6 SEPTEMBER 2018. - Besluit van de Waalse Regering tot wijziging van het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 2002 betreffende de procedure en diverse maatregelen tot uitvoering van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning, van het besluit van 13mei 2004 betreffende de evaluatie en de beheersing van omgevingslawaai en van Boek I van het Milieuwetboek wat betreft de beoordeling van de effecten van projecten op het leefmilieu
HOOFDSTUK I. - Wijzigingen in het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 2002 betreffende de procedure en diverse maatregelen voor de uitvoering van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning
Afdeling I. - Algemene bepaling
Art. 1
Afdeling 2. - Wijzigingsbepalingen
Art. 2-3
HOOFDSTUK II. - Wijzigingen in het besluit van de Waalse Regering van 13 mei 2004 betreffende de evaluatie en de beheersing van omgevingslawaai
Afdeling I. - Algemene bepaling
Art. 4
Afdeling 2. - Wijzigingsbepalingen
Art. 5-7
HOOFDSTUK III. - Wijzigingen in Boek I van het Milieuwetboek
Afdeling I. - Algemene bepaling
Art. 8
Afdeling 2. - Wijzigingsbepalingen
Art. 9-32
HOOFDSTUK 4. - Overgangs- en slotbepalingen
Art. 33-37
BIJLAGEN.
Art. N
HOOFDSTUK I. - Wijzigingen in het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 2002 betreffende de procedure en diverse maatregelen voor de uitvoering van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning
Afdeling I. - Algemene bepaling
Artikel 1. Richtlijn 2010/75/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 24 november 2010 inzake industriële emissies (geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging) wordt gedeeltelijk omgezet bij dit hoofdstuk.
Afdeling 2. - Wijzigingsbepalingen
Art.2. In artikel 97bis van het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 2002 betreffende de procedure en diverse maatregelen voor de uitvoering van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning, ingevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 8 februari 2017 en gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 16 januari 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° paragraaf 2 wordt aangevuld met een lid luidend als volgt:
"Gezien het gevaar voor verontreiniging van de grond en het grondwater in de locatie van de exploitatie, voegt de exploitant van een in bijlage XXIII bedoelde inrichting die relevante gevaarlijke stoffen gebruikt, voortbrengt of uitstoot het basisrapport bedoelde in bijlage I, deel 3bis, eerste lid, 2°, van het algemene aanvraagformulier bij voor de eerste actualisering van zijn vergunning, die plaatsvindt na 7 januari 2013.";
2° paragraaf 6 wordt opgeheven.
Art.3. In bijlage I bij hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in Deel II, vak IV "Andere milieueffecten", punt IV.3, worden de woorden "de fauna, de flora, de grond," vervangen door de woorden "de menselijke gezondheid, de fauna, de flora, de bodem, de ondergrond, de grond,";
2° in Deel II, vak IV "Andere milieueffecten", wordt punt IV.3. aangevuld als volgt:
"Identificeer de maatregelen die zijn genomen om deze milieueffecten te voorkomen of te beperken...";
3° Deel II wordt aangevuld als volgt :
"Vak VI - Verantwoording van de keuzen en van de efficiëntie van de eventuele palliatieve of beschermingsmaatregelen of van het gebrek aan dergelijke maatregelen";
4° in Deel V wordt punt 1 vervangen als volgt:
"1. Bestaande rechtstoestand inzake ruimtelijke ordening, stedenbouw en erfgoed
De bestemming en/of de omtrek van het terrein in overdruk aangeven op het gewestplan . . . . .
. . . . .
De bestemming van het terrein vermelden in het plaatselijk beleidsontwikkelingsplan (BODEM) . . . . .
. . . . .
Is het terrein gelegen:
* in een niet-verlopen bebouwingsvergunning? JA - NEE
* in een beschermingsomtrek en/of opgenomen op een beschermingslijst ? JA - NEE
* dichtbij een beschermend onroerend goed1, een archeologische vindplaats1 ? JA - NEE
* binnen een beschermingsomtrek bedoeld in de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud, gewijzigd o.a. bij het decreet van 6 december 2001 betreffende de natuur- of bosreservaten en Natura 2000-locaties . . . . .
* in de nabijheid van een beschermingsomtrek bedoeld in de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud, gewijzigd o.a. bij het decreet van 6 december 2001 betreffende de natuur- of bosreservaten en Natura 2000-locaties
. . . . .
Ander milieugevoelig element . . . . .
. . . . .
Beschrijving van de site vóór de uitvoering van het project.
Bodemreliëf en helling van het natuurlijk terrein minder dan 6%, tussen 6 en 15%, meer dan 15%.
. . . . .
Aard van de bodem: . . . . .
Andere grondbezetting dan de bestaande bouwwerken (braakland, onbebouwd terrein, tuin, teelt, grasland, bos, heide, ven, vochtig gebied...): . . . . .
Aanwezigheid van grondwater en winningspunten: . . . . .
Richting en lozingspunten in het hydrografisch netwerk voor het afvloeiingswater:
. . . . .
Waterlopen, vijvers, bronnen, eventuele winningspunten . . . . .
. . . . .
Beknopte evaluatie van de biologische kwaliteit van de site: . . . . .
. . . . .
Beknopte evaluatie van de biologische kwaliteit van de Natura 2000-locatie, van de natuur- of bosreservaten:
. . . . .
Aansluiting op een uitgerust wegennet (weg, riolering, water, elektriciteit, aardgas, enz.): . . . . .
Aanwezigheid van een beschermd gebied of van een gebied dat op een beschermingslijst staat ? JA - NEE
Aanwezigheid van een archeologische vindplaats ? JA - NEE
Aanwezigheid van een Natura 2000-locatie, natuur- of bosreservaten ? . . . . .
. . . . .
Afstand ten opzichte van het openbaar vervoersnet (alleen voor verkavelingsprojecten): ... m
Beschrijving van de voornaamste activiteiten en infrastructuren in een straal van 200 m (school, ziekenhuis, groeve, industrieën, handelscentrum, grote wegen, verkeersknelpunten, HST, luchthaven, motorsportcircuit, centrum voor technische ingraving, zuiveringsstation, containerpark, hoogspanningslijn,...).. . . . . . .............
Ander milieugevoelig element:";
5° in Deel V, punt 2 worden de woorden "Integratie in de bestaande bebouwde omgeving" vervangen door de volgende woorden:
"Zal het project de site schade toebrengen op esthetisch vlak ? JA - NEE
Zal het project aanleiding geven tot erosieverschijnselen ? JA - NEE
Integratie in het bebouwde en onbebouwde kader: gevaar voor een breukeffect in het natuurlijk landschap of ten aanzien van de kenmerken van het traditionele woonmilieu van de streek of van de wijk (bovenmatige of onvoldoende dichtheid, verschillen ten aanzien van de vestiging, de oriëntatie, het profiel, de samenstelling van de voorgevels, de bouwstoffen en de overige architecturale kenmerken van de naburige bouwwerken vermeld op het vestigingsplan: . . . . . ..
. . . . .
Effect op de grond, de bodem en de ondergrond . . . . .
. . . . . ".
HOOFDSTUK II. - Wijzigingen in het besluit van de Waalse Regering van 13 mei 2004 betreffende de evaluatie en de beheersing van omgevingslawaai
Afdeling I. - Algemene bepaling
Art.4. Bij dit besluit wordt Richtlijn 2015/996/EU van de Commissie van 19 mei 2015 tot vaststelling van gemeenschappelijke bepalingsmethoden voor lawaai overeenkomstig Richtlijn 2002/49/EG van het Europees Parlement en de Raad omgezet.
Afdeling 2. - Wijzigingsbepalingen
Art.5. In artikel 1 van het besluit van de Waalse Regering van 13 mei 2004 betreffende de evaluatie en de beheersing van omgevingslawaai worden de woorden "en Richtlijn 2004/996/EU van de Commissie van 13 mei 2015 tot vaststelling van gemeenschappelijke bepalingsmethoden voor lawaai overeenkomstig Richtlijn 2002/49/EG van het Europees Parlement en de Raad" ingevoegd tussen de woorden "beheersing van omgevingslawaai" en het woord "omgezet".
Art.6. In hetzelfde besluit wordt artikel 8, § 1, aangevuld met de woorden "bij Richtlijn 2002/49/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 25 juni 2002 inzake de evaluatie en de beheersing van omgevingslawaai".
Art.7. In hetzelfde besluit wordt artikel 8, § 2, en bijlage II bedoeld bij dat artikel opgeheven.
HOOFDSTUK III. - Wijzigingen in Boek I van het Milieuwetboek
Afdeling I. - Algemene bepaling
Art.8. Bij dit hoofdstuk wordt Richtlijn 2014/52/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 tot wijziging van Richtlijn 2011/92/EG betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten gedeeltelijk omgezet.
Afdeling 2. - Wijzigingsbepalingen
Art.9. In het hele reglementair Deel van Boek I van het Milieuwetboek wordt het woord "D.G.R.N.E." of de woorden "Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu" vervangen door het woord "D.G.A.R.N.E.".
Art.10. In artikel R. 2, 2°, wordt het woord "Landbouw, " ingevoegd tussen de woorden "Directoraat-generaal" en de woorden "Natuurlijke Hulpbronnen".
Art.11. Artikel R. 21van Boek I van hetzelfde Wetboek, opgeheven bij het besluit van de Waalse Regering van 13 juli 2006, wordt opnieuw opgenomen als volgt:
"Art. R. 21. De beslissing tot het al dan niet opleggen van een milieueffectonderzoek van de overheid die moet nagaan of het aanvraagdossier volledig of ontvankelijk is, wordt bekendgemaakt door de bevoegde overheid waarbij de vergunningsaanvraag is ingediend.
Laatstgenoemde maakt de in het eerste lid bedoelde beslissing op haar website of via een ander elektronisch toegangspunt dat gemakkelijk toegankelijk is, bekend binnen 15 dagen na ontvangst ervan of na de zending ervan indien ze er de auteur van is.".
Art.12. In artikel R. 41-3, eerste lid, van Boek I van hetzelfde Wetboek, vervangen bij het besluit van de Waalse Regering van 20 december 2007, worden de woorden "De aanvrager" vervangen door de woorden: "Wanneer de aanvrager de in artikel R. 72, § 3, bedoelde beslissing ontvangt en als ze gunstig is, " en worden de woorden "De aanvrager organiseert" vervangen door de woorden "organiseert de aanvrager".
In hetzelfde artikel wordt punt 4° van het tweede lid vervangen als volgt: 4° "de beleidsgroep "Leefmilieu" en, volgens de gevallen bedoeld in artikel R. 82, § 1, lid 2 tot 4, de gemeentelijke adviescommissie Ruimtelijke Ordening en Mobiliteit en de beleidsgroep "Ruimtelijke Ordening"; deze instanties kunnen er hoogstens twee leden afvaardigen;"
Art.13. In artikel R. 46 van Boek I van hetzelfde Boek, gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 22 december 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
a) punt 3° wordt vervangen als volgt:
"auteur van een milieueffectonderzoek: 1° de erkende persoon die de aanvrager heeft gekozen om een milieueffectonderzoek uit te voeren;";
b) punt 4° wordt opgeheven.
Art.14. In Deel V van Boek I van hetzelfde Wetboek wordt hoofdstuk III, dat de artikelen R. 52 tot R. 57 omvat, laatst gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 29 juni 2017, vervangen als volgt:
"HOOFDSTUK III. - Beoordeling van de effecten van de projecten op het leefmilieu
Art. R. 52. De afgifte of de aanneming van de volgende administratieve akten wordt ondergeschikt gemaakt aan de toepassing van de artikelen D.62 tot D.78:
1° de mijnconcessie vereist krachtens het decreet van 7 juli 1988 op de mijnen;
2° de afwijking en de vergunning vereist krachtens artikel 28, § 4, van de jacht van 12 juli 1973 op het natuurbehoud;
3° de vergunningen vereist krachtens de artikelen 12, § 1, en 14, § 1, van de wet van 28 december 1967 betreffende de onbevaarbare waterlopen;
4° de beslissingen over de oprichting of de wijziging van een gemeenteweg, genomen krachtens het decreet van 6 februari 2014 betreffende de gemeentewegen.
Art. R. 53.Aan de uitvoering van een milieueffectenonderzoek wordt onderworpen, elk project bedoeld in artikel D.64 dat het voorwerp uitmaakt van een verzoek om minstens één van de administratieve akten bedoeld in artikel D.49, zodra het verzoek betrekking heeft op één van de volgende voorwerpen:
1° de totstandbrenging van een nieuw project;
2° de verlenging van een vergunning betreffende een bestaande installatie of activiteit;
3° de verbouwing of de uitbreiding van een bestaande of in uitvoering zijnde installatie, activiteit of project waardoor één van de drempels bedoeld in de overeenkomstig artikel D.64 opgemaakte lijst bereikt of overschreden wordt;
4° de verbouwing of de uitbreiding van een installatie, activiteit of project bedoeld in de overeenkomstig artikel D.64 opgemaakte lijst met als gevolg een vermeerdering met meer dan 25 % van de waarde die vastligt in de vergunning verleend op basis van het laatste milieueffectonderzoek voor de parameter die in aanmerking komt voor de bepaling van de drempels op grond waarvan beslist wordt welke projecten het voorwerp uitmaken van een milieueffectonderzoek;
5° de verbouwing of de uitbreiding van een installatie, activiteit of project bedoeld in de overeenkomstig artikel D.64 opgemaakte lijst die/dat onderworpen wordt aan een milieueffectenonderzoek zonder drempelvoorwaarde en die/dat de verhoging van meer dan 25 % van de capaciteit toegelaten door de op basis van het laatste milieueffectenonderzoek afgegeven vergunning, als gevolg heeft.
Art. R. 54. § 1. Onverminderd het tweede lid wordt de minimale inhoud van de milieueffectbeoordeling aangevuld overeenkomstig bijlage VI.
Het dossier m.b.t. de vergunningsaanvraag vormt de milieueffectbeoordeling voor de globale vergunning of voor de milieuvergunning vereist krachtens het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning.
§ 2. Voordat de vergunningsaanvraag ingediend wordt, kan de aanvrager de overheid die moet nagaan of het aanvraagdossier volledig of ontvankelijk is, raadplegen over de informatie die moet worden verstrekt in de milieueffectbeoordeling.
De overheid die moet nagaan of het aanvraagdossier volledig of ontvankelijk is, brengt advies aan de aanvrager uit binnen een termijn van vijfenveertig dagen na ontvangst van de informatieaanvraag. Indien laatstgenoemde geen advies heeft uitgebracht binnen de voorgeschreven termijn, stelt de aanvrager de milieueffectbeoordeling op basis van de in bijlage VI bedoelde minimale inhoud op.
Art. R. 55. De vorm en de minimale inhoud van het milieueffectenonderzoek worden overeenkomstig bijlage VII aangevuld.
Wanneer het project een opvallende geluidshinder kan hebben, omvat het milieueffectenonderzoek een akoestisch onderzoek uitgevoerd door een laboratorium of een instelling erkend overeenkomstig het besluit van de Waalse Regering van 1 juli 2010 betreffende de voorwaarden en modaliteiten tot erkenning van de laboratoria of instellingen inzake geluidshinder.
De Minister kan het minimale patroon van een akoestisch onderzoek vaststellen.
De Minister kan reglementaire methodologische handleidingen vaststellen voor de uitvoering van milieueffectenonderzoeken.
Art. R. 56. Als de verwezenlijking van een project verschillende vergunningen nodig voor de goede afloop van het project en als één of meerdere van die vergunningen een milieueffectenonderzoek vereist, worden alle vergunningen aan één enkel milieueffectenonderzoek onderworpen en maken ze het voorwerp uit van:
1° één enkele voorafgaande informatievergadering;
2° raadplegingen bedoeld in artikel D.71;
3° een openbaar onderzoek van 30 dagen volgens de modaliteiten van Titel III van Deel III van het decreetgevend gedeelte van dit Wetboek, met uitzondering van elke andere regel van openbaarmaking bedoeld in de wetten, decreten en reglementen bedoeld in artikel D.49.
Art. R. 57. § 1. Voordat de vergunningsaanvraag ingediend wordt en indien de aanvrager de overheid die moet nagaan of het aanvraagdossier volledig of ontvankelijk is, raadpleegt over de informatie die moet worden verstrekt in de milieueffectbeoordeling, voegt hij de volgende gegevens bij zijn aanvraag:
1° een beschrijving van het project en van de ligging ervan;
2° de lijst van de impacten van het project.
§ 2. De in § 1 bedoelde overheid raadpleegt "de beleidsgroep "Leefmilieu" en, volgens de gevallen bedoeld in artikel R. 82, § 1, lid 2 tot 4, de gemeentelijke adviescommissie Ruimtelijke Ordening en Mobiliteit en de beleidsgroep "Ruimtelijke Ordening". Naast deze verplichte adviezen kan ze de diensten of commissies waarvoor ze acht dat ze geraadpleegd moeten worden, raadplegen.
De in het eerste lid geraadpleegde instanties brengen advies uit aan de in § 1 bedoelde overheid binnen een termijn van vijfenveertig dagen na ontvangst van de aanvraag en maken er een afschrift van over aan de aanvrager.
§ 3. De in § 1 bedoelde overheid brengt advies uit aan de aanvrager binnen een termijn van zestig dagen na ontvangst van de informatieaanvraag. Indien deze overheid geen advies heeft uitgebracht binnen de voorgeschreven termijn, werkt de aanvrager het milieueffectenonderzoek uit op basis van de adviezen overgemaakt door de geraadpleegde instanties en, bij gebreke daarvan, op basis van de in bijlage VII bedoelde minimale inhoud.".
Art.15. Artikel R. 59 van Boek I van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt:
"Art. R. 59. § 1. Voor elk van de aangevraagde erkenningscategorieën beschikt de aanvrager van een erkenning over de vereiste bevoegdheden om:
1° het project te onderzoeken, te bedrijven en te beschrijven;
2° het milieueffectonderzoek te coördineren;
3° bestekken op te stellen voor eventuele onderaannemers;
4° alle resultaten op kritische wijze te exploiteren, ook die van de onderaanneming;
5° alle verkregen resultaten te integreren om aparte en synergetische effecten van het project op de in artikel D.62, § 2, bedoelde factoren vast te stellen.
§ 2. Voor elk van de aangevraagde erkenningscategorieën beschikt de aanvrager uit zijn midden of via onderaannemers over de bevoegdheden en middelen die nodig zijn om de analyse van de gevolgen van het project op het leefmilieu te beheersen.
§ 3. De aanvrager van een erkenning beschikt over de technische middelen die nodig zijn voor het vervullen van zijn opdrachten.
§ 4. In geval van vernieuwing van een erkenning levert de aanvrager het bewijs dat hij tijdens de laatste erkenningstermijn:
1° milieueffectonderzoeken heeft uitgevoerd;
2° als onderaannemer aan milieueffectonderzoeken heeft meegewerkt;
3° gevraagd werd om milieueffectonderzoeken uit te voeren of eraan deel te nemen.".
Art.16. Artikel R. 60 van Boek I van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt:
"Art. R. 60. § 1. Met uitzondering van de zending van de erkenningsaanvraag langs elektronische weg, wordt ze in drie exemplaren aan de administratie overgemaakt.
De Minister kan het model van de erkenningsaanvrager bepalen en de lijst van de processen vaststellen die hij erkent als processen waarmee de elektronische verzending kan worden geauthenticeerd.
§ 2. In geval van vernieuwing van een erkenning wordt de erkenningsaanvraag zes maanden voor het verstrijken van de lopende erkenning ingediend.".
Art.17. Artikel R. 61 van Boek I van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt:
"Art. R. 61. De erkenningsaanvraag bevat de volgende gegevens:
1° de naam en het adres van de aanvrager;
2° als het gaat om een rechtspersoon, een afschrift van de eventuele statuten en de lijst van de bestuurders of beheerders;
3° de titels, kwalificaties en referenties van de aanvrager of van de medewerkers die door een arbeidsovereenkomst aan de aanvrager zijn verbonden;
4° de titels, kwalificaties en referenties en technische middelen van de eventuele onderaannemers;
5° de technische middelen waarover de aanvrager beschikt;
6° de categorieën projecten bedoeld in artikel 58 waarvoor de aanvrager milieueffectonderzoeken kan uitvoeren.
In de aldus gevormde aanvraag wordt bevestigd dat de aanvrager van een erkenning uit zijn midden of via zijn onderaannemers over alle bevoegdheden en middelen bedoeld in artikel R. 59, §§ 1 tot 3, beschikt.
Als de aanvraag een vernieuwing van erkenning betreft, gaat ze bovendien vergezeld van de lijsten van:
2° de milieueffectonderzoeken die de aanvrager heeft uitgevoerd;
2° de milieueffectenonderzoeken waaraan hij als onderaannemer heeft meegewerkt;
3° de verzoeken om milieueffectonderzoeken uit te voeren of eraan deel te nemen, waarop hij heeft geantwoord en waaraan gevolg is gegeven;
4° de waarschuwingen en/of wrakingen die eventueel zijn verstuurd sinds het vorige besluit tot erkenning.".
Art.18. Artikel R. 63 van Boek I van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt:
1° het eerste lid wordt vervangen als volgt:
"Het Bestuur van Leefmilieu bezorgt de aanvrager zijn beslissing waarbij het de aanvraag als volledig en ontvankelijk beschouwt, binnen vijftien dagen na ontvangst van de aanvraag bedoeld in artikel 60.";
2° het tweede lid wordt vervangen als volgt:
"Als de aanvraag onvolledig is, wijst het Bestuur van Leefmilieu de aanvrager op de ontbrekende stukken. De aanvrager beschikt dan over dertig dagen na ontvangst van de aanvraag om het Bestuur van Leefmilieu de ontbrekende gegevens toe te sturen .";
3° in het tweede lid, 1°, worden de woorden "artikel 60" vervangen door de woorden "artikel R. 60";
4° in het tweede lid, 3°, worden de woorden "artikel 63" vervangen door de woorden "artikel R. 63".
Art.19. In artikel R. 65 van Boek I van hetzelfde Boek, gewijzigd bij de besluiten van de Waalse Regering van 22 december 2016 en 29 juni 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het tweede lid worden de woorden "of tegen ontvangbewijs afgegeven" opgeheven;
2° het derde lid wordt opgeheven.
Art.20. In artikel R. 46 van Boek I van het Milieuwetboek wordt het tweede lid opgeheven.
Art.21. In artikel R. 68 van Boek I van hetzelfde Wetboek worden de woorden "artikel 58" vervangen door de woorden "artikel R. 58".
Art.22. Artikel R. 69 van Boek I van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt:
"Art. R. 69. In geval van wijziging van één van de gegevens vermeld in de erkenningsaanvraag overeenkomstig artikel R. 61, verwittigt de auteur van het milieueffectenonderzoek onmiddellijk het Bestuur van Leefmilieu. Indien ze oordeelt dat de vermelde wijzigingen van dien aard zijn dat ze een wijziging, een opschorting of een intrekking van de erkenning rechtvaardigen, geeft ze de erkende auteur kennis daarvan binnen dertig dagen.
De auteur beschikt met ingang van de datum van ontvangst van deze informatie over een termijn van zestig dagen om het Bestuur van Leefmilieu kennis te geven van de maatregelen die hij overweegt te nemen om gevolg te geven aan haar opmerkingen.".
Art.23. Artikel R. 70 van Boek I van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de besluiten van de Waalse Regering van 22 december 2016 en 29 juni 2017, wordt vervangen als volgt:
"Art. R. 70. Op eigen initiatief of op voorstel van de beleidsgroep "Leefmilieu", van de overheid die bevoegd is om over de vergunningsaanvraag te beslissen en volgens de gevallen bedoeld in artikel R. 82, § 1, leden 2 tot 4, van de "C.C.A.T.M." of de Beleidsgroep "Ruimtelijke Ordening", kan de Minister een waarschuwing richten aan de auteur van het onderzoek.".
Art.24. In artikel R. 72 van Boek I van hetzelfde Boek, gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 6 juli 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 2 worden de woorden "Uiterlijk 20 werkdagen voor de publieke informatievergadering die hij organiseert overeenkomstig artikel R. 41-3," opgeheven en worden de woorden "geeft de aanvrager kennis van zijn keuze" vervangen door de woorden "De aanvrager geeft kennis van zijn keuze";
2° in paragraaf 3, worden de punten 1° en 6° opgeheven;
3° in paragraaf 3 wordt de tekst van punt 5° vervangen door "aan de Beleidsgroep Leefmilieu";";
4° in paragraaf 3, wordt de tekst van punt 7° vervangen door "aan de "C.C.A.T.M." in de gevallen bedoeld in artikel R. 82, § 1";
5° de paragrafen 4 en 5 worden opgeheven.
Art.25. Artikel R. 72bis, ingevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 6 juli 2017, wordt opgeheven.
Art.26. In artikel R. 74 van Boek I van hetzelfde Boek, vervangen bij het besluit van de Waalse Regering van 6 juli 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in § 1 wordt het tweede lid opgeheven;
2° in § 2, tweede lid, worden de woorden "R. 72, § 4" vervangen door de woorden "R. 76, § 1";
2° in § 3, eerste lid, worden de woorden "R. 72, § 4" vervangen door de woorden "R. 76, § 1";
3° in § 3, tweede lid, worden de woorden "R. 72, § 5" vervangen door de woorden "R. 76, § 1";
3° in § 4, worden de woorden "R. 72, § 4" vervangen door de woorden "R. 76, § 1"
Art.27. In artikel R. 75, eerste lid, vervangen bij het besluit van de Waalse Regering van 6 juli 2017, worden de woorden "R. 72, § 4" vervangen door de woorden "R. 76, § 1".
Art.28. In Hoofdstuk IV, van Deel V van het reglementair Deel van Boek I van hetzelfde Boek, wordt een afdeling 4 toegevoegd, die artikel R. 76 bevat, luidend als volgt:
"Afdeling 4 - Modaliteiten betreffende de zendingen en de berekening van de termijnen
Art. R. 76 § 1. De in dit hoofdstuk bedoelde zendingen worden verricht
1° bij aangetekend schrijven met ontvangstbericht;
2° via elke soortgelijke formule waarmee vaste datum aan de verzending en aan de ontvangst van de akte gegeven kan worden, ongeacht de distributiedienst ;
3° via neerlegging tegen ontvangstbewijs;
4° langs elektronische weg.
§ 2. De berekeningsmodaliteiten voor de termijnen zijn de volgende tenzij een bepaling in een andere specifieke termijn voorziet:
1° de verzending moet uiterlijk op de vervaldatum plaatsvinden;
2° de vervaldatum wordt in de termijn meegeteld, behalve als die dag een zaterdag, zondag of wettelijke feestdag is, dan wordt de vervaldatum evenwel naar de volgende werkdag verschoven;
3° de dag van ontvangst van een akte die de begindatum van een termijn is, wordt niet meegerekend.
De in dit hoofdstuk bedoelde termijnen worden geschorst tussen 16 juli en 15 augustus en tussen 24 december en 1 januari. ".
Art.29. De Titel van Hoofdstuk 6 van Deel V van het reglementair Deel van Boek I van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt :
"Advies betreffende een aan een milieueffectonderzoek onderworpen dossier en openbaarmaking van de beslissing".
Art.30. Artikel R. 81 van Boek I van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de besluiten van de Waalse Regering van 11 juli 2013, 22 december 2016 en 29 juni 2017 en artikel R. 82 van Boek I van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de besluiten van de Waalse Regering van 22 december 2016 en 29 juni 2017, worden vervangen als volgt:
"Art. R. 81. In dezelfde tijd als ze de aanvrager meedeelt dat de vergunningsaanvraag volledig en/of ontvankelijk is of als ze het aanvraagdossier aan de bevoegde overheid overmaakt, richt de instantie die deze kennisgeving of deze overmaking heeft verricht, de volgende stukken voor advies aan de beleidsgroep "Leefmilieu" en volgens de gevallen bedoeld in artikel R. 82, § 1, leden 2 tot 4, de " C.C.A.T.M." en de beleidsgroep "Ruimtelijke Ordening":
1° de vergunningsaanvraag;
2° het milieueffectenonderzoek;
3° de gezamenlijke opmerkingen en voorstellen ingediend overeenkomstig artikel R. 41-4.
Art. R. 82. § 1. Het advies van de beleidsgroep "Leefmilieu" wordt aangevraagd voor elk project onderworpen aan een milieueffectenonderzoek.
Het advies van de "C.C.A.T.M." of, bij gebreke daarvan, van de Beleidsgroep "Ruimtelijke Ordening" wordt aangevraagd wanneer de aanvraag betrekking heeft op één van de volgende vergunningen onderworpen aan een milieueffectenonderzoek:
1° vergunningen vereist krachtens het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning;
2° de stedenbouwkundige vergunningen of de bebouwingsvergunningen of de stedenbouwkundige attesten nr. 2 bedoeld bij het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling;
3° de geïntegreerde vergunningen vereist voor geïntegreerde projecten in de zin van artikel 1, 5°, a) en c) van het decreet van 5 februari 2015 betreffende de handelsvestigingen.
In afwijking van het tweede lid worden de adviezen van de "C.C.A.T.M." en van de beleidsgroep "Ruimtelijke Ordening" aangevraagd als het gaat om windturbineprojecten.
Het advies van de "C.C.A.T.M. " wordt aangevraagd als het gaat om beslissingen onderworpen aan een milieueffectenonderzoek:
1° over de oprichting of de wijziging van een gemeenteweg, genomen krachtens het decreet van 6 februari 2014 betreffende de gemeentewegen;
2° over de mijnconcessie, genomen overeenkomstig het decreet van 7 juli 1988 op de mijnen;
3° over de vergunningen voor de ontsluiting van de steenbergen, vereist krachtens het decreet van 9 mei 1985 met betrekking tot de ontsluiting van steenbergen.
De adviezen worden binnen vijfendertig dagen te rekenen van de datum van ontvangst van het volledige dossier betreffende de adviesaanvraag overgemaakt; zoniet worden de adviezen geacht gunstig te zijn.
§ 2. De beleidsgroep "Leefmilieu" en, indien ze worden geraadpleegd, de beleidsgroep "Ruimtelijke Ordening" en de "C.C.A.T.M." kunnen de aanvrager en de auteur van het milieueffectenonderzoek verzoeken om bijkomende informatie over het milieueffectenonderzoek of de inhoud ervan.".
Art.31. In Boek I van hetzelfde Wetboek wordt bijlage VI, vervangen door bijlage I gevoegd bij dit besluit.
Art.32. In Boek I van hetzelfde Wetboek wordt bijlage VII, vervangen door bijlage II gevoegd bij dit besluit.
HOOFDSTUK 4. - Overgangs- en slotbepalingen
Art.33. Voor Hoofdstuk 1 van dit besluit geldt het basisrapport, gezonden bij de eerste bijwerking van de vergunning betreffende de hoofdactiviteit bedoeld in bijlage XXIII tussen 7 januari 2013 en de inwerkingtreding van dit besluit, als basisrapport bedoeld in artikel 97bis, § 2, laatste lid.
Art.34. Voor artikel 3 van dit besluit worden de vóór de datum van inwerkingtreding van dit besluit ingediende vergunningsaanvragen alsmede de desbetreffende administratieve beroepen behandeld volgens de regels van kracht op de datum van indiening van de aanvraag.
Art.35. De erkenningsaanvragen bedoeld in Hoofdstuk IV van Deel V van het reglementair Deel van Boek I van het Milieuwetboek en ingediend vóór de inwerkingtreding van dit besluit worden behandeld volgens de regels van kracht op de datum van indiening van de aanvraag.
De kennisgevingen van de keuze van de auteur van het milieueffectenonderzoek en de wrakingen bedoeld in Hoofdstuk IV van Deel V van het reglementair Deel van Boek I van het Milieuwetboek en ingediend vóór de inwerkingtreding van dit besluit worden behandeld volgens de regels van kracht op de datum van kennisgeving.
De wrakingsprocedures bedoeld in Hoofdstuk IV van Deel V van het reglementair Deel van Boek I van het Milieuwetboek en opgestart vóór de inwerkingtreding van dit besluit worden behandeld volgens de regels van kracht op de dag waarop ze zijn opgestart.
Art.36. Hoofdstuk II van dit besluit treedt in werking op 31 december 2018.
Art.37. De Minister van Leefmilieu is belast met de uitvoering van dit besluit.
BIJLAGEN.
Art. N.
(Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 23-10-2018, p. 80994)