Details





Titel:

12 APRIL 1965. - Wet betreffende het vervoer van gasachtige produkten en andere door middel van leidingen. (NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest, wat betreft de milieubescherming voor de in het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning bedoelde inrichtingen, bij DWG 1999-03-11/39, art. 175; Inwerkingtreding : 01-10-2002) (NOTA : Art. 9 ; 13 ; 15/1 gewijzigd met ingang op een onbepaalde datum bij W2014-05-08/23, art. 23; 27; 28, 035; Inwerkingtreding : onbepaald ) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 23-09-1987 en tekstbijwerking tot 03-04-2025)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Definities.
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Draagwijdte van deze wet.
Art. 2
HOOFDSTUK III. - (Bepalingen betreffende de vervoersvergunningen en de beheerders) <W 2005-06-01/33, art. 3, 011; Inwerkingtreding : 24-06-2005>
Afdeling 1-Vervoersvergunningen [1 ...]1 <Ingevoegd bij W 2005-06-01/33, art. 4; Inwerkingtreding : 24-06-2005>
Art. 3-7
Afdeling 2. - [1 Certificering en aanwijzing van de beheerders]1
Onderafdeling 1. - [1 Certificerings- en aanwijzingsprocedure van de beheerders - Definitief stelsel ]1
Art. 8
Onderafdeling 2. - Niet-definitief stelsel <Ingevoegd bij W 2005-06-01/33, art. 8; Inwerkingtreding : 24-06-2005>
Art. 8/1, 8/1bis
Onderafdeling 3. - Voorwaarden die de beheerders dienen na te leven <Ingevoegd bij W 2005-06-01/33, art. 10; Inwerkingtreding : 24-06-2005>
Art. 8/2, 8/3, 8/4, 8/5, 8/5bis, 8/6
HOOFDSTUK IV. - (Rechten en verplichtingen van de houder van een vervoersvergunning en van de beheerders) <W 2005-06-01/33, art. 16, 011; Inwerkingtreding : 24-06-2005>
Afdeling I. [1 Rechten en verplichtingen ingevolge de vervoervergunning, verklaring van openbaar nut en wijziging van het tracé]1
Art. 8/7, 9-15
Afdeling II. - Beheerder van het aardgasvervoersnet, beheerder van de opslaginstallatie voor aardgas en beheerder van de LNG-installatie <Ingevoegd bij W 2005-06-01/33, art. 19; Inwerkingtreding : 24-06-2005>
Art. 15/1, 15/2
Afdeling III. - [1 Gemeenschappelijke balancerings-onderneming]1
Art. 15/2bis, 15/2ter, 15/2quater, 15/2quinquies
Afdeling IV. [1 - Toegang tot niet-actieve infrastructuur met het oog op de aanleg van elektronische communicatienetwerken met hoge snelheid en coördinatie van civieltechnische werken]1
Art. 15/2sexies, 15/2septies, 15/2octies, 15/2novies, 15/2decies
HOOFDSTUK IVbis. - (Leveringsverunningen). <Ingevoegd bij W 1999-04-29/43, art. 11; Inwerkingtreding : onbepaald>
Art. 15/3, 15/4, 15/4bis, 15/4ter, 15/4quater
HOOFDSTUK IVbis. - (Toegang tot het aardgasvervoersnet, de opslaginstallaties voor aardgas en de LNG-installatie) <W 2005-06-01/33, art. 21, 011; Inwerkingtreding : 23-03-2006>
Art. 15/5, 15/5bis, 15/5ter
Art. 15/5ter Vlaams Gewest
Art. 15/5quater
Art. 15/5quater Vlaams Gewest
Art. 15/5quinquies
Art. 15/5quinquies Vlaams Gewest
Art. 15/5sexies, 15/5septies, 15/5octies, 15/5nonies, 15/5decies, 15/5undecies, 15/5duodecies, 15/6, 15/7, 15/8, 15/8bis, 15/9, 15/9bis
Art. 15/9bis Vlaams Gewest
HOOFDSTUK IVquater. - (Tarifering, openbare dienstverplichtingen, boekhouding). <Ingevoegd bij W 1999-04-29/43, art. 13; Inwerkingtreding : 24-10-2000>
Art. 15/10, 15/10bis, 15/10ter, 15/11, 15/11bis, 15/11ter, 15/12
HOOFDSTUK IVquinquies. - (Toezicht op de zekerheid van de aardgasbevoorrading) <W 2005-06-01/33, art. 33, 011; Inwerkingtreding : 01-04-2007>
Art. 15/13
HOOFDSTUK IVsexies. - (Reguleringsinstantie, geschillenregeling). <Ingevoegd bij W 1999-04-29/43, art. 15; Inwerkingtreding : onbepaald>
Art. 15/14, 15/14bis, 15/14ter, 15/14quater, 15/15, 15/16, 15/16bis, 15/17, 15/18, 15/18bis, 15/19
HOOFDSTUK IVsepties- Rechtsmiddelen tegen de beslissingen genomen door de Commissie. <Ingevoegd bij W 2005-07-27/32, art. 6; Inwerkingtreding : 01-02-2006>
Afdeling 1. - Geschillen die ressorteren onder de bevoegdheid van het [1 Marktenhof]1. <Ingevoegd bij W 2005-07-27/32, art. 6; Inwerkingtreding : 01-02-2006>
Art. 15/20
Afdeling 2. - Geschillen die ressorteren onder de bevoegdheid van de [1 Belgische Mededingingsautoriteit]1. <Ingevoegd bij W 2005-07-27/32, art. 6; Inwerkingtreding : 01-02-2006>
Art. 15/20bis, 15/21, 15/22
HOOFDSTUK IVocties. - Bevoegdheid tot schorsing door de Ministerraad. <Ingevoegd bij W 2005-07-20/41, art. 71; Inwerkingtreding : 01-02-2006>
Art. 15/23
HOOFDSTUK IVnovies. - Openbaarheid van de beslissingen van de Commissie. <Ingevoegd bij W 2005-07-20/41, art. 71; Inwerkingtreding : 01-02-2006>
Art. 15/24
HOOFDSTUK IVdecies. [1 - De Energienorm.]1
Art. 15/25
HOOFDSTUK IVundecies. [1 - Uitzonderlijke solidariteitsbijdrage van de beheerder van het aardgasvervoersnet.]1
Art. 15/26, 15/27, 15/28
HOOFDSTUK V. - [1 Uitvoering van de wet, de veiligheidsregels en Technische Codes voor de vervoerinstallaties]1
Art. 16
Art. 16 Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 17, 17/1, 17/2
HOOFDSTUK VI. - (Sancties). <W 1999-04-29/43, art. 18; Inwerkingtreding : 24-10-2000>
Art. 18, 18/1, 18/2, 18/3, 18/4, 18/5, 18/6, 19, 19bis, 20, 20/1, 20/1bis, 20/2, 20/3, 20/4, 20/5
HOOFDSTUK VII. - (Diverse bepalingen). <W 1999-04-29/43, art. 23; Inwerkingtreding : 24-10-2000>
Art. 21-25, 25bis
BIJLAGE.
Art. N



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

  1966031101  1966031102  1966031103  1966031104  1966031501  1966031502  1966031503  1966031504  1966031505  1966031506  1966031507  1966031508  1966031509  1967061502  1967061503  1967072508  1968022010  1969031406  1969050902  1971122701  1981000925  1981001681  1988011271  1991011020  1991011407  1993011196  1994011001  1994011002  1995000043  1997011048  1999000815  1999011187  1999011188  1999011189  1999011310  1999011461  2000011425  2001003611  2001011037  2001011057  2001011098  2001011258  2001011401  2001011522  2002003562  2002011058  2002011117  2002011118  2002011148  2002011199  2002011232  2002011388  2002011390  2002011419  2002011521  2003011180  2003011264  2003011304  2003011409  2003011599  2003011605  2003011610  2003011615  2003011618  2003022709  2004011034  2004011104  2004011127  2004011241  2004011347  2005011051  2005011078  2005011086  2005011523  2006011005  2006011021  2006011217  2006011543  2007011047  2007011115  2007011211  2007011212  2007011308  2007011311  2007011313  2007011329  2007011330  2007011350  2007011403  2008011185  2008011227  2008011383  2009011011  2009011132  2009011543  2009036165  2009036166  2009204592  2010011022  2010011122  2010011123  2010011496  2011011097  2011011287  2011011312  2011011469  2011202074  2012011459  2012011460  2012036245  2012201924  2013011022  2014011059  2014011216  2014011639  2014011640  2014011641  2014035480  2015011523  2015011533  2015018402  2016011142  2016011515  2016011554  2016018433  2016035421  2016035971  2016036167  2017010293  2017012580  2017012582  2017012583  2017012584  2017012874  2017020468  2017032235  2017040116  2018014159  2018015718  2019011492  2019011887  2019012038  2019015825  2019040774  2020016473  2020020743  2020031013  2020041911  2021022112  2021022113  2021022114  2021022724  2021034434  2021040211  2021040801  2022020447  2022020903  2022033124  2022033446  2022033447  2022033595  2022034752  2022040495  2022040927  2022041081  2022041166  2022041542  2022041543  2022041931  2022042374  2022042437  2022043495  2022043496  2022043500  2023041192  2023042690  2023043645  2023045237  2024004108  2024004548  2024006940 



Artikels:

HOOFDSTUK I. - Definities.
Artikel 1.<W 1999-04-29/43, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 24-10-2000> Voor de toepassing van deze wet moet worden verstaan onder :
  1° " gas " : elke brandstof die gasvormig is bij een temperatuur van 15 graden Celsius en onder een (absloute druk van 1,01325 bar); <W 2001-07-16/30, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 30-07-2001>
  2° [12 "aardgas": elke gasvormige brandstof die hoofdzakelijk bestaat uit methaan [16 ...]16, met inbegrip van vloeibaar aardgas, afgekort "LNG";]12
  3° " m3 " : genormaliseerde kubieke meter, zijnde de hoeveelheid droog rijk gas die, tegen een temperatuur van nul graden Celsius en onder absolute druk van 1,01325 bar, een volume van één kubieke meter inneemt;
  4° (...) <W 2005-06-01/33, art. 2, 3°, 011; Inwerkingtreding : 24-06-2005>
  5° " gasonderneming " : elke natuurlijke of rechtspersoon die gas produceert, vervoert, verdeelt, levert, aankoopt of opslaat of meerdere van deze werkzaamheden uitoefent, behalve eindafnemers;
  5°bis. [2 " aardgasonderneming " : natuurlijke persoon of rechtspersoon die ten minste een van de volgende functies vervult : productie, transmissie, distributie, telling, levering, aankoop of opslag van aardgas, met inbegrip van LNG, en die verantwoordelijk is voor de met deze functies verband houdende commerciële, technische en/of onderhoudswerkzaamheden, maar die geen eindafnemer is;]2
  [9 5° ter. "tussenpersoon": elke andere natuurlijke of rechtspersoon dan een producent of een distributienetbeheerder die gas koopt met het oog op de doorverkoop ervan;
   5° quater. "tussenpersoon inzake groepsaankopen": elke andere natuurlijke of rechtspersoon dan een leveringsonderneming die rechtstreeks of onrechtstreeks betrokken is bij het analyseren van contracten, bij het uitvoeren van prijsvergelijkingen waarbij al dan niet van contract kan worden veranderd, bij het samenbrengen van leveranciers en eindafnemers, bij het organiseren van groepsaankopen, bij het toewijzen van energieleveringen aan leveranciers en/of bij het sluiten van energiecontracten voor eindafnemers;]9
  6° " upstream-installaties " : alle leidingen en andere installaties gebouwd of geëxploiteerd als onderdeel van een olie- of aardgasproductieproject, of gebruikt om aardgas afkomstig van één of meer olie- of aardgasproductieplaatsen te vervoeren naar een verwerkingsinstallatie of - terminal of aanlandingsterminal;
  7° [2 " vervoer " : vervoer van aardgas alsook van biogas en gas voortkomend uit biomassa en andere types van gas in de zin van de bepalingen van artikel 2, § 4, door een net dat vooral bestaat uit hogedrukpijpleidingen, anders dan een upstreampijpleidingnet en dan het gedeelte van hogedrukpijpleidingen dat in de eerste plaats voor lokale aardgasdistributie wordt gebruikt, met het oog op de belevering van afnemers, de levering zelf niet inbegrepen;]2
  7°bis [2 ...]2;
  8° " vervoerinstallaties " : alle leidingen, met inbegrip van de directe leidingen en de upstream-installaties, en alle opslagmiddelen, LNG- installaties, gebouwen, machines en accessoire inrichtingen die bestemd zijn of gebruikt worden voor een van de in artikel 2, § 1, vermelde doeleinden;
  9° " vervoeronderneming " : elke natuurlijke of rechtspersoon die gasvervoer verricht;
  10° (" vervoersnet " : elk geheel van vervoersinstallaties dat geëxploiteerd wordt door één van de beheerders of door eenzelfde vervoersonderneming, met uitsluiting van de upstreaminstallaties en directe leidingen;) <W 2005-06-01/33, art. 2, 4°, 011; Inwerkingtreding : 24-06-2005>
  (10°bis " aardgasvervoersnet " : eenvervoersinstallatie uitsluitend voor het vervoer van aardgas [2 alsook van biogas en gas voortkomend uit biomassa of andere types van gas in de zin van de bepalingen van artikel 2, § 4,]2 en die geëxploiteerd wordt door de met het vervoer van aardgas belaste beheerder, met uitsluiting van de upstream-installaties;) <W 2005-06-01/33, art. 2, 5°, 011; Inwerkingtreding : 24-06-2005>
  11° " vervoervergunning " : de vergunning bedoeld in artikel 3;
  12° " gasdistributie " : de werkzaamheid die erin bestaat gas via plaatselijke pijpleidingnetten te leveren aan afnemers gevestigd op het grondgebied van één of meer bepaalde gemeenten (, de levering zelf niet inbegrepen); <W 2005-06-01/33, art. 2, 2°, 011; Inwerkingtreding : 24-06-2005>
  (12°bis " gasdistributie-installaties " : de leidingen, [2 de distributienetten,]2 de opslagmiddelen, de gebouwen, de machines en, in het algemeen, alle toestellen die nodig zijn voor de aardgasdistributie.) <W 2001-07-16/30, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 30-07-2001>
  13° [2 distributienetbeheerder" : een natuurlijke of rechtspersoon die, overeenkomstig de gewestelijke wetgevingen, de distributie verricht van en verantwoordelijk is voor de exploitatie, het onderhoud en, indien nodig, de ontwikkeling van een distributienet in een gegeven zone en, desgevallend, van de interconnecties met andere netten, en die belast is met het waarborgen van het netvermogen op lange termijn om aan een redelijke vraag naar gasdistributie te voldoen;]2
  14° (" aardgaslevering " : de verkoop, wederverkoop daaronder inbegrepen, aan klanten van aardgas, met inbegrip van LNG;) <W 2005-06-01/33, art. 2, 6°, 011; Inwerkingtreding : 24-06-2005>
  15° (" leveringsonderneming " : elke natuurlijke of rechtspersoon die de aardgaslevering verricht;) <W 2005-06-01/33, art. 2, 7°, 011; Inwerkingtreding : 24-06-2005>
  16° " leveringsvergunning " : de vergunning bedoeld in artikel 15/3;
  17° (" geïnterconnecteerd net " : elk samenstel van met elkaar verbonden vervoersnetten;) <W 2005-06-01/33, art. 2, 8°, 011; Inwerkingtreding : 24-06-2005>
  18° " directe leiding " : elke leiding voor gasvervoer die fysisch geen deel uitmaakt van het geïnterconnecteerd net;
  19° (" verwante onderneming " : een verbonden of geassocieerde onderneming in de zin van het Wetboek van vennootschappen [2 en/of een bedrijf dat aan dezelfde aandeelhouders toebehoort]2;) <W 2005-06-01/33, art. 2, 9°, 011; Inwerkingtreding : 24-06-2005>
  20° [3 "verbruikslocatie" : verbruiksinstallaties op een topografisch geïdentificeerde plaats, waarvan het aardgas dat dient voor hun bevoorrading wordt afgenomen van een aardgasvervoersnet, en/of van een distributienet en/of van een directe leiding door eenzelfde netgebruiker;]3
  21° " netgebruiker " : elke natuurlijke of rechtspersoon die levert aan of afneemt van het betrokken net;
  22° " afnemer " : elke eindafnemer, elke [2 distributienetbeheerder]2 en elke leveringsonderneming;
  23° " eindafnemer " : elke natuurlijke of rechtspersoon die gas koopt voor eigen gebruik [2 Elke eindafnemer is een in aanmerking komende afnemer]2;
  24° [4 "Verordening (EU) nr. 1227/2011" : de Verordening (EU) nr. 1227/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende de integriteit en transparantie van de groothandelsmarkt voor energie, alsmede de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen die de Europese Commissie op grond van deze verordening vaststelt;]4
  25° [2 Richtlijn 2009/73/EG " : de Richtlijn 2009/73/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas en tot intrekking van Richtlijn 2003/55/EG;]2
  [1 25°bis " Verordening (EG) nr. 715/2009 " : Verordening (EG) nr. 715/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende de voorwaarden voor de toegang tot aardgastransmissienetten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1775/2005;
   25°ter " Verordening (EU) nr. 994/2010 " : Verordening (EU) nr. 994/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2010 betreffende maatregelen tot veiligstelling van de gaslevering en houdende intrekking van Richtlijn 2004/67/EG;]1
  [2 25° bis " Verordening (EG) nr. 715/2009 " : Verordening (EG) nr. 715/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende de voorwaarden voor de toegang tot aardgastransmissienetten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1775/2005;
   25° ter " Verordening (EG) nr. 713/2009 " : Verordening (EG) nr. 713/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot oprichting van een Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators;
   " 25° quater " ACER " : Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators, ingesteld door Verordening (EG) nr. 713/2009;
   25° quinquies " Verordening (EU) nr. 994/2010" : de Verordening (EU) nr. 994/2010 van 20 oktober 2010 van het Europees Parlement en van de Raad betreffende maatregelen tot veiligstelling van de gaslevering en houdende intrekking van Richtlijn 2004/67/EG van de Raad;]2
  [5 25° sexies : "Verordening (EU) nr. 312/2014" : de Verordening (EU) nr. 312/2014 van de Commissie van 26 maart 2014 tot vaststelling van een netcode inzake gasbalancering van transmissienetten;]5
  26° " wet van 29 april 1999 " : de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt;
  (26bis " wet van 18 juli 1975 " : de wet van 18 juli 1975 betreffende het opsporen en exploiteren van ondergrondse bergruimten in situ bestemd voor het opslaan van gas; ";) <W 2005-06-01/33, art. 2, 11°, 011; Inwerkingtreding : 24-06-2005>
  27° " minister " : de federale minister bevoegd voor Energie;
  (27°bis " Bestuur Energie " : de Algemene Directie Energie van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie;) <W 2005-06-01/33, art. 2, 12°, 011; Inwerkingtreding : 24-06-2005>
  28° " Commissie " : de Commissie voor de regulering van de elektriciteit en het gas, bedoeld in artikel 15/14;
  29° [4 "FSMA" : Autoriteit voor financiële diensten en markten opgericht door de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten;]4
  [4 29° bis "Administratie Kwaliteit en Veiligheid" : de Algemene Directie Kwaliteit en Veiligheid van de Federale Overheidsdienst - Economie, K.M.O., Middenstand en Energie;]4
  30° " gedragscode " : de code vastgesteld in uitvoering van (artikel 15/5undecies); <W 2005-06-01/33, art. 2, 13°, 011; Inwerkingtreding : 24-06-2005>
  [4 30° bis "Technische Codes voor vervoerinstallaties" : de codes bedoeld in artikel 17, § 2, van deze wet;]4
  31° (beheerder van het aardgasvervoersnet " : de beheerder van het aardgasvervoersnet die werd aangewezen conform artikel 8 of artikel 8/1;) <W 2005-06-01/33, art. 2, 14°, 011; Inwerkingtreding : 24-06-2005>
  (32° " opslaginstallatie voor aardgas " : de installaties eigendom van en/of geëxploiteerd door een beheerder van de opslaginstallatie voor aardgas, gebruikt voor de opslag van aardgas, met inbegrip van de LNG-installaties specifiek gebruikt voor de opslag van aardgas; met uitsluiting van de opslaginstallaties gebruikt voor de productieactiviteiten, alsook de opslaginstallaties die uitsluitend voorbehouden zijn voor de beheerder van het aardgasvervoersnet voor de voltooiing van zijn taken;
  33° [2 beheerder van de opslag " : een natuurlijke of rechtspersoon die de opslag verzorgt en verantwoordelijk is voor de exploitatie van de opslaginstallatie;]2
  34° " LNG-installatie " : een terminal, eigendom van en/of geëxploiteerd door een beheerder van LNG-installatie, die voor het vloeibaar maken van aardgas, de invoer of de verlading, en de hervergassing van LNG gebruikt wordt, met inbegrip van ondersteunende diensten en de tijdelijke opslag van aardgas die nodig zijn voor het hervergassingsproces van LNG en de daaropvolgende doorlevering aan het aardgasvervoersnet met uitsluiting van de LNG-installaties specifiek gebruikt voor de opslag van aardgas;
  35° [2 " beheerder van de LNG-installatie " : iedere natuurlijke of rechtspersoon die aardgas vloeibaar maakt of de invoer, verlading of hervergassing van LNG verricht en die verantwoordelijk is voor het beheer van een LNG-installatie;]2
  36° " ondersteunende diensten " : alle diensten die nodig zijn voor de toegang tot de aardgasvervoers- en/of distributienetten en/of LNG-installaties en/of opslaginstallaties en voor de exploitatie ervan, met inbegrip van het opvangen van fluctuaties in systeembelasting en menging, maar uitgezonderd installaties die uitsluitend ten dienste staan van de beheerder van het aardgasvervoersnet bij de uitoefening van zijn functies;
  37° " opslag van aardgas in leidingen " : de aardgasopslag door samendrukking in de aardgasvervoersnetten en in de distributienetten voor aardgas, maar met uitsluiting van de installaties die voorbehouden zijn voor de beheerder van het aardgasvervoersnet bij de uitoefening van zijn functies;
  38° [2 " verticaal geïntegreerde onderneming " : aardgasbedrijf of groep van aardgasondernemingen waarin dezelfde persoon of dezelfde personen, direct of indirect, het recht hebben zeggenschap uit te oefenen en waarbij het bedrijf of de groep van bedrijven ten minste één van de functies van vervoer, distributie, LNG of opslag en ten minste één van de functies van productie of levering van aardgas verricht;]2
  39° " horizontaal geïntegreerde onderneming " : een onderneming die ten minste één van de volgende functies verzekert : productie, vervoer, distributie, levering of opslag van aardgas en daarnaast ook een niet op het gebied van aardgas liggende activiteit verricht;
  40° " veiligheid " : de technische veiligheid;
  41° [2 " nieuwe installatie " : een aardgasinstallatie die ten laatste op 4 augustus 2003 niet afgewerkt is;]2
  42° " de beheerders " : de volgende drie operatoren : de beheerder van het aardgasvervoersnet, de beheerder van de opslaginstallatie voor aardgas en de beheerder van de LNG-installatie;
  43° " gecombineerde netbeheerder " : beheerder belast met het beheer van minstens twee van de volgende installaties of netten :
  a) het aardgasvervoersnet;
  b) de opslaginstallatie voor aardgas;
  c) de LNG-installatie;
  44° " niet-uitvoerende bestuurder " : elke bestuurder die geen directiefunctie vervult bij de beheerders of bij een van hun dochterondernemingen;
  45° " onafhankelijke bestuurder " : elke niet-uitvoerende bestuurder die :
  a) beantwoordt aan de voorwaarden van het artikel 524, § 4, van het wetboek van Vennootschappen en
  b) tijdens de vierentwintig maanden die zijn aanstelling voorafgegaan zijn geen functie of activiteit heeft uitgeoefend, al dan niet bezoldigd, ten dienste van één van de netwerkeigenaars, van één van de beheerders, van een tussenpersoon, van een leverancier, van een producent of van een dominerende aandeelhouder;
  c) tijdens de negen maanden, die zijn aanstelling voorafgegaan zijn, geen functie of activiteit heeft uitgeoefend, al dan niet bezoldigd, ten dienste van een distributeur;
  46° [4 "Vergoedingsfonds" : het Vergoedingsfonds voor vervangende tussenkomst bedoeld in artikel 13/1 van deze wet;]4;
  47° [4 "kosten voor maatregelen betreffende het behoud van de vervoerinstallatie" : de kosten voor maatregelen betreffende de vervoerinstallatie, die noodzakelijk zijn om het behoud of de bescherming ervan te verzekeren, zonder dat de ligging of het tracé van die vervoerinstallatie wordt gewijzigd;]4;
  48° [4 "kosten voor de wijziging van de ligging of het tracé van de vervoerinstallatie" : de voorbereidende kosten, de materiaalkost van de vervoerinstallatie en de kosten die verband houden met de uitvoering;]4;
  49° [4 49° "voorbereidende kosten" : de kosten die noodzakelijk zijn alvorens de wijziging van de ligging of het tracé van een vervoerinstallatie kan worden aangevat, in het bijzonder de kosten voor de studie en het ontwerp van een nieuwe ligging of van een nieuw tracé van de vervoerinstallatie alsook die van een nieuwe infrastructuur, de kosten die verband houden met de procedure voor de wijziging van de vervoervergunning, alsook de eventuele kosten voor de verwerving van rechten op de terreinen waarop de nieuwe ligging of het nieuwe tracé betrekking heeft;]4;
  [4 49° bis "de materiaalkost van de vervoerinstallatie" : de kost van de onderdelen van de vervoerleiding en het directe toebehoren (onder meer pompen en afsluiters) die moeten vervangen of toegevoegd worden naar aanleiding van de wijziging van de ligging of het tracé van een vervoerinstallatie die buiten werking is gesteld alsook van de reactivatie van de vervoerinstallatie, de ontmantelingskosten alsook de test- en controlekosten van de installatie;
   49° ter "kosten die verband houden met de uitvoering" : de kost voor het uitvoeren van de werken tot wijziging van de ligging of het tracé van een vervoerinstallatie, de kost van de aanvullende werken (onder meer de tijdelijke maatregelen m.b.t. de omlegging van de vervoerinstallatie), de materiaalkost andere dan de kost van de vervoerinstallatie, de kosten voor de buitengebruikstelling en het opnieuw in gebruik stellen van de vervoerinstallatie, de kosten voor de ontmanteling, alsook de kosten met betrekking tot de testen en het toezicht van de vervoerinstallatie;]4
  (50° hub : elke plaats waar netgebruikers aardgas op het vervoersnet fysisch ter beschikking kunnen stellen met het oog op doorverkoop en waarbij deze operaties vanuit technisch en commercieel oogpunt logistiek ondersteund worden door een dienstenleverancier die onder andere de opvolging van de eigendomsoverdrachten verzekert;
  51° belangrijkste voorwaarden : het standaardcontract voor de toegang tot het vervoersnet en de daarmee verbonden operationele regels.) <W 2006-12-27/32, art. 63, 016; Inwerkingtreding : 07-01-2007>
  [2 52° " huishoudelijke afnemer " : een afnemer die aardgas aankoopt voor zijn eigen huishoudelijk gebruik, met uitsluiting van handels- of beroepsactiviteiten;
   53° " niet-huishoudelijke afnemer " : een natuurlijke of rechtspersoon die aardgas aankoopt dat niet voor zijn huishoudelijk gebruik is bestemd;
   54° [10 "beschermde residentiële afnemer": een huishoudelijke afnemer met een laag inkomen of in een onzekere situatie, zoals gedefinieerd in artikel 15/10, § 2/2;]10
   55° " kwetsbare afnemer " : elke beschermde huishoudelijke afnemer in de zin van het punt 54° evenals elke eindafnemer die door de Gewesten als kwetsbaar wordt beschouwd;
   56° " gesloten industrieel net " : een net binnen een geografisch afgebakende industriële of commerciële locatie of een locatie met gedeelde diensten dat in de eerste plaats bestemd is om de eindafnemers die op deze locatie gevestigd zijn te bedienen, dat geen huishoudelijke afnemers bevoorraadt en waarin :
   a) de exploitatie of het productieproces van de gebruikers van dat net om specifieke technische of veiligheidsredenen geïntegreerd is; of
   b) het aardgas wordt gedistribueerd aan de eigenaar of beheerder van het gesloten distributienet of de daarmee verwante bedrijven;
   57° " beheerder van gesloten industrieel net " : natuurlijke of rechtspersoon, eigenaar van een gesloten industrieel net, of die beschikt over een gebruiksrecht op een dergelijk net. De natuurlijke of rechtspersoon die een eindafnemer via zijn aansluitingspunt aan het aardgasvervoersnet zonder financiële prestatie of compensatie laat afnemen, is geen beheerder van een gesloten industrieel net;
   58° " gebruiker van een gesloten industrieel net " : een eindafnemer aangesloten op een gesloten industrieel net;
   59° " transactie " : alle verrichtingen die leiden tot een controlewijziging van de beheerder van het aardgasvervoersnet en die van aard zijn om de naleving van de eisen van onafhankelijkheid van de artikel en 8/3 tot 8/6 en 15/1, § 2 in het gedrang te brengen en die met toepassing van artikel 8, § 4bis aan de Commissie moeten worden meegedeeld,
   60° [12 "interconnector": een vervoersleiding die een grens tussen lidstaten overschrijdt of overspant met de bedoeling de nationale vervoersnetten van die lidstaten aan elkaar te koppelen, of een vervoersleiding tussen een lidstaat en een derde land tot aan het grondgebied van de lidstaten of tot aan de territoriale wateren van die lidstaat;]12
  [6 60° bis: "beheerder van een interconnector": een natuurlijke of rechtspersoon die het beheer van een interconnector verzorgt en aangewezen is overeenkomstig artikel 8/1bis.]6
   61° " aardgasderivaat " : een financieel instrument, bedoeld in de bepalingen die de punten 5, 6 en 7 van deel C van bijlage I bij Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende markten voor financiële instrumenten omzetten, wanneer het genoemde instrument betrekking heeft op aardgas;
   62° " variabele energieprijs " : de prijs van de energiecomponent binnen een variabel contract die de leverancier aanrekent aan huishoudelijke eindafnemers en K.M.O.'s en die met regelmatige tussenpozen geïndexeerd wordt op basis van een contractueel overeengekomen indexeringsformule (exclusief nettarieven, taksen en heffingen);
  63° [11 kmo's : de eindafnemers met een jaarlijks verbruik van minder dan 100 MWh gas voor het geheel, per eindafnemer, van hun toegangspunten op het transmissie-/vervoersnet en/of distributienet.]11 [4 ;]4 ]2
  [4 64° "voorwetenschap" : elke voorwetenschap in de betekenis van artikel 2, (1), van de Verordening (EU) nr. 1227/2011;
   65° "marktmanipulatie" : elke marktmanipulatie in de betekenis van artikel 2, (2), van de Verordening (EU) nr. 1227/2011;
   66° "poging tot markmanipulatie" : elke poging tot marktmanipulatie in de betekenis van artikel 2, (3), van de Verordening (EU) nr. 1227/2011;
   67° "Voor groothandel bestemde energieproducten" : elk voor de groothandel bestemd energieproduct in de betekenis van artikel 2, (4), van de Verordening (EU) nr. 1227/2011;
   68° "verbruikscapaciteit" : de verbruikscapaciteit in de betekenis van artikel 2, (5), van de Verordening (EU) nr. 1227/2011;
   69° "groothandelsmarkt voor energie" : de groothandelsmarkt voor energie in de betekenis van artikel 2, (6), van de Verordening (EU) nr. 1227/2011;]4
  [4 70° "bebouwde grond" : de grond waarop zich een gebouw bevindt dat hoofdzakelijk of uitsluitend als functie heeft om personen op duurzame wijze in onder te brengen;
   71° "niet bebouwde grond" : elke andere grond dan deze bedoeld in 70° ;
   72° "ondoordringbare muur" : de muur die bestemd is om de toegang tot een private grond te verhinderen;
   73° "ondoordringbare omheining" : de omheining gelijkwaardig aan een muur bestemd om de toegang tot een private grond te verhinderen. De omheiningen van weilanden, velden of bossen worden, ongeacht het gebruikte materiaal, niet beschouwd als ondoordringbare omheiningen.]4
  [7 74° "elektronische communicatienetwerk met hoge snelheid" : een elektronisch communicatienetwerk dat breedband-toegangsdiensten kan leveren met snelheden van minstens 30 Mbps;
   75° "niet-actieve infrastructuur" : elke vervoerleiding, elk gesloten industrieel net, elke directe leiding, die niet bestemd is om zelf gasachtige producten en andere door middel van leidingen te vervoeren, alsook alle gebouwen, machines en bijhorende toestellen bestemd of gebruikt voor een van de doeleinden opgesomd in artikel 2, § 1, die elementen van een elektronisch communicatienetwerk met hoge snelheid kunnen onderbrengen zonder dat zij zelf een actief element van het netwerk worden;]7
  [8 76° "instantie voor geschillenbeslechting inzake netwerkinfrastructuur" : de instantie voor geschillenbeslechting opgericht door het samenwerkingsakkoord van 1 december 2016 om te zorgen voor de gedeeltelijke omzetting van de richtlijn 2014/61/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 inzake maatregelen ter verlaging van de kosten van de aanleg van elektronische communicatienetwerken met hoge snelheid;]8
  [7 77° "centraal informatiepunt" : het KLIM-CICC-systeem (Federaal Kabels en leidingen Informatie Meldpunt - Point de Contact fédéral Information Câbles et Conduites) en elk ander centraal elektronisch informatiepunt dat aanleiding geeft tot dezelfde informatierechten en -plichten, opgericht of ontworpen bij decreet of ordonnantie;
   78° "civiele werken" : het product van een geheel van bouwkundige of civieltechnische werken dat bestemd is om als zodanig een economische of technische functie te vervullen en dat een of meer elementen van een niet-actieve infrastructuur omvat;]7
  [10 79° "netten voor warmtevoorziening op afstand": geheel van leidingen voor de warmtevoorziening vanuit een centrale productie-installatie om het verwarmen van gebouwen en de levering van huishoudelijk warm water te garanderen;]10
  [13 80° "actief product" : het aanbod van een energieleveringscontract aan huishoudelijke afnemers en/of kmo's dat door hen kan worden onderschreven via de website of app van de leverancier en/of via prijsvergelijkers, al dan niet aangevuld met andere publieke kanalen;
   81° "goedkoopste equivalent product" : het aanbod van een standaardcontract voor levering van aardgas aan huishoudelijke afnemers en/of kmo's dat de laagste prijs draagt binnen het gamma van de leverancier en dat dezelfde kenmerken heeft als het lopende contract van de afnemer, met name op het vlak van vaste of variabele prijs, duurtijd van de overeenkomst in geval van een bepaalde duur, diensten die zijn inbegrepen in de overeenkomst, exclusief online of niet, groene of grijze energie;]13
  [14 82° "reserveprijs": de minimumprijs waartegen de beheerder van de opslaginstallatie voor aardgas akkoord gaat om de opslagcapaciteit te verkopen en waartegen hij de veiling start;
   83° "Verordening (EU) 2017/1938": Verordening (EU) 2017/1938 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2017 betreffende maatregelen tot veiligstelling van de gasleveringszekerheid en houdende intrekking van Verordening (EU) nr. 994/2010;]14
  [15 84° "vaste vergoeding": forfaitaire vergoeding voor administratieve kosten of abonnementskosten die leveranciers of tussenpersonen kunnen aanrekenen aan eindafnemers;
   85° "warmtebedrijf": elke natuurlijke of rechtspersoon die via netten voor warmtevoorziening op afstand warmte levert.]15

(NOTA : bij arrest nr 117/2013 van 07-08-2013 (B.S. 27-09-2013, eerste editie, p. 68336-68380), heeft het Grondwettelijk Hof de woorden « in de eerste plaats » en « , dat geen huishoudelijke afnemers bevoorraadt » in artikel 1, 56° vernietigd en de tweede zin in artikel 1, 57° vernietigd)
  ----------
  (1)<W 2011-06-11/13, art. 2, 028; Inwerkingtreding : 11-07-2011>
  (2)<W 2012-01-08/02, art. 55, 029; Inwerkingtreding : 21-01-2012>
  (3)<W 2014-03-26/06, art. 2, 034; Inwerkingtreding : 01-04-2014>
  (4)<W 2014-05-08/23, art. 19, 035; Inwerkingtreding : 14-06-2014>
  (5)<W 2015-07-08/01, art. 2, 037; Inwerkingtreding : 26-07-2015>
  (6)<W 2016-12-25/03, art. 3, 039; Inwerkingtreding : 08-01-2017>
  (7)<W 2017-07-31/04, art. 2, 041; Inwerkingtreding : 19-08-2017>
  (8)<W 2017-07-31/04, art. 2, 041; Inwerkingtreding : 01-06-2019>
  (9)<W 2019-05-09/10, art. 2, 042; Inwerkingtreding : 24-06-2019>
  (10)<W 2019-05-02/30, art. 1, 043; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
  (11)<W 2020-06-12/10, art. 2, 047; Inwerkingtreding : 01-09-2021>
  (12)<W 2021-05-18/04, art. 3, 048; Inwerkingtreding : 06-06-2021>
  (13)<W 2021-06-04/21, art. 2, 053; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
  (14)<W 2022-02-14/04, art. 7, 054; Inwerkingtreding : 16-02-2022>
  (15)<W 2022-02-28/03, art. 2, 055; Inwerkingtreding : 18-03-2022>
  (16)<W 2023-05-21/02, art. 13, 060; Inwerkingtreding : 17-06-2023>

HOOFDSTUK II. - Draagwijdte van deze wet.
Art.2.<W 1999-04-29/43, art. 3, 003; Inwerkingtreding : onbepaald ; Inwerkingtreding : 05-06-2002 voorzover het art. 2, § 1 vervangt ; Inwerkingtreding : 24-10-2000 voorzover het art. 2, § 3 vervangt; ED 22-09-2001 voorzover het art. 2, § 2 invoegt> § 1. De bouw en de exploitatie van vervoerinstallaties zijn aan de voorschriften van deze wet onderworpen indien deze installaties zijn bestemd of worden gebruikt :
  1° voor de bevoorrading in gas van [1 distributienetbeheerders]1;
  2° voor één van de hierna vermelde doeleinden :
  a) de bevoorrading in gas van eindafnemers van wie de gasafname aan iedere leveringsaansluiting bestendig minimum één miljoen m3 per jaar bedraagt;
  b) het vervoer van gas zonder distributie of levering van gas op het Belgisch grondgebied;
  c) de bevoorrading van een onderneming in gas waarvan de chemische samenstelling of de fysische eigenschappen (met uitzondering van het stikstofgehalte) verschillen van die van het gas geleverd door de distributieonderneming die de betrokken gemeente bevoorraadt;
  d) de bevoorrading in gas van een eindafnemer aan wie de [1 distributienetbeheerder]1 die de betrokken gemeente bevoorraadt, niet een voldoende hoeveelheid gas levert overeenkomstig de algemene voorwaarden van het abonnement of van het bevoorradings- of leveringscontract, inzonderheid binnen de termijn die voor de uitvoering van de leveringen in voornoemde algemene voorwaarden is gesteld;
  e) de bevordering van het meest economische verbruik van onvermijdelijke gassen;
  f) de bevoorrading in gas van een onderneming in moeilijkheden door middel van tijdelijke installaties en gedurende de tijd die strikt nodig is voor het uitvoeren van de noodzakelijke herstellingen;
  g) de verbinding tussen installaties voor gasproductie en de verschillende exploitatiezetels van eenzelfde onderneming;
  h) de verbinding tussen productie-, vervoer- of distributie-installaties met het oog op uitwisseling, wederzijdse hulp of een beter benutten van deze installaties;
  i) de verbinding tussen gasvelden, tussen gasfabrieken, tussen gasvelden of gasfabrieken en samendrukkings- of ontspanningsstations, tussen samendrukkingsstations, tussen ontspanningsstations of tussen samendrukkings- en ontspanningsstations.
  § 2. De levering van (aardgas) is aan de voorschriften van deze wet onderworpen indien zij gebeurt ter bevoorrading van distributieondernemingen, enerzijds, of van eindafnemers van wie de (aardgasafname) aan iedere leveringsaansluiting bestendig minimum één miljoen m3 per jaar bedraagt, anderzijds. <W 2001-07-16/30, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 30-07-2001>
  § 3. De Koning kan het toepassingsgebied van deze wet of van sommige bepalingen ervan bij een in Ministerraad overlegd besluit uitbreiden :
  1° tot de bouw en de exploitatie van andere installaties voor gasvervoer dan deze bedoeld in § 1, of tot andere leveringen van gas dan deze bedoeld in § 2;
  2° tot de bouw en de exploitatie van leidingen voor het vervoer van andere producten dan gas.
  [1 § 4. De door deze wet opgestelde regels voor aardgas, met inbegrip van LNG, zijn eveneens van toepassing, op niet-discriminerende wijze, op biogas en gas uit biomassa of andere gassoorten, in de mate dat het technisch mogelijk is om deze veilig te injecteren en te vervoeren over het aardgasvervoersnet en in de mate dat deze gassoorten in overeenstemming zijn met de toepassing van artikel 15/5undecies aangenomen gedragscode, en ook verenigbaar zijn met de kwaliteitsnormen die op het aardgasvervoersnet vereist worden.]1
  [2 § 5. Tenzij uitdrukkelijk anders is bepaald in de wet van 11 juli 2023 betreffende het vervoer van waterstof door middel van leidingen, zijn de bepalingen van deze wet niet van toepassing op het vervoer van waterstof.]2
  ----------
  (1)<W 2012-01-08/02, art. 56, 029; Inwerkingtreding : 21-01-2012>
  (2)<W 2023-07-11/02, art. 29, 061; Inwerkingtreding : 04-08-2023>

HOOFDSTUK III. - (Bepalingen betreffende de vervoersvergunningen en de beheerders)
Afdeling 1-Vervoersvergunningen [1 ...]1   ----------   (1)
Art.3.<W 1999-04-29/43, art. 5, 003; Inwerkingtreding : 05-06-2002> Onverminderd de bepalingen van de wet van 18 juli 1975 betreffende het opsporen en exploiteren van ondergrondse bergruimten in situ bestemd voor het opslaan van gas en de bepalingen van [1 hoofdstuk IV ]1 van deze wet, zijn de bouw en de exploitatie van elke vervoerinstallatie onderworpen aan de voorafgaande toekenning van een individuele vergunning door de minister.
  Wat de directe leidingen betreft, wordt, onverminderd de andere criteria bepaald met toepassing van artikel 4, 1°, de toekenning van een vervoervergunning onderworpen aan het ontbreken van een aanbod tot gebruik van het geïnterconnecteerd net tegen redelijke economische en technische voorwaarden [1 na raadpleging van de aardgasvervoersnetbeheerder]1.
  [2 Met de vervoersvergunningen toegekend voor het vervoer van aardgas mogen ook biogas, gas uit biomassa of andere gassoorten, evenals mengelingen van deze gassen met aardgas, worden geïnjecteerd in en vervoerd via het aardgasvervoersnet, in de mate dat deze injectie technisch mogelijk is, dat deze gassen veilig kunnen worden vervoerd over dit net en dat deze gassen of de bekomen mengelingen verenigbaar zijn met de kwaliteitsnormen die op het vermelde net vereist worden.]2
  ----------
  (1)<W 2012-01-08/02, art. 57, 029; Inwerkingtreding : 21-01-2012>
  (2)<W 2021-05-18/04, art. 4, 048; Inwerkingtreding : 06-06-2021>

Art.4.<W 1999-04-29/43, art. 6, 003; Inwerkingtreding : 24-10-2000> Na advies van de Commissie bepaalt de Koning :
  1° de criteria voor de toekenning van de vervoervergunningen, die inzonderheid betrekking kunnen hebben op :
  a) de veiligheid en de bedrijfszekerheid van het geïnterconnecteerd net en de directe leidingen;
  b) de professionele betrouwbaarheid en ervaring van de aanvrager, zijn technische en financiële capaciteit en de kwaliteit van zijn organisatie;
  c) de interconnectie van het net, alsook het onderhoud en de verbetering van de interoperabiliteit van netten;
  d) de openbare dienstverplichtingen bedoeld in artikel 15/11, 1°;
  2° de procedure voor de toekenning van de vervoervergunningen, inzonderheid de vorm van de aanvraag, het onderzoek van het dossier en de vergoeding die hiervoor moet worden betaald, [1 , de redenen waarom een vergunning kan worden geweigerd]1 en de termijnen waarbinnen de minister moet beslissen en zijn beslissing aan de aanvrager moet meedelen;
  3° de gevallen waarin de minister de vervoervergunning kan herzien of intrekken en de toepasselijke procedures;
  4° wat er met de vervoervergunning gebeurt in geval van overdracht van de vervoerinstallatie of in geval van controlewijziging, fusie of splitsing van de houder en, in voorkomend geval, de te vervullen voorwaarden en de te volgen procedures voor het behoud of de hernieuwing van de vervoervergunning in deze gevallen.
  [2 5° de handelingen en werken van minimaal belang die vrijgesteld zijn van een vervoervergunning of onderworpen zijn aan een verplichting tot verklaring.]2
  (De voorwaarden van de vervoersvergunningen, bedoeld in het eerste lid kunnen een onderscheid voorzien tussen de bouw en de exploitatie wanneer het gaat om aardgasvervoersinstallaties.) <W 2005-06-01/33, art. 5, 011; Inwerkingtreding : 24-06-2005>
  [1 De toekenningsprocedure van de in het eerste lid bedoelde vervoervergunningen houdt, in voorkomend geval, rekening met het belang van het project voor de interne aardgasmarkt.
   De redenen tot weigering van een vergunning moeten objectief en niet-discriminerend zijn. Zij worden aan de aanvrager meegedeeld. De motivering voor de weigering wordt ter informatie ter kennis gebracht aan de Europese Commissie overgemaakt.]1
  ----------
  (1)<W 2012-01-08/02, art. 58, 029; Inwerkingtreding : 21-01-2012>
  (2)<W 2014-05-08/23, art. 20, 035; Inwerkingtreding : 01-03-2017 (KB 2016-12-01/37, art. 31, 1°)>

Art.5. (Opgeheven) <W 1999-04-29/43, art. 7, 003; Inwerkingtreding : 05-06-2002>

Art.6. (Opgeheven) <W 1999-04-29/43, art. 7, 003; Inwerkingtreding : 05-06-2002>

Art.7. (De vervoervergunning) wordt slechts verleend na voorafgaande raadpleging van de gemeente of van de provincie op wier openbaar domein de gasvervoerinstallaties komen. Komen die installaties op het openbaar domein van verschillende gemeenten, dan wordt bovendien de bestendige deputatie geraadpleegd. De Koning bepaalt de termijn binnen welke het advies moet worden gegeven. <W 1999-04-29/43, art. 8, 003; Inwerkingtreding : 05-06-2002>

Afdeling 2. - [1 Certificering en aanwijzing van de beheerders]1   ----------   (1)
Onderafdeling 1. - [1 Certificerings- en aanwijzingsprocedure van de beheerders - Definitief stelsel ]1   ----------   (1)
Art.8.<Hersteld bij W 2005-06-01/33, art. 7, 011; Inwerkingtreding : 14-03-2006> § 1. Het beheer van het aardgasvervoersnet, de opslaginstallatie voor aardgas en de LNG-installatie wordt verzekerd, overeenkomstig deze Afdeling, respectievelijk en alleen door de volgende beheerders :
  1° de beheerder van het aardgasvervoersnet;
  2° de beheerder van de opslaginstallatie voor aardgas;
  3° de beheerder van de LNG-installatie.
  § 2. De minister maakt een bericht bekend in het Belgisch Staatsblad waarbij elke houder van één of meer vergunningen voor aardgasvervoer, aardgasopslag met inbegrip van de vergunningen die zijn afgeleverd met toepassing van de wet van 18 juli 1975 en de uitvoeringsbesluiten ervan of LNG-installatie, wordt uitgenodigd om bij de minister zijn kandidatuur in te dienen binnen een termijn van drie maanden teneinde, naargelang van het geval, te worden aangesteld als beheerder van het aardgasvervoersnet, beheerder van de opslaginstallatie voor aardgas of beheerder van de LNG-installatie.
  De houder van een aardgasvervoersvergunning, die kandidaat is voor het beheer van het aardgasvervoersnet dient [4 de volledige eigendom te hebben van het volledige betreffende vervoersnet, welk een deel of het geheel van het nationale grondgebied kan dekken]4.
  De minister deelt de kandidaturen mee aan de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen en de Commissie, die een advies uitbrengen binnen veertig dagen, vanaf de ontvangst van de mededeling van de kandidatuurstelling.
  § 3. [1 De kandidaat dient aan te tonen dat hij beantwoordt aan de onafhankelijkheidseisen van de artikel en 8/3 tot 8/6 en 15/1, § 2.
   Indien de onafhankelijkheidsvoorwaarden bedoeld in de artikel en 8/3 tot 8/6 en 15/1, § 2 door de moedermaatschappij, die zelf beheerder is, worden vervuld dan moet de dochtermaatschappij, die zelf beheerder is, zich daar eveneens naar schikken.]1
  § 4. Na advies van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen inzake de in § 3 bedoelde criteria, na advies van de Commissie inzake de overige criteria, en na beraadslaging in Ministerraad, wijst de minister, uiterlijk negen maanden na de bekendmaking van het in § 2 bedoelde bericht, na voorstel van één of meer houders van een aardgasvervoersvergunning aan :
  1 de beheerder die belast is met het beheer van het aardgasvervoersnet;
  2 de beheerder van de opslaginstallatie voor aardgas en de beheerder van de LNG-installatie, voor een hernieuwbare termijn van twintig jaar.
  De benoeming van de beheerder vervalt in geval van faillissement of ontbinding.
  [1 § 4bis. Vooraleer een onderneming tot aardgasvervoersnetbeheerder wordt aangewezen, wordt ze gecertificeerd overeenkomstig de procedure bedoeld in § 4ter.
   De identiteit van de aangewezen netbeheerder wordt aan de Europese Commissie meegedeeld.
   De vervoersnetbeheerder die definitief werd aangewezen vóór de bekendmaking van de wet van [2 8 januari 2012]2 tot wijziging van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt en de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige produkten en andere door middel van leidingen wordt geacht gecertificeerd te zijn. De commissie kan op ieder ogenblik een certificeringsprocedure openen overeenkomstig § 4ter.
   Voorafgaand aan elke transactie die een nieuwe evaluatie van de manier waarop hij zich schikt naar de vereisten voorzien bij artikel en 8/3 tot 8/6 en 15/1, § 2, kan verantwoorden, geeft de aardgasvervoersnetbeheerder aan de commissie kennis van zijn voornemen om deze transactie te ondernemen. Dergelijke transacties kunnen slechts worden voortgezet mits voorafgaande certificering volgens de procedure die bepaald wordt in § 4ter. Ingeval van sluiting van een transactie die een nieuwe evaluatie zou kunnen verantwoorden van de manier waarop de aardgasvervoersnetbeheerder zich schikt naar de vereisten voorzien bij artikel en 8/3 tot 8/6 en 15/1, § 2, zonder voorafgaande certificering, stelt de commissie de aardgasvervoersnetbeheerder in gebreke zich te schikken naar de vereisten krachtens § 4ter. De aanwijzing van de aardgasvervoersnetbeheerder wordt herroepen bij gebrek aan regularisatie volgens deze procedure.
   De kennisgeving op ieder ogenblik aan de commissie van de afstand van de betrokken transactie doet de certificeringsprocedure bedoeld in § 4ter vervallen.
   § 4ter. De commissie ziet erop toe dat de vereisten voorzien in de artikel en 8/3 tot 8/6 en 15/1, § 2, steeds door de aardgasvervoersnetbeheerder worden nageleefd. Hiertoe opent zij een certificeringprocedure :
   a) wanneer een kandidaat-aardgasvervoersnetbeheerder de commissie hierom verzoekt;
   b) in geval van kennisgeving vanwege de aardgasvervoersnetbeheerder met toepassing van § 4bis ;
   c) op eigen initiatief, wanneer zij kennis heeft van het feit dat een voorziene wijziging in de bevoegdheden of invloed uitgeoefend op de aardgasvervoersnetbeheerder een overtreding zou kunnen uitmaken van de bepalingen van de artikel en 8/3 tot 8/6 en 15/1, § 2, of wanneer zij redenen heeft om te geloven dat een dergelijke overtreding kan gepleegd zijn; of
   d) op met redenen omkleed verzoek van de Europese Commissie.
   De commissie brengt de minister op de hoogte van het openen van een certificeringsprocedure evenals de aardgasvervoernetbeheerder wanneer zij op eigen initiatief handelt of op met redenen omkleed verzoek van de Europese Commissie.
   Het verzoek tot certificering van een kandidaat-aardgasvervoersnetbeheerder evenals de kennisgeving van een aardgasvervoersnetbeheerder bedoeld in het eerste lid, b) geschiedt via aangetekende brief met ontvangstbewijs en vermeldt alle nuttige en noodzakelijke informatie. Desgevallend vraagt de commissie aan de kandidaat-aardgasvervoersnetbeheerder of aan de aardgasvervoersnetbeheerder om aanvullende informatie over te zenden binnen een termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de aanvraag.
   Wanneer zij op eigen initiatief of op met redenen omkleed verzoek van de Europese Commissie handelt, vermeldt de commissie in haar schrijven de vermoede gebreken op de bepalingen voorzien bij artikel en 8/3 tot 8/6 en 15/1, § 2, of maakt zij de motivering van de Europese Commissie over.
   Na desgevallend de aardgasvervoersnetbeheerder ertoe te hebben uitgenodigd binnen een termijn van dertig werkdagen tegemoet te komen aan de tekortkomingen vermoedt of aan de motivering van de Europese Commissie, besluit de commissie tot een ontwerpbeslissing over de certificering van de aardgasvervoersnetbeheerder binnen vier maanden volgend op de datum van de aanvraag van de kandidaat-aardgasvervoersnetbeheerder, de datum van de kennisgeving van de aardgasvervoersnetbeheerder, de datum waarop zij de minister op de hoogte heeft gebracht, wanneer zij op eigen initiatief handelt, of de datum van het verzoek van de Europese Commissie. De certificering wordt geacht te zijn toegekend bij het verstrijken van deze periode. De uitdrukkelijke of stilzwijgende ontwerpbeslissing van de commissie wordt pas definitief na het afsluiten van de procedure die bepaald wordt in het zesde tot het negende lid.
   De commissie geeft onverwijld kennis aan de Europese Commissie van haar uitdrukkelijke of stilzwijgende ontwerpbeslissing betreffende de certificering van de aardgasvervoersnetbeheerder, vergezeld van alle nuttige informatie betreffende deze ontwerpbeslissing. De Europese Commissie geeft een advies overeenkomstig de procedure voorzien in artikel 3 van Verordening (EG) nr. 715/2009.
   Nadat ze het uitdrukkelijk of stilzwijgend advies van de Europese Commissie heeft ontvangen, wijst de commissie en deelt deze aan de minister onverwijld en ten laatste binnen de maand na het advies van de Europese Commissie, haar definitieve beslissing van certificering mede, met motivering met betrekking tot het naleven van de vereisten van artikel en 8/3 tot 8/6 en 15/1, § 2. De commissie houdt bij haar beslissing zo veel mogelijk rekening met het advies van de Europese Commissie. De beslissing van de commissie en het advies van de Europese Commissie worden samen in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd.
   Bovenvermelde certificeringprocedure vervalt wanneer :
   a) er afstand werd gedaan van de transactie die ter kennis werd gebracht aan de commissie met toepassing van § 4bis ; of
   b) de commissie beslist, op basis van de door de aardgasvervoernetbeheerder aangebrachte verbeteringen, de certificeringsprocedure op te heffen.
  [3 Indien de procedure wordt opgestart op gemotiveerde beslissing van de Europese Commissie, informeert de commissie, desgevallend, de Europese Commissie over het vervallen van de certificeringsprocedure voorzien in het achtste lid.]3
   De commissie en de Europese Commissie kunnen bij de aardgasvervoersnetbeheerder en bij de bedrijven die werkzaam zijn in de productie en/of de levering van aardgas, alle nuttige informatie opvragen voor de vervulling van hun taken met toepassing van deze paragraaf. Zij zorgen voor de vertrouwelijke behandeling van de commercieel gevoelige informatie.
   § 4quater. Wanneer de certificering wordt aangevraagd door een eigenaar of een beheerder van een aardgasvervoersnet waarop een of meer personen van een of meer derde landen zeggenschap uitoefenen, brengt de commissie de Europese Commissie hiervan op de hoogte.
   De commissie brengt de Europese Commissie ook onmiddellijk op de hoogte van elke situatie die tot gevolg zou hebben dat een of meer personen van een of meer derde landen de controle verwerven over een aardgasvervoersnet of over een aardgasvervoersnetbeheerder.
   Vóór de sluiting ervan brengt de aardgasvervoersnetbeheerder de commissie op de hoogte van elke [3 omstandigheid]3 die tot gevolg zou hebben dat een of meer personen van een of meer derde landen de controle over het aardgasvervoersnet of de aardgasvervoersnetbeheerder verwerven. [3 Dergelijke omstandigheden kunnen]3 kan slechts worden voortgezet middels de certificering volgens deze paragraaf. In geval van [3 het voortbestaan van deze omstandigheden]3 zonder certificering stelt de commissie de aardgasvervoersnetbeheerder in gebreke zich te schikken naar de vereisten van artikel en 8/3 tot 8/6 en 15/1, § 2, krachtens deze paragraaf. De aanwijzing van de aardgasvervoersnetbeheerder wordt herroepen bij gebrek aan regularisatie volgens deze procedure.
   De kennisgeving op elk ogenblik aan de commissie van de afstand van het ontwerp van transactie [3 of het verdwijnen van elke situatie zoals bedoeld in het tweede lid]3 doet de certificeringsprocedure van deze paragraaf vervallen.
   De commissie neemt een ontwerp van beslissing aan betreffende de certificering van de aardgasvervoersnetbeheerder binnen vier maanden volgend op de datum van de kennisgeving waartoe deze laatste is overgegaan. Zij weigert om de certificering toe te kennen indien niet is aangetoond :
   a) dat de betrokken entiteit zich schikt naar de vereisten voorzien in de artikel en 8/3 tot 8/6 en 15/1, § 2; en
   b) dat de toekenning van de certificering de bevoorradingszekerheid inzake energie van België of van de Europese Gemeenschap niet in gevaar brengt. Wanneer zij deze kwestie onderzoekt, houdt de commissie rekening met :
   1° de rechten en plichten van de Europese Gemeenschap die voortvloeien uit het internationaal recht ten aanzien van dit derde land, met inbegrip van alle akkoorden afgesloten met een of meer derde landen waarbij de Europese Gemeenschap partij is en die het probleem van de bevoorradingszekerheid inzake energie behandelt;
   2° de rechten en plichten van België ten aanzien van dit derde land die voortvloeien uit de met dit land afgesloten akkoorden, voor zover zij in overeenstemming zijn met de communautaire wetgeving; en
   3° andere bijzondere feiten en omstandigheden van dit geval alsook van het betrokken derde land.
   De commissie geeft de Europese Commissie onverwijld kennis van haar ontwerp van beslissing, evenals van alle nuttige informatie in verband hiermee.
   Alvorens haar definitieve beslissing te nemen, vraagt de commissie het advies van de Europese Commissie om te vernemen of :
   a) de betreffende entiteit zich schikt naar de vereisten voorzien in de artikel en 8/3 tot 8/6 en 15/1, § 2; en
   b) de toekenning van de certificering de bevoorradingszekerheid inzake energie van de Europese Gemeenschap niet in gevaar brengt.
   De Europese Commissie onderzoekt de vraag zodra zij deze ontvangt en brengt haar advies aan de commissie uit binnen twee maanden na ontvangst van de vraag.
   Voor de opstelling van haar advies, kan de Europese Commissie de mening vragen van het ACER, van de Belgische Staat en van de belanghebbende partijen. Indien de Europese Commissie een dergelijk verzoek doet, wordt de termijn van twee maanden met twee bijkomende maanden verlengd.
   Indien de Europese Commissie geen advies verleent binnen de periode bepaald in het achtste en het negende lid, wordt zij geacht geen bezwaren te hebben opgeworpen tegen het ontwerp van beslissing van de commissie.
   De commissie beschikt over een termijn van twee maanden na verloop van de in het achtste en het negende lid bedoelde termijn om haar definitieve beslissing aangaande de certificering te nemen. Hiertoe houdt de commissie maximaal rekening met het advies van de Europese Commissie. In elk geval heeft de commissie het recht om de certificering te weigeren indien dit de bevoorradingszekerheid inzake energie van België of de bevoorradingszekerheid inzake energie van een andere Lidstaat in gevaar brengt.
   De definitieve beslissing van de commissie en het advies van de Europese Commissie worden samen gepubliceerd. Wanneer de definitieve beslissing van het advies van de Europese Commissie verschilt, geeft en publiceert de commissie, samen met de beslissing, de motivering van deze beslissing.
   § 4quinquies. De in § § 4bis, 4ter en 4quater bedoelde certificeringprocedures worden op identieke wijze toegepast en volgens dezelfde vormen voor de beheerders van opslaginstallaties voor aardgas en LNG installaties.
   De beheerders van de aardgasopslaginstallatie en van de LNG installatie die definitief werden aangewezen vóór de bekendmaking van de wet van [2 8 januari 2012]2 tot wijziging van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt en de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige produkten en andere door middel van leidingen worden geacht gecertificeerd te zijn. De commissie kan op ieder ogenblik een certificeringsprocedure openen overeenkomstig artikel 8, § 4bis. ".
   De identiteit van de aangewezen beheerders voor aardgasopslaginstallaties en LNG installaties wordt aan de Europese Commissie medegedeeld.]1
  § 5. Bij gebrek aan een kandidatuur binnen drie maanden na de datum van bekendmaking van een bericht van de minister in het Belgisch Staatsblad of in geval de kandidaturen niet overeenkomstig de wet zijn, wijst de minister de betrokken beheerder(s) aan na beraadslaging in de Ministerraad [1 en na certificering door de commissie, in overeenstemming met de procedure bedoeld in § § 4bis, 4ter en 4quater. De identiteit van de aangewezen beheerders wordt aan de Europese Commissie medegedeeld.]1
  § 6. De kandidaten die worden aangewezen overeenkomstig § 4 of, in voorkomend geval, overeenkomstig § 5, krijgen respectievelijk de volgende benaming :
  1° beheerder van het aardgasvervoersnet;
  2° beheerder van de opslaginstallatie voor aardgas;
  3° beheerder van de LNG-installatie.
  § 7. [1 Na de betrokken netbeheerder gehoord te hebben, na beraadslaging in de Ministerraad, en na advies van de commissie, kan de minister de aanwijzing van elke in § 6 bedoelde beheerder herroepen indien :
   1° de beheerder ernstig tekortschiet in de verplichtingen die hem krachtens deze wet en de uitvoeringsbesluiten ervan worden opgelegd;
   2° de voorwaarden voor de onafhankelijkheid van de beheerder, zoals bedoeld in de artikel en 8/3 tot 8/6 en 15/1, § 2, niet zijn vervuld en, in het geval van de beheerder van het aardgasvervoersnet, in voorkomend geval, heeft geleid tot de afwezigheid van de certificering met toepassing van de procedure bedoeld in § § 4bis, 4ter en 4quater ;
   3° de onafhankelijkheid van deze beheerder door fusie, splitsing of significante wijzigingen in het aandeelhouderschap in het gedrang zou kunnen komen en, in voorkomend geval, heeft geleid tot de weigering van de certificering met toepassing, van § § 4bis en 4ter.]1
  § 8. Elke in § 1 bedoelde beheerder kan de functie van gecombineerd netbeheerder vervullen.
  ----------
  (1)<W 2012-01-08/02, art. 61, 029; Inwerkingtreding : 21-01-2012>
  (2)<W 2012-08-25/04, art. 9, 031; Inwerkingtreding : 13-09-2012>
  (3)<W 2013-12-26/14, art. 15, 033; Inwerkingtreding : 31-12-2013>
  (4)<W 2021-07-21/11, art. 14, 050; Inwerkingtreding : 03-09-2021>

Onderafdeling 2. - Niet-definitief stelsel
Art. 8/1. <Ingevoegd bij W 2005-06-01/33, art. 9; Inwerkingtreding : 23-03-2006> § 1. In afwijking van artikel 8 wordt de aardgasonderneming die op 1 juli 2004 houder is van één of meer aardgasvervoersvergunningen met toepassing van deze wet en de uitvoeringsbesluiten ervan, of van vergunningen voor de aardgasopslag, met inbegrip van de vergunningen afgeleverd met toepassing van de wet van 18 juli 1975 en de uitvoeringsbesluiten ervan, van rechtswege benoemd vanaf de datum van inwerkingtreding van dit artikel, tot, naargelang van het geval :
  1° beheerder van het aardgasvervoersnet;
  2° beheerder van de opslaginstallatie voor aardgas;
  3° beheerder van de LNG-installatie.
  Elk van deze drie benoemingen geldt tot de definitieve aanwijzing van de betrokken beheerder, overeenkomstig artikel 8, of tot de weigering van de minister deze benoeming te aanvaarden.
  § 2. Elke in § 1 bedoelde beheerder kan de functie van gecombineerd netbeheerder vervullen.

Art. 8/1bis. [1 Vooraleer een natuurlijke of rechtspersoon tot beheerder van een interconnector wordt aangewezen, wordt ze gecertificeerd overeenkomstig de procedure bedoeld in artikel 8, § 4ter.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2016-12-25/03, art. 4, 039; Inwerkingtreding : 08-01-2017>


Onderafdeling 3. - Voorwaarden die de beheerders dienen na te leven
Art. 8/2. <Ingevoegd bij W 2005-06-01/33, art. 11; Inwerkingtreding : 24-06-2005> De hiernavolgende voorwaarden zijn van toepassing voor elk van de drie in de artikelen 8 en 8/1 bedoelde beheerders, ongeacht of deze een beursgenoteerde onderneming is of niet :
  1° ze zijn opgericht in de vorm van een naamloze vennootschap, met maatschappelijke zetel en centrale administratie in een staat die behoort tot de Europese Economische Ruimte;
  2° zij dienen te voldoen aan alle voorwaarden die bepaald zijn bij de wet van 2 augustus 2002 houdende wijziging van het Wetboek van vennootschappen alsook van de wet van 2 maart 1989 op de openbaarmaking van belangrijke deelnemingen in ter beurze genoteerde vennootschappen en tot reglementering van de openbare overnameaanbiedingen.

Art. 8/3.<Ingevoegd bij W 2005-06-01/33, art. 12; Inwerkingtreding : 24-06-2005> § 1. [2 De raad van bestuur is uitsluitend samengesteld uit niet-uitvoerende bestuurders, met uitzondering van de gedelegeerd bestuurder, en minstens voor een derde uit onafhankelijke bestuurders.
   Deze laatsten worden gekozen ten dele om hun kennis inzake financieel beheer en ten dele om hun nuttige technische kennis en in het bijzonder, om hun relevante kennis van de energiesector.
   De commissie geeft een eensluidend advies betreffende de onafhankelijkheid van de onafhankelijke bestuurders, en wel ten laatste binnen dertig dagen na de ontvangst van de kennisgeving van de benoeming van deze onafhankelijke bestuurders door het bevoegd orgaan van de beheerder.
   De raad van bestuur is minstens voor een derde samengesteld uit leden van een ander geslacht dan dat van de overige leden.
   De beheerders mogen, rechtstreeks of onrechtstreeks, geen vennootsrechten hebben, onder welke vorm dan ook, in een onderneming die gas of elektriciteit levert of produceert. De aardgasvervoersnetbeheerder kan een deelname voor zijn rekening nemen in een onderneming die een buitenlands aardgasvervoersnet beheert van een andere lidstaat van de Europese Gemeenschap voor zover deze onderneming overeenstemt met een van de juridische vormen die bepaald is bij Richtlijn 2009/73/EG en een dergelijke participatie dezelfde waarborgen verschaft als de waarborgen die aanwezig zijn bij de netbeheerder voor aardgas krachtens deze wet. De vervoersnetbeheerder deelt zulke participatie mee aan de commissie alsook iedere ermee verband houdende wijziging.]2
   [1 § 1/1. [2 De ondernemingen die aardgas leveren, ondernemingen die aardgas produceren, producenten van elektriciteit, leveranciers van elektriciteit of de tussenpersonen mogen, alleen of gezamenlijk, rechtstreeks of onrechtstreeks, geen deel van het kapitaal van de maatschappij en geen aandelen van de maatschappij aanhouden. Aan de aandelen van deze ondernemingen kan geen stemrecht worden verbonden.]2
  [2 De in de productie en/of de levering van gas of elektriciteit, rechtstreeks of onrechtstreeks, actieve ondernemingen mogen de leden van de raad van bestuur, van de comités die binnen de raad van bestuur worden opgericht van het directiecomité van de beheerder van het aardgasvervoersnet en van elke andere wettelijke vertegenwoordiger van de maatschappij niet benoemen.
   Het is eenzelfde natuurlijke persoon niet toegelaten om lid te zijn van de raad van toezicht, de raad van bestuur of de organen die wettelijk de onderneming vertegenwoordigen en tegelijkertijd van een onderneming die werkzaam is in de productie of levering van aardgas en van de aardgasvervoersnetbeheerder.]2
   De statuten van de vennootschap en de aandeelhoudersovereenkomsten mogen geen bijzondere rechten toekennen aan producenten, houders van een leveringsvergunning of tussenpersonen of de met die ondernemingen verbonden ondernemingen.
   De commissie gaat na of de eventuele overeenkomst die tussen de aandeelhouders van de beheerder werd gesloten de, in artikel 8/5 bepaalde, minimumcriteria inzake onafhankelijkheid, en de in overeenstemming met artikel 15/5undecies, § 1, tweede lid, 3° en 5°, bepaalde maatregelen inzake vertrouwelijkheid en non-discriminatie in acht neemt.]1
  [2 § 1/2. Dezelfde persoon of personen zijn niet gemachtigd om :
   a) rechtstreeks of onrechtstreeks zeggenschap te hebben in een onderneming die rechtstreeks of onrechtstreeks een van de volgende functies waarneemt : productie of levering van aardgas of van elektriciteit, en rechtstreeks of onrechtstreeks zeggenschap of bevoegdheden te hebben in de beheerder van het aardgasvervoersnet, de beheerder van een opslaginstallatie van aardgas en/of de beheerder van een LNG installatie;
   b) rechtstreeks of onrechtstreeks zeggenschap te hebben op de beheerder van het aardgasvervoersnet, beheerder van een opslaginstallatie van aardgas en/of beheerder van LNG installatie en rechtstreeks of onrechtstreeks zeggenschap of bevoegdheden te hebben in een bedrijf dat rechtstreeks of onrechtstreeks een van de volgende functies uitoefent : productie of levering van aardgas of elektriciteit.
   De in het eerste lid, a) en b), bedoelde bevoegdheden omvatten met name :
   (i) het recht om stemrechten uit te oefenen, of
   (ii) de bevoegdheid om leden van de raad van bestuur, van het directiecomité of van wettelijke vertegenwoordigers van de bedrijf aan te wijzen, of
   (iii) het bezitten van een meerderheidsaandeel.
   § 1/3. De aangewezen beheerders tellen in hun raad van bestuur en directiecomités twee regeringscommissarissen waarvan de bevoegdheden bepaald zijn bij het koninklijk besluit van 16 juni 1994 tot invoering ten voordele van de Staat van een bijzonder aandeel in Distrigas en de wet van 26 juni 2002 tot regeling van de bijzondere rechten verbonden aan de bijzondere aandelen ten voordele van de Staat in de NV Distrigas en de NV Fluxys. Deze twee commissarissen komen voort uit twee verschillende taalrollen. In afwijking van het koninklijk besluit van 16 juni 1994 tot invoering ten voordele van de Staat van een bijzonder aandeel in Distrigas en van de wet van 26 juni 2002 tot regeling van de bijzondere rechten verbonden aan de bijzondere aandelen ten voordele van de Staat in de NV Distrigas en de NV Fluxys worden de commissarissen die worden benoemd in toepassing van deze bepalingen benoemd door de Ministerraad. De bijzondere rechten bij bedoelde beheerders worden uitgeoefend door de minister die bevoegd is voor energie.
   § 1/4. Het bijzondere aandeel ten voordele van de Staat in de NV Distrigas, zoals vermeld in § 1/3 en in de wet van 26 juni 2002 tot regeling van de bijzondere rechten verbonden aan de bijzondere aandelen ten voordele van de Staat in de N.V. Distrigas en de NV Fluxys, wordt opgeheven, enkel voor wat betreft de NV Distrigas.]2
  § 2. De raad van bestuur richt uit zijn midden minstens een auditcomité, een vergoedingscomité en een corporate governance comité op. De comités zijn samengesteld uit minstens drie leden.
  Het auditcomité, het vergoedingscomité en elk ander comité dat binnen de raad van bestuur wordt opgericht, zijn uitsluitend samengesteld uit niet-uitvoerende bestuurders en minstens voor één derde uit onafhankelijke bestuurders.
  Het corporate governance comité is minstens voor twee derde samengesteld uit onafhankelijke bestuurders. Het voorzitterschap wordt waargenomen door een onafhankelijke bestuurder.
  § 3. Het auditcomité is belast met de volgende taken :
  1° de rekeningen onderzoeken en de budgetcontrole waarnemen;
  2° de auditwerkzaamheden opvolgen;
  3° de betrouwbaarheid van de financiële informatie evalueren;
  4° het organiseren en toezicht houden op de interne controle;
  5° de efficiëntie van de interne risicobeheersingsystemen controleren.
  Het auditcomité is bevoegd om onderzoek in te stellen in elke aangelegenheid die onder zijn bevoegdheden valt, mits inachtneming van de wettelijke beperkingen inzake de toegang tot commerciële gegevens en andere vertrouwelijke gegevens betreffende de gebruikers van het aardgasvervoersnetwerk, de aardgas stockage-installatie en de LNG-installatie. Te dien einde beschikt het over de nodige werkmiddelen, heeft het toegang tot alle informatie, met uitzondering van commerciële gegevens betreffende de netgebruikers, en kan het interne en externe deskundigen om advies vragen.
  § 4. Het vergoedingscomité is desgevallend belast met het opstellen van aanbevelingen ter attentie van de raad van bestuur inzake de bezoldiging van de leden van het directiecomité en van de gedelegeerd bestuurder, rekening houdend met artikel 8/5, 4°.
  § 5. Het corporate governance comité is desgevallend belast met de volgende taken :
  1° aan de raad van bestuur advies verlenen inzake de onafhankelijkheid van de kandidaten voor het mandaat van onafhankelijke bestuurder en inzake de benoeming van de gedelegeerd bestuurder en, in voorkomend geval, van de leden van het directiecomité;
  Indien de raad van bestuur het advies van het corporate governance comité inzake de benoeming van de onafhankelijke bestuurders niet volgt, motiveert de raad zijn beslissing na voorafgaandelijk overleg met de voorzitter van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen, die het advies van de Commissie vraagt indien het ingeroepen gebrek aan onafhankelijkheid de producteurs en de leveranciers van aardgas betreft;
  Indien de raad van bestuur, bij het voorstellen van kandidaten voor het mandaat van onafhankelijke bestuurder, van gedelegeerd bestuurder en, in voorkomend geval, van de leden van het directiecomité aan de algemene vergadering van aandeelhouders, het advies van het corporate governance comité niet volgt, moet de raad zijn beslissing motiveren na overleg te hebben gepleegd met de voorzitter van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen;
  2° zich uitspreken over de gevallen van onverenigbaarheid in hoofde van de directieleden en van de personeelsleden;
  3° toezien op de toepassing van de bepalingen van dit artikel, door de doeltreffendheid ervan te evalueren ten aanzien van de eisen van onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de beheerders zoals bepaald in de gedragscode en elk jaar een verslag hierover aan de Commissie voorleggen.
  § 6. Na advies van het corporate governance comité benoemt de raad van bestuur een gedelegeerd bestuurder of een voorzitter van het directiecomité overeenkomstig artikel 524bis van het Wetboek van vennootschappen.
  § 7. Na advies van de het corporate governance comité stelt de gedelegeerd bestuurder of de voorzitter van het directiecomité aan de raad van bestuur de benoeming voor van de leden van het directiecomité.
  De bepalingen van deze paragraaf zijn voor de eerste maal van toepassing op de benoemingen en hernieuwingen van de mandaten na de inwerkingtreding van dit artikel.
  § 8. De raad van bestuur oefent met name de volgende bevoegdheden uit :
  1° hij bepaalt het algemeen beleid van de vennootschap;
  2° hij oefent de bevoegdheden uit die hem door of krachtens het Wetboek van vennootschappen worden toegekend of die hem gedelegeerd worden zonder afbreuk te doen aan de bevoegdheden die respectievelijk worden gedelegeerd of toegekend aan de gedelegeerd bestuurder of desgevallend het directiecomité;
  3° hij houdt een algemeen toezicht op de gedelegeerd bestuurder en het directiecomité, met inachtneming van de wettelijke beperkingen inzake de toegang tot de commerciële en andere vertrouwelijke gegevens betreffende de gebruikers van het aardgasvervoersnet, de opslaginstallatie voor aardgas en de LNG-installatie en de verwerking ervan;
  § 9. De gedelegeerd bestuurder of de voorzitter van het directiecomité en diens directiecomité, oefenen onder andere de volgende bevoegdheden uit :
  1° het dagelijks bestuur van de beheerders;
  2° de andere bevoegdheden gedelegeerd door de raad van bestuur;
  3° de bevoegdheden die hun door de statuten worden toegewezen.

(NOTA : bij arrest nr 117/2013 van 07-08-2013( B.S. 27-09-2013, eerste editie, p. 68336-68380), heeft het Grondwettelijk Hof de woord « natuurlijke » in artikel 8/3, § 1/1, derde lid vernietigd)
  ----------
  (1)<W 2009-09-10/42, art. 3, 026; Inwerkingtreding : 18-12-2009>
  (2)<W 2012-01-08/02, art. 62, 029; Inwerkingtreding : 21-01-2012>

Art. 8/4. <Ingevoegd bij W 2005-06-01/33, art. 13; Inwerkingtreding : 24-06-2005> Indien de beheerder van het aardgasvervoersnet tot een verticaal geïntegreerde onderneming behoort, moet hij onafhankelijk zijn, tenminste wat zijn rechtsvorm, zijn organisatie en zijn beslissingsproces betreft, van andere activiteiten die niet gebonden zijn aan de vervoersactiviteit.

Art. 8/5. <Ingevoegd bij W 2005-06-01/33, art. 13; Inwerkingtreding : 24-06-2005> Teneinde de onafhankelijkheid van de in artikel 8/4 bedoelde beheerder van het aardgasvervoersnet te waarborgen, gelden de volgende minimumcriteria :
  1° De personen die verantwoordelijk zijn voor het beheer mogen geen deel uitmaken van de structuren van de geïntegreerde aardgasonderneming die rechtstreeks of onrechtstreeks belast zijn met het dagelijks beheer van de productie-, de distributie- en de leveringsactiviteiten van aardgas.
  2° Er worden passende maatregelen genomen om er voor te zorgen dat rekening wordt gehouden met de professionele belangen van de in 1 bedoelde personen, op zodanige wijze dat gewaarborgd is dat zij in alle onafhankelijkheid kunnen functioneren.
  3° De beheerder van het aardgasvervoersnet beschikt over effectieve bevoegdheden om, onafhankelijk van zijn aandeelhouders, besluiten te nemen met betrekking tot de activa die nodig zijn voor de exploitatie, het onderhoud en de ontwikkeling van het vervoersnet.
  4° De beheerder van het aardgasvervoersnet mag van zijn moedermaatschappij geen instructies ontvangen betreffende het dagelijks beheer, noch wat betreft de individuele beslissingen met betrekking tot de bouw of de modernisering van de aardgasvervoersleidingen die de grenzen van het jaarlijkse globale budget of van gelijk welk gelijkaardig document dat deze heeft goedgekeurd, niet overschrijden.

Art. 8/5bis. [1 De beheerders behandelen de commercieel gevoelige informatie waarvan zij kennis krijgen bij de uitoefening van hun activiteiten vertrouwelijk en zorgen ervoor dat geen informatie over deze activiteiten, die commercieel gunstig kan zijn, op discriminerende wijze wordt vrijgegeven.
   De beheerders bezorgen geen van de bovengenoemde informatiegegevens aan ondernemingen die werkzaam zijn in de productie en de levering van gas.
   Zij zullen ook hun eigen personeel niet aan die ondernemingen overdragen.
   Wanneer de beheerders aardgas verkopen aan, of aankopen van een verbonden of geassocieerde onderneming, maken zij geen misbruik van de commercieel gevoelige informatie die zij van derden hebben verkregen in het kader van de verlening van of de onderhandelingen over toegang tot het aardgasvervoersnet.
   De informatie die noodzakelijk is voor een efficiënte concurrentie en voor een goede marktwerking wordt openbaar gemaakt. Deze verplichting doet geen afbreuk aan de bescherming van de vertrouwelijkheid van commercieel gevoelige informatie.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2012-01-08/02, art. 63, 029; Inwerkingtreding : 21-01-2012>

Art. 8/6.[1 De artikel en 8, 8/1, 8/2, 8/3, 8/4, 8/5 en 8/5bis zijn van toepassing op de gecombineerde netbeheerder.]1
  ----------
  (1)<W 2012-01-08/02, art. 64, 029; Inwerkingtreding : 21-01-2012>

HOOFDSTUK IV. - (Rechten en verplichtingen van de houder van een vervoersvergunning en van de beheerders)
Afdeling I. [1 Rechten en verplichtingen ingevolge de vervoervergunning, verklaring van openbaar nut en wijziging van het tracé]1   ----------   (1)
Art. 8/7. [1 Onder voorbehoud van artikel 4 worden alle vervoerinstallaties, ongeacht de begunstigde ervan, en alle werken uitgevoerd voor de aanleg en de uitbating van deze installaties, op onweerlegbare wijze geacht van openbaar nut te zijn.
   De Koning bepaalt de nadere regels van het eerste lid van dit artikel.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2014-05-08/23, art. 22, 035; Inwerkingtreding : 01-03-2017>

Art.9.De (houder van een vervoervergunning) heeft het recht alle werken uit te voeren, onder, op of boven het openbaar domein, die nodig zijn voor de oprichting, de werking en het onderhoud in goede staat van de gasvervoerinstallaties. Deze werken moeten worden uitgevoerd overeenkomstig (de voorwaarden die in de vervoervergunning zijn vermeld), en met inachtneming van alle ter zake geldende wets- en verordeningsbepalingen. <W 1999-04-29/43, art. 8, 003; Inwerkingtreding : 05-06-2002>
  Wanneer 's lands belang het vereist, heeft de Koning het recht de ligging of het tracé van de gasvervoerinstallatie en de desbetreffende werken te doen wijzigen. De kosten van deze wijzigingen komen ten laste van degene die de gasvervoerinstallatie exploiteert.
  Ditzelfde recht bezitten ook de Staat, de provincie en de gemeente ten aanzien van de gasvervoerinstallaties op hun openbaar domein opgericht. De aldus verrichte wijzigingen geschieden op kosten van degene die de gasvervoerinstallatie exploiteert, indien zij zijn opgelegd hetzij terwille van de openbare veiligheid, hetzij terwille van de vrijwaring van het landschapsschoon, hetzij in het belang van een openbare dienst of van de waterlopen, kanalen en openbare wegen, hetzij wegens verandering in de toegangen tot de eigendommen gelegen langs de openbare weg. In de andere gevallen komen de kosten ten laste van de Staat, de provincie of de gemeente; deze laatste kunnen dan een voorafgaande prijsberekening vragen; als er onenigheid is over de prijs van de uit te voeren werken, kunnen zij ze zelf uitvoeren.

(NOTA : bij arrest nr 08/2016 van 21-01-2016 (B.St. 17-03-2016, p. 18178), heeft het Grondwettelijk Hof het achtste tot elfde lid van artikel 9 vernietigd, ingevoegd bij artikel 23 van W 2014-05-08/23, in zoverre zij van toepassing zijn op het openbaar domein bedoeld in artikel 6, § 1, X, eerste lid, 1° tot 5°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen)

Art.10.Na onderzoek kan de Koning van openbaar nut verklaren het oprichten van een gasvervoerinstallatie onder, op of boven [1 het geheel of een deel van de private niet bebouwde gronden en die niet volledig omsloten zijn met een ondoordringbare muur of omheining]1.
  Deze verklaring van openbaar nut verleent aan (de houder van een vervoervergunning), ten voordele van wie zij wordt gedaan, het recht gasvervoerinstallaties op te richten onder, op of boven deze private gronden, het toezicht op deze installaties te houden en de werken uit te voeren die nodig zijn voor de werking en het onderhoud ervan, onder de voorwaarden welke in die verklaring zijn genoemd. <W 1999-04-29/43, art. 8, 003; Inwerkingtreding : 05-06-2002>
  [1 met de uitvoering van de werken van aanleg van de vervoerinstallatie mag slechts een aanvang worden genomen]1 twee maanden nadat de belanghebbende eigenaars en huurders op de hoogte zijn gebracht bij ter post aangetekend schrijven.
  ----------
  (1)<W 2014-05-08/23, art. 24, 035; Inwerkingtreding : 01-03-2017 (KB 2016-12-01/37, art. 31, 1°)>

Art.11.[1 Het gebruik waartoe het openbaar domein of privéterreinen die gedeeltelijk worden bezet, is bestemd, moet worden geëerbiedigd.]1 Deze bezetting brengt generlei bezitsberoving mee, maar vormt een wettelijke erfdienstbaarheid van openbaar nut die elke daad verbiedt welke de gasvervoerinstallatie of de exploitatie ervan kan schaden.
  [1 ...]1.
  [1 ...]1.
  ----------
  (1)<W 2014-05-08/23, art. 25, 035; Inwerkingtreding : 01-03-2017 (KB 2016-12-01/37, art. 31, 1°)>

Art.12.[1 De eigenaar van het private erf dat met de erfdienstbaarheid zoals voorzien in artikel 11 is bezwaard, kan binnen de termijn door de Koning bepaald, aan de minister laten weten dat hij aan de gerechtigde van die erfdienstbaarheid vraagt het bezette gedeelte van het terrein aan te kopen.
   Wanneer tussen de eigenaar van het bezwaarde erf en de houder van een vervoervergunning geen overeenstemming wordt bereikt over een verkoop in der minne, is het hiernavolgende artikel 14 van toepassing.
   De vervoerinstallaties moeten worden verplaatst of, zo nodig, weggenomen op verzoek van de eigenaar van het bezwaarde erf of van degene die het recht heeft om er bouwwerken op uit te voeren of om het te omsluiten met een ondoordringbare muur of omheining.
   Indien de betrokkenen waarvan sprake in het derde lid dit recht uitoefenen zonder de verplaatsing of het wegnemen van de vervoerinstallaties te eisen, behoudt de gerechtigde op de erfdienstbaarheid het recht om het toezicht op deze installaties uit te oefenen en om de werken uit te voeren die nodig zijn voor hun werking, hun onderhoud en hun herstelling.
   De kosten veroorzaakt door het verplaatsen of wegnemen van de vervoerinstallaties komen ten laste van de gerechtigde op de erfdienstbaarheid; echter, de in het derde lid vermelde personen moeten minstens zes maanden voor zij de voorgenomen werken aanvangen, de gerechtigde op de erfdienstbaarheid hiervan schriftelijk verwittigen.]1
  ----------
  (1)<W 2014-05-08/23, art. 26, 035; Inwerkingtreding : 01-03-2017 (KB 2016-12-01/37, art. 31, 1°)>

Art.13. De gerechtigde op de erfdienstbaarheid, bepaald in artikel 11, is verplicht een vergoeding te betalen aan de eigenaar van het erf dat met deze erfdienstbaarheid bezwaard is of aan hen die de werkelijke rechten bezitten welke aan dit erf verbonden zijn.
  Deze vergoeding kan ineens uitbetaald worden, en geldt dan als een forfaitaire vergoeding; zij kan ook worden uitbetaald in de vorm van een jaarlijkse vooruit te betalen uitkering.
  De (houder van een vervoervergunning) moet bovendien de schade vergoeden die berokkend wordt door de werken welke hij uitvoert voor de oprichting of gedurende de exploitatie van zijn gasvervoerinstallaties, alsook de schade aan derden berokkend, hetzij uit hoofde van de werken, hetzij door de benuttiging van het erf dat met de erfdienstbaarheid bezwaard is; de vergoedingen voor de berokkende schade komen volledig ten laste van deze houder; zij zijn verschuldigd aan de personen aan wie de schade berokkend wordt; hun bedrag wordt vastgesteld hetzij in der minne, hetzij door de rechtbanken. <W 1999-04-29/43, art. 8, 003; Inwerkingtreding : 05-06-2002>

Art.14. De (houder van een vervoervergunning), ten voordele van wie een koninklijk besluit van verklaring van openbaar nut is vastgesteld, kan, wanneer hij het vraagt en binnen de perken van dit laatste besluit door de Koning worden gemachtigd in naam van de Staat maar op eigen kosten de nodige onteigeningen te verrichten. De spoedprocedure bepaald in artikel 5 van de wet van 26 juli 1962 betreffende de onteigeningen ten algemenen nutte en de concessies voor de bouw van de autosnelwegen is van toepassing op deze onteigeningen. <W 1999-04-29/43, art. 8, 003; Inwerkingtreding : 05-06-2002>

Art.15. De (houder van een vervoervergunning) is verplicht zonder verwijl gevolg te geven aan elk met redenen omkleed verzoek van de bevoegde overheid om binnen de termijn van achtenveertig uur een einde te maken aan de stoornissen of schadelijke gevolgen die uit zijn gasvervoerexploitatie voortvloeien. <W 1999-04-29/43, art. 8, 003; Inwerkingtreding : 05-06-2002>
  Wanneer aan deze stoornissen of schadelijke gevolgen geen einde is gemaakt binnen de gestelde termijn, neemt de Minister tot wiens bevoegdheid de energie behoort zelf de nodige maatregelen; zo nodig, geeft hij bevel tot wijziging of tot verplaatsing van de gasvervoerinstallaties. De bevelen van de Minister worden uitgevoerd op kosten en risico van de betrokken (vervoeronderneming). <W 1999-04-29/43, art. 8, 003; Inwerkingtreding : 05-06-2002>
  (De houder van een vervoersvergunning met betrekking tot andere producten dan aardgas dient zijn vervoerinstallaties te onderhouden en te ontwikkelen tegen economisch aanvaardbare voorwaarden en met eerbiediging van het leefmilieu.) <W 2005-06-01/33, art. 18, 011; Inwerkingtreding : 24-06-2005>

Afdeling II. - Beheerder van het aardgasvervoersnet, beheerder van de opslaginstallatie voor aardgas en beheerder van de LNG-installatie
Art. 15/1. <W 2005-06-01/33, art. 20, 011; Inwerkingtreding : 24-06-2005> § 1. De beheerder van het aardgasvervoersnet, de beheerder van de opslaginstallatie voor aardgas en de beheerder van de LNG-installatie zijn respectievelijk gehouden :
  1° de installaties, waarvan zij van rechtswege eigenaar zijn of waarop zij een recht hebben dat hun het genot garandeert van de infrastructuren en toestellen, te exploiteren, te onderhouden en te ontwikkelen op economisch aanvaardbare, veilige, betrouwbare en efficiënte wijze [1 en de gepaste middelen te verzekeren om aan de verplichtingen inzake de ondersteunende diensten te beantwoorden]1;
  2° de installaties, rechtstreeks verbonden aan het aardgasvervoersnetwerk en waarvan zij geen eigenaar zijn of waarop zij geen recht hebben als bedoeld in 1, die het voorwerp hebben uitgemaakt van een vervoersvergunning na de aanstelling van de beheerders, te exploiteren, te onderhouden en te ontwikkelen op economisch aanvaardbare, veilige, betrouwbare en efficiënte wijze overeenkomstig deze wet en die niet bedoeld worden in 1 [1 en de gepaste middelen te verzekeren om aan de verplichtingen inzake de ondersteunende diensten te beantwoorden]1;
  3° te beschikken over een organisatie die hen toelaat hun respectievelijke taken redelijkerwijze te vervullen;
  4° alle vereiste aandacht te besteden aan het respecteren van het milieu bij de vervulling van hun taken;
  5° zich te onthouden van alle discriminatie tussen de gebruikers of de categorieën van gebruikers van het aardgasvervoersnet, de opslaginstallaties voor aardgas of de LNG-installatie, onder andere ten gunste van verwante ondernemingen;
  6° aan de andere beheerders van het aardgasvervoersnet, de opslaginstallatie voor aardgas, de LNG-installatie en/of de aardgasdistributie, voldoende informatie te verstrekken om te waarborgen dat het aardgasvervoer, de aardgasopslag en de LNG-activiteiten kunnen geschieden op een wijze die verenigbaar is met een veilige en efficiënte werking van de geïnterconnecteerde netten;
  7° aan de gebruikers van het aardgasvervoersnet, de opslaginstallatie voor aardgas of de LNG-installatie de informatie te verstrekken die ze nodig hebben voor een efficiënte toegang tot het net en deze installaties, overeenkomstig de gedragscode;
  8° zich te onthouden van activiteiten van productie of verkoop van aardgas of van bemiddeling inzake aardgas andere dan de verkopen of aankopen die genoodzaakt zijn door hun activiteiten om het evenwicht te verzekeren als beheerder van het aardgasvervoersnet, als beheerder van de opslaginstallatie voor aardgas of als beheerder van de LNG-installatie, overeenkomstig de gedragscode.
  9° alle redelijke middelen aan te wenden om een belangrijk en accidenteel onevenwicht van de respectievelijke gebruikers van het aardgasvervoersnet, de opslaginstallatie voor aardgas of de LNG-installatie te compenseren.
  (9°bis de secundaire markt te organiseren waarop netgebruikers onderling capaciteit en flexibiliteit verhandelen en waarop de beheerders eveneens capaciteit en flexibiliteit kunnen kopen.) <W 2006-12-27/32, art. 64, 016; Inwerkingtreding : 07-01-2007>
  10° erop toe te zien om een taalevenwicht te bereiken en te behouden bij de hernieuwing van de mandaten van de leden van de raad van bestuur, de leden van het directiecomité.
  [1 11° de commissie en de Algemene Directie Energie op de hoogte te brengen van elk incident dat op hun net en/of installaties voorvalt;
   12° te beschikken over een elektronisch platform voor de organisatie van de toegang tot het aardgasvervoersnet, de opslaginstallaties voor aardgas en de LNG-installaties en te zorgen voor de toegang van de commissie en de Algemene Directie Energie tot die elektronische platforms.]1
  De houders van een vervoersvergunning die niet vallen binnen het toepassingsgebied beoogd in punten 1° en 2°, exploiteren zelf hun leidingen zonder tussenkomst van de beheerders.
  § 2. De beheerder van het aardgasvervoersnet, de opslaginstallatie voor aardgas en de LNG-installatie mag, noch rechtstreeks noch onrechtstreeks aan aandelen verbonden rechten hebben in ondernemingen voor de exploratie, de productie of de levering van aardgas of voor bemiddeling inzake aardgas.
  § 3. De beheerder van het aardgasvervoersnet is gehouden :
  1° het technisch beheer van de aardgasstromen op zijn net te organiseren, om het mogelijk te maken dat het aardgasnet in evenwicht wordt gehouden, en waarbij hij over het evenwicht waakt, het in stand houdt en desgevallend herstelt met alle redelijke middelen waarover hij beschikt;
  2° alle middelen aan te wenden om alle redelijke acties te ondernemen om de effecten te vermijden of te verhelpen die worden teweeggebracht door een noodsituatie die te maken heeft met de veiligheid en de betrouwbaarheid van het net en waaraan de beheerder het hoofd moet bieden of die wordt ingeroepen door een gebruiker of gelijk welke betrokken persoon;
  3° zich de energie aan te schaffen die hij gebruikt in het raam van de vervulling van zijn taken [1 volgens transparante, niet-discriminerende regels en op basis van de regels van de markt]1.
  [1 4° voldoende grensoverschrijdende capaciteit te voorzien om de Europese vervoersinfrastructuur te integreren en tegemoet te komen aan alle economisch redelijke en technisch realiseerbare vragen, en rekening te houden met de bevoorradingszekerheid inzake aardgas;
   5° te beschikken over een of meer regionaal geïntegreerde netten, zoals bedoeld in artikel 12, § 3 van Verordening (EG) nr. 715/2009, die twee of meer lidstaten dekken, om de capaciteit te verdelen en de veiligheid van het net te controleren;
   6° in geval van weigering tot toegang tot het aardgasvervoersnet omwille van een te lage capaciteit of het ontbreken van een verbinding, over te gaan tot de nodige verbeteringen, in de mate dat dit economisch verantwoord is of wanneer een mogelijke afnemer aangeeft dat hij bereid is om deze ten laste te nemen;
   7° een ontwerp van regels voor het beheer van de congestie op te stellen dat hij aan de commissie en de Algemene Directie Energie betekent. De commissie keurt dit ontwerp goed en kan hem op gemotiveerde wijze verzoeken deze regels te wijzigen mits het naleven van de regels voor de congestie die bepaald zijn door de buurlanden waarvan de interconnectie betrokken is en in overleg met het ACER. De commissie publiceert op haar internetsite de regels voor het beheer van de congestie. De implementering van de regels wordt gemonitord door de commissie in overleg met de Algemene Directie Energie;
   8° erop toezien dat, wanneer de afnemers die op het aardgasvervoersnet zijn aangesloten van leverancier willen veranderen, in overeenstemming met de duur en de modaliteiten van hun contracten en zonder deze op de helling te zetten, deze overstap binnen een maximumtermijn van drie wekenwordt uitgevoerd.]1
  [3 § 3/1. De beheerder van het aardgasvervoernet richt een Vergoedingsfonds op als vervangende tussenkomst, hierna genoemd "het Vergoedingsfonds". Het Vergoedingsfonds keert onafhankelijk van de toewijzing van aansprakelijkheden voor "rekening van wie het zal toekomen" een vergoeding uit aan het slachtoffer van een lichamelijk letsel van een ongeval op het netwerk van de beheerder van het aardgasvervoernetwerk dat geen vergoeding kan verkrijgen indien dit letsel uitsluitend verband houdt met de activiteit van een derde, een fout van het slachtoffer, een toevallige gebeurtenis of overmacht. Het Fonds komt ook tussen in het geval van bewezen fout van de vervoernetbeheerder conform artikel 6.5 van het Burgerlijk Wetboek.
   Het Vergoedingsfonds vergoedt eveneens de economische en morele gevolgen van lichamelijke letsels en overlijden. De organismen die wettelijk in de plaats worden gesteld hebben geen recht op verhaal tegen het Fonds.
   Het Vergoedingsfonds wordt voor alle administratieve en rechtshandelingen vertegenwoordigd door de beheerder van het aardgasvervoersnet. Het heeft geen rechtspersoonlijkheid.
   De Koning kan, bij een in ministerraad overlegd besluit, de oprichting van dergelijk fonds uitbreiden tot de andere houders van een vervoervergunning.".
   § 3/2. Het totale bedrag van de vergoedingen dat het Vergoedingsfonds kan uitkeren krachtens § 3/1 om lichamelijk letsel te vergoeden, overschrijdt het bedrag van 30 miljoen euro per kalenderjaar niet. Onder de voorwaarden die door de Koning worden bepaald komt het Vergoedingsfonds tussen voor de slachtoffers of hun nabestaanden van een ongeval dat zich in België heeft voorgedaan in de gevallen bedoeld in § 3/1 van dit artikel van deze wet. Het leidende principe van de dading wordt ook door de Koning vastgesteld.
   Onverminderd artikel 4 van de voorafgaande Titel van het Wetboek van Strafvordering, moet het Vergoedingsfonds elke persoon vergoeden die lichamelijke schade heeft geleden in de gevallen bedoeld in § 3/1 en dit, onafhankelijk van de toewijzing van de aansprakelijkheden. Het vergoedt ook de economische en morele gevolgen van lichamelijke letsels en van overlijden. De organismen die wettelijk in de plaats worden gesteld, hebben geen recht op verhaal tegen het Fonds.
   Het Vergoedingsfonds moet ook elke persoon vergoeden die lichamelijke schade heeft geleden in de gevallen bedoeld in § 3/1.
   Wanneer het Vergoedingsfonds tussenkomt, moeten de vergoedingen voortkomen uit een procedure van minnelijke schadevergoeding die de waarde heeft van een dading of van een gerechtelijke beslissing.
   Het Vergoedingsfonds wordt in de rechten gesteld van het slachtoffer tegen elke persoon waartegen dit slachtoffer een recht op schadevergoeding kan laten gelden zonder afbreuk te doen aan artikel 1252 van het Burgerlijk Wetboek. Het Vergoedingsfonds heeft bovendien recht op de interesten tegen de wettelijke rentevoet in burgerlijke zaken en op de incassokosten.
   Wanneer het Vergoedingsfonds een schikking treft met het slachtoffer, dan geldt de aanvaarding van het aanbod tot vergoeding door het slachtoffer of, in geval van overlijden, zijn nabestaanden, als een dading in de zin van artikel 2044 van het Burgerlijk Wetboek.
   De rechten op een vergoeding voorzien in dit artikel doven uit wanneer er binnen de periode van 3 jaar die volgt op de datum waarop de schade wordt geleden geen verzoek tot dading wordt gedaan of geen rechtsvordering wordt ingesteld in toepassing van de bepalingen van de paragrafen 3/1 en 3/2.
   Het Fonds is vrijgesteld van alle verplichtingen als het bewijst dat de schade voortvloeit uit een daad van oorlog of terrorisme.
   § 3/3. De bijdragen aan het Vergoedingsfonds worden gestort door de beheerder van het aardgasvervoernet onder de voorwaarden die door de Koning worden bepaald. Deze bijdragen maken een openbare dienstverplichting uit die niet in rekening wordt genomen in het mechanisme van het fonds voorzien in artikel 15/11. De bijdragen zijn een kost in de zin van artikel 15/5bis, § 5, 2°, en deze kost kan uit zichzelf niet bijdragen tot een verhoging van het tarief.]3
  § 4. De on- en offshore installaties [1 ...]1 en de Zeepipe Terminal (ZPT) die gelegen zijn op het Belgische grondgebied, worden beheerd samen met de upstream-installaties waarvan zij integraal deel uitmaken overeenkomstig de internationale verdragen. Zij worden niet beheerd door de beheerders beoogd in deze wet.
  [1 § 5. De beheerders van een aardgasvervoersnet, van de opslaginstallatie voor aardgas en van de LNG-installatie stellen elk jaar een investeringsplan voor de volgende tien jaar op en zenden dit over aan de commissie en de Algemene Directie Energie.
   De beheerders duiden in hun investeringsplannen de investeringen aan die onderworpen zijn aan een open-seasonprocedure. De commissie en de Algemene Directie Energie kunnen ieder afzonderlijk, maar mits de andere op de hoogte wordt gehouden, aan de beheerders in een met redenen omkleed verzoek vragen om een open-seasonprocedure te organiseren voor investeringen die ze niet hadden voorzien.
   De minister kan bovendien de commissie vragen om zich uit te spreken over de noodzaak om al dan niet de met toepassing van artikel 15/5bis vastgestelde tariefmethodologie om de financieringsmiddelen van de overwogen investeringen te waarborgen te herzien.
  [4 Het investeringsplan omvat eveneens een evaluatie van de noodzaak tot uitbreiding van het bestaande aardgasvervoersnet om de integratie van gas uit hernieuwbare bronnen te vergemakkelijken en houdt rekening met de bevindingen en conclusies die resulteren uit voornoemde evaluatie.]4
   § 6. De beheerders van het aardgasvervoersnet, van een opslaginstallatie voor aardgas en van een LNG-installatie streven naar het bevorderen van energie-efficiëntie op hun net of installatie [2 overeenkomstig de in de Gewesten geldende wet- en regelgeving]2.
   [2 ...]2
  [2 ...]2
   § 7. De beheerders van het aardgasvervoersnet, van opslaginstallatie voor aardgas en van een LNG-installatie werken bij de uitoefening van hun opdrachten samen met het ACER, op vraag van deze laatste, alsook met het Europees netwerk van aardgasvervoersnetbeheerders, om de verenigbaarheid van de reglementaire kaders tussen de regio's van de Europese Gemeenschap te garanderen, zoals bepaald door artikel 12, § 3 van Verordening (EG) nr. 715/2009.
   § 8. De beheerders van het vervoersnet voor aardgas, van de opslaginstallatie van aardgas en van een LNG installatie zenden aan de Algemene Directie Energie een afschrift over met het geheel van de informatie die zij gehouden zijn aan de commissie over te zenden in het kader van de gedragscode bedoeld bij artikel 15/5undecies.]1

(NOTA : bij arrest nr 117/2013 van 07-08-2013, heeft het Grondwettelijk Hof de woorden « in overleg met de Algemene Directie Energie » in artikel 15/1, § 3, 7° vernietigd)
  ----------
  (1)<W 2012-01-08/02, art. 65, 029; Inwerkingtreding : 21-01-2012>
  (2)<W 2013-12-26/14, art. 16, 033; Inwerkingtreding : 31-12-2013>
  (3)<W 2014-05-08/23, art. 28, 035; Inwerkingtreding : onbepaald >
  (4)<W 2023-07-31/11, art. 16, 063; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art. 15/2. <Ingevoegd bij W 1999-04-29/43, art. 10; Inwerkingtreding : 05-06-2002> Na advies van de Commissie kan de minister elke vervoeronderneming verplichten om de verbindingen of verbeteringen die hij nodig acht, uit te voeren, voorzover deze economisch verantwoord zijn of zo een afnemer zich ertoe verbindt de betreffende meerkost op zich te nemen.

Afdeling III. - [1 Gemeenschappelijke balancerings-onderneming]1   ----------   (1)
Art. 15/2bis. [1 § 1. Onverminderd artikel 15/2quater kan de beheerder van het aardgasvervoersnet het beheer voor het in evenwicht houden van het aardgasvervoersnet aan een gemeenschappelijke onderneming, opgericht met één of meerdere beheerders van aardgasvervoersnetten van andere lidstaten, overdragen. Enkel de beheerder van het aardgasvervoersnet en de beheerders van de aardgasvervoersnetten van één of meerdere lidstaten, die gecertificeerd zijn overeenkomstig de artikelen 9 en 10, van de Richtlijn 2009/73/EG of die ontheven zijn van certificering overeenkomstig artikel 49, (6), van de Richtlijn 2009/73/EG, kunnen deelnemen aan de bedoelde gemeenschappelijke onderneming.
   § 2. De gemeenschappelijke onderneming wordt opgericht onder de vorm van een naamloze vennootschap met maatschappelijke zetel gevestigd in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte.
   De artikelen 8/3, § 1/1, derde tot vijfde lid, 8/4 en 8/5 zijn van toepassing op de gemeenschappelijke onderneming.
   § 3. De gemeenschappelijke onderneming ontwerpt en implementeert een nalevingsprogramma met de maatregelen die moeten worden genomen om discriminerend en concurrentieverstorend gedrag uit te sluiten. Dit nalevingsprogramma noemt de specifieke verplichtingen op, die opgelegd zijn aan de werknemers, opdat de doelstelling van uitsluiting van discriminerend en concurrentieverstorend gedrag behaald wordt.
   Het nalevingsprogramma bepaalt eveneens de te nemen voorzorgen door de gemeenschappelijke onderneming teneinde de vertrouwelijkheid te bewaren van de commerciële gegevens betreffende de netgebruikers actief in de balanceringszone waarvoor de gemeenschappelijke onderneming de verantwoordelijkheid draagt.
   Het nalevingsprogramma wordt ter goedkeuring voorgelegd aan het ACER na advies van de Commissie.
   Elke wijziging van het nalevingsprogramma wordt ter goedkeuring voorgelegd aan het ACER na advies van de Commissie.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2015-07-08/01, art. 4, 037; Inwerkingtreding : 26-07-2015>

Art. 15/2ter. [1 § 1. De gemeenschappelijke onderneming als bedoeld in artikel 15/2bis benoemt, na goedkeuring van de Commissie, een natuurlijke of rechtspersoon, "nalevingsfunctionaris" genoemd.
   De Commissie kan de goedkeuring, als bedoeld in het eerste lid, weigeren vanwege een gebrek aan onafhankelijkheid of aan beroepsbekwaamheid.
   Indien een aandeelhouder van de gemeenschappelijke onderneming een beheerder van een aardgasvervoersnet in een andere lidstaat is, die deel uitmaakt van een verticaal geïntegreerd bedrijf, mag de nalevingsfunctionaris in het jaar voor zijn benoeming door de gemeenschappelijke onderneming, direct noch indirect, een professionele activiteit of verantwoordelijkheid uitgeoefend hebben, geen belang of zakelijke betrekkingen gehad hebben met een vestiging van het verticaal geïntegreerd bedrijf dat functies van productie of levering verricht of een onderdeel daarvan en/of met de aandeelhouders die er zeggenschap over uitoefenen, andere dan de beheerder van een aardgasvervoersnet. Dit verbod geldt ook na beëindiging van de benoeming gedurende ten minste achttien maanden.
   De voorwaarden betreffende het mandaat of de arbeidsvoorwaarden, met inbegrip van de duur van zijn mandaat, van de nalevingsfunctionaris worden voor goedkeuring voorgelegd aan de Commissie. Deze voorwaarden waarborgen de onafhankelijkheid van de nalevingsfunctionaris, onder meer door hem te voorzien van alle middelen die nodig zijn om zijn taken te vervullen. Het mandaat van de nalevingsfunctionaris kan drie jaar niet overschrijden en mag hernieuwd worden.
   Tijdens de volledige duur van zijn mandaat mag de nalevingsfunctionaris - direct noch indirect - een professionele positie, verantwoordelijkheid of belang hebben in de aandeelhouders van de gemeenschappelijke onderneming of in de aandeelhouders die er zeggenschap over uitoefenen.
   De Commissie geeft instructie aan de gemeenschappelijke onderneming om de nalevingsfunctionaris in geval van gebrek aan onafhankelijkheid of beroepsbekwaamheid te ontheffen van zijn functie.
   § 2. De nalevingsfunctionaris woont alle relevante vergaderingen van de gemeenschappelijke onderneming bij, in het bijzonder wanneer het balanceringsmodel wordt behandeld, specifiek betreffende de tarieven, het balanceringscontract, de transparantie, de balancering, aankoop en verkoop van energie die nodig is voor het netevenwicht van de balanceringszone waarvoor de gemeenschappelijke onderneming verantwoordelijk is.
   De nalevingsfunctionaris heeft zonder voorafgaande aankondiging toegang tot alle relevante gegevens, tot de kantoren van de gemeenschappelijke onderneming en tot alle informatie die voor de uitvoering van zijn taken noodzakelijk is.
   § 3. De nalevingsfunctionaris wordt belast met de volgende taken :
   1° toezien op de tenuitvoerlegging van het nalevingsprogramma door de gemeenschappelijke onderneming;
   2° opstellen van een verslag over de commerciële en financiële betrekkingen tussen de gemeenschappelijke onderneming en het verticaal geïntegreerde bedrijf of een onderdeel ervan en/of met de aandeelhouders die er zeggenschap over uitoefenen, anders dan de vervoersnetbeheerder. Zo nodig formuleert de nalevingsfunctionaris aanbevelingen over het nalevingsprogramma en somt de maatregelen op die zijn genomen in uitvoering van het nalevingsprogramma. Dit verslag wordt uiterlijk op 1 maart van elk jaar aan de Commissie meegedeeld;
   3° de Commissie onverwijld in kennis stellen van elke inbreuk bij de uitvoering van het nalevingsprogramma.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2015-07-08/01, art. 5, 037; Inwerkingtreding : 26-07-2015>

Art. 15/2quater. [1 § 1. In het geval dat de beheerder van het aardgasvervoersnet het beheer voor het in evenwicht houden van het aardgasvervoersnet aan een gemeenschappelijke onderneming overdraagt, overeenkomstig artikel 15/2bis, blijft de beheerder van het aardgasvervoersnet verantwoordelijk voor de systeemintegriteit en het operationeel beheer van zijn net inbegrepen de incidenten en de noodsituaties, waarvoor hij de specifieke maatregelen ten uitvoer legt die voorzien zijn in deze wet, de Verordening (EU) nr. 994/2010 en de uitvoeringsbesluiten.
   § 2. Elke wijziging of uitbreiding van de balanceringszone waarvan het beheer voor het behoud van het evenwicht van het aardgasvervoersnet aan een gemeenschappelijke onderneming wordt overgedragen overeenkomstig artikel 15/2bis, eerste lid, is slechts effectief als ze door de beheerder van het aardgasvervoersnet genotificeerd is bij de Federale instantie voor de bevoorradingszekerheid inzake aardgas bedoeld in artikel 15/13, § 6, uiterlijk binnen een periode van zes maanden voor haar inwerkingtreding.
   Deze kennisgeving omvat ten minste de volgende elementen :
   1° een volledige beschrijving van de wijziging of uitbreiding van de voorgestelde balanceringszone;
   2° het detail van de impact van deze wijziging op de rol, de taken en verantwoordelijkheden van de beheerder van het aardgasvervoersnet; en
   3° een volledige beoordeling van de gevolgen van deze wijziging voor de bevoorradingszekerheid van het land en het werk van monitoring hiervan dat continu moet kunnen worden uitgevoerd door de bevoegde autoriteit.
   De tenuitvoerlegging door de gemeenschappelijke onderneming van een balanceringszone die de grenzen van België overschrijdt, alsook elke wijziging of uitbreiding van een dergelijke grensoverschrijdende balanceringszone, mag de bevoorradingszekerheid van België op geen enkele wijze negatief beïnvloeden, geen afbreuk doen aan de ter beschikking stelling door de beheerder van het aardgasvervoersnet van real-time data, die het de bevoegde overheid mogelijk maken om een constante monitoring van de bevoorradingszekerheid te garanderen, noch de soevereine uitoefening door de Federale instantie voor de bevoorradingszekerheid inzake aardgas bepaald in artikel 15/13, § 6, van zijn bevoegdheden beperken in de domeinen als bedoeld in deze wet en de Verordening (EU) nr. 994/2010.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2015-07-08/01, art. 6, 037; Inwerkingtreding : 26-07-2015>

Art. 15/2quinquies. [1 § 1. Op de gemeenschappelijke onderneming zijn van toepassing de Verordening (EU) nr. 312/2014, evenals alle bepalingen van deze wet en haar uitvoeringsbesluiten die verband houden met balanceringsactiviteiten van de gemeenschappelijke onderneming als bedoeld in artikel 15/2bis, voor zover deze niet strijdig zijn met de Verordening (EU) nr. 312/2014.
   Op de gemeenschappelijke onderneming zijn in het bijzonder van toepassing de artikelen 15/16, 15/18, 15/18bis, 15/20, 15/20bis, 15/21, 15/22, 18, 19, 19bis, 20, 20/1, 20/1bis, 20/2 en 23.
   § 2. De Commissie is, ten aanzien van de gemeenschappelijke onderneming, als bedoeld in artikel 15/2bis, bevoegd voor de uitvoering van de taken opgenoemd in artikel 15/14, § 2, tweede lid, met uitzondering van punten 26°, 30°, 31°, 32° en 33°, voor zover zij verband houden met balanceringsactiviteiten uit te voeren door de gemeenschappelijke onderneming.
   De Commissie bekrachtigt, op voorstel van de gemeenschappelijke onderneming :
   1° het balanceringscontract en, in voorkomend geval, de balanceringscode die de rechten en verplichtingen van de gemeenschappelijke onderneming en de netgebruikers in het kader van de balanceringsactiviteit beheerst.
   Het balanceringscontract en, in voorkomend geval, de balanceringscode bevatten in elk geval op gedetailleerde wijze :
   a) de definities van de in het balanceringscontract gebruikte terminologie;
   b) het voorwerp van het balanceringscontract;
   c) de voorwaarden waaraan de balanceringsactiviteit door de gemeenschappelijke onderneming geleverd wordt;
   d) de rechten en plichten verbonden aan de geleverde balanceringsactiviteit;
   e) de facturatie en betalingsmodaliteiten;
   f) de financiële garanties en andere waarborgen;
   g) de bepalingen inzake de aansprakelijkheid van de gemeenschappelijke onderneming en de netgebruikers;
   h) de impact van situaties van overmacht op de rechten en plichten van de partijen;
   i) de bepalingen in verband met de verhandelbaarheid en overdracht van het balanceringscontract;
   j) de duur van het balanceringscontract;
   k) de bepalingen inzake opschorting en opzeg van het balanceringscontract, met uitzondering van uitdrukkelijk ontbindende bedingen in hoofde van de gemeenschappelijke onderneming;
   l) overeengekomen vormen inzake kennisgevingen tussen partijen;
   m) de bepalingen die van toepassing zijn wanneer de netgebruiker foutieve en onvolledige informatie geeft;
   n) het stelsel van geschillenregeling;
   o) het toepasselijke recht;
   p) de regels en procedures die van toepassing zijn op de geïntegreerde balanceringszone en het balanceringsmodel.
   2° het balanceringsprogramma, dat het balanceringsmodel beschrijft;
   3° de balanceringstarieven.
   Het voorstel van het balanceringscontract, van het balanceringsprogramma en van de balanceringscode, evenals de eventuele wijzigingen ervan, worden door de gemeenschappelijke onderneming opgesteld na raadpleging door deze laatste van de netgebruikers. Daartoe richt de gemeenschappelijke onderneming een overlegstructuur op binnen dewelke zij de netgebruikers kan ontmoeten. De gemeenschappelijke onderneming stelt een verslag op over de raadpleging dat zij toevoegt aan de documenten die ter goedkeuring worden voorgelegd. Voor zover dat de gemeenschappelijke onderneming nog niet zou zijn opgericht ten tijde van de eerste raadpleging van de netgebruikers inzake het balanceringscontract, het balanceringsprogramma en de balanceringscode, zal deze raadpleging worden uitgevoerd door de beheerder van het aardgasvervoersnet. De Commissie kan, rekening houdend met gewijzigde marktomstandigheden, met inbegrip van nieuwe of gewijzigde wet- of regelgeving, en/of met haar evaluatie van de marktwerking, de gemeenschappelijke onderneming de opdracht geven het goedgekeurde balanceringscontract, het balanceringsprogramma en de balanceringscode aan te passen en daartoe een voorstel tot wijziging ter goedkeuring voor te leggen aan haar.
   Artikel 15/5bis, §§ 1, 7 en 8, 10 en 11, 13 en 14, is mutatis mutandis van toepassing op het tariefvoorstel ingediend door de gemeenschappelijke onderneming, op de balanceringstarieven en op hun goedkeuring door de Commissie.
   § 3. Wanneer een balanceringszone de grenzen van België overschrijdt, werkt de Commissie onderling samen met ACER en met de regulerende instanties van de betrokken lidstaten om toezicht te houden op het in evenwicht houden van deze balanceringszone.
   De Commissie en de bevoegde regulerende instanties van de andere betrokken lidstaten kunnen een akkoord afsluiten in toepassing van artikel 15/14quater, § 1, vierde lid, met het oog op de regulering van de voornoemde gemeenschappelijke onderneming.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2015-07-08/01, art. 7, 037; Inwerkingtreding : 26-07-2015>

Afdeling IV. [1 - Toegang tot niet-actieve infrastructuur met het oog op de aanleg van elektronische communicatienetwerken met hoge snelheid en coördinatie van civieltechnische werken]1   ----------   (1)
Art. 15/2sexies.[1 § 1. Elke beheerder van niet-actieve infrastructuur heeft het recht ondernemingen die elektronische communicatienetwerken aanbieden of waaraan een vergunning voor het aanbieden ervan is verleend, toegang te geven tot zijn niet-actieve infrastructuur met het oog op de aanleg van elementen van elektronische communicatienetwerken met hoge snelheid.
   § 2. Op schriftelijk verzoek van een onderneming die openbare communicatienetwerken aanbiedt of waaraan een vergunning voor het aanbieden ervan is verleend, willigt de beheerder van niet-actieve infrastructuur de redelijke verzoeken om toegang tot zijn niet-actieve infrastructuur in onder billijke en redelijke eisen en voorwaarden met inbegrip van de prijs, met het oog op de aanleg van elementen van elektronische communicatienetwerken met hoge snelheid. Dat schriftelijke verzoek bevat een nadere omschrijving van de elementen van het project waarvoor om toegang wordt verzocht, met inbegrip van een tijdschema.
   § 3. Elke weigering om toegang te verlenen, is gebaseerd op objectieve, transparante en evenredige criteria, zoals :
   1° de technische geschiktheid van de niet-actieve infrastructuur waarvoor om toegang wordt verzocht voor het onderbrengen van de in paragraaf 2 bedoelde elementen van elektronische communicatienetwerken met hoge snelheid;
   2° de beschikbaarheid van ruimte om andere elementen van het vervoernet, van het gesloten industrieel net of van de directe leiding van de beheerder van niet-actieve infrastructuur te huisvesten, de toekomstige behoeften aan ruimte van de beheerder inbegrepen, of om de in paragraaf 2 bedoelde elementen van de elektronische communicatienetwerken met hoge snelheid te huisvesten, waarbij onder meer rekening wordt gehouden met de toekomstige behoeften aan ruimte, die afdoende moeten worden aangetoond, van de onderneming die openbare communicatienetwerken aanbiedt of waaraan een vergunning voor het aanbieden ervan is verleend, die het verzoek heeft ingediend of met de elementen van netwerken van andere ondernemingen;
   3° overwegingen met betrekking tot veiligheid en volksgezondheid;
   4° de integriteit en veiligheid van de niet-actieve infrastructuur, met name van kritieke nationale infrastructuur bedoeld in de wet van 1 juli 2011 betreffende de beveiliging en de bescherming van de kritieke infrastructuren;
   5° het risico van ernstige verstoring van de geplande elektronische communicatiediensten wanneer andere diensten via de niet-actieve infrastructuur worden verstrekt;
   6° de vraag of de beheerder van de niet-actieve infrastructuur beschikt over levensvatbare alternatieve middelen voor het verlenen van wholesaletoegang tot de fysieke niet-actieve infrastructuur die geschikt zijn voor het aanbieden van elektronische communicatienetwerken met hoge snelheid, op voorwaarde dat de toegang onder billijke en redelijke voorwaarden wordt verleend.
   Uiterlijk twee maanden vanaf de datum van ontvangst van het volledige verzoek om toegang geeft de beheerder van de niet-actieve infrastructuur de redenen voor de weigering op.
   § 4. [2 Indien uiterlijk twee maanden vanaf de datum van ontvangst van het verzoek, toegang wordt geweigerd of geen overeenstemming wordt bereikt over specifieke eisen en voorwaarden, met inbegrip van de prijs, heeft elke partij het recht deze kwestie door te verwijzen naar de instantie voor geschillenbeslechting inzake netwerkinfrastructuur.]2
   Het eerste lid is van toepassing onverminderd de mogelijkheid voor elke partij om bij geschillen de zaak aanhangig te maken bij de rechtbank van eerste aanleg te Brussel, die beslist als in kort geding, overeenkomstig de procedure die bepaald is in artikel 15/2decies.
   § 5. Dit artikel laat het eigendomsrecht van de eigenaar van de niet-actieve infrastructuur, indien de beheerder van de niet-actieve infrastructuur niet de eigenaar is, alsmede het eigendomsrecht van derden, zoals landeigenaren en eigenaren van privaat eigendom, onverlet. Dit artikel laat eveneens de verplichting voor de onderneming die openbare communicatienetwerken aanbiedt of waaraan een vergunning voor het aanbieden ervan is verleend, om de toelatingen en vergunningen te bekomen die vereist zijn voor de aanleg van de bestanddelen van zijn elektronisch communicatienetwerk met hoge snelheid, onverlet.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2017-07-31/04, art. 4, 041; Inwerkingtreding : 19-08-2017>
  (2)<W 2017-07-31/04, art. 4, 041; Inwerkingtreding : 01-06-2019>

Art. 15/2septies.[1 § 1. Iedere onderneming die openbare communicatienetwerken aanbiedt of waaraan een vergunning voor het aanbieden van openbare communicatienetwerken is verleend, heeft op verzoek recht op toegang tot de volgende minimuminformatie met betrekking tot de bestaande niet-actieve infrastructuur van de beheerder van een niet-actieve infrastructuur, teneinde overeenkomstig artikel 15/2sexies, § 2, een verzoek om toegang tot niet-actieve infrastructuur in te dienen :
   1° locatie en route;
   2° aard en huidig gebruik van de infrastructuur; en
   3° een contactpunt.
   De onderneming die om toegang verzoekt, specificeert het gebied waarin wordt overwogen om elementen van elektronische communicatienetwerken met hoge snelheid aan te leggen.
   Een beperking van de toegang tot de in het eerste lid 1 bedoelde minimuminformatie wordt gemotiveerd en uitsluitend toegestaan indien dit noodzakelijk wordt geacht met het oog op de veiligheid en integriteit van de niet-actieve infrastructuur, de nationale veiligheid, de volksgezondheid of de openbare veiligheid, de vertrouwelijkheid en de bescherming van handels- en bedrijfsgeheimen.
   § 2. Indien de in paragraaf 1 bedoelde minimuminformatie niet via het centrale informatiepunt beschikbaar is, biedt de beheerder van de niet-actieve infrastructuur op specifiek schriftelijk verzoek van een onderneming die openbare communicatienetwerken aanbiedt of waaraan vergunning voor het aanbieden van openbare communicatienetwerken is verleend, toegang aan tot dergelijke informatie.
   In dat verzoek wordt gespecificeerd in welk gebied de aanleg van elementen van elektronische communicatienetwerken met hoge snelheid wordt overwogen.
   Toegang tot informatie moet binnen twee maanden vanaf de datum van ontvangst van het schriftelijk verzoek worden verleend, waarbij evenredige, niet-discriminerende en transparante voorwaarden worden gehanteerd, onverminderd de beperkingen overeenkomstig paragraaf 1.
   § 3. Op specifiek, schriftelijk verzoek van een onderneming die openbare communicatie-netwerken aanbiedt of waaraan vergunning voor het aanbieden van openbare communicatienetwerken is verleend, gaat de beheerder van een niet-actieve infrastructuur in op redelijke verzoeken tot inspecties ter plaatse van specifieke elementen van zijn niet-actieve infrastructuur. In dat verzoek worden de elementen van het betrokken netwerk gespecificeerd met het oog op de aanleg van elementen van elektronische communicatienetwerken met hoge snelheid.
   Inspecties ter plaatse van de gespecificeerde elementen van de niet-actieve infrastructuur moeten uiterlijk één maand vanaf de datum van ontvangst van het schriftelijk verzoek worden toegestaan, waarbij evenredige, niet-discriminerende en transparante voorwaarden worden gehanteerd, onverminderd de beperkingen overeenkomstig paragraaf 1. De personen die de toestemming gekregen hebben moeten de procedures en veiligheidsmaatregelen die hun worden meegedeeld, nauwgezet naleven.
   § 4. [2 Wanneer een geschil ontstaat in verband met de in dit artikel vermelde rechten en verplichtingen, heeft elke partij bij het geschil het recht het geschil door te verwijzen naar de instantie voor geschillenbeslechting inzake netwerkinfrastructuur.]2
   Het eerste lid is van toepassing onverminderd de mogelijkheid voor elke partij om bij geschillen de zaak aanhangig te maken bij de rechtbank van eerste aanleg te Brussel, die beslist als in kort geding, overeenkomstig de procedure die bepaald is in artikel 15/2decies.
   § 5. Wanneer zij overeenkomstig dit artikel toegang krijgen tot informatie, nemen de ondernemingen die openbare communicatienetwerken aanbieden of waaraan vergunning voor het aanbieden van openbare communicatienetwerken is verleend, de nodige maatregelen ter bescherming van vertrouwelijkheid en handels- en bedrijfsgeheimen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2017-07-31/04, art. 5, 041; Inwerkingtreding : 19-08-2017>
  (2)<W 2017-07-31/04, art. 5, 041; Inwerkingtreding : 01-06-20195>

Art. 15/2octies.[1 § 1. Onverminderd iedere bepaling ter regulering van de coördinatie van civieltechnische werken in het openbaar domein, ingevoerd bij decreet of ordonnantie, heeft de beheerder van een niet-actieve infrastructuur het recht om met ondernemingen die elektronische communicatienetwerken aanbieden of waaraan een vergunning voor het aanbieden ervan is verleend, te onderhandelen over overeenkomsten met betrekking tot de coördinatie van civieltechnische werken met het oog op de aanleg van elementen van elektronische communicatienetwerken met hoge snelheid.
   § 2. De beheerder van een niet-actieve infrastructuur die, direct of indirect, geheel of gedeeltelijk met overheidsgeld gefinancierde civiele werken uitvoert, voldoet aan elk redelijk verzoek om onder transparante en niet-discriminerende voorwaarden de civiele werken te coördineren, die gedaan worden door ondernemingen die openbare communicatienetwerken aanbieden of waaraan vergunning voor het aanbieden ervan is verleend, met het oog op de aanleg van elementen van elektronische-communicatienetwerken met hoge snelheid.
   Dat verzoek kan worden ingewilligd, mits :
   1° dit geen aanvullende kosten, daaronder begrepen kosten door bijkomende vertragingen, met zich zal meebrengen voor de oorspronkelijk geplande civiele werken;
   2° dit geen belemmering zal vormen voor de controle over de coördinatie van de werken;
   3° het verzoek om coördinatie zo spoedig mogelijk wordt gedaan, en in ieder geval ten minste één maand voordat het definitieve project wordt ingediend bij de bevoegde vergunningverlenende autoriteiten.
   § 3. [2 Indien binnen een maand vanaf de datum van ontvangst van het formele verzoek om overleg overeenkomstig § 2 geen overeenstemming is bereikt over de coördinatie van civiele werken, heeft elke partij het recht de zaak door te verwijzen naar de instantie voor geschillenbeslechting inzake netwerkinfrastructuur.]2
   Het eerste lid is van toepassing onverminderd de mogelijkheid voor elke partij om bij geschillen de zaak aanhangig te maken bij de rechtbank van eerste aanleg te Brussel, die beslist als in kort geding, overeenkomstig de procedure die bepaald is in artikel 15/2decies.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2017-07-31/04, art. 6, 041; Inwerkingtreding : 19-08-2017>
  (2)<W 2017-07-31/04, art. 6, 041; Inwerkingtreding : 01-06-2019>

Art. 15/2novies.[1 § 1. Met het oog op onderhandelingen over overeenkomsten met betrekking tot de coördinatie van civiele werken als bedoeld in artikel 15/2octies, stelt de beheerder van een niet-actieve infrastructuur, op specifiek schriftelijk ingediend verzoek van een onderneming die openbare communicatienetwerken aanbiedt of waaraan vergunning voor het aanbieden van openbare communicatienetwerken is verleend, de volgende minimuminformatie ter beschikking over lopende of geplande civiele werken met betrekking tot zijn niet-actieve infrastructuur waarvoor een vergunning is verleend, waarvoor een vergunningsprocedure loopt of waarvoor binnen de komende zes maanden een eerste aanvraag voor een vergunning bij de bevoegde vergunningverlenende autoriteiten zal worden ingediend :
   1° de locatie en het type werkzaamheden;
   2° de betrokken elementen van de niet-actieve infrastructuur;
   3° de geraamde datum voor de aanvang van de werkzaamheden en de duur; en
   4° een contactpunt.
   In haar verzoek vermeldt de onderneming die openbare communicatienetwerken aanbiedt of waaraan vergunning voor het aanbieden van openbare communicatienetwerken is verleend, het gebied waarin de aanleg van elementen van elektronische communicatienetwerken met hoge snelheid wordt overwogen. De beheerder van een niet-actieve infrastructuur verleent uiterlijk twee weken vanaf de datum van ontvangst van het schriftelijke verzoek de gevraagde informatie, onder evenredige, niet-discriminerende en transparante voorwaarden.
   Een beperking van de toegang tot de minimuminformatie wordt gemotiveerd en uitsluitend toegestaan indien dit noodzakelijk wordt geacht met het oog op de veiligheid en integriteit van de niet-actieve infrastructuur, de nationale veiligheid, de volksgezondheid of de openbare veiligheid, de vertrouwelijkheid en de bescherming van handels- en bedrijfsgeheimen.
   § 2. De beheerder van een niet-actieve infrastructuur kan het verzoek overeenkomstig § 1 weigeren in de volgende gevallen :
   1° hij heeft de gevraagde informatie in elektronisch formaat openbaar gemaakt, of
   2° de toegang tot dergelijke informatie is mogelijk via het centraal informatiepunt.
   § 3. De beheerder van een niet-actieve infrastructuur stelt de in § 1 bedoelde minimuminformatie waar om is verzocht, ter beschikking via het centraal informatiepunt.
   § 4. [2 Wanneer een geschil ontstaat in verband met de in dit artikel vermelde rechten en verplichtingen, heeft elke partij bij het geschil het recht het geschil door te verwijzen naar de instantie voor geschillenbeslechting inzake netwerkinfrastructuur.]2
   Het eerste lid is van toepassing onverminderd de mogelijkheid voor elke partij om bij geschillen de zaak aanhangig te maken bij de rechtbank van eerste aanleg te Brussel, die beslist als in kort geding, overeenkomstig de procedure die bepaald is in artikel 15/2decies.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2017-07-31/04, art. 7, 041; Inwerkingtreding : 19-08-2017>
  (2)<W 2017-07-31/04, art. 7, 041; Inwerkingtreding : 01-06-2019>

Art. 15/2decies. [1 § 1. Het beroep bedoeld in artikel 15/2sexies, § 4, tweede lid, 15/2septies, § 4, tweede lid, 15/2octies, § 3, tweede lid, of 15/2novies, § 4, tweede lid, wordt op straffe van onontvankelijkheid die ambtshalve wordt uitgesproken, ingesteld bij verzoekschrift dat ondertekend wordt en ter griffie van de rechtbank van eerste aanleg van Brussel wordt neergelegd. Het verzoekschrift wordt ter griffie neergelegd in evenveel exemplaren als er partijen in de zaak zijn.
   § 2. Binnen de drie werkdagen die volgen op de neerlegging van het verzoekschrift wordt het verzoekschrift door de griffie van de rechtbank van eerste aanleg te Brussel bij gerechtsbrief betekend aan de partijen die door eiser voor de zaak worden opgeroepen.
   Op elk ogenblik kan de rechtbank van eerste aanleg te Brussel voor de zaak alle andere personen ambtshalve oproepen wier situatie door het beroep kan worden aangetast, om in het geding tussen te komen.
   § 3. De rechtbank van eerste aanleg te Brussel bepaalt de termijnen binnen dewelke de partijen elkaar hun geschreven opmerkingen bezorgen en daarvan ter griffie kopie neerleggen. De rechtbank bepaalt eveneens de datum van de debatten.
   De rechtbank van eerste aanleg te Brussel beslist binnen een termijn van zestig dagen te rekenen vanaf de neerlegging van het verzoekschrift bedoeld in paragraaf 1.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2017-07-31/04, art. 8, 041; Inwerkingtreding : 19-08-2017>

HOOFDSTUK IVbis. - (Leveringsverunningen).
Art. 15/3. <Ingevoegd bij W 1999-04-29/43, art. 11; Inwerkingtreding : 22-09-2001> De (gebruikelijke) levering van aardgas aan in België gevestigde afnemers is onderworpen aan de voorafgaande toekenning van een individuele vergunning door de minister behalve indien zij wordt verricht door een [1 distributienetbeheerder]1 binnen haar eigen distributienet. <W 2001-07-16/30, art. 4, 005; Inwerkingtreding : 30-07-2001>
  [1 Bij de toekenning van een vergunning krachtens het eerste lid wordt rekening gehouden met de vergunningen voor levering afgeleverd door de Gewesten of andere lidstaten van de Europese Economische Ruimte.]1
  ----------
  (1)<W 2012-01-08/02, art. 66, 029; Inwerkingtreding : 21-01-2012>

Art. 15/4. <Ingevoegd bij W 1999-04-29/43, art. 11; Inwerkingtreding : 24-10-2000> Na advies van de Commissie bepaalt de Koning :
  1° de criteria voor de toekenning van de leveringsvergunningen, die inzonderheid betrekking kunnen hebben op :
  a) de professionele betrouwbaarheid en ervaring van de aanvrager, zijn technische en financiële capaciteit en de kwaliteit van zijn organisatie [1 , meer bepaald inzake transactie en aanpassing en eenvormigheid met de vereisten voor bevoorradingszekerheid]1;
  b) de capaciteit van de aanvrager om aan de behoeften van zijn afnemers te voldoen;
  c) de openbare dienstverplichtingen bedoeld in artikel 15/11, 2°;
  2° de procedure voor de toekenning van de leveringsvergunningen, inzonderheid de vorm van de aanvraag, het onderzoek van het dossier en de vergoeding die hiervoor moet worden betaald, en de termijnen waarbinnen de minister moet beslissen en zijn beslissing aan de aanvrager moet meedelen;
  3° de gevallen waarin de minister de leveringsvergunning kan herzien of intrekken en de toepasselijke procedures;
  4° wat er met de leveringsvergunning gebeurt in geval van controlewijziging, fusie of splitsing van de houder en, in voorkomend geval, de te vervullen voorwaarden en de te volgen procedures voor het behoud of de hernieuwing van de leveringsvergunning in deze gevallen.
  ----------
  (1)<W 2012-01-08/02, art. 67, 029; Inwerkingtreding : 21-01-2012>

Art. 15/4bis. [1 De leveranciers zien erop toe dat hun afnemers alle relevante gegevens betreffende hun verbruik krijgen.
   De leveranciers zorgen ervoor dat zij een hoog beschermingsniveau aan hun eindafnemers die op het aardgasvervoersnet zijn aangesloten, garanderen, meer bepaald inzake de transparantie van de voorwaarden van de contracten, de algemene informatie en de mechanismen voor geschillenbeslechting. ".
   De leveranciers passen op hun eindafnemers de tarieven toe die werden goedgekeurd met toepassing van de artikel en 15/5 tot 15/5ter en 15/5quinquies en vermelden op duidelijke en gedetailleerde wijze het bedrag van ieder element dat de eindprijs uitmaakt.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2012-01-08/02, art. 68, 029; Inwerkingtreding : 21-01-2012>

Art. 15/4ter. [1 De leveranciers zien erop toe het gebruik van aardgas te optimaliseren, door hen, met name, diensten voor energiebeheer aan te bieden.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2012-01-08/02, art. 69, 029; Inwerkingtreding : 21-01-2012>

Art. 15/4quater.[1 De leveranciers stellen de relevante gegevens ter beschikking van de federale instanties, met inbegrip van de commissie, de [2 Belgische Mededingingsautoriteit]2 en de Europese Commissie, voor de uitvoering van hun taken, gedurende minstens vijf jaar, in verband met alle transacties met betrekking tot de contracten voor de levering van aardgas of van aardgasderivaten afgesloten met grootafnemers en beheerders van aardgasvervoersnet, alsook met beheerders van aardgasopslag- en LNG-installaties.
   De gegevens omvatten bijzonderheden betreffende de kenmerken van de betrokken transacties, zoals looptijd, leverings- en betalingsregels, hoeveelheden, uitvoeringsdata en -tijdstippen, transactieprijzen en middelen om de betrokken grootafnemer te identificeren, alsmede de vereiste gegevens over alle openstaande aardgasleveringscontracten en aardgasderivaten.
   De commissie kan bepaalde van deze gegevens ter beschikking stellen van de marktpartijen, voor zover er geen commercieel gevoelige, vertrouwelijke informatie en/of informatie met een persoonlijk karakter over bepaalde marktpartijen of transacties wordt bekendgemaakt. Dit lid is niet van toepassing op informatie betreffende de financiële instrumenten die vallen onder Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende markten voor financiële instrumenten, tot wijziging van de Richtlijnen 85/611/EEG en 93/6/EEG van de Raad en van Richtlijn 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad en houdende intrekking van Richtlijn 93/22/EEG van de Raad, zoals deze naar Belgisch recht is omgezet. Wanneer de in het eerste lid bedoelde overheden inzage nodig hebben in de gegevens die worden bewaard door de entiteiten die onder voorgaande richtlijn vallen, verstrekken deze entiteiten hen de gevraagde gegevens.
   De Europese Commissie stelt de richtsnoeren vast met toepassing van artikel 44.5 van Richtlijn 2009/73/EG. Deze paragraaf is van toepassing op transacties in aardgasderivaten van leveranciers, enerzijds, met grootafnemers, aardgasvervoersnetbeheerders, alsmede de beheerders van aardgasopslag- en LNG-installaties, anderzijds, op basis van deze richtsnoeren.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2012-01-08/02, art. 70, 029; Inwerkingtreding : 21-01-2012>
  (2)<W 2013-04-03/18, art. 20, 032; Inwerkingtreding : 06-09-2013 (KB 2013-08-30/14, art. 1)>

HOOFDSTUK IVbis. - (Toegang tot het aardgasvervoersnet, de opslaginstallaties voor aardgas en de LNG-installatie)
Art. 15/5. (De afnemers en de houders van leveringsvergunningen hebben toegang tot elk netwerk voor het aardgasvervoer, de opslaginstallatie voor aardgas en de LNG-installatie op basis van de tarieven vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van artikel 15/5bis en goedgekeurd door de Commissie.
  (Tweede lid opgeheven)) <W 2005-06-01/33, art. 22, 011; Inwerkingtreding : 23-03-2006> <W 2008-12-22/33, art. 108, 022; Inwerkingtreding : 08-01-2009>
  (...) <W 2005-06-01/33, art. 23, 011; Inwerkingtreding : 23-03-2006>
  § 3. (...) <W 2005-06-01/33, art. 24, 011; Inwerkingtreding : 24-06-2005>
  § 4. (...) <W 2005-06-01/33, art. 26, 011; Inwerkingtreding : 24-06-2005>
  § 5. (...) <W 2005-06-01/33, art. 26, 011; Inwerkingtreding : 24-06-2005>
  § 6. (...) <W 2005-06-01/33, art. 26, 011; Inwerkingtreding : 24-06-2005>

Art. 15/5bis.[1 § 1. De aansluiting, het gebruik van het net en/of installatie van de aardgasvervoersnetbeheerder, van de aardgasopslaginstallatiebeheerder of van de LNG-installatiebeheerder en, desgevallend, de door deze beheerders aangeboden diensten in toepassing van de gedragscode die overeenkomstig artikel 15/5undecies werd aangenomen, maken het voorwerp uit van tarieven.
   § 2. Na gestructureerd, gedocumenteerd en transparant overleg met de betrokken beheerders, stelt de commissie de tariefmethodologie op die de beheerder van het aardgasvervoersnet, de beheerder van de aardgasopslaginstallatie en de beheerder van de LNG-installatie moeten gebruiken voor het opstellen van hun tariefvoorstellen.
   De tariefmethodologie preciseert met name :
   (i) de definitie van de categorieën van kosten die worden gedekt door de tarieven;
   (ii) de categorieën van kosten waarop, in voorkomend geval, de bevorderende regelgeving betrekking heeft;
   (iii) de regels voor de evolutie na verloop van tijd voor de categorieën van kosten bedoeld in (i), met inbegrip van de methode voor de bepaling van de parameters die voorkomen in de evolutieformules;
   (iv) de regels voor de toewijzing van de kosten aan categorieën van netgebruikers;
   (v) de algemene tariefstructuur en de tariefcomponenten.
   Het overleg met de beheerder van het aardgasvervoersnet, de beheerder van de aardgasopslaginstallatie en de beheerder van de LNG-installatie maakt het voorwerp uit van een akkoord tussen de commissie en deze beheerders. Bij gebrek aan akkoord wordt het overleg ten minste gehouden als volgt :
   1° de commissie stuurt de oproeping voor de bovenbedoelde overlegvergaderingen, alsook de documentatie betreffende de agendapunten van deze vergaderingen naar de beheerder van het aardgasvervoersnet, de beheerder van de aardgasopslaginstallatie en de beheerder van de LNG-installatie, binnen een redelijke termijn voorafgaand aan de vergadering in kwestie. De oproeping vermeldt de plaats, de datum en het uur van de vergadering, alsook de punten van de dagorde;
   2° na de vergadering stelt de commissie een ontwerp van proces-verbaal op van de vergadering waarin de naar voren geschoven argumenten van de verschillende partijen en de vastgestelde punten waarover overeenstemming en waarover geen overeenstemming bestaat, worden opgenomen, die zij ter goedkeuring verzendt naar de beheerder van het aardgasvervoersnet, de beheerder van de aardgasopslaginstallatie en de beheerder van de LNG-installatie binnen een redelijke termijn na de vergadering;
   3° binnen een redelijke termijn na de ontvangst van het door de partijen goedgekeurde proces-verbaal van de commissie versturen de beheerders, indien nodig nadat zij hierover overleg gepleegd hebben, hun formeel advies naar de commissie over de tariefmethodologie dat het resultaat is van dit overleg, waarbij desgevallend de eventuele resterende punten waarover geen overeenstemming werd bereikt worden benadrukt.
   In afwijking van de voorgaande bepalingen, kan de tariefmethodologie worden opgesteld door de commissie volgens een vastgestelde procedure gemeenschappelijk akkoord met de aardgasvervoersnetbeheerder, de aardgasopslaginstallatiebeheerder en de LNG-installatiebeheerder op basis van een uitdrukkelijk, transparant en niet-discriminerend akkoord.
   § 3. De commissie deelt aan de Kamer van volksvertegenwoordigers haar ontwerp van tariefmethodologie, het geheel van de stukken met betrekking tot het overleg met de beheerder van het aardgasvervoersnet, de beheerder van de aardgasopslaginstallatie en de beheerder van de LNG-installatie alsook alle documenten die zij noodzakelijk acht voor de motivering van haar beslissing met betrekking tot de tariefmethodologie mee, met inachtneming van de vertrouwelijkheid van de commercieel gevoelige informatie met betrekking tot de leveranciers of de netgebruikers, de persoonsgegevens en/of de gegevens waarvan de vertrouwelijkheid beschermd wordt krachtens bijzondere wetgeving.
   De commissie publiceert op haar website de toepasselijke tariefmethodologie, het geheel van de stukken met betrekking tot het overleg met de beheerder van het aardgasvervoersnet, de beheerder van de aardgasopslaginstallatie en de beheerder van de LNG-installatie en alle documenten die zij nuttig acht voor de motivering van haar beslissing betreffende de tariefmethodologie, met inachtneming van de vertrouwelijkheid van commercieel gevoelige informatie betreffende leveranciers of net- en/of installatiegebruikers, van persoonsgegevens en/of van gegevens waarvan de vertrouwelijkheid is beschermd krachtens specifieke regelgevingen.
   § 4. De tariefmethodologie vastgesteld krachtens § 3 en die van toepassing is op de vaststelling van het tariefvoorstel wordt meegedeeld aan de beheerder van het aardgasvervoersnet, de beheerder van de aardgasopslaginstallatie en de beheerder van de LNG-installatie ten laatste zes maanden vóór de datum waarop het tariefvoorstel moet worden ingediend bij de commissie. De wijzingen moeten gemotiveerd worden.
   De tariefmethodologie blijft van toepassing gedurende de hele tariefperiode, met inbegrip van de opmaak van eindbalans die betrekking heeft op deze periode. Wijzigingen aangebracht gedurende de tariefperiode aan de vastgestelde tariefmethodologie, zijn overeenkomstig § 2 slechts van toepassing vanaf de volgende tariefperiode, behoudens uitdrukkelijk, transparant en niet-discriminerend akkoord tussen de commissie en de beheerders.
   § 5. De commissie stelt de tariefmethodologie op met inachtneming van volgende richtsnoeren :
   1° de tariefmethodologie moet exhaustief en transparant zijn teneinde het de beheerder van het aardgasvervoersnet, de beheerder van de aardgasopslaginstallatie en de beheerder van de LNG-installatie mogelijk te maken om hun tariefvoorstellen op deze enkele basis op te stellen. Het bevat de elementen die verplicht moeten voorkomen in het tariefvoorstel. Het definieert rapporteringsmodellen die moeten worden gebruikt door deze beheerders;
   2° de tariefmethodologie moet toelaten om op efficiënte wijze het geheel van de kosten te dekken die noodzakelijk of efficiënt zijn voor de uitvoering van de wettelijke of reglementaire verplichtingen die aan de beheerder van het aardgasvervoersnet, de beheerder van de aardgasopslaginstallatie en de beheerder van de LNG-installatie worden opgelegd alsook voor de uitoefening van hun activiteiten;
   3° de tariefmethodologie stelt het aantal jaren voor de gereguleerde periode vast die aanvangt op 1 januari. De jaartarieven die hieruit voortvloeien worden vastgesteld in toepassing van de tariefmethodologie die op deze periode van toepassing is;
   4° de tariefmethodologie maakt de evenwichtige ontwikkeling van het aardgasvervoersnet, van de aardgasopslaginstallatie en/of LNG-installatie mogelijk, in overeenstemming met het investeringsplan van de beheerders van dit net en deze installaties zoals, in voorkomend geval, goedgekeurd door de bevoegde reguleringsinstanties;
   5° de eventuele criteria voor de verwerping van bepaalde kosten zijn niet-discriminerend en transparant;
   6° de tarieven zijn niet-discriminerend en proportioneel. Zij respecteren een transparante toewijzing van de kosten;
   7° de structuur van de tarieven begunstigt het rationeel gebruik van energie en infrastructuren;
   8° de verschillende tarieven zijn uniform op het grondgebied dat door de beheerder van het aardgasvervoersnet, de beheerder van de aardgasopslaginstallatie en de beheerder van de LNG-installatie bediend wordt;
   9° de normale vergoeding van de kapitalen die geïnvesteerd zijn in de gereguleerde activa moet de aardgasvervoersnetbeheerder, de beheerder van de aardgasopslaginstallatie en van de LNG-installatie in staat stellen om de investeringen te doen die noodzakelijk zijn voor de uitoefening van hun opdrachten;
   in geval van onderscheid in behandeling wat de vergoeding van de kapitalen of de duur van de afschrijvingen tussen de netbeheerders betreft, wordt het onderscheid naar behoren gemotiveerd door de commissie;
   10° de flexibiliteitdiensten worden verzekerd op de meest kostenefficiënte wijze en bieden geëigende maatregelen tot stimulatie voor de gebruikers om hun injecties in overeenstemming te brengen met hun afnames. De aan deze diensten verbonden tarieven zijn billijk, niet discriminerend en gebaseerd op objectieve criteria;
   11° de kosten voor de openbare dienstverplichtingen die worden opgelegd door de wet, het decreet of de ordonnantie en de uitvoeringsbesluiten ervan, worden verrekend in de tarieven op een transparante en niet-disciminerende wijze, overeenkomstig de toepasselijke wettelijke en reglementaire bepalingen;
   12° de belastingen, taksen, heffingen en bijdragen van alle aard die worden opgelegd door de wet, het decreet of de ordonnantie en de uitvoeringsbesluiten ervan worden automatisch toegevoegd aan de tarieven binnen de termijnen die worden bepaald door de procedure van invoering en goedkeuring van de tarieven. De commissie kan de conformiteit van deze kosten met de toepasselijke wettelijke en reglementaire bepalingen controleren;
   13° de aankopen van goederen en diensten die verricht worden met inachtneming van de wetgeving inzake overheidsopdrachten worden verondersteld te zijn verricht aan de marktprijs desgevallend onder voorbehoud van de beoordelingsbevoegdheid van de commissie;
   14° de methodologie bepaalt de nadere regels voor de integratie en controle van de gestrande kosten bestaande uit de niet-gekapitaliseerde lasten voor het aanvullend pensioen of het pensioen van de publieke sector, die worden betaald aan personeelsleden die een gereguleerde activiteit van aardgasvervoer of van aardgas- of LNG-opslag hebben verricht, die verschuldigd zijn voor de jaren vóór de liberalisering krachtens statuten, collectieve arbeidsovereenkomsten of andere voldoende geformaliseerde overeenkomsten, die werden goedgekeurd vóór 30 april 1999, of die worden betaald aan hun rechthebbenden of vergoed aan hun werkgever door een beheerder van het aardgasvervoersnet, van de aardgasopslaginstallatie of van de LNG-installatie, die in de tarieven kunnen worden opgenomen;
   15° voor de bepaling van de saldi (positief of negatief) waarvan zij de verdeling bepaalt voor de volgende gereguleerde periode, stelt de commissie de kostencategorieën vast die niet zijn onderworpen aan een eventuele bevorderende regelgeving die gereguleerde schulden of schuldvorderingen uitmaken en die worden gerecupereerd of teruggegeven via de tarieven van de volgende gereguleerde periode;
   16° iedere controlemethode van de kosten die gebaseerd is op vergelijkende technieken moet rekening houden met de bestaande objectieve verschillen tussen de beheerders en die niet weggewerkt kunnen worden op initiatief van de betrokken beheerder.
   Iedere beslissing die gebruik maakt van vergelijkende technieken integreert kwalitatieve parameters en is gebaseerd op homogene, transparante, betrouwbare gegevens en gegevens die gepubliceerd zijn of integraal meedeelbaar zijn in de motivering van de beslissing van de commissie.
   Het redelijk karakter van de kosten wordt beoordeeld door vergelijking met de overeenstemmende kosten van bedrijven die vergelijkbare activiteiten uitoefenen onder soortgelijke omstandigheden, rekening houdende onder andere met de reglementaire of gereguleerde specificiteiten die bestaan in de uitgevoerde internationale vergelijkingen;
   17° de productiviteitsinspanningen die eventueel aan de beheerder van het aardgasvervoersnet, de beheerder van de aardgasopslaginstallatie en de beheerder van de LNG-installatie worden opgelegd, mogen op korte of op lange termijn de veiligheid van personen en goederen en de continuïteit van de levering niet in het gedrang brengen;
   18° de kruissubsidiëring tussen gereguleerde en niet-gereguleerde activiteiten is niet toegelaten;
   19° de tarieven moedigen de beheerder van het aardgasvervoersnet, de beheerder van de aardgasopslaginstallatie en de beheerder van de LNG-installatie aan om de prestaties te verbeteren, de integratie van de markt en de bevoorradingszekerheid te bevorderen en aan onderzoek en ontwikkeling te doen die nodig zijn voor hun activiteiten;
   20° de kosten bedoeld in de punten 11°, 12° en 14° en de financiële lasten en de andere kosten dan deze bedoeld in § 2 (ii) worden noch onderworpen aan beslissingen die gesteund zijn op methodes van vergelijking, noch aan een bevorderende regelgeving;
   21° de tariefmethodologie die van toepassing is op uitbreidingen van installaties of op de nieuwe installaties voor het vervoer van aardgas voor de opslag en de uitbreidingen van installaties of nieuwe installaties voor het vervoer van aardgas van LNG alsook de uitbreidingen van installaties of nieuwe installaties voor het vervoer van aardgas mogen afwijken van de tarieven voor aansluiting en gebruik van het aardgasvervoersnet teneinde de ontwikkeling ervan op lange termijn mogelijk te maken;
   22° de tarieven strekken ertoe een juist evenwicht te bieden tussen de kwaliteit van de gepresteerde diensten en de prijzen die door de eindafnemers worden gedragen;
  [3 de tarieven bevatten geen prikkels die de algehele efficiëntie (inclusief de energie- efficiëntie) aantasten of die de marktdeelname van de vraagrespons in verband met balancerings- en nevendiensten kunnen belemmeren. De tarieven beogen de efficiëntie aangaande het ontwerp en het beheer van infrastructuur te verbeteren.]3
   De commissie kan de conformiteit van de kosten van de aardgasvervoersnetbeheerder, aardgasopslaginstallatiebeheerder en LNG-installatiebeheerder met de toepasselijke wettelijke en reglementaire bepalingen controleren.
   § 6. De beheerder van het aardgasvervoersnet, de beheerder van de aardgasopslaginstallatie en de beheerder van de LNG-installatie stellen hun tariefvoorstellen op met inachtneming van de tariefmethodologie die werd opgesteld door de commissie en voeren deze in met inachtneming van de invoerings- en goedkeuringsprocedure voor de tarieven.
   § 7. De commissie onderzoekt het tariefvoorstel, beslist over de goedkeuring van deze en deelt haar gemotiveerde beslissing mee aan de beheerder met inachtneming van de invoerings- en goedkeuringsprocedure voor de tarieven.
   § 8. De invoerings- en goedkeuringsprocedure voor de tariefvoorstellen maakt het voorwerp uit van een akoord tussen de de commissie en de aardgasvervoersnetbeheerder, de aardgasopslaginstallatiebeheerder en de LNG-installatiebeheerder. Bij gebrek aan een akkoord, is de procedure als volgt :
   1° de beheerder dient binnen een redelijke termijn voor het einde van het laatste jaar van elke lopende gereguleerde periode zijn tariefvoorstel in, vergezeld van het budget, voor de volgende gereguleerde periode in de vorm van het rapporteringsmodel dat vastgesteld wordt door de commissie overeenkomst § 5;
   2° het tariefvoorstel, vergezeld van het budget, wordt per drager en tegen ontvangstbevestiging in drie exemplaren overgezonden aan de commissie. De beheerder zendt eveneens een elektronische versie over op basis waarvan de commissie, indien nodig, het tariefvoorstel, vergezeld van het budget, kan bewerken;
   3° binnen een redelijke termijn na ontvangst van het tariefvoorstel, vergezeld van het budget, bevestigt de commissie aan de beheerder, bij een brief per drager met ontvangstbevestiging, evenals per e-mail, de volledigheid van het dossier of bezorgt zij hem een lijst van bijkomende inlichtingen die het moet verstrekken.
   Binnen een redelijke termijn na ontvangst van de brief bedoeld in het voorgaande lid waarin hem door de commissie om bijkomende inlichtingen wordt gevraagd, verstrekt de beheerder aan de commissie, in drie exemplaren per drager met ontvangstbewijs, de gevraagde bijkomende inlichtingen. De beheerder bezorgt eveneens een elektronische versie van de antwoorden en bijkomende gegevens aan de commissie;
   4° binnen een redelijke termijn na ontvangst van het tariefvoorstel bedoeld in het 2° of, in voorkomend geval, binnen een redelijke termijn na ontvangst van de antwoorden en de bijkomende inlichtingen van de netbeheerder, bedoeld in 3°, brengt de commissie de beheerder, per brief per drager en tegen ontvangstbevestiging, op de hoogte van haar beslissing tot goedkeuring of van haar ontwerp van beslissing tot weigering van het betrokken tariefvoorstel, vergezeld van het budget.
   In haar ontwerp van beslissing tot weigering van het tariefvoorstel, vergezeld van het budget, geeft de commissie op gemotiveerde wijze aan welke punten de beheerder moet aanpassen om een beslissing tot goedkeuring van de commissie te verkrijgen. De commissie heeft de bevoegdheid om aan de beheerder te vragen om zijn tariefvoorstel te wijzigen om ervoor te zorgen dat dit proportioneel is en op niet-discriminerende wijze wordt toegepast;
   5° indien de commissie het tariefvoorstel, vergezeld van het budget, van de beheerder afwijst in haar ontwerp van beslissing tot weigering van het tariefvoorstel, vergezeld van het budget, kan deze beheerder binnen een redelijke termijn, na de ontvangst van dit ontwerp van beslissing, zijn bezwaren hieromtrent meedelen aan de commissie.
   Deze bezwaren worden per drager en tegen ontvangstbevestiging overhandigd aan de commissie, eveneens onder elektronische vorm.
   Op zijn verzoek wordt de beheerder, binnen een redelijke termijn na ontvangst van het ontwerp van beslissing tot weigering van het tariefvoorstel, vergezeld van het budget, gehoord door de commissie.
   Desgevallend, dient de beheerder, binnen een redelijke termijn, na ontvangst van het ontwerp van beslissing tot weigering van het tariefvoorstel, vergezeld van budget, per drager en tegen ontvangstbevestiging in drie exemplaren, zijn aangepast tariefvoorstel, vergezeld van het budget, in bij de commissie. De beheerder bezorgt eveneens een elektronische kopie aan de commissie.
   Binnen een redelijke termijn na verzending door de commissie van het ontwerp van de beslissing tot weigering van het tariefvoorstel, vergezeld van het budget, of, in voorkomend geval, binnen een redelijke termijn na ontvangst van de bezwaren alsook van het aangepaste tariefvoorstel, vergezeld van het budget, brengt de commissie de beheerder per brief per drager en tegen ontvangstbevestiging, evenals elektronisch, op de hoogte van haar beslissing tot goedkeuring of weigering van het desgevallend aangepaste tariefvoorstel, vergezeld van het budget;
   6° indien de beheerder zijn verplichtingen niet nakomt binnen de termijnen zoals bedoeld in de punten 1° tot 5°, of indien de commissie een beslissing heeft genomen tot weigering van het tariefvoorstel, vergezeld van het aangepaste budget, of van het aangepaste tariefvoorstel, vergezeld van budget, zijn voorlopige tarieven van kracht tot alle bezwaren van deze beheerder of van de commissie zijn uitgeput of totdat over de twistpunten tussen de commissie en de beheerder een akkoord wordt bereikt. De commissie is bevoegd om te besluiten tot passende compenserende maatregelen na overleg met de beheerder, indien de definitieve tarieven afwijken van de tijdelijke tarieven;
   7° in het geval van overgang naar nieuwe diensten en/of aanpassing van bestaande diensten kan de beheerder binnen de gereguleerde periode aan de commissie een geactualiseerd tariefvoorstel ter goedkeuring voorleggen. Dit geactualiseerde tariefvoorstel houdt rekening met het door de commissie goedgekeurde tariefvoorstel, zonder de integriteit van de bestaande tariefstructuur te wijzigen.
   Het geactualiseerd voorstel wordt door de beheerder ingediend en door de commissie behandeld overeenkomstig de geldende procedure, bedoeld in de punten 1° tot 6°, met dien verstande dat de bedoelde termijnen gehalveerd worden;
   8° indien er zich tijdens een gereguleerde periode uitzonderlijke omstandigheden voordoen, onafhankelijk van de wil van de beheerder, kan deze op elk ogenblik binnen de gereguleerde periode een gemotiveerde vraag tot herziening van zijn tariefvoorstel ter goedkeuring voorleggen aan de commissie wat de komende jaren van de gereguleerde periode betreft.
   De gemotiveerde vraag tot herziening van het tariefvoorstel wordt ingediend door de beheerder en door de commissie behandeld overeenkomstig de toepasselijke procedure bedoeld in de punten 1° tot 6°, met dien verstande dat de bedoelde termijnen gehalveerd worden;
   9° de commissie past, onverminderd haar mogelijkheid om de kosten te controleren in het licht van de toepasselijke en reglementaire bepalingen, de tarieven van de beheerder van het aardgasvervoersnet, de beheerder van de aardgasopslaginstallatie en de beheerder van de LNG-installatie aan aan alle wijzigingen van openbare dienstverplichtingen, onder andere gewestelijke, die op hen van toepassing zijn, uiterlijk drie maanden na het overzenden van dergelijke wijzigingen door deze beheerders. De beheerder van het aardgasvervoersnet, de beheerder van de aardgasopslaginstallatie en de beheerder van de LNG-installatie zenden deze wijzigingen zo spoedig mogelijk over aan de commissie naar aanleiding van hun inwerkingtredingen;
   10° de commissie publiceert op haar website, op een transparante wijze, de stand van zaken van de goedkeuringsprocedure van de tariefvoorstellen evenals, in voorkomend geval, de tariefvoorstellen die neergelegd worden door de netbeheerders.
   § 9. De commissie stelt een tariefmethodologie op en oefent haar tariefbevoegdheid uit om aldus een stabiele en voorzienbare regulering te bevorderen die bijdraagt tot de goede werking van de vrijgemaakte markt en die de financiële markt in staat stelt om met een redelijke zekerheid de waarde van de beheerder te bepalen. Ze waakt over het behoud van de continuïteit van de beslissingen die zij heeft genomen in de loop van de voorgaande gereguleerde periodes, met name inzake de waardering van gereguleerde activa.
   § 10. De commissie oefent haar tariefbevoegdheid uit rekening houdend met het algemene energiebeleid zoals tot uiting komt in de Europese, federale en gewestelijke wet- en regelgeving.
   § 11. Omwille van de transparantie in de doorberekening van de kosten aan de eindafnemers worden de verschillende elementen van het tarief onderscheiden op de factuur, met name wat de openbare dienstverplichtingen en hun inhoud betreft.
  [2 § 11/1. [6 Voor de facturatie aan de eindafnemers gelden de volgende verplichtingen:
   1° de leveranciers en tussenpersonen bezorgen de eindafnemers al hun facturen en factureringsinformatie gratis;
   2° de leveranciers en tussenpersonen geven aan de eindafnemers de mogelijkheid om te kiezen voor elektronische facturen en factureringsinformatie, en voor flexibele regelingen voor de feitelijke betaling van de facturen;
   3° indien het leveringscontract voorziet in een toekomstige wijziging van het product of de prijs, of in een korting, vermelden de leveranciers en tussenpersonen dit samen met de datum waarop de wijziging in werking treedt op de factuur.
   Na raadpleging van de Bijzondere raadgevende commissie Verbruik, bedoeld in het Koninklijk besluit van 13 december 2017 houdende oprichting van de bijzondere raadgevende commissie Verbruik "binnen de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven en tot opheffing van de Commissie voor Milieu-etikettering en milieureclame, stelt de Koning de nadere minimumvereisten vast waaraan de facturen en factureringsinformatie moeten voldoen.]6
  [8 Onverminderd de verplichtingen in het eerste lid, en onverminderd artikel 1108 van het oud Burgerlijk Wetboek en artikel VI.84 van het Wetboek van Economisch Recht, gelden de volgende verplichtingen voor de facturatie van voorschotten aan de huishoudelijke afnemers:
   1° de leverancier komt overeen met de huishoudelijke afnemer wat de berekeningswijze omtrent de voorschotten zijn;
   2° binnen de overeengekomen berekeningswijze kunnen de leverancier en de huishoudelijk afnemer het bedrag van de voorschotten te allen tijde wijzigen;
   3° bij de vaststelling van het bedrag van de voorschotten, bij elke wijziging van dit bedrag op initiatief van de leverancier, en bij elke weigering door de leverancier van een voorstel tot wijziging door de huishoudelijk afnemer, verschaft de leverancier aan de huishoudelijke afnemer een verantwoording van de toegepaste berekeningswijze, waarbij het niet voldoende is om enkel te verwijzen naar het verondersteld verbruik van de huishoudelijke afnemer;
   4° de wijziging van het bedrag van de voorschotten op voorstel van de leverancier wordt slechts aangerekend indien de huishoudelijke afnemer zich hiertegen niet verzet binnen 15 dagen na kennisgeving door de leverancier van het initiatief tot wijziging en de verantwoording vereist in de bepaling onder 3° ;
   5° elk beding of elke voorwaarde in een overeenkomst tussen de leverancier en de huishoudelijke afnemer die, alleen of in samenhang met een of meer andere bedingen of voorwaarden, afbreuk doet aan de bepaling onder 4°, is van rechtswege nietig.]8
  [10 § 11/1/1. Met inachtneming van boek VI van het Wetboek van economisch recht, moet het contract tussen de eindafnemer en zijn leverancier ten minste de volgende elementen bevatten:
   1° de identiteit en het adres van de leverancier, met inbegrip van het ondernemingsnummer en de firmanaam;
   2° de geleverde diensten, de aangeboden kwaliteitsniveaus van de diensten en de benodigde tijd voor de eerste aansluiting;
   3° de aangeboden soorten onderhoudsdiensten;
   4° de wijze waarop de meest recente informatie over alle geldende prijzen, onderhoudskosten en gebundelde producten of diensten kan worden verkregen;
   5° de duur van de overeenkomst, de voorwaarden voor verlenging en opzegging van het contract en diensten, met inbegrip van producten of diensten die gebundeld zijn met die diensten en of kosteloze opzegging van het contract is toegestaan;
   6° alle vergoedingen en terugbetalingsregelingen die gelden indien de contractuele kwaliteitsniveaus van de diensten niet worden gehaald, met inbegrip van een onnauwkeurige of een te late facturering;
   7° de methode voor het inleiden van een buitengerechtelijke geschillenbeslechtingsprocedure overeenkomstig artikel 26 van Richtlijn (EU) 2019/944 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2019 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en tot wijziging van Richtlijn 2012/27/EU;
   8° de informatie over consumentenrechten, met inbegrip van informatie over klachtenbehandeling en alle in deze bepaling bedoelde informatie, welke duidelijk wordt meegedeeld op de factuur of op de websites van de leverancier;
   De contractuele voorwaarden zijn eerlijk en vooraf bekend. In ieder geval wordt deze informatie voorafgaand aan de sluiting of bevestiging van het contract verstrekt. Indien het contract door middel van tussenpersonen wordt gesloten, wordt de in deze bepaling vastgelegde informatie eveneens verstrekt voorafgaand aan de ondertekening van het contract.]10
  [10 § 11/1/2. Met inachtneming van boek VI van het Wetboek van economisch recht en onverminderd andere bij of krachtens de wet voorgeschreven precontractuele informatievoorschriften, verstrekt de leverancier en, indien de overeenkomst wordt afgesloten via een tussenpersoon, ook de tussenpersoon, aan de huishoudelijke afnemer op een duurzame drager ten minste de volgende informatie, naast de in paragraaf 11/1/1 bedoelde informatie, op duidelijke, leesbare, begrijpelijke en ondubbelzinnige wijze voordat de huishoudelijke afnemer door een overeenkomst tot levering van gas wordt gebonden:
   1° de voornaamste kenmerken van het goed;
   2° het telefoonnummer en e-mailadres van de leverancier. Daarnaast bevat de informatie, wanneer de leverancier andere vormen van onlinecommunicatie verstrekt waarmee de huishoudelijke afnemer de schriftelijke correspondentie met de leverancier, waaronder de datum en het tijdstip van dergelijke correspondentie, op een duurzame gegevensdrager kan bewaren, gedetailleerde informatie over deze andere vormen. Al deze door de leverancier aangeboden communicatiemethoden stellen de huishoudelijke afnemer in staat snel contact met de leverancier op te nemen en efficiënt met hem te communiceren;
   3° wanneer dat verschilt van het overeenkomstig de bepaling onder 1° verstrekte adres, het geografisch adres van de bedrijfsvestiging van de leverancier waaraan de huishoudelijke afnemer eventuele klachten kan richten;
   4° een lijst van alle actieve producten van de leverancier, met maximaal twee A4 pagina's per product;
   5° een tariefkaart en, indien mogelijk, een vergelijking van de voorwaarden van de door de leverancier aangeboden overeenkomst voor de levering van gas met de voorwaarden van de lopende overeenkomst voor de levering van gas van de huishoudelijke afnemer;
   6° een hyperlink naar de website van zowel de commissie als de regionale regulatoren met de informatie over de instrumenten die de aanbiedingen van de leveranciers vergelijken;
   7° de betalings- en uitvoeringsvoorwaarden;
   8° de voorwaarden, de termijn en de modaliteiten voor de uitoefening van het herroepingsrecht overeenkomstig paragraaf 11/1/3, alsmede het modelformulier voor herroeping opgenomen in bijlage 1 bij deze wet;
   9° de informatie dat ingeval de huishoudelijke afnemer het herroepingsrecht uitoefent nadat hij een verzoek overeenkomstig paragraaf 11/1/3, vierde lid, heeft gedaan, de huishoudelijke afnemer ertoe gehouden is de leverancier redelijke kosten te vergoeden overeenkomstig paragraaf 11/1/3, tiende lid;
   10° in voorkomend geval, het bestaan van het sectoraal akkoord bedoeld in paragraaf 11/2 en het bestaan van gedragscodes betreffende de relaties tussen leverancier en huishoudelijke afnemer en hoe daarvan kopie verkrijgbaar is;
   11° de andere contractuele voorwaarden.
   De in het eerste lid bedoelde informatie vormt een integraal onderdeel van de overeenkomst tussen de leverancier en de huishoudelijke afnemer en wordt niet gewijzigd, tenzij de partijen bij de overeenkomst uitdrukkelijk anders overeenkomen.
   De leverancier verstrekt de huishoudelijke afnemer een kopie van de ondertekende overeenkomst of de bevestiging van de overeenkomst op papier of, indien de huishoudelijke afnemer hiermee instemt, op een andere duurzame gegevensdrager. Deze kopie of bevestiging omvat alle informatie waarnaar wordt verwezen in het eerste lid en in het eerste lid van paragraaf 11/1/1.
   De bewijslast voor de naleving van de in de huidige paragraaf bedoelde informatievoorschriften ligt bij de leverancier.]10
  [10 § 11/1/3. De huishoudelijke afnemer beschikt over een termijn van veertien dagen om de overeenkomst tot levering van gas zonder opgave van redenen te herroepen, en zonder andere kosten te moeten dragen dan die bepaald in het tiende lid. Onverminderd het tweede lid, verstrijkt de herroepingstermijn veertien dagen vanaf de dag waarop de overeenkomst wordt gesloten.
   Indien de leverancier de huishoudelijke afnemer niet de ingevolge paragraaf 11/1/2, eerste lid, 8°, verplichte informatie over het herroepingsrecht heeft verstrekt, loopt de herroepingstermijn af twaalf maanden na het einde van de oorspronkelijke overeenkomstig het eerste lid vastgestelde herroepingstermijn.
   Indien de leverancier de in paragraaf 11/1/2, eerste lid, 8°, bedoelde informatie aan de huishoudelijke afnemer heeft verstrekt binnen twaalf maanden vanaf de dag waarop de overeenkomst bedoeld in het eerste lid wordt gesloten, verstrijkt de herroepingstermijn veertien dagen vanaf de dag waarop de huishoudelijke afnemer die informatie heeft ontvangen.
   Wanneer de huishoudelijke afnemer wenst dat de levering van gas aanvangt tijdens de in het eerste lid bepaalde herroepingstermijn, en de overeenkomst voor de huishoudelijke afnemer een betalingsverplichting inhoudt, vereist de leverancier dat de huishoudelijke afnemer daar uitdrukkelijk om verzoekt.
   Voor het verstrijken van de herroepingstermijn stelt de huishoudelijke afnemer de leverancier op de hoogte van zijn beslissing de overeenkomst te herroepen. Daartoe kan de huishoudelijke afnemer:
   1° gebruikmaken van het modelformulier voor herroeping, opgenomen in bijlage 1 van deze wet; of
   2° een andere ondubbelzinnige verklaring afgeven waarin hij verklaart de overeenkomst te herroepen.
   De huishoudelijke afnemer heeft zijn herroepingsrecht binnen de het eerste en het tweede lid bedoelde herroepingstermijn uitgeoefend indien hij de mededeling betreffende de uitoefening van het herroepingsrecht verzendt voordat deze termijn is verstreken.
   De leverancier kan, naast de in het vijfde lid bedoelde mogelijkheden, de huishoudelijke afnemer de mogelijkheid bieden het modelformulier voor herroeping opgenomen in bijlage 1 van deze wet, of een andere ondubbelzinnige verklaring op de website van de leverancier elektronisch in te vullen en toe te zenden. In deze gevallen deelt de leverancier de huishoudelijke afnemer onverwijld en op een duurzame gegevensdrager de bevestiging van de ontvangst van de herroeping mee.
   De bewijslast ten aanzien van de uitoefening van het herroepingsrecht overeenkomstig het vijfde, zesde en zevende lid ligt bij de huishoudelijke afnemer.
   De leverancier vergoedt alle van de huishoudelijke afnemer ontvangen betalingen, onverwijld en in elk geval veertien dagen na de dag waarop hij wordt geïnformeerd van de beslissing van de huishoudelijke afnemer om de overeenkomst overeenkomstig het vijfde, zesde en zevende lid te herroepen. De leverancier verricht de terugbetaling onder gebruikmaking van hetzelfde betaalmiddel als hetgeen door de huishoudelijke afnemer tijdens de oorspronkelijke transactie werd gebruikt, tenzij de huishoudelijke afnemer uitdrukkelijk met een ander betaalmiddel heeft ingestemd en met dien verstande dat de huishoudelijke afnemer als gevolg van zulke terugbetaling geen kosten mag hebben.
   Indien een huishoudelijke afnemer het herroepingsrecht uitoefent nadat hij een uitdrukkelijk verzoek overeenkomstig het vierde lid heeft gedaan, betaalt hij de leverancier een bedrag dat evenredig is aan hetgeen reeds is geleverd op het moment dat hij de leverancier ervan in kennis heeft gesteld dat hij zijn herroepingsrecht uitoefent, vergeleken met de volledige uitvoering van de overeenkomst. Het evenredige bedrag dat de huishoudelijke afnemer aan de leverancier moet betalen wordt berekend op grondslag van de totale prijs zoals vastgelegd in de overeenkomst. Als de totale prijs excessief is, wordt het evenredige bedrag berekend op grondslag van de marktwaarde van het geleverde.
   De huishoudelijke afnemer draagt geen kosten voor de levering die geheel of ten dele tijdens de herroepingstermijn is verleend, indien:
   1° de leverancier heeft nagelaten de informatie overeenkomstig paragraaf 11/1/2, eerste lid, 8° of 9°, te verstrekken; of
   2° de huishoudelijke afnemer er niet uitdrukkelijk om heeft verzocht met de uitvoering van de levering van gas te beginnen tijdens de herroepingstermijn overeenkomstig het vierde lid.
   Tenzij anders bepaald in deze paragraaf, kan de huishoudelijke afnemer in geen enkel opzicht aansprakelijk worden gesteld ingevolge de uitoefening van zijn herroepingsrecht.
   De uitoefening van het herroepingsrecht beëindigt de verplichting voor de partijen om de overeenkomst uit te voeren. De uitoefening door de huishoudelijke afnemer van zijn herroepingsrecht overeenkomstig deze paragraaf stelt automatisch een einde aan elke aanvullende overeenkomst, zonder kosten voor de huishoudelijke afnemer, behoudens de kosten bedoeld in het tiende lid.]10
   § 11/2. Op voorstel van de minister en de minister bevoegd voor Consumentenbescherming, worden de bepalingen vervat in het sectoraal akkoord " de consument in de vrijgemaakte elektriciteits- en gasmarkt " voor 1 januari 2013 vervolledigd, zodat onder andere volgende punten worden geregeld :
   a) de invoering van de mogelijkheid voor de consument om de slot- en afrekeningsfacturen uit de eventuele bankdomiciliëring te sluiten;
   b) de mededeling aan de consument van elke wijziging van de voorwaarden van de overeenkomst in zijn nadeel op zo'n wijze dat zijn aandacht hierop uitdrukkelijk wordt gevestigd, met de vermelding dat de wijziging de consument het recht verleent om binnen een redelijke termijn de overeenkomst op te zeggen zonder opzegtermijn en zonder kosten.
   Indien de wijzigingen aan het akkoord op het einde van de termijn bepaald in het eerste lid niet zijn aangenomen, dan bepaalt de Koning bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad de verplichtingen die aan de gasleveranciers worden opgelegd inzake bescherming van de consumenten.
  [7 § 11/2/1. Wanneer het contract van bepaalde duur van een huishoudelijke afnemer of kmo ten einde loopt, bezorgt de leverancier, ten minste twee maanden voor de einddatum van de overeenkomst, een overzicht van al zijn op dat ogenblik actieve producten. De leverancier wijst er de huishoudelijke afnemer of kmo uitdrukkelijk en op een duidelijk zichtbare manier op dat hij via de websites van de gewestelijke regulatoren kan nagaan wat het goedkoopste product is. Dit gebeurt via een ondubbelzinnige mededeling met opgave van de hyperlink naar de juiste webpagina van de betrokken regulator waar de prijsvergelijking kan worden gemaakt. Dit overzicht wordt aan de huishoudelijke afnemer of kmo ter kennis gebracht via hetzelfde middel waarmee gebruikelijk met de klant wordt gecommuniceerd in verband met de lopende overeenkomst.
   Wanneer het bijbehorende product niet langer een actief product is, of wanneer de prijs van het product verschilt van de huidige prijs van het actieve product, dient de leverancier de huishoudelijke afnemer of kmo hierover te informeren, samen met de communicatie zoals bedoeld in het vorige lid. De leverancier legt de huishoudelijke afnemer of kmo hierbij een nieuw contractvoorstel voor. De leverancier legt duidelijk, ondubbelzinnig en op een specifieke wijze uit waarin de nieuw voorgestelde voorwaarden verschillen van de bestaande overeenkomst. Daarbij verzoekt de leverancier de klant zijn instemming met het nieuwe voorstel uitdrukkelijk te bevestigen via brief of een andere duurzame gegevensdrager.
   Wanneer de huishoudelijke afnemer of kmo tegen de einddatum van de lopende overeenkomst op dit verzoek niet heeft gereageerd, zal de leverancier het op dat ogenblik goedkoopste equivalent product van bepaalde duur dat hij op de markt aanbiedt, toepassen.
   De leverancier brengt de huishoudelijke afnemer of kmo hiervan uitdrukkelijk op de hoogte via brief of een andere duurzame gegevensdrager. Een bevestiging is niet vereist, wanneer bij het voorstel tot contractvernieuwing de leverancier het goedkoopste equivalent product heeft aangeboden en heeft gemeld dat er zonder reactie een overzetting naar dit product zal gebeuren.
   § 11/2/2. Wanneer het contract van onbepaalde duur van een huishoudelijke afnemer of kmo niet langer een actief product is en niet aan een contractuele prijsgarantie onderhevig is, bezorgt de leverancier de huishoudelijke afnemer of kmo ten minste twee maanden op voorhand een overzicht van al zijn huidige actieve producten. De leverancier wijst er de huishoudelijke afnemer of kmo uitdrukkelijk en op een duidelijk zichtbare manier op dat hij via de websites van de gewestelijke regulatoren kan nagaan wat het goedkoopste product is. Dit gebeurt via een ondubbelzinnige mededeling met opgave van de hyperlink naar de juiste webpagina van de betrokken regulator waar de prijsvergelijking kan worden gemaakt. Dit overzicht wordt aan de huishoudelijke consument of kmo ter kennis gebracht via hetzelfde middel waarmee gebruikelijk met de huishoudelijke afnemer of kmo wordt gecommuniceerd in verband met de lopende overeenkomst. De leverancier legt de huishoudelijke afnemer of kmo hierbij een nieuw contractvoorstel voor. De leverancier legt duidelijk, ondubbelzinnig en op een specifieke wijze uit waarin de nieuw voorgestelde voorwaarden verschillen van de bestaande overeenkomst. Daarbij verzoekt de leverancier de huishoudelijke afnemer of kmo zijn instemming met het nieuwe voorstel uitdrukkelijk te bevestigen via brief of een andere duurzame gegevensdrager.
   Een bevestiging is niet vereist, wanneer bij het voorstel tot contractvernieuwing de leverancier het goedkoopste equivalent product heeft aangeboden en heeft gemeld dat er zonder reactie een overzetting naar dit product zal gebeuren.
   Wanneer de huishoudelijke afnemer of kmo twee maanden na ontvangst van het schrijven op dit verzoek niet heeft gereageerd, zal de leverancier het op dat ogenblik goedkoopste equivalent product dat hij op de markt aanbiedt, toepassen. De leverancier brengt de huishoudelijke afnemer of kmo hiervan uitdrukkelijk op de hoogte via brief of een andere duurzame gegevensdrager.]7
   § 11/3. De huishoudelijke afnemer of de K.M.O. heeft het recht een overeenkomst, zowel van bepaalde duur als van onbepaalde duur, voor de continue levering van gas op elk ogenblik te beëindigen mits het naleven van een opzegtermijn van een maand.
   Elk contractueel beding dat afbreuk doet aan dit recht, is van rechtswege nietig.
   De leverancier waarmee de huishoudelijke afnemer of de K.M.O. een overeenkomst tot continue levering van gas sluit, wordt verondersteld gemandateerd te zijn om het recht bedoeld in het eerste lid uit te oefenen, tenzij uitdrukkelijke, andersluidende overeenkomst.
   Wanneer de huishoudelijke afnemer of de K.M.O. gebruik maakt van het recht dat hem wordt toegekend krachtens het eerste lid, mag hem hiervoor geen enkele vergoeding in rekening worden gebracht.
  [9 § 11/3/1. Wanneer een overeenkomst voor de levering van aardgas aan variabele energieprijs met een vaste vergoeding, wordt stopgezet door een huishoudelijke afnemer krachtens paragraaf 11/3, eerste lid, en dit na minder dan zes maanden na de aanvang van de levering onder de overeenkomst, kan een vaste vergoeding worden aangerekend voor een periode van maximaal zes maanden.
   Wanneer een overeenkomst voor de levering van aardgas aan variabele energieprijs met een vaste vergoeding, wordt stopgezet door een huishoudelijke afnemer krachtens paragraaf 11/3, eerste lid, en dit na meer dan zes maanden na de aanvang van de levering onder de overeenkomst, wordt een vaste vergoeding aangerekend naar rato van het aantal leveringsdagen.]9
   § 11/4. [10 De inbreuken op dit artikel en zijn uitvoeringsbesluiten worden opgespoord en vastgesteld overeenkomstig de bepalingen bedoeld in boek XV, titel 1, hoofdstuk 1, van het Wetboek van economisch recht.]10]2
   § 12. De boekhouding van de beheerder van het aardgasvervoersnet, de beheerder van de aardgasopslaginstallatie en de beheerder van de LNG-installatie wordt gehouden volgens een uniform analytisch boekhoudkundig plan per activiteit dat wordt opgesteld op voorstel van de beheerders en dat wordt goedgekeurd door de commissie of dat, bij gebrek aan een voorstel vóór 1 oktober 2011, wordt opgesteld door de commissie in overleg met de beheerders.
   § 13. De commissie publiceert en bewaart de tarieven en hun motivering binnen de drie werkdagen na hun goedkeuring op haar website, met inachtneming van de vertrouwelijkheid van commercieel gevoelige informatie betreffende leveranciers of net- en/of installatiegebruikers, van persoonsgegevens en/of van gegevens waarvan de vertrouwelijkheid is beschermd krachtens specifieke wetgevingen.
   De beheerder van het aardgasvervoersnet, de beheerder van de aardgasopslaginstallatie en de beheerder van de LNG-installatie delen zo spoedig mogelijk aan de gebruikers van hun net en/of installatie de tarieven mede die zij moeten toepassen en stellen deze ter beschikking van alle personen die hierom verzoeken. Zij publiceren die tevens zo spoedig mogelijk op hun website, samen met een berekeningsmodule die de praktische toepassing van de tarieven preciseert.
   De toegepaste tarieven mogen geen terugwerkende kracht hebben.
   § 14. Tegen de door de commissie vastgestelde tariefmethodologie alsook de door haar genomen beslissingen betreffende de tariefvoorstellen in uitvoering van deze tariefmethodologie, kan een beroep worden ingesteld door elke persoon die een belang aantoont bij het [5 Marktenhof]5 met toepassing van artikel 15/20.
   Zulk beroep kan met name worden ingesteld indien :
   - de beslissing van de commissie de richtsnoeren bedoeld in dit artikel niet in acht neemt;
   - de beslissing van de commissie niet in overeenstemming is met het algemene energiebeleid, zoals gedefinieerd in de Europese, federale en gewestelijke wet- en regelgeving;
   - de beslissing van de commissie niet de noodzakelijke middelen waarborgt voor de realisatie van de investeringen van de beheerder van het aardgasvervoersnet, de beheerder van de aardgasopslaginstallatie en de beheerder van de LNG-installatie en de instandhouding van hun infrastructuren of voor de uitvoering van hun wettelijke taken.]1
  [4 § 15. De aansluiting op en het gebruik van een interconnector en, desgevallend, de door de beheerder van een interconnector aangeboden diensten overeenkomstig artikel 15/5undecies, § 3, maken vanaf 1 oktober 2018 het voorwerp uit van een tariefmethodologie die overeenkomstig de bepalingen van deze paragraaf wordt vastgesteld door de commissie.
   Na overleg met de beheerders van de interconnectoren en met de regulerende instanties van de andere lidstaten van de Europese Unie waarvan het territorium door de interconnecties wordt doorkruist, en na een gestructureerde, gedocumenteerde en transparante raadpleging van de markt, stelt de commissie de tariefmethodologie vast, die de basis vormt van de tarieven.
   De tariefmethodologie bevat minstens regels met betrekking tot:
   a) de principes die de tarieven bepalen;
   b) de indienings- en goedkeuringsprocedure voor de tariefverslagen, inhoudende een afrekening van de werkelijke kosten en opbrengsten met betrekking tot de voorbije tariefperiode.
   De tarieven en de onderliggende tariefmethodologie zijn objectief, transparant, niet-discriminerend en conform met de Verordening (EG) nr. 715/2009 en elke juridisch bindende beslissing van de Europese Commissie en/of ACER.
   De beheerder van een interconnector stelt zijn tarieven op met inachtneming van de door de commissie vastgestelde tariefmethodologie. De commissie en de beheerder van een interconnector publiceren, minstens op hun respectievelijke websites, de vastgestelde methodologie. De beheerder van een interconnector publiceert ook de tarieven vóór hun inwerkingtreding en stelt deze ter beschikking van alle personen die hierom verzoeken.
   De commissie is bevoegd om zo nodig van de beheerder van een interconnector te verlangen dat hij de in deze paragraaf bedoelde tarieven wijzigt om ervoor te zorgen dat deze evenredig zijn en op niet-discriminerende wijze worden toegepast.
   In geval van weigering of vertraging bij de vaststelling van de in deze paragraaf bedoelde tariefmethodologie en/of tarieven, heeft de commissie de bevoegdheid, na kennisgeving aan de beheerder van een interconnector, om de tariefmethodologie en/of tarieven voorlopig vast te stellen en een beslissing te nemen over passende compensatiemaatregelen indien de definitieve tariefmethodologie en/of tarieven afwijken van de voorlopige vastgestelde tariefmethodologie en/of tarieven.
   Tegen de door de commissie vastgestelde tariefmethodologie en/of vastgestelde voorlopige tarieven, kan een beroep worden ingesteld door elke persoon die een belang aantoont bij het [5 Marktenhof]5 overeenkomstig artikel 15/20.
   Ongeacht zijn eigendomsregeling of rechtsvorm houdt de beheerder van een interconnector zich bij de opstelling, indiening voor accountantscontrole en publicatie van zijn jaarrekening aan de nationale voorschriften inzake de jaarrekening van kapitaalvennootschappen die zijn vastgesteld uit hoofde van de Vierde Richtlijn 78/660/EEG van de Raad van 25 juli 1978 op de grondslag van artikel 44, lid 2, sub g), van het Verdrag betreffende de jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen. Bij de accountantscontrole wordt in het bijzonder nagegaan dat de verplichting tot voorkoming van discriminatie en kruissubsidies, zoals bedoeld in het tiende lid, wordt nagekomen.
   Om discriminatie, kruissubsidiëring en concurrentievervalsing te voorkomen, voert de beheerder van een interconnector intern een afzonderlijke boekhouding voor al zijn transmissie-, distributie-, LNG- en opslagactiviteiten, zoals dit zou moeten gebeuren indien die activiteiten door verschillende ondernemingen worden uitgevoerd. Hij stelt ook al dan niet geconsolideerde jaarrekeningen op voor andere activiteiten op het gebied van gas, die geen verband houden met transmissie, distributie, LNG of opslag. In voorkomend geval voert hij een boekhouding op geconsolideerde basis voor zijn andere, niet op gasgebied liggende activiteiten. Deze interne boekhoudingen bevatten per activiteit een balans en een winst-en-verliesrekening.
   Onverminderd de nationaal geldende boekhoudvoorschriften specificeert de beheerder van een interconnector in zijn interne boekhouding welke regels hij bij de opstelling van de in het tiende lid bedoelde afzonderlijke rekeningen volgt voor de toerekening van de activa en passiva, de lasten en baten, alsmede de regels voor de afschrijving. Deze interne regels mogen slechts in uitzonderlijke gevallen worden gewijzigd. Dergelijke wijzigingen worden vermeld en naar behoren gemotiveerd.
   De beheerder van een interconnector specificeert in de toelichting bij de jaarrekening alle significante verrichtingen met verbonden of geassocieerde ondernemingen tijdens het betrokken boekjaar.]4
  ----------
  (1)<W 2012-01-08/02, art. 71, 029; Inwerkingtreding : 21-01-2012>
  (2)<W 2012-08-25/04, art. 10, 031; Inwerkingtreding : 13-09-2012. Is van toepassing op de lopende overeenkomsten, niettegenstaande elk andersluidend contractueel beding>
  (3)<W 2015-06-28/05, art. 7, 036; Inwerkingtreding : 06-07-2015>
  (4)<W 2016-12-25/03, art. 5, 039; Inwerkingtreding : 08-01-2017>
  (5)<W 2016-12-25/14, art. 56, 040; Inwerkingtreding : 09-01-2017>
  (6)<W 2021-07-21/11, art. 15, 050; Inwerkingtreding : 13-09-2021>
  (7)<W 2021-06-04/21, art. 3, 053; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
  (8)<W 2022-02-28/03, art. 3, 055; Inwerkingtreding : 18-03-2022>
  (9)<W 2022-02-28/03, art. 3,2°, 055; Inwerkingtreding : 01-07-2022>
  (10)<W 2023-11-05/07, art. 63, 062; Inwerkingtreding : 21-12-2023>

Art. 15/5ter.[1 De aansluiting, het gebruik van de netten en, desgevallend, de ondersteunende diensten, van de distributienetbeheerder maken het voorwerp uit van tarieven.
   § 2. Na overleg met de regionale regulatoren, en na gestructureerd, gedocumenteerd en transparant overleg met de distributienetbeheerders, stelt de commissie de tariefmethodologie op die deze beheerders moeten gebruiken voor het opstellen van hun tariefvoorstellen.
   De tariefmethodologie preciseert onder andere :
   (i) de definitie van de categorieën van kosten die worden gedekt door de tarieven;
   (ii) de categorieën van kosten waarop de bevorderende regelgeving betrekking kan hebben;
   (iii) de regels voor de evolutie na verloop van tijd van de categorieën van kosten bedoeld in (i), met inbegrip van de methode voor de bepaling van de parameters die voorkomen in de evolutieformules;
   (iv) de regels voor de toewijzing van de kosten aan categorieën van netgebruikers;
   (v) de algemene tariefstructuur en de tariefdragers.
   Het overleg met de distributienetbeheerders maakt het voorwerp uit van een akkoord tussen de commissie en deze beheerders. Bij gebrek aan een akkoord, wordt het overleg ten minste gehouden als volgt :
   1° de commissie stuurt de oproeping voor bovenbedoelde overlegvergaderingen, samen met de documentatie betreffende de agendapunten deze vergaderingen, naar de distributienetbeheerders, in de taal van de distributienetbeheerder, binnen een redelijke termijn vóór de vergadering in kwestie. De oproeping vermeldt de plaats, de datum en het uur van de vergadering, alsook de punten van de dagorde;
   2° na de vergadering stelt de commissie een ontwerp van proces-verbaal waarin de argumenten werden opgenomen die naar voren werden gebracht door de verschillende partijen alsook de vastgestelde punten waarover overeenstemming en waarover geen overeenstemming bestaat; zij zendt dit verslag over aan de distributienetbeheerders, in de taal van de distributienetbeheerder, binnen een redelijke termijn na de vergadering;
   3° binnen een redelijke termijn na de ontvangst van het door de partijen goedgekeurde proces-verbaal van de commissie versturen de distributienetbeheerders, indien nodig nadat zij hierover overleg gepleegd hebben, naar de commissie hun formeel advies over de tariefmethodologie dat het resultaat is van dit overleg, waarbij desgevallend de eventuele resterende punten waarover geen overeenstemming werd bereikt worden benadrukt, zowel ten aanzien van het voorstel van de commissie als tussen hen.
   In afwijking van de voorgaande bepalingen, kan de tariefmethodologie worden opgesteld door de commissie volgens een procedure vastgesteld in gemeenschappelijk akkoord met de distributienetbeheerders op basis van een uitdrukkelijk, transparant en niet-discriminerend akkoord.
   § 3. De commissie deelt aan de Kamer van volksvertegenwoordigers haar ontwerp van tariefmethodologie, het geheel van de stukken met betrekking tot het overleg met de distributienetbeheerders alsook alle documenten die zij noodzakelijk acht voor de motivering van haar beslissing met betrekking tot de tariefmethodologie mee, met inachtneming van de vertrouwelijkheid van de commercieel gevoelige informatie met betrekking tot de leveranciers of de netgebruikers, de persoonsgegevens en/of de gegevens waarvan de vertrouwelijkheid beschermd wordt krachtens bijzondere wetgeving.
   De commissie publiceert op haar website de toepasselijke tariefmethodologie, het geheel van de stukken met betrekking tot overleg met de distributienetbeheerders en alle documenten die zij nuttig acht voor de motivering van haar beslissing betreffende de tariefmethodologie, met inachtneming van de vertrouwelijkheid van commercieel gevoelige informatie betreffende leveranciers of netgebruikers, van persoonsgegevens en/of van gegevens waarvan de vertrouwelijkheid is beschermd krachtens specifieke wetgevingen.
   § 4. De tariefmethodologie die is vastgesteld krachtens § 3 en die van toepassing is op de vaststelling van de tariefvoorstellen, wordt meegedeeld aan de distributienetbeheerders ten laatste zes maanden vóór de datum waarop het tariefvoorstel moet worden ingediend bij de commissie.
   Deze tariefmethodologie blijft van toepassing gedurende de hele tariefperiode, met inbegrip van de eindbalans die betrekking heeft op deze periode. Wijzigingen die gedurende de periode zijn aangebracht aan de tariefmethodologie, conform de bepalingen van § 2, zijn slechts van toepassing vanaf de volgende tariefperiode, behoudens uitdrukkelijk transparant en niet-discriminerend akkoord tussen de commissie en de distributienetbeheerders. De wijzingen moeten afdoende gemotiveerd worden.
   § 5. De commissie stelt de tariefmethodologie op met inachtneming van de volgende richtsnoeren :
   1° de tariefmethodologie moet exhaustief en transparant zijn teneinde het de distributienetbeheerders mogelijk te maken om hun tariefvoorstellen op deze enkele basis op te stellen. Het bevat de elementen die verplicht moeten voorkomen in het tariefvoorstel. Het definieert de rapporteringsmodellen die moeten worden gebruikt door deze beheerders;
   2° de tariefmethodologie moet het mogelijk maken om op efficiënte wijze het geheel van de kosten te dekken die noodzakelijk of efficiënt zijn voor de uitvoering van de wettelijke of reglementaire verplichtingen die aan de distributienetbeheerders worden opgelegd, alsook voor de uitoefening van de activiteiten van de beheerder;
   3° de tariefmethodologie stelt het aantal jaren van de gereguleerde periode vast die aanvangt op 1 januari. De jaartarieven die hieruit voortvloeien worden vastgesteld met toepassing van de tariefmethodologie die op deze periode van toepassing is;
   4° de tariefmethodologie maakt de evenwichtige ontwikkeling van de distributienetten mogelijk, in overeenstemming met de verschillende investeringsplannen van deze beheerders zoals, in voorkomend geval, goedgekeurd door de bevoegde reguleringsoverheden;
   5° de eventuele criteria voor de verwerping van bepaalde kosten zijn niet-discriminerend en transparant;
   6° de tarieven zijn niet-discriminerend en evenredig. Zij nemen een transparante toewijzing van de kosten in acht;
   7° de structuur van de tarieven bevordert het rationeel gebruik van energie en infrastructuren;
   8° [2 De verschillende tarieven worden gevormd op basis van een uniforme structuur op het grondgebied dat is aangesloten door de distributienetbeheerder. In geval van fusie van distributienetbeheerders, kunnen verschillende tarieven verder worden toegepast in elke geografische zone die is aangesloten door de voormalige distributienetbeheerders, om de door de fusie beoogde rationalisering mogelijk te maken.]2
   9° de normale vergoeding van de in de gereguleerde activa geïnvesteerde kapitalen moet de distributienetbeheerders toelaten om de investeringen te doen die noodzakelijk zijn voor de uitoefening van hun opdrachten;
   10° de nettokosten voor de openbare dienstverplichtingen die worden opgelegd door de wet, het decreet of de ordonnantie en de uitvoeringsbesluiten ervan en die niet worden gefinancierd door belastingen, taksen, bijdragen en heffingen bedoeld in 11°, worden verrekend in de tarieven op een transparante en niet-discriminerende wijze conform de toepasselijke wettelijke en reglementaire bepalingen;
   11° de belastingen, taksen, heffingen en bijdragen van alle aard die worden opgelegd door de wet, het decreet of de ordonnantie en hun uitvoeringsbesluiten worden automatisch toegevoegd aan de tarieven binnen de termijnen die worden bepaald door de procedure van invoering en goedkeuring van de tarieven. De commissie kan deze kosten controleren in het licht van de toepasselijke wettelijke en reglementaire bepalingen;
   12° de aankopen van goederen en diensten die verricht worden met inachtneming van de wetgeving inzake overheidsopdrachten worden verondersteld te zijn verricht aan de marktprijs, desgevallend onder voorbehoud van de beoordelingsbevoegdheid van de commissie;
   13° de methodologie bepaalt de nadere regels voor de integratie en controle van de gestrande kosten bestaande uit de niet-gekapitaliseerde lasten voor het aanvullend pensioen of het pensioen van de publieke sector, die worden betaald aan personeelsleden die een gereguleerde gasdistributieactiviteit hebben verricht, die verschuldigd zijn voor de jaren vóór de liberalisering krachtens de statuten, collectieve arbeidsovereenkomsten of andere voldoende geformaliseerde overeenkomsten, die werden goedgekeurd vóór 30 april 1999, die worden betaald aan hun rechthebbenden of vergoed aan hun werkgever door een beheerder van het distributienet, die in de tarieven kunnen worden opgenomen;
   14° voor de bepaling van de positieve of negatieve saldi, waarvan zij de verdeling bepaalt voor de volgende gereguleerde periode, stelt de commissie de kosten vast bedoeld in 10°, 11° en 13° en de andere kosten dan deze bedoeld in § 2 (ii) die worden gerecupereerd of teruggegeven via de tarieven van de volgende periode;
   15° onder voorbehoud van de conformiteitscontrole van de commissie, maken de tarieven het mogelijk voor de distributienetbeheerder wiens efficiëntie rond het marktgemiddelde ligt om de totaliteit van zijn kosten en een normale vergoeding van de kapitalen in te vorderen. Iedere controlemethode van de kosten die gebaseerd is op vergelijkende technieken moet rekening houden met de bestaande objectieve verschillen tussen de distributienetbeheerders die niet weggewerkt kunnen worden op initiatief van de betrokken beheerder.
   Iedere beslissing die gebruik maakt van vergelijkende technieken integreert kwalitatieve parameters en is gebaseerd op homogene, transparante, betrouwbare gegevens en gegevens die gepubliceerd zijn of integraal mededeelbaar zijn in de motivering van de beslissing van de commissie.
   Eventuele vergelijkingen met andere distributienetbeheerders moeten gemaakt worden tussen bedrijven met dezelfde activiteiten die werken in vergelijkbare omstandigheden;
   16° de productiviteitsinspanningen die eventueel aan de distributienetbeheerders worden opgelegd mogen op korte of op lange termijn de veiligheid van personen en goederen noch de continuïteit van de levering niet in het gedrang brengen;
   17° de kruissubsidiëring tussen gereguleerde en niet-gereguleerde activiteiten is niet toegelaten;
   18° de tarieven moedigen de distributienetbeheerders aan om de prestaties te verbeteren, de integratie van de markt en de bevoorradingszekerheid te bevorderen en aan onderzoek en ontwikkeling te doen die nodig zijn voor hun activiteiten, daarbij rekening houdend met name met hun investeringsplannen zoals, desgevallend, goedgekeurd door de bevoegde gewestelijke instanties;
   19° de kosten bedoeld in 10°, 11° en 13° worden onderworpen noch aan beslissingen die gesteund zijn op methodes van vergelijking, noch aan een bevorderende regelgeving;
   20° de tarieven strekken ertoe een juist evenwicht te bieden tussen de kwaliteit van de gepresteerde diensten en de prijzen die door de eindafnemers worden gedragen.
   De commissie kan de kosten van de distributienetbeheerders met de toepasselijke wettelijke en reglementaire bepalingen controleren.
   § 6. De distributienetbeheerders stellen hun tariefvoorstellen op met inachtneming van de tariefmethodologie die werd opgesteld door de commissie en voeren deze in met inachtneming van de invoerings- en goedkeuringsprocedure voor de tarieven.
   § 7. De commissie onderzoekt het tariefvoorstel, beslist over de goedkeuring van deze en deelt haar gemotiveerde beslissing mee aan de distributienetbeheerder met inachtneming van de invoerings- en goedkeuringsprocedure voor de tarieven.
   § 8. De invoerings- en goedkeuringsprocedure voor de tariefvoorstellen maken het voorwerp uit van een akoord tussen de de commissie en de de distributienetbeheerders. Bij gebrek aan een akkoord is de procedure als volgt :
   1° de distributienetbeheerder dient binnen een redelijke termijn voor het einde van het laatste jaar van elke lopende gereguleerde periode zijn tariefvoorstel in, vergezeld van het budget, voor de volgende gereguleerde periode in de vorm van het rapporteringsmodel dat overeenkomstig § 5 vastgesteld wordt door de commissie;
   2° het tariefvoorstel, vergezeld van het budget, wordt per drager en tegen ontvangstbevestiging in drie exemplaren overgezonden aan de commissie. De distributienetbeheerder zendt eveneens een elektronische versie over op basis waarvan de commissie het tariefvoorstel, vergezeld van budget, kan bewerken indien nodig;
   3° binnen een redelijke termijn na ontvangst van het tariefvoorstel, vergezeld van het budget, bevestigt de commissie aan de distributienetbeheerder bij een brief per drager met ontvangstbevestiging, evenals per e-mail, de volledigheid van het dossier of bezorgt zij hem een lijst van bijkomende inlichtingen die hij moet verstrekken.
   Binnen een redelijke termijn, na ontvangst van de hierboven bedoelde brief waarin aan de distributienetbeheerder door de commissie om bijkomende inlichtingen wordt gevraagd, verstrekt de betrokken beheerder aan de commissie in drie exemplaren per drager met ontvangstbewijs de gevraagde bijkomende inlichtingen. De distributienetbeheerder bezorgt eveneens een elektronische versie van de antwoorden en bijkomende gegevens aan de commissie;
   4° binnen een redelijke termijn na ontvangst van het tariefvoorstel bedoeld in het 2° of, in voorkomend geval, binnen een redelijke termijn na ontvangst van de antwoorden en de bijkomende inlichtingen van de distributienetbeheerder, bedoeld in het 3°, brengt de commissie deze beheerder per brief per drager en tegen ontvangstbevestiging op de hoogte van haar beslissing tot goedkeuring of van haar ontwerp van beslissing tot weigering van het betrokken tariefvoorstel, vergezeld van het betrokken budget.
   In haar ontwerp van beslissing tot weigering van het tariefvoorstel, vergezeld van het budget, geeft de commissie op gemotiveerde wijze aan welke punten de distributienetbeheerder moet aanpassen om een beslissing tot goedkeuring van de commissie te verkrijgen. De commissie heeft de bevoegdheid om aan de distributienetbeheerder te vragen om zijn tariefvoorstel te wijzigen om ervoor te zorgen dat dit proportioneel is en op niet-discriminerende wijze wordt toegepast;
   5° indien de commissie het tariefvoorstel, vergezeld van het budget, van de distributienetbeheerder afwijst in haar ontwerp van beslissing tot weigering van het tariefvoorstel, vergezeld van het budget, kan deze beheerder, binnen een redelijke termijn na de ontvangst van dit ontwerp van beslissing, zijn bezwaren hieromtrent meedelen aan de commissie.
   Deze bezwaren worden per drager en tegen ontvangstbevestiging overhandigd aan de commissie, eveneens onder elektronische vorm.
   Op zijn verzoek wordt de distributienetbeheerder, binnen de 20 werkdagen na ontvangst van het ontwerp van beslissing tot weigering van het tariefvoorstel, vergezeld van budget, gehoord door de commissie.
   Desgevallend, dient de distributienetbeheerder, binnen een redelijke termijn, na ontvangst van het ontwerp van beslissing tot weigering van het tariefvoorstel, vergezeld van het budget, per drager en tegen ontvangstbevestiging in drie exemplaren, zijn aangepast tariefvoorstel, vergezeld van het budget, in bij de commissie. De distributienetbeheerder bezorgt eveneens een elektronische kopie aan de commissie.
   Binnen een redelijke termijn na verzending door de commissie van het ontwerp van de beslissing tot weigering van het tariefvoorstel, vergezeld van het budget, of, in voorkomend geval, binnen een redelijke termijn na ontvangst van de bezwaren en het aangepaste tariefvoorstel, vergezeld van het budget, brengt de commissie de distributienetbeheerder per brief per drager en tegen ontvangstbevestiging, evenals elektronisch, op de hoogte van haar beslissing tot goedkeuring of van haar beslissing tot weigering van het desgevallend aangepaste tariefvoorstel, vergezeld van het budget;
   6° indien de distributienetbeheerder zijn verplichtingen niet nakomt binnen de termijnen zoals bepaald in de 1° tot 5°, of indien de commissie een beslissing heeft genomen tot weigering van het tariefvoorstel, vergezeld van het budget, of van het aangepaste tariefvoorstel, vergezeld van het aangepaste budget, zijn voorlopige tarieven van kracht tot alle bezwaren van deze netbeheerder of van de commissie zijn uitgeput of totdat over de twistpunten tussen de commissie en de distributienetbeheerder een akkoord wordt bereikt. De commissie is bevoegd om te besluiten tot passende compenserende maatregelen na overleg met de distributienetbeheerder indien de definitieve tarieven afwijken van de tijdelijke tarieven;
   7° in het geval van de overgang naar nieuwe diensten en/of een aanpassing van bestaande diensten kan de distributienetbeheerder binnen de gereguleerde periode aan de commissie een geactualiseerd tariefvoorstel ter goedkeuring voorleggen. Dit geactualiseerd tariefvoorstel houdt rekening met het door de commissie goedgekeurde tariefvoorstel, zonder de integriteit van de bestaande tariefstructuur te wijzigen.
   Het geactualiseerde voorstel wordt door de distributienetbeheerder ingediend en door de commissie behandeld overeenkomstig de geldende procedure, bedoeld in de 1° tot 6°, met dien verstande dat de bedoelde termijnen gehalveerd worden;
   8° indien er zich tijdens een gereguleerde periode uitzonderlijke omstandigheden voordoen, onafhankelijk van de wil van de distributienetbeheerder, kan deze op elk ogenblik binnen de gereguleerde periode een gemotiveerde vraag tot herziening van zijn tariefvoorstel ter goedkeuring voorleggen aan de commissie wat de komende jaren van de gereguleerde periode betreft.
   Het gemotiveerde verzoek tot herziening van het tariefvoorstel wordt door de distributienetbeheerder ingediend en door de commissie behandeld overeenkomstig de toepasselijke procedure bedoeld in de 1° tot 6°, met dien verstande dat de bedoelde termijnen gehalveerd worden;
   9° de commissie past, onverminderd haar mogelijkheid om de kosten te controleren in het licht van de toepasselijke en reglementaire bepalingen, de tarieven van de distributienetbeheerders aan aan alle wijzigingen van openbare, onder andere gewestelijke, dienstverplichtingen die op hen van toepassing zijn, uiterlijk drie maanden na het overzenden door deze beheerders van dergelijk wijzigingen. De distributienetbeheerders maken deze wijzigingen zo spoedig mogelijk over aan de commissie naar aanleiding van hun inwerkingtredingen;
   10° de commissie publiceert op haar website, op een transparante wijze, de stand van zaken van de goedkeuringsprocedure van de tariefvoorstellen evenals, in voorkomend geval, de tariefvoorstellen die neergelegd worden door de netbeheerders.
   § 9. De commissie stelt een tariefmethodologie op en oefent haar tariefbevoegdheid uit om aldus een stabiele en voorzienbare regulering te bevorderen die bijdraagt tot de goede werking van de vrijgemaakte markt en die de financiële markt in staat stelt om met een redelijke zekerheid de waarde van de distributienetbeheerder te bepalen. Ze waakt over het behoud van de continuïteit van de beslissingen die zij heeft genomen in de loop van de voorgaande gereguleerde periodes, onder andere inzake de waardering van de gereguleerde activa.
   § 10. De commissie oefent haar tariefbevoegdheid uit rekening houdend met het algemene energiebeleid zoals gedefinieerd in de Europese, federale en gewestelijke wet- en regelgeving.
   § 11. Omwille van de transparantie in de doorberekening van de kosten aan de eindafnemers worden de verschillende elementen van het tarief onderscheiden op de factuur, met name wat de openbare dienstverplichtingen en hun inhoud betreft.
   § 12. De boekhouding van de distributienetbeheerders wordt gehouden volgens een uniform analytisch boekhoudkundig plan per activiteit dat wordt opgesteld door een of meerdere beheerders die minstens vijfenzeventig procent van de bedrijven die dezelfde activiteit uitoefenen vertegenwoordigen en dat wordt goedgekeurd door de commissie of dat, bij gebreke aan een voorstel vóór 1 oktober 2011, wordt opgesteld door de commissie na overleg met de distributienetbeheerders.
   § 13. De commissie publiceert en bewaart de tarieven en hun motivering binnen de drie werkdagen op haar website, met inachtneming van de vertrouwelijkheid van commercieel gevoelige informatie betreffende leveranciers of netgebruikers, van persoonsgegevens en/of van gegevens waarvan de vertrouwelijkheid is beschermd krachtens specifieke wetgevingen.
   De distributienetbeheerders delen zo spoedig mogelijk aan de gebruikers van hun netten de tarieven mede die zij moeten toepassen en stellen deze ter beschikking van alle personen die hierom verzoeken. Zij publiceren die tevens zo spoedig mogelijk op hun website, samen met een berekeningsmodule die de praktische toepassing van de tarieven preciseert. De toegepaste tarieven mogen geen terugwerkende kracht hebben.
   § 14. Tegen de door de commissie vastgestelde tariefmethodologie alsook tegen de door haar genomen beslissingen betreffende de tariefvoorstellen in uitvoering van deze tariefmethodologie, kan een beroep worden ingesteld door elke persoon die een belang aantoont bij het [3 Marktenhof]3 met toepassing van artikel 15/20.
   Zulk beroep kan onder andere worden ingesteld indien :
   - de beslissing van de commissie de richtsnoeren bedoeld in dit artikel niet in acht neemt;
   - de beslissing van de commissie niet in overeenstemming is met het algemene energiebeleid, zoals gedefinieerd in de Europese, federale en gewestelijke wet- en regelgeving;
   - de beslissing van de commissie niet de noodzakelijke middelen waarborgt voor de realisatie van de investeringen van de distributienetbeheerders of voor de uitvoering van hun wettelijke taak.]1
  ----------
  (1)<W 2012-01-08/02, art. 72, 029; Inwerkingtreding : 21-01-2012>
  (2)<W 2013-12-26/14, art. 17, 033; Inwerkingtreding : 31-12-2013>
  (3)<W 2016-12-25/14, art. 56, 040; Inwerkingtreding : 09-01-2017>

Art. 15/5ter_VLAAMS_GEWEST. [1 ...]1
  ----------
  (1)<DVR 2015-11-27/05, art. 47, 038; Inwerkingtreding : 10-12-2015>


Art. 15/5quater.[1 De commissie motiveert en rechtvaardigt volledig en op omstandige wijze de tariefbeslissingen, zowel op het vlak van de tariefmethodologieën als op het vlak van de tariefvoorstellen, teneinde de jurisdictionele controle ervan mogelijk te maken. Indien een beslissing op economische of technische overwegingen steunt, maakt de motivering melding van alle elementen die de beslissing rechtvaardigen.
   Indien deze beslissingen op een vergelijking steunen, omvat de motivering alle gegevens die in aanmerking werden genomen om deze vergelijking te maken.
   Krachtens haar transparantie- en motiveringsplicht publiceert de commissie op haar website de handelingen met individuele of collectieve draagwijdte die werden aangenomen in uitvoering van haar opdrachten krachtens artikel en 15/5bis tot 15/5quinquies, alsook iedere gerelateerde voorbereidende handeling, expertiseverslag, commentaar van de geraadpleegde partijen. Bij het verzekeren van deze openbaarheid vrijwaart zij de vertrouwelijkheid van de commerciële gevoelige informatie en/of informatie met een persoonlijk karakter. De commissie stelt hiertoe, na overleg met de betrokken aardgasbedrijven, richtsnoeren op die de informatie identificeren die binnen het toepassingsgebied van de vertrouwelijkheid vallen.
   De commissie hecht aan haar definitieve handeling een commentaar dat de beslissing om de commentaren van de geconsulteerde partijen al dan niet in aanmerking te nemen rechtvaardigt.]1
  ----------
  (1)<W 2012-01-08/02, art. 73, 029; Inwerkingtreding : 21-01-2012>

Art. 15/5quater_VLAAMS_GEWEST. [1 ...]1
  ----------
  (1)<DVR 2015-11-27/05, art. 47, 038; Inwerkingtreding : 10-12-2015>


Art. 15/5quinquies.[1 § 1. De koninklijke besluiten van 8 juni 2007 betreffende de algemene tariefstructuur en de basisprincipes en procedures inzake de tarieven en de boekhouding van de beheerders bedoeld in de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige produkten en andere door middel van leidingen, en actief op het Belgisch grondgebied voor hun uitbreidingen van installaties of nieuwe aardgasvervoersinstallaties voor opslag van aardgas en voor hun uitbreidingen van installaties of nieuwe aardgasvervoersinstallaties voor LNG, alsook voor hun uitbreidingen van installaties of nieuwe aardgasvervoersnetten voor de capaciteit bestemd voor doorvoer, noodzakelijk om de ontwikkeling op lange termijn van deze installaties toe te laten, en betreffende de methodologie voor het vaststellen van het totale inkomen dat de billijke marge bevat, betreffende de algemene tariefstructuur, de basisprincipes en procedures inzake tarieven, de procedures, de bekendmaking van de tarieven, de jaarverslagen, de boekhouding, de kostenbeheersing, betreffende de inkomensverschillen van de beheerders en de objectieve indexeringsformule bedoeld in de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige produkten en andere door middel van leidingen, alsook het koninklijk besluit van 2 september 2008 betreffende de regels met betrekking tot de vaststelling van en de controle op het totaal inkomen en de billijke winstmarge, de algemene tariefstructuur, het saldo tussen kosten en ontvangsten en de basisprincipes en procedures inzake het voorstel en de goedkeuring van de tarieven, van de rapportering en kostenbeheersing door de beheerders van de distributienetten voor aardgas, zoals bekrachtigd door de wet van 15 december 2009 houdende bekrachtiging van diverse koninklijke besluiten genomen krachtens de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt en de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen, worden opgeheven.
   § 2. Als overgangsmaatregel, kan de commissie de tarieven die bestaan op de datum van de bekendmaking van de wet van 8 januari 2012 tot wijziging van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt en de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige produkten en andere door middel van leidingen, verlengen of elke andere overgangsmaatregel treffen die zij dienstig zou achten ten gevolge van de inwerkingtreding van de voormelde wet tot de goedkeuring van de tariefmethodologie met toepassing van voormelde artikel 15/5bis en 15/5ter. Wanneer zij gebruik maakt van deze paragraaf, houdt de commissie rekening met de richtsnoeren van artikel 15/5bis, § 5, evenals met deze van artikel 15/5ter, § 5.]1
  ----------
  (1)<W 2012-01-08/02, art. 74, 029; Inwerkingtreding : 21-01-2012>

Art. 15/5quinquies_VLAAMS_GEWEST.    [1 § 1. De koninklijke besluiten van 8 juni 2007 betreffende de algemene tariefstructuur en de basisprincipes en procedures inzake de tarieven en de boekhouding van de beheerders bedoeld in de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige produkten en andere door middel van leidingen, en actief op het Belgisch grondgebied voor hun uitbreidingen van installaties of nieuwe aardgasvervoersinstallaties voor opslag van aardgas en voor hun uitbreidingen van installaties of nieuwe aardgasvervoersinstallaties voor LNG, alsook voor hun uitbreidingen van installaties of nieuwe aardgasvervoersnetten voor de capaciteit bestemd voor doorvoer, noodzakelijk om de ontwikkeling op lange termijn van deze installaties toe te laten, en betreffende de methodologie voor het vaststellen van het totale inkomen dat de billijke marge bevat, betreffende de algemene tariefstructuur, de basisprincipes en procedures inzake tarieven, de procedures, de bekendmaking van de tarieven, de jaarverslagen, de boekhouding, de kostenbeheersing, betreffende de inkomensverschillen van de beheerders en de objectieve indexeringsformule bedoeld in de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige produkten en andere door middel van leidingen, alsook het koninklijk besluit van 2 september 2008 betreffende de regels met betrekking tot de vaststelling van en de controle op het totaal inkomen en de billijke winstmarge, de algemene tariefstructuur, het saldo tussen kosten en ontvangsten en de basisprincipes en procedures inzake het voorstel en de goedkeuring van de tarieven, van de rapportering en kostenbeheersing door de beheerders van de distributienetten voor aardgas, zoals bekrachtigd door de wet van 15 december 2009 houdende bekrachtiging van diverse koninklijke besluiten genomen krachtens de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt en de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen, worden opgeheven.   § 2. [2 ...]2]1  ----------
  (1)<W 2012-01-08/02, art. 74, 029; Inwerkingtreding : 21-01-2012>
  (2)<DVR 2015-11-27/05, art. 47, 038; Inwerkingtreding : 10-12-2015>


Art. 15/5sexies.
  <Opgeheven bij W 2012-01-08/02, art. 75, 029; Inwerkingtreding : 21-01-2012>

Art. 15/5septies.
  <Opgeheven bij W 2012-01-08/02, art. 75, 029; Inwerkingtreding : 21-01-2012>

Art. 15/5octies.
  <Opgeheven bij W 2012-01-08/02, art. 75, 029; Inwerkingtreding : 21-01-2012>

Art. 15/5nonies.
  <Opgeheven bij W 2012-01-08/02, art. 75, 029; Inwerkingtreding : 21-01-2012>

Art. 15/5decies.
  <Opgeheven bij W 2012-01-08/02, art. 75, 029; Inwerkingtreding : 21-01-2012>

Art. 15/5undecies.<Ingevoegd bij W 2005-06-01/33, art. 24; Inwerkingtreding : 24-06-2005> § 1. [2 Na raadpleging van de netgebruikers en van de netbeheerder, stelt de commissie een gedragscode vast met betrekking tot het beheer van het aardgasvervoersnet en in het bijzonder met betrekking tot:
   1° de voorwaarden voor de aansluiting op het vervoersnet en voor de toegang ertoe, alsook voor de toegang tot de opslaginstallatie voor aardgas en tot de LNG-installatie;
   2° de voorwaarden inzake de verstrekking van balanceringsdiensten;
   3° de voorwaarden inzake de toegang tot grensoverschrijdende infrastructuren, inclusief de procedures voor de toewijzing van capaciteit en congestiebeheer.]2
  De gedragscode bepaalt :
  1° de procedures en regels inzake [2 de indiening en de behandeling van de aanvraag van aansluiting en]2 van toegang tot het net;
  2° de gegevens die de gebruikers van het aardgasvervoersnet, de opslaginstallatie voor aardgas en de LNG-installatie aan de beheerder van het aardgasvervoersnet, aan de beheerder van de opslaginstallatie voor aardgas en aan de beheerder van de LNG-installatie moeten verstrekken;
  3° de voorzorgsmaatregelen die de beheerder van het aardgasvervoersnet, de beheerder van de opslaginstallatie voor aardgas en de beheerder van de LNG-installatie dienen te nemen om de vertrouwelijkheid van de commerciële gegevens met betrekking tot de gebruikers van het aardgasvervoersnet, de opslaginstallatie voor aardgas of de LNG-installatie te beschermen;
  4° de termijnen waarbinnen de beheerder van het aardgasvervoersnet, de beheerder van de opslaginstallatie voor aardgas en de beheerder van de LNG-installatie moeten antwoorden op de aanvragen om toe te treden [2 en aan te sluiten op]2 tot hun net en hun installatie;
  5° de maatregelen om elke discriminatie tussen gebruikers of categorieën gebruikers van het aardgasvervoersnet, de opslaginstallatie voor aardgas of de LNG-installatie te vermijden;
  6° [2 ...]2
  7° de basisbeginselen met betrekking tot de rechten en verplichtingen van, enerzijds, de beheerder van het aardgasvervoersnet, de beheerder van de opslaginstallatie voor aardgas en de beheerder van de LNG-installatie, en, anderzijds, de gebruikers voor de toegang tot [2 en de aansluiting op]2 het aardgasvervoersnet, de opslaginstallatie voor aardgas of de LNG-installatie;
  8° de basisbeginselen met betrekking tot facturering [2 die verband houdt met aansluiting op en toegang tot het vervoersnet]2;
  9° de basisbeginselen met betrekking tot de rechten en verplichtingen van, enerzijds, de beheerder van het aardgasvervoersnet, de beheerder van de opslaginstallatie voor aardgas en de beheerder van de LNG-installatie en, anderzijds, de gebruikers van het desbetreffende aardgasvervoersnet, van de opslaginstallatie voor aardgas of van de LNG-installatie inzake het gebruik ervan en meer bepaald, inzake onderhandelingen over de toegang tot vervoer, over het congestiebeheer en over de publicatie van informatie;
  10° maatregelen die in het verbintenissenprogramma moeten worden opgenomen om te waarborgen dat ieder discriminerend gedrag is uitgesloten en om te voorzien in een adequaat toezicht op de naleving ervan. Het programma bevat de specifieke verplichtingen van de werknemers ter verwezenlijking van die doelstelling. De persoon of instantie die verantwoordelijk is voor het toezicht op het verbintenissenprogramma dient bij de Commissie jaarlijks een verslag in waarin de genomen maatregelen worden uiteengezet. Dit verslag wordt gepubliceerd;
  11° de vereisten inzake onafhankelijkheid van het personeel van de beheerders ten opzichte van de producenten, distributeurs, leveranciers en tussenpersonen.
  (12° de regels en de organisatie van de secundaire markt waarvan sprake in artikel 15/1, § 1, 9°bis;
  13° de basisprincipes betreffende de organisatie van de toegang tot de hubs;)
  [3 14° de verplichting voor de beheerder van het aardgasvervoersnet, de beheerder van de opslaginstallatie voor aardgas en de beheerder van de LNG-installatie om technische voorschriften bekend te maken overeenkomstig artikel 8 van Richtlijn 2009/73/EG, met name met betrekking tot netaansluitingsregels die voorschriften voor gaskwaliteit, geurtoevoeging en gasdruk bevatten en om de aansluitingstarieven voor gas uit hernieuwbare bronnen bekend te maken; die tarieven moeten gebaseerd zijn op objectieve, transparante en niet-discriminerende criteria.]3 <W 2006-12-27/32, art. 65, 016; Inwerkingtreding : 07-01-2007>
  De toekenning en het behoud van elke vervoers- of leveringsvergunning zijn onderworpen aan het naleven van de gedragscode.
  [2 § 1/1. Op voorstel van de commissie en na overleg met de netbeheerder, bepaalt de Koning:
   1° de vereisten inzake onafhankelijkheid van de personeelsleden en van het directiecomité van de netbeheerder ten opzichte van de gebruikers van het net en tussenpersonen
   2° de maatregelen ter voorkoming van elke discriminatie tussen netgebruikers of categorieën van netgebruikers en, in het bijzonder, elke discriminatie ten gunste van met de netbeheerder verbonden ondernemingen.]2
  [2 § 1/2. De commissie en de Algemene Directie Energie informeren elkaar regelmatig en minstens twee maal per jaar over hun werkzaamheden betreffende de gedragscode en betreffende de uitvoering van deze wet.]2
  § 2. Onverminderd elke wettelijke verplichting om gegevens bekend te maken, bewaren de aardgasondernemingen de vertrouwelijkheid van de commercieel gevoelige gegevens die zij van derden verkregen hebben in het kader van de toegang tot het aardgasvervoersnet, de opslaginstallatie voor aardgas of de LNG-installatie of van onderhandelingen hierover. Zij onthouden zich ervan deze gegevens te gebruiken voor hun eigen verkopen of aankopen van aardgas.
  [1 § 3. De beheerder van een interconnector is gehouden de volgende verplichtingen te respecteren:
   1° hij ontwikkelt, exploiteert en onderhoudt de interconnector en houdt toezicht op de veiligheid, de betrouwbaarheid en de doeltreffendheid van de interconnector, en dit in economisch aanvaardbare omstandigheden, met respect voor het milieu en de energie-efficiëntie;
   2° op de beheerder van een interconnector zijn van toepassing de netwerkcodes en de Europese richtlijnen, vastgesteld op basis van de Verordening (EG) nr. 715/2009, rekening houdende met de specifieke aard van de interconnector;
   3° alle netgebruikers hebben toegang tot de interconnector en de vervoersdiensten op korte en op lange termijn en dit op een niet-discriminerende en transparante wijze, met gebruikmaking van een transportcontract;
   4° de voorwaarden voor toegang tot de interconnector en de vervoersdiensten, inclusief de procedures voor toewijzing van capaciteit en congestiebeheer, moeten bevorderlijk zijn voor een efficiënte grensoverschrijdende handel in gas en voor de concurrentie. Zij streven naar convergentie met de voorwaarden voor toegang tot de vervoersdiensten, inclusief de procedures voor de toewijzing van capaciteit en congestiebeheer, van de aansluitende vervoersnetten.
   Ruim voor de inwerkingtreding stelt de beheerder van een interconnector een transportcontract op dat op een gedetailleerde wijze bovenvermelde verplichtingen uiteenzet. Het transportcontract bestaat uit een toegangscontract, een toegangsreglement en een toegangsprogramma. Na raadpleging van de markt wordt het transportcontract door de beheerder van een interconnector bij de commissie ingediend voor goedkeuring.
   De commissie is bevoegd om zo nodig van de beheerder van een interconnector te verlangen dat hij de voorwaarden van het transportcontract wijzigt om ervoor te zorgen dat deze evenredig zijn en op niet-discriminerende wijze worden toegepast.
   Iedere wijziging van het transportcontract, op initiatief van de beheerder van een interconnector of op vraag van de commissie, kan pas in werking treden na raadpleging van de markt en mits goedkeuring door de commissie.]1
  ----------
  (1)<W 2016-12-25/03, art. 6, 039; Inwerkingtreding : 08-01-2017>
  (2)<W 2021-07-21/11, art. 16, 050; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
  (3)<W 2023-07-31/11, art. 17, 063; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art. 15/5duodecies.<Ingevoegd bij W 2005-06-01/33, art. 25; Inwerkingtreding : 24-06-2005> § 1. De nieuwe grote aardgasinstallaties, namelijk de interconnecties met de buurlanden, de LNG-installaties en de opslaginstallaties [1 evenals de significante capaciteitsverhogingen van de bestaande installaties en de wijzigingen van deze installaties ter bevordering van de ontwikkeling van nieuwe gasbevoorradingsbronnen,]1 kunnen [3 voor een vastgestelde periode]3 genieten van een afwijking van de bepalingen van dit hoofdstuk en van de bepalingen inzake [3 de certificering en]3 de tarifaire methodologie, met uitzondering van de artikelen (...) 15/7, 15/8 en 15/9. Deze afwijking wordt verleend door de Koning, [1 op voorstel van de ]1 [3 Commissie]3 in de mate dat : <W 2006-12-27/32, art. 66, 016; Inwerkingtreding : 07-01-2007>
  1° de investering de concurrentie in de aardgaslevering moet versterken en de bevoorradingszekerheid moet verbeteren;
  2° het risiconiveau dat verbonden is aan de investering dusdanig is dat deze investering niet gerealiseerd zou zijn als geen afwijking was toegestaan;
  3° de installatie de eigendom is van een natuurlijke of rechtspersoon die op zijn minst qua rechtsvorm gescheiden is van de netbeheerders in wier netwerk die installatie wordt gebouwd;
  4° de tarieven worden geïnd bij de gebruikers van de betrokken installatie;
  5° de afwijking geen afbreuk doet aan de concurrentie of de goede werking van de [3 relevante markten waarop de investering waarschijnlijk een effect zal hebben, van het efficiënte functioneren van de interne markt voor aardgas, van het efficiënte functioneren van de betrokken gereguleerde systemen of van de leverings- en bevoorradingszekerheid inzake aardgas in de Europese Unie]3.
  [1 § 1bis. De aanvraag tot afwijking § 1 wordt ingediend bij de minister die dit behandelt op basis van de in § § 1ter tot 4 vastgelegde procedure.
   § 1ter. [3 Voordat een besluit over de afwijking wordt genomen raadpleegt de Commissie:
   1° de nationale regulerende instanties van de lidstaten wier markten waarschijnlijk een effect zullen ondervinden van de nieuwe infrastructuur; en
   2° de nationale regulerende instanties van de derde landen wier betrokken infrastructuur verbonden is met het Unienet dat onder het rechtsgebied van België valt en begint of eindigt in een of meer derde landen.
   De Commissie bepaalt een redelijke termijn waarbinnen de autoriteiten van derde landen moeten reageren. Die termijn mag niet langer zijn dan drie maanden. Indien de geraadpleegde autoriteiten van de derde landen niet binnen die termijn reageren, maakt de Commissie haar voorstel over aan de Koning met het oog op een beslissing.]3]1
  [3 § 1quater. Wanneer de infrastructuur in kwestie is gelegen op het grondgebied van meer dan één lidstaat, zijn het tweede tot en met het vierde lid van toepassing.
   Indien ACER een advies aan de Commissie doet toekomen, kan de Koning, op voorstel van de Commissie, het vereiste besluit nemen op basis van dit advies binnen een termijn van twee maanden vanaf de datum waarop de laatste van de regulerende instanties een verzoek om een afwijking heeft ontvangen.
   Indien alle betrokken regulerende instanties binnen zes maanden vanaf de datum waarop de laatste regulerende instantie het verzoek om een ontheffing heeft ontvangen, overeenstemming hebben bereikt over dit verzoek, informeert de Commissie ACER hierover.
   Indien de betrokken infrastructuur een vervoersleiding is tussen een lidstaat en een derde land en het eerste connectiepunt zich in België bevindt, kan de Commissie, alvorens een voorstel tot afwijking aan de Koning over te maken, de relevante bevoegde autoriteit van dat derde land raadplegen, teneinde ervoor te zorgen dat, wat de betrokken infrastructuur betreft, het Unierecht consequent wordt toegepast op het grondgebied en, in voorkomend geval, in de territoriale wateren van die lidstaat. Indien de geraadpleegde autoriteiten van het derde land niet binnen een redelijke of vastgelegde termijn van ten hoogste drie maanden reageren, maakt de Commissie haar voorstel aan de Koning over met het oog op een beslissing.]3
  § 2. [1 De afwijking kan gelden voor het geheel of gedeelten van, respectievelijk, de nieuwe installatie of de significant verhoogde bestaande installatie.]1
  Bij de beslissing over de afwijking wordt per geval nagegaan of er voorwaarden gesteld moeten worden met betrekking tot de duur van de afwijking en de niet-discriminerende toegang [1 tot de infrastructuur ]1.
  Hierbij wordt rekening gehouden met [1 , in het bijzonder]1, de aan te leggen extra capaciteit of de wijziging van de bestaande capaciteit, de looptijd van het project en de nationale omstandigheden.
  § 3. [1 Alvorens een afwijking toe te staan, kan [2 de commissie]2 , de regels en mechanismen vastleggen voor het beheer en de toewijzing van capaciteit. De regels vereisen dat alle mogelijke gebruikers van de infrastructuur worden uitgenodigd om hun wens duidelijk te maken om capaciteit contractueel vast te leggen vóór tot de toewijzing van de capaciteit van de nieuwe infrastructuur wordt overgegaan, ook voor hun eigen gebruik.
   De regels voor het congestiebeheer omvatten de verplichting om niet op de markt gebruikte capaciteit aan te bieden en vereisen dat de gebruikers van de infrastructuur over de capaciteit die zij hebben afgesloten op de secundaire markt kunnen onderhandelen. Bij de beoordeling van de in § 1, 1°, 2° en 5°, bedoelde criteria, wordt rekening gehouden met de resultaten van deze procedure van toewijzing van capaciteit.
   De beslissing tot afwijking, met inbegrip van de in § 2 bedoelde voorwaarden, wordt behoorlijk met redenen omkleed en gepubliceerd [2 op de website van de commissie]2 .]1
  § 4. [1 [2 De commissie]2 maakt aan de Europese Commissie een afschrift over van elke aanvraag tot afwijking, onmiddellijk na de ontvangst hiervan. [2 Zij]2 geeft onverwijld kennis aan de Europese Commissie van de beslissing evenals van alle nuttige informatie in verband hiermee [2 , met name deze bedoeld in artikel 36, (8), van Richtlijn 2009/73/EG ]2 . Deze informatie kan aan de Europese Commissie in samengevoegde vorm worden meegedeeld om haar in staat te stellen om haar beslissing behoorlijk te staven. [2 ...]2
   [2 ...]2
   [2 ...]2
   [2 ...]2
   [2 ...]2 ]1
  ----------
  (1)<W 2012-01-08/02, art. 76, 029; Inwerkingtreding : 21-01-2012>
  (2)<W 2013-12-26/14, art. 18, 033; Inwerkingtreding : 31-12-2013>
  (3)<W 2021-05-18/04, art. 5, 048; Inwerkingtreding : 06-06-2021>

Art. 15/6. <W 2005-06-01/33, art. 27, 011; Inwerkingtreding : 24-06-2005> De eindafnemers aangesloten op het aardgasvervoersnet en de leveranciers die hun klanten bevoorraden via een aardgasdistributienet evenals de distributieondernemingen hebben vanaf 1 juli 2004 recht op toegang tot het aardgasvervoersnet, de opslaginstallatie voor aardgas en de LNG installatie.
  [1 De beheerders van het aardgasvervoersnet en van de opslaginstallatie voor aardgas publiceren op hun websites de opslaginstallaties of een gedeelte ervan en de opslaginstallaties in leidingen waarop de aan het vervoersnet aangesloten eindafnemers toegang kunnen krijgen.]1
  ----------
  (1)<W 2012-01-08/02, art. 77, 029; Inwerkingtreding : 21-01-2012>

Art. 15/7. <Ingevoegd bij W 1999-04-29/43, art. 12; Inwerkingtreding : 22-09-2001> § 1. De vervoerondernemingen kunnen de toegang tot het vervoernet enkel geldig weigeren in de mate dat :
  1° het net niet over de nodige capaciteit beschikt om het vervoer te verzekeren;
  2° de toegang tot het net de goede uitvoering van een openbare dienstverplichting door de betrokken vervoeronderneming zou verhinderen;
  3° [1 de toegang tot het net voor de betrokken vervoersonderneming economische en financiële moeilijkheden meebrengt of zou meebrengen wegens " take-or-pay " verbintenissen die zij in het kader van een of meer gasaankoopcontracten heeft aanvaard overeenkomstig de in § 3 vastgelegde procedure.]1
  § 2. Elke weigering van toegang tot het vervoernet in uitvoering van § 1 [1 moet naar behoren met redenen worden omkleed en verantwoord]1.
  [1 De beheerders delen aan de commissie hun gemotiveerde beslissing tot weigering van toegang mee.]1
  [1 § 3. Elke weigering tot toegang in uitvoering van § 1, 3° wordt ter goedkeuring aan de commissie voorgelegd.
   Wanneer een vervoersonderneming de toegang tot haar vervoersnet op grond hiervan weigert, richt zij onverwijld een verzoek om ontheffing aan de commissie, die beslist op basis van de volgende procedure.
   De verzoeken om ontheffing worden vergezeld van alle nuttige informatie over de aard en het belang van het probleem en over de inspanningen die de vervoersonderneming geleverd heeft om het probleem op te lossen. Indien er geen andere redelijke oplossing voorhanden is en rekening houdend de criteria die volgen uit het vijfde lid, kan de commissie beslissen om een ontheffing toe te staan.
   De commissie brengt haar beslissing om een ontheffing toe te kennen onverwijld ter kennis van de Europese Commissie, samen met alle nuttige informatie in verband met de ontheffing. Deze informatie kan in samengevoegde vorm aan de Europese Commissie worden meegedeeld om haar in staat te stellen om haar beslissing behoorlijk te staven. Binnen acht weken na de ontvangst van deze kennisgeving kan de Europese Commissie aan de commissie vragen om de beslissing tot toekenning van een ontheffing te wijzigen of in te trekken. Indien de commissie niet binnen een termijn van vier weken aan dit verzoek gevolg geeft, wordt onverwijld een definitieve beslissing genomen volgens de raadplegingsprocedure bedoeld in artikel 51, § 2 van Richtlijn 2009/73/EG.
   Om over de in deze paragraaf bedoelde ontheffingen te beslissen, houden de commissie en de Europese Commissie onder andere rekening met de volgende criteria :
   a) het streven om een concurrerende gasmarkt tot stand te brengen;
   b) de noodzaak om openbare dienstverplichtingen na te komen en de bevoorradingszekerheid te waarborgen;
   c) de positie van de vervoersonderneming op de gasmarkt en de bestaande concurrentiesituatie op die markt;
   d) de ernst van de economische en financiële moeilijkheden die de aardgasondernemingen en de vervoersondernemingen of de eindafnemers ondervinden;
   e) de data van ondertekening en de voorwaarden van het (de) betrokken contract(en), met inbegrip van de mate waarin deze rekening houden met marktveranderingen;
   f) de inspanningen die zijn geleverd om het probleem op te lossen;
   g) de mate waarin de vervoersonderneming bij de aanvaarding van de betrokken " take-or-pay " verplichtingen, gelet op de bepalingen van deze richtlijn, redelijkerwijs had kunnen verwachten dat zich ernstige moeilijkheden zouden kunnen voordoen;
   h) de mate waarin het net gekoppeld is aan andere netten en de mate van interoperabiliteit van die netten; en
   i) de gevolgen die de toekenning van een ontheffing kan hebben op de correcte toepassing van deze wet wat de goede werking van de interne markt voor aardgas betreft.
   Een beslissing inzake een verzoek tot ontheffing met betrekking tot de " take-or-pay " contracten die vóór 4 augustus 2003 zijn afgesloten, mag niet tot gevolg hebben dat er geen andere rendabele afzetmogelijkheden kunnen worden gevonden. Ernstige moeilijkheden zullen in elk geval niet geacht worden te bestaan zolang de verkoop van aardgas niet terugloopt tot beneden de gegarandeerde minimumafname die in " take-or-pay " contracten voor gasaankoop vastgelegd is of voor zover het betrokken " take-or-pay " contract voor gasaankoop kan worden aangepast of de aardgasonderneming in staat is andere afzetmogelijkheden te vinden.
   De aardgasondernemingen waaraan krachtens deze paragraaf geen ontheffing is toegekend, mogen toegang tot het net niet of niet langer weigeren op grond van " take-or-pay " verbintenissen die zij in een gasaankoopcontract hebben aanvaard.
   Elke krachtens deze paragraaf toegekende ontheffing wordt naar behoren gemotiveerd en wordt door de Europese Commissie bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.]1
  ----------
  (1)<W 2012-01-08/02, art. 78, 029; Inwerkingtreding : 21-01-2012>

Art. 15/8. <W 2005-06-01/33, art. 29, 011; Inwerkingtreding : 24-06-2005> Onverminderd lopende contracten en de verplichtingen van België krachtens internationale verdragen, bepaalt de Koning, bij een besluit, vastgesteld in de Ministerraad, na advies van de Commissie, in welke mate en tegen welke voorwaarden de bepalingen van deze wet van toepassing zijn op aardgasondernemingen die ressorteren onder het recht van Staten die geen lid zijn van de Europese Unie.

Art. 15/8bis. [1 Technische overeenkomsten over kwesties in verband met de exploitatie van vervoersleidingen tussen België en een derde land, gesloten door de beheerder van het aardgasvervoersnet en andere marktdeelnemers die onder Belgische jurisdictie vallen met beheerders van aardgasvervoersnetten of andere entiteiten in derde landen, blijven van kracht of mogen worden afgesloten voor zover ze in overeenstemming zijn met de Europese wetgeving, met deze wet en met de beslissingen van de Commissie. Van deze technische overeenkomsten wordt kennisgegeven aan de Commissie en aan de regulerende instanties van de betrokken lidstaten.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2021-05-18/04, art. 6, 048; Inwerkingtreding : 06-06-2021>


Art. 15/9. <Ingevoegd bij W 1999-04-29/43, art. 12; Inwerkingtreding : 24-10-2000> Na advies van de Commissie en raadpleging van de betrokken vervoerondernemingen, neemt de Koning de nodige maatregelen opdat de gasondernemingen (...) toegang kunnen bekomen tot de upstreaminstallaties[1 ...]1. <W 2005-06-01/33, art. 30, 011; Inwerkingtreding : 24-06-2005>
  [1 Deze maatregelen passen de doelstellingen toe inzake eerlijke en vrije toegang, de totstandbrenging van een competitieve markt voor aardgas en het vermijden van misbruik van dominante marktposities, rekening houdend met de bevoorradingszekerheid en -regelmaat, de beschikbare of redelijkerwijs beschikbaar te maken capaciteit en de bescherming van het milieu. Hierbij wordt rekening gehouden met de volgende elementen :
   a) de noodzaak om toegang te weigeren wanneer er sprake is van een redelijkerwijs niet te verhelpen onverenigbaarheid van technische specificaties;
   b) de noodzaak om redelijkerwijs niet te verhelpen problemen te vermijden die de huidige en in de toekomst voorziene doelmatige productie van koolwaterstoffen in het gedrang zouden kunnen brengen, met inbegrip van de productie in winningsgebieden met een zwakke economische levensvatbaarheid;
   c) de noodzaak om rekening te houden met de redelijke en naar behoren gerechtvaardigde behoeften van de eigenaar of beheerder van het upstreampijpleidingnet voor het vervoer en de verwerking van aardgas en met de belangen van alle andere betrokken gebruikers van het upstreampijpleidingnet of van de verwerkings- of behandelingsinstallaties; en
   d) de noodzaak om, overeenkomstig de Gemeenschapswetgeving, hun wettelijke en bestuursrechtelijke procedures toe te passen voor het verlenen van toestemming voor productie of upstreamontwikkeling.]1
  ----------
  (1)<W 2012-01-08/02, art. 79, 029; Inwerkingtreding : 21-01-2012>

Art. 15/9bis.[1 § 1. Elke natuurlijke of rechtspersoon die eigenaar is of beschikt over een gebruiksrecht op een net dat beantwoordt aan de criteria van een gesloten industrieel net dat uitsluitend is aangesloten op het aardgasvervoersnet, dat geen deel uitmaakt van een distributienet en zoals bepaald bij artikel 1, 56°, mag dit net aan de commissie en aan de minister binnen een termijn van zes maanden volgend op de bekendmaking van de wet van [2 8 januari 2012]2 tot wijziging van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt en de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige produkten en andere door middel van leidingen, aanmelden en zich verbinden tot het naleven van de bepalingen die krachtens deze wet op hem van toepassing zijn. Door deze aanmelding verwerft hij de hoedanigheid van beheerder van een industrieel gesloten net. De Algemene Directie Energie controleert, na advies van de commissie en van de aardgasvervoersnetbeheerder, de technische conformiteit van het aangemelde gesloten industrieel net met het aardgasvervoersnet. Hiertoe bezorgt de beheerder van het gesloten industrieel net, binnen de zes maanden na zijn melding, aan de Algemene Directie Energie het bewijs van de technische conformiteit van zijn gesloten industrieel net met het aardgasvervoersnet. Een kopie van dit verslag wordt meegedeeld aan de aardgasvervoersnetbeheerder alsook aan de commissie.
   De minister kan, na advies van de commissie en van de aardgasvervoersnetbeheerder, de hoedanigheid van beheerder van een gesloten industrieel net toekennen aan de natuurlijke of rechtspersoon, die eigenaar is van of een gebruiksrecht bezit op een net dat beantwoordt aan de criteria van een gesloten industrieel net dat uitsluitend is aangesloten op het aardgasvervoersnet, dat geen deel uitmaakt van een distributienet en zoals bepaald bij artikel 1, 56° die hierom verzoekt na de bekendmaking van de wet van [2 8 januari 2012]2 tot wijziging van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt en de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige produkten en andere door middel van leidingen en die de criteria die door deze wet voorzien zijn, naleeft.
   De Algemene Directie Energie publiceert en actualiseert op haar internetsite de lijst van beheerders van gesloten industriële netten.
   § 2. In afwijking van de bepalingen van deze wet en onder andere van de artikel en 3 tot 8/6, 15/1, 15/3 tot 15/5quinquies, 15/5duodecies en 15/12, moeten de beheerders van gesloten industriële netten zich slechts aan de volgende verplichtingen houden :
   a) de beheerder van een gesloten industrieel net onthoudt zich, in het kader van deze functie, van elke discriminatie tussen de gebruikers van zijn gesloten industrieel net;
   b) de beheerder van een gesloten industrieel net garandeert aan de gebruikers van zijn gesloten industrieel net het recht om hun aardgas bij de leverancier van hun keuze aan te schaffen en om van leverancier te veranderen, met naleving van en zonder de duur en de modaliteiten van hun contracten op de helling te zetten, binnen maximaal drie weken. De gebruiker van een gesloten industrieel net kan de beheerder van dit net gelasten om,namens hem en voor zijn rekening, zijn in aanmerking komen uit te oefenen. Om rechtsgeldig te zijn, moet dit mandaat uitdrukkelijk worden voorzien en kunnen herzien worden per contractuele periode;
   c) de beheerder van een gesloten industrieel net bepaalt de modaliteiten voor de aansluiting en de toegang tot dit net in een contract met de gebruikers van het gesloten industrieel net. Deze contracten stellen onder andere :
   1° de minimale technische vereisten inzake het ontwerp en de werking van de op het gesloten industrieel net aangesloten installaties, het maximale aansluitingsvermogen en de kenmerken van de geleverde voorzieningen;
   2° de commerciële modaliteiten voor de aansluiting op en de toegang tot het gesloten industrieel net;
   3° de voorwaarden voor onderbreking van de aansluiting wegens niet-naleving van de contractuele verplichtingen of omwille van de veiligheid van het gesloten industrieel net.
   Deze contracten moeten transparant en niet-discriminerend zijn. Zij moeten eveneens bepalen dat de commissie bevoegd is in geval van betwisting door een gebruiker van het gesloten industrieel net van de op dit net toegepaste tarieven. Iedere beslissing van de commissie ter zake kan het voorwerp uitmaken van een beroep bij het [3 Marktenhof]3 overeenkomstig artikel 15/20.
   De afsluiting van deze contracten is afhankelijk van de vestiging van de gebruiker van het gesloten industrieel net op het gesloten industrieel net;
   d) iedere beheerder van een gesloten industrieel net bezorgt de gebruikers van het gesloten industrieel net dat hij beheert :
   1° een gedetailleerde en duidelijke factuur, gebaseerd op hun verbruik of eigen injecties en op de in dit artikel bedoelde tariefbeginselen en/of tarieven;
   2° een juiste verdeling, op hun facturen, van de meerkosten toegepast op de facturen voor aardgasvervoer, in overeenstemming met de meerkostbeginselen;
   3° de mededeling van de relevante gegevens van hun verbruik en/of injecties, evenals de informatie voor een efficiënte toegang tot het net;
   e) de beheerder van een gesloten industrieel net garandeert de vertrouwelijke behandeling van de commercieel gevoelige informatie van de gebruikers van zijn net dat hij beheert, waarvan hij kennis heeft in het kader van zijn activiteiten, uitgezonderd elke wettelijke verplichting tot het vrijgeven van informatie;
   f) de beheerder van een gesloten industrieel net bewijst de technische conformiteit van zijn gesloten industrieel net waaronder het aardgasontvangststation van dit net, met de voor dit net relevante bepalingen van de gedragscode;
   g) de beheerder van een gesloten industrieel net exploiteert en onderhoudt zijn net en houdt hierbij toezicht, gelet op de kenmerken van het gesloten industrieel net, op de veiligheid, betrouwbaarheid en doeltreffendheid van dit net, en dit in economisch aanvaardbare omstandigheden, met respect voor het milieu en de energie-efficiëntie.
   § 3. In afwijking van de bepalingen van deze wet en met name haar artikel en 15/5 tot 15/5quinquies, past iedere beheerder van een gesloten industrieel net alsook iedere beheerder van een gesloten distributienet, voor zover de toepasselijke regionale bepalingen een regime van gesloten distributienet implementeert, voor de aansluiting, de toegang en de ondersteunende diensten van toepassing op dit net, tariefbeginselen en/of tarieven toe in overeenstemming met de volgende richtsnoeren :
   1° de tariefbeginselen en/of tarieven zijn niet-discriminerend, gebaseerd op de kosten en een redelijke winstmarge;
   2° de tariefbeginselen en/of tarieven zijn transparant; zij worden uitgewerkt in functie van hun parameters en worden vooraf door de beheerder van het gesloten industrieel of het gesloten distributienet overgemaakt aan de netgebruikers en de bevoegde regulatoren;
   3° het tarief dat door de beheerder van een gesloten industrieel net of van het gesloten distributienet op de gebruikers van dit net wordt toegepast, omvat de kosten voor toegang, aansluiting en ondersteunende diensten, alsook, desgevallend, de kosten die verband houden met de bijkomende lasten die het gesloten industrieel net of van het gesloten distributienet moet dragen om het net waarop hij aangesloten is te gebruiken. De beheerder van het gesloten industrieel net wordt gelijkgesteld met de netgebruikers die geen distributienetbeheerders zijn voor de toepassing van de tarieven die toegepast worden door de aardgasvervoersnetbeheerder aan de beheerder van het industrieel gesloten net;
   4° de afschrijvingstermijnen en de winstmarges worden door de beheerder van het gesloten industrieel net of van het gesloten distributienet gekozen binnen de marges tussen de waarden die hij toepast in zijn belangrijkste bedrijfssector en de marges die worden toegepast in de distributienetten;
   5° de tariefbeginselen zijn, wat de aansluiting, versterking en vernieuwing van de uitrusting van het gesloten industrieel net of van het gesloten distributienet betreft, afhankelijk van de mate van socialisering of individualisering van de investeringen eigen aan de locatie, rekening houdend met het aantal gebruikers van het gesloten industrieel net of van het gesloten distributienet.
   § 4. De gevallen van gemengde gesloten netten die zowel federale als regionale bevoegdheden impliceren maken het voorwerp uit van overleg met de Gewesten.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2012-01-08/02, art. 80, 029; Inwerkingtreding : 21-01-2012>
  (2)<W 2012-08-25/04, art. 11, 031; Inwerkingtreding : 13-09-2012>
  (3)<W 2016-12-25/14, art. 56, 040; Inwerkingtreding : 09-01-2017>

Art. 15/9bis_VLAAMS_GEWEST.   [1 § 1. Elke natuurlijke of rechtspersoon die eigenaar is of beschikt over een gebruiksrecht op een net dat beantwoordt aan de criteria van een gesloten industrieel net dat uitsluitend is aangesloten op het aardgasvervoersnet, dat geen deel uitmaakt van een distributienet en zoals bepaald bij artikel 1, 56°, mag dit net aan de commissie en aan de minister binnen een termijn van zes maanden volgend op de bekendmaking van de wet van [2 8 januari 2012]2 tot wijziging van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt en de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige produkten en andere door middel van leidingen, aanmelden en zich verbinden tot het naleven van de bepalingen die krachtens deze wet op hem van toepassing zijn. Door deze aanmelding verwerft hij de hoedanigheid van beheerder van een industrieel gesloten net. De Algemene Directie Energie controleert, na advies van de commissie en van de aardgasvervoersnetbeheerder, de technische conformiteit van het aangemelde gesloten industrieel net met het aardgasvervoersnet. Hiertoe bezorgt de beheerder van het gesloten industrieel net, binnen de zes maanden na zijn melding, aan de Algemene Directie Energie het bewijs van de technische conformiteit van zijn gesloten industrieel net met het aardgasvervoersnet. Een kopie van dit verslag wordt meegedeeld aan de aardgasvervoersnetbeheerder alsook aan de commissie.   De minister kan, na advies van de commissie en van de aardgasvervoersnetbeheerder, de hoedanigheid van beheerder van een gesloten industrieel net toekennen aan de natuurlijke of rechtspersoon, die eigenaar is van of een gebruiksrecht bezit op een net dat beantwoordt aan de criteria van een gesloten industrieel net dat uitsluitend is aangesloten op het aardgasvervoersnet, dat geen deel uitmaakt van een distributienet en zoals bepaald bij artikel 1, 56° die hierom verzoekt na de bekendmaking van de wet van [2 8 januari 2012]2 tot wijziging van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt en de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige produkten en andere door middel van leidingen en die de criteria die door deze wet voorzien zijn, naleeft.   De Algemene Directie Energie publiceert en actualiseert op haar internetsite de lijst van beheerders van gesloten industriële netten.   § 2. In afwijking van de bepalingen van deze wet en onder andere van de artikel en 3 tot 8/6, 15/1, 15/3 tot 15/5quinquies, 15/5duodecies en 15/12, moeten de beheerders van gesloten industriële netten zich slechts aan de volgende verplichtingen houden :   a) de beheerder van een gesloten industrieel net onthoudt zich, in het kader van deze functie, van elke discriminatie tussen de gebruikers van zijn gesloten industrieel net;   b) de beheerder van een gesloten industrieel net garandeert aan de gebruikers van zijn gesloten industrieel net het recht om hun aardgas bij de leverancier van hun keuze aan te schaffen en om van leverancier te veranderen, met naleving van en zonder de duur en de modaliteiten van hun contracten op de helling te zetten, binnen maximaal drie weken. De gebruiker van een gesloten industrieel net kan de beheerder van dit net gelasten om,namens hem en voor zijn rekening, zijn in aanmerking komen uit te oefenen. Om rechtsgeldig te zijn, moet dit mandaat uitdrukkelijk worden voorzien en kunnen herzien worden per contractuele periode;   c) de beheerder van een gesloten industrieel net bepaalt de modaliteiten voor de aansluiting en de toegang tot dit net in een contract met de gebruikers van het gesloten industrieel net. Deze contracten stellen onder andere :   1° de minimale technische vereisten inzake het ontwerp en de werking van de op het gesloten industrieel net aangesloten installaties, het maximale aansluitingsvermogen en de kenmerken van de geleverde voorzieningen;   2° de commerciële modaliteiten voor de aansluiting op en de toegang tot het gesloten industrieel net;   3° de voorwaarden voor onderbreking van de aansluiting wegens niet-naleving van de contractuele verplichtingen of omwille van de veiligheid van het gesloten industrieel net.   Deze contracten moeten transparant en niet-discriminerend zijn. Zij moeten eveneens bepalen dat de commissie bevoegd is in geval van betwisting door een gebruiker van het gesloten industrieel net van de op dit net toegepaste tarieven. Iedere beslissing van de commissie ter zake kan het voorwerp uitmaken van een beroep bij het [4 Marktenhof]4 overeenkomstig artikel 15/20.   De afsluiting van deze contracten is afhankelijk van de vestiging van de gebruiker van het gesloten industrieel net op het gesloten industrieel net;   d) iedere beheerder van een gesloten industrieel net bezorgt de gebruikers van het gesloten industrieel net dat hij beheert :   1° een gedetailleerde en duidelijke factuur, gebaseerd op hun verbruik of eigen injecties en op de in dit artikel bedoelde tariefbeginselen en/of tarieven;   2° een juiste verdeling, op hun facturen, van de meerkosten toegepast op de facturen voor aardgasvervoer, in overeenstemming met de meerkostbeginselen;   3° de mededeling van de relevante gegevens van hun verbruik en/of injecties, evenals de informatie voor een efficiënte toegang tot het net;   e) de beheerder van een gesloten industrieel net garandeert de vertrouwelijke behandeling van de commercieel gevoelige informatie van de gebruikers van zijn net dat hij beheert, waarvan hij kennis heeft in het kader van zijn activiteiten, uitgezonderd elke wettelijke verplichting tot het vrijgeven van informatie;   f) de beheerder van een gesloten industrieel net bewijst de technische conformiteit van zijn gesloten industrieel net waaronder het aardgasontvangststation van dit net, met de voor dit net relevante bepalingen van de gedragscode;   g) de beheerder van een gesloten industrieel net exploiteert en onderhoudt zijn net en houdt hierbij toezicht, gelet op de kenmerken van het gesloten industrieel net, op de veiligheid, betrouwbaarheid en doeltreffendheid van dit net, en dit in economisch aanvaardbare omstandigheden, met respect voor het milieu en de energie-efficiëntie.   § 3. [3 ...]3   § 4. De gevallen van gemengde gesloten netten die zowel federale als regionale bevoegdheden impliceren maken het voorwerp uit van overleg met de Gewesten.]1  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2012-01-08/02, art. 80, 029; Inwerkingtreding : 21-01-2012>
  (2)<W 2012-08-25/04, art. 11, 031; Inwerkingtreding : 13-09-2012>
  (3)<DVR 2015-11-27/05, art. 47, 038; Inwerkingtreding : 10-12-2015>
  (4)<W 2016-12-25/14, art. 56, 040; Inwerkingtreding : 09-01-2017>

HOOFDSTUK IVquater. - (Tarifering, openbare dienstverplichtingen, boekhouding).
Art. 15/10.<Ingevoegd bij W 1999-04-29/43, art. 13; Inwerkingtreding : 24-10-2000> § 1. (Na advies van de commissie en beraadslaging in Ministerraad kan de federale minister bevoegd voor economie, maximumprijzen vaststellen voor de levering van aardgas aan eindafnemers en voor het aandeel van de aardgaslevering aan distributiebedrijven (...).) <W 2003-03-20/49, art. 4, 009; Inwerkingtreding : 01-07-2003> <W 2005-06-01/33, art. 31, 011; Inwerkingtreding : 24-06-2005>
  § 2. (Na advies van de commissie en overleg met de gewesten kan de federale minister bevoegd voor economie, na beraadslaging in Ministerraad, maximumprijzen vaststellen per kWh die op het gehele grondgebied gelden voor de levering van aardgas aan residentiële [5 beschermde afnemers]5 [2 ...]2. Deze maximumprijzen omvatten geen enkel forfaitair bedrag of vergoeding.
  (Aardgasondernemingen) verzekeren de bevoorrading van residentiële [5 beschermde afnemers]5 tegen de maximumprijzen bepaald krachtens het eerste lid en voeren een afzonderlijke boekhouding voor deze activiteit. <W 2005-06-01/33, art. 31, 011; Inwerkingtreding : 24-06-2005>
  [1 ...]1.
  [1 ...]1.
  [1 ...]1.
  [1 ...]1.
  De bepalingen van de wet van 22 januari 1945 op de economische reglementering en de prijzen zijn van toepassing, met uitzondering van artikel 2, § 4, laatste lid, en § 5, voor de bepaling van de maximumprijzen bedoeld in paragraaf 1 en in het eerste lid.) <W 2003-03-20/49, art. 4, 009; Inwerkingtreding : 01-07-2003>
  [2 § 2/1. Na advies van de commissie en na overleg met de gewesten, kan de Koning, na beraadslaging in de Ministerraad, maximumprijzen vaststellen per kWh, die op het gehele grondgebied gelden voor de levering van warmte door middel van netten voor warmtevoorziening op afstand aan beschermde residentiële afnemers. Deze maximumprijzen omvatten geen enkel forfaitair bedrag of vergoeding.
   Na advies van de commissie, bepaalt de Koning de regels voor het financieringsmechanisme en het bepalen van de werkelijke nettokosten voor de ondernemingen die warmte door middel van netten voor warmtevoorziening op afstand leveren, als gevolg van de in het eerste lid bedoelde activiteiten, en van hun betrokkenheid bij de tenlasteneming [6 , alsook desgevallend de in acht te nemen procedure voor het bekomen van een vergoeding, met inbegrip van de termijnen en de gevolgen bij overtreding]6. Elk besluit dat voor dit doel wordt genomen, wordt geacht nooit uitwerking te hebben gehad, indien het niet bij wet is bekrachtigd binnen twaalf maanden na de datum van zijn inwerkingtreding.]2
  [6 Warmtebedrijven verzekeren de bevoorrading van beschermde residentiële afnemer tegen de maximumprijzen bepaald krachtens het eerste lid en voeren een afzonderlijke boekhouding voor deze activiteit.]6
  [2 § 2/2. Voor de toepassing van de maximumprijzen bedoeld in §§ 2 en 2/1, wordt beschouwd als beschermde residentiële afnemer, [7 elke huishoudelijke afnemer die kan bewijzen]7 dat hijzelf of iedere persoon die onder hetzelfde dak leeft een beslissing geniet tot toekenning van:
   1° door het OCMW,
   a) het leefloon toegekend in toepassing van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie;
   b) een financiële maatschappelijke dienstverlening, die geheel of gedeeltelijk door de Federale Staat ten laste wordt genomen op grond van artikel 5 van de wet van 2 april 1965 betreffende het ten laste nemen van de steun verleend door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;
   c) een wachtuitkering op het gewaarborgd inkomen voor bejaarden, de inkomensgarantie voor ouderen of de uitkering voor personen met een handicap;
   2° door de FOD Sociale Zekerheid Directie Generaal Personen met een Handicap,
   a) de inkomensvervangende tegemoetkoming bedoeld in artikel 2, § 1, van de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan personen met een handicap;
   b) de integratietegemoetkoming bedoeld in artikel 2, § 2, van de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan personen met een handicap;
   c) een tegemoetkoming, bedoeld in de wet van 27 februari 1987 betreffende het toekennen van tegemoetkomingen aan personen met een handicap;
   d) een aanvullende tegemoetkoming, bedoeld in dezelfde wet;
   e) de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden bedoeld in artikel 2, § 3, van de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan personen met een handicap;
   f) ten minste 4 punten in pijler 1 bedoeld in artikel 6, § 2, 1°, van het koninklijk besluit van 28 maart 2003 tot uitvoering van de artikelen 47, 56septies en 63 van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders en van artikel 88 van de programmawet (I) van 24 december 2002;
   3° door een instelling van een gewest of een gemeenschap, een tegemoetkoming voor de hulp aan bejaarden die de Koning gelijkstelt met de in 2°, e), bedoelde tegemoetkoming;
   4° op basis van een decreet of een ordonnantie genomen beslissing tot [7 toekenning]7 van een aantal punten of een score aan een kind die de Koning gelijkstelt met een in 2°, f), bedoelde beslissing;
   5° door de Federale Pensioendienst,
   a) het gewaarborgd inkomen voor bejaarden, bedoeld in de wet van 1 april 1969 tot instelling van een gewaarborgd inkomen voor bejaarden;
   b) de inkomensgarantie voor ouderen, bedoeld in de wet van 22 maart 2001 tot instelling van een inkomensgarantie voor ouderen;
   c) een tegemoetkoming voor hulp van derden, als bedoeld in de wet van 27 juni 1969 betreffende het toekennen van tegemoetkomingen aan mindervaliden;
   d) een tegemoetkoming ter aanvulling van het gewaarborgd inkomen voor bejaarden, bedoeld in de wet van 27 juni 1969 betreffende het toekennen van tegemoetkomingen aan mindervaliden;
  [4 6° ...]4
   Wordt eveneens als een beschermde residentiële afnemer beschouwd voor de toepassing van de maximumprijzen bedoeld in §§ 2 en 2/1, iedere huurder die een woongelegenheid betrekt in appartementsgebouwen waarvan de verwarming met aardgas plaatsvindt door middel van een collectieve installatie, of waarvan de aansluiting op het net voor warmtevoorziening collectief is, wanneer de woningen in huur zijn gegeven, in het kader van een sociaal beleid, door huisvestingsinstanties zoals de gewestelijke huisvestingsmaatschappijen, de door die laatste erkende sociale huisvestingsmaatschappijen, sociale verhuurkantoren als zodanig erkend door de gewestelijke regeringen, het Vlaams Woningfonds, het "Fonds du Logement des Familles nombreuses de Wallonie", het Woningfonds van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn.
   Bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, kan de lijst van beschermde residentiële afnemers, bedoeld in het eerste en tweede lid, door de Koning gewijzigd [3 of aangevuld]3 worden . Elk besluit dat voor dit doel wordt genomen, wordt geacht nooit uitwerking te hebben gehad, indien het niet bij wet is bekrachtigd binnen twaalf maanden na de datum van zijn inwerkingtreding.]2
  [7 § 2/3. De toepassing van de maximumprijzen bedoeld in paragraaf 2 en paragraaf 2/1 is niet van toepassing op:
   1° tweede verblijfsplaatsen;
   2° gemeenschappelijke delen van appartementsgebouwen;
   3° professionele klanten;
   4° occasionele klanten, tijdelijke aansluitingen.]7
  § 3. De maximumprijzen bedoeld in § 1 en 2 worden zodanig vastgesteld dat :
  1° kruissubsidies tussen categorieën van afnemers worden vermeden;
  2° wordt gewaarborgd dat een billijk deel van de productiviteitsstijging ingevolge de openstelling van de aardgasmarkt op evenwichtige wijze ten goede komt van residentiële en professionele afnemers, waaronder de kleine en middelgrote ondernemingen, in de vorm van een vermindering van de tarieven;
  3° de tarieven voor de in 2° bedoelde afnemers worden behouden op het niveau van de beste tariefpraktijken in hetzelfde marktsegment in de andere lidstaten van de Europese Unie, rekening houdend met de bijzondere kenmerken van de distributiesector;
  4° het principe wordt geëerbiedigd volgens welk de prijzen bedoeld in § 2 worden afgestemd op de marktwaarde van aardgas in verhouding tot vervangingsproducten.
  (5° het recht van toegang tot energie, goed van eerste levensbehoefte, wordt gewaarborgd daar waar aardgasnetten bestaan of op een economisch redelijke wijze ontwikkeld kunnen worden, waarbij in het bijzonder, in het kader van de openstelling van de aardgasmarkt voor concurrentie, de continuïteit van de sociale voordelen toepasbaar op bepaalde categorieën residentiële verbruikers inzake aansluitingen en tarieven wordt verzekerd;) <W 2003-03-20/49, art. 4, 009; Inwerkingtreding : 01-07-2003>
  (6° erop wordt toegezien dat eindafnemers genieten van de voordelen die uit het afschrijvingsbeleid gevoerd in het gereguleerde systeem zullen voortvloeien;) <W 2003-03-20/49, art. 4, 009; Inwerkingtreding : 01-07-2003>
  (7° de transparantie in termen van tarieven wordt gewaarborgd en de rationele consumptiegedragingen worden bevorderd.) <W 2003-03-20/49, art. 4, 009; Inwerkingtreding : 01-07-2003>
  [6 § 4. Wanneer voor de levering van aardgas of warmte aan een huishoudelijke afnemer niet langer de maximumprijzen, bedoeld in paragrafen 2 of 2/1, van toepassing zijn, brengt de leverancier de huishoudelijke afnemer hiervan onverwijld in kennis en bezorgt een overzicht van al zijn op dat ogenblik actieve producten. De leverancier van aardgas wijst de huishoudelijke afnemer op zijn vrije keuze tussen het overzicht van al zijn actieve producten. De leverancier van aardgas wijst tevens op een duidelijk zichtbare manier op het feit dat de huishoudelijk afnemer via de websites van de gewestelijke regulatoren kan nagaan wat het goedkoopste product is en dat de huishoudelijke afnemer steeds het recht heeft om te veranderen van leverancier overeenkomstig artikel 15/5bis, § 11/3. Dit gebeurt via een ondubbelzinnige mededeling met opgave van de hyperlink naar de juiste webpagina van de betrokken regulator waar de prijsvergelijking kan worden gemaakt. De kennisgeving, dit overzicht en de informatie inzake gewestelijke regulatoren en het recht krachtens artikel 15/5bis, § 11/3, worden aan de huishoudelijke afnemer ter kennis gebracht via hetzelfde middel waarmee werd gecommuniceerd wanneer die afnemer nog de toepassing van de maximumprijzen bedoeld in de paragrafen 2 of 2/1 genoot.
   Wanneer voor de levering van aardgas aan een huishoudelijk afnemer niet langer de maximumprijzen, bedoeld in de paragrafen 2 of 2/1, van toepassing zijn, past de leverancier het op dat ogenblik goedkoopste equivalent product toe van het product dat van toepassing was tijdens de periode dat de huishoudelijk afnemer de toepassing van de maximumprijzen, bedoeld in de paragrafen 2 of 2/1, genoot.]6
  ----------
  (1)<W 2014-03-26/06, art. 3, 034; Inwerkingtreding : 01-04-2014>
  (2)<W 2019-05-02/30, art. 3, 043; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
  (3)<W 2020-12-20/09, art. 71, 045; Inwerkingtreding : 01-02-2021>
  (4)<KB 2021-01-28/03, art. 2, 046; Inwerkingtreding : 01-02-2021 ; Opheffing : 01-07-2023>
  (5)<W 2022-02-14/04, art. 8, 054; Inwerkingtreding : 16-02-2022>
  (6)<W 2022-02-28/03, art. 4, 055; Inwerkingtreding : 18-03-2022>
  (7)<W 2023-03-15/09, art. 2, 059; Inwerkingtreding : 31-03-2023>

Art. 15/10bis.[1 § 1. Teneinde de controle waarin § 3 voorziet te kunnen uitvoeren, stelt de commissie voor elke leverancier voor elk variabel contracttype, evenals elk nieuw contracttype, en in overleg met hen, binnen twee maanden na de bekendmaking van de wet van [3 8 januari 2012]3 tot wijziging van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt en de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige produkten en andere door middel van leidingen, een gegevensbank op teneinde de methodologie voor de berekening van de variabele energieprijzen te registreren, waaronder de parameters en de indexeringsformules die daarbij gehanteerd worden. Hiertoe kan de commissie extra informatie opvragen in het kader van haar opdracht.
   § 2. De variabele energieprijs voor de levering van aardgas aan huishoudelijke eindafnemers en K.M.O.'s kan maximaal vier keer per jaar, steeds voor de eerste dag van een trimester, geïndexeerd worden.
   Binnen drie werkdagen volgend op de indexering publiceren de leveranciers voor contracten met variabele energieprijzen, de desbetreffende indexeringsformules voor de levering van aardgas aan huishoudelijke eindafnemers en K.M.O.'s op hun website alsook de eventuele wijzigingen aan die formules.
   § 3. Binnen vijf dagen na elke indexering, die geschiedt na de registratie van de variabele energieprijzen overeenkomstig § 1, bezorgt elke leverancier aan de commissie een overzicht van de wijze waarop deze werd aangepast op grond van de door de leverancier gehanteerde indexeringsformule. De commissie gaat na of de door de leverancier gehanteerde indexeringsformule correct werd toegepast en in overeenstemming is met de gegevens die zijn doorgegeven in het kader van § 1. [2 De commissie gaat tevens na of de door de leverancier gehanteerde indexeringsformule conform de exhaustieve lijst van toegelaten criteria is, bedoeld in § 4bis.]2
   § 4. De commissie stelt [3 ...]3, vast of de in § 1 bedoelde formule voor de indexering van de energiecomponent voor levering van aardgas met variabele energieprijs aan huishoudelijke eindafnemers en K.M.O.'s correct werd toegepast. [2 De commissie stelt tevens vast of de indexeringsformule zoals bedoeld in § 1 conform de exhaustieve lijst van toegelaten criteria is, bedoeld in § 4bis.]2
   De commissie doet op eigen initiatief een vaststelling ingeval een leverancier geen aangifte doet van de gegevens bedoeld in § 2 binnen de bovenvermelde termijnen, nadat hij in gebreke is gesteld om zijn aangifteplicht krachtens § 3 na te komen.
   De commissie zendt per aangetekende brief met ontvangstmelding haar vaststelling over aan de leverancier binnen vijf werkdagen volgend op diens verklaring bedoeld in § 3 of volgend op de datum waarop zij op eigen initiatief is tussengekomen overeenkomstig het tweede lid. De leverancier heeft het recht de vaststelling door de commissie te betwisten binnen vijf werkdagen na de ontvangst van de vaststelling. Betwistingen worden voorgelegd aan een neutraal en door beide partijen aanvaard lid van het Belgisch Instituut voor Bedrijfsrevisoren, dat binnen dertig dagen en op kosten van de in het ongelijk gestelde partij een bindende vaststelling doet of de indexeringsformule van de energiecomponent voor levering van elektriciteit met variabele energieprijs aan huishoudelijke afnemers en K.M.O.'s [2 correct werd toegepast en of deze indexeringsformule conform de exhaustieve lijst van toegelaten criteria is, bedoeld in § 4bis]2.
   [2 Nadat de in het eerste lid vermelde vaststelling definitief is geworden, maant de commissie de leverancier aan om de betrokken klanten te crediteren voor het teveel aangerekende deel van de energiecomponent. De commissie legt aan de leverancier tevens een administratieve geldboete op ter hoogte van het totaal bedrag dat aan de klanten gecrediteerd dient te worden.]2
  [2 § 4bis. Bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad legt de Koning, na voorstel van de commissie, een exhaustieve lijst vast van toegelaten criteria met het oog op de uitwerking door elkeen van de leveranciers van de indexeringsparameters opdat deze beantwoorden aan transparante, objectieve en niet-discriminatoire criteria en de werkelijke bevoorradingskosten vertegenwoordigen.
   Met het oog op de monitoring, brengt de commissie jaarlijks verslag uit aan de regering betreffende de evolutie van de indexeringsparameters van de leveranciers.]2
   § 5. De leverancier geeft elke stijging van de variabele energieprijs aan huishoudelijke eindafnemers en K.M.O.'s die niet het gevolg is van een beslissing van de bevoegde overheid, van de regulator, van de aardgasvervoersnetbeheerder, van de beheerder van de aardgasopslaginstallatie, van de LNG-installatie, van de distributienetbeheerders of die niet voortvloeit uit de toepassing van de § § 2 tot 4, per aangetekende brief met ontvangstmelding aan bij de commissie.
   De melding aan de commissie gaat vergezeld van een motivering van de prijsstijging zoals bedoeld in het eerste lid van deze paragraaf.
   De inwerkingtreding van de stijging zoals vermeld in het eerste lid wordt geschorst gedurende de duur van de in deze paragraaf bepaalde procedure.
   De commissie [3 ...]3 oordeelt of de motivering van de stijging gerechtvaardigd is aan de hand van objectieve parameters, onder andere op basis van een permanente vergelijking van de energiecomponent voor de levering van elektriciteit en aardgas aan huishoudelijke eindafnemers en K.M.O.'s met het gemiddelde van de energiecomponent in de zone Noordwest Europa.
   Op initiatief van de commissie [3 ...]3 wordt een beslissing genomen door de commissie in geval een leverancier geen aangifte doet binnen de bovenvermelde termijnen, nadat hij per aangetekende brief met ontvangstmelding in gebreke is gesteld om zijn aangifteplicht krachtens het eerste lid na te komen.
   De commissie zendt, na advies vande Nationale Bank van België, haar beslissing over aan de leverancier binnen vijf werkdagen volgend op diens verklaring bedoeld in het eerste lid of volgend op de datum waarop zij op eigen initiatief is tussengekomen overeenkomstig het vijfde lid.
   Indien de opwaartse aanpassing van de energiecomponent niet rechtvaardig is, knoopt de leverancier onderhandelingen aan met de commissie [3 ...]3 met het oog op het afsluiten van een akkoord over de variabele prijs voor de energiecomponent voor de levering aan huishoudelijke eindafnemers en K.M.O.'s. De commissie overlegt met de Nationale Bank van België.
   In geval van mislukking van de onderhandelingen binnen een termijn van twintig dagen vanaf de ontvangst door de commissie van voormelde aangifte, kan de commissie [3 ...]3 het geheel of een deel van de geplande stijging verwerpen. De commissie motiveert en deelt haar beslissing per aangetekende brief met ontvangstmelding mee aan de leverancier, onverminderd de rechtsmiddelen van de leveranciers overeenkomstig artikel 15/20.
   De leveranciers publiceren de goedgekeurde stijging van hun energiecomponent voor levering van elektriciteit aan huishoudelijke eindafnemers en K.M.O.'s op hun website na afloop van deze procedure binnen vijf werkdagen na de kennisneming van de beslissing van de commissie.
   Indien de commissie vaststelt dat de leveranciers hun verplichtingen krachtens deze paragraaf niet naleven binnen een termijn van twee maanden na de mededeling van haar beslissing aan de betrokken leverancier, kan ze deze leverancier in gebreke stellen om zich te schikken naar zijn verplichtingen. Indien de leverancier nalaat om dit te doen binnen een termijn van drie maanden na deze ingebrekestelling, kan de commissie hem een administratieve boete opleggen, in afwijking van artikel 20/2. Deze boete mag niet hoger zijn dan 150.000 euro.
  [3 De commissie neemt de strikte vertrouwelijkheid van de commercieel gevoelige gegevens en/of persoonsgegevens in acht.]3
   § 6. De administratieve geldboetes worden gestort in het Fonds ter vermindering van de federale bijdrage, opgericht door artikel 20bis, § 6, van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt.
   § 7. Het mechanisme ingevoerd door dit artikel maakt het voorwerp uit van een jaarlijkse monitoring door de commissie en de Nationale Bank van België teneinde onder andere de risico's te identificeren van de marktverstorende effecten.
   Tot 31 december 2014, kan de Koning bij belangrijke marktverstorende effecten, op elk moment beslissen om een einde te stellen aan het mechanisme van huidig artikel , op voorstel van de minister bij besluit overlegd in Ministerraad op basis van de monitoring en het jaarverslag van de commissie en de Nationale Bank bedoelde in het eerste lid.
   Ten laatste zes maanden vóór 31 december 2014, stellen de commissie en de Nationale Bank van België een evaluatierapport op over dit mechanisme ingesteld door dit artikel . Op basis van dit rapport kan de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, op voorstel van de minister, het verlengen met een nieuwe periode van drie jaar, indien nodig vernieuwbaar volgens een identieke procedure, indien hij vaststelt dat de transparantie- en mededingingsvoorwaarden nog steeds niet vervuld zijn en dat de bescherming van de consument nog steeds niet gewaarborgd is. Op basis van de monitoring en het jaarverslag van de commissie en de Nationale Bank bedoeld in het eerste lid, kan de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, op voorstel van de minister, op elk moment besluiten om aan het mechanisme van dit artikel een eind te maken in aanwezigheid van belangrijke marktverstorende effect.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2012-01-08/02, art. 82, 029; Inwerkingtreding : 01-04-2012, in wat betreft § 1 en §§ 5 tot en met 7 ; Inwerkingtreding : 01-01-2013, in wat betreft §§ 2 tot en met 4 (zie W 2012-03-29/01, art. 29)>>
  (2)<W 2012-03-29/01, art. 28, 030; Inwerkingtreding : 01-04-2012>
  (3)<W 2012-08-25/04, art. 12, 031; Inwerkingtreding : 13-09-2012>

Art. 15/10ter. [1 Voor de toepassing van de boete bedoeld in artikel 15/10bis, § § 4 en 5, deelt de commissie aan de betrokken leverancier haar bezwaren mee. De leverancier kan zijn opmerkingen meedelen binnen een termijn van vijftien dagen volgend op de verzenddatum. De commissie organiseert vervolgens een hoorzitting tijdens welke de leverancier zijn opmerkingen kan uiten. De commissie neemt haar eindbeslissing binnen vijf dagen volgend op de hoorzitting.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2012-01-08/02, art. 83, 029; Inwerkingtreding : 21-01-2012>

Art. 15/11.<Ingevoegd bij W 1999-04-29/43, art. 13; Inwerkingtreding : 24-10-2000> (§ 1.) Bij een in Ministerraad overlegd besluit, na advies van de Commissie, kan de Koning : <W 2003-03-20/49, art. 5, 009; Inwerkingtreding : 04-04-2003>
  1° (de houders van een vervoersvergunning openbare dienstverplichtingen opleggen inzake investeringen, ten gunste van afnemers (...), op basis van een voorafgaande studie met betrekking tot de capaciteit van het aardgasvervoersnet en in de mate dat deze investeringen economisch verantwoord zijn [2 , evenals alle andere openbare dienstverplichtingen voor hun activiteiten op het vervoersnet, de aardgasopslaginstallatie of de LNG-installatie inzake bevoorradingszekerheid [3 ...]3 die rekening houden met de criteria en de verplichtingen inzake bevoorradingszekerheid die voortvloeien uit de toepassing van de maatregelen die getroffen werden in het raam van Verordening (EU) nr. 994/2010]2;) <W 2003-03-20/49, art. 5, 009; Inwerkingtreding : 04-04-2003> <W 2008-12-22/33, art. 109, 1°, 022; Inwerkingtreding : 08-01-2009>
  2° de houders van een leveringsvergunning openbare dienstverplichtingen opleggen inzake regelmaat en kwaliteit van leveringen van aardgas en inzake bevoorrading van distributieondernemingen, en andere afnemers, (...) [2 [3 ...]3 die rekening houden met de criteria en de verplichtingen inzake bevoorradingszekerheid die voortvloeien uit de toepassing van de maatregelen die getroffen werden in het raam van Verordening (EU) nr. 994/2010 voor hun activiteiten op het vervoersnet, de aardgasopslaginstallatie of de LNG-installatie]2; <W 2008-12-22/33, art. 109, 2°, 022; Inwerkingtreding : 08-01-2009>
  (3° een fonds oprichten, onder beheer van de Commissie, dat :
  a) de volledige of een deel van de reële netto-kosten van de openbare dienstverplichtingen bedoeld in het 1° en het 2° ten laste neemt, voor zover deze kosten een onbillijke last zou vertegenwoordigen voor de ondernemingen die tot deze verplichtingen gehouden zijn. In voorkomend geval wordt de berekening van de kosten bedoeld in 3°, a), door elke betrokken onderneming gedaan, overeenkomstig de door de Commissie opgestelde methodologie, en door deze laatste geverifieerd;
  b) wordt gefinancierd [4 ...]4 door middel van heffingen,[4 ...]4 op de hoeveelheden, uitgedrukt in energie-eenheden, geleverd aan alle of aan objectief bepaalde categorieën van aardgasverbruikers, volgens de nadere regels bepaald door hetzelfde besluit.
  Elk besluit dat krachtens 3°, b), wordt vastgesteld, wordt geacht nooit uitwerking te hebben gehad indien het niet bij wet is bekrachtigd binnen de (twaalf) maanden na de datum van zijn inwerkingtreding.) <W 2001-07-16/30, art. 7, 005; Inwerkingtreding : 30-07-2001> <W 2003-03-20/49, art. 5, 009; Inwerkingtreding : 04-04-2003>
  [4 In het kader van wat in het eerste lid wordt bepaald houdt de Koning rekening met het investeringsprogramma vervat in het indicatieve plan bedoeld in artikel 15/13, § 2, 3°.]4
  [4 ...]4.
  [4 ...]4.
  [8 ...]8
  [4 ...]4.
  [4 ...]4.
  [4 ...]4.
  [4 § 1bis. [8 Dit artikel regelt de financiering van sommige openbare dienstverplichtingen en van de kosten verbonden met de regulering van en de controle op de gasmarkt.
   De volgende doelstellingen worden gedekt door de ontvangsten voortvloeiend uit de bijzondere accijns bepaald in artikel 419, i) van de programmawet van 27 december 2004, voor aardgas van de GN-codes 2711 11 00 en 2711 21 00:
   1° de gedeeltelijke financiering van de werkingskosten van de commissie, zoals bedoeld in artikel 15/15, § 4, en dit onverminderd de overige bepalingen van artikel 15/15, § 4;
   2° de gedeeltelijke financiering van de uitvoering van de maatregelen van begeleiding en maatschappelijke steunverlening inzake energie, bepaald bij de wet van 4 september 2002 houdende toewijzing van een opdracht aan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn inzake de begeleiding en de financiële maatschappelijke steunverlening aan de meest hulpbehoevenden inzake energielevering;
   3° de financiering van de werkelijke nettokosten voortvloeiend uit de toepassing van de maximum prijzen voor de levering van aardgas aan de beschermde residentiële afnemers bedoeld in artikel 15/10, § 2/2, eerste lid, 1° tot en met 5°, en tweede lid, van deze wet, en in artikel 4/1 van de programmawet van 27 april 2007;
  [9 4° de financiering van de werkelijke nettokosten voortvloeiend uit de toepassing van de maximumprijzen voor de levering van warmte aan de beschermde residentiële afnemers bedoeld in artikel 15/10, § 2/1.]9
   Als het totaal van de ontvangsten voortvloeiend uit de bijzondere accijns bepaald in artikel 419, i) van de programmawet van 27 december 2004 voor aardgas van de GN-codes 2711 11 00 en 2711 21 00 niet toereikend is om het totaalbedrag van de nettolasten ter realisatie van de doelstellingen, bedoeld in het tweede lid, te dekken, dan worden de ontvangsten aangewend voortvloeiend uit de verhoging van de bijzondere accijns bepaald in artikel 419, onderdeel e) i) en onderdeel f) i) van de programmawet van 27 december 2004, laatstelijk gewijzigd bij de programmawet van 25 december 2017, voor gasolie van de GN codes 2710 19 41, 2710 19 45 en 2710 19 49, ten belope van een bedrag van 7 euro per 1 000 liter bij 15 ° C.
   Als het totaalbedrag uit de in het tweede en derde lid vermelde bedragen niet toereikend is om het totaalbedrag van de nettolasten ter realisatie van de doelstellingen bedoeld in het tweede lid te dekken, wordt een gedeelte van de ontvangsten voortvloeiend uit het bijzonder accijnsrecht bepaald in artikel 419, onderdeel j) van de programmawet van 27 december 2004 voor steenkool, cokes en bruinkool van de GN codes 2701, 2702 et 2704 bijkomend toegewezen.
   Als het totaalbedrag uit de in het tweede, derde en vierde lid vermelde bedragen niet toereikend is om het totaalbedrag van de nettolasten ter realisatie van de doelstellingen bedoeld in het tweede lid te dekken, wordt een deel van de opbrengst van de vennootschapsbelastingen bijkomend toegewezen.
   De codes van de in deze paragraaf bedoelde gecombineerde nomenclatuur verwijzen naar die welke zijn vastgesteld in de Verordening EEG nr. 2031/2001 van de Europese Commissie van 6 augustus 2001 tot wijziging van bijlage I van de Verordening EEG nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief.]8
  [6 § 1bis/1. De financiering van de werkelijke nettokosten die voortvloeien uit de toepassing van de maximumprijzen voor de levering van gas aan de andere door de Koning, overeenkomstig artikel 15/10, § 2/2, derde lid, aangewezen beschermde residentiële afnemers, komt ten laste van de staatsbegroting, die de daartoe voorziene middelen toekent aan het fonds bedoeld in paragraaf 1ter, 3°, door middel van een herverdelingsbesluit vastgelegd na overleg in de Ministerraad.]6
  [7 § 1bis/2. Een bijkomende financiering voor het jaar 2021 van de doelstellingen voorzien in artikel 6, tweede lid, van de wet van 4 september 2002 houdende toewijzing van een opdracht aan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn inzake de begeleiding en de financiële maatschappelijke steunverlening aan de meest hulpbehoevenden inzake energielevering, wordt gedragen door de Staatsbegroting, die de daartoe voorziene middelen voorziet via het fonds, bedoeld in artikel 15/11, § 1ter, 2°.
   Deze bijkomende financiering wordt bij voorrang toegekend aan personen die niet vallen onder het stelsel van maximumprijzen voor de beschermde residentiële afnemers, zoals bepaald in artikel 15/10, § 2/2, van deze wet.]7
   § 1ter. [8 Onverminderd het tweede lid, bepaalt de Koning, bij een in de Ministerraad overlegd besluit, de bedragen van de in paragraaf 1bis, tweede tot en met vijfde lid, bedoelde ontvangsten, in voorkomend geval rekening houdend met de saldi van de vorige begrotingsjaren, die moeten worden gestort:]8
   1° [8 ...]8
   2° in het fonds dat beheerd wordt door de commissie, bedoeld onder § 1, eerste lid, 3°, met het oog op de gedeeltelijke financiering van de maatregelen bedoeld in de bepaling onder § 1bis, zevende lid, 2°, waarvan de middelen te dien einde, ter beschikking gesteld worden van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, overeenkomstig de bepalingen van de wet van 4 september 2002 houdende toewijzing van een opdracht aan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn inzake de begeleiding en de financiële maatschappelijke steunverlening aan de meest hulpbehoevenden inzake energielevering;
   3° in een fonds dat beheerd wordt door de commissie ten behoeve van beschermde residentiële [10 afnemers]10, zoals bedoeld in [6 artikel 15/10, § 2/2]6 [14 , en de eenmalige forfaitaire tegemoetkomingen]14.
  [8 Het bedrag van de in paragraaf 1bis, tweede tot en met vijfde lid, bedoelde ontvangsten, dat bestemd is ter dekking van de werkingskosten van de commissie, met inbegrip van de reserve, voor een bepaald begrotingsjaar, vastgesteld overeenkomstig artikel 15/15, § 4, wordt, op verzoek, uiterlijk op 15 januari van het betreffende begrotingsjaar gestort in een door de commissie beheerd fonds.
   Indien, op het ogenblik dat de commissie om middelen verzoekt, haar begroting voor het betrokken begrotingsjaar nog niet is goedgekeurd overeenkomstig artikel 25, § 3, van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt, wordt op eenvoudig verzoek, uiterlijk op 15 januari van het betrokken begrotingsjaar, een voorschot ten belope van 50 % van de begroting van het vorige jaar betaald.]8
   § 1quater. [8 Onverminderd artikel 15/15, § 4, bepaalt de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, op voorstel van de commissie:
   1° de procedure en de berekeningswijze die wordt toegepast ter bepaling van de middelen die nodig zijn ter realisatie van de doelstellingen, bedoeld in paragraaf 1bis, tweede lid;
   2° de modaliteiten voor het beheer van de fondsen, bedoeld in paragraaf 1ter door de commissie.]8
  [8 § 1quater/1. Onverminderd paragraaf 1ter, sluiten de Federale Staat en de commissie een protocol tot vaststelling van de nadere regels voor de terbeschikkingstelling van de in paragraaf 1bis, tweede tot en met vijfde lid, bedoelde middelen met het oog op de nakoming van de in lid 2 bedoelde verplichtingen, en tot precisering van alle daarmee verband houdende en andere rechten en plichten van beide contractpartijen, in het bijzonder de onafhankelijkheid van de commissie bij de uitvoering van haar begroting.]8
   § 1erquinquies. [5 Na advies]5 van de commissie, bepaalt de Koning de regels voor het bepalen van de werkelijke nettokosten voor de aardgasondernemingen, als gevolg van de in artikel 15/10, § 2 bedoelde activiteiten, en van hun betrokkenheid bij de tenlasteneming [15 , alsook desgevallend de in acht te nemen procedure voor het bekomen van een vergoeding, met inbegrip van de termijnen en de gevolgen bij overtreding]15.
   Elk besluit dat voor dit doel wordt genomen, wordt geacht nooit uitwerking te hebben gehad, indien het niet bij wet is bekrachtigd binnen twaalf maanden na de datum van zijn inwerkingtreding.
   [5 Na advies]5 van de commissie, kan de Koning de regels wijzigen, vervangen of opheffen, die zijn vastgelegd door het koninklijk besluit van 21 januari 2004 tot vaststelling van de nadere regels voor de compensatie van de werkelijke nettokost die voortvloeit uit de toepassing van de sociale maximumprijzen in de aardgasmarkt en de tussenkomstregels voor het ten laste nemen hiervan, zoals bevestigd door de wet van 27 december 2004.]4
  § 2. [1 De beheerder van de opslaginstallatie voor aardgas wijst de capaciteiten van deze opslaginstallatie toe aan de hand van transparante en niet-discriminerende criteria toe, en op basis van door de commissie goedgekeurde toewijzingsregels [10 ...]10.
   Deze criteria houden rekening met de bepalingen van de gedragscode aanvaard in uitvoering van artikel 15/5undecies, en die van toepassing zijn voor de toewijzing op korte, middellange en lange termijn van de opslagcapaciteiten.
  [11 In het geval van een toewijzing van de opslagcapaciteiten door middel van openbare veilingen, kan de reserveprijs lager liggen dan de tarieven bedoeld in de artikelen 15/5 en 15/5bis.]11
   Het opgezette tariefmechanisme moet elke vorm van speculatie voorkomen.
   De derdetoegangsdiensten worden door de beheerder van de opslaginstallatie aan de opslaggebruiker aangeboden overeenkomstig artikel 15 van de Verordening (EG) nr. 715/2009. De beheerder van de opslaginstallatie respecteert eveneens de transparantievereisten zoals bepaald in artikel 19 van de Verordening (EG) nr. 715/2009. De mechanismen inzake capaciteitsallocatie en de procedures inzake congestiebeheer geschieden in respect van artikel 17 van de Verordening (EG) nr. 715/2009. De commissie keurt de toegangsvoorwaarden voor opslag goed en houdt toezicht op de toepassing ervan.]1
  § 3. [1 In uitvoering van [12 artikel 6]12 van [12 Verordening (EU) 2017/1938]12, kan de Bevoegde Instantie in uitvoering van dit reglement de gasondernemingen die beschermde klanten in de zin van deze [12 Verordening (EU) 2017/1938]12 bevoorraden, de verplichting opleggen om aan te tonen dat zij over voldoende en snel beschikbare volumes aardgas, waaronder aardgas opgeslagen in opslaginstallaties, beschikken om bovenvermelde klanten te bevoorraden;]1
  [1 § 4. De gebruiker van een opslaginstallatie, die opslagcapaciteit gereserveerd heeft, dient capaciteiten en opgeslagen gasvolumes onmiddellijk en tijdelijk ter beschikking te stellen van de beheerder van de opslaginstallatie voor aardgas, in geval van onderbreking of verslechtering van de aardgaslevering op de Belgische markt hetgeen overeenkomt met een noodsituatie in de zin van [13 artikel 11, lid 1, c), van Verordening (EU) 2017/1938 voor beschermde afnemers in de zin van voornoemde verordening]13.
   In dergelijke noodsituaties, zijn de beheerder van de opslaginstallatie voor aardgas evenals de beheerder van het aardgasvervoersnet gehouden tot de openbare dienstverplichting om bij voorrang dit gas toe te wijzen aan de bevoorrading van de beschermde klanten, in de zin van de [13 Verordening (EU) 2017/1938]13.
   De beheerder van de opslaginstallatie voor aardgas vergoedt de betrokken gebruikers van de opslaginstallatie voor de gebruikte hoeveelheid gas of geeft aan deze gebruikers een hoeveelheid gas terug die overeenkomt met de hoeveelheid die is gebruikt in de noodsituatie.]1
  ----------
  (1)<W 2011-06-11/13, art. 3, 028; Inwerkingtreding : 11-07-2011>
  (2)<W 2012-01-08/02, art. 84, 029; Inwerkingtreding : 01-04-2012>
  (3)<W 2013-12-26/14, art. 19, 033; Inwerkingtreding : 31-12-2013>
  (4)<W 2014-03-26/06, art. 4, 034; Inwerkingtreding : 01-04-2014>
  (5)<W 2019-05-02/30, art. 4, 043; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
  (6)<W 2020-12-20/09, art. 72, 045; Inwerkingtreding : 01-02-2021>
  (7)<W 2021-12-15/04, art. 2, 051; Inwerkingtreding : 24-12-2021>
  (8)<W 2021-12-27/01, art. 89, 052; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
  (9)<W 2021-12-27/01, art. 95, 052; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
  (10)<W 2022-02-14/04, art. 9, 054; Inwerkingtreding : 16-02-2022>
  (11)<W 2022-02-14/04, art. 10, 054; Inwerkingtreding : 16-02-2022>
  (12)<W 2022-02-14/04, art. 11, 054; Inwerkingtreding : 16-02-2022>
  (13)<W 2022-02-14/04, art. 12, 054; Inwerkingtreding : 16-02-2022>
  (14)<W 2022-10-30/01, art. 56, 056; Inwerkingtreding : 03-11-2022>
  (15)<W 2023-03-15/09, art. 3, 059; Inwerkingtreding : 31-03-2023>

Art. 15/11bis.
  <Opgeheven bij W 2021-12-27/01, art. 90, 052; Inwerkingtreding : 01-01-2022>

Art. 15/11ter.
  <Opgeheven bij W 2021-12-27/01, art. 90, 052; Inwerkingtreding : 01-01-2022>

Art. 15/12. <Ingevoegd bij W 1999-04-29/43, art. 13; Inwerkingtreding : vanaf het eerste boekjaar van de geïntegreerde gasonderneming dat volgt op 10 augustus 2000> § 1. De wet van 17 juli 1975 op de boekhouding en de jaarrekening van de ondernemingen en de uitvoeringsbesluiten ervan, alsmede de artikelen 64 tot 66, 77 (met uitzondering van het zesde lid), 80, 80bis en 177bis van de gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen zijn van toepassing op de (aardgasondernemingen) die vennootschappen of organismen naar Belgisch recht zijn, ongeacht hun rechtsvorm. De jaarrekening van deze ondernemingen specifieert in de toelichting alle significante verrichtingen met verbonden of geassocieerde ondernemingen tijdens het betrokken boekjaar. <W 2005-06-01/33, art. 32, 011; Inwerkingtreding : 24-06-2005>
  [1 § 1bis. De ondernemingen bedoeld in § 1 houden in hun interne boekhouding aparte rekeningen voor de activiteiten die verband houden met hun openbare dienstverplichtingen.]1
  § 2. De ondernemingen bedoeld in § 1 die verticaal of horizontaal geïntegreerd zijn, houden in hun interne boekhouding afzonderlijke rekeningen voor hun activiteiten van vervoer, distributie en opslag van aardgas [2 en de LNG-activiteiten]2 en, in voorkomend geval, voor het geheel van hun activiteiten (), zoals zij zouden moeten doen indien deze activiteiten door juridisch onderscheiden ondernemingen werden uitgevoerd. <W 2005-06-01/33, art. 32, 011; Inwerkingtreding : 24-06-2005>
  [2 De inkomsten uit de eigendom van het vervoers- of distributienetnet worden in de boekhouding vermeld.]2
  De interne boekhouding van de ondernemingen bedoeld in het eerste lid bevat een balans en een resultatenrekening voor elke categorie van activiteiten en specifieert de regels voor de toerekening van de activa en passiva en de opbrengsten en kosten die bij de opstelling van de afzonderlijke rekeningen werden toegepast. Deze regels mogen slechts in uitzonderlijke gevallen worden gewijzigd en deze wijzigingen moeten worden vermeld en naar behoren gemotiveerd.
  § 3. De commissie kan bepalen dat de ondernemingen bedoeld in § 1 of bepaalde categorieën ervan haar periodiek cijfermatige of descriptieve gegevens overmaken betreffende hun financiële of commerciële betrekkingen met verbonden of geassocieerde ondernemingen, teneinde de commissie in de mogelijkheid te stellen na te gaan of deze relaties niet van aard zijn de wezenlijke belangen van de consumenten of de correcte uitvoering van de openbare dienstverplichtingen van de betrokken onderneming te schaden.
  Elk besluit dat voor de (aardgassector) wordt vastgesteld krachtens artikel 11, 2°, van voornoemde wet van 17 juli 1975, en elke afwijking die aan (aardgasondernemingen) wordt toegestaan met toepassing van artikel 15 van dezelfde wet, is onderworpen aan het voorafgaande advies van de commissie. <W 2001-07-16/30, art. 8, 005; Inwerkingtreding : 30-07-2001> <W 2005-06-01/33, art. 32, 011; Inwerkingtreding : 24-06-2005>
  [1 § 3bis. De commissie garandeert de vertrouwelijke behandeling van de commercieel gevoelige informatie en/of persoonsgegevens, uitgezonderd elke wettelijke verplichting tot het vrijgeven van informatie.]1
  (§ 4. De gecombineerde netbeheerder voert een afzonderlijke boekhouding voor elk type van activiteit.) <W 2005-06-01/33, art. 32, 011; Inwerkingtreding : 24-06-2005>
  ----------
  (1)<W 2012-01-08/02, art. 85, 029; Inwerkingtreding : 21-01-2012>
  (2)<W 2014-05-08/23, art. 29, 035; Inwerkingtreding : 14-06-2014>

HOOFDSTUK IVquinquies. - (Toezicht op de zekerheid van de aardgasbevoorrading)
Art. 15/13.[1 § 1. Een prospectieve studie betreffende de zekerheid van aardgasbevoorrading wordt opgesteld door de Algemene Directie Energie in samenwerking met het Federaal Planbureau [2 en in overleg met de commissie]2.
   De beheerder van het aardgasvervoersnet, de beheerder van de opslaginstallatie voor aardgas, de beheerder van de LNG-installatie [2 ...]2 en de Nationale Bank van België worden geraadpleegd [2 de Algemene Directie Energie mag de representatieve spelers van de gasmarkt raadplegen.]2.
   Het ontwerp van prospectieve studie wordt voor advies voorgelegd aan de Interdepartementale Commissie Duurzame Ontwikkeling en aan de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven. De adviezen worden bezorgd binnen de zestig dagen na het verzoek om advies. Bij gebrek aan advies wordt de procedure inzake de uitwerking van de prospectieve studie voortgezet.
   De prospectieve studie strekt zich uit over minstens tien jaar. Ze wordt om de vier jaar na de publicatie van de vorige studie aangepast. [2 Desgevallend wordt de prospectieve studie om de twee jaar geactualiseerd.]2
  [2 De Algemene Directie Energie stelt jaarlijks, in samenwerking met het Planbureau en in overleg met de commissie, een aanvullend verslag op over de opvolging van de bevoorradingszekerheid, waarin de resultaten van de opvolging van deze kwesties voorgesteld worden evenals alle maatregelen die hieromtrent worden genomen of overwogen. Dit verslag wordt ten laatste op 31 juli gepubliceerd en wordt medegedeeld aan de Europese Commissie.]2
   § 2. De prospectieve studie bevat de volgende elementen :
   1° de raming van de evolutie van de vraag en het aanbod voor aardgas op middellange en lange termijn;
   2° de richtsnoeren inzake diversificatie van de bevoorradingsbronnen en de identificatie van de nieuwe behoeften inzake bevoorrading in aardgas;
   3° een indicatief investeringsprogramma met het oog op het behoud en de ontwikkeling van het aardgasvervoersnet, de opslaginstallatie voor aardgas en de LNG-installatie;
   4° een evaluatie van de bevoorradingszekerheid inzake aardgas en, wanneer deze in het gedrang dreigt te komen, een opsomming van aanbevelingen dienaangaande;
   5° op het gebied van de opslagcapaciteit voor aardgas, de minimale streefdoelen die moeten worden bereikt in het kader van de bevoorradingszekerheid van het land.
  [2 6° de investeringen die noodzakelijk zijn met toepassing van de evaluatie van de risico's evenals het preventief actieplan en het noodplan dat, met toepassing van § 5, opgesteld wordt door de Federale instantie voor de bevoorradingszekerheid in gas;
   7° aanbevelingen op basis van de vaststellingen gedaan krachtens § 2, 1° tot 6° waarmee de beheerders rekening dienen te houden bij het opstellen van hun bij artikel 15/1, § 5 bedoelde investeringsplannen.]2
   § 3. De Koning bepaalt de nadere regels voor de uitwerking en de publicatie van de prospectieve studie.
   § 4. In het raam van het volbrengen van de opdrachten die haar krachtens dit artikel zijn toegewezen kan de Algemene Directie Energie de aardgasbedrijven die op de Belgische markt een rol spelen, verzoeken haar binnen de dertig dagen volgend op haar aanvraag alle informatie te bezorgen die zij nodig heeft. Ingeval geweigerd wordt de gevraagde informatie binnen de dertig dagen te verstrekken kan zij overgaan tot een plaatsbezoek waarbij zij alle inlichtingen en documenten kan raadplegen die nodig zijn voor het volbrengen van de haar toegewezen opdrachten en die desgevallend kopiëren.]1
  [2 § 5. De minister deelt de prospectieve studie mee aan de wetgevende federale Kamers en aan de gewestregeringen evenals aan de Europese Commissie.
   § 6. De Algemene Directie Energie wordt aangewezen als bevoegde instantie in de zin van artikel 2.2 van de Verordening (EU) nr. 994/2010.
   In uitvoering van de Verordening nr. 994/2010 is de Federale instantie voor de bevoorrading inzake aardgas inzonderheid belast met de verantwoordelijkheid de leveringszekerheid te verzekeren indien de de beheerder van het aardgasvervoersnet vaststelt dat de marktmechanismen niet volstaan om de gastoevoer te waarborgen. Deze verantwoordelijkheid omvat onder meer het opleggen van noodmaatregelen, het opvangen van onderbrekingen in gastoevoer en het nemen van maatregelen om gedeeltelijke of volledige onderbrekingen van verbruik te organiseren.
  [3 Na advies van de Federale instantie voor de bevoorradingszekerheid inzake gas, kan de Koning de uitvoeringsmaatregelen aannemen die noodzakelijk zijn voor de toepassing door de Federale instantie voor de bevoorradingszekerheid inzake gas van Verordening (EU) nr. 994/2010.]3
   De commissie staat de Federale overheid voor de bevoorrading inzake aardgas bij in de uitvoering van haar opdrachten als bevoegde overheid. Ten behoeve van de Federale overheid kan de commissie mogelijke maatregelen voorstellen die kunnen genomen worden in geval van een noodsituatie op de gasmarkt. Zij kan ook de nodige voorbereidingen treffen voor de uitwerking van de noodmaatregelen en deze maatregelen analyseren en evalueren, en kan, op vraag van de Algemene Directie Energie, elementen aanreiken die als basis kunnen dienen voor een preventief actieplan en een noodplan.
   De federale instantie voor de bevoorradingszekerheid inzake gas wordt met de volgende opdrachten belast :
   a) de risico-evaluatie, overeenkomstig artikel 9 van Verordening (EU) nr. 994/2010;
   b) op basis van deze evaluatie, de implementatie van een preventief actieplan en een noodplan, overeenkomstig onder andere de artikel en 4, 5, 9 en 10 van Verordening (EU) nr. 994/2010;
   c) de regelmatige controle op de bevoorradingszekerheid inzake gas op nationaal niveau, overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EU) nr. 994/2010.
   De Federale overheid voor de bevoorradingszekerheid inzake gas kan in het raam van de evaluatie van de risico's evenals de implementatie van een preventief actieplan en een noodplan, elke representatieve speler van de gasmarkt raadplegen, en werkt in overleg met de commissie en met inachtneming van de bevoegdheden van elkeen.
   [3 Bovenvermeld noodplan wordt vastgesteld door de minister bevoegd voor Energie, op voorstel van de Federale instantie voor de bevoorradingszekerheid inzake gas. Het noodplan wordt in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd.]3
   Desgevallend kan de Koning de werkingsmodaliteiten van de in deze paragraaf bedoelde instantie preciseren.]2
  ----------
  (1)<W 2009-05-06/03, art. 171, 025; Inwerkingtreding : 29-05-2009>
  (2)<W 2012-01-08/02, art. 86, 029; Inwerkingtreding : 21-01-2012>
  (3)<W 2013-12-26/14, art. 20, 033; Inwerkingtreding : 31-12-2013>

HOOFDSTUK IVsexies. - (Reguleringsinstantie, geschillenregeling).
Art. 15/14.<Ingevoegd bij W 1999-04-29/43, art. 15; Inwerkingtreding : 15-06-1999> § 1. De Commissie voor de Regulering van de Elektriciteit, opgericht door artikel 23 van de wet van 29 april 1999 krijgt als nieuwe benaming " Commissie voor de Regulering van de Elektriciteit en het Gas ", in het Duits " Elektrizitets- und Gasregulierungskommission " en afgekort " CREG ".
  [2 De commissie neemt alle redelijke maatregelen om volgende doelstellingen te bereiken, in het kader van haar opdrachten opgesomd in de § 2, eventueel in nauw overleg met de overige betrokken federale overheden, met inbegrip van de [3 Belgische Mededingingsautoriteit]3, en onverminderd hun bevoegdheden :
   1° het bevorderen, in nauwe samenwerking met het ACER, de Europese Commissie, de reguleringsinstanties van de Gewesten en van de overige lidstaten van de Europese Unie, van een door mededinging gekenmerkte interne markt voor aardgas, zeker en duurzaam voor het milieu binnen de Europese Gemeenschap, en van een efficiënte vrijmaking van de markt voor alle afnemers en leveranciers van de Europese Gemeenschap, en het garanderen van de gepaste voorwaarden opdat de aardgasnetten op efficiënte en betrouwbare wijze zouden functioneren, rekening houdend met de doelstellingen op lange termijn;
   2° het ontwikkelen van een markt tussen de regio's van de Europese Gemeenschap zoals bepaald in artikel 12, § 3 van Verordening (EG) nr. 715/2009, die met elkaar in concurrentie treden en correct functioneren binnen de Europese Gemeenschap met het oog op de verwezenlijking van de in punt 1° bedoelde doelstellingen;
   3° het opheffen van de belemmeringen in de handel in aardgas tussen de lidstaten van de Europese Unie, meer bepaald door voldoende grensoverschrijdende vervoerscapaciteit te voorzien om aan de vraag te beantwoorden en het versterken van de integratie van de markten van de verschillende lidstaten van de Europese Unie, wat zou moeten leiden tot een betere circulatie van aardgas doorheen de hele Europese Gemeenschap;
   4° het verzekeren, op de meest voordelige wijze met betrekking tot de kosten, van de invoering van niet-discriminerende netten die zeker, betrouwbaar, efficiënt en gericht zijn op de eindafnemers, en het bevorderen van adequate netten en, overeenkomstig de algemene doelstellingen van het energiebeleid, de energie-efficiëntie en de integratie van de aardgasproductie, op grote en kleine schaal, uit hernieuwbare energiebronnen;
   5° het bevorderen van de toegang tot het net van nieuwe productiecapaciteit, meer bepaald door de moeilijkheden op te heffen die in de weg zouden staan van de komst van nieuwe marktpartijen en de integratie van de aardgasproductie uit hernieuwbare energiebronnen;
  [9 5° bis. het bevorderen en vergemakkelijken van de ontwikkeling van het zelfverbruik van hernieuwbare energie op basis van een beoordeling van de bestaande ongerechtvaardigde belemmeringen en het potentieel van zelfverbruik van hernieuwbare energie;]9
   6° ervoor zorgen dat de beheerder van het aardgasvervoersnet en de netgebruikers voldoende stimuli krijgen, zowel op korte als op lange termijn, om de prestaties van de netten te verbeteren en de integratie van de markt te bevorderen;
   7° ervoor zorgen dat de [5 afnemers]5 een efficiënte werking van de markt genieten en het bevorderen van een efficiënte mededinging, en zorgen voor de garantie op bescherming van de eindafnemers;
   8° bijdragen tot het bereiken van een hoog niveau van openbare dienstverlening voor aardgas, en bijdragen tot de bescherming van kwetsbare afnemers en tot de compatibiliteit van de nodige gegevensuitwisselingmechanismen om de afnemers die op het vervoersnet zijn aangesloten, toe te laten om van leverancier te veranderen.]2
  § 2. De Commissie is belast met een raadgevende taak ten behoeve van de overheid inzake de organisatie en werking van de (aardgasmarkt), enerzijds, en met een taak van toezicht en controle op de toepassing van de betreffende wetten en reglementen, anderzijds. <W 2001-07-16/30, art. 9, 005; Inwerkingtreding : 30-07-2001>
  Te dien einde zal de Commissie :
  1° gemotiveerde adviezen geven en voorstellen voorleggen in de gevallen bepaald door deze wet of de uitvoeringsbesluiten ervan;
  2° op eigen initiatief of op verzoek van de minister of van een gewestregering onderzoeken en studies uitvoeren in verband met de gasmarkt. [2 In het kader hiervan waakt de commissie over het vrijwaren van de vertrouwelijkheid van de commercieel gevoelige gegevens en/of persoonsgegevens en onthoudt zij zich ervan deze openbaar te maken;]2;
  3° (toezicht houden op de transparantie en de mededinging op de aardgasmarkt overeenkomstig artikel 15/14bis;) <W 2008-06-08/31, art. 89, 1°, 020; Inwerkingtreding : 26-06-2008>
  3°bis (de objectief verantwoorde verhouding beoordelen tussen de prijzen en de kosten van een bedrijf, bedoeld in artikel 15/14ter;) <W 2008-06-08/31, art. 89, 2°, 020; Inwerkingtreding : 26-06-2008>
  4° (advies geven aan het Bestuur Energie over de aanvragen tot het bekomen van leveringsvergunningen krachtens artikel 15/3 en controle uitoefenen op de naleving van de voorwaarden van deze vergunningen; een advies verstrekken aan dit bestuur over de aanvragen tot het bekomen van de vervoersvergunningen krachtens artikel 3;) <W 2005-06-01/33, art. 35, 2°, 011; Inwerkingtreding : 24-06-2005>
  5° [2 5° toezicht houden op de naleving door de beheerders van het aardgasvervoersnet, de LNG-installatie [6 , een interconnector en de aardgasopslaginstallatie]6 en de aardgasondernemingen van de verplichtingen die hen krachtens deze wet en de uitvoeringsbesluiten ervan zijn opgelegd, evenals van de andere voor de aardgasmarkt toepasselijke wettelijke reglementaire bepalingen, onder meer inzake de grensoverschrijdende kwesties en de materies die beoogd worden door Verordening (EG) nr. 715/2009;]2
  [5 5° bis toezicht en controle uitoefenen op de handelsuitwisselingen van voor de groothandel bestemde energieproducten overeenkomstig de Verordening (EU) nr. 1227/2011, met eerbiediging van de respectievelijke bevoegdheden van de Belgische Mededingingsautoriteit en van de FSMA.]5
  6° [7 de voorwaarden voor de aansluiting op en de toegang tot de vervoernetten en de LNG-installaties, overeenkomstig artikel 15/5undecies, § 1, vaststellen. Die voorwaarden maken het mogelijk dat de noodzakelijke investeringen in de netten en LNG-installaties op een zodanige wijze worden uitgevoerd dat deze investeringen de levensvatbaarheid van de netten en de LNG-installaties kunnen waarborgen;]7
  [6 6° bis het transportcontract voor de toegang tot een interconnector goedkeuren;]6
  7° de uitvoering van de openbare dienstverplichtingen bedoeld in artikel 15/11 controleren en evalueren;
  8° de toepassing van de bepalingen van artikel 15/7 controleren en evalueren;
  (8bis. Overeenkomstig artikel 23bis van de wet van 29 april 1999 erop toezien dat de tarieven voor de levering van aardgas gericht zijn op het algemeen belangen, in voorkomend geval, de maximumprijzen controleren die toepasselijk zijn op eindafnemers [2 ...]2;) <W 2003-03-20/49, art. 7, 009; Inwerkingtreding : 01-07-2003>
  9° de boekhouding van de ondernemingen van de (aardgassector) controleren, inzonderheid ter verificatie van de naleving van de bepalingen van artikel 15/12 en de afwezigheid van kruissubsidies tussen de activiteiten van vervoer, (doorvoer) distributie en opslag van aardgas; <W 2001-07-16/30, art. 9, 005; Inwerkingtreding : 30-07-2001>
  9°bis [2 de tariefbevoegdheden uitoefenen bedoeld in de artikel en 15/5 tot 15/5quinquies en de toepassing van de tarieven door de vervoersbedrijven wat hun respectievelijke netten betreft controleren;]2
  10° (de afwezigheid van kruissubsidies tussen [2 activiteiten van vervoer, distributie, opslag, LNG en levering]2 (...) verifiëren;) <W 2003-03-20/49, art. 7, 009; Inwerkingtreding : 01-07-2003> <W 2005-06-01/33, art. 35, 2°, 011; Inwerkingtreding : 24-06-2005>
  11° alle andere taken uitvoeren die haar door wetten en reglementen betreffende de organisatie van de (...) (aardgasmarkt) worden toevertrouwd. <W 2001-07-16/30, art. 9, 005; Inwerkingtreding : 30-07-2001> <W 2003-03-20/49, art. 7, 009; Inwerkingtreding : 01-07-2003>
  (12° er op toezien dat de met name technische en tarifaire toestand van de aardgassector alsook de evolutie van deze sector het algemeen belang beogen en kaderen in het algemene energiebeleid. De Commissie verzekert de permanente monitoring van de aardgasmarkt, zowel op het vlak van de marktwerking als op het vlak van de prijzen. De Koning kan, op voorstel van de Commissie, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de nadere regels van de permanente monitoring van de aardgasmarkt nader bepalen;
  13° toezien op de essentiële belangen van de consument en op de correcte toepassing van de openbare dienstverplichtingen door de betrokkene ondernemingen.) <W 2008-06-08/31, art. 89, 3°, 020; Inwerkingtreding : 26-06-2008>
  [2 14° toezien op de investeringsplannen van de beheerder van het aardgasvervoersnet en de samenhang analyseren van dit plan met het ontwikkelingsplan van het net in de hele Europese Gemeenschap bedoeld in artikel 8, § 3, b), van Verordening (EG) nr. 715/2009. In voorkomend geval kan deze analyse aanbevelingen omvatten met het oog op de wijziging van het investeringsplan opgesteld door de beheerder van het aardgasvervoersnet. Bij de uitoefening van dit toezicht en analyse houdt de commissie rekening met de prospectieve studie opgesteld met toepassing van artikel 15/13;
   15° de toepassing van de gedragscode controleren en de geleverde prestaties in uitvoering van de regels van deze code evalueren in verband met de veiligheid en de betrouwbaarheid van het aardgasvervoersnet;
   16° toezicht houden op de graad van transparantie, met inbegrip van de groothandelsprijzen, en toezien op de naleving van de verplichtingen inzake transparantie door de aardgasbedrijven;
   17° toezien op het bereikte niveau en de bereikte efficiëntie inzake de vrijmaking van de markt en de mededinging voor de groot- en kleinhandelsmarkten, met inbegrip van de beurzen voor aardgas, en toezien op de eventuele concurrentievervalsing of -beperking, door alle nuttige informatie mee te delen en de zaken die dit verantwoorden door te verwijzen naar de [3 Belgische Mededingingsautoriteit]3;
   18° toezien op het opduiken van beperkende contractuele praktijken, met inbegrip van exclusiviteitsbedingen, die niet-residentiële afnemers aangesloten op het aardgasvervoersnet zouden verhinderen om tegelijk met meer dan één leverancier contracten af te sluiten of die hun keuze ter zake zouden kunnen beperken en, in voorkomend geval, de [3 Belgische Mededingingsautoriteit]3 van deze praktijken op de hoogte brengen;
   19° toezien op de tijd die de beheerder van het aardgasvervoersnet doet over de uitvoering van de aansluitingen en herstellingen;
   20° toezien op en een evaluatie maken van de voorwaarden betreffende de toegang tot de aardgasopslaginstallaties, de aardgasopslag in leidingen en andere ondersteunende diensten;
   21° bijdragen tot de garantie, in samenwerking met alle andere bevoegde overheden, van de efficiëntie en de invoering van beschermingsmaatregelen voor de eindafnemers;
   22° minstens eenmaal per jaar de aanbevelingen publiceren betreffende de overeenstemming van de leveringsprijzen met de door deze wet en haar uitvoeringsbesluiten vastgestelde openbare dienstverplichtingen en, in voorkomend geval, deze overmaken aan de [3 Belgische Mededingingsautoriteit]3;
   23° de toegang verzekeren tot de gegevens betreffende het verbruik van de eindafnemers aangesloten op het aardgasvervoersnet en de beschikbaarstelling, met het oog op een facultatief gebruik, verzekeren van een gemakkelijk te begrijpen methode voor een geharmoniseerde voorstelling van de gegevens, betreffende het verbruik en de snelle toegang van alle eindafnemers aangesloten op het aardgasvervoersnet tot deze gegevens zodat deze kosteloos over hun verbruiksgegevens kunnen beschikken en toegang verlenen tot hun verbruiksoverzichten, middels uitdrukkelijk akkoord en kosteloos, voor alle als leverancier geregistreerde bedrijven;
   24° toezien op de uitvoering van de regels betreffende de functies en verantwoordelijkheden van de beheerder van het aardgasvervoersnet, [6 , de beheerder van een interconnector]6 de leveranciers, de eindafnemers en de andere marktpartijen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 715/2009;
   25° toezien op de implementering van de veiligheidsmaatregelen die worden voorzien door artikel 23 en de gedragscode, in samenwerking met de Federale instantie voor de bevoorradingszekerheid inzake aardgas;
   26° de beheerders van het aardgasvervoersnet, [6 een interconnector,]6 de opslaginstallatie voor aardgas en de LNG installatie certificeren, in overeenstemming met de bepalingen van artikel 8, § § 4bis, 4ter en 4quater, en van artikel 8ter. De commissie verzekert de bestendige monitoring van de onafhankelijkheid van de beheerders ten opzichte van bedrijven die rechtstreeks of onrechtstreeks actief zijn in de productie en/of de levering van aardgas en/of elektriciteit en, desgevallend, gaat zij over op eigen initiatief tot de certificeringprocedure. De commissie kan van de beheerders en van de bedrijven die actief zijn in de productie en de levering van aardgas alle informatie eisen die nuttig is voor haar opdrachten in het kader van deze certificeringprocedures. De commissie waakt over het vrijwaren van de vertrouwelijkheid van de commercieel gevoelige informatie en/of informatie met een persoonlijk karakter;
   27° bijdragen tot de compatibiliteit van de uitwisselingmechanismen van gegevens betreffende de belangrijkste marktverrichtingen op regionaal vlak, zoals voorzien in artikel 12, § 3, van Verordening (EG) nr. 715/2009;
   28° de richtsnoeren bepalen inzake de uitwisseling van gegevens en van reglement, de eigendom van de gegevens en de verantwoordelijkheden inzake de overzichten;
   29° op voorstel van de [6 beheerder van het aardgasvervoersnet en de beheerder van een interconnector]6, de methoden goedkeuren die gebruikt zijn om de toegang tot de grensoverschrijdende infrastructuren mogelijk te maken, met inbegrip van de procedures voor de toewijzing van capaciteiten en congestiebeheer. Deze methoden zijn transparant en niet-discriminerend. De commissie publiceert de goedgekeurde methoden op haar website;
   30° toezien [4 ...]4 op het congestiebeheer van het aardgasvervoersnet, met inbegrip van de interconnecties, en de invoering van de regels voor het congestiebeheer, in overeenstemming met artikel 15/1, § 3, 7° . [4 De commissie informeert de Algemene Directie Energie hierover;]4
   31° indien nodig en in geval van weigering tot toegang, erop toezien dat de beheerder van het aardgasvervoersnet [6 en de beheerder van een interconnector de nodige informatie verstrekken in verband met de noodzakelijke maatregelen om het vervoersnet of de interconnector te versterken]6;
   32° op verzoek van de gebruiker van een gesloten industrieel net, de in het gesloten industrieel net toegepaste tarieven of de berekeningsmethode van deze tarieven controleren en goedkeuren op basis van door artikel 15/9bis vastgelegde criteria;
   33° voor zover de toepasselijke regionale bepalingen een regime voor gesloten distributienetten implementeren, op vraag van de gebruiker van een gesloten distributienet dat is aangesloten op een distributienet de tarieven of de berekeningsmethodologie van de toegepaste tarieven op het gesloten distributienet nagaan en goedkeuren;]2
  [7 34° de voorwaarden inzake de verstrekking van balanceringsdiensten, die zo economisch mogelijk worden uitgevoerd en passende stimuleringsmaatregelen bieden voor netwerkgebruikers om hun input en output op elkaar af te stemmen, overeenkomstig artikel 15/5undecies, § 1, vaststellen. De balanceringsdiensten worden op billijke en niet-discriminerende wijze verstrekt en zijn gebaseerd op objectieve criteria;
   35° de voorwaarden inzake de toegang tot grensoverschrijdende infrastructuren, inclusief de procedures voor de toewijzing van capaciteit en congestiebeheer, overeenkomstig artikel 15/5undecies, § 1, vaststellen;]7
  [8 36° het jaarlijks uiterlijk op 15 mei publiceren van een studie over de verschillende kostencomponenten van de aardgasfactuur die minstens een vergelijking met de buurlanden bevat, overeenkomstig artikel 15/25. De commissie voert deze opdracht, indien mogelijk, uit in samenwerking met de gewestelijke energieregulatoren;]8
  [9 37° een beoordeling uitvoeren van de bestaande ongerechtvaardigde belemmeringen en het potentieel van zelfverbruik van hernieuwbare energie en voornoemde beoordeling minstens iedere vijf jaar actualiseren.]9
  In de gevallen waarin deze wet of de uitvoeringsbesluiten ervan het advies van de Commissie vereisen, kan deze op eigen initiatief voorstellen doen.
  (De Commissie brengt haar adviezen en voorstellen uit binnen veertig kalenderdagen na het verzoek ertoe, behalve wanneer de minister een langere termijn verleent. De minister kan een kortere termijn voorzien voor adviezen aangevraagd in het kader van artikel 23.) <W 2001-07-16/30, art. 9, 005; Inwerkingtreding : 30-07-2001>
  [5 Bij de uitoefening van haar toezicht- en controleopdrachten bedoeld in het tweede lid, 5° bis, werkt de commissie samen met de Belgische Mededingingsautoriteit en met de FSMA en wisselt met hen alle informatie uit en deelt de informatie mee, in voorkomend geval wederkerig, nodig en relevant voor de goede uitvoering van Verordening (EU) nr. 1227/2011 of in de gevallen voorzien of toegelaten door die Verordening. Wanneer de commissie informatie ontvangt vanwege andere autoriteiten in het kader van de uitoefening van haar toezicht-en controleopdrachten, verzekert zij hetzelfde niveau van vertrouwelijkheid als vereist wordt van de autoriteit die ze levert, onverminderd artikel 26, § 2, eerste lid.]5
  [2 § 2bis. In het kader van de uitoefening van haar bevoegdheden, neemt de commissie de contractuele vrijheid in acht op het vlak van overeenkomsten van onderbreekbare levering en overeenkomsten op lange termijn wanneer zij verenigbaar zijn met het gemeenschapsrecht en in overeenstemming met het gemeenschapsbeleid.]2
  § 3. [2 De commissie stelt elk jaar een jaarverslag op dat zij vóór 1 mei van het jaar volgend op het betrokken boekjaar aan de Kamer van volksvertegenwoordigers overzendt.
   Het jaarverslag van de commissie heeft betrekking op :
   1° de uitvoering van haar opdrachten;
   2° de staat van haar werkingskosten en de wijze waarop zij gedekt zijn, met inbegrip van een overzicht van activa/passiva en het verslag van de bedrijfsrevisor;
   3° de evolutie van de markt voor aardgas;
   4° de getroffen maatregelen en de behaalde resultaten voor elk van de in § 2 opgesomde opdrachten;
   5° een analyse van het ontwikkelingsplan opgesteld door de aardgasvervoersnetbeheerder, vanuit het oogpunt van de samenhang ervan met het ontwikkelingsplan van het net over de hele Europese Gemeenschap, zoals bedoeld in artikel 8, § 3, b), van Verordening (EG) nr. 715/2009, alsook, in voorkomend geval, van de aanbevelingen tot wijziging van het ontwikkelingsplan opgesteld door de beheerder van het aardgasvervoersnet. De commissie houdt in het raam van deze analyse rekening met de prospectieve studie opgesteld met toepassing van artikel 15/13;
   6° een kopie van de beslissingen die eventueel werden genomen tijdens het betrokken boekjaar inzake de methodologie voor de berekening van de tarieven bij toepassing van artikel 15/5bis tot 15/5quinquies.
   Dit verslag wordt op de internetsite van de commissie gepubliceerd. Een afschrift wordt eveneens ter informatie naar de minister verstuurd. ";
  [2 § 3bis. De commissie maakt ook vóór 1 mei van het jaar volgend op het betrokken boekjaar aan het ACER en aan de Europese Commissie, een jaarverslag over met betrekking tot haar activiteiten en de uitvoering van haar opdrachten. Dit verslag omvat de getroffen maatregelen en de behaalde resultaten voor elk van de in § 2 opgesomde opdrachten. Dit verslag bevat eveneens een analyse van het ontwikkelingsplan opgesteld door de aardgasvervoersnetbeheerder, vanuit het oogpunt van de samenhang ervan met het ontwikkelingsplan van het net over de hele Europese Gemeenschap, zoals bedoeld in artikel 8, § 3, b), van Verordening (EG) nr. 715/2009, alsook, in voorkomend geval, van de aanbevelingen tot wijziging van het ontwikkelingsplan opgesteld door de beheerder van het aardgasvervoersnet. De commissie houdt in het raam van deze analyse rekening met de prospectieve studie opgesteld met toepassing van artikel 15/13.]2
  (§ 4. In het kader van de uitvoering van de taken die haar zijn toegewezen ter uitvoering van § 2, tweede lid, 4°, 6°, 7°, 8°, 9°, 9°bis en 11°, kan de Voorzitter van het directiecomité van de Commissie de bijstand vorderen van de ambtenaren van het Bestuur Energie en van het Bestuur Economische Inspectie van het Ministerie van Economische Zaken, die aangewezen zijn overeenkomstig artikel 18, vijfde lid.) <W 2001-07-16/30, art. 9, 005; Inwerkingtreding : 30-07-2001>
  [2 De commissie geeft een volledige motivering en verantwoording voor haar beslissingen om de jurisdictionele toetsing ervan mogelijk te maken.
   De nadere regels die van toepassing zijn op deze motiveringen en rechtvaardigingen worden nader omschreven in het huishoudelijk reglement van het directiecomité, onder meer rekening houdend met de volgende principes :
   - in de motivering wordt het geheel van de elementen opgenomen waarop de beslissing gesteund is;
   - de aardgasondernemingen hebben de mogelijkheid om hun opmerkingen te laten gelden vóór een beslissing die hen betreft, wordt genomen;
   - het gevolg dat aan deze opmerkingen wordt gegeven wordt gerechtvaardigd in de eindbeslissing;
   - de akten met een individuele of collectieve draagwijdte die worden aangenomen in uitvoering van haar opdrachten alsook iedere voorbereidende akte, expertiseverslag, opmerking van de geconsulteerde partijen die ermee samenhangen worden gepubliceerd op de website van de commissie, met inachtneming van de vertrouwelijkheid van de commercieel gevoelige gegevens en/of gegevens met een persoonlijk karakter.]2
  [2 § 5. De commissie ziet erop toe dat haar personeel en de personen belast met haar beheer :
   a) onafhankelijk van alle commerciële belangen handelen;
   b) in de uitoefening van hun opdrachten met toepassing van § 2 geen directe instructies vragen noch aanvaarden van gelijk welke regering of andere openbare of privé-entiteit,. Deze vereiste geldt onverminderd een nauw overleg, in voorkomend geval, met alle overige bevoegde overheden, evenals de algemene, door de regering voorgeschreven richtsnoeren.]2

(NOTA : bij arrest nr 117/2013 van 07-08-2013, heeft het Grondwettelijk Hof de woorden « , in samenwerking met de Algemene Directie Energie, » in artikel 15/14, § 2, 30° vernietigd)
  ----------
  (1)<W 2009-05-06/03, art. 172, 025; Inwerkingtreding : 29-05-2009>
  (2)<W 2012-01-08/02, art. 87, 029; Inwerkingtreding : 21-01-2012>
  (3)<W 2013-04-03/18, art. 20, 032; Inwerkingtreding : 06-09-2013 (KB 2013-08-30/14, art. 1)>
  (4)<W 2013-12-26/14, art. 21, 033; Inwerkingtreding : 31-12-2013>
  (5)<W 2014-05-08/23, art. 30, 035; Inwerkingtreding : 14-06-2014>
  (6)<W 2016-12-25/03, art. 7, 039; Inwerkingtreding : 08-01-2017>
  (7)<W 2021-07-21/11, art. 17, 050; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
  (8)<W 2022-02-28/03, art. 5, 055; Inwerkingtreding : 18-03-2022>
  (9)<W 2023-07-31/11, art. 18, 063; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art. 15/14bis.<ingevoegd bij W 2008-06-08/31, art. 90; Inwerkingtreding : 26-06-2008> De Commissie ziet er op toe dat elke aardgasonderneming, die aardgas levert aan in België gevestigde afnemers zich onthoudt, afzonderlijk of in overleg met meerdere andere aardgasondernemingen, van elk anti-competitief gedrag of oneerlijke handelspraktijken die een weerslag hebben of zouden kunnen hebben op een goed werkende aardgasmarkt in België.
  Indien de Commissie bij de uitoefening van haar toezichts- of controletaken oneerlijke handelspraktijken of een anti-competitief gedrag vaststelt, maakt zij, op eigen initiatief, een rapport over aan de minister, met haar bevindingen en desgevallend elke maatregel waarvan zij het nodig acht dat die genomen wordt [2 ...]2 door elke andere bevoegde overheid om de oneerlijke handelspraktijken of het anti-competitief gedrag die een weerslag hebben of zouden kunnen hebben op een goed werkende aardgasmarkt in België te verhelpen.
  [2 De commissie kan maatregelen opleggen inzake transparantie, maatregelen overeenkomstig artikel 20/2 of andere maatregelen dan deze bedoeld in artikel 20/2 die noodzakelijk en proportioneel zijn om de oneerlijke handelspraktijken of het anti-competitief gedrag die een weerslag hebben of zouden kunnen hebben op een goed werkende aardgasmarkt te voorkomen.
   De commissie kan onder andere maatregelen opleggen om het belemmeren van de toegang tot de markt te verbieden.]2
  De Commissie geeft de veronderstelde inbreuken aan bij de [1 Belgische Mededingingsautoriteit]1, zendt het rapport over dat ze aan de minister heeft overgezonden, en deelt deze Raad ook de noodzakelijke vertrouwelijke informatie mede.
  [2 ...]2
  De Commissie kan adviezen formuleren en [2 maatregelen nemen die de goede werking en de transparantie op de markt verhoogt en die van toepassing zijn]2 op alle aardgasondernemingen, actief in België.
  ----------
  (1)<W 2013-04-03/18, art. 20, 032; Inwerkingtreding : 06-09-2013 (KB 2013-08-30/14, art. 1)>
  (2)<W 2021-07-21/11, art. 18, 050; Inwerkingtreding : 03-09-2021>

Art. 15/14ter.<ingevoegd bij W 2008-06-08/31, art. 91; Inwerkingtreding : 26-06-2008> § 1. De prijzen van een aardgasonderneming dienen op een objectief verantwoorde wijze in verhouding te staan tot de kosten van de onderneming. De Commissie beoordeelt deze verhouding door ondermeer de kosten en de prijzen van genoemde onderneming te vergelijken met de kosten en de prijzen van vergelijkbare ondernemingen, indien mogelijk ook op internationaal vlak.
  § 2. Als een aardgasonderneming een verbonden onderneming is, wordt misbruik van machtpositie vermoed indien het discriminatoire prijzen en/of voorwaarden aanbiedt aan niet-verwante ondernemingen.
  § 3. Indien de Commissie vaststelt dat er geen objectief verantwoorde verhouding bestaat zoals bedoeld in § 1, maakt zij, op eigen initiatief, een rapport over aan de minister dat haar bevindingen weergeeft [2 ...]2.
  [2 De commissie kan maatregelen opleggen inzake niet-discriminatie, maatregelen inzake kosten gerelateerde prijzen, maatregelen overeenkomstig artikel 20/2 of andere maatregelen dan deze bedoeld in artikel 20/2 die noodzakelijk en proportioneel zijn om discriminatoire prijzen en/of voorwaarden die een weerslag hebben of zouden kunnen hebben op een goed werkende aardgasmarkt te voorkomen.
   De commissie kan onder andere maatregelen opleggen die verbieden om:
   1° abnormaal hoge prijzen te hanteren;
   2° voorwaarden op te leggen die de toegang tot de markt belemmeren;
   3° afbraakprijzen te hanteren die de mededinging beperken.]2
  De Commissie geeft de veronderstelde inbreuken aan bij de [1 Belgische Mededingingsautoriteit]1, zendt het rapport over dat ze aan de minister heeft overgezonden en deelt deze Raad ook de noodzakelijke vertrouwelijke informatie mede.
  [2 ...]2
  Wat betreft de prijzen, kan de Commissie adviezen formuleren en [2 maatregelen nemen die van toepassing zijn]2 op alle aardgasbedrijven, actief in België.
  ----------
  (1)<W 2013-04-03/18, art. 20, 032; Inwerkingtreding : 06-09-2013 (KB 2013-08-30/14, art. 1)>
  (2)<W 2021-07-21/11, art. 19, 050; Inwerkingtreding : 03-09-2021>

Art. 15/14quater.[1 § 1. De commissie werkt voor de grensoverschrijdende zaken samen met de reguleringsoverheid of -overheden van de betrokken lidstaten van de Europese Unie en met het ACER.
   De commissie consulteert en werkt nauw samen met de reguleringsoverheden van de andere lidstaten van de Europese Unie, zij wisselt met hen alle informatie uit voor de uitvoering van de taken die haar toebedeeld zijn krachtens deze wet, en deelt deze informatie mee aan het ACER. De overheid die deze uitgewisselde informatie ontvangt, behandelt deze met dezelfde strikte vertrouwelijkheid, als de overheid die deze verstrekt.
   De commissie werkt ten minst samen op regionaal niveau, zoals bedoeld in artikel 12, § 3 van Verordening (EG) nr. 715/2009, en wel als volgt :
   a) zij bevorderen de implementatie van praktische regelingen om een optimaal beheer van het net te garanderen, zij bevorderen tevens de ontwikkeling van beurzen voor aardgas en de toewijzing van grensoverschrijdende capaciteit en om een adequaat niveau van koppelingscapaciteiten, met inbegrip via de nieuwe interconnecties, binnen de regio en tussen de regio's, zoals bedoeld in artikel 12, § 3, van Verordening (EG) nr. 715/2009 mogelijk te maken, zodat een efficiënte mededinging kan plaatsvinden en de bevoorradingszekerheid kan worden versterkt, zonder discriminatie tussen de leveranciersbedrijven in de verschillende lidstaten van de Europese Unie;
   b) zij coördineren de ontwikkeling van alle netcodes voor de beheerders van een aardgasvervoersnet en de andere betrokken marktpartijen; en
   c) zij coördineren de ontwikkeling van de congestiebeheerregels.
   De commissie is bevoegd om samenwerkingsakkoorden af te sluiten met de reguleringsoverheden van de andere lidstaten van de Europese Unie teneinde de samenwerking inzake regulering te bevorderen.
   De acties bedoeld in het derde lid worden, in voorkomend geval, ondernomen in nauw overleg met de andere betrokken federale overheden en onverminderd de bevoegdheden van deze laatste.
  [2 Wat betreft de gasinfrastructuur van en naar derde landen en de exploitatie daarvan, kan de Commissie overleg plegen en samenwerken met de betrokken autoriteiten van derde landen om ervoor te zorgen dat de Europese wetgeving en deze wet met betrekking tot de betrokken infrastructuur consequent wordt toegepast op het grondgebied en in de territoriale wateren van België. Wanneer het net van meerdere lidstaten betrokken is, raadpleegt de Commissie de betrokken autoriteiten van derde landen na overleg met de regulerende instanties van de betrokken lidstaten, op voorwaarde dat het eerste interconnectiepunt zich op het grondgebied van België bevindt, om een coherente regeling te waarborgen op het grondgebied van de lidstaten.]2
   § 2. De commissie richt zich naar en implementeert de juridisch dwingende beslissingen van het ACER en van de Europese Commissie.
   De commissie kan het advies van het ACER vragen in verband met de overeenstemming van een beslissing genomen door een regionale reguleringsoverheid of een andere Lidstaat van de Europese Unie met de door de Europese Commissie opgestelde richtsnoeren in uitvoering van Richtlijn 2009/73/EG of bedoeld in Verordening (EG) nr. 715/2009.
   De commissie kan de Europese Commissie ook op de hoogte brengen van elke beslissing van toepassing op de grensoverschrijdende uitwisselingen, genomen door een regionale reguleringsoverheid of een andere Lidstaat van de Europese Unie die zij in strijd acht met de in het tweede lid vermelde richtsnoeren, en wel binnen twee maanden na deze beslissing.
   Wanneer de Europese Commissie aan de commissie vraagt om één van haar beslissingen in te trekken, gaat deze binnen een termijn van twee maanden over tot de intrekking ervan en brengt ze de Europese Commissie hiervan op de hoogte.
   § 3. De commissie werkt samen met de regionale reguleringsoverheden.
   De vertegenwoordiging en de contacten op communautair niveau binnen het ACER worden verzekerd door een vertegenwoordiger van de commissie die in formeel overleg handelt met de regionale reguleringsoverheden.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2012-01-08/02, art. 88, 029; Inwerkingtreding : 21-01-2012>
  (2)<W 2021-05-18/04, art. 7, 048; Inwerkingtreding : 06-06-2021>

Art. 15/15.<W 2006-07-20/39, art. 124, 015; Inwerkingtreding : 30-01-2007> § 1. Het directiecomité van de commissie is samengesteld uit vier leden.
  § 2. De administratieve directie, bedoeld in artikel 25, § 1, 3°, van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt, is verantwoordelijk voor de aangelegenheden bedoeld in artikel 15/14, § 2, tweede lid, 2°.
  § 3. De directie voor de technische werking van de markt, bedoeld in artikel 25, § 1, 1°, van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt is eveneens verantwoordelijk voor de aangelegenheden bedoeld in artikel 15/14, § 2, tweede lid, 4° tot 8°.
  De directie voor de controle op de prijzen en de rekeningen bedoeld in artikel 25, § 1, 2°, van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt is eveneens verantwoordelijk voor de aangelegenheden bedoeld in artikel 15/14, § 2, tweede lid, 8°bis tot 10°.
  [1 § 4. De werkingskosten van de commissie worden gedekt door [2 de in artikel 15/11, § 1bis, tweede tot en met vijfde lid, bedoelde ontvangsten]2, ten belope van het budget dat door de Kamer van Volksvertegenwoordigers werd vastgelegd in toepassing van artikel 25, § 5, van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt.]1
  [2 Bij de commissie wordt een reserve gevormd waarvan het bedrag, overeenkomend met ten hoogste 25 % van haar werkingskosten, mede wordt gedekt door de in artikel 15/11, § 1bis, tweede tot en met vijfde lid, bedoelde ontvangsten.]2
  ----------
  (1)<W 2014-03-26/06, art. 7, 034; Inwerkingtreding : 01-04-2014>
  (2)<W 2021-12-27/01, art. 91, 052; Inwerkingtreding : 01-01-2022>

Art. 15/16.<Ingevoegd bij W 1999-04-29/43, art. 15; Inwerkingtreding : 15-06-1999> § 1. [1 In de uitvoering van de haar toegewezen opdrachten, kan de commissie [5 de warmtebedrijven die overeenkomstig artikel 15/10, § 2/1, maximumprijzen toepassen voor de levering van warmte, de]5 [3 aardgasondernemingen die op de Belgische markt actief zijn en de tussenpersonen inzake groepsaankopen, alsook iedere verbonden of geassocieerde onderneming en elke onderneming]3 die een multilateraal commercieel platform beheert of uitbaat waarop energieblokken of financiële instrumenten die betrekking hebben op energieblokken worden verhandeld, die een rechtstreeks verband hebben met de Belgische aardgasmarkt of die er een directe impact op uitoefenen, vorderen om haar alle nodige informatie te verstrekken, met inbegrip van de verantwoording van elke weigering tot toegangverlening aan een derde, en alle informatie over de nodige maatregelen om het net te versterken, voor zover zij haar verzoek motiveert. De commissie kan inzage nemen van de boekhouding van de aardgasbedrijven [3 en van de tussenpersonen inzake groepsaankopen]3, met inbegrip van de afzonderlijke rekeningen bedoeld in artikel 15/12, § 2, voor zover deze inzage noodzakelijk is voor de in artikel 15/14, § 2 bedoelde opdrachten.]1
  (§ 1bis. Bij de uitvoering van de opdrachten die haar bij artikelen 15/14bis en 15/14ter worden toebedeeld, beschikt de Commissie bovendien over bevoegdheden en rechten die hierna beschreven zijn :
  1° vanwege de aardgasbedrijven [3 en de tussenpersonen inzake groepsaankopen]3 elke inlichting verkrijgen, onder welke vorm ook, over materies die tot haar bevoegdheid en haar opdracht behoren binnen de dertig dagen na haar vraag;
  2° van deze bedrijven verslagen verkrijgen over hun werkzaamheden of bepaalde aspecten ervan;
  3° de informatie bepalen die haar regelmatig dient te worden meegedeeld en de periodiciteit waarmee deze informatie aan haar dient te worden overgemaakt;
  4° bij weigering van het toezenden van de gevraagde informatie binnen de dertig dagen overgaan tot het ter plaatse kennisnemen van alle hoger bedoelde inlichtingen en documenten die nodig zijn voor de uitvoering van de opdrachten die haar zijn toegewezen en deze desgevallend kopiëren.) <W 2008-06-08/31, art. 92, 020; Inwerkingtreding : 26-06-2008>
  [1 De informatie die in het kader van deze paragraaf vergaard wordt door de commissie mag alleen worden aangewend met het oog op de verslagen, [4 maatregelen,]4 adviezen en aanbevelingen bedoeld bij artikel en 15/14bis en 15/14ter. De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overlegd in de Ministerraad, dit artikel uitbreiden tot bindende beslissingen die zouden kunnen bedoeld worden door de artikel en 15/14bis en 15/14ter.]1
  [2 § 1ter. In het kader van de artikelen 3, 4 en 5 van de Verordening (EU) nr.1227/20111, beschikt de commissie over de bevoegdheid om binnen een redelijke termijn informatie op te vragen van alle betrokken natuurlijke of rechtspersonen alsook over de bevoegdheid hen op te roepen en te horen, op voorwaarde dat zij haar verzoekt motiveert en dat dit verzoek aansluit op het kader en het doel van haar onderzoek.
   De natuurlijke en rechtspersonen die overeenkomstig het eerste lid worden opgeroepen en gehoord, worden op hun verzoek bijgestaan door een raadsman.]2
  § 2. [6 Artikel 26, §§ 2 en 3,]6 van de wet van 29 april 1999 is van toepassing op de gegevens die zijn verkregen bij de uitvoering van de taken bedoeld in artikel 15/14, § 2. <L 2006-07-20/39, art. 125, 015; Inwerkingtreding : 07-08-2006>
  ----------
  (1)<W 2012-01-08/02, art. 89, 029; Inwerkingtreding : 21-01-2012>
  (2)<W 2014-05-08/23, art. 31, 035; Inwerkingtreding : 14-06-2014>
  (3)<W 2019-05-09/10, art. 3, 042; Inwerkingtreding : 24-06-2019>
  (4)<W 2021-07-21/11, art. 20, 050; Inwerkingtreding : 03-09-2021>
  (5)<W 2022-02-28/03, art. 6, 055; Inwerkingtreding : 18-03-2022>
  (6)<W 2025-03-20/05, art. 2, 064; Inwerkingtreding : 03-04-2025>

Art. 15/16bis. <W 2007-03-16/32, art. 5, 018; Inwerkingtreding : 05-04-2007> Op de ombudsdienst voor energie, opgericht bij artikel 27 van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt, kan een beroep worden gedaan voor alle vragen en klachten betreffende het functioneren van de elektriciteitsmarkt en gasmarkt alsook voor alle geschillen tussen eindafnemers en aardgasondernemingen inzake aangelegenheden die tot de bevoegdheid van de federale overheid behoren krachtens artikel 6, § 1, VI, vierde en vijfde lid, en VII, tweede lid, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen.

Art. 15/17.
  <Opgeheven bij W 2012-01-08/02, art. 90, 029; Inwerkingtreding : 21-01-2012>

Art. 15/18.[1 De Geschillenkamer, opgericht bij artikel 29 van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt, beslist op verzoek van één van de partijen over de geschillen tussen de netgebruikers en de beheerder van het aardgasvervoersnet, [2 de beheerder van een interconnector,]2 de beheerder van de aardgasopslaginstallatie, de beheerder van de LNG-installatie, de distributienetbeheerders of de beheerder van een gesloten industrieel net, die betrekking hebben op de verplichtingen die krachtens deze wet en de uitvoeringsbesluiten ervan aan deze beheerders zijn opgelegd, behalve de geschillen inzake contractuele rechten en verbintenissen.
   In het kader van geschillen inzake de toegang tot de upstreaminstallaties houdt de Geschillenkamer rekening met de in artikel 15/9, tweede lid, bepaalde doelstellingen en criteria, evenals met de partijen die in de onderhandeling over de toegang tot het net kunnen betrokken zijn. In geval van grensoverschrijdende geschillen is de Geschillenkamer slechts bevoegd in de hypothese dat de upstream-installatie binnen haar rechtsgebied is gelegen. Indien de betrokken installatie onder de bevoegdheid van verschillende lidstaten valt, raadpleegt de Geschillenkamer de geschillenbeslechtingoverheden die door de betrokken lidstaten zijn opgericht om een coherente regeling te waarborgen.]1
  [3 Indien een geschil betrekking heeft op een upstreampijpleidingnet dat begint in een derde land en waarvan het eerste connectiepunt met het net van de lidstaten in een andere lidstaat ligt, neemt de Geschillenkamer deel aan het overleg met de geschillenbeslechtingsoverheden die door de betrokken lidstaten zijn opgericht wanneer dat wordt opgestart door de geschillenbeslechtingsautoriteit van de lidstaat waar het eerste connectiepunt ligt.
   Indien een geschil betrekking heeft op een upstreampijpleidingnet dat begint in een derde land en waarvan het eerste connectiepunt in België ligt, start de Geschillenkamer het overleg op met de geschillenbeslechtingsoverheden die door de betrokken lidstaten zijn opgericht en raadpleegt de Geschillenkamer het betrokken derde land waar het upstreampijpleidingnet begint.]3
  ----------
  (1)<W 2012-01-08/02, art. 91, 029; Inwerkingtreding : 21-01-2012>
  (2)<W 2016-12-25/03, art. 8, 039; Inwerkingtreding : 08-01-2017>
  (3)<W 2021-05-18/04, art. 8, 048; Inwerkingtreding : 06-06-2021>

Art. 15/18bis.[1 Elke belanghebbende partij die zich geschaad acht naar aanleiding van een door de commissie genomen beslissing kan, ten laatste binnen een termijn van vijftien dagen na de verschijning of de kennisgeving van deze beslissing bij de commissie een klacht indienen teneinde de zaak opnieuw te laten onderzoeken.
   Deze klacht heeft geen opschortende uitwerking en sluit de indiening van een beroep voor het [2 Marktenhof]2 met toepassing van artikel 15/20 niet uit, noch vormt zij een voorafgaande voorwaarde hiertoe.
   De klacht met het oog op een nieuw onderzoek wordt per aangetekend schrijven of neerlegging met ontvangstbewijs bij de zetel van de commissie gericht. Zij bevat een afschrift van de bestreden beslissing evenals de redenen die een herziening verantwoorden.
   De commissie neemt haar beslissing betreffende de klacht binnen een termijn van twee maanden te tellen vanaf de neerlegging van de klacht met het oog op een nieuw onderzoek.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2012-01-08/02, art. 92, 029; Inwerkingtreding : 21-01-2012>
  (2)<W 2016-12-25/14, art. 56, 040; Inwerkingtreding : 09-01-2017>

Art. 15/19.<Ingevoegd bij W 2005-06-01/33, art. 38, 011; Inwerkingtreding : 24-06-2005> [2 ...]2
  [1 [3 ...]3]1
  ----------
  (1)<W 2009-03-10/37, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 10-04-2009>
  (2)<W 2010-04-29/07, art. 3, 027; Inwerkingtreding : 02-03-2011>
  (3)<W 2010-04-29/07, art. 4, 027; Inwerkingtreding : 31-05-2010>

HOOFDSTUK IVsepties- Rechtsmiddelen tegen de beslissingen genomen door de Commissie.
Afdeling 1. - Geschillen die ressorteren onder de bevoegdheid van het [1 Marktenhof]1.   ----------   (1)
Art. 15/20.<Ingevoegd bij W 2005-07-27/32, art. 6; Inwerkingtreding : 01-02-2006> § 1. [1 Elke persoon die een belang aantoont kan bij het [2 Marktenhof]2 zetelend zoals in kort geding, tegen alle beslissingen van de commissie een beroep instellen, waaronder die welke hierna worden opgesomd :]1
  1° de beslissingen genomen met toepassing van artikel 15/14, § 2, tweede lid, 6°, betreffende de goedkeuring van de voorwaarden voor toegang tot het aardgasvervoersnet en betreffende het toezicht op de toepassing ervan met uitzondering van de beslissingen bedoeld in artikel 15/20bis, 1°;
  2° de beslissingen genomen met toepassing van artikel 15/14, § 2, tweede lid, 7°, betreffende het toezicht op en de evaluatie van de openbare dienstverplichtingen bedoeld in artikel 15/11 en de uitvoeringsbesluiten ervan;
  3° de beslissingen genomen met toepassing van artikel 15/14, § 2, tweede lid, 8°, betreffende het toezicht op en de evaluatie van de toepassing van de bepalingen van artikel 15/7 en de uitvoeringsbesluiten ervan;
  4° de beslissingen genomen met toepassing van artikel 15/14, § 2, tweede lid, 8°bis, betreffende het toezicht op en de evaluatie van de toepassing van de bepalingen van artikel 23bis (van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt) en de uitvoeringsbesluiten ervan; <W 2007-03-16/32, art. 6, 018; Inwerkingtreding : 05-04-2007>
  5° de beslissingen genomen met toepassing van artikel 15/14, § 2, tweede lid, 9°, betreffende de controle van de boekhouding van de ondernemingen uit de aardgassector [1 ...]1;
  6° de beslissingen genomen met toepassing van artikel 15/14, § 2, tweede lid, 9°bis, [1 ...]1);
  7° de beslissingen genomen met toepassing van artikel 20/2 (om een administratieve boete op te leggen). <L 2006-07-20/39, art. 126, 015; Inwerkingtreding : 07-08-2006>
  § 2. De grond van de zaak wordt voorgelegd aan het [2 Marktenhof]2 dat uitspraak doet met volle rechtsmacht.
  ----------
  (1)<W 2012-01-08/02, art. 93, 029; Inwerkingtreding : 21-01-2012>
  (2)<W 2016-12-25/14, art. 56, 040; Inwerkingtreding : 09-01-2017>

Afdeling 2. - Geschillen die ressorteren onder de bevoegdheid van de [1 Belgische Mededingingsautoriteit]1.   ----------   (1)
Art. 15/20bis.<Ingevoegd bij W 2005-07-27/32, art. 6; Inwerkingtreding : 01-02-2006> Er kan een beroep worden ingesteld bij de [1 Belgische Mededingingsautoriteit]1 door elke persoon die een belang aantoont, tegen de beslissingen van de Commissie (tot goedkeuring, inzake de aanvraag tot herziening of tot weigering van) : <W 2007-03-16/32, art. 7, 018; Inwerkingtreding : 05-04-2007>
  1° de beslissingen van de netbeheerder betreffende de toegang tot het vervoersnet, bedoeld in artikel 15/5, behalve in geval van contractuele rechten en verbintenissen;
  2° de allocatiemethode of methoden voor de hoeveelheid aardgas beschikbaar op de interconnectoren met de buitenlandse vervoersnetten.
  ----------
  (1)<W 2013-04-03/18, art. 20, 032; Inwerkingtreding : 06-09-2013 (KB 2013-08-30/14, art. 1)>

Art. 15/21.<Ingevoegd bij W 2005-07-20/41, art. 70; Inwerkingtreding : 01-02-2006> § 1. Het beroep bedoeld in (artikel 15/20) heeft geen schorsende werking, tenzij het ingesteld is tegen een beslissing van de Commissie tot het opleggen van een administratieve geldboete. Het [2 Marktenhof]2 waarbij een dergelijk beroep aanhangig wordt gemaakt, kan evenwel, alvorens recht te doen, de schorsing bevelen van de tenuitvoerlegging van de beslissing die het voorwerp uitmaakt van het beroep als de aanvrager ernstige middelen inroept die de vernietiging of herziening van de beslissing mogelijk kunnen rechtvaardigen en als de onmiddellijke tenuitvoerlegging ervan hem een ernstig en moeilijk te herstellen nadeel dreigt te berokkenen. Het hof spreekt zich onverwijld uit over de vordering tot schorsing. [1 Zo ook kunnen alle personen die een belang hebben een beroep aanhangig maken bij het [2 Marktenhof]2 en de schorsing vragen van de tenuitvoerlegging van alle beslissingen van de commissie genomen in toepassing van de artikel en 15/5 tot 15/5quinquies waardoor de commissie de wet zou overtreden. Een vordering tot schorsing kan niet worden ingeleid zonder dat een vordering ten gronde wordt ingeleid.]1. <L 2006-07-20/39, art. 127, 015; Inwerkingtreding : 07-08-2006>
  § 2. Het beroep wordt, op straffe van onontvankelijkheid, die ambtshalve wordt uitgesproken, ingesteld bij ondertekend verzoekschrift dat wordt neergelegd ter griffie van het hof van beroep te Brussel binnen een termijn van dertig dagen vanaf de kennisgeving van de beslissing of, voor de belanghebbenden aan wie de beslissing niet werd ter kennis gebracht, binnen een termijn van dertig dagen vanaf de publicatie van de beslissing, of, bij ontstentenis van publicatie, binnen een termijn van dertig dagen vanaf de kennisneming ervan. Het verzoekschrift wordt ter griffie neergelegd in zoveel exemplaren als er betrokken partijen zijn.
  § 3. [1 Binnen drie werkdagen die volgen op de neerlegging van het verzoekschrift, wordt het betekend via gerechtsbrief door de griffie van het hof van beroep aan alle door de verzoeker bij de zaak opgeroepen partijen. De griffie van het hof van beroep vraagt aan het directiecomité van de commissie een administratief dossier neer te leggen betreffende de aangevochten akte bij de griffie, met het verzoekschrift. De indiening van het administratief dossier geschiedt ten laatste de dag van het inleidend verhoor, zonder evenwel dat de termijn tussen het ontvangen van het verzoekschrift en het inleidend verhoor minder mag zijn dan tien dagen. In geval van uiterste hoogdringendheid kan het [2 Marktenhof]2 de termijn voor de indiening van het administratief dossier inkorten, zonder dat dat deze termijn evenwel korter mag zijn dan vijf dagen na het ontvangen van het verzoekschrift. Het administratief dossier kan door de partijen worden geraadpleegd bij de griffie van het hof van beroep vanaf de neerlegging ervan en tot de sluiting der debatten.]1
  § 4. Op ieder ogenblik kan het [2 Marktenhof]2 ambtshalve alle andere partijen, wier toestand beïnvloed dreigt te worden door de beslissing die het voorwerp uitmaakt van het beroep, uitnodigen in het geding tussen te komen.
  § 5. Deel IV, Boek II, Titel III, Hoofdstuk VIII van het Gerechtelijk Wetboek is van toepassing op de procedure voor het [2 Marktenhof]2.
  § 6. Het [2 Marktenhof]2 stelt de termijnen vast waarbinnen de partijen elkaar hun schriftelijke opmerkingen mededelen en een kopie ervan neerleggen ter griffie. Het hof bepaalt eveneens de datum van de debatten.
  Het [2 Marktenhof]2 beslist binnen een termijn van zestig dagen na de neerlegging van het in § 2 beoogde verzoekschrift.
  ----------
  (1)<W 2012-01-08/02, art. 94, 029; Inwerkingtreding : 21-01-2012>
  (2)<W 2016-12-25/14, art. 56, 040; Inwerkingtreding : 09-01-2017>

Art. 15/22.<Ingevoegd bij W 2005-07-20/41, art. 70; Inwerkingtreding : 01-02-2006> § 1. Het beroep, ingesteld bij de [1 Belgische Mededingingsautoriteit]1, is onderworpen aan de onderzoeksbepalingen en procedureregels met betrekking tot de restrictieve mededingingspraktijken, zoals bepaald in (de wetten van 10 juni 2006 tot bescherming van de economische mededinging en tot oprichting van een Raad voor de Mededinging). <L 2006-07-20/39, art. 115, 1°, 015; Inwerkingtreding : 01-10-2006>
  § 2. Het beroep wordt ingesteld, bij de [1 Belgische Mededingingsautoriteit]1, binnen een termijn van dertig dagen vanaf de betekening van de beslissing of, voor de belanghebbenden aan wie de beslissing niet werd betekend, binnen een termijn van dertig dagen vanaf de publicatie van de beslissing of, bij ontstentenis van publicatie, binnen een termijn van dertig dagen vanaf de kennisneming ervan.
  (De [1 Belgische Mededingingsautoriteit]1, opgericht bij de wet van 10 juni 2006, beslist binnen een termijn van vier maanden.) <L 2006-07-20/39, art. 115, 2°, 015; Inwerkingtreding : 01-10-2006>
  ----------
  (1)<W 2013-04-03/18, art. 20, 032; Inwerkingtreding : 06-09-2013 (KB 2013-08-30/14, art. 1)>

HOOFDSTUK IVocties. - Bevoegdheid tot schorsing door de Ministerraad.
Art. 15/23.
  <Opgeheven bij W 2012-01-08/02, art. 95, 029; Inwerkingtreding : 21-01-2012>

HOOFDSTUK IVnovies. - Openbaarheid van de beslissingen van de Commissie.
Art. 15/24.<Ingevoegd bij W 2005-07-20/41, art. 71; Inwerkingtreding : 01-02-2006> De definitieve versies van de beslissingen van het directiecomité [2 ...]2 van de Commissie zijn openbaar en worden gepubliceerd op de website van de Commissie, www.creg.be, [1 waarbij de vertrouwelijkheid van de commercieel gevoelige informatie en/of persoonsgegevens veilig wordt gesteld]1.
  ----------
  (1)<W 2012-01-08/02, art. 96, 029; Inwerkingtreding : 21-01-2012>
  (2)<W 2014-05-08/23, art. 32, 035; Inwerkingtreding : 14-06-2014>

HOOFDSTUK IVdecies. [1 - De Energienorm.]1   ----------   (1)
Art. 15/25. [1 § 1. Uiterlijk op 15 mei van ieder jaar publiceert de commissie een studie over de verschillende kostencomponenten van de aardgasfactuur die minstens een vergelijking met de buurlanden bevat. De commissie voert deze opdracht, indien mogelijk, uit in samenwerking met de gewestelijke energieregulatoren.
   § 2. Op advies van de commissie, bepaalt de Koning, bij besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de categorieën van verbruikers, wat betreft het type van economische activiteit en de hoeveelheid verbruik, die zullen worden gebruikt voor het opmaken van de in paragraaf 1 bedoelde studie.
   § 3. Onverminderd haar in artikel 15/5bis bedoelde bevoegdheden en uiterlijk op 1 juli van hetzelfde jaar, en na het inwinnen van het advies van de Adviesraad Gas en Elektriciteit en van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven geeft de commissie een advies aan de minister met aanbevelingen voor maatregelen ter vrijwaring van de concurrentiekracht van de ondernemingen en de koopkracht van de residentiële afnemers. Die aanbevelingen slaan op de kostencomponenten van de aardgasfactuur die onder de federale energiebevoegdheid vallen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2022-02-28/03, art. 7, 055; Inwerkingtreding : 18-03-2022>


HOOFDSTUK IVundecies. [1 - Uitzonderlijke solidariteitsbijdrage van de beheerder van het aardgasvervoersnet.]1   ----------   (1)
Art. 15/26. [1 § 1. Ten behoeve van de staat wordt een uitzonderlijke solidariteitsbijdrage van de beheerder van het aardgasvervoersnet ingesteld.
   § 2. Het bedrag van de bijdrage bedoeld in paragraaf 1 is 300 miljoen euro.
   § 3. De in paragraaf 1 bedoelde bijdrage moet uiterlijk op 16 januari 2023 worden gestort op de bankrekening BE42 6792 0000 0054 van het Team "Beheer Centrale Rekening Inning en Invordering" van de Federale Overheidsdienst Financiën.
   § 4. Indien de bijdrage bedoeld in paragraaf 1 niet binnen de in paragraaf 3 gestelde termijn is betaald, zijn over de verschuldigde bedragen voor de hele duur van de vertraging van rechtswege nalatigheidsinteresten verschuldigd gelijk aan de wettelijke rentevoet en worden de verschuldigde bedragen ingevorderd door de administratie van de Federale Overheidsdienst Financiën belast met de inning en de invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen overeenkomstig artikel 3 van de domaniale wet van 22 december 1949.
   De op grond van het eerste lid verschuldigde nalatigheidsinterest wordt per kalendermaand berekend over het openstaande bedrag van de heffing, naar beneden afgerond op het dichtstbijzijnde veelvoud van 10 euro. De maand van de vervaldag wordt niet meegerekend, maar de maand waarin de betaling plaatsvindt, wordt als een hele maand gerekend. De rente van één maand wordt alleen gevorderd als deze 5 euro bereikt.
   De uitzonderlijke solidariteitsbijdrage en de verhoging bedoeld in artikel 15/28 verjaren vijf jaar vanaf het moment waarop ze verschuldigd zijn geworden.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2022-12-26/01, art. 18, 058; Inwerkingtreding : 30-12-2022>


Art. 15/27. [1 § 1. De bijdrage bedoeld in artikel 15/26, § 1 is een kost voor de beheerder van het aardgasvervoersnet, waarvoor het in artikel 15/5bis, § 5, 12°, bedoelde richtsnoer niet van toepassing is.
   § 2. De bijdrage bedoeld in artikel 15/26, § 1, is een fiscaal aftrekbare beroepskost in de zin van artikel 49 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2022-12-26/01, art. 19, 058; Inwerkingtreding : 30-12-2022>


Art. 15/28. [1 Onverminderd artikel 15/26, § 4 kan de Federale Overheidsdienst Financiën, bij ontstentenis van betaling of laattijdige betaling van het bedrag bedoeld in artikel 15/26, § 1 de beheerder van het aardgasvervoersnet, na hem te hebben gehoord of naar behoren te hebben opgeroepen, een verhoging van de bijdrage opleggen van maximum 10 % van het bedrag bedoeld in artikel 15/26, § 2. Deze verhoging wordt ingevorderd zoals de bijdrage bedoeld in artikel 15/26, § 1.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2022-12-26/01, art. 20, 058; Inwerkingtreding : 30-12-2022>


HOOFDSTUK V. - [1 Uitvoering van de wet, de veiligheidsregels en Technische Codes voor de vervoerinstallaties]1   ----------   (1)
Art.16.Voor de uitvoering van deze wet bepaalt de Koning onder meer :
  1° [1 ...]1;
  2° welke overheden of diensten, behalve provincies en gemeenten, moeten worden geraadpleegd en binnen welke termijn zij hun advies moeten geven;
  3° de procedure en de formaliteiten die in acht moeten worden genomen bij elk in artikel 9 bedoeld gebruik van het openbaar domein, of wanneer de centrale, provinciale of gemeentelijke overheden, overeenkomstig hetzelfde artikel, de op hun openbaar domein aangelegde vervoerinstallaties willen doen wijzigen;
  4° de procedure die moet worden gevolgd voor de verklaring van openbaar nut bedoeld in artikel 10, en binnen welke termijn gevolg moet worden gegeven aan een aanvraag tot verklaring van openbaar nut;
  5° (...); <W 1999-04-29/43, art. 16, 003; Inwerkingtreding : 05-06-2002>
  6° (...); <W 1999-04-29/43, art. 16, 003; Inwerkingtreding : 05-06-2002>
  7° de [2 schadebedingen]2 die mogen worden gesteld in geval van niet-nakoming van de verbintenissen inzake gasvervoer;
  (8° de voorschriften die moeten worden in acht genomen door eenieder die, in de nabijheid van vervoerinstallaties door middel van leidingen, werken uitvoert, doet uitvoeren of beoogt uit te voeren.) [1 Deze voorschriften kunnen veiligheidsverplichtingen voorzien ten laste van de natuurlijke en rechtspersonen die werken uitvoeren in de nabijheid van leidingen, zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van hoofdstuk V van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk en haar uitvoeringsbesluiten.]1 <W 1987-07-28/34, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 1987-10-03>
  De Koning bepaalt ook de schaal van de maximumretributies die de Staat, de provincie of de gemeente, overeenkomstig artikel 13, als vergoeding voor de bezetting van zijn openbaar of privaat domein mag heffen, alsmede de schaal van de minimumuitkeringen die krachtens hetzelfde artikel aan private personen verschuldigd zijn.
  ----------
  (1)<W 2014-05-08/23, art. 34, 035; Inwerkingtreding : 14-05-2016>
  (2)<W 2022-04-28/25, art. 32, 057; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

Art. 16_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.  Voor de uitvoering van deze wet bepaalt de Koning onder meer :  1° [1 ...]1;  2° welke overheden of diensten, behalve provincies en gemeenten, moeten worden geraadpleegd en binnen welke termijn zij hun advies moeten geven;  3° (NOTA : punt 3° opgeheven voor her Brussels Hoofdstedelijk Gewest voor zover het op de bouwplaatsen betrekking heeft. <ORD 2008-07-03/43, art. 91, 021; Inwerkingtreding : 01-11-2013>) de procedure en de formaliteiten die in acht moeten worden genomen bij elk in artikel 9 bedoeld gebruik van het openbaar domein, of wanneer de centrale, provinciale of gemeentelijke overheden, overeenkomstig hetzelfde artikel, de op hun openbaar domein aangelegde vervoerinstallaties willen doen wijzigen;  4° de procedure die moet worden gevolgd voor de verklaring van openbaar nut bedoeld in artikel 10, en binnen welke termijn gevolg moet worden gegeven aan een aanvraag tot verklaring van openbaar nut;  5° (...); <W 1999-04-29/43, art. 16, 003; Inwerkingtreding : 05-06-2002, voorzover art. 15/3 invoegt in deze wet>  6° (...); <W 1999-04-29/43, art. 16, 003; Inwerkingtreding : 05-06-2002, voorzover art. 15/3 invoegt in deze wet>  7° de [2 schadebedingen]2 die mogen worden gesteld in geval van niet-nakoming van de verbintenissen inzake gasvervoer;  (8° de voorschriften die moeten worden in acht genomen door eenieder die, in de nabijheid van vervoerinstallaties door middel van leidingen, werken uitvoert, doet uitvoeren of beoogt uit te voeren.) [1 Deze voorschriften kunnen veiligheidsverplichtingen voorzien ten laste van de natuurlijke en rechtspersonen die werken uitvoeren in de nabijheid van leidingen, zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van hoofdstuk V van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk en haar uitvoeringsbesluiten.]1 <W 1987-07-28/34, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 1987-10-03>  De Koning bepaalt ook de schaal van de maximumretributies die de Staat, de provincie of de gemeente, overeenkomstig artikel 13, als vergoeding voor de bezetting van zijn openbaar of privaat domein mag heffen, alsmede de schaal van de minimumuitkeringen die krachtens hetzelfde artikel aan private personen verschuldigd zijn.  ----------
  (1)<W 2014-05-08/23, art. 34, 035; Inwerkingtreding : 14-05-2016>
  (2)<W 2022-04-28/25, art. 32, 057; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

Art.17.[1 § 1. Na advies van Algemene Directie Energie van de FOD Economie en advies van de Administratie Kwaliteit en Veiligheid van de FOD Economie, bepaalt de Koning de algemene veiligheidsvoorschriften in het kader van het ontwerp, de bouw, de exploitatie en de buitengebruikstelling van vervoerinstallaties.
   De algemene voorschriften definiëren onder meer :
   1° de verplichtingen van de houder van een vervoervergunning ter preventie en behandeling van ongevallen door de invoering van een systeem van veiligheidsbeheer en een noodplan;
   2° de voorbehouden zone en het daaraan verbonden verbod om te bouwen, te bezetten, te werken of aan te planten;
   3° de ingravingsdiepte van de leidingen en de voorwaarden waaronder een bovengrondse installatie kan worden gebruikt;
   4° de bescherming van het tracé;
   5° de bescherming tegen corrosie;
   6° de gebruikte materialen en de specificatie voor de levering van materialen alsook de testen en controle van materialen;
   7° de specificaties voor de berekening van de leiding;
   8° de specificaties voor de uitvoering van de werken op de werf bij de aanleg van leidingen;
   9° de controle op de samengevoegde onderdelen;
   10° de controle op de werken na de aanleg en de ontvangsttesten op het vlak van de dichtheid;
   11° de exploitatievoorwaarden; met inbegrip van het toezicht op de vervoerinstallaties, alsook de druk, de temperatuur en de wanddikte van de vervoerinstallaties;
   12° de verplichtingen van de organismen voor de controle van de vervoerinstallaties; en
   13° de vereisten inzake de risicoanalyse.
   § 2. Op voorstel van een of meerdere houders van een vervoervergunning en na advies van de Administratie Kwaliteit en Veiligheid van de FOD Economie, of op voorstel van de Administratie Kwaliteit en Veiligheid van de FOD Economie en na overleg met een of meerdere houders van een vervoervergunning, keurt de minister de Technische Codes goed.
   De respectievelijke Technische Codes bepalen de technische maatregelen die noodzakelijk zijn om de algemene veiligheidsvoorschriften bedoeld in § 1. van dit artikel uit te voeren door de voorschriften met betrekking tot de veiligheid, meer bepaald in het kader van het ontwerp, de bouw, inbedrijfstelling, het toezicht, het onderhoud, en de buitengebruikstelling van vervoerinstallaties, het veiligheidsbeheersysteem en het noodplan verder uit te werken.
   § 3. De minister kan aan de ambtenaren van de FOD Economie die hij aanduidt voor specifieke door hem voorziene functies, de bevoegdheid delegeren om :
   1° binnen de grenzen bepaald door de Koning, algemene technische maatregelen te bepalen;
   2° binnen de grenzen bepaald door de Koning, individuele technische maatregelen te bepalen.]1
  ----------
  (1)<W 2014-05-08/23, art. 35, 035; Inwerkingtreding : 14-05-2016>

Art. 17/1. [1 § 1. De vervoerinstallaties moeten worden ontworpen, gebouwd, geëxploiteerd en buiten gebruik gesteld overeenkomstig de regels voorzien in artikelen 16 en 17.
   De houder van een vervoervergunning bouwt, exploiteert, onderhoudt, ontwikkelt en stelt een vervoerinstallatie buiten gebruik op een economische en veilige wijze en zet de redelijke middelen in om de veiligheid van goederen en personen te verzekeren, met respect voor het milieu.
   § 2. De verplichtingen voorzien in § 1 van dit artikel worden in hoofde van de houder van een vervoervergunning als voldaan beschouwd wanneer deze laatste deze wet en de uitvoeringsbesluiten voorzien in artikelen 16 en 17 van de wet alsook de vervoervergunning(en) naleeft.
   Zonder afbreuk te doen aan de verplichtingen in hoofde van de betrokkenen bij de uitvoering van werken in de nabijheid van vervoerinstallaties bedoeld in het koninklijk besluit van 21 september 1988, moeten de vervoerinstallaties aan de interne en externe belastingen kunnen weerstaan waaraan zij kunnen worden onderworpen in normale bedrijfsomstandigheden zoals beschreven in de Technische Codes. Deze verplichting van de houder van de vervoervergunning is een middelenverbintenis.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2014-05-08/23, art. 36, 035; Inwerkingtreding : 14-05-2016>

Art. 17/2.[1 § 1. De volgende personen worden bestraft met een administratieve geldboete van 50 tot 20.000 euro :
   1° zij die zich verzetten tegen de onderzoeken en naspeuringen die krachtens deze wet plaatsvinden, zij die weigeren de informatie te verstrekken die zij krachtens deze wet verplicht zijn aan te leveren of zij die hen opzettelijk onjuiste of onvolledige informatie geven;
   2° zij die de bepalingen van deze wet of een van de uitvoeringsbesluiten ervan die genomen zijn op basis van de artikelen 16 en 17 overtreden.
   In geval van samenloop van inbreuken worden de bedragen van de administratieve boetes bij elkaar opgeteld, zonder dat hun totaal het vierdubbele van het maximum voorzien in het eerste lid kan overschrijden.
   De ondernemingen zijn burgerlijk aansprakelijk voor de geldboetes waartoe hun beheerders, zaakvoerders of mandatarissen voor dergelijke inbreuken veroordeeld worden.
   § 2. Onverminderd de bevoegdheden van de officieren van gerechtelijke politie wijst de Koning de ambtenaren van de Overheidsdienst Economie, K.MO., Middenstand en Energie aan die bevoegd zijn om de inbreuken op deze wet en op de besluiten die in uitvoering ervan genomen zijn op te sporen en vast te stellen. Hun processen-verbaal zijn rechtsgeldig tot bewijs van het tegendeel.
  [2 § 2/1. Wanneer is vastgesteld dat een handeling een inbreuk op deze wet of één van haar uitvoeringsbesluiten vormt, kunnen de ambtenaren bedoeld in paragraaf 2, een waarschuwing richten tot de overtreder waarbij die tot stopzetting van de handeling wordt aangemaand, overeenkomstig artikel XV.31 van het Wetboek van economisch recht.]2
   § 3. De daartoe gemachtigde agenten kunnen na inzage van de processen-verbaal waarin een inbreuk op de bepalingen van deze wet zijn vastgesteld en die zijn opgesteld door de agenten bedoeld in § 2, de overtreders voorstellen een som te betalen die bepaald wordt met toepassing van § 1, waardoor de openbare vordering teniet wordt gedaan. De betalings- en inningsmodaliteiten worden door de Koning bepaald.
   § 4. De natuurlijke of rechtspersoon aan wie een administratieve geldboete wordt opgelegd kan binnen de door de Koning bepaalde termijn voor betaling van de geldboete, bij de rechtbank van eerste aanleg van Brussel beroep aantekenen tegen de beslissing om een geldboete op te leggen.
   Het beroep wordt ingediend via verzoekschrift op tegenspraak op basis van de artikelen 1034bis en volgens van het Gerechtelijk Wetboek.
   Het beroep schorst de uitvoering van de beslissing.
   De voorschriften van het eerste boek van het Strafwetboek zijn van toepassing, met inbegrip van Hoofdstuk VII en artikel 85.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2014-05-08/23, art. 37, 035; Inwerkingtreding : 14-06-2014>
  (2)<W 2023-11-05/07, art. 64, 062; Inwerkingtreding : 21-12-2023>

HOOFDSTUK VI. - (Sancties).
Art.18.<W 2008-12-22/32, art. 68, 023; Inwerkingtreding : 29-12-2008> § 1. Onverminderd de bevoegdheden van de officieren van gerechtelijke politie, wijst de Koning de ambtenaren van de Federale Overheidsdienst Economie, KMO, Middenstand en Energie aan die bevoegd zijn om de overtredingen bedoeld in artikel 19 en 20/1 op te sporen en vast te stellen; hun proces-verbaal heeft bewijskracht tot het tegenbewijs wordt geleverd.
  De in het eerste lid bedoelde ambtenaren kunnen :
  1° gebouwen, werkplaatsen en hun aanhorigheden tijdens de openings- of werkuren betreden, wanneer dat voor de uitoefening van hun opdracht noodzakelijk is;
  2° alle dienstige vaststellingen doen, zich documenten, stukken, boeken en voorwerpen die bij de opsporing en vaststelling nodig zijn, doen vertonen en die in beslag nemen.
  Wanneer deze handelingen de kenmerken van een huiszoeking vertonen, mogen ze door de in het eerste lid bedoelde ambtenaren enkel worden gesteld met machtiging van de onderzoeksrechter of de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg die daartoe bij verzoekschrift is aangezocht.
  § 2. De Koning wijst de ambtenaren van de Federale Overheidsdienst Economie, KMO, Middenstand en Energie aan die belast zijn met de administratieve controle op de naleving van deze wet en haar uitvoeringsbesluiten.
  § 3. Onverminderd artikel 8 van het Wetboek van Strafvordering, wijst de Koning de leden van het Directiecomité en de personeelsleden van de Commissie aan die bekleed zijn met de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie.
  De leden bedoeld in het voorgaande lid zijn bevoegd om inbreuken op [1 het artikel [2 15/14, § 2, tweede lid, 5° bis]2, 12° en 13°, 16° tot 18°, 20°, 23° en 25°, op het artikel 15/14bis, op het artikel 15/14ter, op het artikel 15/16, § 1, [2 evenals op artikelen 3, 4 en 5 van de Verordening (EU) nr. 1227/2011]2 wat betreft de uitvoering van de opdrachten van de commissie bedoeld in het artikel [2 15/14, § 2, tweede lid, 5° bis]2, 12° en 13°, 16° tot 18°, 23° en 25°, op het artikel 15/14bis, op het artikel 15/14ter en op het artikel 15/16, § 1bis]1, van deze wet en op de uitvoeringsbesluiten ervan op te sporen en vast te stellen, door middel van processen-verbaal die bewijs opleveren tot het tegendeel. Hiertoe kunnen zij :
  1° gebouwen, werkplaatsen en hun aanhorigheden tijdens de openings- of werkuren betreden, wanneer zulks voor de uitoefening van hun opdracht noodzakelijk is;
  2° alle dienstige vaststellingen doen, zich documenten, stukken, boeken en voorwerpen die bij de opsporing en vaststelling van inbreuken nodig zijn, doen vertonen en die in beslag nemen;
  3° alle inlichtingen verzamelen en alle geschreven of mondelinge verklaringen of getuigenissen afnemen;
  4° bijstand verlenen in het kader van de uitvoering van de beslissingen van de Commissie.
  [2 Om de toepassing van de artikelen 3, 4 en 5 van de Verordening (EU) nr. 1227/2011 te garanderen kan de commissie eisen dat haar, in het kader van en met het oog op het onderzoek, bestaande overzichten van telefoon- en dataverkeer worden bezorgd.]2
  Wanneer die daden de kenmerken van een huiszoeking dragen, mogen ze alleen met toepassing van de artikelen 87 tot 90 van het Wetboek van Strafvordering worden ingesteld.
  [2 Wanneer de handelingen de kenmerken hebben van het afluisteren van telefoonverkeer, kunnen zij enkel gesteld worden met toepassing van de artikelen 90ter tot 90decies van het Wetboek van strafvordering.
   Wanneer een persoon een verklaring of gelijk welke schriftelijke of mondelinge getuigentis aflegt overeenkomstig § 3, tweede lid, 2°, wordt hij bijgestaan door een raadsman.]2
  De leden bedoeld in het eerste lid, kunnen voor de uitvoering van hun opdrachten een beroep doen op de openbare macht en beschikken over alle middelen die aan de agenten van de openbare macht worden toegekend. Onverminderd de bijzondere wetten die de geheimhouding van de verklaringen garanderen, zijn de openbare besturen gehouden hun bijstand te verlenen aan deze leden in de uitoefening van hun opdrachten. De leden kunnen eveneens de bijstand vorderen van de overtreder of van zijn aangestelden.
  De leden bedoeld in het eerste lid oefenen hun opdracht van officier van gerechtelijke politie uit volgens de regels bepaald door een koninklijk besluit overlegd in Ministerraad, op voorstel van de commissie. Zij leggen de eed af voor de Minister van Justitie, overeenkomstig de bepalingen in uitvoering van het decreet van 31 juli 1831. In hun hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie, zijn zij onderworpen aan het toezicht van de procureur-generaal.
  ----------
  (1)<W 2012-01-08/02, art. 97, 029; Inwerkingtreding : 21-01-2012>
  (2)<W 2014-05-08/23, art. 38, 035; Inwerkingtreding : 14-06-2014>

Art. 18/1. [1 § 1. De inbreuken op artikel 15/5bis, §§ 11/1 tot 11/3, en hun uitvoeringsbesluiten, kunnen het voorwerp uitmaken van:
   1° de toepassing van de transactieprocedure zoals bedoeld in artikel 17/2, § 3;
   2° een administratieve vervolging met toepassing van de procedure bedoeld in titel 1/2 van boek XV van het Wetboek van economisch recht;
   3° een strafrechtelijke vervolging.
   § 2. De vervolging gebeurt overeenkomstig titel 1/1 van boek XV van het Wetboek van economisch recht en overeenkomstig de artikelen 18/2 en 18/3 van deze wet.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2023-11-05/07, art. 65, 062; Inwerkingtreding : 21-12-2023>


Art. 18/2. [1 Het openbaar ministerie bezorgt aan de bevoegde ambtenaren bedoeld in artikel XV.60/4 van het Wetboek van economisch recht een kennisgeving van zijn beslissing om al dan niet strafvervolging in te stellen, of al dan niet een minnelijke schikking bedoeld in artikel 216bis van het Wetboek van strafvordering of een bemiddeling in strafzaken bedoeld in artikel 216ter van hetzelfde Wetboek voor te stellen.
   Wanneer het openbaar ministerie afziet van het instellen van een strafvervolging en van het voorstellen van een minnelijke schikking bedoeld in artikel 216bis van het Wetboek van strafvordering of een bemiddeling in strafzaken bedoeld in artikel 216ter van hetzelfde Wetboek of wanneer het openbaar ministerie geen beslissing heeft genomen binnen een termijn van drie maanden te rekenen van de dag van ontvangst van het proces-verbaal waarin de inbreuk werd vastgelegd, beslissen de bevoegde ambtenaren bedoeld in artikel XV.60/4 van het Wetboek van economisch recht of de procedure voor de administratieve geldboete moet worden opgestart.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2023-11-05/07, art. 66, 062; Inwerkingtreding : 21-12-2023>


Art. 18/3. [1 Indien het openbaar ministerie afziet van het instellen van een strafvervolging en van het voorstellen van een minnelijke schikking bedoeld in artikel 216bis van het Wetboek van strafvordering of een bemiddeling in strafzaken bedoeld in artikel 216ter van hetzelfde Wetboek en indien er aanvullende onderzoeksdaden hebben plaatsgevonden, bezorgt het een afschrift van de procedurestukken van deze onderzoeksdaden aan de bevoegde ambtenaren bedoeld in artikel XV.60/4 van het Wetboek van economisch recht.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2023-11-05/07, art. 67, 062; Inwerkingtreding : 21-12-2023>


Art. 18/4. [1 Zij die artikel 15/5bis, §§ 11/1 tot 11/3, van deze wet en hun uitvoeringsbesluiten overtreden, worden gestraft met hetzij een strafrechtelijke geldboete hetzij met een administratieve geldboete van een minimumbedrag van 26 euro tot een maximumbedrag van 10.000 euro of tot vier procent van de totale jaaromzet in het laatst afgesloten boekjaar voorgaand aan het opleggen van de strafrechtelijke of administratieve geldboete waarover gegevens beschikbaar zijn die toelaten om de jaaromzet vast te stellen, indien dit een hoger bedrag vertegenwoordigt.
   Zij die te kwader trouw artikel 15/5bis, §§ 11/1 tot 11/3, van deze wet en hun uitvoeringsbesluiten overtreden, worden gestraft met hetzij een strafrechtelijke geldboete hetzij met een administratieve geldboete van een minimumbedrag van 26 euro tot een maximumbedrag van 25.000 euro of tot zes procent van de totale jaaromzet in het laatst afgesloten boekjaar voorgaand aan het opleggen van de strafrechtelijke of administratieve geldboete waarover gegevens beschikbaar zijn die toelaten om de jaaromzet vast te stellen, indien dit een hoger bedrag vertegenwoordigt.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2023-11-05/07, art. 68, 062; Inwerkingtreding : 21-12-2023>


Art. 18/5. [1 § 1. De bepalingen van titel 2, hoofdstuk 1/1 van boek XV van het Wetboek van economisch recht zijn toepasselijk op de administratieve geldboetes bedoeld in artikel 18/4.
   § 2. De opdeciemen bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de wet van 5 maart 1952 betreffende de opdécimes op de strafrechtelijke geldboeten zijn van toepassing op de administratieve geldboetes bedoeld in artikel 18/4.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2023-11-05/07, art. 69, 062; Inwerkingtreding : 21-12-2023>


Art. 18/6. [1 De artikelen XV.69, XV.71, XV.73 en XV.74 van het Wetboek van economisch recht zijn toepasselijk op de strafrechtelijke inbreuken bedoeld in artikel 18/4.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2023-11-05/07, art. 70, 062; Inwerkingtreding : 21-12-2023>


Art.19. Overtreding (van artikel 22) van deze wet en van de besluiten gesteld tot uitvoering van deze wet wordt gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot een maand en met geldboete van [1 2,48 euro tot 2.478,94 euro ]1, of met één van die straffen alleen. In geval van herhaling wordt de geldboete verdubbeld en wordt de overtreder gestraft met gevangenisstraf van vijftien dagen tot drie jaar. <W 1999-04-29/43, art. 20, 003; Inwerkingtreding : 05-06-2002>
  De bepalingen van het Eerste Boek van het Strafwetboek met inbegrip van hoofdstuk VII en artikel 85 zijn toepasselijk op de in het eerste lid bedoelde overtredingen.
  De artikelen 523 en 525 van het Strafwetboek zijn toepasselijk op de opzettelijke beschadiging of vernieling van eender welke gasvervoerinstallatie.
  ----------
  (1)<W 2012-01-08/02, art. 98, 029; Inwerkingtreding : 21-01-2012>

Art. 19bis. [1 De aardgasondernemingen aan de Algemene Directie Energie, op straffe van dwangsom van een maximumbedrag van 1 % van de jaaromzet van de betrokken activiteit in België, alle informatie mede die ze nodig heeft voor de uitoefening van zijn opdrachten krachtens deze wet.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2012-01-08/02, art. 99, 029; Inwerkingtreding : 21-01-2012>

Art.20. Onverminderd de toepassing van de straffen bepaald bij de artikelen 271 tot 274 van het Strafwetboek wordt gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot één maand en met geldboete van [1 2,48 euro tot 2.478,94 euro]1, of met een van die straffen alleen, hij die de in artikel 18 genoemde officieren of ambtenaren opzettelijk belemmert of hindert in de uitvoering van de aldaar bepaalde opdrachten. In geval van herhaling wordt de geldboete verdubbeld en wordt de overtreder gestraft met gevangenisstraf van vijftien dagen tot drie jaar.
  De bepalingen van het Eerste Boek van het Strafwetboek met inbegrip van hoofdstuk VII en artikel 85 zijn toepasselijk op de in het eerste lid bedoelde overtredingen.
  ----------
  (1)<W 2012-01-08/02, art. 100, 029; Inwerkingtreding : 21-01-2012>

Art. 20/1.<Ingevoegd bij W 1999-04-29/43, art. 21; Inwerkingtreding : onbepaald , Inwerkingtreding : 22-09-2001, dat artikel 20/1, § 1, 2° van deze wet invoegt, wat betreft de inbreuken op de bepalingen genomen in uitvoering van de artikelen 15/3 en 15/5 § 4 en Inwerkingtreding : 05-06-2002, betreffende de inbreuken op artikel 3 van deze wet > § 1. Worden gestraft met gevangenisstraf van één maand tot één jaar en met geldboete van [1 1,24 tot 495,79 euro]1 of met één van deze straffen alleen :
  1° zij die de verificaties en onderzoeken van de Commissie (...) krachtens deze wet hinderen, weigeren hun informatie te verstrekken die zij gehouden zijn mee te delen krachtens deze wet, of hun bewust verkeerde of onvolledige informatie verstrekken; <W 2007-03-16/32, art. 8, 018; Inwerkingtreding : 05-04-2007>
  2° zij die de bepalingen van de artikelen 3, 15/3 en 15/5, § 4 overtreden.
  § 2. De Koning kan strafsancties bepalen voor inbreuken op de bepalingen van de uitvoeringsbesluiten van deze wet die Hij aanduidt. Deze strafsancties mogen een gevangenisstraf van zes maanden en een geldboete van [1 495,79 euro]1 niet overschrijden.
  § 3. De bepalingen van het eerste boek van het Strafwetboek zijn van toepassing op de inbreuken bepaald in §§ 1 en 2. De vennootschappen zijn burgerlijk aansprakelijk voor de geldboeten waarvoor hun bestuurders, zaakvoerders of lasthebbers wegens dergelijke inbreuken worden veroordeeld.

(NOTA : Inwerkingtreding van § 1, 1°, en §§ 2 en 3 vastgesteld op 24-10-2000 door KB 2000-09-21/34, art. 2, 1°)
  ----------
  (1)<W 2012-01-08/02, art. 101, 029; Inwerkingtreding : 21-01-2012>

Art. 20/1bis. [1 Elke overtreding op de door deze wet en de uitvoeringsbesluiten ervan uitgevaardigde vertrouwelijkheidsregels wordt bestraft met de straffen bepaald bij artikel 458 van het Strafwetboek. De bepalingen van Boek I van het Strafwetboek, met inbegrip van hoofdstuk VII en artikel 85, zijn van toepassing.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2012-01-08/02, art. 102, 029; Inwerkingtreding : 21-01-2012>

Art. 20/2.<Ingevoegd bij W 1999-04-29/43, art. 22; Inwerkingtreding : 24-10-2000> Onverminderd de andere door deze wet voorziene maatregelen, kan de Commissie elke [4 ...]4 natuurlijke of rechtspersoon verplichten tot naleving van specifieke bepalingen [1 van deze wet, de uitvoeringsbesluiten ervan, [5 de beslissing genomen door de Commissie met toepassing van artikel 15/5undecies]5 van latere wetten betreffende de tarieven of betreffende de bijdrage bedoeld in artikel 15/11, of van alle andere bepalingen op de toepassing waarvan ze toeziet krachtens artikel 15/14, § 2, tweede lid, 5°,]1 [5 5° bis, 16° en 17°]5 binnen de termijn bepaald door de Commissie. Indien deze persoon bij het verstrijken van de termijn in gebreke blijft, kan de Commissie, op voorwaarde dat de persoon werd gehoord of naar behoren werd opgeroepen, [2 in aanwezigheid van zijn raadsman]2 een administratieve geldboete opleggen. De geldboete mag, per kalenderdag, [1 niet lager zijn dan 1.240 euro, noch hoger zijn dan ]1 [3 10]3 procent van de omzet die de betrokken persoon heeft gerealiseerd op de nationale (aardgasmarkt) tijdens het laatste afgesloten boekjaar [3 ...]3. [2 ...]2 <W 2001-07-16/30, art. 13, 005; Inwerkingtreding : 30-07-2001>
  [2 Bovendien, indien deze persoon bij het verstrijken van de termijn, bepaald door de commissie, in gebreke blijft al de bepalingen na te leven op de toepassing waarvan de commissie toeziet krachtens artikel 15/14, § 2, tweede lid, 5° bis, [5 16° en 17°]5 kan de commissie, op voorwaarde dat de persoon werd gehoord of naar behoren werd opgeroepen in aanwezigheid van zijn raadsman, een dwangsom opleggen. De dwangsom mag, per kalenderdag, niet minder bedragen dan 250 euro, noch meer bedragen dan 50.000 euro, noch in het totaal 2.500.000 euro overschrijden.
   In het geval van recidive van een persoon die nalaat om zich in overeenstemming te brengen met de bepalingen waarover de commissie toezicht uitoefent op de naleving ervan uit hoofde van artikel 15/14, § 2, tweede lid, 5° bis, [5 16° en 17°]5 kan de commissie de geldboete en/of de dwangsom maximaal vermeerderen tot het dubbele van het maximale bedrag zoals bedoeld in het eerste en het tweede lid.
   De geldboete en de dwangsom worden ten gunste van de Schatkist geïnd door de Administratie bevoegd voor de niet-fiscale invordering binnen de FOD Financiën .]2
  [1 De administratieve boetes [2 en de dwangsommen]2 die door de commissie opgelegd worden aan de aardgasvervoersnetbeheerder, beheerder van een opslaginstallatie, beheerder van een LNG installatie en de distributienetbeheerders worden niet opgenomen in hun kosten maar worden in mindering gebracht van hun billijke winstmarges. De aardgasbedrijven mogen evenmin aan hun afnemers de bedragen van de administratieve boetes [2 en de dwangsommen]2 die de commissie hen oplegt doorfactureren.]1
  ----------
  (1)<W 2012-01-08/02, art. 103, 029; Inwerkingtreding : 21-01-2012>
  (2)<W 2014-05-08/23, art. 39, 035; Inwerkingtreding : 14-06-2014>
  (3)<W 2016-12-25/03, art. 10, 039; Inwerkingtreding : 08-01-2017>
  (4)<W 2020-07-31/23, art. 2, 044; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
  (5)<W 2021-07-21/11, art. 21, 050; Inwerkingtreding : 03-09-2021>

Art. 20/3.[1 § 1. Ten einde de toepassing van de artikelen 3 tot 5 van de Verordening (EU) nr. 1227/2011 te garanderen en door middel van een voorafgaande machtiging van een onderzoeksrechter kunnen de personen bedoeld in artikel 18, § 3, eerste lid, op basis van een met redenen omklede beslissing, behalve in een privéwoning, het beslag bevelen op de activa die eigendom zijn van de persoon die het voorwerp uitmaakt van een door de commissie gevoerd onderzoek en die, ofwel het voorwerp uitmaken van de inbreuk die onderzocht wordt, ofwel die bestemd waren of bijgedragen hebben om de inbreuk in kwestie te begaan, ofwel een vermogensvoordeel vormen dat rechtstreeks uit de inbreuk gehaald wordt of er het equivalent van vormen.
   De personen bedoeld in artikel 18, § 3, eerste lid, vermelden in hun beslissing, bedoeld in het eerste lid, de feitelijke omstandigheden die het nemen van de maatregel rechtvaardigen en bij de motivering van hun beslissing houden zij rekening met de principes van proportionaliteit en subsidiariteit.
   Om dit bevel uit te voeren, kunnen de personen bedoeld in artikel 18, § 3, eerste lid, zo nodig de hulp vragen van het openbaar gezag.
   De uitvoering van de beslaglegging maakt het voorwerp uit van een proces-verbaal waaraan de inventaris van alle in beslag genomen activa wordt toegevoegd. In de mate van het mogelijke worden de activa geïndividualiseerd.
   § 2. De gemotiveerde beslissing van de beslagmaatregel, bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, die genomen wordt door de personen bedoeld in artikel 18, § 3, eerste lid, vervalt van rechtswege ofwel na afloop van de beroepstermijn tegen de beslissing van de commissie om een boete op te leggen en/of een dwangsom, overeenkomstig artikel 20/2, ofwel de eerste dag na de dag waarop het arrest van het [2 Marktenhof]2 is uitgesproken met betrekking tot de beslissing genomen op basis van artikel 20/2, met toepassing van artikel 15/20.
   In afwijking van het eerste lid vervalt het beslag, met betrekking tot de activa die in de beslissing van de commissie of, desgevallend, van het [2 Marktenhof]2, beschouwd worden als een vermogensvoordeel dat rechtstreeks uit de inbreuk gehaald wordt of als het equivalent van dergelijk voordeel, enkel op het ogenblik waarop de geldboete en de dwangsom die opgelegd zijn met toepassing van artikel 20/2, integraal betaald zijn.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2014-05-08/23, art. 40, 035; Inwerkingtreding : 14-06-2014>
  (2)<W 2016-12-25/14, art. 56, 040; Inwerkingtreding : 09-01-2017>

Art. 20/4. [1 Ten einde de toepassing van de artikelen 3 tot 5 van de Verordening (EU) nr. 1227/2011 te garanderen en door middel van een voorafgaande machtiging van een onderzoeksrechter kunnen de personen bedoeld in artikel 18, § 3, eerste lid, op basis van een met redenen omklede beslissing, aan een natuurlijke of rechtspersoon uit hoofde van wie er duidelijke aanwijzingen zijn van een inbreuk in de betekenis van de artikelen 3 tot 5 van de Verordening (EU) nr. 1227/2011, een tijdelijk verbod opleggen om beroepsactiviteiten uit te oefenen die een risico op nieuwe inbreuk van deze bepalingen inhouden en die in de beslissing worden uiteengezet.
   Het verbod kan enkel betrekking hebben op de natuurlijke en rechtspersonen die vermeld zijn in de beslissing van een persoon bedoeld in artikel 18, § 3, eerste lid, alsook op de beroepsactiviteiten die daarin nauwkeurig omschreven zijn.
   De personen bedoeld in artikel 18, § 3, eerste lid, vermelden in hun beslissing de feitelijke omstandigheden die het nemen van de maatregel rechtvaardigen en bij de motivering van hun beslissing houden zij rekening met de principes van proportionaliteit en subsidiariteit.
   Het verbod is geldig voor een termijn van drie maanden, eenmalig verlengbaar volgens dezelfde procedure.
   Het verbod begint pas te lopen op het ogenblik waarop de beslissing aan de betrokken persoon is betekend door een persoon bedoeld in artikel 18, § 3, eerste lid.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2014-05-08/23, art. 40, 035; Inwerkingtreding : 14-06-2014>

Art. 20/5. [1 De sancties die in artikel 20/2 voorzien zijn mogen niet meer worden opgelegd binnen een termijn van meer dan 5 jaar te rekenen vanaf het begaan van de inbreuk op of van de schending van bepaalde bepalingen van deze wet, van haar uitvoeringsbesluiten, van latere wetten betreffende de tarieven of betreffende de bijdrage bedoeld in artikel 15/11, of van alle andere bepalingen waarvan zij toeziet op de toepassing ervan krachtens artikel 15/14, § 2, tweede lid, 3° en 5°.
   In het geval van voortdurende inbreuk op of van voortdurende schending van bepaalde bepalingen van deze wet, van haar uitvoeringsbesluiten, van latere wetten betreffende de tarieven of betreffend de bijdrage bedoeld in artikel 15/11, of van alle andere bepalingen waarvan zij toeziet op de toepassing ervan krachtens artikel 15/14, § 2, tweede lid, 3° en 5°, is de eerste dag van die termijn de dag waarop de inbreuk heeft opgehouden.
   Deze termijn wordt onderbroken telkens wanneer een onderzoeksdaad of een daad van administratieve repressie wordt uitgeoefend ten aanzien van de betrokken persoon.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2014-05-08/23, art. 40, 035; Inwerkingtreding : 14-06-2014>

HOOFDSTUK VII. - (Diverse bepalingen).
Art.21. De wet van 17 januari 1938 tot regeling van het gebruik door de openbare besturen, de verenigingen van gemeenten en de concessiehouders van openbare diensten of van diensten van openbaar nut, van de openbare domeinen van de Staat, van de provincies en van de gemeenten voor het aanleggen en het onderhouden van leidingen, inzonderheid van gas- en waterleidingen, is opgeheven in zover zij het gasvervoer betreft.

Art.22. Aan degene die op de datum van inwerkingtreding van deze wet een gasvervoer als bedoeld in artikel 2 exploiteert, wordt de in artikel 3 bepaalde gasvervoervergunning of -toelating verleend op voorwaarde dat hij, binnen de termijn te bepalen door de Koning, aan de Minister tot wiens bevoegdheid de energie behoort de stukken overmaakt en de inlichtingen verstrekt die overeenkomstig artikel 17 zijn vereist.
  De Koning of de Minister tot wiens bevoegdheid de energie behoort, al naar het geval, bepaalt binnen welke termijn de vervoerder, op straffe van verval, moet voldoen aan de voorschriften van deze wet en haar uitvoeringsbesluiten en aan de voorschriften van de algemene voorwaarden waarvan de tekst bij de vergunningsakte is gevoegd, of aan de voorwaarden die in de toelatingsakte zijn vermeld.

Art.23. <Ingevoegd bij W 1999-04-29/43, art. 24; Inwerkingtreding : 05-06-2002> In geval van dreigende crisis of van plotse crisis op de energiemarkt, of wanneer de bevoorradingszekerheid van het land in het gedrang komt, of wanneer de fysieke veiligheid van personen, de veiligheid of betrouwbaarheid van uitrusting of installaties of de integriteit van de vervoernetten wordt bedreigd, kan de Koning, bij een in Ministerraad overlegd besluit, na advies van de Commissie [1 en in overleg met de aardgasvervoersnetbeheerder, de beheerder van een opslaginstallatie, de beheerder van een LNG installatie]1, de nodige beschermingsmaatregelen nemen, met inbegrip van tijdelijke afwijkingen van de bepalingen van deze wet.
  [1 Deze maatregelen moeten zo min mogelijk storingen veroorzaken in de werking van de Europese interne markt en mogen de strikt onontbeerlijke draagwijdte niet overstijgen die nodig is om te verhelpen aan de plotse moeilijkheden die zich hebben voorgedaan.
   De minister geeft onmiddellijk kennis van deze maatregelen aan de andere lidstaten van de Europese Unie en aan de Europese Commissie.]1
  ----------
  (1)<W 2012-01-08/02, art. 104, 029; Inwerkingtreding : 21-01-2012>

Art.24. <Ingevoegd bij W 1999-04-29/43, art. 25; Inwerkingtreding : 05-06-2002> (De aardgasondernemingen, met uitzondering van de beheerders) met een sterke positie op de Belgische gasmarkt dragen er zorg voor om in hun intern besluitvormingsproces aangepaste mechanismen in te bouwen teneinde te vermijden dat belangenconflicten in hoofde van verbonden of geassocieerde ondernemingen ertoe leiden dat beslissingen of strategieën worden aangenomen die de wezenlijke belangen van de consumenten of de correcte uitvoering van de openbare dienstverplichtingen van de betrokken onderneming kunnen schaden. <W 2005-06-01/33, art. 39, 011; Inwerkingtreding : 24-06-2005>
  De commissie doet aanbevelingen ter invulling van wat in het eerste lid is bepaald; zij inspireert zich hierbij op de beste praktijken van deugdelijk vennootschapsbestuur. De betrokken vennootschappen lichten de commissie in over het gevolg dat zij aan deze aanbevelingen geven; in voorkomend geval lichten zij haar de specifieke redenen toe op grond waarvan zij menen ervan af te moeten wijken.
  Voor de toepassing van dit artikel wordt een onderneming geacht een sterke positie te hebben op de Belgische gasmarkt wanneer zij een aandeel heeft van meer dan 25 % van deze markt of een segment ervan

Art.25. <Ingevoegd bij W 2005-06-01/33, art. 40; Inwerkingtreding : 24-06-2005> De hoofdstukken IVter en IVquater van deze wet zijn niet van toepassing op [1 ...]1 de Zeepipe-installaties op Belgisch grondgebied.
  ----------
  (1)<W 2016-12-25/03, art. 9, 039; Inwerkingtreding : 08-01-2017>


Art. 25bis. [1 Onder voorbehoud van andersluidende bepalingen opgenomen in een verdrag afgesloten tussen de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk of in een verdrag afgesloten tussen België en het Verenigd Koninkrijk, zijn de bepalingen van hoofdstuk III, afdeling 2, artikel 15/5bis, § 15, artikel 15/5undecies, § 3, hoofdstuk IVsexies en hoofdstuk IVsepties van deze wet op Interconnector (UK) Limited van toepassing vanaf de inwerkingtreding van titel 3 van de wet van 3 april 2019 betreffende de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2019-04-03/02, art. 8, 049; Inwerkingtreding : 01-01-2021>



BIJLAGE.
Art. N.[1 Bijlage 1. - MODELFORMULIER VOOR HERROEPING
   (Dit formulier alleen invullen en terugzenden als u de overeenkomst wilt herroepen)
   - Aan [hier moet de leverancier zijn naam, adres en e-mailadres invullen]:
   - Ik/Wij (*) deel/delen (*) u hierbij mede dat ik/wij mijn/onze (*) overeenkomst betreffende de levering van gas herroep/herroepen (*)
   - Afgesloten op (...)
   - Naam/Namen huishoudelijke afnemer(s)
   - Adres huishoudelijke afnemer(s)
   - Leveringsadres van gas, indien verschillend van het adres van de huishoudelijke afnemer(s)
   - Handtekening van huishoudelijke afnemer(s) (alleen wanneer dit formulier op papier wordt ingediend)
   - Datum
   (*) Doorhalen wat niet van toepassing is.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2023-11-05/07, art. 71, 062; Inwerkingtreding : 21-12-2023>