Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

10 NOVEMBER 2010. - Besluit van de Waalse Regering tot bepaling van de integrale voorwaarden voor vaste frituren



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied en begripsomschrijving
Art. 1-2
HOOFDSTUK II. - Uitbating
Art. 3-5
HOOFDSTUK III. - Water
Afdeling 1. - Voorwaarden voor het lozen van afvalwater in de gewone oppervlaktewateren en in de kunstmatige afvoerwegen.
Art. 6
Afdeling 2. - Voorwaarden voor het lozen van afvalwater in openbare rioleringen
Art. 7-8
HOOFDSTUK IV. - Ongevallen- en brandpreventie
Art. 9-10
HOOFDSTUK V. - Lucht
Art. 11-12
HOOFDSTUK VI. - Controle
Art. 13
HOOFDSTUK VII. - Opheffings-, overgangs- en slotbepalingen
Art. 14-16
BIJLAGE.
Art. N



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1976080312 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied en begripsomschrijving
Artikel 1. Deze integrale voorwaarden zijn van toepassing op de vaste frituren bedoeld in rubriek 55.30.02 van bijlage I bij het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 2002 tot bepaling van de lijst van de aan een milieueffectstudie onderworpen projecten en van de ingedeelde installaties en activiteiten.

Art.2. Voor de toepassing van deze voorschriften wordt verstaan onder bestaande inrichting elke inrichting die behoorlijk aangegeven is voor de inwerkingtreding van dit besluit.

HOOFDSTUK II. - Uitbating
Art.3. De uitbater stelt voldoende afvalbakken of geschikte containers ter beschikking van zijn klanten om het sorteren van recycleerbare en valoriseerbare afval te bevorderen.
  Er wordt op zijn minst gezorgd voor de gescheiden inzameling van de verpakkingen, met name kunststofflessen, metalen verpakkingen en drankkartons. De onderstaande pictogrammen, op blauwe achtergrond, worden gebruikt voor de identificatie van de afvalbakken of de containers die voor de gescheiden inzameling van verpakkingsafval bestemd zijn.
  (Pictogrammen niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 29-11-2010, p. 73261)

Art.4. De uitbater plakt op een voor alle klanten zichtbare plaats een affiche (minimum A4) aan waarvan het model in de bijlage opgenomen is, om erop te wijzen dat het verboden is alle soorten afval elders te werpen dan in de daartoe voorziene afvalbakken of containers.

Art.5. De afgewerkte frituuroliën en -vetten worden opgeslagen op een plek waartoe alleen de uitbater of zijn afgevaardigde en de geregistreerde afvalophaler toegang hebben.
  De afgewerkte frituuroliën en -vetten mogen niet op de openbare weg opgeslagen worden.

HOOFDSTUK III. - Water
Afdeling 1. - Voorwaarden voor het lozen van afvalwater in de gewone oppervlaktewateren en in de kunstmatige afvoerwegen.
Art.6. De inrichtingen die minder dan 700 kg aardappelen per dag verwerken en hun huishoudelijk afvalwater in gewoon oppervlaktewater en in kunstmatige afvoerwegen lozen voldoen aan de volgende voorwaarden :
  - de pH van het geloosde water ligt tussen 6.5 en 9. Als het geloosde water voortkomt uit het gebruik van gewoon oppervlaktewater of van grondwater, kan de natuurlijke pH van dat water, indien hij hoger is dan 9 of lager is dan 6.5, aanvaard worden als grenswaarde van de pH van het geloosde water;
  - de temperatuur bedraagt hoogstens 30° C;
  - het gehalte aan BZV5 over 5 dagen mag niet hoger zijn dan 50 mg zuurstof per liter;
  - de zuurstofbehoefte is niet hoger dan 360 mg/l;
  - het gehalte aan zwevende stoffen is niet hoger dan 60 mg per liter;
  - het gehalte aan bezinkbare stoffen bedraagt hoogstens 1.25 ml per liter (tijdens een statische bezinking van 2 uren);
  - het gehalte aan niet-polaire koolwaterstoffen is niet hoger dan 5 mg per liter;
  - het gehalte aan anionactieve, kationactieve en niet-ionogene wasmiddelen is niet hoger dan 3 mg per liter;
  - het geloosde water is vrij van oliën, vetten of andere zwevende stoffen waarvan duidelijk kan worden vastgesteld dat ze een zwevende laag vormen;
  - het geloosde water bevat geen gevaarlijke stoffen zoals bedoeld in de artikelen R.131 tot R.141 van Boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt.

Afdeling 2. - Voorwaarden voor het lozen van afvalwater in openbare rioleringen
Art.7. Het huishoudelijk afvalwater vloeit door een ontvetter alvorens in de riolering te worden geloosd.
  Deze bepaling is niet van toepassing op frituren die voedingsmiddelen en dranken enkel in wegwerpverpakkingen verkopen.

Art.8. De inrichtingen die minder dan 700 kg aardappelen per dag verwerken en hun huishoudelijk afvalwater in openbare rioleringen lozen voldoen aan de volgende voorwaarden :
  - de pH ligt tussen 6 en 9.5. Als het geloosde water voortkomt uit het gebruik van gewoon oppervlaktewater of van grondwater, kan de natuurlijke pH van dat water, indien hij hoger is dan 9 of lager is dan 6.5, aanvaard worden als grenswaarde van de pH van het geloosde water;
  - het gehalte aan zwevende stoffenis is niet hoger dan 1 000 mg per liter;
  - de diameter van de zwevende stoffen bedraagt niet meer dan 10 mm;
  - het gehalte aan bezinkbare stoffen bedraagt hoogstens 200 ml (tijdens een statische bezinking van 2 uren);
  - het gehalte aan met petroleumether extraheerbare stoffen is niet hoger dan 500 mg per liter;
  het geloosde water bevat geen opgelost ontvlambaar of ontplofbaar gas, noch producten die het vrijmaken van dergelijke gassen kunnen veroorzaken;
  - het geloosde water is vrij van de gevaarlijke stoffen bedoeld in de artikelen R.131 tot R.141 van Boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt;
  - het afvalwater bevat geen stoffen die :
  a) gevaar kunnen inhouden voor het personeel dat de rioleringen en installaties onderhoudt;
  b) de leidingen zouden kunnen beschadigen of verstoppen;
  c) de vlotte werking van de stuwings- en zuiveringsinstallaties zouden kunnen hinderen.

HOOFDSTUK IV. - Ongevallen- en brandpreventie
Art.9. Vóór de tenuitvoerlegging van het project en vóór elke wijziging van de plaats of de exploitatieomstandigheden die de risico's voor brand of voor de verspreiding ervan zouden kunnen wijzigen, raadpleegt de exploitant de territoriaal bevoegde brandweerdienst over de te treffen maatregelen en de aan te wenden uitrustingen inzake de preventie en de bestrijding van brand en ontploffingen, met inachtneming van de bescherming van de bevolking en het leefmilieu.

Art.10. Elke inrichting beschikt over een blusinstallatie met automatische of handbediening.
  Elke vaste frituurapparatuur is uitgerust met een voorziening voor de onderbreking van de energiebevoorrading.

HOOFDSTUK V. - Lucht
Art.11. De opening voor de afvoer van de damp en de wasem die tijdens het bakken ontstaan is niet voorzien van een kap en is uitgerust met een statische voorziening om de snelheid van de verticale uitstoot van de gassen (type venturi) te verhogen met het oog op een vlotte verticale verspreiding van de residuele vervuilende stoffen. De lucht wordt langs de schoorsteen uitgestoten tegen een snelheid van 7m/s of meer.

Art.12. De inrichting beschikt over een zuigkap die uitgerust is met een filtersysteem dat de damp en de wasem opvangt.

HOOFDSTUK VI. - Controle
Art.13. De uitbater ziet toe op de vlotte werking van de installaties bedoeld in de artikelen 11 en 12 en onderhoudt ze regelmatig overeenkomstig de voorschriften van de fabricant.
  De uitbater legt de facturen m.b.t. het onderhoud en de vervanging van de filters ter inzage van de toezichthoudende ambtenaar.

HOOFDSTUK VII. - Opheffings-, overgangs- en slotbepalingen
Art.14. De bepalingen van het koninklijk besluit van 3 augustus 1976 houdende algemeen reglement voor het lozen van afvalwater in de gewone oppervlaktewateren, in de openbare riolen en in de kunstmatige afvoerwegen voor regenwater zijn niet meer toepasselijk op de inrichtingen bedoeld in dit besluit.

Art.15. Dit besluit is uiterlijk zes maanden na de datum van inwerkingtreding van dit besluit van toepassing op de bestaande inrichtingen.
  In afwijking van het eerste lid :
  1° is artikel 7 uiterlijk twee jaar na de datum van inwerkingtreding van dit besluit van toepassing op de bestaande inrichtingen;
  2° is artikel 12 niet van toepassing op de bestaande inrichtingen zolang de aangifte ervan niet hernieuwd wordt.

Art.16. De Minister van Leefmilieu is belast met de uitvoering van dit besluit.

  Namen, 10 november 2010.
  De Minister-President,
  R. DEMOTTE
  De Minister van Leefmilieu, Ruimtelijke Ordening en Mobiliteit,
  Ph. HENRY

BIJLAGE.
Art. N.
  (Affiche voorzien in artikel 4 niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 29-11-2010, p. 73262)