Details





Titel:

27 JUNI 1996. - Decreet betreffende de afvalstoffen (VERTALING) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 02-08-1996 en tekstbijwerking tot 20-07-2023)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Art. 1-4, 4bis, 4ter, 5, 5bis, 5ter, 5quater
HOOFDSTUK II. - Preventie en beperking van de produktie van afvalstoffen en van de schadelijkheid ervan.
Art. 6
Art. 6 TOEKOMSTIG RECHT
HOOFDSTUK III. - Preventie en beperking van hinder bij het afvalbeheer.
Afdeling 1. - Gemeenschappelijke bepalingen.
Art. 6bis, 7-8, 8bis
Art. 8bis TOEKOMSTIG RECHT
Art. 9-15
Afdeling 2. - Bijzondere bepalingen voor de nuttige toepassing van afvalstoffen.
Art. 16-18
Afdeling 2bis. [1 - Bijzondere bepalingen m.b.t. hergebruik en recycling.]1
Art. 18bis
Afdeling 3. - Bijzondere bepalingen voor de verwijdering van afvalstoffen.
Art. 19-20
Afdeling 4. - Bijzondere bepalingen voor huishoudelijke afvalstoffen.
Art. 21-22
HOOFDSTUK IV. - Overbrenging van afvalstoffen.
Art. 23
HOOFDSTUK V. - Planning van het afvalstoffenbeheer.
Art. 24-26, 26bis
HOOFDSTUK VI. - Financiële bepalingen.
Art. 27, 27bis, 28, 28bis
HOOFDSTUK VII. - Functionele bepalingen.
Afdeling 1. - Statistieken en inlichtingen.
Art. 29-32
Afdeling 2.
Art. 33
Afdeling 3.
Art. 34-38
Afdeling 4. - [1 De SPAQuE]1
Art. 39, 39bis, 39ter, 39quater, 39quinquies, 39sexies, 39septies, 39octies, 39nonies, 39decies, 39undecies, 39duodecies, 39terdecies, 39quaterdecies, 39quindecies, 39sexdecies, 39septdecies, 39octodecies
Afdeling 5. - Monsternemingen en analyses.
Art. 40
HOOFDSTUK VIII. - Veiligheidsmaatregelen.
Art. 41-43
HOOFDSTUK IX. - Schadevergoeding door de Regering.
Art. 44
HOOFDSTUK X. - Toezicht, straffen en administratieve sancties.
Afdeling 1. - Toezicht, onderzoek en vaststelling van de inbreuken.
Art. 45-46
Afdeling 2. - Administratieve sancties.
Art. 47-50
Afdeling 3. - Straffen.
Art. 51-55, 55bis, 56-59
HOOFDSTUK XI. - Uitvoering van de internationale verbintenissen.
Art. 60-61, 61bis, 61ter
HOOFDSTUK XII. - Wijzigings- en opheffingsbepalingen.
Art. 62-65
HOOFDSTUK XIII. - Overgangsbepalingen.
Art. 66-76
BIJLAGEN.
Art. N1-N5



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1974072201  1984013301  1985053008  1991027531 



Uitvoeringsbesluit(en):

1996027451  1996027452  1996027623  1997027097  1997027374  1997027582  1997027583  1997027605  1998027240  1998027278  1998027359  1998027680  1998027705  1999027278  1999027300  1999027387  1999027403  1999027462  1999027468  1999027481  1999027511  1999027514  1999027587  1999027602  1999027603  1999027671  2000027201  2000027209  2000027317  2000027572  2001027277  2001027290  2001027388  2001027768  2002027046  2002027079  2002027080  2002027126  2002027243  2002027550  2002027607  2002028180  2002028960  2003027042  2003027134  2003027135  2003027305  2003027306  2003027358  2003200027  2003200290  2003200295  2004027087  2004027169  2004200314  2004201082  2004201707  2004202415  2005200269  2005200966  2006201008  2006201010  2006201011  2006201835  2006202090  2006202645  2007027019  2007201965  2007202436  2007202868  2007203134  2007203215  2007203263  2007203374  2008027015  2008027050  2008027138  2008200324  2008200591  2008202821  2008202934  2009027128  2009201609  2009201987  2009202296  2009202297  2009202795  2009204969  2010027231  2010027232  2010200587  2010203094  2010203172  2010204245  2010204246  2010205754  2011200331  2011202042  2011202323  2012027074  2012200818  2012202884  2012205407  2012206774  2012207577  2013201083  2013201743  2013204348  2014202762  2014204064  2014204065  2014204066  2014204183  2014204663  2014204664  2015201220  2016027029  2016201501  2016203121  2016203193  2016205084  2016205106  2017070173  2017202097  2017202271  2017204145  2017204855  2017205946  2018010253  2018011575  2018014221  2018201543  2018204735  2018205293  2019011843  2019014725  2019014944  2019030529  2019201545  2019202622  2019203993  2019204092  2019204179  2019204342  2019204876  2019205140  2020020735  2020041047  2020041496  2020202178  2020202189  2020203663  2020203664  2020203667  2020204719  2021020453  2021031919  2021031922  2021200629  2021200634  2021200659  2021203653  2022033181  2023040161  2023041479  2023046163  2023200531  2023203571  2024003188  2024003191  2024003192 



Artikels:

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Artikel 1.[1 § 1. Dit decreet beoogt door een geïntegreerde aanpak van de vervuilingsproblematiek de bescherming van het milieu en van de gezondheid van de mens tegen elke schadelijke invloed van afvalstoffen door de preventie of beperking van de negatieve gevolgen van de productie en het beheer van afvalstoffen en door de beperking van gevolgen in het algemeen van het gebruik van hulpbronnen en een verbetering van de efficiëntie van het gebruik ervan.
   Het decreet heeft ook als doel :
   1° de overbrenging van afvalstoffen te beperken, te controleren en er toezicht op te houden;
   2° de sites te saneren.
   § 2. Bij het opstellen van de wetgeving, de reglementering en het Waals beleid voor de preventie en het beheer van afvalstoffen wordt als prioriteitsvolgorde de volgende afvalhiërarchie gehanteerd :
   1° preventie :
   2° voorbereiding voor hergebruik;
   3° recycling;
   4° andere nuttige toepassing, bv. energieterugwinning;
   5° verwijdering.
   § 3. Bij het toepassen van de in § 2 bedoelde afvalhiërarchie worden maatregelen getroffen om de opties te stimuleren die over het geheel genomen het beste milieuresultaat opleveren. Dit kan betekenen dat voor bepaalde specifieke afvalstromen van de hiërarchie moet worden afgeweken indien dit op grond van het levenscyclusdenken met betrekking tot de algemene effecten van het produceren en beheren van dergelijke afvalstoffen gerechtvaardigd is.
   De Regering bepaalt de omstandigheden en voorwaarden voor de toepassing van het vorige lid.
   Er wordt rekening gehouden met de algemene milieubeschermingsprincipes zoals het voorzorgs- en duurzaamheidsbeginsel, de technische uitvoerbaarheid en economische haalbaarheid, de bescherming van hulpbronnen, alsook met de algemene effecten voor milieu en menselijke gezondheid en op economisch en maatschappelijk gebied.
   De uitvoering van de reglementering en van het beleid inzake afvalstoffen is doorzichtig.]1
  ----------
  (1)<DWG 2012-05-10/03, art. 2, 022; Inwerkingtreding : 08-06-2012>

Art.2.In de zin van dit decreet wordt verstaan onder : 1° afvalstof : elke stof of elk voorwerp [2 ...]2 waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen;
  2° huishoudelijke afvalstoffen : afvalstoffen voortgebracht door de gewone huishoudelijke activiteiten en afvalstoffen die [wegens hun aard of hun samenstelling] ermee gelijkgesteld zijn bij besluit van de Regering; <DWG 2002-09-19/31, art. 1, 010; Inwerkingtreding : 01-10-2002>
  3° landbouwafvalstoffen : alle afvalstoffen voortgebracht door landbouw-, tuinbouw- of teeltactiviteiten;
  4° industriële afvalstoffen : afvalstoffen voortgebracht door industriële, commerciële of ambachtelijke activiteiten, die niet met huishoudelijke afvalstoffen gelijk te stellen zijn;
  5° [2 gevaarlijk afval : elk afval dat één of meer eigenschappen heeft, die overeenkomstig de vigerende Europese voorschriften door de Regering opgesomd zijn, en die daarom bijzonder schadelijk zijn voor de mens of het milieu]2;
  6° [inerte afvalstoffen : afvalstoffen die geen significante fysische, chemische of biologische veranderingen ondergaan. Inerte afvalstoffen lossen niet op, verbranden niet en vertonen ook geen andere fysische of chemische reacties, worden niet biologisch afgebroken en hebben geen zodanige negatieve effecten op andere stoffen waarmee zij in contact komen dat milieuverontreiniging of schade aan de volksgezondheid dreigt te ontstaan.
  De totale uitloogbaarheid en het gehalte aan verontreinigende componenten van de afvalstoffen, en de ecotoxiciteit van het percolaat mogen niet significant zijn en met name de kwaliteit van het oppervlaktewater en/of grondwater niet in gevaar brengen.] <DWG 2002-09-19/31, art. 1, 010; Inwerkingtreding : 01-10-2002>
  7° ziekenhuis- en gezondheidszorgafval : afvalstoffen van ziekenhuizen, psychiatrische ziekenhuizen, psychiatrische vezorgingstehuizen, rusthuizen en rust- en vezorgingstehuizen, medische laboratoria, medische consultatiebureaus, arts-, tandarts- of dierenartspraktijken en thuisverzorging;
  [7°bis [2 preventie : maatregelen die worden genomen voordat het afval tot stand gekomen is of nadat dit afval geproduceerd is, en ter vermindering van :
   a) de hoeveelheid afvalstoffen, inclusief via het hergebruik of de voorbereiding of de verlenging van de levensduur van producten;
   b) de negatieve gevolgen van de geproduceerde afvalstoffen voor het milieu en de menselijke gezondheid; of
   c) het gehalte aan schadelijke stoffen in materialen en producten;]2
  8° [2 afvalbeheer : inzameling, vervoer, hergroepering, nuttige toepassing en verwijdering van afvalstoffen, met inbegrip van het toezicht op die handelingen, alsmede het toezicht op de sites voor afvalverwijdering of nuttige toepassing en hun sanering na sluiting en met name de acties gevoerd als handelaar of makelaar;]2
  9° [2 verwijdering : iedere handeling die geen nuttige toepassing is zelfs indien de handeling er in tweede instantie toe leidt dat stoffen of energie worden teruggewonnen.
   Het kan met name gaan om elke handeling bedoeld in bijlage II bij dit decreet of om elke andere handeling bepaald door de Regering;]2
  10° [2 nuttige toepassing : elke handeling met als voornaamste resultaat dat afvalstoffen een nuttig doel dienen door hetzij in de betrokken installatie, hetzij in de ruimere economie andere materialen te vervangen die anders voor een specifieke functie zouden zijn gebruikt, of waardoor de afvalstof voor die functie wordt klaargemaakt.
   Bijlage III bij dit decreet bevat een niet-limitatieve lijst van nuttige toepassingen.
   Elke andere handeling die door de Regering wordt vastgesteld, kan ook als dusdanig worden bepaald;]2
  11° [2 recycling : elke nuttige toepassing waardoor afvalstoffen opnieuw worden bewerkt tot producten, materialen of stoffen, voor het oorspronkelijke doel of voor een ander doel. Dit omvat het opnieuw bewerken van organisch afval, maar het omvat niet energieterugwinning, noch het opnieuw bewerken tot materialen die bestemd zijn om te worden gebruikt als brandstof of als opvulmateriaal;]2
  [11°bis [2 hergebruik : elke handeling waarbij producten of componenten die geen afvalstoffen zijn, opnieuw worden gebruikt voor hetzelfde doel als dat waarvoor zij waren bedoeld;]2
  12° verzameling : elke in bijlage IV bij dit decreet bedoelde handeling of alle andere handelingen bepaald door de Regering, overeenkomstig de vigerende Europese voorschriften;
  13° [voorbehandeling : fysisch, chemisch, thermisch of biologisch proces, met inbegrip van het sorteren, tot wijziging van de eigenschappen van de afvalstoffen teneinde hun volume of hun gevaarlijke aard te beperken, het hanteren ervan te vergemakkelijken, hun nuttige toepassing te bevorderen of hun verwijdering mogelijk te maken;] <DWG 2002-09-19/31, art. 1, 010; Inwerkingtreding : 01-10-2002>
  14° [2 inzameling : het verzamelen van afvalstoffen, inclusief de voorlopige sortering en de voorlopige opslag van afvalstoffen,om deze daarna te vervoeren naar een afvalverwerkings- of afvalhergroeperingsinstallatie;]2
  15° vervoer : alle activiteiten m.b.t. het laden, vervoeren en lossen van afvalstoffen;
  16° overbrenging : activiteit i.v.m. de overbrenging van afvalstoffen binnen, naar en vanuit het Waalse Gewest[3 ...]3;
  17° installatie : inrichting voor de inzameling, nuttige toepassing of verwijdering van afvalstoffen;
  [...] <DWG 1999-03-11/39, art. 139, 1°, 005; Inwerkingtreding : 01-10-2002>
  18° [centrum voor technische ingraving : een afvalverwijderingsterrein voor het storten van afvalstoffen op of in de bodem (d.w.z. in de ondergrond), met inbegrip van :
  - interne afvalstortplaatsen (d.w.z. waar een afvalproducent zijn eigen afval op de plaats van de productie verwijdert);
  - een terrein dat permanent (d.w.z. meer dan een jaar lang) wordt gebruikt voor de tijdelijke opslag van afval,
  maar met uitsluiting van :
  - voorzieningen waar afvalstoffen worden uitgeladen ter voorbereiding van verder transport voor terugwinning, behandeling of verwijdering elders;
  - van opslag van afval voorafgaand aan terugwinning of behandeling voor een periode van in de regel minder dan drie jaar;
  - van opslag van afvalstoffen voorafgaand aan verwijdering, voor een periode van minder dan één jaar;] <DWG 2002-09-19/31, art. 1, 010; Inwerkingtreding : 01-10-2002>
  [19°] sanering : alle handelingen met het oog op de reïntegratie van de site in het milieu, waardoor hij weer functioneel kan worden, en/of met het oog op het voorkomen van verontreinigingsgevaar vanaf deze site; <DWG 1999-03-11/39, art. 139, 2°, 005; Inwerkingtreding : 01-10-2002>
  [20°] producent : elke persoon die door zijn activiteit afvalstoffen voortbrengt (eerste [2 producent van afvalstoffen]2) en/of elke persoon die voorbehandelingen, vermengingen of andere bewerkingen verricht, die leiden tot een wijziging in de aard of de samenstelling van die afvalstoffen; <DWG 1999-03-11/39, art. 139, 2°, 005; Inwerkingtreding : 01-10-2002>
  [20°bis. Producent in de zin van artikel 8bis : elke natuurlijke of rechtspersoon die een product al dan niet onder zijn eigen merk vervaardigt of invoert en het hetzij voor eigen gebruik binnen zijn industriële of handelsinrichtingen bestemt, hetzij op de Waalse markt brengt, ongeacht de aangewende techniek van verkoop, al dan niet op afstand. De natuurlijke of rechtspersoon die producten doorverkoopt die door andere leveranciers onder zijn eigen merk zijn vervaardigd wordt eveneens als producent beschouwd in de zin van artikel 8bis. De persoon die uitsluitend voor een financiering instaat met het oog op of overeenkomstig een financieringscontract wordt niet beschouwd als producent in de zin van artikel 8bis;] <DWG 2007-03-22/37, art. 2, 016; Inwerkingtreding : 04-05-2007>
  [21°] [2 afvalhouder : de producent van afval of de natuurlijke persoon of rechtspersoon die het afval in bezit heeft;]2
  [22°] Bestuur : de Directeur-generaal van de Algemene Directie Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu van het Ministerie van het Waalse Gewest of zijn afgevaardigde; <DWG 1999-03-11/39, art. 139, 2°, 005; Inwerkingtreding : 01-10-2002>
  [23°] [4 ...]4
  [24°] ambtenaar belast met het toezicht : de als dusdanig door de Regering aangewezen ambtenaar. <DWG 1999-03-11/39, art. 139, 2°, 005; Inwerkingtreding : 01-10-2002>
  [25° milieuvergunning : de beslissing bedoeld in artikel 1, 1°, van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning;] <DWG 1999-03-11/39, art. 139, 3°, 005; Inwerkingtreding : 01-10-2002>
  [26° aangifte : de handeling bedoeld in artikel 1, 2°, van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning.] <DWG 1999-03-11/39, art. 139, 4°, 005; Inwerkingtreding : 01-10-2002>
  [27° biologisch afbreekbare afvalstoffen " : afvalstoffen die aëroob of anaëroob kunnen worden afgebroken, zoals voedsel- en tuinafval, alsook papier en karton;
  28° vloeibare afvalstoffen : afvalstoffen in vloeibare vorm, met inbegrip van afvalwater, maar met uitzondering van slib;
  29° percolaat : iedere vloeistof die door de bevrijde afvalstoffen sijpelt en afkomstig is uit een centrum voor technische ingraving of zich daarin bevindt.] <DWG 2002-09-19/31, art. 1, 010; Inwerkingtreding : 01-10-2002>
  [1 30° SPAQuE : Société publique d'Aide à la Qualité de l'Environnement]1
  [2 31° bio-afval : biologisch afbreekbaar tuin- en plantsoenafval, levensmiddelen- en keukenafval van huishoudens, restaurants, cateringfaciliteiten of winkels en vergelijkbare afvalstoffen van de levensmiddelenindustrie;
   32° handelaar : iedere onderneming die als verantwoordelijke optreedt bij het aankopen en vervolgens verkopen van afval, met inbegrip van handelaars die de afvalstoffen niet fysiek in hun bezit hebben;
   33° makelaar : iedere onderneming die ten behoeve van anderen de verwijdering of de nuttige toepassing van afvalstoffen organiseert, met inbegrip van makelaars die de afvalstoffen niet fysiek in hun bezit hebben;
   34° selectieve inzameling : eeen inzameling waarbij een afvalstroom gescheiden wordt naar soort en aard van het afval om een specifieke behandeling te vergemakkelijken;
   35° verwerking : nuttige toepassing of verwijdering, met inbegrip van aan toepassing of verwijdering voorafgaande voorbereidende handelingen;
   36° voorbereiding voor hergebruik : elke nuttige toepassing bestaande uit controleren, schoonmaken of repareren, waarbij producten of componenten van producten, die afvalstoffen zijn geworden, worden klaargemaakt zodat ze zullen worden hergebruikt zonder dat verdere voorbehandeling nodig is;
   37° beste beschikbare technieken : degene die bepaald zijn in artikel 1, 19°, van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning;
   38° afgewerkte oliën : alle soorten minerale of synthetische smeerolie of industriële olie die niet voor voedingsdoeleinden bestemd zijn en die ongeschikt zijn geworden voor het gebruik waarvoor zij oorspronkelijk bestemd was, zoals gebruikte olie van verbrandingsmotoren en versnellingsbakken, alsmede smeerolie, olie voor turbines en hydraulische oliën.]2
  [3 39° plastic : een polymeer in de zin van artikel 3, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad (*) waaraan additieven of andere stoffen kunnen zijn toegevoegd, en dat kan fungeren als structureel hoofdbestanddeel van draagtassen ;
   40° plastic draagtassen : van plastic gemaakte draagtassen, met of zonder handgreep, die aan consumenten wordt verstrekt op de plaats van verkoop van goederen of producten;
   41° lichte plastic draagtassen : plastic draagtassen met een wanddikte van minder dan 50 micron;
   42° zeer lichte plastic draagtassen : plastic draagtassen met een wanddikte van minder dan 15 micron die om hygiënische redenen zijn vereist of als primaire verpakking voor losse levensmiddelen worden verstrekt als dit helpt om voedselverspilling te voorkomen;
   43° kassatassen : tassen gebruikt voor de verpakking van de koopwaren van de klanten bij de betaling ervan, met uitsluiting van de primaire verpakkingen van levensmiddelen in bulk;
   44° huishoudafval : in het kader van de regeling van de verantwoordelijkheid van de producent, de afval voortgebracht door de gewone activiteit van de gezinnen alsook de afval voortgebracht door commerciële, industriële, institutionele en andere activiteiten die vanwege de aard en hoeveelheid ervan vergelijkbaar zijn en gelijkgesteld worden met huishoudafval op grond van een lijst die door de Administratie is goedgekeurd;
   45° industriële afval : alle afval die onder de regeling van de verantwoordelijkheid van de producent valt en die niet als huishoudafval beschouwd wordt.]3
  ----------
  (1)<DWG 2008-12-05/75, art. 85, 020; Inwerkingtreding : 18-05-2009>
  (2)<DWG 2012-05-10/03, art. 3, 022; Inwerkingtreding : 08-06-2012>
  (3)<DWG 2016-06-23/09, art. 76, 025; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
  (4)<DWG 2017-02-16/35, art. 1, 027; Inwerkingtreding : 09-04-2017>

Art.3.<DWG 2001-02-15/31, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 10-07-2001> § 1. In afwijking van artikel 11, § 1, en onverminderd artikel 7, § 2, kan de Regering bij verordeningsbesluit vrijstelling van de in artikel 11, § 1 bedoelde vergunning verlenen en de volgende inrichtingen of ondernemingen volgens de haar bepaalde procedure aan registratie onderwerpen :
  1° de inrichtingen of ondernemingen die zelf zorgen voor de verwijdering van hun ongevaarlijke afvalstoffen op de plaats waar ze worden voortgebracht;
  2° de inrichtingen of ondernemingen die zorgen voor de valorisatie van ongevaarlijke afvalstoffen.
  De registratie wordt bij de door de Regering aangewezen overheid ingediend.
  De Regering bepaalt het type activiteiten en afvalstoffen en de door deze inrichtingen of ondernemingen te vervullen voorwaarden. Zij bepaalt de vorm en de inhoud van de registratie alsmede de voorwaarden voor schorsing of doorhaling van de registratie.
  § 2. Onder de door haar gestelde voorwaarden kan de Regering de behandeling en het gebruik van bepaalde categorieën ongevaarlijke afvalstoffen reglementeren die als secundaire grondstoffen in bepaalde processen kunnen worden gevaloriseerd.
  De Regering bepaalt de in het eerste lid bedoelde afvalstoffenlijst.
  Zij bepaalt de productievoorwaarden, de eigenschappen van de bedoelde afvalstoffen en de gebruikswijze ervan.
  Elke afvalstof opgenomen in de lijst bedoeld in dit lid behoudt zijn aard en blijft onderworpen aan de bepalingen van dit decreet en van de uitvoeringsbesluiten ervan totdat het gevaloriseerd wordt onder de door de Regering bepaalde voorwaarden.
  De houders van afvalstoffen opgenomen in de in het vorige lid bedoelde lijst worden aan registratie onderworpen en vrijgesteld van de in artikel 11, § 1, (bedoelde milieuvergunning). <DWG 1999-03-11/39, art. 139bis, Inwerkingtreding : 01-10-2002>
  De Regering kan de producenten of houders van bepaalde afvalstoffen waarvan sprake in het eerste lid verplichten een boekhouding te voeren en het bestuur in kennis te stellen van de bestemming en het gebruik van die afvalstoffen. Zij kan sommige stoffen bedoeld in het eerste lid aan een gebruikscertificaat onderwerpen en bepaalt de gebruiksvoorwaarden met het oog hierop.
  De Regering stelt de regels voor de toepassing van dit artikel vast.
  (§ 3. Als verschillende erkenningen of registraties van dezelfde persoon geëist worden overeenkomstig dit decreet, kan een eenmalige erkenning of eenmalige registratie aangevraagd worden.
  Als dezelfde persoon overeenkomstig dit decreet verplicht is verschillende registers en opvolgingslijsten bij te houden of verschillende aangiften in te vullen, kan gebruik gemaakt worden van een eenmalig register, eenmalige opvolgingslijst of aangifte.
  De registers kunnen elektronisch bijgehouden worden, mits voorafgaande goedkeuring van het model door [1 de administratie]1.) <DWG 2007-03-22/37, art. 3, 016; Inwerkingtreding : 04-05-2007>
  ----------
  (1)<DWG 2017-02-16/35, art. 2, 027; Inwerkingtreding : 09-04-2017>

Art.4.[1 Van het toepassingsgebied worden uitgesloten]1 : 1° de in de atmosfeer uitgestoten gasvormige effluenten;
  2° het afvalwater zoals bepaald [1 in artikel D.2, 39, van Boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt]1 , met uitzondering van vloeibare afvalstoffen.
  [1 3° niet-verontreinigde grond en ander van nature voorkomend materiaal, afgegraven bij bouwactiviteiten, indien vaststaat dat het materiaal in natuurlijke staat zal worden gebruikt voor bouwdoeleinden op de locatie waar het werd afgegraven;
   4° afvalstoffen die ontstaan bij opsporing, winning, behandeling en opslag van delfstoffen, alsmede bij de exploitatie van steengroeven en die vallen onder andere wetgevingen;
   5° kooldioxide dat wordt afgevangen en getransporteerd met het oog op geologische opslag en dat geologisch is opgeslagen overeenkomstig Richtlijn 2009/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende de geologische opslag van kooldioxide of uitgesloten van het toepassingsgebied van dit richtlijn krachtens artikel 2, § 2.]1
  [2 6° les sols pollués in situ, y compris les sols pollués non excavés.]2
  ----------
  (1)<DWG 2012-05-10/03, art. 4, 022; Inwerkingtreding : 08-06-2012>
  (2)<DWG 2018-03-01/32, art. 99, 031; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art. 4bis.[1 § 1. Een stof die of een voorwerp dat het resultaat is van een productieproces dat niet in de eerste plaats bedoeld is voor de productie van die stof of dat voorwerp, kan alleen als een bijproduct en niet als een afvalstof worden aangemerkt, indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
   1° het is zeker dat de stof of het voorwerp zal worden gebruikt;
   2° de stof of het voorwerp kan onmiddellijk worden gebruikt zonder verdere andere behandeling dan die welke bij de normale productie gangbaar is;
   3° de stof of het voorwerp wordt geproduceerd als een integraal onderdeel van een productieproces; en
   4° verder gebruik is rechtmatig, m.a.w. de stof of het voorwerp voldoet aan alle voorschriften inzake producten, milieu en gezondheidsbescherming voor het specifieke gebruik en zal niet leiden tot over het geheel genomen ongunstige effecten op het milieu of de menselijke gezondheid.
   § 2. Op basis van de in § 1 bedoelde minimumvoorwaarden kan de Regering:
   1° maatregelen aannemen voor de bepaling van de na te leven criteria, die op gemeenschappelijk niveau zullen worden vastgesteld, zodat specifieke stoffen of voorwerpen kunnen worden aangemerkt als bijproducten en niet als afvalstoffen;
   2° procedurele modaliteiten bepalen volgens welke een stof of een voorwerp kan worden aangemerkt als bijproduct en niet als afvalstof;
   3° een lijst van categorieën stoffen en producten erkend als bijproducten vaststellen.
   § 3. De Regering deelt zulke beslissingen aan de Commissie mee overeenkomstig richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij, wanneer ze het vereist.
   § 4. De Regering kan de exploitanten die stoffen en producten erkend als bijproducten produceren, aan registratie onderwerpen. De modaliteiten voor de toepassing van deze paragraaf worden door de Regering nader bepaald.
   § 5. De Regering kan de betaling van administratieve kosten opleggen voor de erkenning als bijproduct van een stof of van een voorwerp alsook voor de in § 4 bedoelde registratie.]1
  ----------
  (1)<DWG 2018-07-17/04, art. 72, 030; Inwerkingtreding : 18-10-2018>

Art. 4ter.[1 § 1. Sommige specifieke afvalstoffen zijn niet langer afvalstoffen wanneer zij een behandeling voor nuttige toepassing of een recyclingsbehandeling hebben ondergaan en voldoen aan specifieke criteria die door de Europese Unie zijn bepaald en die grenswaarden omvatten voor verontreinigende stoffen, en, indien nodig, rekening houden met eventuele nadelige milieugevolgen van de stof of het voorwerp.
   § 2. De Regering neemt de nodige maatregelen aan voor de uitvoering van de beschikkingen of verordeningen aangenomen door de instellingen van de Europese Unie waarin de voorwaarden waaronder de afvalstoffen niet langer afvalstoffen zijn, worden bepaald.
   § 3. Voor de afvalstoffen waarvoor geen specifiek criterium door de Europese Unie is bepaald, kan de Regering, rekening houdend met de gemeenschappelijke rechtspraak, [3 via een beslissing van individuele aard]3 beslissen of bepaalde afvalstoffen niet langer afvalstoffen zijn en voor zover ze aan de volgende voorwaarden voldoen :
   1° de stof of het voorwerp wordt [3 ...]3 toegepast voor specifieke doelen;
   2° er is een markt voor of vraag naar de stof of het voorwerp;
   3° de stof of het voorwerp voldoet aan de technische voorschriften voor de specifieke doelen en aan de voor producten geldende wetgeving en normen; en
   4° het gebruik van de stof of het voorwerp heeft over het geheel genomen geen ongunstige effecten voor het milieu of de menselijke gezondheid.
  [2 De Regering kan de nodige procedurele modaliteiten bepalen om [3 via een beslissing van individuele aard]3 te besluiten of bepaalde afvalstoffen niet langer afvalstoffen zijn onder de voorwaarden bedoeld in het eerste lid.]2
   [3 ...]3
   § 4. Om te kunnen nagaan of te berekenen of de doelstellingen inzake recycling en nuttige toepassing opgelegd bij of krachtens artikel 8bis worden gehaald, dienen de afvalstoffen die overeenkomstig de vorige paragrafen niet langer afvalstoffen zijn, te worden geboekt als gerecycleerde afvalstoffen en afvalstoffen die nuttig zijn toegepast, wanneer de vereisten van die regelgeving inzake recycling en nuttige toepassing worden vervuld.]1
  [3 § 5. De Regering kan de exploitanten die stoffen en producten die niet langer afvalstoffen zijn, produceren, aan registratie onderwerpen. De modaliteiten voor de toepassing van deze paragraaf worden door de Regering nader bepaald.]3
  [3 § 6. De Regering kan de betaling van administratieve kosten opleggen voor de erkenning als einde van statuut van afvalstof van een stof of van een voorwerp alsook voor de in § 5 bedoelde registratie.]3
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2012-05-10/03, art. 6, 022; Inwerkingtreding : 08-06-2012>
  (2)<DWG 2013-10-24/11, art. 21, 024; Inwerkingtreding : 16-11-2013>
  (3)<DWG 2018-07-17/04, art. 73, 030; Inwerkingtreding : 18-10-2018>

Art.5.§ 1. De Regering maakt een afvalstoffenlijst op die als referentie-nomenclatuur voor het afvalbeheer moet dienen.
  § 2. De afvalstoffen worden, al naar gelang hun herkomst, ingedeeld als :
  - huishoudelijke afvalstoffen;
  - industriële afvalstoffen.
  De Regering kan sommige afvalstoffen gelijkstellen met andere afvalstoffen die, alhoewel van andere herkomst, aan dezelfde beheersregels onderworpen zijn.
  § 3. De Regering maakt een lijst van gevaarlijke en een lijst van inerte afvalstoffen op, al naar gelang de eigenschappen ervan.
  Het opnemen van afvalstoffen op de lijst van gevaarlijke afvalstoffen laat vermoeden dat ze gevaarlijke eigenschappen hebben.
  Het niet opnemen van afvalstoffen op de lijst van de inerte afvalstoffen laat vermoeden dat ze niet inert zijn.
  De Regering bepaalt de modaliteiten voor de erkenning van het ongevaarlijke of inerte karakter van de afvalstoffen.
  [1 § 4. Naar gelang van hun kenmerken en hun samenstelling worden de afvalstoffen als brandbraaf of niet-brandbaar ingedeeld. Afvalstoffen met een gloeiverlies van meer dan 10 % en een totaal gehalte aan organische koolstof van meer dan 6 % worden als brandbaar beschouwd.
   De opneming op de l[00c4][00b3]st van de brandbare afvalstoffen houdt het vermoeden in dat het afval brandbaar is. De Regering wordt ertoe gemachtigd om de procedure te bepalen, waarmee het onbrandbare karakter van een afvalstof dat in de lijst als brandbaar wordt beschouwd, per geval kan worden erkend.]1
  [1 § 5. De Regering kan de afvalstoffen naar gelang van hun recycleerbaar of niet-recycleerbaar karakter indelen. De opneming op de l[00c4][00b3]st van de recycleerbare afvalstoffen houdt het vermoeden in dat het afval recycleerbaar is; er kunnen voorwaarden aan worden verbonden.]1
  ----------
  (1)<DWG 2018-07-17/04, art. 74, 030; Inwerkingtreding : 18-10-2018>

Art. 5bis. <Ingevoegd bij DWG 2007-03-22/37, art. 4; Inwerkingtreding : 04-05-2007> Een publiekrechtelijke rechtspersoon mag slechts in het kader van een partnerschap met een privaatrechtelijke persoon industriële afval voorbehandelen, valoriseren of wegwerken.
  In de zin van deze bepaling wordt onder partnerschap verstaan elke deelname of vorm van vereniging waarbij de reële deling in de risico's en winst van het bedrijf voor elk van de partners bevestigd wordt. Wat het storten in een centrum voor technische ingraving betreft, kan het partnerschap de vorm aannemen van de overeenkomst bedoeld in artikel 20, § 3, eerste lid, van dit decreet.

Art. 5ter. <Ingevoegd bij DWG 2007-03-22/37, art. 5; Inwerkingtreding : 04-05-2007> Elke persoon die beroepshalve instaat voor afvalbeheer is verplicht de begunstigde van de afvalbeheerdienst kennis te geven van de beheersmodaliteiten, de bestemming van de afval en de uitvoerige kosten van het beheer.
  De Regering kan de toepassingsregels nader bepalen voor de personen of de afvalcategorieën die zij aanwijst.

Art. 5quater.[1 De producenten, invoerders, verdelers en bezitters van goederen en afvalstoffen nemen de nodige maatregelen om te voldoen aan de rangorde bedoeld in artikel 1, § 2, en om ervoor te zorgen dat het beheer voldoet aan de voorschriften van de §§ 1 en 2 van artikel 7, o.a. door de aanpassing van de wijzen waarop de goederen geproduceerd en verdeeld worden en/of waarop het afval geconditioneerd wordt]1
  ----------
  (1)<DWG 2012-05-10/03, art. 7, 022; Inwerkingtreding : 08-06-2012>

HOOFDSTUK II. - Preventie en beperking van de produktie van afvalstoffen en van de schadelijkheid ervan.
Art.6.§ 1. De Regering kan i.v.m. de preventie van moeilijk te beheren afval, een vlotter beheer van afval die bijzonder schadelijk is voor het milieu [1 , de beperking van de hoeveelheid of de schadelijkheid van de afvalstoffen, de globale gevolgen van het gebruik van de hulpbronnen en de verbetering van de doeltreffendheid van dit gebruik]1, de gepaste maatregelen treffen met het oog op :
  1° de bevordering van het onderzoek, de ontwikkeling en de aanwending van technieken die ecologisch gezien rationeel zijn;
  2° de reglementering van afvalproduktie, met name door het bepalen van kwantitatieve of kwalitatieve doelstellingen of door elke maatregel te treffen waarbij stoffen worden verkregen die opgenomen kunnen worden in een welbepaald aanwendingsproces van met produkten gelijk te stellen stoffen;
  3° de bevordering van de nuttige toepassing binnen het bedrijf dat afvalstoffen voortbrengt;
  4° de bevordering [1 onverminderd de bevoegdheden van de federale overheid, de ontwikkeling, de productie en]1 van het gebruik van produkten opdat zij niet of zo weinig mogelijk zouden bijdragen tot de toename van de hoeveelheid afvalstoffen en tot het verontreinigingsgevaar, en in dit opzicht, met het oog op de bepaling van criteria en de methodologie voor de analyse van de levenscyclus van de produkten;
  5° de bevordering van de gepaste technieken voor de verwijdering van gevaarlijke substanties die in de voor de [1 voor het hergebruik, de recycling en]1 nuttige toepassing bestemde afvalstoffen voorkomen;
  6° het opleggen van informatieverplichting aan de produktengebruikers m.b.t. [1 hun hergebruik, hun recycling,]1 de aangewende methode voor de nuttige toepassing of de verwijdering van hun produkten, het verontreinigingsgevaar en de gebruikswijze ervan;
  7° de regeling van de toekenning van toelagen voor de gevoerde acties of voor de overeenkomstig dit artikel vereiste investeringen;
  8° de verplichte uitvoering van meerjarige preventieplannen door de bedrijven (en/of preventiebalansen). <DWG 2007-03-22/37, art. 7, 016; Inwerkingtreding : 04-05-2007>
  (9° de bepaling, voor de goederen of de afval die zij aanwijst, van de modaliteiten voor het hergebruik, de mechanismen van de financiering van het hergebruik, de voorwaarden en de procedure voor de aanvraag, toekenning en betaling van de eventuele subsidie en de modaliteiten voor de berekening ervan.) <DWG 2007-03-22/37, art. 8, 016; Inwerkingtreding : 04-05-2007>
  § 2. De Regering kan de producenten of houders van produkten die gevaarlijke afvalstoffen zouden kunnen worden, verplichten een boekhouding van deze produkten te voeren en het Bestuur in te lichten over de bestemming en het gebruik ervan en over de methode voor de nuttige toepassing of de verwijdering ervan.
  § 3. (De milieuvergunningen en de wijzigingen van de na de inwerkingtreding van dit decreet verleende vergunningen voor ingedeelde inrichtingen bevatten exploitatienormen inzake afvalpreventie[1 , de beperking van de globale effecten van het gebruik van de hulpbronnen en de verbetering van de doeltreffendheid van dit gebruik.]1.) <DWG 1999-03-11/39, art. 140, 005; Inwerkingtreding : 01-10-2002>
  [2 ...]2
  [2 § 3bis. Het gebruik van plastic draagtassen voor eenmalig gebruik is verboden bij aankopen in detailhandels. Het verbod is van toepassing vanaf 1 december 2016 op kassatassen en vanaf 1 maart 2017 op de overige tassen bestemd voor de verpakking van koopwaren.
   Onder detailhandel wordt verstaan elk punt en elke wijze van verkoop aan het publiek, al dan niet overdekt.
   De tassen waarop het verbod slaat zijn lichte plastic draagtassen, zeer lichte plastic draagtassen en alle andere plastic draagtassen waarvan de kenmerken nader bepaald worden door de Regering.
   De Regering kan voorzien in uitzonderingen, waarvan ze de duur vastlegt, om rekening te houden met de eisen inzake hygiëne, hantering of veiligheid eigen aan sommige producten of afzetwijzen als er geen geschikte alternatieven bestaan.
   De kenmerken en de voorwaarden waaraan de bij wijze van uitzondering toegelaten tassen moeten voldoen, kunnen nader bepaald worden door de Regering.]2
  (§ 4. [2 De Regering kan alle gepaste maatregelen nemen ter beperking van de productie van papier- en plasticafval afkomstig van gratis publicaties, ter bevordering van de recycling ervan en ter bestrijding van de problemen die de verdeling ervan inzake openbare reinheid veroorzaakt. Ze kan onder andere :
   1° de plastic verpakkingen van die publicaties verbieden als er geen geschikte alternatieven bestaan;
   2° die publicaties verbieden te verdelen aan de personen die hun bezwaar hebben geuit of die wensen ze niet te ontvangen. De toestemming of het bezwaar is vrij, specifiek en verstandig;
   3° een verplichting tot informatieverstrekking aan de burgers opleggen aan degenen die de publicaties laten uitgeven of ze verdelen, alsook voorzien in de registratie en de opvolging van de aanvragen uitgedrukt overeenkomstig punt 2° en in een regelmatige rapportage aan de Administratie;
   4° verbieden om geplastificeerde kaarten op de voorruiten en ruiten van de wagens aan te brengen.
   De Regering bepaalt de publicatiecategorieën en de verdeelwijzen bedoeld in het tweede lid. Ze legt de modaliteiten vast voor de uitdrukking van de toestemming.]2
  § 5. [1 De Regering kan een erkenning verlenen aan de verenigingen zonder winstoogmerk en aan de vennootschappen met een maatschappelijk doel die actief zijn in de sector van het hergebruik en van de voorbereiding voor hergebruik. Zij onderwerpt de toekenning van elke compensatie aan die verenigingen en vennootschappen aan die erkenning. In dit kader oefenen de verenigingen en vennootschappen een dienst van algemeen economisch belang uit.
   De Regering bepaalt :
   1° de procedure en de voorwaarden van toekenning van de erkenning, o.a. het maatschappelijk doel van de persoon, de vereiste technische en menselijke middelen, de moraliteit, de hergebruikscriteria, het financiële plan;
   2° de procedure en voorwaarden van opschorting en intrekking van de erkenning;
   3° de minimale bepalingen die in de erkenning vastliggen m.b.t. de rechten en de verplichtingen die de houders ervan moeten nakomen, o.a. de aard en de duur van de openbare verplichtingen, de aard van de exclusieve of speciale eventuele rechten die aan de vennootschap zijn toegekend, het verstrekken van de gegevens die nodig zijn voor de opvolging van de erkenning en de activiteit, de voorwaarden en modaliteiten voor het beheer en het hergebruik van de goederen of afvalstoffen en het proces van de verbetering van de kwaliteit. De erkenning vermeldt de betrokken rechtspersoon en het betrokken grondgebied;
   4° de geldigheidsduur van de erkenning, die niet meer dan vijf jaar mag bedragen;
   5° de parameters voor de berekening, de controle en de herziening van de compensatie om zich ervan te vergewissen dat het bedrag van de compensatie niet hoger is dan wat nodig is om de kosten voortvloeiend uit de uitvoering van de openbare verplichtingen te dekken, rekening houdende met de desbetreffende ontvangsten alsmede met een redelijke winst op het eigen kapitaal dat nodig is voor de uitvoering van die verplichtingen;
   6° de controleprocedure waartoe [3 de administratie]3 regelmatig overgaat of laat overgaan om zich ervan te vergewissen dat de ondernemingen geen hogere compensatie genieten dan het bedrag voorzien overeenkomstig de in 5° bedoelde berekeningsparameters en dat de compensatie daadwerkelijk gebruikt wordt voor de werking van de betrokken dienst van algemeen economisch belang, onverminderd de capaciteit van de onderneming om een redelijke winst te genieten.]1
  ----------
  (1)<DWG 2012-05-10/03, art. 8, 022; Inwerkingtreding : 08-06-2012>
  (2)<DWG 2016-06-23/09, art. 77, 025; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
  (3)<DWG 2017-02-16/35, art. 2, 027; Inwerkingtreding : 09-04-2017>

Art. 6 TOEKOMSTIG RECHT.    § 1. De Regering kan i.v.m. de preventie van moeilijk te beheren afval, een vlotter beheer van afval die bijzonder schadelijk is voor het milieu [1 , de beperking van de hoeveelheid of de schadelijkheid van de afvalstoffen, de globale gevolgen van het gebruik van de hulpbronnen en de verbetering van de doeltreffendheid van dit gebruik]1, de gepaste maatregelen treffen met het oog op :
  1° de bevordering van het onderzoek, de ontwikkeling en de aanwending van technieken die ecologisch gezien rationeel zijn;
  2° de reglementering van afvalproduktie, met name door het bepalen van kwantitatieve of kwalitatieve doelstellingen of door elke maatregel te treffen waarbij stoffen worden verkregen die opgenomen kunnen worden in een welbepaald aanwendingsproces van met produkten gelijk te stellen stoffen;
  3° de bevordering van de nuttige toepassing binnen het bedrijf dat afvalstoffen voortbrengt;
  4° de bevordering [1 [4 en de reglementering,]4 onverminderd de bevoegdheden van de federale overheid, de ontwikkeling, de productie en]1 van het gebruik van produkten opdat zij niet of zo weinig mogelijk zouden bijdragen tot de toename van de hoeveelheid afvalstoffen en tot het verontreinigingsgevaar, en in dit opzicht, met het oog op de bepaling van criteria en de methodologie voor de analyse van de levenscyclus van de produkten;
  5° de bevordering van de gepaste technieken voor de verwijdering van gevaarlijke substanties die in de voor de [1 voor het hergebruik, de recycling en]1 nuttige toepassing bestemde afvalstoffen voorkomen;
  6° het opleggen van informatieverplichting aan de produktengebruikers m.b.t. [1 hun hergebruik, hun recycling,]1 de aangewende methode voor de nuttige toepassing of de verwijdering van hun produkten, het verontreinigingsgevaar en de gebruikswijze ervan;
  7° de regeling van de toekenning van toelagen voor de gevoerde acties of voor de overeenkomstig dit artikel vereiste investeringen;
  8° de verplichte uitvoering van meerjarige preventieplannen door de bedrijven (en/of preventiebalansen). <DWG 2007-03-22/37, art. 7, 016; Inwerkingtreding : 04-05-2007>
  (9° de bepaling, voor de goederen of de afval die zij aanwijst, van de modaliteiten voor het hergebruik, de mechanismen van de financiering van het hergebruik, de voorwaarden en de procedure voor de aanvraag, toekenning en betaling van de eventuele subsidie en de modaliteiten voor de berekening ervan.) <DWG 2007-03-22/37, art. 8, 016; Inwerkingtreding : 04-05-2007>
  § 2. De Regering kan de producenten of houders van produkten die gevaarlijke afvalstoffen zouden kunnen worden, verplichten een boekhouding van deze produkten te voeren en het Bestuur in te lichten over de bestemming en het gebruik ervan en over de methode voor de nuttige toepassing of de verwijdering ervan.
  § 3. (De milieuvergunningen en de wijzigingen van de na de inwerkingtreding van dit decreet verleende vergunningen voor ingedeelde inrichtingen bevatten exploitatienormen inzake afvalpreventie[1 , de beperking van de globale effecten van het gebruik van de hulpbronnen en de verbetering van de doeltreffendheid van dit gebruik.]1.) <DWG 1999-03-11/39, art. 140, 005; Inwerkingtreding : 01-10-2002>
  [2 ...]2
  [2 § 3bis. Het gebruik van plastic draagtassen voor eenmalig gebruik is verboden bij aankopen in detailhandels. Het verbod is van toepassing vanaf 1 december 2016 op kassatassen en vanaf 1 maart 2017 op de overige tassen bestemd voor de verpakking van koopwaren.
   Onder detailhandel wordt verstaan elk punt en elke wijze van verkoop aan het publiek, al dan niet overdekt.
   De tassen waarop het verbod slaat zijn lichte plastic draagtassen, zeer lichte plastic draagtassen en alle andere plastic draagtassen waarvan de kenmerken nader bepaald worden door de Regering.
   De Regering kan voorzien in uitzonderingen, waarvan ze de duur vastlegt, om rekening te houden met de eisen inzake hygiëne, hantering of veiligheid eigen aan sommige producten of afzetwijzen als er geen geschikte alternatieven bestaan.
   De kenmerken en de voorwaarden waaraan de bij wijze van uitzondering toegelaten tassen moeten voldoen, kunnen nader bepaald worden door de Regering.]2
  (§ 4. [2 De Regering kan alle gepaste maatregelen nemen ter beperking van de productie van papier- en plasticafval afkomstig van gratis publicaties, ter bevordering van de recycling ervan en ter bestrijding van de problemen die de verdeling ervan inzake openbare reinheid veroorzaakt. Ze kan onder andere :
   1° de plastic verpakkingen van die publicaties verbieden als er geen geschikte alternatieven bestaan;
   2° die publicaties verbieden te verdelen aan de personen die hun bezwaar hebben geuit of die wensen ze niet te ontvangen. De toestemming of het bezwaar is vrij, specifiek en verstandig;
   3° een verplichting tot informatieverstrekking aan de burgers opleggen aan degenen die de publicaties laten uitgeven of ze verdelen, alsook voorzien in de registratie en de opvolging van de aanvragen uitgedrukt overeenkomstig punt 2° en in een regelmatige rapportage aan de Administratie;
   4° verbieden om geplastificeerde kaarten op de voorruiten en ruiten van de wagens aan te brengen.
   De Regering bepaalt de publicatiecategorieën en de verdeelwijzen bedoeld in het tweede lid. Ze legt de modaliteiten vast voor de uitdrukking van de toestemming.]2
  [4 § 5. Het gebruik van plastic gebruiksvoorwerpen voor eenmalig gebruik die in het bijzonder bestemd zijn om de consumptie van levensmiddelen en dranken mogelijk te maken of te vergemakkelijken, is verboden in elke voor het publiek toegankelijke inrichting.
   De Regering bepaalt de modaliteiten van het in het vorige lid bedoelde verbod. Ze bepaalt de soorten gebruiksvoorwerpen, de afwijkingen wanneer er geen aangepaste alternatieven bestaan, en eventueel de uitbreiding tot andere materialen dan plastic.]4
  § 5. [1 De Regering kan een erkenning verlenen aan de verenigingen zonder winstoogmerk en aan de vennootschappen met een maatschappelijk doel die actief zijn in de sector van het hergebruik en van de voorbereiding voor hergebruik. Zij onderwerpt de toekenning van elke compensatie aan die verenigingen en vennootschappen aan die erkenning. In dit kader oefenen de verenigingen en vennootschappen een dienst van algemeen economisch belang uit.
   De Regering bepaalt :
   1° de procedure en de voorwaarden van toekenning van de erkenning, o.a. het maatschappelijk doel van de persoon, de vereiste technische en menselijke middelen, de moraliteit, de hergebruikscriteria, het financiële plan;
   2° de procedure en voorwaarden van opschorting en intrekking van de erkenning;
   3° de minimale bepalingen die in de erkenning vastliggen m.b.t. de rechten en de verplichtingen die de houders ervan moeten nakomen, o.a. de aard en de duur van de openbare verplichtingen, de aard van de exclusieve of speciale eventuele rechten die aan de vennootschap zijn toegekend, het verstrekken van de gegevens die nodig zijn voor de opvolging van de erkenning en de activiteit, de voorwaarden en modaliteiten voor het beheer en het hergebruik van de goederen of afvalstoffen en het proces van de verbetering van de kwaliteit. De erkenning vermeldt de betrokken rechtspersoon en het betrokken grondgebied;
   4° de geldigheidsduur van de erkenning, die niet meer dan vijf jaar mag bedragen;
   5° de parameters voor de berekening, de controle en de herziening van de compensatie om zich ervan te vergewissen dat het bedrag van de compensatie niet hoger is dan wat nodig is om de kosten voortvloeiend uit de uitvoering van de openbare verplichtingen te dekken, rekening houdende met de desbetreffende ontvangsten alsmede met een redelijke winst op het eigen kapitaal dat nodig is voor de uitvoering van die verplichtingen;
   6° de controleprocedure waartoe [3 de administratie]3 regelmatig overgaat of laat overgaan om zich ervan te vergewissen dat de ondernemingen geen hogere compensatie genieten dan het bedrag voorzien overeenkomstig de in 5° bedoelde berekeningsparameters en dat de compensatie daadwerkelijk gebruikt wordt voor de werking van de betrokken dienst van algemeen economisch belang, onverminderd de capaciteit van de onderneming om een redelijke winst te genieten.]1

  (1)<DWG 2012-05-10/03, art. 8, 022; Inwerkingtreding : 08-06-2012>
  (2)<DWG 2016-06-23/09, art. 77, 025; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
  (3)<DWG 2017-02-16/35, art. 2, 027; Inwerkingtreding : 09-04-2017>
  (4)<DWG 2018-07-17/04, art. 75, 030; Inwerkingtreding : onbepaald >


HOOFDSTUK III. - Preventie en beperking van hinder bij het afvalbeheer.
Afdeling 1. - Gemeenschappelijke bepalingen.
Art. 6bis. [1 Het afvalstoffenbeheer levert geen gevaar op voor de gezondheid van de mens en heeft geen nadelige gevolgen voor het milieu, met name :
   1° zonder risico voor water, lucht, bodem, fauna of flora;
   2° zonder geluids- of stankhinder te veroorzaken; en tevens
   3° zonder schade te berokkenen aan natuur- en landschapsschoon.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2012-05-10/03, art. 9, 022; Inwerkingtreding : 08-06-2012>

Art.7.§ 1. [1 Het is verboden afvalstoffen achter te laten, te lozen of te hanteren zonder de wettelijke en verordeningsbepalingen in acht te nemen.]1
   § 2. Elke producent of houder van afvalstoffen moet ze beheren of laten beheren [1 overeenkomstig artikel 6bis]1.
  [1 De natuurlijke of rechtspersonen die beroepsmatig afvalstoffen inzamelen of vervoeren, leveren de ingezamelde en vervoerde afvalstoffen bij de gepaste en toegelaten hergroeperings- en verwerkingsinstallaties die de bepalingen van artikel 6bis naleven.]1
  (vorige §§ 3 en 4 geschrapt) <DWG 2007-03-22/37, art. 11, 016; Inwerkingtreding : 04-05-2007>
  § 3. (Voorheen § 5.) Afvalstoffen worden hetzij beheerd door de [1 de producent of de houder van afvalstoffen]1, hetzij afgestaan aan een persoon of aan een (inrichting die over een vergunning beschikt of aangegeven is voor het beheer ervan).
  [1 Indien het afval van de eerste producent of houder voor voorafgaande behandeling wordt afgegeven aan een van de in het vorige lid bedoelde natuurlijke of rechtspersonen wordt niet vrijgesteld van de verantwoordelijkheid voor de nuttige toepassing of verwijdering.
   Onverminderd Verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en van de Raad van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen kan de Regering de voorwaarden voor de verantwoordelijkheid nader bepalen en besluiten in welke gevallen de eerste producent de verantwoordelijkheid voor de gehele verwerkingsketen behoudt of in welke gevallen de verantwoordelijkheid van de eerste producent en de houder kan worden gedeeld met of overgedragen aan de actoren van de verwerkingsketen.
   Die modaliteiten betreffende de vrijstelling, de vermindering of de verdeling van de verantwoordelijkheid worden bepaald op grond van criteria zoals de aard van de afvalstoffen, het belang van hun stroom, hun traceerbaarheid, de naleving van de wettelijke en reglementaire verplichtingen voor elke actor van de keten.
   De personen bedoeld in artikel 21, § 1, worden vrijgesteld van de in het tweede lid bedoelde verantwoordelijkheid.]1
  [1 § 4. De handelingen inzake afvalbeheer worden uitgeoefend met inachtneming van de in artikel 1, § 2, bedoelde rangorde en overeenkomstig artikel 6bis.
   Wanneer het nodig is voor de naleving van het vorige lid en om de nuttige toepassing te faciliteren of te verbeteren neemt de Regering de nodige maatregelen opdat de te valoriseren afvalstoffen het voorwerp zouden uitmaken van een selectieve inzameling voor zover die handeling op technisch, milieu- en economisch gebied haalbaar is. In geval van selectieve inzameling worden de afvalstoffen voor hun behandeling niet gemengd met afvalstoffen of materialen die niet dezelfde eigenschappen hebben.
   § 5. Wanneer de in § 4 bedoelde nuttige toepassing niet uitgevoerd wordt, maken de afvalstoffen het voorwerp uit van veilige verwijderingshandelingen die voldoen aan de in artikel 6bis bedoelde bepalingen.
   § 6. Overeenkomstig het beginsel äde vervuiler betaalt" en onverminderd artikel 8bis moeten de kosten van het afvalbeheer worden gedragen door de eerste afvalproducent of door de huidige of de vorige houder van afvalstoffen.]1
  ----------
  (1)<DWG 2012-05-10/03, art. 10, 022; Inwerkingtreding : 08-06-2012>

Art.8.(§ 1.) De Regering kan :
  1° de modaliteiten en technieken voor het afvalbeheer reglementeren; <DWG 2007-03-22/37, art. 12, § 2, 016; Inwerkingtreding : 04-05-2007>
  (oud 2° geschrapt) <DWG 2001-12-20/75, art. 2, 008; Inwerkingtreding : 16-02-2002>
  (2°) (...) de personen die, in enige hoedanigheid, bij het afvalbeheer betrokken zijn, afvalstoffen produceren, inzamelen, kopen of verkopen; <DWG 1999-03-11/39, art. 142, 005; Inwerkingtreding : 01-10-2002> <DWG 2001-12-20/75, art. 2, 008; Inwerkingtreding : 16-02-2002>
  (3°) het bewaren van afvalstoffen boven een bepaalde termijn of hoeveelheid verbieden; <DWG 2001-12-20/75, art. 2, 008; Inwerkingtreding : 16-02-2002>
  (4°) voorwaarden bepalen waaronder publiekrechtelijke of privaatrechtelijke personen die hun maatschappelijke zetel buiten het Waalse Gewest hebben, gelijk te stellen zijn met personen die een vergunning hebben gekregen overeenkomstig een reglementering vastgesteld op grond van punt 3 hierboven; <DWG 2001-12-20/75, art. 2, 008; Inwerkingtreding : 16-02-2002>
  5° (wegens openbaar nut laten overgaan tot de onteigening van de onroerende goederen die nodig zijn voor de vestiging van afvalbeheersinstallaties, voor het gebruik van de installaties bedoeld in § 2 of het herstel van de sites.) <DWG 2007-03-22/37, art. 12, 016; Inwerkingtreding : 04-05-2007>
  [1 6° de ophaal van huisafval door derden onderwerpen aan een voorafgaande overeenkomst met de gemeente of de territoriaal betrokken intercommunale.]1
  [2 7° de inrichtingen of ondernemingen die afvalverwerkingshandelingen verrichten, de inrichtingen of ondernemingen die beroepsmatig afvalstoffen inzamelen of vervoeren, de makelaars en handelaars, en de inrichtingen of ondernemingen die gevaarlijke afvalstoffen produceren, onderwerpen aan de periodieke controle en aan de inspectie.
   Inspecties betreffende inzamelings- en vervoershandelingen hebben betrekking op de oorsprong, de aard, de hoeveelheid en de bestemming van de ingezamelde en vervoerde afvalstoffen.
   De met het toezicht belaste ambtenaren mogen rekening houden met registraties die zijn verkregen volgens de regeling van het Communautair milieubeheer- en milieu-auditsysteem (EMAS), of volgens elk andere referentiesysteem voor milieumanagement, in het bijzonder wat betreft de frequentie en de intensiteit van de inspecties;
   8° [3 de privaat- en publiekrechtelijke rechtspersonen en natuurlijke personen]3 verplichten om bepaalde specifieke afvalstoffen te sorteren.]2
  (§ 2. De Regering kan een lijst opmaken van installaties voor afvalbehandeling die in buitengewone omstandigheden en voor bepaalde capaciteiten en hoeveelheden moeten instaan voor de opvang van in het Waalse Gewest geproduceerde afval waarvoor er voorlopig geen andere behandelingsoplossingen in het Waalse Gewest bestaan.
  De lijst wordt op voorstel van [4 de administratie]4 vastgelegd met inachtneming van o.a. een evenwichtige geographische verspreiding van de sites over het Waalse grondgebied, de technische en milieueisen, alsook de beheerskosten van die installaties.
  De Regering bepaalt :
  1° de behandelingscapaciteiten per installatie;
  2° de gebruiksduur van de installatie op grond van dit artikel;
  3° de omstandigheden waarin de op lijst opgenomen installaties gebruikt mogen worden;
  4° de procedure en voorwaarden voor de tenuitvoerlegging van de behandelingscapaciteiten;
  5° de publiek- of privaatrechtelijke rechtspersonen die om het gebruik van een behandelingscapaciteit kunnen verzoeken;
  6° de betrokken afvalstoffen.
  De Regering kan bij minnelijke schikking of door onteigening de rechten verwerven die nodig zijn voor het gebruik van die installaties. Zij alleen heeft machtiging om toegang ertoe te verlenen, binnen de perken die nodig zijn voor het uitwerken van vervangingsoplossingen.
  De begunstigden dragen de gezamenlijke gebruikskosten, met inbegrip van de verwerving van de gebruikskosten door de Regering en de belastingen betreffende het behandelingsproces van de gebruikte installatie.
  De Regering bepaalt de procedures en modaliteiten voor de toepassing van deze bepaling.) <DWG 2007-03-22/37, art. 12, 016; Inwerkingtreding : 04-05-2007>
  ----------
  (1)<DWG 2009-04-30/12, art. 10, 021; Inwerkingtreding : 29-05-2009>
  (2)<DWG 2012-05-10/03, art. 11, 022; Inwerkingtreding : 08-06-2012>
  (3)<DWG 2016-06-23/09, art. 78, 025; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
  (4)<DWG 2017-02-16/35, art. 2, 027; Inwerkingtreding : 09-04-2017>

Art. 8bis.<Ingevoegd bij DWG 2001-12-20/75, art. 1; Inwerkingtreding : 16-02-2002> § 1. [3 De Regering kan uitgebreide aansprakelijkheidsregelingen voor producenten vaststellen.]3
   (De Regering kan de producenten een terugnameplicht opleggen voor goederen of afvalstoffen uit commercialisering of uit het gebruik voor eigen behoefte van goederen, grondstoffen of producten met het oog op de preventie, het hergebruik, de recycling, de nuttige toepassing en/of een aangepast beheer van die goederen of afvalstoffen en op de internalisering van het geheel of van een deel van de beheerskosten [1 met inachtneming van de in artikel 1, § 2, bedoelde rangorde]1.
  Onder terugnameplicht wordt verstaan de verplichting afvalpreventiemaatregelen te nemen en de onder de terugnameplicht vallende goederen of afvalstoffen terug te nemen, in te zamelen, te hergebruiken, te valoriseren, weg te werken of al deze handelingen te laten uitvoeren. Ze houdt de dekking van de desbetreffende kosten in, met inbegrip van de financiering van de kost van de audits en van de financiële controles opgelegd door de Regering.) <DWG 2007-03-22/37, art. 13, 016; Inwerkingtreding : 04-05-2007>
  § 2. (De Regering bepaalt welke goederen of afvalstoffen onder de terugnameplicht vallen en wijst voor elk geval de personen aan die moeten voldoen aan de gemeenschappelijke en specifieke regels betreffende :
  1° de doelstellingen inzake preventie, hergebruik, selectieve inzameling, recycling en nuttige toepassing;
  2° de beheersmodaliteiten van toepassing op de goederen of afvalstoffen die onder de terugnameplicht vallen;
  3° de verplichtingen tot verstrekking van statistische informatie over de tenuitvoerlegging van de terugnameplicht;
  4° de verplichtingen tot informatieverstrekking jegens de verbruiker en [2 de administratie]2;
  5° de voorwaarden en modaliteiten betreffende de dekking van de kosten voor het beheer van de onder de terugnameplicht vallende afval, o.a. de lijst van de kosten die in aanmerking genomen moeten worden wanneer de aan de terugnameplicht onderworpen personen zich geheel of gedeeltelijk verlaten op het openbaar net voor inzameling, hergroepering, nuttige toepassing en wegwerking van huisafval;
  6° de modaliteiten voor de controle op de nakoming van de terugnameplichten.
  Ze kan het stellen van een zekerheid opleggen zodat het Gewest de garantie krijgt dat de terugnameplicht nagekomen wordt.) <DWG 2007-03-22/37, art. 13, 016; Inwerkingtreding : 04-05-2007>
  § 3. (Om hun terugnameplicht na te komen kunnen de personen bedoeld in § 1 :
  1° hetzij een preventie- en beheersplan voor de terugnameplicht uitwerken en uitvoeren;
  2° hetzij die plicht laten uitvoeren door een overeenkomstig dit decreet erkende instelling waarvan zij lid geworden zijn;
  3° hetzij een milieuovereenkomst uitvoeren zoals bedoeld in het decreet van 20 december 2001 betreffende de milieuovereenkomsten en in dat kader de uitvoering van de plichten geheel of gedeeltelijk toevertrouwen aan een beheersinstelling die de door de Regering gestelde voorwaarden vervult.
  De Regering kan voor sommige door haar bepaalde goederen of afvalstoffen de modaliteiten inperken voor het uitvoeren van de plicht op één of twee van de wijzen bedoeld in het eerste lid. In ieder geval wordt de in het eerste lid, 1°, bedoelde uitvoeringswijze behouden.) <DWG 2007-03-22/37, art. 13, 016; Inwerkingtreding : 04-05-2007>
  § 4. (De Regering bepaalt de inhoud van het preventie- en beheersplan bedoeld in paragraaf 3, eerste lid 1, 1°, de procedure voor de indiening en goedkeuring ervan en de geldigheidsduur ervan. Die geldigheidsduur mag niet meer dan tien jaar bedragen.) <DWG 2007-03-22/37, art. 13, 016; Inwerkingtreding : 04-05-2007>
  § 5. De Regering bepaalt :
  1° de voorwaarden waaronder de erkenning aan de in § 3, eerste lid, 2°, bedoelde instelling verleend wordt;
  2° de procedure voor de verlening van de erkenning;
  3° de voorwaarden waaronder de erkenning kan worden gewijzigd, opgeschort of ingetrokken, alsmede de desbetreffende procedure;
  4° de minimale voorschriften die vastliggen in de erkenning m.b.t. de verplichtingen die de erkende instelling moet nakomen in het kader van de terugnameplicht;
  5° de geldigheidsduur van de erkenning, die evenwel niet meer dan vijf jaar mag bedragen.
  De voorwaarden waaronder de erkenning aan de instelling wordt verleend, kunnen met name betrekking hebben op de vorm van de erkenning en op de middelen waarover de instelling beschikt om haar verplichtingen na te komen.
  De voorschriften bedoeld in het eerste lid, 4°, hebben met name betrekking op :
  1° de modaliteiten voor de inzameling van de goederen of afvalstoffen die onder de terugnameplicht vallen;
  2° de modaliteiten voor de inning van de bijdragen van de leden om de aan de terugnameplicht gebonden kosten te dekken;
  3° de overlegging aan [2 de administratie]2 van de balansen en resultatenrekeningen van het afgelopen jaar;
  4° de overlegging aan [2 de administratie]2 van een preventieplan;
  5° de instemming van de erkende instelling waarbij ze met elke persoon die onder de terugnameplicht valt en aan wie de aangevraagde erkenning wordt verleend, een overeenkomst sluit waarin de modaliteiten voor de overdracht van de terugnameplicht vastliggen.
  De uitvoering van de erkenning kan door de overheid die de Regering aanwijst onderworpen worden aan het stellen van een zekerheid om het Gewest de garantie te geven dat de terugnameplicht wordt nagekomen.
  Elk erkenningsbesluit wordt in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.
  § 6. (Het preventie- en beheersplan, de voorwaarden voor de toekenning van de erkenning aan de instelling en de milieuovereenkomst bedoeld in paragraaf 3, eerste lid, voorzien in de nuttige maatregelen ter bevordering van de banen met een maatschappelijk doel binnen de verenigingen en maatschappijen betrokken bij de inzameling, de sortering, het hergebruik, de recycling en de valorisatie van bedoelde goederen en afvalstoffen.) <DWG 2007-03-22/37, art. 14, 016; Inwerkingtreding : 04-05-2007>
  (§ 7. Een milieuovereenkomst betreffende een terugnameplicht kan opgezegd worden, hetzij in onderlinge overeenstemming door alle partijen, hetzij door de Waalse Regering of door alle ondertekenende partijen die de aan de terugnameplicht onderworpen personen vertegenwoordigen.
  De opzegtermijn bedraagt zes maanden en gaat in op de eerste dag van de maand na de kennisgeving. De overeenkomst kan voorzien in een andere termijn, die evenwel niet meer dan één jaar mag bedragen.
  Elke opzegging wordt bij ter post aangetekend schrijven aan de ondertekenaars van de overeenkomst betekend, op straffe van nietigverklaring.) <DWG 2007-03-22/37, art. 15, 016; Inwerkingtreding : 04-05-2007>
  ----------
  (1)<DWG 2012-05-10/03, art. 12, 022; Inwerkingtreding : 08-06-2012>
  (2)<DWG 2017-02-16/35, art. 2, 027; Inwerkingtreding : 09-04-2017>
  (3)<DWG 2018-07-17/04, art. 76, 030; Inwerkingtreding : 18-10-2018, (NOTA : bij arrest nr.163/2020 van 17-12-2020 (B.St. 03-02-2021, p. 8215), heeft het Grondwettelijk Hof het artikel 76, 1° vernietigd)>

Art. 8bis TOEKOMSTIG RECHT.   <Ingevoegd bij DWG 2001-12-20/75, art. 1; Inwerkingtreding : 16-02-2002> § 1. [3 De Regering kan uitgebreide aansprakelijkheidsregelingen voor producenten vaststellen.]3
  [2De Regering kan de in artikel 2, 20°, bedoelde personen die goederen, producten of grondstoffen op de markt brengen in Wallonië, aan de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid onderwerpen.
   De uitgebreide producentenverantwoordelijkheid neemt de vorm van een overmaneplicht, van een rapportageplicht of van een deelnameplicht aan.
   De Regering bepaalt de gemeenschappelijke algemene regels en de specifieke regels per goederen- en afvalstroom die toepasselijk zijn op de producenten en, desgevallend, op de interveniënten in de keten van de commercialisering en het beheer van de afvalstromen ten einde preventie en hergebruik te ontwikkelen en een hoog niveau van selectieve inzameling en nuttige toepassing van de afval te bereiken.
   Er kan een onderscheid gemaakt worden naar gelang het gaat om huishoudafval of om beroepsafval.
   De Regering richt om de twee jaar een rapport van de Administratie aan het Parlement over de uitvoering van de bepalingen genomen ter uitvoering van dit artikel.]2
  § 2. [2 Met inachtneming van de rangorde bedoeld in artikel 1, § 2, houdt de terugnameplicht voor de producent in dat hij :
   1° kwantitatieve en kwalitatieve afvalpreventie ontwikkelt;
   2° hergebruik waarborgt of versterkt;
   3° collectieve inzameling, recycling en elke andere nuttige toepassing of aangepast beheer van goederen of afval waarborgt of organiseert ten einde de door de Regering bepaalde doelstellingen te halen;
   4° de informatie- en sensibiliseringsacties voert die nodig zijn om de doelstellingen te halen;
   5° de kosten draagt van de acties bedoeld onder de punten 1° tot 4°, met inbegrip van de veiligheidsmaatregelen tegen diefstal, de financiële controles, de analyses en inspecties;
   6° alsook, desgevallend, de overige interveniënten in de commercialiseringsketen, deelneemt en bijdraagt aan het gewestelijk beleid ter bestrijding van de inciviliteiten inzake afval en openbare reinheid, wat betreft de goederen, producten, stoffen en afvalstoffen waarop ze betrekking hebben;
   7° de gegevens betreffende de op de markt gebrachte goederen, producten en stoffen in verband brengt met de ingezamelde en behandelde stromen en de acties gevoerd ter uitvoering van de terugnameplicht.
   Wat huishoudafval betreft, omvatten de kosten bedoeld in het eerste lid, 6°, de reële en volledige kostprijs van het afvalbeheer georganiseerd in samenwerking met de publiekrechtelijke rechtspersonen. De Regering kan de criteria en barema's inzake de compensatie van de door hen gemaakte kosten vastleggen. Als de afval voortgebracht wordt door andere gebruikers dan de gezinnen, kunnen andere financieringsmethodes voorzien worden in het kader van overeenkomsten tussen de producenten en die gebruikers, met inachtneming van het toepasselijke Europese recht.
   De Regering bepaalt de ter uitvoering van het eerste lid, 7°, te verstrekken gegevens alsook de wijze waarop de registers van die gegevens bijgehouden worden.
   Elke operator actief in de keten van het beheer van de aan de terugnameplicht onderworpen afvalstromen is ertoe gehouden de gegevens m.b.t. die stromen mee te delen, hetzij gratis en rechtstreeks aan de bevoegde autoriteit, hetzij aan de producent of aan diens gevolmachtigde, het eco-organisme, in geval van overeenkomst met hem.]2
  § 3. [2 Elke producent onderworpen aan de terugnameplicht is gehouden tot de uitwerking en de uitvoering van een preventieplan dat eerst aan de Administratie moet worden voorgelegd. Hij kan :
   1° hetzij een individueel preventieplan uitwerken en uitvoeren;
   2° hetzij de uitwerking en de uitvoering van een preventieplan per economische activiteitensector toevertrouwen aan een derde persoon die zijn plaats inneemt.
   Het preventieplan bevat de reeds genomen maatregelen, de in uitvoering zijnde maatregelen, de becijferde doestellingen en de vooropgestelde maatregelen inzake kwantitatieve en kwalitatieve preventie, voor een periode van vijf jaar.
   Elk plan wordt door de administratie beoordeeld, goedgekeurd of verworpen binnen de termijnen en volgens de procedure die de Regering bepaalt, rekening houdend met de doesltellingen van het Waals afvalplan of met het gewestelijk afvalpreventieprogramma.
   De Regering kan, voor de afzet op de Waalse markt van goederen of voor afvalproductie, een minimale drempel vastleggen vanaf welke de oplegging van een preventieplan toepasselijk is.]2
  § 4. [2 Onverminderd paragraaf 3, kan de aan de terugnameplicht onderworpen producent om zijn terugnameplicht na te komen :
   1° hetzij, via een individueel beheersplan, een individueel systeem inzake verwijdering, inzameling en verwerking, incluis hergebruik, tot stand brengen;
   2° hetzij de nakoming van zijn plicht toevertrouwen aan een eco-organisme waarbij hij zich aansluit en dat bevoegd is om een collectief systeem tot stand te brengen in het kader van een vergunning of van een milieu-overeenkomst aangenomen krachtens het Milieuwetboek.
   De Regering bepaalt de eisen betreffende de inhoud van het individuele plan, de procedure voor de indiening en goedkeuring ervan en de geldigheidsduur ervan (hoogstens vijf jaar).
   Zij bepaalt de voorwaarden die de eco-organismen en de collectieve systemen moeten vervullen, de procedure voor de toekenning en de hernieuwing van de vergunningen en de geldigheidsduur ervan (hoogstens vijf jaar). Zij voorziet in bepalingen voor de regeling van geschillen die tussen de partijen ontstaan.]2
  § 5. [2 De personen die voldoen aan de door de Regering gestelde eisen, kunnen toestemming krijgen om een collectief systeem tot stand te brengen, rekening houdend met de volgende voorwaarden :
   1° wettelijk opgericht zijn als vereniging zonder winstoogmerk;
   2° de tenlasteneming, voor rekening van hun contractanten, van de terugnameplicht als enig statutair doel hebben;
   3° over voldoende middelen beschikken om de terugnameplicht na te komen;
   4° over een bedrijfszetel of een contactpunt beschikken in Wallonië;
   5° het gebruik van de nationale talen in acht nemen in al hun betrekkingen met de Administratie, de betrokken personen en ondernemingen gevestigd in Wallonië;
   6° het gezamenlijke Waalse grondgebied bestrijken.
   Het eco-organisme is ertoe gehouden :
   1° voor het geheel van de producenten die een overeenkomst met hem gesloten hebben, de doestellingen inzake inzameling, hergebruik, recycling en nuttige toepassing van goederen en afval binnen de voorgeschreven termijnen te halen en de desbetreffende gegevens aan de Administratie over te leggen;
   2° gelijke en niet- discriminerende voorwaarden inzake toetreding en tenlasteneming van de terugnameplicht toepassen op elke producent die deelneemt aan het collectieve systeem, voor de afvalcategorie die hem betreft;
   3° maatregelen nemen om sociaalgerichte werkgelegenheid te bevorderen;
   4° zich houden aan het bestek dat door de Regering is vastgelegd overeenkomstig het vierde lid.
   Als de terugnameplicht huishoudafval betreft, vervult het eco-organisme een openbare dienstopdracht. De Regering voorziet in de beschikbaarheid en in de toegankelijkheid van de openbare afvalinzamelingscentra opdat de gebruikers en, desgevallend, de detailhandelaars de aan terugnameplicht onderworpen afval gratis kunnen inleveren. Naast de voorwaarden en plichten vermeld in de voorafgaande bepalingen is het eco-organisme ertoe gehouden :
   1° het Waalse grondgebied op homogene wijze te bedienen;
   2° een zekerheid te stellen zodat het Gewest de garantie krijgt dat de terugnameplicht nagekomen wordt;
   3° de reële en volledige kostprijs van het afvalbeheer dat hij in samenwerking met de publiekrechtelijke rechtspersonen organiseert, te financieren.
   Het bestek van de eco-organismen wordt door de Regering vastgelegd overeenkomstig de bepalingen van Boek I van het Milieuwetboek. Het bevat bepalingen m.b.t. de volgende aspecten :
   1° de beleidslijnen, de betrekkingen met de autoriteit, de publiekrechtelijke rechtspersonen die verantwoordelijk zijn voor de inzameling van de huishoudafval, en de drie betrokken partijen;
   2° de juridische en technische voorwaarden waaronder de verwijdering en het beheer van de goederen en de afval worden organiseerd;
   3° de voorwaarden waaronder een organisme al dan niet, rechtstreeks of onrechtstreeks, met name via een filiale, een operationele afvalbeheersactiviteit mag uitoefenen;
   4° de informatieverplichtingen jegens de bevoegde autoriteit, de gebruikers en de houders, met name de wijze waarop de informatie verstrekt moet worden of beschikbaar moet zijn;
   5° de financiering van de plicht, de doorzichtigheid van de kosten, de berekening van de bijdragen die rechtstreeks of onrechtstreeks door de verbuiker worden gedragen, de beperking van de reserves en voorschotten aangelegd vanaf die bijdragen tot maximum achttien maanden activiteit, behoudens afwijkingen, en de in acht te nemen modaliteiten in geval van overschrijding.
   De metingen van het collectieve systeem waarvoor al naar gelang de kennisgeving, het advies of de goedkeuring van de administratie vereist zijn, worden door de Regering nader bepaald.]2
  § 6. [2 De terugnameplicht en de deelnameplicht zijn van toepassing op de door de Regering aangewezen specifieke afval die geheel of gedeeltelijk en door om het even welk middel door de publiekrechtelijke rechtspersonen worden ingezameld of opgehaald en al dan niet met huishoudafval worden vermengd.
   De rapportageplicht omvat informatieverstrekking aan de Administratie wat betreft, enerzijds, de op de markt gebrachte goederen, producten of stoffen en, anderzijds, de maatregelen inzake hergebruik en preventie alsook die inzake informatieverstrekking aan en sensibilisering van de gebruikers die genomen worden om de milieudoelstellingen te halen.
   De deelnameplicht is van toepassing op de afvalstromen waarvoor een ketentekort of een probleem inzake openbare reinheid bestaat, of waarvoor kanalen voor hergebruik of nuttige toepassing tot stand gebracht moeten worden. Naast de rapportageplicht houdt ze in dat de producenten en, desgevallend, andere interveniënten deelnemen aan de commercialiseringsketen, aan het gewestelijk beleid inzake afvalpreventie en -beheer, incluis de openbare reinheid.
   Ze vraagt een forfaitaire bijdrage in de preventie-, inzamelings- en behandelingskosten die door de publiekrechtelijke rechtspersonen worden gedragen, ook wanneer de afval niet het voorwerp is van een selectieve inzameling of wanneer de sortering economisch overmatige kosten met zich mee zou brengen. De acties inzake handhaving en herstel van de openbare reinheid m.b.t. het achterlaten van afval worden meegerekend in die kosten.
   Elke persoon onderworpen aan de rapportageplicht of aan de deelnameplicht kan de nakoming van zijn plicht per economische activiteitensector toevertrouwen aan een derde persoon die zijn plaats inneemt.]2
  (§ 7. Een milieuovereenkomst betreffende een terugnameplicht kan opgezegd worden, hetzij in onderlinge overeenstemming door alle partijen, hetzij door de Waalse Regering of door alle ondertekenende partijen die de aan de terugnameplicht onderworpen personen vertegenwoordigen.
  De opzegtermijn bedraagt zes maanden en gaat in op de eerste dag van de maand na de kennisgeving. De overeenkomst kan voorzien in een andere termijn, die evenwel niet meer dan één jaar mag bedragen.
  Elke opzegging wordt bij ter post aangetekend schrijven aan de ondertekenaars van de overeenkomst betekend, op straffe van nietigverklaring.) <DWG 2007-03-22/37, art. 15, 016; Inwerkingtreding : 04-05-2007>

  (1)<DWG 2012-05-10/03, art. 12, 022; Inwerkingtreding : 08-06-2012>
  (2)<DWG 2016-06-23/09, art. 79, 025; Inwerkingtreding : onbepaald > (NOTA : bij arrest nr.37/2018 van 22-03-2018 (B.St. 13-06-2018, p. 49181), heeft het Grondwettelijk Hof dit artikel 79 vernietigd, in zoverre zij het artikel 8bis, § 1, eerste lid, invoegt in het decreet, en in zoverre zij, in hetzelfde decreet, artikel 8bis, § 5, vierde lid, 5°, invoegt, maar alleen in zoverre die bepaling de woorden « en voorschotten » bevat;)
  (3)<DWG 2018-07-17/04, art. 76, 030; Inwerkingtreding : 18-10-2018, (NOTA : bij arrest nr.163/2020 van 17-12-2020 (B.St. 03-02-2021, p. 8215), heeft het Grondwettelijk Hof het artikel 76, 1° vernietigd)>

Art.9.De Regering kan de personen die afvalstoffen voortbrengen, inzamelen, vervoeren, verwijderen, nuttig toepassen en in bezit hebben [1 en de makelaars en handelaars]1, verplichten :
  1° de bevoegde administratieve overheid in kennis te brengen van de bewaring en de verplaatsing van hun afvalstoffen, met name d.m.v. registers, borderellen [2 , formulieren en met andere adequate elektronische middelen]2;
  2° de afvalstoffen af te staan tegen een ontvangbewijs of een bewijs van verwijdering of nuttige toepassing.
  [2 Uiterlijk vanaf 1 januari 2023 wordt elke regelmatige verstrekking van gegevens aan de administratie waarin een besluit van de Regering voorziet, in digitale vorm georganiseerd. De Regering kan de toepassingsmodaliteiten bepalen.]2
  ----------
  (1)<DWG 2012-05-10/03, art. 13, 022; Inwerkingtreding : 08-06-2012>
  (2)<DWG 2018-07-17/04, art. 77, 030; Inwerkingtreding : 18-10-2018>

Art.10.Natuurlijke personen of rechtspersonen die beroepshalve gevaarlijke afvalstoffen inzamelen of vervoeren [2 of die makelaars- of handelaarsactiviteiten voor zulke afvalstoffen uitoefenen]2, zijn aan een voorafgaande erkenning onderworpen.
  De erkenning betreft met name de moraliteit, de technische en financiële middelen van de persoon.
  Natuurlijke personen of rechtspersonen die beroepshalve ongevaarlijke afvalstoffen inzamelen of vervoeren[2 of die makelaars- of handelaarsactiviteiten voor zulke afvalstoffen uitoefenen]2, zijn aan registratie onderworpen.
  De Regering bepaalt de regels voor de toepassing van dit artikel.
  [2 Waar mogelijk, worden de bestaande gegevens waarover de bevoegde autoriteiten beschikken, gebruikt om de relevante informatie voor dit registratieproces te verkrijgen, teneinde de administratieve lasten te beperken.]2
  [1 In afwijking van het eerste lid kan de Regering de naturlijke of rechtspersonen die beperkte hoeveelheden gevaarlijke afval vervoeren aan registratie onderwerpen in de gevallen en onder de voorwaarden die zij bepaalt.]1
  [3 Elke persoon geregistreerd voor het vervoer van niet-gevaarlijke afvalstoffen in één van de twee andere Gewesten van de Belgische staat wordt geacht in het Waalse Gewest geregistreerd te zijn voor het vervoer van dezelfde categorieën afvalstoffen, waarbij hij de gegevens van zijn registratie(s) aan de bevoegde dienst van de administratie meedeelt. De verplichtingen die overeenkomstig het derde lid van toepassing zijn op de geregistreerde vervoerders en de uitschrijvingsregels zijn er ook op van toepassing.]3
  ----------
  (1)<DWG 2009-04-30/12, art. 11, 021; Inwerkingtreding : 29-05-2009>
  (2)<DWG 2012-05-10/03, art. 14, 022; Inwerkingtreding : 08-06-2012>
  (3)<DWG 2018-07-17/04, art. 78, 030; Inwerkingtreding : 18-10-2018>

Art.11.(...) (De vestiging en de exploitatie van een installatie voor de verzameling, verwijdering of nuttige toepassing van afvalstoffen zijn aan een milieuvergunning of aan een aangifte onderworpen, overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning.) <DWG 1999-03-11/39, art. 143, 1° en 4°, 005; Inwerkingtreding : 01-10-2002>
  [1 In die vergunningen worden in elk geval de volgende elementen gespecificeerd :
   1° soorten en hoeveelheden van de afvalstoffen die mogen worden verwerkt;
   2° voor elk type vergunde handeling, de technische en andersoortige voorschriften die op de betrokken locatie van toepassing zijn;
   3° de te nemen veiligheids- en voorzorgsmaatregelen;
   4° de voor elk type handeling toe te passen methode;
   5° de monitoring- en controlehandelingen voor zover noodzakelijk;
   6° de bepalingen inzake sluiting en nazorg voor zover noodzakelijk.]1
  De vergunning wordt verleend wanneer een inrichting of een onderneming reeds aan een vergunningsstelsel onderworpen is krachtens een andere wetgeving en een bijkomende activiteit inzake afvalbeheer uitoefent die in een produktieproces is geïntegreerd. Als de afvalbeheersactiviteiten van dien aard zijn dat zij het aan de inrichting inherente gevaar doen toenemen, ondergaat de vergunning een wijziging waarbij (specifieke normen voor het afvalbeheer) worden opgenomen en artikel 7, § 2 in acht genomen. <DWG 1999-03-11/39, art. 143, 2°, 005; Inwerkingtreding : 01-10-2002>
  De (milieuvergunning) voor een installatie voor de verzameling, verwijdering of nuttige toepassing van afvalstoffen kan slechts verleend worden aan een exploitant die het bewijs van zijn moraliteit kan voorleggen en over voldoende technische middelen en financiële garanties beschikt of belooft te beschikken. <DWG 1999-03-11/39, art. 143, 3°, 005; Inwerkingtreding : 01-10-2002>
  (§ 2 afgeschaft) <DWG 1999-03-11/39, art. 143, 4°, 005; Inwerkingtreding : 01-10-2002>
  (§ 3 afgeschaft) <DWG 1999-03-11/39, art. 143, 4°, 005; Inwerkingtreding : 01-10-2002>
  (§ 4 afgeschaft) <DWG 1999-03-11/39, art. 143, 4°, 005; Inwerkingtreding : 01-10-2002>
  (§ 5 afgeschaft) <DWG 1999-03-11/39, art. 143, 4°, 005; Inwerkingtreding : 01-10-2002>
  (§ 6 afgeschaft) <DWG 1999-03-11/39, art. 143, 4°, 005; Inwerkingtreding : 01-10-2002>
  (§ 7 afgeschaft) <DWG 1999-03-11/39, art. 143, 4°, 005; Inwerkingtreding : 01-10-2002>
  (§ 8 afgeschaft) <DWG 2001-02-15/31, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 10-07-2001>
  ----------
  (1)<DWG 2012-05-10/03, art. 15, 022; Inwerkingtreding : 08-06-2012>

Art.12. (Opgeheven) <DWG 1999-03-11/39, art. 144, 005; Inwerkingtreding : 01-10-2002>

Art.13. (Opgeheven) <DWG 1999-03-11/39, art. 145, 005; Inwerkingtreding : 01-10-2002>

Art.14.De Regering kan :
  (...) <DWG 1999-03-11/39, art. 146, 005; Inwerkingtreding : 01-10-2002>
  (1°) het gebruik van installaties voor verzameling, verwijdering of nuttige toepassing van afvalstoffen afkomstig van buitenlandse Staten of andere Gewesten aan bijzondere voorwaarden onderwerpen; <DWG 1999-03-11/39, art. 146, 005; Inwerkingtreding : 01-10-2002>
  (2°) voorwaarden bepalen voor het verlenen van vergunningen, erkenningen en registraties m.b.t. : <DWG 1999-03-11/39, art. 146, 005; Inwerkingtreding : 01-10-2002>
  a) technische voorschriften inzake beperking en wegwerking van schadelijke gevolgen voor bodem, flora, fauna, lucht of water en, in het algemeen, inzake voorkoming van alle hinder voor het milieu en de bevolking;
  b) het stellen van een zekerheid om de risico's te dekken die aan mogelijke schadelijke gevolgen van de activiteit gebonden zijn;
  c) (het stellen van een zekerheid ten gunste van [1 de administratie]1, met inachtneming van één van de normen bedoeld in artikel 55 van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning, ten einde elke krachtens dit decreet opgelegde verplichting na te komen;) <DWG 1999-03-11/39, art. 146, 005; Inwerkingtreding : 01-10-2002>
  d) de toewijzing van bepaalde specifieke taken aan personen met bijzondere kwalificaties. In dit geval kan de Regering criteria voor de erkenning van deze personen vaststellen alsook hun rechten en verplichtingen t.o.v. de administratieve overheid bepalen;
  e) de naleving van de princiepen van toegangsvrijheid en -gelijkheid, de inachtneming van de tarieven van toepassing bij de inzameling, verwijdering of nuttige toepassing van de afvalstoffen;
  f) de voorwaarden voor de aanvaarding van de afvalstoffen;
  g) de betaling van administratieve kosten;
  (3°) bepalen in welke gevallen en onder welke voorwaarden gesteld kan worden dat een beslissing impliciet genomen is; <DWG 1999-03-11/39, art. 146, 005; Inwerkingtreding : 01-10-2002>
  (...) <DWG 1999-03-11/39, art. 146, 005; Inwerkingtreding : 01-10-2002>
  ----------
  (1)<DWG 2016-12-21/29, art. 131, 026; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art.15. (Opgeheven) <DWG 1999-03-11/39, art. 147, 005; Inwerkingtreding : 01-10-2002>

Afdeling 2. - Bijzondere bepalingen voor de nuttige toepassing van afvalstoffen.
Art.16. De Regering kan : 1° de methoden voor het gebruik van bepaalde materialen, elementen of energiebronnen reglementeren met het oog op een vlottere terugwinning ervan of van de materialen, elementen of energiebronnen die voor bepaalde fabricages worden gebruikt;
  2° technische criteria vaststellen waaraan de teruggewonnen materialen moeten voldoen, en de erkenningsprocedure voor de inachtneming van deze criteria bepalen;
  3° onder de door haar bepaalde voorwaarden subsidies verlenen om de nuttige toepassing en het hergebruik van in afvalstoffen aanwezige stoffen en/of energie te vergemakkelijken en te bevorderen;
  4° de gepaste maatregelen treffen om het gebruik van gerecycleerde produkten te bevorderen;
  5° voor de door haar bepaalde categorieën afvalstoffen criteria inzake nuttige toepassing vaststellen.

Art.17. De Regering kan bij reglement bepalingen invoegen in de bestekken van het Waalse Gewest en de plaatselijke besturen op grond waarvan de inschrijver gebruik kan maken van teruggewonnen produkten of stoffen of van materialen die eruit voortkomen.

Art.18. De Regering kan, volgens de regels die zij bepaalt, één of verscheidene afvalstoffenbeurzen erkennen die in de vorm van een vereniging zonder winstoogmerk worden opgericht.
  Een afvalstoffenbeurs heeft als opdracht :
  1° houders en kopers van afvalstoffen in te lichten over de koersen van de verschillende afvalstoffen op de Belgische en buitenlandse markten;
  2° markten en afzetgebieden voor de in Wallonië opgeslagen afvalstoffen te vinden, met inbegrip van opslagmogelijkheden voor bepaalde afvalstoffen;
  3° het vraag en aanbodmechanisme te bevorderen;
  4° het hergebruik van de produkten en de nuttige toepassing van de afvalstoffen te bevorderen.
  De Regering kan voor de door haar bepaalde duur een subsidie voor afvalstoffenbeurzen voorzien.

Afdeling 2bis. [1 - Bijzondere bepalingen m.b.t. hergebruik en recycling.]1   ----------   (1)
Art. 18bis. [1 § 1. Met inachtneming van de aan het Gewest voorbehouden bevoegdheden neemt de Regering passende maatregelen ter bevordering van het hergebruik van producten en activiteiten ter voorbereiding van hergebruik, met name door het aanmoedigen van het opzetten en ondersteunen van hergebruiks- en reparatienetwerken, toepassing van economische instrumenten, aanbestedingscriteria, kwantitatieve doelstellingen of andere maatregelen.
   Ze neemt ook maatregelen om recycling van hoge kwaliteit te bevorderen en voert hiertoe selectieve afvalinzamelingen in waar dat technisch, milieuhygiënisch en economisch haalbaar is en geschikt om aan de noodzakelijke kwaliteitsnormen voor de desbetreffende recyclingsectoren te voldoen. Ze kan ook een sorteringsverplichting voor de betrokken afvalstoffen opleggen.
   Onder voorbehoud van artikel 7, § 4, tweede lid, wordt tegen 2015 een selectieve inzameling ingevoerd voor papier, metaal, kunststof en glas.
   § 2. Om zich te ontwikkelen in de richting van een recyclingmaatschappij met een hoge grondstoffenefficiëntie, neemt de Regering de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de volgende doelstellingen worden gehaald :
   1° tegen 2020 maken papier, metaal, kunststof en glas uit huishoudens en eventueel uit andere bronnen, voor zover deze afvalstromen vergelijkbaar zijn met die van huishoudelijk afval, het voorwerp uit van een voorbereiding voor hun hergebruik of een recycling ten belope van minstens 50 % van het totale gewicht;
   2° tegen 2020 maken de niet-gevaarlijke bouw- en sloopafvalstoffen met uitzondering van de natuurlijke geologische materialen zoals omschreven in categorie 17 05 04 van de afvalcatalogus het voorwerp uit van een voorbereiding voor hergebruik, ofwel van een recycling, ofwel van andere nuttige toepassingen van stof, met inbegrip van opvulactiviteiten waarbij afval ter vervanging van ander materiaal gebruikt wordt, en dit ten belope van minimum 70 % van hun gewicht.
   § 3. Om de drie jaar brengt de Regering, overeenkomstig artikel 60bis, de Europese Commissie verslag uit over haar vorderingen bij het halen van de bepaalde doelstellingen. Als de doelen niet zijn gehaald, vermeldt ze in voorkomend geval de redenen en de acties die zullen worden gevoerd om die doelen te halen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2012-05-10/03, art. 16, 022; Inwerkingtreding : 08-06-2012>

Afdeling 3. - Bijzondere bepalingen voor de verwijdering van afvalstoffen.
Art.19.§ 1. Wat de centra voor technische ingraving betreft, deelt de Regering de afvalstoffen in op grond van hun herkomst en eigenschappen.
  § 2. Overeenkomstig de vigerende Europese voorschriften kan de Regering de gevaarlijke afvalstoffen bepalen die, na milieuonderzoek en in buitengewone gevallen, in centra voor technische ingraving van ongevaarlijke afvalstoffen gestort kunnen worden onder voorbehoud van een vergunning die de bevoegde overheid verleent voor kleine hoeveelheden die met de gestorte afvalstoffen verenigbaar zijn.
  § 3. De Regering kan geleidelijk een lijst opmaken van de afvalstoffen die niet in een centrum voor technische ingraving gestort mogen worden, o.a. omdat zij vatbaar zijn voor nuttige toepassing of voor een behandeling die de verontreinigende en gevaarlijke aard ervan kan verzachten.
  Uiterlijk 1 januari 2010 zal het verboden zijn biologisch afbreekbare organische afvalstoffen in een centrum voor technische ingraving te storten.
  [1 De Regering kan een lijst van afvalstoffen bepalen waarvan de verbranding en de coverbrandering geleidelijk verboden is.]1
  (De Regering bepaalt de buitengewone omstandigheden waarin kan worden afgeweken van het stortverbod in een centrum voor technische ingraving [1 of van de verbranding]1. Deze buitengewone omstandigheden kunnen met name betrekking hebben op het gebrek aan behandeling- of beheerinstallies, het stoppen of een ongeplande vertraging in de inrichting van de behandelingsinstallatie of van een beheerfilière. Elke in dit lid bedoelde afwijking kan slechts met inachtneming van de Europese vigerende wetgevingen plaatsvinden.) <DWG 2002-09-19/31, art. 2, 010; Inwerkingtreding : 01-10-2002>
  § 4. (...) <DWG 1999-03-11/39, art. 148, 005; Inwerkingtreding : 01-10-2002>
  § 5. (...) <DWG 2002-09-19/31, art. 1, 010; Inwerkingtreding : 01-10-2002>
  ----------
  (1)<DWG 2012-05-10/03, art. 17, 022; Inwerkingtreding : 08-06-2012>

Art.20.§ 1. Centra voor technische ingraving die niet uitsluitend bestemd zijn voor [oorspronkelijke] afvalproducenten worden als openbare dienst gevestigd en geëxploiteerd. <DWG 1999-03-11/39, art. 149, 1°, 005; Inwerkingtreding : 01-10-2002>
  Onverminderd de bijzondere toegangsvoorwaarden, o.a. financiële voorwaarden, voor gemeenten die bij verenigingen van gemeenten aangesloten zijn, moeten de exploitanten van centra voor technische ingraving de gebruikers gelijke toegangsmogelijkheden tot hun centra bieden.
  [Derde lid opgeheven] <DWG 2002-09-19/31, art. 3, 010; Inwerkingtreding : 01-10-2002>
  § 2. [De publiek- of privaatrechtelijke rechtspersonen die een centrum voor technische ingraving willen exploiteren, moeten het voorstel daarvan doen in het kader van het in artikel 24, § 2, bedoelde plan van de centra voor technische ingraving.
  Voor elk nieuwe centrum voor technische ingraving vermeld in het in artikel 24, § 2, bedoelde plan mag slechts de publiek- of privaatrechtelijke rechtspersoon die het voorstel betreffende dit centrum heeft gedaan, een milieuvergunning voor de exploitatie ervan krijgen.
  In afwijking van het vorige lid mag elke andere rechtspersoon dan die bedoeld in het vorige lid een milieuvergunning krijgen voor de exploitatie van een nieuw centrum voor technische ingraving opgenomen in het plan van de centra voor technische ingraving voorzover hij de voorafgaande vergunning van de Regering heeft gekregen.
  De leden 1 tot 3 van dezelfde paragraaf zijn niet van toepassing op :
  1° de centra voor technische ingraving die reeds bestonden vóór de goedkeuring van het in artikel 24, § 2, bedoelde plan van de centra voor technische ingraving;
  2° de centra voor technische ingraving die uitsluitend bestemd zijn voor een afvalproducent.] <DWG 2002-09-19/31, art. 3, 010; Inwerkingtreding : 01-10-2002>
  § 3. De in § 2 bedoelde publiekrechtelijke rechtspersonen kunnen de exploitatie op eigen kracht verzekeren of aan derden toevertrouwen in het kader van overeenkomsten waarbij de in acht te nemen regels bepaald worden.
  [Tweede lid opgeheven] <DWG 2002-09-19/31, art. 3, 010; Inwerkingtreding : 01-10-2002>
  [Derde lid geschrapt] <DWG 2002-09-19/31, art. 2, 010; Inwerkingtreding : 01-10-2002>
  Op advies van [2 de administratie]2 kan de Regering [1 de SPAQuE]1 ermee belasten de centra voor technische ingraving te exploiteren in de plaats van de gemeenten en verenigingen van gemeenten, wanneer deze na aanmaning hun verantwoordelijkheid niet hebben opgenomen in het kader van de planning van de centra, zoals bedoeld in artikel 25.
  § 4. De privaatrechtelijke rechtspersonen die een centrum voor technische ingraving [...] exploiteren, staan onder toezicht van de Regering. <DWG 2002-09-19/31, art. 3, 010; Inwerkingtreding : 01-10-2002>
  De Regering kan het verlenen of het invoeren van de [milieuvergunningen] voor de in het eerste lid bedoelde centra voor technische ingraving van industriële afvalstoffen afhankelijk maken van het sluiten van een beheerscontract tussen de houder en haar zelf. De openbare opdrachten [...] worden nader bepaald door de Regering. <DWG 1999-03-11/39, art. 149, 3°, 005; Inwerkingtreding : 01-10-2002> <DWG 2002-09-19/31, art. 3, 010; Inwerkingtreding : 01-10-2002>
  § 5. De Regering kan de in § 2 [...] bedoelde publiekrechtelijke rechtspersonen en [1 de SPAQuE]1 wegens algemeen nut laten overgaan tot de onteigening van de voor de vestiging van centra voor technische ingraving vereiste onroerende goederen. <DWG 2002-09-19/31, art. 3, 010; Inwerkingtreding : 01-10-2002>
  Om de waarde van het onteigende onroerend te bepalen wordt slechts rekening gehouden met de waarde op de dag vóór de voorlopige goedkeuring van het in artikel 24, § 2 bedoelde plan. Die waarde is geactualiseerd tot de dag waarop het recht op subsidie ontstaat of, bij gebrek aan bovenvermeld plan, tot de dag vóór de goedkeuring van het onteigeningsbesluit. De waarde wordt vastgesteld met uitzondering van elke verwijzing naar de toekomstige exploitatie van een centrum voor technische ingraving.
  (NOTA : Bij arrest nr 81/97 van 17 december 1997 (B.S. 21-01-1998), heeft het Arbitragehof artikel 20, paragraaf 5, lid 2 vernietigd; Opheffing : 02-08-1996)
  § 6. Elk centrum voor technische ingraving moet het voorwerp uitmaken van een afzonderlijke boekhouding.
  ----------
  (1)<DWG 2008-12-05/75, art. 85, 020; Inwerkingtreding : 18-05-2009>
  (2)<DWG 2017-02-16/35, art. 2, 027; Inwerkingtreding : 09-04-2017>

Afdeling 4. - Bijzondere bepalingen voor huishoudelijke afvalstoffen.
Art.21.<DWG 2007-03-22/37, art. 16, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2008> [§ 1. Elke burger heeft recht op een dienst voor huisafvalbeheer, onverminderd de verplichting voor de gemeente de gezamenlijke kosten van het beheer waarvoor zij instaat door de begunstigden te laten dragen en het beginsel van een doorzichtige facturering, waarin de bestanddelen van de kost opgenomen zijn, toe te passen.
   [1 Vanaf 2013 wordt de bijdrage van de begunstigden van het afvalbeheer vastgelegd zodat 95 à 110 % van de afvalbeheerskosten gedekt wordt. Het kostendekkingspercentage wordt jaarlijks bij het opmaken van de begrotingen bepaald op basis van de kosten van het voorlaatste boekjaar en de gekende elementen inzake de wijziging van die kosten. De gemeente verifieert en rechtvaardigt jaarlijks de inachtneming van het overeenkomstig dit artikel vastgelegde kostendekkingspercentage.]1
   De gemeenten kunnen overigens voorzien in maatregelen die rekening houden met de maatschappelijke toestand van de begunstigde.
  [1 § 2bis. Als de gemeente of de intercommunale een afvalbeheersdienst organiseert voor andere categorieën afvalhouders of -producenten dan de gezinnen, worden de eventuele kosten voor het beheer van die afval op die specifieke houders of producenten afgewenteld.
   De bijdrage wordt vastgelegd ter dekking van de kosten, overeenkomstig paragraaf 1.]1
   § 2. De Regering bepaalt de afvalbeheersdiensten die onder de vorige paragraaf vallen, alsook de opbrengsten en uitgaven die in aanmerking worden genomen om de kost ervan vast te leggen.
   Zij kan een onderscheid maken tussen de minimale diensten waarvoor alle burgers in aanmerking komen en de aanvullende afvalbeheersdiensten die op specifieke behoeften inspelen. Zij kan bepalen op welke afval die diensten betrekking hebben en aanzetten tot de harmonisering van de diensten tussen de gemeenten die dezelfde afvalbehandelingsinstallatie(s) gebruiken.
   De gemeenteraad legt de modaliteiten voor de toepassing van dit artikel bij gemeentelijke verordening vast.
   § 3. De gemeentelijke overheid geeft elke begunstigde kennis van de dagen waarop de afval wordt opgehaald en van de overige maatregelen die genomen worden om de minimale dienst en de aanvullende diensten inzake afvalbeheer te waarborgen. Zij geeft hen ook kennis van de verschillende bestanddelen van de kost voor het beheer van de opgehaalde afval en van de financieringsmodaliteiten, naar het model bepaald door de Regering.] <Erratum, B.S. 18-09-2015, p. 58712>
  § 4. De gemeente en de provinciegouverneur bezorgen [2 de administratie]2 jaarlijks de krachtens de vorige paragrafen genomen maatregelen en de reële afvalbeheerskosten berekend o.a. op basis van de reële kosten meegedeeld door de verenigingen van gemeenten. [1 [2 De administratie]2 helpt de gemeenten bij het opmaken van hun tarifering om de in dit artikel bedoelde doelstellingen inzake kostendekking te halen.]1
  [ § 5. De gemeente en de provinciegouverneur bezorgen [2 de administratie]2 jaarlijks [1 , ter informatie,]1 de krachtens de vorige paragrafen genomen maatregelen en de reële afvalbeheerskosten berekend o.a. op basis van de reële kosten meegedeeld door de verenigingen van gemeenten.
   § 6. De Regering kan de algemene regels inzake huisafvalbeheer nader bepalen en de selectieve inzameling van sommige door haar bepaalde afvalstoffen organiseren.] <Erratum, B.S. 18-09-2015, p. 58712>
  ----------
  (1)<DWG 2016-06-23/09, art. 80, 025; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
  (2)<DWG 2017-02-16/35, art. 2, 027; Inwerkingtreding : 09-04-2017>

Art.22.<DWG 2007-03-22/37, art. 17, 016; Inwerkingtreding : 04-05-2007> De toekenning en de betaling van de subsidies bedoeld in de artikelen 27 [1 , 27bis]1 en 28 van dit decreet worden onderworpen aan de naleving van artikel 21 van dit decreet en van de desbetreffende uitvoeringsbesluiten door de gemeenten. [1 Wanneer de door de of voor de gemeente georganiseerde bijdrage van de begunstigden van afvalbeheer het in artikel 21, § 1, bedoelde kostendekkingspercentage niet naleeft, wordt het bedrag dat overeenstemt met kosten die niet worden doorberekend of die de toegestane kostendekkingsmarge overschrijden, rechtstreeks afgetrokken van de eerstvolgende subsidie(s) die moet(en) worden betaald, en dit, alleen voor rekening van de betrokken gemeente.]1
  [2 Voor de toekenning in 2021 van de toelagen bedoeld in de artikelen 27, 27bis en 28 van dit decreet, zijn de gemeenten vrijgesteld van de naleving van artikel 21 en de uitvoeringsbepalingen ervan. Deze vrijstelling doet geen afbreuk aan de verplichting om het waarheidsgehalte te berekenen en de voor die berekening benodigde informatie te verstrekken.]2
  [3 Op voorwaarde dat het dekkingspercentage van de kosten van het beheer van huishoudelijk afval tussen 95% en 110% wordt gehandhaafd, worden de gemeenten die menen dat zij de cyclische stijgingen van de werkelijke kosten in 2023 ten opzichte van de werkelijke kosten in 2022 niet kunnen doorrekenen, niettemin geacht artikel 21 en de uitvoeringsmaatregelen ervan te hebben nageleefd, met name voor de toekenning in 2023 van de subsidies bedoeld in de artikelen 27, 27bis en 28 van dit besluit. Deze mogelijkheid schept echter geen recht op enige gewestelijke compensatie voor de gemeenten die er gebruik van maken.]3
  ----------
  (1)<DWG 2018-07-17/04, art. 79, 030; Inwerkingtreding : 18-10-2018>
  (2)<DWG 2020-12-17/52, art. 108, 032; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
  (3) geen nederlandse versie
  (3)<DWG 2022-12-21/67, art. 106, 035; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

HOOFDSTUK IV. - Overbrenging van afvalstoffen.
Art.23.§ 1. De overbrenging van afvalstoffen binnen, [1 , vanuit en via]1 het Waalse Gewest moet zo weinig mogelijk gevaar opleveren voor het milieu en de gezondheid van de mens en de nuttige toepassing en de verwijdering ervan mogelijk maken overeenkomstig de bepalingen van dit decreet en van de wetgevingen van de betrokken Staten en Gewesten.
  § 2. Daartoe kan de Regering o.a. :
  1° overbrengingen aan aangifte of vergunning onderwerpen;
  2° maatregelen van algemeen of gedeeltelijk verbod treffen of bezwaren tegen de afvaloverbrenging aanvoeren, met name als de overbrengingen de in hoofdstuk V bedoelde plannen niet in acht nemen;
  3° verlangen dat specifieke beschrijvende borden op de vervoermiddelen van afvalstoffen geplaatst worden;
  4° de overbrenging van afvalstoffen onderwerpen aan het stellen van een zekerheid die de vervoerkosten en de kosten voor de nuttige toepassing en de verwijdering moet dekken, met name wanneer de overbrenging niet tot een goed einde is gebracht of in geval van terugzending van de afvalstoffen naar de afzender;
  5° de afvalproducenten of -houders een bijdrage opleggen in de passende administratieve kosten i.v.m. de procedure van kennisgeving en toezicht en in de gebruikelijke analyse- en inspectiekosten;
  6° in het algemeen alle nodige bepalingen treffen voor de uitvoering van Verordening (EEG) nr. 259/93 van de Raad van 1 februari 1993 betreffende toezicht en controle op de overbrenging van afvalstoffen binnen, naar en uit de Europese Gemeenschap (en van Verordening (EG) 1013/2006 van het Parlement en van de Raad van 14 juni 2006 betreffende overbrenging van afvalstoffen,) [1 alsook de akten van de Europese Unie aangenomen op basis van die Verordening,]1 en van het Verdrag inzake de beheersing van de grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen en de verwijdering ervan, ondertekend te Bazel op 22 maart 1989 en goedgekeurd bij de wet van 6 augustus 1993. <DWG 2007-03-22/37, art. 18, 016; Inwerkingtreding : 04-05-2007>
  ----------
  (1)<DWG 2016-06-23/09, art. 81, 025; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

HOOFDSTUK V. - Planning van het afvalstoffenbeheer.
Art.24.[1 § 1. De Regering maakt een afvalbeheersplan op overeenkomstig de artikelen D.40 tot D.47 van Boek I van het Milieuwetboek.
   Dat plan wordt overeenkomstig artikel 1, §§ 1 tot 3, artikel 6bis en artikel 26bis vastgesteld.
   Dat plan bevat een analyse van de toestand inzake het afvalbeheer op het Waalse grondgebied alsmede de maatregelen die genomen moeten worden onder betere voorwaarden te zorgen voor een milieuvriendelijke voorbereiding van afvalstoffen met het oog op hun hergebruik, recycling, nuttige toepassing of verwijdering en om de doelstellingen van dit decreet te bereiken. Het plan omvat bovendien een evaluatie van de wijze waarop het de uitvoering van het Waalse afvalbeleid zal ondersteunen.
   Het kan een planning per type afval of per activiteitensector omvatten.
   § 2. Het plan omvat minstens de volgende elementen :
   1° het type, de hoeveelheid en de herkomst van de op het grondgebied geproduceerde afvalstoffen, de afstoffen die vanuit of naar het grondgebied van het Gewest kunnen worden overgebracht en een evaluatie van de ontwikkeling van de afvalstromen in de toekomst;
   2° de bestaande regelingen voor afvalinzameling en grote behandelingsinstallaties inclusief de bijzondere regelingen voor afgewerkte oliën, gevaarlijke afvalstoffen of afvalstromen bedoeld in de bijzondere bepalingen;
   3° een beschrijving van de ontwikkeling in de sector naar gelang van de bepaalde doelstellingen en een beoordeling van de behoefte aan nieuwe inzamelingsregelingen, sluiting van bestaande afvalinstallaties, extra afvalinstallatie-infrastructuur en, indien nodig, de daarmee samenhangende investeringen;
   4° voldoende informatie over locatiecriteria voor de keuze van locaties en capaciteit van toekomstige verwijderingsinstallaties indien nodig;
   5° algemeen afvalbeheerbeleid, inclusief geplande afvalbeheertechnologieën en -methoden of beleid voor afval dat specifieke beheersproblemen oplevert.
   § 3. Het plan kan ook de volgende elementen bevatten, gelet op het geografische niveau en de geografische dekking van het planningsgebied :
   1° organisatorische aspecten in verband met afvalbeheer, inclusief een beschrijving van de verdeling van verantwoordelijkheden tussen de openbare en private actoren die het afvalbeheer uitvoeren;
   2° een evaluatie van het nut en de geschiktheid van economische of andersoortige instrumenten voor het aanpakken van diverse afvalproblemen, rekening houdend met de noodzaak om de goede werking van de interne markt in stand te houden;
   3° gebruik van bewustmakingscampagnes en verstrekking van informatie ten behoeve van het brede publiek of specifieke categorieën consumenten;
   4° historisch verontreinigde afvalverwijderingslocaties en de maatregelen om deze te saneren.
   Het plan bevat gegevens over zijn budgettaire gevolgen voor de overheid, alsook over de voorzienbare gevolgen op korte, middellange en lange termijn voor de economie in het algemeen en over de voorzienbare gevolgen voor het milieu.
   § 4.[2 De Regering maakt één of verschillende afvalbeheersprogramma's op. Die programma's worden opgemaakt overeenkomstig de artikelen D.40 tot D.45 van Boek I van het Milieuwetboek, met uitzondering van artikel D.45, eerste lid, eerste zin.
   De afvalbeheersprogramma's bepalen de te ontwikkelen projecten en acties alsmede de te halen doelstellingen inzake afvalpreventie. Die programma's beschrijven ook de bestaande preventiemaatregelen en evalueren het nut van de voorbeelden van maatregelen bedoeld in bijlage V of van andere geschikte maatregelen.
   De preventieprogramma's worden overeenkomstig artikel 1, paragrafen 1 tot 3, opgemaakt.
   Die doelstellingen en maatregelen zijn erop gericht de economische groei los te koppelen van de milieueffecten die gepaard gaan met de productie van afvalstoffen.
   De Regering stelt passende specifieke kwalitatieve of kwantitatieve benchmarks voor de aangenomen afvalpreventiemaatregelen vast teneinde de voortgang van de maatregelen te bewaken en te evalueren, en kan specifieke kwalitatieve of kwantitatieve streefcijfers en indicatoren vastleggen.
   De Regering kan de afvalpreventieprogramma's in het afvalbeheersplan opnemen. In dat geval vormen de preventieprogramma's een specifiek luik van het plan.]2
   § 5. [2 Zodra ze aangenomen zijn, worden het afvalbeheersplan en de afvalpreventieprogramma's aan de Europese Commissie meegedeeld.]2
   § 6. [2 Het beheersplan en de preventieprogramma's]2, worden ten minste om de zes jaar geëvalueerd en, zo nodig, herzien, waar van toepassing overeenkomstig de bepalingen betreffende het hergebruik en de recycling bedoeld in hoofdstuk III, afdeling 2bis, en leven de richtsnoeren van de Europese Commissie bedoeld in artikel 9 van Richtlijn 2008/98/EG Van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende afvalstoffen en tot intrekking van een aantal richtlijnen
   § 7. De Regering maakt, aan de hand van de in de artikelen 25 en 26 bedoelde procedure, een plan op m.b.t. de centra voor technische ingraving. Dat plan bevat de sites die gebruikt zouden kunnen worden voor de vestiging en de exploitatie van centra voor technische ingraving, met uitzondering van de centra voor technische ingraving die uitsluitend bestemd zijn voor oorspronkelijke afvalproducenten. Op bedoelde sites kunnen de andere activiteiten met betrekking tot het afvalstoffenbeheer worden toegestaan, voor zover zij verband houden met de exploitatie van het centrum voor technische ingraving of zij laatstgenoemde niet in het gedrang brengen.
   Er kan geen machtiging worden verleend voor andere centra voor technische ingraving dan de centra die uitsluitend bestemd zijn voor (oorspronkelijke) afvalproducenten, behalve de centra vermeld in het plan waarvan sprake in de vorige paragraaf.
   § 8. Een milieuvergunning voor een installatie voor het beheer van winningsafval bedoeld in het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning mag slechts afgegeven worden als de overheid de garantie heeft dat het afvalbeheer niet rechtstreeks in conflict komt met of niet op een andere wijze interfereert vóór de tenuitvoerlegging van de plannen bedoeld in de §§ 1 en 2.]1
  ----------
  (1)<DWG 2012-05-10/03, art. 18, 022; Inwerkingtreding : 08-06-2012>
  (2)<DWG 2016-06-23/09, art. 82, 025; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Art.25. § 1. Het voorontwerp van plan voor centra voor technische ingraving wordt binnen de door de Regering bepaalde termijn gemaakt op grond van de voorstellen van [...] privaat- en publiekrechtelijke rechtspersonen [1 de SPAQuE]1. <DWG 2002-09-19/31, art. 4, 010; Inwerkingtreding : 01-10-2002>
  Bij gebrek aan voorstellen binnen de voorgeschreven termijn maakt de Regering het plan eigener beweging op.
  § 2. Het plan-ontwerp voor centra voor technische ingraving wordt aan een milieueffectenonderzoek onderworpen. Elke site die in aanmerking komt voor de vestiging en de exploitatie van een centrum voor technische ingraving van niet inerte afvalstoffen wordt door [1 de SPAQuE]1 aan een onderzoek onderworpen om de rechtstreekse en onrechtstreekse effecten van de vestiging en de exploitatie op korte, middellange en lange termijn vast te stellen. De effecten hebben betrekking op :
  1° mens, fauna en flora;
  2° bodem, water, lucht, klimaat en landschap;
  3° de wisselwerking tussen de factoren waarvan sprake in de vorige paragraaf, 1° en 2°;
  4° de materiële goederen en het cultureel erfdeel.
  Het onderzoek wordt verricht door één of meer personen die erkend zijn als auteurs van milieueffectenonderzoeken, overeenkomstig artikel 11 van het decreet van 11 september 1985 tot organisatie van de milieueffectenbeoordeling in het Waalse Gewest.
  De na milieueffectenonderzoek verkregen informatie moet minstens betrekking hebben op de elementen waarvan sprake in artikel 14 van voormeld decreet van 11 september 1985.
  Mocht de exploitatie van een centrum voor technische ingraving dat op één van de in het plan-ontwerp opgenomen sites gevestigd is, een ander Gewest of een andere Staat aanzienlijke milieuschade berokkenen, dan stuurt de Regering voormeld plan-ontwerp aan de betrokken bevoegde overheden.
  [1 De SPAQuE]1 en de in het tweede lid van vorige paragraaf bedoelde personen worden in het kader van hun opdracht gemachtigd om, onder de door de Regering bepaalde voorwaarden, de sites te betreden die in het plan-ontwerp zouden kunnen worden opgenomen, en er de nodige onderzoeken, analyses en monsternemingen te verrichten.
  § 3. De Regering bepaalt :
  1° de wijze van terugbetaling van de kosten gebonden aan de in § 2 bedoelde milieueffectenonderzoeken ten laste van de rechtspersonen die voorstellen hebben gemaakt overeenkomstig § 1;
  2° de wijze van schadeloosstelling van de personen aan wie de in het vijfde lid van § 2 bedoelde onderzoeken, analyses en monsternemingen materiële schade toebrengen.
  ----------
  (1)<DWG 2008-12-05/75, art. 85, 020; Inwerkingtreding : 18-05-2009>

Art.26.
  § 1. [1 ...]1 (NOTA : het DWG 2008-12-05/75, art. 85, wijzigt § 1 na zijn opheffing.)
  § 2. [1 ...]1
  § 3. [1 ...]1
  § 4. [Voorzover zij relevant en actueel zijn, kunnen de resultaten en gegevens die ingezameld werden tijdens een eerder uitgevoerde milieuevaluatie, geheel of gedeeltelijk opgenomen worden in het effectonderzoek. Deze worden als dusdanig in het onderzoek opgenomen.] <DWG 2006-11-10/44, art. 13, 015; Inwerkingtreding : 04-12-2006>
  ----------
  (1)<DWG 2007-05-31/46, art. 51, 017; Inwerkingtreding : 08-03-2008>

Art. 26bis. [1 § 1. De Regering neemt passende maatregelen, in samenwerking met de andere Gewesten en andere lidstaten van de Europese Unie wanneer zulks noodzakelijk of raadzaam is, om een adequaat geïntegreerd netwerk tot stand te brengen van afvalverwijderingsinstallaties en van installaties voor de nuttige toepassing van gemengd huishoudelijk afval, ingezameld bij particuliere huishoudens, ook indien die inzameling dergelijk afval van andere producenten omvat, rekening houdend met de beste beschikbare technieken.
   In afwijking van Verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en De Raad van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen kunnen de binnenkomende overbrengingen van afval, bestemd voor als nuttige toepassing ingedeelde afvalverbrandingsinstallaties, om het netwerk te beschermen, beperkt worden indien vaststaat dat die overbrengingen ertoe zouden leiden dat gewestelijk afval moet worden verwijderd of dat afval moet worden verwerkt op een wijze die niet conform is aan het gewestelijke afvalbeheersplan. De beperkingsmaatregel wordt aan de Europese Commissie medegedeeld. De afvaluitvoeren kunnen om milieuredenen beperkt worden, zoals bepaald in Verordening (EG) nr. 1013/2006.
   § 2. Het netwerk moet zo worden opgezet dat de Europese Unie als geheel hierdoor zelfvoorzienend kan worden zowel voor afvalverwijdering als voor nuttige toepassing van afval als bedoeld in § 1, en dat elke lidstaat afzonderlijk naar dat doel toe kan groeien, rekening houdend met de geografische omstandigheden en de behoefte aan gespecialiseerde installaties voor bepaalde soorten afval.
   § 3. Het netwerk moet het mogelijk maken afval te verwijderen of afval als bedoeld in § 1 nuttig toe te passen in een van de meest nabijgelegen daartoe geschikte installaties, met behulp van de meest geschikte methoden en technologieën, om een hoog niveau van bescherming van het milieu en de volksgezondheid te waarborgen.
   § 4. De beginselen van nabijheid en zelfvoorziening betekenen niet dat het Gewest zelf over alle faciliteiten voor definitieve nuttige toepassing moet beschikken.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2012-05-10/03, art. 19, 022; Inwerkingtreding : 08-06-2012>

HOOFDSTUK VI. - Financiële bepalingen.
Art.27.De Regering kan geheel of gedeeltelijk tegemoetkomen in : 1° de financiering van informatieacties tot voorkoming van afvalstoffen en tot bevordering van de openbare netheid;
  2° de financiering van tijdelijke experimentele acties voor de inzameling [1 het hergebruik, de recycling]1 en de nuttige toepassing van afvalstoffen, die niet bij of krachtens dit decreet opgelegd werden;
  3° de participatie in afvalstoffenmaatschappijen;
  4° de kosten veroorzaakt door verplichtingen die rechtstreeks te maken hebben met de aanwezigheid van een afvalinstallatie op het grondgebied van de gemeente.
  De Regering bepaalt de voorwaarden en de modaliteiten voor de toekenning van deze tegemoetkomingen.
  ----------
  (1)<DWG 2012-05-10/03, art. 20, 022; Inwerkingtreding : 08-06-2012>

Art. 27bis.[1 Door de Regering kunnen worden toegekend :
   1° ondersteunende subsidies en maatregelen ter zake van preventie, communicatie, verwerking en valorisering, en selectieve ophaling, voor huishoudelijk en niet-huishoudelijk afval, met inbegrip van verpakkingsafval, en de algemene publieke netheid;
   2° toelagen voor de uitvoering van indicatieve onderzoeken inzake benzinestations;
   3° toelagen voor openbare instellingen met betrekking tot hun werking en acties op het vlak van afval, met inbegriop van werken voor het herstel van voormalige storten;
   4° kapitaalinbrengen en terugvorderbare voorschotten inzake afvalstoffen, met name terugvorderbare voorschotten op onderzoekskosten voorafgaand aan het verkrijgen van vergunningen voor de uitvoering van afvalbeheerinstallaties.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2017-02-16/35, art. 3, 027; Inwerkingtreding : 09-04-2017>


Art.28.De Regering kan, volgens de regels die zij bepaalt, toelagen verlenen aan de gemeenten en verenigingen van gemeenten voor :
  1° de bouw, de verbetering en de hernieuwing van installaties voor verwijdering, verzameling of nuttige toepassing van huishoudelijke afvalstoffen;
  2° de sanering van de sites waar afvalstoffen worden gestort;
  3° de aankoop van de onroerende goederen die nodig zijn voor de uitvoering van de in 1° bedoelde werken;
  4° de vorming van het gemeentepersoneel en de acties ter voorlichting van het publiek op gemeentelijk vlak.
  [1 5° de indienstneming en het behoud van een personeelslid voor de preventie, de opsporing en de vaststelling van overtredingen inzake de afvalstoffen.]1
  ----------
  (1)<DWG 2008-06-05/36, art. 9, 018; Inwerkingtreding : 06-02-2009>

Art. 28bis. [1 De Regering bepaalt de activiteiten waarvoor zij de kosten die voortvloeien uit de ophaling, het vervoer, de verwerking en de vernietiging van dood aangetroffen dieren integraal ten laste neemt.
   De Regering kan de modaliteiten van een abonnementssysteem dat de landbouwexploitant kan aangaan, vastleggen, om de bijdrage van de landbouwexploitanten die activiteiten in de fokkerijsector uitoefenen, tot de financiering van de verwerking en de vernietiging van dood aangetroffen dieren in de landbouwbedrijven te organiseren.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2012-11-08/02, art. 1, 023; Inwerkingtreding : 30-11-2012>

HOOFDSTUK VII. - Functionele bepalingen.
Afdeling 1. - Statistieken en inlichtingen.
Art.29. De Regering treft de nuttige maatregelen voor de inzameling van de gegevens die nodig zijn om de voor de internationale instellingen bestemde documenten op te maken.

Art.30. Wanneer persoonlijke gegevens vereist zijn om een afvalstoffenreglement uit te werken, op te maken en ten uitvoer te brengen of om internationale verplichtingen na te komen, kan het Bestuur tot de nodige onderzoeken laten overgaan. De bij deze aanvragen betrokken personen zijn gehouden alle gevraagde inlichtingen te verstrekken.
  De ingewonnen inlichtingen mogen niet gebruikt worden voor andere doeleinden dan die waarvoor tot de statistische onderzoeken wordt overgegaan.
  De Regering maakt jaarlijks globale en anonieme statistieken bekend.

Art.31. Personen die, in enige hoedanigheid, in het bezit zijn hetzij van individuele gegevens ingewonnen overeenkomstig de artikelen 29 en 30, hetzij van globale en anonieme statistieken waarvan de bekendmaking individuele toestanden aan het licht zou kunnen brengen, mag deze inlichtingen, statistieken of gegevens noch publiceren, noch mededelen aan personen of diensten die niet bevoegd zijn om er kennis van te nemen. Behoudens overtreding van dit decreet mogen de inlichtingen, statistieken of gegevens bovendien noch in het bij artikel 29 van het Wetboek van strafvordering bedoelde geval, noch in geval van een getuigenis in rechte aan het licht worden gebracht.

Art.32. Wanneer verboden afvalstoffen op een site worden gestort, is de huurder of de exploitant of de eigenaar van de site gehouden, zodra hij er kennis van heeft, de met het toezicht belaste ambtenaar of de burgemeester te verwittigen. Hij moet hen de gegevens verstrekken die in zijn bezit zijn, om de verantwoordelijke van de storting te kunnen identificeren en de hoeveelheid en de aard van de afvalstoffen te kunnen bepalen.
  Indien nodig bepaalt de Regering de datum waarop deze inlichtingen op z'n laatst verstrekt moeten worden.

Afdeling 2.   
Art.33.
  <Opgeheven bij DWG 2017-02-16/37, art. 42, 029; Inwerkingtreding : 04-07-2017>

Afdeling 3.   
Art.34.
  <Opgeheven bij DWG 2017-02-16/35, art. 4, 027; Inwerkingtreding : 09-04-2017>

Art.35.
  <Opgeheven bij DWG 2017-02-16/35, art. 4, 027; Inwerkingtreding : 09-04-2017>

Art.36.
  <Opgeheven bij DWG 2017-02-16/35, art. 4, 027; Inwerkingtreding : 09-04-2017>

Art.37.
  <Opgeheven bij DWG 2017-02-16/35, art. 4, 027; Inwerkingtreding : 09-04-2017>

Art.38.
  <Opgeheven bij DWG 2017-02-16/35, art. 4, 027; Inwerkingtreding : 09-04-2017>

Afdeling 4. - [1 De SPAQuE]1   ----------   (1)
Art.39.[1 De Regering richt een publiekrechtelijke naamloze vennootschap op, die "Société publique d'Aide à la Qualité de l'Environnement "(Openbare maatschappij voor hulpverlening inzake de verbetering van het leefmilieu), afgekort "SPAQuE", wordt genoemd.
   Het Wetboek van vennootschappen is erop van toepassing behalve afwijking in dit decreet. De handelingen van de "SPAQuE" worden geacht daden van koophandel te zijn in de zin van de artikelen 2 en 3 van het Wetboek van Economisch Recht.]1
  ----------
  (1)<DWG 2018-07-17/04, art. 85, 030; Inwerkingtreding : 18-10-2018>

Art. 39bis. [1 De statuten van de SPAQuE en hun wijzigingen worden ter goedkeuring aan de Regering voorgelegd.
   De Regering keurt ook de volgende elementen goed:
   1° de samenstelling van de raad van bestuur;
   2° de oprichting van dochtermaatschappijen en de afstand van meerderheidsdeelnemingen;
   3° de kapitaalverhogingen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2018-07-17/04, art. 85, 030; Inwerkingtreding : 18-10-2018>


Art. 39ter. [1 De "SPAQuE" wordt vrijgesteld van de onroerende voorheffing.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2018-07-17/04, art. 85, 030; Inwerkingtreding : 18-10-2018>


Art. 39quater. [1 De "SPAQuE" heeft tot doel:
   - alle activiteiten uit te voeren die verband houden met de preventie, de verwijdering, de behandeling en de verwerking van afstoffen en verontreinigde bodems;
   - bij te dragen tot de verbetering van de kennis van de bodemtoestand, tot de preventie van schade aan de bodemkwaliteit alsook tot het beheer van potentieel verontreinigde en verontreinigde bodems;
   - verontreinigde site te herwaarderen;
   - te zorgen voor onderzoek, ontwikkeling en uitwisseling van expertise, ervaring, kennis en instrumenten die zijn ontwikkeld inzake afvalbeheer en beheer van verontreinigde bodems;
   - mee te werken aan de prospectie, planning en ontwikkeling van strategische plannen, programma's of instrumenten inzake afvalbeheer en beheer van potentieel verontreinigde bodems of verontreinigde bodems;
   - de openbare en private actoren blootgesteld aan een problematiek van potentieel verontreinigde bodem of verontreinigde bodem te begeleiden;
   - de plaatselijke besturen in deze gebieden te adviseren;
   - de Waalse knowhow in de sector van het afvalbeheer en de herbestemming van oude bedrijfsterreinen, zonder industriële, commerciële of financiële risico's te nemen, op internationaal niveau te valoriseren.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2018-07-17/04, art. 85, 030; Inwerkingtreding : 18-10-2018>


Art. 39quinquies. [1 De Regering kan de regels inzake de tussenkomst van de "SPAQuE" bepalen wat betreft de uitvoering van deze opdrachten.
   De Regering kan bovendien andere opdrachten die in nauw verband zijn met deze opdrachten aan de SPAQuE toevertrouwen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2018-07-17/04, art. 85, 030; Inwerkingtreding : 18-10-2018>


Art. 39sexies. [1 Om haar doel te verwezenlijken kan de SPAQuE:
   - alle handels-, industriële, financiële of beheers-, onroerende en roerende verrichtingen uitvoeren die nuttig of nodig zijn voor de verwezenlijking van haar doel;
   - handelingen die inkomsten kunnen generen, verrichten binnen de perken van haar maatschappelijk doel;
   - samenwerken met een andere gespecialiseerde vennootschap om synergieën of bevoegdheidskernen te creëren]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2018-07-17/04, art. 85, 030; Inwerkingtreding : 18-10-2018>


Art. 39septies. [1 Met het oog op de uitvoering van opdrachten wordt de SPAQuE gemachtigd om onder de door de Regering bepaalde voorwaarden om op en rond één of meer percelen die kadastraal al dan niet bekend zijn, binnen te komen met het oog op het uitvoeren van onderzoeken, analyses en monsternemingen, waarbij ze indien nodig vergezeld wordt van deskundigen of gespecialiseerde bedrijven.
   Daartoe en indien nodig kan de SPAQuE de medewerking van de politie vorderen.
   Indien het/de betrokken kadastraal bekende perceel/percelen door een woonplaats bezet wordt en bij gebrek aan akkoord van de gebruiker wordt de machtiging door de leidend ambtenaar bij de bevoegde rechtbank gevraagd.
   Er is geen vergoeding verschuldigd aan de houders van zakelijke of persoonlijke rechten op die goederen, behalve hun beroep tegen de verantwoordelijke.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2018-07-17/04, art. 85, 030; Inwerkingtreding : 18-10-2018>


Art. 39octies. [1 De waarborg van het Gewest t.o.v. derden wordt aan de SPAQuE toegekend onder de voorwaarden die de Regering bepaalt, tegen de rentevoet en de afschrijving van de door de SPAQuE uit te geven obligaties en tegen de aan te gane leningen.
   In geval van niet-terugbetaling van de obligaties of leningen of van de desbetreffende betalingen, stort het Gewest de aan de derden verschuldigde sommen aan de SPAQuE.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2018-07-17/04, art. 85, 030; Inwerkingtreding : 18-10-2018>


Art. 39nonies. [1 De voorschriften, modaliteiten en doelstellingen volgens dewelke de "SPAQuE haar opdrachten vervult, liggen vast in een beheerscontract dat ze voor vijf jaar met het Waalse Gewest en de SPAQuE gesloten heeft.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2018-07-17/04, art. 85, 030; Inwerkingtreding : 18-10-2018>


Art. 39decies.[1 Van de SPAQuE kunnen aandeelhouders zijn:
   1° het Waalse Gewest;
   2° [2 ...]2
   3° elke vennootschap waarvan het kapitaal rechtstreeks of onrechtstreeks ter hoogte van minstens 50 % in handen is van het Waalse Gewest of van elke andere publiekrechtelijke persoon ;
   4° elke andere privaatrechtelijke persoon.
   Ongeacht de samenstelling van het kapitaal wordt de meerderheid van de mandaten in de raad van bestuur toegewezen aan kandidaten voorgedragen door de aandeelhouders bedoeld onder de punten 1° tot 3° van het eerste lid.
   Het mandaat van voorzitter van de raad van bestuur kan enkel toegewezen worden aan een bestuurder die benoemd wordt op de voordracht van de aandeelhouders bedoeld onder de punten 1° tot 3° van het eerste lid.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2018-07-17/04, art. 85, 030; Inwerkingtreding : 18-10-2018>
  (2)<BWG 2023-04-27/11, art. 1, 036; Inwerkingtreding : 09-01-2023>

Art. 39undecies. [1 § 1. De SPAQuE wordt bestuurd door een raad van bestuur.
   § 2. De raad van bestuur mag alle handelingen verrichten die nodig of nuttig zijn voor de uitvoering van het maatschappelijk doel van de "SPAQuE", met uitzondering van degene die aan de algemene vergadering worden toegewezen krachtens de wet, de statuten of dit Hoofdstuk .
   § 3. De raad van bestuur ziet toe op het dagelijkse beheer waargenomen door het directiecomité, dat daarover regelmatig verslag uitbrengt aan de raad. De raad van bestuur of zijn voorzitter kan het directiecomité elk ogenblik verzoeken om een verslag over de activiteiten van de "SPAQuE" of over een deel ervan.
   § 4. De raad van bestuur kan zijn bevoegdheden geheel of gedeeltelijk overdragen aan het directiecomité behalve
   1° het uitstippelen van het algemeen beleid van de "SPAQuE";
   2° alle bevoegdheden die uitdrukkelijk aan de raad van bestuur worden toegewezen krachtens de wet, het decreet of deze statuten.
   Elke machtigingsakte moet duidelijk aangeven op welke bevoegdheden de machtiging slaat en de duur ervan.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2018-07-17/04, art. 85, 030; Inwerkingtreding : 18-10-2018>


Art. 39duodecies.[1 De Regering wijst de leden van de raad van bestuur aan. Hij bestaat uit 9 leden, onder wie 6 worden aangewezen op voorstel van [2 "Wallonie Entreprendre (WE)"]2.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2018-07-17/04, art. 85, 030; Inwerkingtreding : 18-10-2018>
  (2)<BWG 2023-04-27/11, art. 2, 036; Inwerkingtreding : 09-01-2023>

Art. 39terdecies. [1 De raad van bestuur kan uit zijn midden een uitvoerend bureau oprichten.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2018-07-17/04, art. 85, 030; Inwerkingtreding : 18-10-2018>


Art. 39quaterdecies. [1 § 1. Onverminderd de andere beperkingen bepaald bij of krachtens een wet, een decreet of in de statuten is het mandaat van bestuurder onverenigbaar met:
   1° de hoedanigheid van lid van het directiecomité;
   2° de hoedanigheid van personeelslid of gepensioneerde van de Maatschappij.
   § 2. Wanneer een bestuurder één van de in § 1bedoelde hoedanigheden verwerft, moet hij binnen een termijn van drie maanden de mandaten of functies neerleggen. Indien hij nalaat dit te doen, wordt hij na verloop van deze termijn van rechtswege geacht zijn mandaat van bij de "SPAQuE" te hebben neergelegd.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2018-07-17/04, art. 85, 030; Inwerkingtreding : 18-10-2018>


Art. 39quindecies. [1 Een door de Regering benoemde directeur-generaal is belast met het dagelijkse beheer en de vertegenwoordiging van de "SPAQuE" en met de uitvoering van de beslissingen van de raad van bestuur.
   De directeur-generaal woont de vergaderingen van de raad van bestuur en van het uitvoerend bureau bij.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2018-07-17/04, art. 85, 030; Inwerkingtreding : 18-10-2018>


Art. 39sexdecies. [1 De directeur-generaal wordt aan periodieke evaluaties onderworpen die door de Raad van bestuur worden georganiseerd.
   De evaluatieprocedures en hun precieze modaliteiten worden in de statuten van de "SPAQuE" nader bepaald.
   De evaluaties hebben betrekking op de uitvoering van de bevoegdheden overeenkomstig de ambtbeschrijving en de door de Regering bepaalde doelstellingen, met name i.v.m. het beheerscontract.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2018-07-17/04, art. 85, 030; Inwerkingtreding : 18-10-2018>


Art. 39septdecies. [1 § 1. Mits de instemming van de raad van bestuur van de "SPAQuE kan het Gewest, via een besluit van de Regering, de volgende elementen inbrengen:
   - participaties;
   - het beheersrecht, het gebruiksrecht, het genotsrecht en het zakelijk recht betreffende elk perceel van zijn gebied, dat nuttig is voor de uitvoering van de opdrachten van de "SPAQuE", met inbegrip van het bouwrecht.
   In dit geval zijn de nieuwe verplichtingen voortvloeiend uit de uitoefening van de door het Gewest afgestane rechten ten laste van de "SPAQuE".
   § 2. Nadat ze op basis van de wet van 26 juli 1962 bedoelde rechtspleging bij hoogdringende omstandigheden inzake onteigening ten algemenen nutte door de Regering gemachtigd is, kan de "SPAQuE" voor de uitvoering van haar maatschappelijk doel onroerende goederen onteigenen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2018-07-17/04, art. 85, 030; Inwerkingtreding : 18-10-2018>


Art. 39octodecies. [1 De ontbinding van de "SPAQuE" kan slechts krachtens een decreet waarbij de vereffeningswijze en -voorwaarden zullen worden geregeld, uitgesproken worden.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2018-07-17/04, art. 85, 030; Inwerkingtreding : 18-10-2018>


Afdeling 5. - Monsternemingen en analyses.
Art.40.De Regering kan :
  1° de methoden voor de monsterneming en de analyse van afvalstoffen bepalen;
  2° [1 analyselaboratoria erkennen en staalnemers erkennen of registreren volgens de door haar bepaalde regels]1;
  3° de voorwaarden bepalen waaraan het door haar aangewezen referentielaboratorium moet voldoen.
  ----------
  (1)<DWG 2018-07-17/04, art. 80, 030; Inwerkingtreding : 18-10-2018>

HOOFDSTUK VIII. - Veiligheidsmaatregelen.
Art.41. § 1. Wanneer binnen een aan (milieuvergunning) of (aangifte) onderworpen installatie zich een incident voordoet dat gevaar voor mens en milieu oplevert, is de bedrijfsleider gehouden alle vereiste maatregelen te treffen om het gevaar te voorkomen of te beperken. <DWG 1999-03-11/39, art. 154, 005; Inwerkingtreding : 01-10-2002>
  § 2. De bedrijfsleider verstrekt zo snel mogelijk de hiernavermelde gegevens aan de met het toezicht belaste ambtenaar en aan de burgemeester van de gemeente waar de installatie gevestigd is :
  1° een uitvoerige omschrijving van het voorval en de mogelijke gevolgen ervan voor mens en milieu;
  2° het soort getroffen en/of overwogen maatregelen.

Art.42.
  <Opgeheven bij DWG 2008-12-05/75, art. 87, 020; Inwerkingtreding : 18-05-2009>

Art.43.§ 1. Wanneer de aanwezigheid van afvalstoffen een ernstig gevaar voor mens of milieu oplevert, treft de Regering alle nodige maatregelen om het gevaar te voorkomen of te beperken. Zij kan de afvalstoffen laten overbrengen naar een door haar bepaalde plaats, met inachtneming van de bepalingen betreffende de plannen waarvan sprake in hoofdstuk V.
  De Regering kan de houder van afvalstoffen en, als ze op onregelmatige wijze achtergelaten worden, elke door haar aangewezen persoon die bij het onregelmatig achterlaten betrokken is, bevelen om de site te saneren binnen de termijn en onder de voorwaarden die zij bepaalt.
  Als de betrokken personen de nodige maatregelen niet treffen binnen de voorgeschreven termijn, kan de Regering, voor rekening van de aangemaande persoon, de sanering van ambtswege aan [1 de SPAQuE]1 toevertrouwen. Bovendien kan de Regering de in dit lid bedoelde personen bevel geven om [3 de administratie]3 een zekerheid te bezorgen volgens één van [de in artikel 55 van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning bedoelde] modaliteiten. Het bedrag van de zekerheid wordt door [3 de administratie]3 bepaald en is gelijk aan de door de overheid te dragen kosten i.v.m. de veiligheidsmaatregelen. <DWG 1999-03-11/39, art. 156, 1°, 005; Inwerkingtreding : 01-10-2002>
  De persoon (personen) die de zekerheid moet(en) stellen wordt bij aangetekende brief door de Regering verwittigd. De Regering bepaalt het bedrag van de zekerheid en de wijze waarop ze gesteld kan worden.
  Indien binnen acht dagen geen zekerheid is gesteld, laat de Regering binnen vierentwintig uur een bevel tot betaling betekenen aan de houder en aan de overeenkomstig het tweede lid aangewezen persoon of personen, op straffe van uitvoering bij beslag.
  Het stellen van een onvoldoende zekerheid na betekening van het bevel tot betaling, is geen beletsel voor de voortzetting van de vervolgingen.
  Na afloop van de beveltermijn kan de Regering op de in het Gerechtelijk wetboek bepaalde wijze tot het beslag laten overgegaan.
  De Regering kan de ambtenaar die het bestuur leidt machtiging verlenen om namens het Waalse Gewest de maatregelen te treffen of de acties te voeren waarvan sprake in dit artikel.
  § 2. De Regering of de burgemeester kan een beroep doen op de strijdkrachten, de Rijkswacht en de diensten van de burgerbescherming die alle nodige maatregelen moeten treffen om het gevaar te voorkomen of te beperken en om de afvalstoffen in alle veiligheid op te halen en te vervoeren. Met het oog hierop richten ze zich tot de bevoegde leden van de federale Regering.
  § 3. De Regering geeft de gemeentelijke overheid tevens bevel om alle technische en menselijke middelen aan te wenden voor de goede uitvoering van de maatregelen en om de betrokken bevolking in te lichten. De gemeentelijke overheid wordt hiervoor door de Regering vergoed.
  § 4. De krachtens dit artikel getroffen maatregelen gelden [milieuvergunning in de zin van artikel 1, 1°, van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning en als stedebouwkundige vergunning in de zin van artikel [4 D.IV.4 van het Wetboek van Ruimtelijke ontwikkeling]4]. <DWG 1999-03-11/39, art. 156, 2°, 005; Inwerkingtreding : 01-10-2002>
  [2 § 5. De Regering geeft de administratie kennis van de maatregelen genomen overeenkomstig dit artikel.]2
  ----------
  (1)<DWG 2008-12-05/75, art. 85, 020; Inwerkingtreding : 18-05-2009>
  (2)<DWG 2008-12-05/75, art. 88, 020; Inwerkingtreding : 18-05-2009>
  (3)<DWG 2017-02-16/35, art. 2, 027; Inwerkingtreding : 09-04-2017>
  (4)<DWG 2016-07-20/46, art. 69, 028; Inwerkingtreding : 01-06-2017>

HOOFDSTUK IX. - Schadevergoeding door de Regering.
Art.44. § 1. De persoon die op het grondgebied van het Waalse Gewest schade lijdt omwille van de aanwezigheid van afvalstoffen, kan de Regering verzoeken om schadevergoeding die ten laste komt van het fonds voor afvalbeheer, waarvan sprake in artikel 1, § 2 van het decreet van 25 juli 1991 betreffende de belasting op de afvalstoffen in het Waalse Gewest, voor zover :
  1° de persoon of de feiten die de schade hebben veroorzaakt, niet of moeilijk te identificeren zijn;
  2° de persoon die de schade heeft aangericht, niet verantwoordelijk gesteld kan worden of voor zover zijn verantwoordelijkheid moeilijk vast te stellen is;
  3° de verantwoordelijke onvermogend is of over onvoldoende zekerheden beschikt.
  Om overeenkomstig dit artikel aanspraak te kunnen maken op schadevergoeding, moet de persoon die schade lijdt bewijzen dat hij in één van de in het vorige lid beschreven toestanden verkeert en dat hij niet vergoed zal worden binnen afzienbare tijd.
  § 2. Op grond van dit artikel verleent de Regering geen schadevergoeding wanneer :
  1° er geen overschrijding is van de geldende kwaliteitsnormen die van toepassing zijn op de vervuilde elementen;
  2° de schade geheel of gedeeltelijk te wijten is aan de aanvrager van de vergoeding;
  3° de persoon die de schade lijdt ook vraagt om schadevergoeding, ten laste van het Gewest, op grond van de artikelen 1382 à 1386bis van het Burgerlijk Wetboek;
  4° de aangevoerde schade verband houdt met de kosten m.b.t. de maatregelen die de overheid treft om de gevolgen van een vervuiling te voorkomen of tot staan te brengen.
  Er wordt evenmin schadevergoeding verleend voor :
  1° het schadegedeelte dat door een verzekering gedekt wordt;
  2° het schadegedeelte wegens overlijden of lichamelijk letsel overeenkomstig de wet op de arbeidsongevallen, de wet op de beroepsziekten en de wet op de ziekte- en invaliditeitsverzekering.
  Op grond van dit artikel hebben de personen die krachtens het tweede lid of krachtens internationale overeenkomsten bij de schadevergoeding betrokken waren, geen vorderingsrecht ten opzichte van de Regering.
  § 3. In alle gevallen zal de benadeelde persoon een franchise van (1.240 euro) voor zijn rekening moeten nemen. <BWG 2001-12-20/59, art. 2, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  § 4. Jaarlijks wordt een totaalbedrag voorzien voor de begroting van het in § 1 bedoelde fonds. Dit bedrag wordt vastgesteld met inachtneming van de in de loop van het jaar tevoren verleende vergoedingen.
  § 5. De Regering bepaalt de perken, modaliteiten en voorwaarden voor de tegemoetkoming van het fonds. Zij kan de aanvrager van een schadevergoeding met name verplichten vooraf gepaste rechtsvorderingen in te stellen. Zij kan tevens de regels vaststellen voor de raming van de schade en voor de bepaling en de bestemming van de tegemoetkoming van het fonds.
  § 6. Het Gewest treedt ten belope van het bedrag van de verleende vergoeding in de rechten en rechtsvorderingen van de tegenover derden benadeelde persoon.

HOOFDSTUK X. - Toezicht, straffen en administratieve sancties.
Afdeling 1. - Toezicht, onderzoek en vaststelling van de inbreuken.
Art.45.
  <Opgeheven bij DWG 2008-06-05/36, art. 16, 018; Inwerkingtreding : 06-02-2009>

Art.46.
  <Opgeheven bij DWG 2008-06-05/36, art. 16, 018; Inwerkingtreding : 06-02-2009>

Afdeling 2. - Administratieve sancties.
Art.47.[1 Elke erkenning verleend krachtens dit decreet kan opgeschort of ingetrokken worden door de autoriteit die ze verleend heeft indien de bepalingen van het decreet of de erkenningsvoorwaarden niet in acht genomen worden.
   Elke registratie kan door de door de Regering aangewezen autoriteit geschrapt worden indien de bepalingen van het decreet niet in acht genomen worden.
   Bij het besluit tot intrekking van de erkenning of tot schrapping van de registratie kan voorzien worden in een periode in de loop waarvan het de houder van de erkenning of de registratie verboden is in aanmerking te komen voor een nieuwe erkenning of registratie. Die periode duurt hoogstens drie jaar.]1
  ----------
  (1)<DWG 2013-10-24/11, art. 22, 024; Inwerkingtreding : 16-11-2013>

Art.48.
  <Opgeheven bij DWG 2008-06-05/36, art. 16, 018; Inwerkingtreding : 06-02-2009>

Art.49.
  <Opgeheven bij DWG 2008-06-05/36, art. 16, 018; Inwerkingtreding : 06-02-2009>

Art.50.
  <Opgeheven bij DWG 2008-06-05/36, art. 16, 018; Inwerkingtreding : 06-02-2009>

Afdeling 3. - Straffen.
Art.51.[1 Er wordt een overtreding van tweede categorie in de zin van deel VIII van Boek I van het Milieuwetboek begaan door degene die :
   1° afvalstoffen achterlaat in het kader van de gewoonlijke uitoefening van een activiteit;
   2° afvalstoffen van zodanige omvang achterlaat dat het milieu en, in voorkomend geval, de menselijke gezondheid in gevaar zijn of kunnen worden gebracht;
   3° afvalstoffen in een andere context dan die bedoeld in 1° en met een andere omvang dan die bedoeld in 2° achterlaat;
   4° artikel 13, §§ 1 en 2 overtreedt;
   5° artikel 6 overtreedt;
   6° onverminderd de punten 1° tot 3°, artikel 7, §§ 1, 2 en 3 overtreedt;
   7° artikel 8 overtreedt;
   8° artikel 10 overtreedt;
   9° artikel 14 overtreedt;
   10° artikel 19, § 3, overtreedt;
   11° artikel 23 overtreedt.]1
  ----------
  (1)<DWG 2019-05-06/14, art. 2, 034; Inwerkingtreding : 01-07-2022>

Art.52.[1 Er wordt een overtreding van tweede categorie in de zin van deel VIII van het decretaal gedeelte van Boek I van het Milieuwetboek begaan door degene die zich niet houdt aan de verplichtingen of verboden bedoeld in artikel 8bis.]1
  ----------
  (1)<DWG 2008-06-05/36, art. 9, 018; Inwerkingtreding : 06-02-2009>

Art.53.[1 Er wordt een overtreding van tweede categorie in de zin van deel VIII van het decretaal gedeelte van Boek I van het Milieuwetboek begaan door degene die de aard van een afvalstof verbergt.]1
  ----------
  (1)<DWG 2008-06-05/36, art. 9, 018; Inwerkingtreding : 06-02-2009>

Art.54.
  <Opgeheven bij DWG 2008-06-05/36, art. 16, 018; Inwerkingtreding : 06-02-2009>

Art.55.[1 Er wordt een overtreding van vierde categorie in de zin van deel VIII van het decretaal gedeelte van Boek I van het Milieuwetboek begaan door degene die zich niet houdt aan de andere verplichtingen of verboden die niet bedoeld worden in artikel 52 en opgelegd zijn bij de artikelen 5ter, 9 en 30 of aan de maatregelen genomen met het oog op de uitvoering daarvan.]1
  ----------
  (1)<DWG 2008-06-05/36, art. 9, 018; Inwerkingtreding : 06-02-2009>

Art. 55bis.
  <Opgeheven bij DWG 2008-06-05/36, art. 16, 018; Inwerkingtreding : 06-02-2009>

Art.56.
  <Opgeheven bij DWG 2008-06-05/36, art. 16, 018; Inwerkingtreding : 06-02-2009>

Art.57.
  <Opgeheven bij DWG 2008-06-05/36, art. 16, 018; Inwerkingtreding : 06-02-2009>

Art.58.
  <Opgeheven bij DWG 2008-06-05/36, art. 16, 018; Inwerkingtreding : 06-02-2009>

Art.59.
  <Opgeheven bij DWG 2008-06-05/36, art. 16, 018; Inwerkingtreding : 06-02-2009>

HOOFDSTUK XI. - Uitvoering van de internationale verbintenissen.
Art.60. Binnen de perken van de bevoegdheden van het Gewest treft de Regering alle nodige maatregelen voor de uitvoering van de Europese verordeningen en richtlijnen inzake afvalstoffen.

Art.61. Onder hetzelfde voorbehoud treft de Regering i.v.m. dezelfde aangelegenheden alle nodige maatregelen voor de uitvoering van de verbintenissen die voortvloeien uit de andere internationale akten van kracht in de interne rechterlijke orde.

Art. 61bis. [1 De Regering werkt in voorkomend geval samen met de Regeringen van de andere betrokken Gewesten en lidstaten en de Europese Commissie bij het opstellen van de afvalbeheersplannen en afvalpreventieprogramma's overeenkomstig artikel 24, §§ 1 tot 5 van het decreet.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2012-05-10/03, art. 22, 022; Inwerkingtreding : 08-06-2012>

Art. 61ter. [1 Om de drie jaar en overeenkomstig de modaliteiten bepaald in artikel 37, § 1, tweede lid, van Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 19 november 2008 betreffende afvalstoffen en tot intrekking van een aantal richtlijnen maakt de Regering of haar afgevaardigde een sectoraal verslag over aan de Commissie.
   Dit verslag op elektronisch formaat bevat informatie over de uitvoering van het Europees afvalbeleid. Dit verslag gaat ook over het beheer van afvalolie en over de vorderingen met de uitvoering van afvalpreventieprogramma's en het bevat, indien toepasselijk, informatie over maatregelen zoals voorzien in artikel 8 van bovenvermelde richtlijn over uitgebreide verantwoordelijkheid.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2012-05-10/03, art. 22, 022; Inwerkingtreding : 08-06-2012>

HOOFDSTUK XII. - Wijzigings- en opheffingsbepalingen.
Art.62. In artikel 1 van het decreet van 25 juli 1991 betreffende de belasting op de afvalstoffen in het Waalse Gewest wordt § 2 door de volgende bepaling vervangen :
  "§ 2. De opbrengst van de belasting is uitsluitend bestemd voor een fonds voor afvalbeheer dat binnen de begroting van de ontvangsten en de algemene begroting van de ontvangsten van het Waalse Gewest wordt opgericht. Dit fonds financiert :
  1° de bouw van installaties voor afvalbeheer volgens de planning waarvan sprake in het decreet van 27 juni 1996 betreffende afvalstoffen;
  2° het in overeenstemming brengen van de installaties voor afvalbeheer met de wettelijke en verordeningsnormen;
  3° de onderzoeken en bewustmakingsacties i.v.m. het geplande afvalstoffenbeheer in het Waalse Gewest;
  4° de bijstand van het Waalse Gewest aan het referentielaboratorium bij het vervullen van zijn opdrachten inzake afvalbeheer;
  5° de bevordering van het onderzoek, de ontwikkeling en de aanwending van ecologisch gezien rationele technieken, met inbegrip van de financiering van onderzoeken met het oog hierop;
  6° de nuttige toepassing van huishoudelijke en niet-huishoudelijke afvalstoffen;
  7° de sanering van de vervuilde sites;
  8° de nodige voorschotten voor de uitvoering van veiligheidsmaatregelen en van maatregelen die van ambtswege worden opgelegd omwille van een vervuilingsgevaar;
  9° het beheer van gegevens over afvalbeheer d.m.v. informatica;
  10° de inning van de in dit decreet bedoelde belasting;
  11° de korting van de belastingen waarvan sprake in de artikelen 35 en 36 van dit decreet;
  12° de tegemoetkoming in de vergoeding van personen aan wie de aanwezigheid van afvalstoffen schade toebrengt."
  In artikel 10 van hetzelfde decreet worden de termen "5 000 frank per m3' afvalstoffen" vervangen door de termen "1 000 frank per m3' afvalstoffen, tot maximum 10 miljoen frank."

Art.63. (Opgeheven) <DWG 1997-11-27/58, art. 18, 004; Inwerkingtreding : 01-03-1998>

Art.64. Voor het Waalse Gewest worden opgeheven : 1° de wet van 22 juli 1974 op de giftige afval, met uitzondering van de artikelen 1 en 7;
  2° de wet van 9 juli 1984 betreffende de invoer, de uitvoer en de doorvoer van afvalstoffen, wat de bepalingen inzake invoer en uitvoer betreft.

Art.65. Het decreet van 5 juli 1985 betreffende afvalstoffen, zoals gewijzigd bij de decreten van 9 april 1987, 30 juni 1988, 4 juli 1991 en 25 juli 1991 wordt opgeheven.

HOOFDSTUK XIII. - Overgangsbepalingen.
Art.66. Het Plan 1991-1995 betreffende de preventie en de verwijdering van afvalstoffen in het Waalse Gewest, zoals goedgekeurd bij het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 4 juli 1991, blijft van toepassing tot de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van het plan dat voor de hiernavermelde duur is vastgesteld.

Art.67. Onverminderd de prerogatieven van de Regering in de uitvoering van dit decreet wordt de in artikel 5 bedoelde afvalcatalogus aangelegd bij het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 23 december 1992 tot opmaking van een afvalstoffenlijst.

Art.68. De gebruikscertificaten, afwijkingen, erkenningen en vergunningen, verleend overeenkomstig de uitvoeringsbesluiten van het decreet van 5 juli 1985 betreffende de afvalstoffen of krachtens het Algemeen Reglement voor de arbeidsbescherming, blijven uitwerking hebben tot na afloop van de termijn waarvoor zij verleend worden.
  Om de exploitatievoorwaarden in overeenstemming te brengen met de geldende beheersnormen inzake leefmilieu, kan de Regering de wijze bepalen waarop de vergunningen die krachtens de in het eerste lid bedoelde teksten verleend worden, gewijzigd kunnen worden door de overheid die ze krachtens dit decreet mag verlenen.

Art.69. (Opgeheven) <DWG 1999-03-11/39, art. 164, 005; Inwerkingtreding : 01-10-2002>

Art.70. Zolang het in artikel 24, § 2 bedoelde plan voor centra voor technische ingraving niet in werking is getreden, kunnen de aanvragen om (milieuvergunning en stedebouwkundige vergunning) tot vestiging en exploitatie in de zin van artikel 11 en de aanvragen om (stedebouwkundige vergunning) in de zin van artikel 41, § 1 van het Waalse wetboek van ruimtelijke ordening, stedebouw en patrimonium die vóór de goedkeuring van dit decreet door de Waalse Gewestraad ontvankelijk zijn verklaard, aanleiding geven tot een (milieuvergunning en stedebouwkundige vergunning) in de industrie-, landbouw- en ontginningsgebieden, zoals bepaald in de artikelen 172, 176 en 182 van hetzelfde Wetboek. <DWG 1999-03-11/39, art. 165, 005; Inwerkingtreding : 01-10-2002>
  (In afwijking van artikel 24, § 2, kunnen de aanvragen betreffende andere centra voor technische ingraving dan die bestemd voor het uitsluitende gebruik van de oorspronkelijke afvalproducent, die al vergund zijn, vóór de inwerkingtreding van het in artikel 24, § 2, bedoelde plan van de centra voor technische ingraving bestonden of het voorwerp hebben uitgemaakt van een machtiging of vergunning overeenkomstig het eerste lid van dat artikel, ongeacht de datum van indiening van de aanvraag en al naar gelang het geval aanleiding geven tot een milieuvergunning, een enige vergunning of een stedenbouwkundige vergunning in de gebieden van het gewestplan waar ze vroeger vergund waren om er op de percelen die het voorwerp uitmaken van bedoelde machtiging of vergunning, de verlenging van de exploitatie, de wijziging van de exploitatievoorwaarden, met inbegrip van de voorwaarden betreffende het toegelaten volume, of de wijziging van het bodemreliëf toe te laten, afgezien van wat eerder is toegelaten. Dit lid is slechts van toepassing op de vergunde centra voor technische ingraving waarvan sprake in titel VII, hoofdstuk 1, van het op 1 april 1999 goedgekeurde plan van de centra voor technische ingraving.) <DWG 2003-10-16/32, art. 1, 012; Inwerkingtreding : 23-10-2003>
  Artikel 20, § 2 is niet van toepassing op de vestigings- en exploitatieaanvragen die ingediend worden vóór de goedkeuring van dit decreet door de Waalse Gewestraad.

Art.71.
  <Opgeheven bij DWG 2017-02-16/37, art. 42, 029; Inwerkingtreding : 04-07-2017>

Art.72.Onverminderd de prerogatieven van de Regering in de uitvoering van dit decreet is de naamloze vennootschap "Société publique d'aide à la qualité de l'environnement" (Openbare maatschappij voor milieubescherming), opgericht op 13 maart 1991 en waarvan de statuten in het Belgisch Staatsblad van 8 mei 1991 bekendgemaakt zijn, de [1 SPAQuE]1.
  ----------
  (1)<DWG 2008-12-05/75, art. 85, 020; Inwerkingtreding : 18-05-2009>

Art.73.[1 Onverminderd de voorrechten van de Regering bij de uitvoering van dit decreet, zijn de bij artikel 42, §§ 1 en 2, en artikel 47, § 2, bepaalde toepassingsregels degene die zijn vastgelegd overeenkomstig het fiscaal decreet van 22 maart 2007 tot bevordering van afvalpreventie en -valorisatie in het Waalse Gewest en tot wijziging van het decreet van 6 mei 1999 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillen inzake de directe gewestelijke belastingen, mits vervanging van het woord " belastingplichtige " door de woorden " belastingplichtige, afvalhouder of overtreder ".]1
  ----------
  (1)<DWG 2008-06-05/36, art. 9, 018; Inwerkingtreding : 06-02-2009>

Art.74. Onverminderd de prerogatieven van de Regering in de uitvoering van dit decreet zijn de ambtenaren en agenten die krachtens artikel 45 aangewezen zijn om toezicht te houden op de uitvoering van dit decreet of van de toepassingsbesluiten ervan, de ambtenaren en agenten bedoeld bij het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 23 december 1992 tot aanwijzing van de ambtenaren bevoegd voor het opsporen en vaststellen van overtredingen inzake milieubescherming.

Art.75. Onverminderd de prerogatieven van de Regering in de uitvoering van dit decreet zijn de in artikel 58, § 3 bedoelde toepassingsregels degene die vastgesteld zijn bij het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 11 maart 1993 waarbij de directeur-generaal van de Algemene Directie Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu bevoegd verklaard wordt om de aanvraag in te dienen waarvan sprake in artikel 58, § 2, eerste lid, van het decreet van 5 juli 1985 betreffende de afvalstoffen.

Art.76. Dit decreet treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt wordt, met uitzondering van de artikelen (11, § 1, tweede en derde leden, §§ 2 à 6 en § 8) en 15 waarvan de Regering de inwerkingtreding bepaalt. <DWG 1996-12-19/41, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1997>

BIJLAGEN.
Art. N1.
  <Opgeheven bij DWG 2012-05-10/03, art. 23, 022; Inwerkingtreding : 08-06-2012>

Art. N2. Bijlage 2. Verwijderingshandelingen.
  D1 Het op of in de bodem opslaan van afval (bijv. centrum voor technische ingraving, enz.)
  D2 Behandeling op of in de bodem (bijv. afbraak door bacteriën van vloeibaar of slibachtig afval in bodems, enz.)
  D3 Injectie in de diepe ondergrond (bijv. injectie van verpompbaar afval in putten, zoutkoepels of natuurlijk gevormde holten)
  D4 Opslag in waterbekkens (bijv. het lozen van vloeibaar of slibachtig afval in putten, vijvers of lagunen, enz.)
  D5 Opslag in centra voor technische ingraving (bijv. storting in aan de binnenzijde waterdicht beklede, afzonderlijke cellen die worden afgedekt en worden afgesloten van elkaar en van de omgeving, enz.)
  D6 (Lozing in het aquatische milieu, behalve onderdompeling.) <DWG 2007-03-22/37, art. 22, 016; Inwerkingtreding : 04-05-2007>
  D7 Overstroming, daaronder begrepen het ingraven in de zeebodem
  D8 Biologische behandeling die niet elders in deze bijlage wordt omschreven, die resulteert in uiteindelijke verbindingen of mengsels die worden verwijderd volgens één of meer van de in deze bijlage genoemde methoden
  D9 Fysisch-chemische behandeling die niet elders in deze bijlage wordt omschreven, en die resulteert in uiteindelijke verbindingen of mengsels die worden verwijderd volgens één of meer van de in deze bijlage genoemde methoden (bijv. verdamping, droging, calcinatie, enz.)
  D10 Verbranding op het land
  D11 Verbranding op zee
  D12 Permanente opslag (bijv. het installeren van containers in een mijn, enz.)

Art. N3.Bijlage III. [1 Handelingen van nuttige toepassing.
   R 1. Hoofdgebruik als brandstof of als ander middel voor energieopwekking [*].
   R 2 Terugwinning/regeneratie van oplosmiddelen.
   R 3 Recycling/terugwinning van organische stoffen die niet als oplosmiddel worden gebruikt (met inbegrip van compostering en andere biologische omzettingsprocessen) [**].
   R 4 Recycling/terugwinning van metalen en metaalverbindingen.
   R 5 Recycling/terugwinning van andere anorganische materialen [* * *].
   R 6 Regeneratie van zuren of basen.
   R 7 Terugwinning van bestanddelen die worden gebruikt om vervuiling tegen te gaan.
   R 8 Terugwinning van bestanddelen uit katalysatoren.
   R 9 Herraffinage van olie en ander hergebruik van olie.
   R 10 Uitrijden voor landbouwkundige of ecologische verbetering.
   R 11 Gebruik van afvalstoffen die bij een van de onder R 1 tot en met R 10 genoemde handelingen vrijkomen.
   [*] Hieronder vallen ook verbrandingsinstallaties die specifiek bestemd zijn om vast stedelijk afval te verwerken, mits hun energie-efficiëntie ten minste :
   - 0,60 bedraagt in het geval van installaties die vóór 1 januari 2009 in bedrijf zijn en over een vergunning beschikken overeenkomstig het toepasselijke Gemeenschapsrecht;
   - 0,65 bedraagt in het geval van installaties waarvoor na 31 december 2008 een vergunning wordt afgegeven, zoals berekend met de volgende formule : Energie-efficiëntie = (Ep - (Ef + Ei))/(0,97 x (Ew + Ef)) waarin
   - Ep = de hoeveelheid energie die jaarlijks als warmte of elektriciteit wordt geproduceerd. Bij de berekening wordt energie in de vorm van elektriciteit vermenigvuldigd met een factor 2,6 en warmte die wordt geproduceerd voor commerciële toepassingen met een factor 1,1 (in GJ/jaar);
   - Ef = de jaarlijkse energie-input in het systeem afkomstig van brandstoffen die voor de productie van stoom worden gebruikt (in GJ/jaar)
   - Ew = de hoeveelheid energie die is besloten in de jaarlijks verwerkte hoeveelheid afvalstoffen, berekend aan de hand van de netto calorische waarde van de afvalstoffen (in GJ/jaar);
   - Ei = de hoeveelheid energie die jaarlijks wordt geïmporteerd, Ew en Ef niet meegerekend (in GJ/jaar);
   - 0,97 = correctiefactor om rekening te houden met energieverliezen via bodemas en straling. Deze formule wordt toegepast overeenkomstig het referentiedocument over de beste beschikbare technieken voor afvalverbranding.
  [2 De waarde van de energie-efficiëntieformule wordt op de onderstaande wijze met een klimaatcorrectiefactor (CCF) vermenigvuldigd :
   1) CCF voor installaties die vóór 1 september 2015 in bedrijf zijn en over een vergunning beschikken overeenkomstig de geldende wetgeving
   CCF = 1 als HDD ≥ 3 350
   CCF = 1,25 als HDD ≤ 2 150
   CCF = - (0,25/1 200) [00d7] HDD + 1,698 als 2 150 < HDD < 3 350
   2) CCF voor installaties waarvoor na 31 augustus 2015 een vergunning wordt afgegeven en voor installaties bedoeld in punt 1 na 31 december 2029
   CCF = 1 als HDD ≥ 3 350
   CCF = 1,12 als HDD ≤ 2 150
   CCF = - (0,12/1 200) [00d7] HDD + 1,335 als 2 150 < HDD < 3 350
   De daaruit resulterende CCF-waarde zal worden afgerond tot op drie decimalen.
   Als HDD-waarde (Heating Degree Days ù graaddagen voor verwarming) moet het gemiddelde van de jaarlijkse HDD-waarden voor de locatie van de verbrandingsinstallatie gelden, berekend over een periode van 20 opeenvolgende jaren vóór het jaar waarvoor de CCF wordt berekend.
   De HDD-waarde moet aan de hand van de volgende door Eurostat vastgestelde methode worden berekend:
   HDD is gelijk aan (18 °C - Tm) [00d7] d als Tm minder bedraagt dan of gelijk is aan 15 °C (verwarmingsdrempel)
   en is gelijk aan nul als Tm meer bedraagt dan 15 °C
   waarbij Tm de gemiddelde (Tmin + Tmax/2) buitentemperatuur over een periode van d dagen is.
   De berekeningen moeten dagelijks worden uitgevoerd (d = 1) en voor een heel jaar worden opgeteld.]2
   [**] Hieronder vallen ook vergassing en pyrolyse waarbij de componenten worden gebruikt als chemicaliën.
   [* * *] Hieronder valt ook bodemreiniging die resulteert in terugwinning van de bodem en het recycleren van anorganisch bouwmateriaal.]1
  ----------
  (1)<DWG 2012-05-10/03, art. 24, 022; Inwerkingtreding : 08-06-2012>
  (2)<DWG 2016-06-23/09, art. 83, 025; Inwerkingtreding : 01-08-2015>

Art. N4. Bijlage IV. Verzamelingshandelingen.
  [1 G1 Tijdelijke opslag voorafgaande aan één van de handelingen bedoeld in de bijlagen II of III (met uitzondering van de tijdelijke opslag voor de inzameling op de productiesite van de afvalstoffen)]1
  G2 Verzameling voorafgaande aan één van de handelingen bedoeld in bijlage II of III
  G3 Sortering voorafgaande aan één van de handelingen bedoeld in bijlage II of III
  G4 Voorbehandeling voorafgaande aan één van de handelingen bedoeld in bijlage II of III.
   [1 NB: Onder "tijdelijke opslag" wordt verstaan de voorlopige opslag in de zin van artikel 2, 14°, van dit decreet.]1
  ----------
  (1)<DWG 2012-05-10/03, art. 25, 022; Inwerkingtreding : 08-06-2012>

Art. N5.[1 Bijlage V : Voorbeelden van afvalpreventiemaatregelen bedoeld in artikel 24, § 4, onverminderd de bevoegdheid van de federale overheid.
   Maatregelen die consequenties kunnen hebben voor de randvoorwaarden met betrekking tot de productie van afvalstoffen
   1. Toepassing van planningsmaatregelen of andere economische instrumenten die een efficiënt gebruik van grondstoffen bevorderen
   2. Bevordering van onderzoek en ontwikkeling ter verwezenlijking van schonere en minder verspilling veroorzakende technologieën en producten, alsmede de verspreiding en toepassing van de resultaten van onderzoek en ontwikkeling op dat gebied.
   3. Ontwikkeling van relevante en doeltreffende indicatoren voor de milieudruk als gevolg van de productie van afvalstoffen, die moeten bijdragen aan de preventie van afvalproductie op alle niveaus, van productvergelijkingen op communautair niveau tot acties die door plaatselijke instanties worden ondernomen. Maatregelen die consequenties kunnen hebben voor de ontwerp-, productie- en distributiefase
   4. Bevordering van "ecologisch ontwerpen" (de systematische integratie van milieuaspecten in het ontwerp van een product, teneinde de milieuprestaties van het product gedurende de hele levenscyclus ervan te verbeteren).
   5. Verstrekking van informatie over afvalpreventietechnieken ten einde de toepassing van de beste beschikbare technieken door het bedrijfsleven te vergemakkelijken.
   6. Opleiding van het personeel van de bevoegde instanties met betrekking tot de opneming van afvalpreventie-eisen in vergunningen uit hoofde van dit decreet en van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning.
   7. Het opnemen van afvalpreventiemaatregelen in installaties waarop het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning van toepassing is. Waar passend, kunnen deze maatregelen afvalpreventie-evaluaties of -plannen omvatten.
   8. Gebruik van bewustmakingscampagnes of verlening van financiële, besluitvormings- of andere steun aan bedrijven. Het laat zich aanzien dat dit soort maatregelen vooral doeltreffend zal zijn als zij worden afgestemd op en aangepast aan kleine en middelgrote ondernemingen, en gebruik maken van de bestaande netwerken van bedrijven.
   9. Gebruik van vrijwillige overeenkomsten, consumenten-/producentenpanels of sectoraal overleg om ervoor te zorgen dat de betrokken bedrijven of industriële sectoren eigen afvalpreventieplannen of -doelstellingen vaststellen, c.q. maatregelen nemen om door producten of verpakkingen veroorzaakte verspilling een halt toe te roepen.
   10. Bevordering van geloofwaardige milieumanagementsystemen, bijvoorbeeld EMAS en ISO 14001. Maatregelen die consequenties kunnen hebben voor de consumptie- en gebruikfase
   11. Economische instrumenten zoals de beloning van "schoon" aankoopgedrag of de instelling van een door de consument verplicht te betalen vergoeding voor een verpakkingsartikel of -element dat anders gratis ter beschikking zou worden gesteld.
   12. Gebruik van bewustmakingscampagnes en verstrekking van informatie ten behoeve van het brede publiek of specifieke categorieën consumenten.
   13. Bevordering van geloofwaardige milieukeurmerken.
   14. Overeenkomsten met het bedrijfsleven, bijvoorbeeld het gebruik van productpanels zoals die welke in het kader van het geïntegreerd productbeleid in het leven zijn geroepen, of met de detaillisten met betrekking tot de beschikbaarheid van afvalpreventie-informatie en van producten met een minder groot milieueffect.
   15. In het kader van aankopen door publieke organisaties en bedrijven, integratie van milieu- en afvalpreventiecriteria in aanbestedingen en contracten, overeenkomstig het op 29 oktober 2004 door de Commissie gepubliceerde "Handbook on environmental public procurement" (Handboek inzake milieuvriendelijke overheidsopdrachten).
   16. Bevordering van hergebruik en/of herstelling van daartoe in aanmerking komende afgedankte producten of hun componenten, met name via educatieve, economische, logistieke of andere maatregelen zoals het ondersteunen of opzetten van erkende herstellings- en kringloopcentra en -netwerken, in het bijzonder in dichtbevolkte gebieden.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2012-05-10/03, art. 26, 022; Inwerkingtreding : 08-06-2012>