tweede lid bedoelde termijn, betaalt de administratie of de opvolgingsinstelling, in geval van concessie, de aanvrager de in artikel 22 bedoelde dossierrechten terug.]1
Voor een concessie licht de opvolgingsinstelling de administratie over de aan haar gerichte herinneringen in.
§ 4. Er staat voor de persoon die de kennisgeving verricht, een beroep open tegen de beslissing bedoeld in paragraaf 3. Op straffe van onontvankelijkheid wordt het beroep bij aangetekend schrijven met bericht van ontvangst, binnen een termijn van twintig dagen te rekenen van de dag van ontvangst van de beslissing, aan de administratie gestuurd.
Binnen [1 zeven]1 dagen na ontvangst van het beroep bezorgt de administratie een bericht van ontvangst aan de eiser.
Binnen dertig dagen te rekenen van de ontvangst van het beroep richt de administratie haar beslissing aan de eiser.
Bij gebreke van beslissing binnen de termijn bedoeld in lid 3 kan de eiser, bij aangetekend schrijven met bericht van ontvangst, een herinneringsschrijven aan de administratie richten. Als de eiser, bij verstrijken van een [1 ...]1 termijn van [1 vijftien]1 dagen volgend op de ontvangst van het herinneringsschrijven, geen beslissing gekregen heeft, wordt de aanvankelijke beslissing bevestigd geacht.
----------
(1)<BWG 2021-06-17/27, art. 21, 009; Inwerkingtreding : 30-06-2021>
Art.19. Grondverzet van grond van plantaardige producties, vanuit de installatie waar deze grond is voortgebracht, tot aan de ontvangende sites met de status "soort: landbouwgebruik" worden aan een jaarlijkse kennisgeving onderworpen.
Uiterlijk de zestigste dag volgend op het verstrijken van het referentiejaar richt de installatie, bedoeld in vorig lid, de kennisgeving op elektronische wijze aan de administratie of aan de opvolgingsinstelling voor een concessie.
De kennisgeving voor het grondverzet bevat :
1° de informatie om de installatie van oorsprong en de ontvangende sites te kunnen identificeren;
2° de gegevens van de kwaliteitscontrole van de grondstalen, verricht overeenkomstig de registratiebeslissingen uitgereikt ter uitvoering van het besluit van de Waalse Regering van 14 juni 2001 waarbij de nuttige toepassing van sommige afvalstoffen bevorderd wordt;
3° de identificatiegegevens van de vervoerders en de grondverwerkers, per grondstalen;
4° de grondvolumes;
5° de datum waarop het vervoer verricht wordt.
Art.20.[1 De persoon die verantwoordelijk is voor de verwijdering van grond overeenkomstig artikel 26 stelt de administratie, of de opvolgingsinstelling in geval van een concessie, langs elektronische weg in kennis van het einde van het grondverzet naar een bepaalde bestemming. De kennisgeving geschiedt binnen acht werkdagen na het einde van het grondverzet.
De grondverwerker, de exploitant van de vergunde installatie of het centrum voor technische ingraving bevestigt langs elektronische weg aan de administratie, of aan de opvolgingsinstelling in het geval van een concessie, de ontvangst van de grond binnen acht werkdagen na het verstrijken van de in lid 1 bedoelde termijn.
Bij een weigering tot ontvangen van de grond, geeft de grondverwerker, de exploitant van de vergunde installatie of het centrum voor technische ingraving binnen acht werkdagen na de weigering van de grond langs elektronische weg kennis van de weigering en vermeldt hij de redenen voor de weigering.
De kennisgeving geeft aanleiding tot het verstrekken, via een elektronisch bericht, van een bericht van ontvangst en, in voorkomend geval, tot een verzoek tot het indienen van aanvullende informatie binnen de drie dagen te rekenen van de ontvangst ervan.]1
----------
(1)<BWG 2021-06-17/27, art. 22, 009; Inwerkingtreding : 30-06-2021>
Art.21. De minimuminhoud van de kennisgevingen, bedoeld bij dit hoofdstukn wordt nader bepaald in bijlage 5. De minimuminhoud van het vervoersdocument en van het bericht van ontvangst, bedoeld bij deze afdeling, wordt nader bepaald in bijlage 6.
Art.22.§ 1. Voor het versturen van de vervoers- en samenbrengingsdocumenten wordt een dossierrecht geheven.
Het dossierrecht is uiterlijk verschuldigd op de datum van de kennisgeving, en dekt de kosten voor het beheer en het attest van gebruiksverenigbaarheid.
[1 Het bedrag wordt vastgesteld als volgt :]1
- voor de kennisgeving van het samenbrengen van grond overeenkomstig artikel 18 : 25 euro;
- voor de kennisgeving van het verzet van afgegraven grond:
25 euro voor een grondvolume tot 400 m3;
0,17 euro per m3 op het deel van het grondvolume tussen 400 en 10.000 m3;
0,11 euro per m3 op het deel van het grondvolume tussen 10.000 en 25.000 m3;
0,09 euro per m3 op het deel van het grondvolume tussen 25.000 en 50.000 m3;
0,05 euro per m3 op het deel van het grondvolume dat de 50.000 m3 te boven gaat.
Om de twee jaar wordt het bedrag van het dossierrecht [1 bepaald in dit artikel]1 automatisch en van rechtswege geïndexeerd op basis van het indexcijfer van de consumptieprijzen dat zes weken vóór de datum van de indexering van kracht is. Het geïndexeerd bedrag wordt naar de hogere eenheid afgerond. Het wordt bekendgemaakt op de portaalsite Leefmilieu van het Waals Gewest, en in het Belgisch Staatsblad.
De Minister kan het bedrag van het dossierrecht [1 bepaald in dit artikel]1 in functie van de kosten aanpassen. Het aangepast bedrag wordt bekendgemaakt op de portaalsite Leefmilieu van het Waals Gewest, en in het Belgisch Staatsblad.
§ 2. In afwijking van paragraaf één worden de dossierrechten elk kwartaal geheven voor de vergunde installaties en voor de installaties die grond van plantaardige producties in de gevallen bedoeld in [1 artikel 7/1, derde lid]1. De dossierrechten worden op basis van de in het voorgaand kwartaal opgetelde grondvolumes berekend.
[1 In afwijking van paragraaf één wordt jaarlijks een forfaitair bedrag van tweehonderdvijftig euro geheven voor de in artikel 7/1, lid 2, bedoelde grond van plantaardige producties.
In afwijking van paragraaf 1 worden een forfaitair dossierrecht van 25 euro geheven voor elke kennisgeving van verzet van afgegraven grond naar een centrum voor technische ingraving.]1
----------
(1)<BWG 2021-06-17/27, art. 23, 009; Inwerkingtreding : 30-06-2021>
Art.23. Elk voertuig dat grond vervoert, beschikt over het grondvervoersdocument bedoeld in artikel 17, minstens in tweevoudig exemplaar, ingevuld met het registratie- en erkenningsnummer van de vervoerder, vertrekuur vanuit de site van oorsprong of van de installatie, en aankomstuur bij bereiken van bestemming.
De vervoerder verstrekt een exemplaar van het grondvervoersdocument, gedagtekend en ondertekend, aan de bestemmeling van de grond, en bewaart, minstens vijf jaar, een exemplaar van het grondvervoersdocument, gedagtekend en onderkend door de bestemmeling.
Na advies van de administratie en van de ambtenaar belast met het toezicht kan de Minister elektronische toepassingen opleggen of erkennen die uitgerust zijn met de functionaliteiten en de garanties om de doelstellingen van dit artikel te bereiken en een opvolging in werkelijke tijd en een a posteriori traceerbaarheid van het grondverzet te garanderen.
Art.24. Het samen bewaren van de certificaten, de kennisgevingen, de vervoersdocumenten en de berichten van ontvangst dient als register voor wat de grond betreft, wanneer een persoon een register of een boekhouding van de afvalstoffen moet houden ter uitvoering van het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen, het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning of van de uitvoeringsbesluiten ervan.
HOOFDSTUK V. - Verantwoordelijkheden in het grondbeheer
Art.25.[1 De beslissing om de kwaliteitscontrole van de afgegraven grond uit te voeren op de plaats van herkomst of in de overeenkomstig artikel 6, § 2 vergunde installatie, en de verantwoordelijkheid voor het uitvoeren van de kwaliteitscontrole en voor het verkrijgen van het kwaliteitscontrolecertificaat voor grond, alsmede voor het dragen van de daarmee verband houdende kosten, berust bij de bouwheer.]1
----------
(1)<BWG 2021-06-17/27, art. 24, 009; Inwerkingtreding : 30-06-2021>
Art.26. De kennisgeving van het verzet van afgegraven grond vanuit de site van oorsprong is een taak die opgelegd wordt aan de persoon, verantwoordelijk voor het afvoeren van de grond. Verantwoordelijk voor het afvoeren van de grond is de persoon, die beslist over de bestemming ervan en het vervoer ervan verricht of laat verrichten.
De kennisgeving van het verzet van grond vanuit een vergunde installatie is een taak die opgelegd wordt aan de persoon, verantwoordelijk voor het afvoeren van de grond.
De kennisgeving van het verzet van grond vanuit een installatie die grond van plantaardige producties voortgebracht heeft, is een taak die opgelegd wordt aan genoemde installatie.
Art.27.§ 1. De offerteaanvraag en het bestek voor de aanneming van werken, met inbegrip van het beheer van de afgegraven grond, bevatten één of meerdere posten die verband houden met het beheer van af te voeren of in ontvangst te nemen grond, rekening houdend met de bepalingen van dit besluit.
[1 Wanneer het kwaliteitscontrolecertificaat voor grond wordt verkregen vóór de aanvang van de opdracht, de offerteaanvraag of de bestelling van werken, wordt het bij het bestek, de offerteaanvraag of de bestelbon gevoegd.]1
[2 Wanneer het kwaliteitscontrolecertificaat voor grond niet wordt verkregen vóór de aanvang van de opdracht, de offerteaanvraag of de bestelling van werken, wordt de kwaliteitscontrole uitgevoerd in een vergunde installatie, onverminderd artikel 6, § 2.
Op uitdrukkelijk verzoek van de bouwheer, en wanneer het volume grond groter is dan 400 m3 of afkomstig is van een verdachte locatie, en de kwaliteitscontrole wordt gelast door de bouwheer nadat het bedrijf is aangewezen dat verantwoordelijk is voor de afgravingswerken en de evacuatie van de grond, worden de grondmonsters voor analyse genomen op de plaats van herkomst of op de naar behoren gemachtigde groeperingsplaats, van de te analyseren bodemmonsters en de vaststelling van de analyseparameters door de deskundige overeenkomstig artikel 14, wordt een proces-verbaal opgesteld dat wordt ondertekend door de deskundige, de bouwheer, de onderneming die de werken uitvoert, de verantwoordelijke voor de voorgestelde ontvangende site en/of opslag- en/of behandelingscentrum, of hun vertegenwoordigers.
Indien de kwaliteitscontrole van de grond voor de betrokken staal door een vergunde installatie of een ontvangende site in twijfel wordt getrokken, wordt een tegensprekelijke kwaliteitscontrole uitgevoerd. Indien dit laatste nog niet het geval is, wordt een tweede tegensprekelijke kwaliteitscontrole uitgevoerd, die definitief zal zijn. Een addendum bij het reeds opgestelde rapport kwaliteit van de grond wordt overeenkomstig artikel 10 ingediend bij de administratie, of bij de opvolgingsinstelling in het geval van een concessie. Een nieuw kwaliteitscertificaat voor de grond zal worden opgesteld op basis van de laatste tegenstrijdige analyses en zal niet langer ter discussie worden gesteld. De in artikel 11, § 3, lid 2, bedoelde dossierkosten zijn van toepassing. De kosten van de twee kwaliteitscontroles en de dossierkosten komen ten laste van degene die het initiatief neemt tot de aanvullende kwaliteitscontroletests.
De analyses van de grond die in het kader van de tegensprekelijke kwaliteitscontroles zijn genomen, worden uitgevoerd door andere erkende laboratoria dan die welke de oorspronkelijke analyses hebben uitgevoerd. De bodembemonstering wordt uitgevoerd door een erkende deskundige of een geregistreerde monsternemer die niet degene is die de oorspronkelijke monsterneming heeft uitgevoerd. Overeenkomstig artikel 53 van het besluit van 6 december 2018 betreffende bodembeheer en bodemsanering, mogen de activiteiten van de geregistreerde monsternemer niet, rechtstreeks of onrechtstreeks, geheel of gedeeltelijk, worden gecontroleerd of beheerd, in welke vorm ook, door de opdrachtgever of door de uitvoerder van de werken.]2
§ 2. De offerte en de factuur die verband houden met de uitvoering van werken, met inbegrip van het beheer van afgegraven grond, vermelden de kosten voor dat beheer.
Het afschrift van de document, medegedeeld of uitgereikt ter uitvoering van dit besluit, wordt bij de factuur gevoegd.
----------
(1)<BWG 2021-06-17/27, art. 25, 009; Inwerkingtreding : 30-06-2021>
(2)<BWG 2021-06-17/27, art. 26, 009; Inwerkingtreding : 30-06-2021>
Art.28. Onverminderd de bepalingen die krachtens dit decreet genomen moeten worden, moet de persoon die de werken uitvoert, bij het aantreffen van bodemverontreiniging tijdens de kwaliteitscontrole of bij het aantreffen of zich voordoen ervan tijdens de duur van de werf, onmiddellijk de bouwheer, de exploitant of degene die het terrein bewaakt, verwittigen. De site wordt als verdacht beschouwd.
HOOFDSTUK VI. - Administratieve en financiële bepalingen
Art.29. De administratie verricht de certificering inzake de kwaliteitscontrole en de opvolging van het grondbeheer.
De Regering kan de taken, omschreven in artikel 5, § 3, lid 1, van het decreet, geheel of ten dele in concessie geven aan één of meerdere opvolgingsinstellingen die handelen onder de controle van de administratie.
Art.30.De opvolgininstelling beantwoordt minstens aan volgende voorwaarden :
1° opgericht zijn in de vorm van een vereniging zonder winstoogmerk;
2° zijn maatschappelijke zetel of minstens een vestigingseenheid in het Waalse Gewest hebben;
3° het taalgebruik in acht nemen in alle betrekkingen met de administratie en met de personen, betrokken bij de in concessie gegeven opdracht(en);
4° op homogene wijze het gehele Waalse grondgebied dekken en gelijke en niet-discriminerende voorwaarden toepassen;
5° noch rechtstreeks noch onrechtstreeks [2 op het niveau van zijn operationeel kader,]2 activiteiten uitoefenen inzake productie, kwaliteitscontrole of grondbeheer, geen bouwheren en ondernemingen, of hun personeel, betrokken bij zulke activiteiten, tellen in zijn [2 operationele]2 structuren en algemeen onafhankelijkheids- en onpartijdigheidsgaranties vertonen die voldoende zijn voor de zorgvuldige uitvoering van zijn taak;
6° onder de stichters en de personen die voor de concessiehouder verbintenissen mogen aangaan, enkel personen tellen die hun burgerlijke en politieke rechten genieten en niet zijn veroordeeld voor inbreuken op de leefmilieuwetgeving in de Europese Unie;
7° een analytische boekhouding voeren, eigen voor de uitvoering van de in concessie gegeven taak (taken), volgens de regels die naar Belgisch recht gelden;
8° beschikken over voldoende middelen om zijn in concessie gegeven taak (taken) uit te voeren;
9° een borgstelling samenstellen ten bate van het Waalse Gewest, ter hoogte van een bedrag dat overeenstemt met zes maanden omzet tot stand gekomen wegens de in concessie gegeven taak (taken);
10° gedekt zijn door een aansprakelijkheidsverzekeringscontract voor de in concessie gegeven taak (taken);
11° bij machte zijn, om binnen de zes maanden na de toewijzing van de concessie, de in concessie gegeven taak (taken) uit te voeren, en met name het oprichten van de vereniging zonder winstoogmerk, de ontwikkeling van de noodzakelijke informaticatools en gegevensbanken, de beschikking over gedetailleerde procedures en typedocumenten die ten uitvoer worden gebracht;
12° de administratie vooraf ter goedkeuring voorleggen: de statuten van de vereniging zonder winstoogmerk, de noodzakelijke informaticatools en gegevensbanken, de gedetailleerde procedures en typedocumenten die ten uitvoer worden gebracht, evenals iedere wijziging daarin;
13° ervoor zorgen dat over alle vragen waarbij zij betrokken zijn, een regelmatige dialoog onderhouden wordt met de vertegenwoordigers van de sectoren en instellingen bedoeld in artikel 33 [1 , evenals de actoren betrokken bij de productie en waardevolle benutting van grond voor plantaardige producties]1;
14° zich ertoe verbinden, de Administratie iedere overtreding inzake leefmilieu, en meer bepaald het grondbeheer, waarvan hij kennis zou hebben in de uitoefening van de in concessie gegeven activiteiten, mede te delen.
Het bestek kan de bepalingen, van toepassing op de opvolgingsinstelling, nader bepalen en aanvullen om de doelstellingen van dit besluit te bereiken. Hij bepaalt de minimumduur van de concessie, die niet minder kan bedragen dan vijf jaar. Hij bepaalt de specifieke regels die van toepassing zijn wanneer meerdere opvolgingsinstellingen worden aangewezen om dezelfde taak (taken) uit te voeren.
----------
(1)<BWG 2018-12-06/43, art. 139, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
(2)<BWG 2021-06-17/27, art. 27, 009; Inwerkingtreding : 30-06-2021>
Art.31. De administratie wordt door de opvolgingsinstelling als waarnemer uitgenodigd op de vergaderingen van de statutaire organen. Op verzoek van eerstgenoemde verstrekt zij alle nadere inlichtingen en informatie ter uitvoering van haar controletaak (-taken).
De gegevens voortvloeiend uit de uitoefening van de activiteiten, toevertrouwd aan de opvolgingsinstelling, worden in werkelijke tijd ter beschikking gesteld van de administratie en van de ambtenaar belast met het toezicht, onder een formaat, goedgekeurd door laatstgenoemden. Deeze gegevens worden ingevoerd in de gegevensbank betreffende de toestand van de bodems.
De instelling kan periodiek aan een evaluatie, met name van haar financiën en haar werking, worden onderworpen.
De opvolgingsinstelling stelt een jaarverslag op, met inbegrip van de statistische gegevens betreffende de behandelde dossiers en kennisgevingen, de verwerkingstermijnen, met onderscheid van, met name, de stromen en soorten grond, de productie-oorsprong en de nadere beheerswijzen, met hun evolutie en de perspectieven. Dat verslag wordt aan de Minister overgemaakt, met advies van het technisch comité.
Art.32.De dossierrechten [1 en de forfaitaire bedragen]1, verschuldigd ter uitvoering van dit besluit, bezoldigen voornamelijk de opvolgingsinstelling voor de uitvoering van de in concessie gegeven taken.
Vijftien percent van de dossierrechten [1 en de forfaitaire bedragen]1 worden door de opvolgingsinstelling als administratieve en toezichtsgebonden kosten, in het begrotingsfonds in de zin van artikel 45 van de gecoördineerde wetten op de Rijkscomptabiliteit gestort, genaamd "Fonds pour la gestion des déchets" (Fonds voor afvalbeheer), opgericht binnen de ontvangstenbegroting en de algemene uitgavenbegroting van het Waalse Gewest. Het bestek voor de concessieovereenkomst gaat in op de nadere bepalingen daarvan.
----------
(1)<BWG 2021-06-17/27, art. 28, 009; Inwerkingtreding : 30-06-2021>
Art.33.Er wordt een technisch comité opgericht. Bedoeld comité brengt, binnen een maximumtermijn van veertig dagen, een technisch advies uit over ieder vraagstuk in verband met het beheer van grond en bouwafval [1 en sloopafval]1 dat aan bedoeld comité voorgelegd wordt door de Minister, de administratie of de opvolgingsinstelling. Bij gebrek aan advies binnen die termijn wordt het advies geacht gunstig te zijn.
Bedoeld comité vergadert in de lokalen van de administratie [1 ...]1, van de opvolgingsinstelling [1 of op een andere door de administratie aangewezen plaats. Wanneer dit comité vergadert over een grond-gerelateerde zaak, telt hij]1 telt onder zijn leden minstens deskundigen die volgende sectoren en instellingen vertegenwoordigen:
- de bouwsector en de civieltechnische sector;
- de sector bodemsaneringen;
- de " Union des Villes et Communes de Wallonie " (Vereniging van Waalse Steden en Gemeenten);
- [1 Waalse Overheidsdienst Mobiliteit en Infrastructuur]1
- de sector bouwafvalbeheer;
- de extractieve sector;
- de architecten en de ingenieurskantoren;
- de referentielaboratoria;
- de SPAQuE;
- de administratie.
De voorzitter van het technisch comité wordt door de Minister aangewezen, voor een duur van drie jaar.
Het huishoudelijk reglement van het comité kan nadere bepalingen inzake werking en samenstelling bevatten; het wordt door de Minister goedgekeurd.
----------
(1)<BWG 2021-06-17/27, art. 29, 009; Inwerkingtreding : 30-06-2021>
HOOFDSTUK VII. - Wijzigingsbepalingen
Afdeling 1. - Wijziging van het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 9 april 1982 betreffende de gevaarlijke afvalstoffen
Art.34. Artikel 60 van het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 9 april 1992 betreffende de gevaarlijke afvalstoffen wordt vervangen met een lid 2, luidend als volgt:
" Voor de grond vermeldt het register de referentienummers van de grondcontrolecertificaten en de documenten voor het vervoer en/of het samenbrengen van grond, vereist ter uitvoering van het besluit van de Waalse Regering van 5 juli 2018 betreffende het beheer en de traceerbaarheid van grond en tot wijziging van diverse bepalingen terzake.
In afwijking van lid 2 dient het samen bewaren van de gezamenlijke certificaten, kennisgevingen en vervoersdocumenten bedoeld bij het besluit van de Waalse Regering van 5 juli 2018 betreffende het beheer en de traceerbaarheid van grond en tot wijziging van verscheidene bepalingen terzake als register voor de grond betreft. "
Art.35. Artikel 65 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Waalse Regering van 4 juli 2002 en 13 juli 2017, wordt aangevuld met een lid 2, luidend als volgt:
"In afwijking van lid 1 dient de kennisgeving van het grondverzet verricht overeenkomstig het besluit van de Waalse Regering van 5 juli 2018 betreffende het beheer en de traceerbaarheid van grond en tot wijziging van verscheidene bepalingen als aangifte.".
Afdeling 2. - Wijziging van het besluit van de Waalse Regering van 10 juli 1997 tot opstelling van een afvalcatalogus
Art.36. In bijlage I bij het besluit van de Waalse Regering van 10 juli 1997 tot opstelling van een afvalcatalogus worden volgende wijzigingen aangebracht:
a) in punt 7 van de inleiding worden de woorden "voldoet aan de referentiekenmerken van de niet-vervuilde grond vermeld in bijlage II, punt 1, bij het besluit van de Waalse Regering van 14 juni 2001 waarbij de nuttige toepassing van sommige afvalstoffen bevorderd wordt" vervangen door de woorden "overeenstemt met de gebruiksvoorwaarden vastgesteld bij het besluit van de Waalse Regering van 5 juli 2018 betreffende het beheer en de traceerbaarheid van grond en tot wijziging van verscheidene bepalingen";
b) in de inleiding wordt er een punt 8 ingevoegd, luidend als volgt:
"8. De classificatie van de afvalstoffen bedoeld onder 17 05 03 als gevaarlijke afvalstoffen heeft geen betrekking op het beheer van de afvalstoffen die de toepassingscriteria in acht nemen voor de aanvaarding in een ingravingscentrum van de generische klassen 2 of 5.2 vastgesteld bij het besluit van de Waalse Regering van 18 maart 2004 tot verbod van het storten van sommige afvalstoffen in een centrum voor technische ingraving en tot vaststelling van de criteria voor de aanvaarding van de afvalstoffen in technische ingravingscentra.".
Afdeling 3. - Wijziging van het besluit van de Waalse Regering van 14 juni 2001 waarbij de nuttige toepassing van sommige afvalstoffen bevorderd wordt
Art.37. In artikel 1 van het besluit van de Waalse Regering van 14 juni 2001 waarbij de nuttige toepassing van sommige afvalstoffen bevorderd wordt, worden volgende wijzigingen aangebracht:
a) punt 6° wordt vervangen als volgt :
" 6° Wetboek : Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling ";
b) punt 7° wordt opgeheven;
c) het wordt aangevuld met een punt 8°, luidend als volgt:
" 8° QUALIROUTES : type-bestek QUALIROUTES, geldend op de datum van het gebruik van de afvalstoffen, bekendgemaakt op de portaalsite van Wallonië.".
Art.38. Artikel 2 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met een lid, luidend als volgt:
"In afwijking van het eerste lid wordt de persoon die grond en natuursteenachtige materialen verwerkt in een aangifteplichtige of milieuvergunningsplichtige installatie voor grondopvulling overeenkomstig artikel 11, § 1, van het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen niet vrijgeteld van de aangifte of van de vergunning voor de installatie als zij een registratie verkrijgt overeenkomstig dit besluit.".
Art.39. In artikel 3 van hetzelfde Boek, gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 13 juli 2017 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 1, 1°, a) en c), worden de woorden "Europese Gemeenschap" telkens vervangen door de woorden "Europese Unie";
2° in paragraaf 1, 1°, c), worden de woorden "op het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning, op het decreet van 1 maart 2018 betreffende bodembeheer en bodemsanering, op Verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen" ingevoegd tussen de woorden "binnen de Europese Gemeenschap," en de woorden "het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen";
3° in paragraaf 1, 2°, wordt de zinsnede "indien het om een rechtspersoon gaat onder de vorm van een handelsvennootschap" vervangen door de woorden vervangen door de zinsnede "indien het om publiek- of privaatrechtelijke rechtspersoon gaat";
4° in paragraaf 1, 2°, a), worden de woorden "Europese Gemeenschap" vervangen door de woorden "Europese Unie";
5° in paragraaf 1, 2°, b), worden de woorden "leden van de beheersorganen ervan" ingevoegd tussen de woorden "bestuurders," en "beheerders", en de woorden "en de leden van zijn personeel verantwoordelijk voor de verrichtingen waarvoor de registratie wordt aangevraagd" worden ingevoegd tussen de woorden "de vennootschap" en de woorden "kunnen binden";
6° in paragraaf 1 wordt punt 3° opgeheven;
7° in paragraaf 2, lid 2, 1°, b) en 2°, d), worden de woorden "bewijs van goed zedelijk gedrag" telkens vervangen door de woorden "uittreksel uit het strafregister";
8° in paragraaf 2, lid 2, 1°, c) wordt het woord "handelsregisternummer" vervangen door de woorden "identificatienummer, verstrekt door de Kruispuntbank der Ondernemingen";
9° in paragraaf 2, tweede lid, 1°, wordt d) opgeheven;
10° in paragraaf 2, lid 2, 2°, worden de woorden de zinsnede "indien het om een rechtspersoon gaat onder de vorm van een handelsvennootschap" vervangen door de woorden vervangen door de zinsnede "indien het om publiek- of privaatrechtelijke rechtspersoon gaat";
11° in paragraaf 2, lid 2, 2°, wordt c) vervangen als volgt:
" c) de namenlijst van de natuurlijke personen die de rechtspersoon kunnen binden, en van de personeelsleden verantwoordelijk voor de verrichtingen waarvoor de registratie wordt aangevraagd";
12° in paragraaf 2, lid 2, 2°, wordt e) vervangen als volgt:
"e) een uittreksel uit het strafregister van de rechtspersoon";"
13° in paragraaf 2, lid 2, 2°, wordt f) vervangen als volgt:
" f) het identificatienummer verstrekt door de Kruispuntbank der Ondernemingen of een gelijkwaardige registratie; ";
14° in paragraaf 3, worden twee leden, luidend als volgt, ingevoegd tussen het tweede lid en het derde lid:
"De aanvraag is onontvankelijk als ze twee maal onvolledig wordt geacht. De administratie licht de aanvrager in over de onontvankelijkheid van de aanvraag, overeenkomstig lid 2.
De administratie kan aanvullende informatie opvragen tijdens de procedure van behandeling van de aanvraag. De termijn vastgesteld in lid 2 wordt verlend met de termijn waarin de aanvrager de vraag van de administratie beantwoordt.";
15° de paragrafen 4 en 5 worden opgeheven.
Art.40. In artikel 4 van hetzelfde besluit wordt paragraaf 1 vervangen als volgt :
" § 1. Onverminderd de beperkingen bedoeld in de artikelen R.164 tot R.168 van het Waterwetboek en de bepalingen van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling kunnen de afvalstoffen bedoeld in bijlage I verwerkt worden door de personen die volgens de procedure geregistreerd zijn en met inachtneming van de voorwaarden bepaald bij dit besluit.".
Art.41. In artikel 5 van hetzelfde Boek, gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 13 juli 2017 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 1 worden de woorden "voorzien van een kruisje in kolom 3 van bijlage I" en "de zevende kolom van" opgeheven;
2° paragraaf 1 wordt aangevuld met een nummer 7° luidend als volgt:
"7° voor grond, de nummers van de certificaten voor kwaliteitscontrole, vervoer en ontvangst van grond verstrekt ter uitvoering van het besluit van de Waalse Regering van 5 juli 2018 betreffende het beheer en de traceerbaarheid van grond en tot wijziging van verscheidene bepalingen als aangifte.";
3° paragraaf 1 wordt aangevuld met een lid luidend als volgt:
"Die informatie wordt opgetekend in registers, gedurend tien jaar bewaard ter beschikking van de ambtenaar belast met het toezicht, de administratie en de opvolgingsinstelling aangewezen ter uitvoering van het besluit van de Waalse Regering van 5 juli 2018 betreffende het beheer en de traceerbaarheid van grond en tot wijziging van verscheidene bepalingen als aangifte.";
4° de paragrafen 2 en 3 worden opgeheven;
5° paragraaf 4 wordt aangevuld met een lid luidend als volgt:
"Het samen bewaren van de kennisgevingen van grondverzet, het samenbrengen van grond en van de grondvervoersdocumenten bedoeld bij het besluit van de Waalse Regering van 5 juli 2018 betreffende het beheer en de traceerbaarheid van grond en tot wijziging van verscheidene bepalingen terzake als register voor de grond betreft, geldt als register voor wat betreft de grond bedoeld bij dit besluit.".
Art.42. In artikel 6 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 13 juli 2017, wordt paragraaf 1 vervangen als volgt:
" § . 1. Onverminderd de verplichting tot registratie vereisen de verwerking van de afvalstoffen gevolgd door een kruisje in de kolom " gebruikscertificaat " van bijlage I en de verwerking van ongevaarlijke afvalstoffen die de Minister bepaalt overeenkomstig artikel 13 een gebruikscertificaat voor die afvalstoffen, verstrekt door de Minister.
De aanvraag voor het gebruikscertificaat wordt, in enkelvoudig exemplaar, per aangetekend schrijven ingediend of tegen ontvangstbewijs overgemaakt overeenkomstig het model vermeld in bijlage IV.
Het certificaat, verstrekt aan de exploitant van de installatie die de afvalstoffen produceert, komt eveneens ten goede aan de gebruiker van die afvalstoffen voor zover laatstgenoemde overeenkomstig dit besluit geregistreerd is.
De gebruikscertificaten worden bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt, overeenkomstig artikel 3, § 3, lid 4.".
Art.43. In artikel 13 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 1 wordt het eerste lid vervangen als volgt:
" Onverminderd de beperkingen bedoeld in de artikelen R.164 tot R.168 van het Waterwetboek en onverminderd de bepalingen van het Wetboek van Ruimtelijke Ordening kan de Minister, voor iedere persoon die een registratieaanvraag indient volgens de procedure vastgesteld bij dit besluit, de verwerking van in bijlage I onvermeld gelaten ongevaarlijke afvalstoffen begunstigen, evenals andere verwerkingen van ongevaarlijke afvalstoffen dan die bepaald in bijlage I. Die registratie wordt toegekend voor een maximumduur van vijf jaar.";
2° in paragraaf 2 worden de woorden "bij aangetekende brief" vervangen door de woorden "bij aangetekende zending";
3° paragraaf 6 wordt aangevuld met de twee volgende leden :
" De beslissing gaat nader in op de bijzondere in acht te nemen voorwaarden.
Ze wordt, overeenkomstig artikel 3, § 3, lid 4, bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.".
Art.44. Artikel 14 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
" Art. 14. § 1. Op basis van een proces-verbaal tot vaststelling van een overtreding van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning, van het fiscaal decreet van 22 maart 1997 tot bevordering van afvalpreventie en -valorisatie in het Waalse Gewest en tot wijziging van het decreet van 6 mei 1999 betreffende de vestiging, de invordering en het geschil inzake rechtstreekse gewestelijke belastingen, van Verordening (EG) nr.1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen, van het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen, van het decreet van 1 maart 2018 betreffende het bodembeheer en de bodemsanering en van de desbetreffende uitvoeringsbesluiten of van elke andere gelijkwaardige wetgeving van een Lid-Staat van de Europese Unie of als de verplichtingen voortvloeiend uit de registratie niet in acht genomen worden, kan de erkenning geschrapt of geschorst worden nadat de drager van de verplichtingen de mogelijkheid heeft gekregen om zijn verweermiddelen te laten gelden en om binnen een bepaalde termijn orde op zaken te stellen. In geval van bijzonder gemotiveerde dringende noodzakelijkheid kan de registratie opgeschort of geschrapt worden zonder enige termijn.
De beslissing tot opschorting of schrapping wordt door de administratie genomen als het een registratie betreft, verstrekt krachtens artikel 2, en nadat het advies is ingewonnen van de ambtenaar belast met het toezicht. De beslissing wordt door de Minister genomen als het een registratie betreft, verstrekt krachtens artikel 13, en nadat het advies is ingewonnen van de ambtenaar belast met het toezicht.
§ 2. De overheid, bevoegd voor het verstrekken van de registratie en het gebruikscertificaat, kan, in onderstaande gevallen, te allen tijde de bijzondere voorwaarden die gepaard gaan met de registratiebeslissing en het gebruikscertificaat, aanvullen of wijzigen:
1° de voorwaarden zijn niet meer geschikt om de in artikel 2 bedoelde risico's, hinder of ongemakken voor mens of leefmilieu te voorkomen of te beperken;
2° dit blijkt nodig om te zorgen voor de inachtneming van de door de Regering bepaalde immissienormen;
3° dit blijkt nodig voor het toezicht en de traceerbaarheid van de verrichten van de afvalstoffenverwerking;
4° de verwerking blijkt in te druisen tegen de hiërarchie van de behandelingswijzen, bepaald in artikel 1, § 2, van het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen.
§ 3. Elke beslissing genomen krachtens de paragrafen 1 of 2 wordt per aangetekende zending aan betrokkene meegedeeld.
De wijziging, de opschorting of de schrapping van de registratie of het gebruikscertificaat wordt bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt. ".
Art.45. Hetzelfde besluit wordt aangevuld met een artikel 14/1, luidend als volgt :
" Art. 14/1. Bij ieder vervoer van afvalstoffen, verwerkt overeenkomstig een registratie verstrekt krachtens dit besluit, gaat een afschrift van de registratie en, in voorkomend geval, van het gebruikscertificaat. "
Art.46. In bijlage I bij hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
a) de kolom " Voorraadboekhouding " vervalt en de titellijn wordt vervangen door volgende lijn:
Code (verwerking) | Aard van de afval | Gebruiks- certificaat | Omstandigheden van productie / verwerking van afvalstof | Typering verwerkte afvalstof | Gebruikswijze (met inachtneming Wetboek Ruimtelijke Ordening en Waals Regeringsbesluit van 5 juli 2018 beheer en traceerbaarheid grond) |
b) wat betreft het eerste gebruiksdomein :
1° de lijnen betreffende codes 170504, 191302 en 020401 worden vervangen door de volgende lijnen :
170504 | Afgegraven grond | | Grond van ontginningsindustrie, inrichting en aanleg van sites of civieltechnische bouwwerken | Grond die voldoet aan besluit Waalse Regering 5 juli 2018 betreffende beheer en traceerbaarheid van grond en tot wijziging van verscheidene bepalingen terzake | Gebruik in overeenstemming met besluit Waalse Regering 5 juli 2018 betreffende beheer en traceerbaarheid van grond en tot wijziging van verscheidene bepalingen terzake |
191302-TD | Ontsmette grond | | Grond die (voor)behandeling onderging, en uit een vergunde installatie voor de behandeling van verontreinigde grond | Grond die voldoet aan besluit Waalse Regering 5 juli 2018 betreffende beheer en traceerbaarheid van grond en tot wijziging van verscheidene bepalingen terzake | Gebruik in overeenstemming met besluit Waalse Regering 5 juli 2018 betreffende beheer en traceerbaarheid van grond en tot wijziging van verscheidene bepalingen terzake |
020401-VEG1 | Grond van plantaardige producties | | Grond uit wassen of mechanische behandeling op vibrerende tafel voor bieten, aardappelen en andere producties van veldgroenten | Grond in overeenstemming met registratiebeslissingen | Gebruik als landbouwsoort in overeenstemming met besluit Waalse Regering 5 juli 2018 betreffende beheer en traceerbaarheid van grond en tot wijziging van verscheidene bepalingen terzake |
020401-VEG2 | Grond van plantaardige producties | | Grond uit wassen of mechanische behandeling op vibrerende tafel voor bieten, aardappelen en andere producties van veldgroenten | Grond die voldoet aan besluit Waalse Regering 5 juli 2018 betreffende beheer en traceerbaarheid van grond en tot wijziging van verscheidene bepalingen terzake | Gebruik als landbouwsoort in overeenstemming met besluit Waalse Regering 5 juli 2018 betreffende beheer en traceerbaarheid van grond en tot wijziging van verscheidene bepalingen terzake |
2° een lijn, luidend als volgt, wordt tussen de lijn met code 170504 en de lijn met code 191302 ingevoegd :
170504-VO | Grond van wegen | | Grond van wegen die voldoet aan besluit Waalse Regering 5 juli 2018 betreffende beheer en traceerbaarheid van grond en tot wijziging van verscheidene bepalingen terzake | Grond die voldoet aan besluit Waalse Regering 5 juli 2018 betreffende beheer en traceerbaarheid van grond en tot wijziging van verscheidene bepalingen terzake | Gebruik voor wegen in overeenstemming met besluit Waalse Regering 5 juli 2018 betreffende beheer en traceerbaarheid van grond en tot wijziging van verscheidene bepalingen terzake |
3° voor code 010102 worden de woorden "PTV401" vervangen door de woorden "PTV411" in de kolom betreffende de kenmerken van de benutte afvalstof;
4° voor codes 010409I en 170506AII worden de woorden "PTV400" telkens vervangen door de woorden "PTV411" in de kolom betreffende de kenmerken van de benutte afvalstof;
5° voor codes 190307, 170302B, 100202, 100202LD, 100202EAF, 100202S en 100998 worden de woorden "RW99" telkens vervangen door de woorden "Hoofdstuk C van Qualiroutes" in de kolom betreffende de kenmerken van de benutte afvalstof;
6° de lijn betreffende code 190112 wordt vervangen als volgt:
190112 | Bodemas | X | Vaste materialen, voortgebracht door een installatie voor zeven, scheiding van metalen en rijping van ongereinigde bodemassen uit vergunde eenheden voor afvalverbranding en die niet gemengd zijn met vliegas of assen onder verbrandingsketels en die de kwaliteitsgarantietest in bijlage III in acht nemen | Stoffen die voldoen aan hoofdstuk C van Qualiroutes en aan de conformiteitstest bedoeld in bijlage II.3 | - Gebruik in het kader van wegwerkzaamheden, in onderfunderingen en funderingen van wegen - Inrichting en rehabilitatie van technische ingravingscentra overeenkomstig de milieuvergunning van de site |
7° voor code 170506A2 worden, in de laatste kolom, de woorden "wet van 12 juli 1976" vervangen door de woorden "wet van 12 juli 1973";
c) Wat betreft het tweede gebruiksdomein :
1° voor codes 100202B2, 100202LD2, 100202EAF2, 100201S2 en 190112II, worden de woorden "RW99" telkens vervangen door de woorden "Hoofdstuk C van Qualiroutes" in de kolom betreffende de kenmerken van de benutte afvalstof;
2° de lijnen betreffende codes 100202B, 100102 en 010413IIA worden vervangen door de volgende lijnen :
100202B | Onverwerkte slakken. | | Stoffen uit een vergunde conditioneringsinstallatie die slakken gebruikt, afkomstig van de productie van gietijzer als basisstof | Slakken waarmee een cement of een hydraulisch verbindingsmiddel kan worden aangemaakt, houder van een EG-certificering | Voorbereiding van cement of van een hydraulisch verbindingsmiddel volgens één van de volgende normen : - NBN EN 197-1 - NBN EN 413-1 - NBN EN 13282-1 en -2 - NBN EN 14216 - NBN EN 15368 - NBN EN 15743 |
100102 | Vliegas | | Vliegas uit de elektriciteitsproductie van thermische centrales die steenkool als brandstof gebruiken | Vliegas met puzzolanische eigenschappen waarmee een cement of een hydraulisch verbindingsmiddel kan worden aangemaakt, houder van een EG-, BENOR, of gelijkwaardige certificering | Voorbereiding van cement of van een hydraulisch verbindingsmiddel volgens één van de volgende normen : - NBN EN 197-1 - NBN EN 413-1 - NBN EN 13282-1 en -2 - NBN EN 14216 - NBN EN 15368 |
010413IIA | Kalkfillers | | Kalkstofdeeltjes uit het houwen, zagen en bewerken van natuursteen | Kalkfillers waarmee een cement of een hydraulisch verbindingsmiddel kan worden aangemaakt, houder van een EG-, BENOR, of gelijkwaardige certificering | Voorbereiding van cement of van een hydraulisch verbindingsmiddel volgens één van de volgende normen : - NBN EN 197-1 - NBN EN 413-1 - NBN EN 13282-1 en -2 - NBN EN 14216 - NBN EN 15368 |
060904IIA | Fosforgips en citrogips | | Fosforgips en citrogips uit, respectievelijk, de aanmaak van fosforzuur en citroenzuur | Fosforgips en citroengips die voldoen aan de gebruikscriteria vastgesteld door de cementnijverheid | Regulator voor het harden van cement en hydraulische verbindingsmiddelen volgens één van de volgende normen : - NBN EN 197-1 - NBN EN 413-1 - NBN EN 13282-1 en -2 - NBN EN 14216 - NBN EN 15368 - NBN EN 15743 |
Art.47. In bijlage II bij hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Waalse Regering van 27 mei 2014 en 13 juli 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° het eerste en het tweede punt worden opgeheven.
2° in punt 3 worden de tabellen, opgenomen in de punten A en B, vervangen door volgende tabellen :
"A. Uitlogingsproef :
Parameters | Drempel- waarde | Eenheden | Analytische methode |
<td colspan="4" valign="top">Metalen
Sb | 0,3 | mg/kg D.S. (1) | EN ISO 15586 NBN EN ISO 11885 NBN EN ISO 17294-1 NBN EN ISO 17294-2 Bereidingsmethodes in associatie met ISO15587-1 en 15587-2 |
Al | 2 000 | mg/kg D.S. | EN ISO 15586 NBN EN ISO 11885 NBN EN ISO 17294-1 NBN EN ISO 17294-2 Bereidingsmethodes in associatie met ISO15587-1 en 15587-2 |
As (tot) | 0,8 | mg/kg D.S. | ISO 17378-2 |
Cd | 0,03 | mg/kg D.S. | EN ISO 15586 NBN EN ISO 11885 NBN EN ISO 17294-1 NBN EN ISO 17294-2 Bereidingsmethodes in associatie met ISO15587-1 en 15587-2 |
Co | 0,25 | mg/kg D.S. | EN ISO 15586 NBN EN ISO 11885 NBN EN ISO 17294-1 NBN EN ISO 17294-2 Bereidingsmethodes in associatie met ISO15587-1 en 15587-2 |
Cr (tot) | 0,5 | mg/kg D.S. | ISO 9174 |
Cr (VI) | 0,05 | mg/l | ISO 11083 NBN EN ISO 18412 |
Cu | 5,0 | mg/kg D.S. | EN ISO 15586 NBN EN ISO 11885 NBN EN ISO 17294-1 NBN EN ISO 17294-2 Bereidingsmethodes in associatie met ISO15587-1 en 15587-2 |
Hg | 0,02 | mg/kg D.S. | NBN EN ISO 12846 NBN EN ISO 17852 |
Pb | 2,2 | mg/kg D.S. | EN ISO 15586 NBN EN ISO 11885 NBN EN ISO 17294-1 NBN EN ISO 17294-2 Bereidingsmethodes in associatie met ISO15587-1 en 15587-2 |
Mo | 1,8 | mg/kg D.S. | EN ISO 15586 NBN EN ISO 11885 NBN EN ISO 17294-1 NBN EN ISO 17294-2 Bereidingsmethodes in associatie met ISO15587-1 en 15587-2 |
Ni | 1,8 | mg/kg D.S. | EN ISO 15586 NBN EN ISO 11885 NBN EN ISO 17294-1 NBN EN ISO 17294-2 Bereidingsmethodes in associatie met ISO15587-1 en 15587-2 |
Ti | 2,4 | mg/kg D.S. | EN ISO 15586 NBN EN ISO 11885 NBN EN ISO 17294-1 NBN EN ISO 17294-2 Bereidingsmethodes in associatie met ISO15587-1 en 15587-2 |
Zn | 4,0 | mg/kg D.S. | EN ISO 15586 NBN EN ISO 11885 NBN EN ISO 17294-1 NBN EN ISO 17294-2 Bereidingsmethodes in associatie met ISO15587-1 en 15587-2 |
<td colspan="4" valign="top">Alkaline
K | 1 700 | mg/kg D.S. | NBN EN ISO 11885 Bereidingsmethodes in associatie met ISO15587-1 en 15587-2 |
<td colspan="4" valign="top">Zouten
Cl. | 6 000 | mg/kg D.S. | NBN EN ISO 10304-1 |
CN- | 0,2 | mg/kg D.S. | NBN EN ISO 14403-2 |
F- | 20,0 | mg/kg D.S. | NBN EN ISO 10304-1 |
SO42- | 4 000 | mg/kg D.S. | NBN EN ISO 10304-1 |
<td colspan="4" valign="top">Overige parameters (5)
B. Proeven op de samenstelling van het brutostaal:
Parameters | Drempel- waarde | Eenheden | Analytische methode |
<td colspan="4" valign="top">Organische verbindingen (2)
Extraheerbare koolwaterstoffen (C10 à C40) | 1 500 | mg/kg D.S. | ISO 16703 NBN EN 14039 |
EOX (4) | 7,0 | mg/kg D.S. | NBN EN 6979 |
MAK's (BTEX) | 2,1 | mg/kg D.S. | NBN EN ISO 15009 NBN EN ISO 22155 |
Totale APK's (6 van Borneff) | 4,3 | mg/kg D.S. | ISO 13877 NBN EN 15527 ISO 18287 |
Totale PCB's(28,52,101,118,138,153,180) | 0,2 | mg/kg D.S. | ISO 10382 EN 15308 EN 16167 |
<td colspan="4" valign="top">Overige parameters (5)
".
Art.48. In hetzelfde besluit wordt bijlage III, gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 13 juli 2017, wordt 1 vervangen als volgt:
" Bijlage III. - Proef voor de kwaliteitswaarborg van afvalstoffen voor sommige specifieke gebruiken en voor de behandelde bodemassen en behandelde afgeleiden ervan, vermengd met een hydraulisch bindmiddel.
A. Uitlogingsproef :
Deze proef wordt uitgevoerd met norm NBN EN 12457-2 of 4 voor onderstaande parameters en moet door een erkend laboratorium worden verricht:
Parameters | Drempel- waarde | Eenheden | Analytische methode |
PH | 7 - 12 | | NBN EN ISO 10523 |
Geleidbaarheid | 6 000 | µS/cm | ISO 7888 |
<td colspan="4" valign="top">Metalen
[<font color="red">1</font> Sb]<font color="red">1</font> | 0,2 | mg/l | EN ISO 15586 NBN EN ISO 11885 NBN EN ISO 17294-1 NBN EN ISO 17294-2 Bereidingsmethodes in associatie met ISO15587-1 en 15587-2 |
Al | 2 000 | mg/l | EN ISO 15586 NBN EN ISO 11885 NBN EN ISO 17294-1 NBN EN ISO 17294-2 Bereidingsmethodes in associatie met ISO15587-1 en 15587-2 |
As (tot) | 0,1 | mg/l | ISO 17378-2 |
Cd | 0,1 (*) | mg/l | EN ISO 15586 NBN EN ISO 11885 NBN EN ISO 17294-1 NBN EN ISO 17294-2 Bereidingsmethodes in associatie met ISO15587-1 en 15587-2 |
Co | 0,1 | mg/l | EN ISO 15586 NBN EN ISO 11885 NBN EN ISO 17294-1 NBN EN ISO 17294-2 Bereidingsmethodes in associatie met ISO15587-1 en 15587-2 |
Cr (VI) | 0,1 (*) | mg/l | ISO 11083 NBN EN ISO 18412 |
Cu | 2,0 (*) | mg/l | EN ISO 15586 NBN EN ISO 11885 NBN EN ISO 17294-1 NBN EN ISO 17294-2 Bereidingsmethodes in associatie met ISO15587-1 en 15587-2 |
Hg | 0,02 (*) | mg/l | NBN EN ISO 12846 NBN EN ISO 17852 |
Pb | 0,2 (*) | mg/l | EN ISO 15586 NBN EN ISO 11885 NBN EN ISO 17294-1 NBN EN ISO 17294-2 Bereidingsmethodes in associatie met ISO15587-1 en 15587-2 |
Mo | 0,15 | mg/l | EN ISO 15586 NBN EN ISO 11885 NBN EN ISO 17294-1 NBN EN ISO 17294-2 Bereidingsmethodes in associatie met ISO15587-1 en 15587-2 |
Ni | 0,2 (*) | mg/l | EN ISO 15586 NBN EN ISO 11885 NBN EN ISO 17294-1 NBN EN ISO 17294-2 Bereidingsmethodes in associatie met ISO15587-1 en 15587-2 |
Ti | 2,0 | mg/l | EN ISO 15586 NBN EN ISO 11885 NBN EN ISO 17294-1 NBN EN ISO 17294-2 Bereidingsmethodes in associatie met ISO15587-1 en 15587-2 |
Zn | 0,9 (*) | mg/l | EN ISO 15586 NBN EN ISO 11885 NBN EN ISO 17294-1 NBN EN ISO 17294-2 Bereidingsmethodes in associatie met ISO15587-1 en 15587-2 |
<td colspan="4" valign="top">Stikstofverbindingen
NO22- | 3,0 | mg/l | NBN EN ISO 10304-1 ISO 15923-1 NBN EN ISO 13395 |
NH4+ | 50,0 | mg/l | NBN EN ISO 11732 ISO 15923-1 |
<td colspan="4" valign="top">Zouten
Cl. | 500,0 | mg/l | NBN EN ISO 10304-1 |
CN- | 0,46 | mg/kg D.S. (1) | NBN EN ISO 14403-2 |
F- | 5,0 | mg/l | NBN EN ISO 10304-1 |
SO42- | 1 000,0 | mg/l | NBN EN ISO 10304-1 |
<td colspan="4" valign="top">Overige parameters (4)
<td colspan="4" valign="top">(<font color="red">1</font>)<BWG <a href="/cgi_loi/article.pl?language=nl&lg_txt=n&cn_search=2018120643" target="_blank">2018-12-06/43</a>, art. 140, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
(*) som van de concentratie van deze metalen moet lager zijn dan 5 mg/l
B. Proef op de samenstelling van het brutostaal:
Parameters | Drempel- waarde | Eenheden | Analytische methode |
<td colspan="4" valign="top">Organische verbindingen (2)
Extraheerbare koolwaterstoffen (C10 à C40) | 1 500 | mg/kg D.S. | ISO 16703 NBN EN 14039 |
EOX (3) | 7 | mg/kg D.S. | NBN 6979 |
<td colspan="4" valign="top">Overige parameters (4)
Opmerkingen:
(1) D. S. : droge stoffen.
(2) enkel uit te voeren als hun aanwezigheid duidelijk wordt via gaschromatografie-massaspectrometrie (GCMS).
(3) extraheerbare halogeenhoudende koolwaterstoffen.
(4) de administratie kan, bij de behandeling van de aanvraag, vragen naar de bepaling van organieke of inorganieke bijzondere elementen of verbindingen.".
Art.49. In hetzelfde besluit wordt bijlage III, gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 13 juli 2017, vervangen als volgt:
(Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 12-10-2018, p. 77869)
Art.50. In hetzelfde besluit wordt bijlage VI, gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 13 juli 2017, vervangen als volgt:
(Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 12-10-2018, p. 77876)
Afdeling 4. - Wijzigingen in het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 2002 tot bepaling van de lijst van de aan een milieueffectstudie onderworpen projecten en van de ingedeelde installaties en activiteiten
Art.51.In bijlage I bij het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 2002 tot bepaling van de lijst van de aan een milieueffectstudie onderworpen projecten en van de ingedeelde installaties en activiteiten, vervangen door het besluit van de Waalse Regering van 11 juli 2013 en gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 24 april 2014, worden volgende wijzigingen aangebracht:
1° Er wordt een punt 14.91 ingevoegd, luidend als volgt :
Nummer - Installatie of activiteit | Klasse | EIE | Te raadplegen organen | DEELFACTOREN |
| | | | ZH | ZHR | ZI |
14.91 Opvullen van gebieden van aanhorigheden van ontginningsinstallaties in de zin van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling, met exogene grond en exogene natuursteenachtige materialen (*). Onder opvullen wordt de verwerkingsverrichting verstaan, waarbij grond en natuursteenachtige materialen gebruikt worden om uitgegraven gebieden of, bij ingenieurswerken, landschappelijke inrichtingswerken in oorspronkelijke staat te herstellen | | | | | | |
14.91.01 in de gevallen die niet onder rubriek 14.91.02 vallen | 2 | | DSD- DNF | | | |
14.91.02 Wanneer de grondopvulling geheel of gedeeltelijk onder het natuurlijk niveau van de grondwaterlaag geschiedt of de 500.000 m3 te boven gaat. | 1 | X | DSD- AWAC - DESO - DNF | | | |
[Voetnoot :] "(*)*Daarmee worden volgende verwerkbare afvalstoffen bedoeld:
Grond :
[2 Tot [3 30 april 2020]3]2, niet besmette grond en grond van bieten en andere groenteproducties, in overeenstemming met de verwerkingsomstandigheden, de kenmerken en de gebruikswijzen van grond als bedoeld in bijlage 1 bij het besluit van 14 juni 2001 waarbij de benutting van sommige afvalstoffen begunstigd wordt;
Vanaf [3 1 mei 2020]3, grond die in overeenstemming is met de gebruiksvoorwaarden vastgesteld in het besluit van 5 juli 2018 betreffende beheer en traceerbaarheid van grond en tot wijziging van verscheidene bepalingen terzake;
Onvervuilde, niet-metaalhoudende natuursteenachtige stoffen die niet in reactie zouden kunnen treden met het omgevend milieu of de omgeving, uit de ontginningsnijverheid, uit de aanleg van sites of civieltechnische werken, overeenkomstig bijlage 1 van het besluit van 14 juni 2001 waarbij de benutting van sommige afvalstoffen bevorderd wordt (code 010102);
Zavel geproduceerd bij de bewerking van natuursteen, overeenkomstig bijlage 1 bij het besluit van 14 juni 2001 waarbij de benutting van sommige afvalstoffen bevorderd wordt (code 010409I)".
2° Er wordt een rubriek 90.28 ingevoegd, luidend als volgt :
Nummér - Installatie of activiteit | Klasse | EIE | Te raadplegen organen | DEELFACTOREN | | |
| | | | ZH | ZHR | ZI |
90.28 Opvullen in alle gebieden van het gewestplan, behoudens gebieden van aanhorigheden van ontginningsinstallaties in de zin van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling, met exogene grond en exogene natuursteenachtige materialen. Onder opvullen wordt de verwerkingsverrichting verstaan, waarbij grond en natuursteenachtige materialen (**) gebruikt worden om uitgegraven gebieden of, bij ingenieurswerken, landschappelijke inrichtingswerken in oorspronkelijke staat te herstellen 90.28.01. Opvullen middels grond en natuursteenachtige materialen, in overeenstemming met het soort gebruik van het terrein. | | | | | | |
[1 90.28.01.01]1 Wanneer het totaalvolume hoger is dan 1.000 m3 en lager is dan of gelijk is aan 10.000 m3. | 3 | | | | | |
[1 90.28.01.02]1 Wanneer het totaalvolume hoger is dan 10.000 m3 en lager is dan of gelijk is aan 500.000 m3. | 2 | | DSD | | | |
[1 90.28.01.03]1 Wanneer de grondopvulling geheel of gedeeltelijk onder het natuurlijk niveau van de grondwaterlaag geschiedt of de 500.000 m3 te boven gaat. | 1 | X | DSD- AWAC - DESO - DNF | | | |
90.28.02 Opvullen met grond en natuursteenachtige materialen (**) in gebruiksgebied van type I, II of IV ter afwijking van de algemene gebruiksregels van de afgegraven grond volgens het type gebruik, overeenkomstig artikel 15 van het besluit van de Waalse Regering van 5 juli 2018 betreffende het beheer en de traceerbaarheid van grond en tot wijziging van verscheidene bepalingen terzake (* * *). | | | | | | |
90.28.02.01 Wanneer het totaalvolume lager is dan of gelijk is aan 100.000 m3. | 2 | | DSD | | | |
90.28.02.02 Wanneer de grondopvulling geheel of gedeeltelijk onder het natuurlijk niveau van de grondwaterlaag geschiedt of de 100.000 m3 te boven gaat. | 1 | X | DSD- AWAC - DESO - DNF | | | |
(1)<BWG 2018-12-06/43, art. 141, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2019> |
[Voetnoot :] " (**)
Daarmee worden volgende verwerkbare afvalstoffen bedoeld:
Grond :
[2 Tot [3 30 april 2020]3]2, grond in overeenstemming met de verwerkingsomstandigheden, de kenmerken en de gebruikswijzen van de grond bedoeld in bijlage 1 bij het besluit van de Waalse Regering van 14 juni 2001 waarbij de nuttige toepassing van sommige afvalstoffen bevorderd wordt
Vanaf [3 1 mei 2020]3, grond die in overeenstemming is met de gebruiksvoorwaarden vastgesteld in het besluit van 5 juli 2018 betreffende beheer en traceerbaarheid van grond en tot wijziging van verscheidene bepalingen terzake;
Onvervuilde, niet-metaalhoudende natuursteenachtige stoffen die niet in reactie zouden kunnen treden met het omgevend milieu of de omgeving, uit de ontginningsnijverheid, uit de aanleg van sites of civieltechnische werken, overeenkomstig bijlage 1 van het besluit van 14 juni 2001 waarbij de benutting van sommige afvalstoffen bevorderd wordt (code 010102);
Zavel geproduceerd bij de bewerking van natuursteen, overeenkomstig bijlage 1 bij het besluit van 14 juni 2001 waarbij de benutting van sommige afvalstoffen bevorderd wordt (code 010409I)".
(* * *) wanneer een afwijking van het gebruik nodig is, valt de site in zijn geheel onder rubriek 90.28.02 ".
(2)
(3)
Afdeling 5. - Wijziging in het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 2002 betreffende de procedure en diverse maatregelen voor de uitvoering van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning
Art.52.Artikel 2 van het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 2002 betreffende de procedure en diverse maatregelen tot uitvoering van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning, voor het laatst gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 10 december 2015, wordt aangevuld met volgend lid :
" Indien de milieuvergunningsaanvraag betrekking heeft op de verwerking van grond en natuursteenachtige stoffen als bedoeld in de rubrieken 14.91 of 90.28 van bijlage I bij het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 2002 tot bepaling van de lijst van de aan een effectonderzoek onderworpen projecten en van de ingedeelde installaties en activiteiten, bevat ze, naast de gegevens van het formulier bedoeld in het eerste lid, de gegevens opgenomen in [1 bijlage XXXV]1 bij dit besluit. ".
----------
(1)
Art.53.Artikel 30 van hetzelfde besluit, voor het laatst gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 10 december 2015, wordt aangevuld met volgend lid :
" Indien de globale vergunningsaanvraag betrekking heeft op de verwerking van grond en natuursteenachtige stoffen als bedoeld in de rubrieken 14.91 of 90.28.01 of 90.28.02 van bijlage I bij het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 2002 tot bepaling van de lijst van de aan een effectonderzoek onderworpen projecten en van de ingedeelde installaties en activiteiten, bevat ze, naast de gegevens van het formulier bedoeld in het eerste lid, de gegevens opgenomen in [1 bijlage XXXV]1 bij dit besluit. ".
----------
(1)<BWG 2018-12-06/43, art. 143, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Art.54. Hetzelfde besluit wordt aangevuld met een bijlage XXXV, luidend als volgt :
" Bijlage XXXV.
Informatie met betrekking tot de verwerking van grond en steenachtige stoffen bedoeld in de rubrieken 14.91, 90.28.01 of 90.28.02.
Opmerkingen:
1° de aanvraag tot afwijking van de algemene gebruiksregels van de grond, bedoeld in deze bijlage, is gegrond op artikel 15 van het besluit van de Waalse Regering van 5 juli 2018 betreffende beheer en traceerbaarheid van grond en tot wijziging van verscheidene bepalingen terzake.
2° Het opvullen en het risico-onderzoek worden verstaan in de zin van het decreet van 1 maart 2018 betreffende bodembeheer en bodemsanering.
A. Opvullen met grond en natuursteenachtige stoffen van exogene oorsprong in de gebieden van aanhorigheden van ontginningsinstallaties in de zin van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling, zoals bedoeld in rubriek 14.91 van bijlage I bij het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 2002 tot bepaling van de lijst van de aan een effectonderzoek onderworpen projecten en van de ingedeelde installaties en activiteiten.
De aanvraag bevat, naast de gegevens die opgevraagd worden met het algemeen formulier van de aanvragen voor milieuvergunningen en globale vergunningen, volgende informatie:
1° de codes voor de verwerking van de betrokken afvalstoffen, onder volgende codes : 170504; 191302-TD; 020401-VEG2; 010102 en 010409I;
2° de plattegronden van de site waar de verwerking wordt verricht, met aangepast formaat, waarbij de soorten gebruik in feite en in rechte nader worden bepaald, evenals de synthese met het meest restrictieve soort gebruik, de ligging van de overwogen opvullingen;
3° de topografische profielen die het reliëf, in feite en zoals overwogen, aanschouwelijk kunnen maken;
4° het overwogen, op te vullen volume;
5° de altimetrie van de grondwaterlaag in rusttoestand;
6° de voorziene stromen (verkeer, reisroutes);
7° de doeleinden van de verrichting;
8° bij aanvraag tot afwijking van de algemene regels voor grondgebruik voor het soort gebruik, een risico-onderzoek per gebied vallend onder de afwijking.
B. Opvullen met grond en natuursteenachtige stoffen in overeenstemming met het soort gebruik in het gebied, in alle gebieden van het gewestplan, uitgezonderd in de gebieden van aanhorigheden van ontginningsinstallaties in de zin van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling, zoals bedoeld in rubriek 90.28.01 van bijlage I bij het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 2002 tot bepaling van de lijst van de aan een effectonderzoek onderworpen projecten en van de ingedeelde installaties en activiteiten.
De aanvraag bevat, naast de gegevens die opgevraagd worden met het algemeen formulier van de aanvragen voor milieuvergunningen en globale vergunningen, volgende informatie:
1° de codes voor de verwerking van de betrokken afvalstoffen, onder volgende codes : 170504, 191302-TD, 020401-VEG2, 010102 en 010409I;
2° de bestemmingen in het gewestplan;
3° de codes vermeld in het besluit van de Waalse Regering van 14 juni 2001 waarbij de benutting van sommige afvalstoffen begunstigd wordt;
4° de plattegronden van de site waar de verwerking wordt verricht, waarbij de soorten gebruik in feite en in rechte nader worden bepaald, evenals de synthese met het meest restrictieve soort gebruik, de ligging van de overwogen opvullingen;
5° de topografische profielen die het reliëf, in feite en zoals overwogen, aanschouwelijk kunnen maken;
6° het overwogen, op te vullen volume;
7° de altimetrie van de grondwaterlaag in rusttoestand;
8° de voorziene stromen (verkeer, reisroutes);
9° de doeleinden van de verrichting.
C. Opvullen met grond en natuursteenachtige stoffen in afwijking van de algemene gebruiksregels voor het soort gebruik, uitgezonderd in de gebieden van aanhorigheden van ontginningsinstallaties in de zin van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling met grond voor opvullingen, zoals bedoeld in rubriek 90.28.02 van bijlage I bij het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 2002 tot bepaling van de lijst van de aan een effectonderzoek onderworpen projecten en van de ingedeelde installaties en activiteiten.
De aanvraag bevat, naast de gegevens die opgevraagd worden met het algemeen formulier van de aanvragen voor milieuvergunningen en globale vergunningen, volgende informatie:
1° de bestemmingen in het gewestplan;
2° de codes voor de verwerking van de betrokken afvalstoffen, onder volgende codes : 170504, 191302-TD, 020401-VEG2, 010102 en 010409I;
3° de plattegronden van de site waar de verwerking wordt verricht, waarbij de soorten gebruik in feite en in rechte nader worden bepaald, evenals de synthese met het meest restrictieve soort gebruik, de ligging van de overwogen opvullingen;
4° de topografische profielen die het reliëf, in feite en zoals overwogen, aanschouwelijk kunnen maken;
5° het overwogen, op te vullen volume;
6° de altimetrie van de grondwaterlaag in rusttoestand;
7° de voorziene stromen (verkeer, reisroutes);
8° de doeleinden van de verrichting;
9° een risico-onderzoek per gebied vallend onder de afwijking.".
Art.55. In hetzelfde besluit wordt het opschrift van bijlage V aangevuld met volgende woorden (installaties en activiteiten bedoeld onder de rubrieken 90.21 tot 90.28)".
Afdeling 6. - Wijziging van het besluit van de Waalse Regering van 13 november 2003 betreffende de registratie van de ophalers en vervoerders van andere afval dan gevaarlijke afval
Art.56. In artikel 12 van het besluit van de Waalse Regering van 13 november 2003 betreffende de registratie van de ophalers en vervoerders van ander afval dan gevaarlijk afval, gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 13 juli 2017, worden volgende wijzigingen aangebracht:
a) onder 5° worden de woorden "het inzamelings-, voorbehandelings-, verwijderings- of valorisatiecentrum vervangen door de woorden" vervangen door de woorden "de installatie voor de inzameling, voorbehandeling, verwijdering of valorisatie en, in het geval van grond, verwerkingssites;
b) er wordt een nieuw lid toegevoegd, luidend als volgt :
"Wanneer van grondvervoer kennis wordt gegeven overeenkomstig het besluit van 5 juli 2018 betreffende het beheer en de traceerbaarheid van grond, wordt de vervoerder vrijgesteld van de verplichting tot jaarlijkse aangifte wat genoemde grond betreft. Hij houdt de kennisgevingen inzake grondverzet en de documenten voor grondvervoer ter beschikking van de administratie en van de ambtenaar belast met het toezicht.".
Afdeling 7. - Wijziging van het besluit van de Waalse Regering van 18 maart 2004 tot verbod van het storten van sommige afvalstoffen in een centrum voor technische ingraving en tot vaststelling van de criteria voor de aanvaarding van afvalstoffen in centra voor technische ingraving
Art.57. In artikel 1bis van het besluit van de Waalse Regering van 18 maart 2004 tot verbod van het storten van sommige afvalstoffen in een centrum voor technische ingraving en tot vaststelling van de criteria voor de aanvaarding van afvalstoffen in centra voor technische ingraving wordt punt 5) vervangen als volgt:
" 5) asbest in gebonden toestand : Asbest in een inerte niet verkruimelbare dragende materie zoals cementasbest;".
Art.58. Bijlage I bij hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 7 oktober 2010, wordt aangevuld met een tabel luidend als volgt:
Grenswaarde voor het totaalgehalte aan asbestvezels |
Parameters | Eenheid : mg / kg ms |
Totaal asbestvezelgehalte | Tc + 10 TL < 500 Tc = gehalte asbestvezels in gebonden toestand TL = gehalte asbestvezels in ongebonden toestand De verwijdering van afvalstoffen van meer dan 100 mg en minder dan 500 mg asbestvezels per kg droge materie, gehalte berekend volgens bovenstaande formule, wordt ondergeschikt gemaakt aan volgende aanvullende voorwaarde: deze afvalstoffen moeten dagelijks bedekt worden met een laag van minstens 0,5m andere aanvaardbare inerte (afval)stoffen |
Art.59. In bijlage IIIbis, A, tweede lid, punt 1, ingevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 7 oktober 2010, worden de woorden "en maximum 1000 mg/kg ms niet gebonden asbestvezels" ingevoegd tussen de woorden "gebonden asbest" en "bevatten" en worden de woorden "die afvalstoffen worden in plastic verpakt," ingevoegd na de woorden "aanwezigheid van asbest".
Afdeling 8. - Wijziging in Boek I van het Milieuwetboek
Art.60. In artikel R.90 van Boek I van het Milieuwetboek, vervangen bij het besluit van de Waalse Regering van 23 juni 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
a) de woorden "bedoeld onder de punten 1 tot 6° " worden vervangen door de woorden "1° tot 6° bis";
b) het wordt aangevuld met een punt 6° bis, luidend als volgt:
"6° bis het decreet van 1 maart 2018 betreffende bodembeheer en bodemsanering;".
Art.61. In artikel R.93 van hetzelfde Boek, ingevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 5 december 2008, worden de woorden "en de desbetreffende uitvoeringsbesluiten" vervangen door de woorden ", in artikel 5 van het decreet van 1 maart 2018 betreffende het bodembeheer en de bodemsanering, en de desbetreffende uitvoeringsbesluiten".
Afdeling 7. - Wijziging in het reglementair deel van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling
Art.62. In artikel R.II.33-1 van het reglementair deel van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling worden volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 1, lid 2 worden de woorden "of onder rubriek 90.21.01" ingevoegd na de woorden "onder rubriek 90.21.01";
2° in paragraaf 1, wordt het derde lid vervangen door volgende bepaling :
" Voor de verwerking kunnen worden toegelaten :
Conforme grond tegen de gebruiksvoorwaarden bepaald bij het besluit van de Waalse Regering van 5 juli 2018 betreffende beheer en traceerbaarheid van grond en tot wijziging van verscheidene bepalingen terzake;
Natuursteenachtige materialen in overeenstemming met bijlage 1 bij het besluit van 14 juni 2001 waarbij de benutting van sommige afvalstoffen bevorderd wordt (code 010102)";
Zavel geproduceerd bij de bewerking van natuursteen, in overeenstemming met de verwerkingsvoorwaarden bedoeld in bijlage 1 bij het besluit van 14 juni 2001 waarbij de benutting van sommige afvalstoffen bevorderd wordt (code 010409I);
De beperkte mechanische activiteiten zoals het sorteren, het zeven en/of het fijn zeven zijn toelaatbaar voor zover ze nodig zijn en een randvoorwaarde vormen voor de ter plaatse vergunde verwerking.";
3° in paragraaf 2 wordt punt 3° aangevuld met volgende woorden: " behoudens in het geval waarin een vergunning voor het samenbrengen en voorbehandelen van inerte afvalstoffen of tot toelating van bodemreliëfwijziging met gebruikmaking van exogene stoffen is verstrekt voor inwerkingtreding van dit Wetboek".
HOOFDSTUK VIII. - Overgangs- en slotbepalingen
Art.63.De gebruikscertificaten, verstrekt voor de verwerking van grond en ontsmette grond overeenkomstig het besluit van de Waalse Regering van 14 juni 2001 waarbij de benutting van sommige afvalstoffen begunstigd wordt, blijft geldig tot en met [2 30 april 2020]2.
----------
(1)<BWG 2018-12-06/43, art. 144, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
(2)<BWG 2019-10-25/02, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 25-10-2019>
Art.63/1.[1 § 1. Tot [2 30 juni 2021]2 wordt uitgegraven grond die rechtstreeks wordt vervoerd naar een inrichting waarvoor een vergunning is afgegeven en die onderworpen is aan een kwaliteitscontrole overeenkomstig hoofdstuk II, vrijgesteld van kwaliteitscontrole alvorens de plaats van herkomst te verlaten. In dit geval is artikel 27, § 1, tweede lid, niet van toepassing.
§ 2. De opdrachtgever van een werf waarvan de kennisgeving van de opdracht, met uitzondering van de kader-overeenkomsten en de daaruit voortvloeiende opdrachten, vóór 1 mei 2020 plaatsvindt en die op 1 mei 2020 niet over een controlecertificaat van de grondkwaliteit beschikt, kan kiezen voor de toepassing van de reglementaire bepalingen inzake waardevolle benutting van grond die vóór 1 mei 2020 van kracht is. Hij moet vóór 1 juni 2020 een voorafgaande aangifte indienen bij de administratie volgens de procedures die op het milieuportaal van Wallonië zijn gepubliceerd.
De opdrachtgever van een werf van een overheidsopdracht die voortvloeit uit een kader-overeenkomst waarvan de opdracht voor de aanvang van de werkzaamheden vóór 1 mei 2020 is gegeven en die niet beschikt over een controlecertificaat van de grondkwaliteit op 1 mei 2020, kan kiezen voor de toepassing van de reglementaire bepalingen inzake waardevolle benutting van grond die vóór 1 mei 2020 van kracht zijn. Hij moet vóór 1 juni 2020 een voorafgaande aangifte indienen bij de administratie volgens de procedures die op het milieuportaal van Wallonië zijn gepubliceerd.
De aangifte bevat de volgende gegevens :
1° de identiteit van de opdrachtgever en zijn contactgegevens en, in het geval van een rechtspersoon, het maatschappelijk doel, de rechtsvorm, en de naam, de juridische band, het telefoonnummer en het e-mailadres van een contactpersoon;
2° het adres van de werf en de kadastrale referentie van de uitgegraven percelen;
3° het bewijs van de datum van de opdracht om met de werkzaamheden te beginnen;
4° de aanduiding in volle letters dat de opdrachtgever kiest voor de toepassing van de regeling voor de waardevolle benutting van grond als bedoeld in bijlage 1 van het besluit van 14 juni 2001 waarbij de nuttige toepassing van sommige afvalstoffen bevorderd wordt, zoals die vóór 1 mei 2020 van kracht was, voor een periode die niet langer is dan 31 oktober 2020, en dat hij het betrokken bedrijf belast met de werken hiervan op de hoogte stelt, onverminderd het recht van de ontvangende site om een kwaliteitscontrole op de grond te eisen of uit te voeren;
5° de datum en de handtekening van de opdrachtgever.
De aangifte zorgt ervoor dat men wordt vrijgesteld van de toepassing van de hoofdstukken II tot en met VI van dit besluit voor de afvoer van de grond, tot 31 oktober 2020.
Voor de opdrachtgever die de aangifte heeft ingediend, blijven de gebruikscertificaten, verstrekt voor de verwerking van grond en ontsmette grond overeenkomstig het besluit van de Waalse Regering van 14 juni 2001 waarbij de benutting van sommige afvalstoffen begunstigd wordt, geldig tot en met 31 oktober 2020, voor de werven waarop de aangifte betrekking heeft.]1
----------
(1)
(2)
Art.63/2. [1 De geldigheidsduur van de afgegeven getuigschriften voor de controle op de grondkwaliteit, die twee jaar bedraagt, wordt overeenkomstig artikel 10 van dit besluit verlengd tot vijf jaar.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2021-06-17/27, art. 30, 009; Inwerkingtreding : 30-06-2021>
Art.64.Overeenkomstig artikel 127, § 2, van het decreet treedt artikel 5 van het decreet in werking op 1 september 2018.
De artikelen 29 tot 33, 44, 45, 47 2°, [1 48, 51 tot 55]1 van dit besluit treden in werking op 1 september 2018.
[2 Het tweede lid van paragraaf 1 van artikel 27 treedt in werking op 1 mei 2020.]2
De andere bepalingen van dit besluit treden in werking op [3 1 mei 2020]3 [5 onverminderd artikel 63/1, § 2]5.
In de overeenkomstig artikel 51 milieuvergunningsplichtige gevallen gelden de stedenbouwkundige vergunningen, uitgereikt voor 1 september 2018, als globale vergunning tot hun vervaldatum in de zin van artikel D.IV.84 van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling.
Tot [3 30 april 2020]3 worden in de installaties of bij de activiteiten voor verwerking van grond en natuurlijke grondstoffen bedoeld in artikel 51, de verwerkingsomstandigheden, de kenmerken en de grondgebruikswijzen, bepaald in bijlage 1 bij het besluit van de Waalse Regering van 14 juni 2001 waarbij de nuttige toepassing van sommige afvalstoffen bevorderd wordt, toegepast.
[6 Artikel 14, paragraaf 1, tweede lid, treedt in werking op 1 januari 2022.]6
----------
(1)<BWG 2018-12-06/43, art. 145, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
(2)<BWG 2019-02-28/16, art. 27 , 004; Inwerkingtreding : 15-04-2019>
(3)<BWG 2019-10-25/02, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 25-10-2019>
(4)<BWG 2020-04-30/29, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 01-05-2020>
(5)<BWG 2020-04-30/30, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 01-05-2020>
(6)<BWG 2021-06-17/27, art. 31, 009; Inwerkingtreding : 30-06-2021>
Art.65. De Minister is belast met de uitvoering van dit besluit.
BIJLAGEN.
Art. N.(Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 12-10-2018, p. 77885)
Gewijzigd door:
<BWG 2021-06-17/27, art. 32-38, 009; Inwerkingtreding : 30-06-2021>