16 JANUARI 2003. - Besluit van de Waalse Regering houdende sectorale voorwaarden inzake watergebruik in opslagplaatsen voor vloeibare koolwaterstoffen (VERTALING).
ENIG HOOFDSTUK. - Toepassingsgebied en lozingsvoorwaarden
Afdeling I . - Toepassingsgebied.
Art. 1
Afdeling II . - Lozingsvoorwaarden.
Onderafdeling I. - Voorwaarden voor lozingen in gewoon oppervlaktewater.
Art. 2
Onderafdeling II. - Voorwaarden voor lozingen in openbare rioleringen.
Art. 3
Onderafdeling III. - Analyse- en monsternemingstechnieken.
Art. 4
Onderafdeling IV. - Overgangs-, opheffings- en slotbepalingen.
Art. 5-8
ENIG HOOFDSTUK. - Toepassingsgebied en lozingsvoorwaarden
Afdeling I . - Toepassingsgebied.
Artikel 1. Deze voorwaarden zijn van toepassing op de activiteiten en installaties die ingedeeld zijn onder de volgende rubrieken :
- nr. 63.12.03 : andere vloeibare brandstoffen (opslag van stoffen, producten of substanties) dan die vermeld in rubriek 63.12.09, waarvan de hoeveelheid 5 t overschrijdt;
- nr. 63.12.09 : andere ontvlambare en brandbare vloeistoffen dan die vermeld in rubriek 62.12.03;
- nr. 63.12.15.01 : andere aardolieproducten, fossiele brandstoffen, brandbare gassen, petrochemische en chemische stoffen van welke aard ook (stoffen, preparaten of mengsels) dan ontvlambare vloeistoffen (opslagplaatsen) als de opslagcapaciteit gelijk is aan 20 t of meer en lager dan 100 000 t;
- nr. 63.12.15.02 : andere aardolieproducten, fossiele brandstoffen, brandbare gassen, petrochemische en chemische stoffen van welke aard ook (stoffen, preparaten of mengsels) dan ontvlambare vloeistoffen (opslagplaatsen) als de opslagcapaciteit gelijk is aan 100 000 t of meer. Het begrip " opslagplaats " omvat de uitrusting, de controleprocessen, de manipulaties en de technieken inzake preventie en beperking van lozingen.
Afdeling II . - Lozingsvoorwaarden.
Onderafdeling I. - Voorwaarden voor lozingen in gewoon oppervlaktewater.
Art.2. Industrieel afvalwater dat in gewoon oppervlaktewater wordt geloosd, voldoet aan de volgende voorwaarden :
1° de pH-waarde ligt tussen 6.5 en 9. Als het voortkomt uit het gebruik van gewoon oppervlaktewater en/of van grondwater, kan de natuurlijke pH waarde als grenswaarde van de pH aangenomen worden als ze hoger is dan 9 of lager dan 6.5;
2° de biochemische zuurstofbehoefte over vijf dagen bij 20 °C en bij aanwezigheid van allyl thio-ureum is niet hoger dan 25 mg per liter;
3° het gehalte aan zwevende stoffen is niet hoger dan 60 mg per liter;
4° het gehalte aan niet-polaire koolwaterstoffen is niet hoger dan 5 mg per liter;
5° het gehalte aan anionactieve, kationactieve en niet-ionogene wasmiddelen is niet hoger dan 3 mg per liter;
6° de temperatuur is niet hoger dan 30 °C;
7° het gehalte aan BTEX is niet hoger dan 0,1 mg per liter;
8° het is vrij van oliën, vetten of andere zwevende stoffen waarvan duidelijk kan worden vastgesteld dat ze een zwevende laag vormen;
9° het is, behoudens uitdrukkelijke toestemming, vrij van de stoffen bedoeld in richtlijn 76/464/EEG en in de dochterrichtlijnen genomen overeenkomstig voormelde richtlijn, alsook in het besluit van 12 september 2002 tot aanpassing van de lijst van de relevante stoffen bedoeld in het besluit van de Waalse Regering van 29 juni 2000 tot bescherming van het oppervlaktewater tegen verontreiniging door bepaalde gevaarlijke stoffen.
Onderafdeling II. - Voorwaarden voor lozingen in openbare rioleringen.
Art.3. Industrieel afvalwater dat in openbare rioleringen geloosd wordt, voldoet aan de volgende voorwaarden :
1° de pH-waarde ligt tussen 6 en 9.5. Als het voortkomt uit het gebruik van gewoon oppervlaktewater en/of van grondwater, kan de natuurlijke pH waarde als grenswaarde van de pH aangenomen worden als ze hoger is dan 9.5 of lager dan 6;
2° het gehalte aan zwevende stoffen is niet hoger dan 1 000 mg per liter;
3° het gehalte aan bezinkbare stoffen is niet hoger dan 200 ml per liter (statische bezinking gedurende 2 uur);
4° het gehalte aan niet-polaire koolwaterstoffen is niet hoger dan 5 mg per liter;
5° het gehalte aan BTEX is niet hoger dan 0,1 mg per liter;
6° de temperatuur is niet hoger dan 45 °C;
7° het is vrij van oliën, vetten of andere zwevende stoffen waarvan duidelijk kan worden vastgesteld dat ze een zwevende laag vormen;
8° het bevat geen opgelost ontvlambaar of ontplofbaar gas, noch producten die het vrijmaken van dergelijke gassen kunnen veroorzaken;
9° het is, behoudens uitdrukkelijke toestemming, vrij van de stoffen bedoeld in richtlijn 76/464/EEG en in de dochterrichtlijnen genomen overeenkomstig voormelde richtlijn, alsook in het besluit van 12 september 2002 tot aanpassing van de lijst van de relevante stoffen bedoeld in het besluit van de Waalse Regering van 29 juni 2000 tot bescherming van het oppervlaktewater tegen verontreiniging door bepaalde gevaarlijke stoffen.
Onderafdeling III. - Analyse- en monsternemingstechnieken.
Art.4. Voor de monsternemingen en de analyse van de gezamenlijke parameters bedoeld in de artikelen 2 en 3 van deze sectorale voorwaarden wordt gebruik gemaakt van de technieken die tegenwoordig toegepast worden of goedgekeurd zijn door het referentielaboratorium van het Waalse Gewest.
Onderafdeling IV. - Overgangs-, opheffings- en slotbepalingen.
Art.5. Het koninklijk besluit van 11 augustus 1987 tot vaststelling van de sectoriële voorwaarden voor de lozing, in de gewone oppervlaktewateren en in de openbare riolen, van afvalwater afkomstig van de opslagplaatsen van vloeibare koolwaterstoffen.
Art.6. Voor de inrichtingen die in werking zijn op de datum van inwerkingtreding van dit besluit, kan de bevoegde overheid voorzien in voorwaarden die niet zo streng zijn als deze sectorale voorwaarden. Die bijzondere voorwaarden zijn hoe dan ook gelijk aan de vorige vergunning. De geldigheidsduur ervan verstrijkt uiterlijk 31 oktober 2007.
Art.7. Dit besluit treedt in werking op 1 februari 2003.
Art. 8. De Minister van Leefmilieu is belast met de uitvoering van dit besluit.
Namen, 16 januari 2003.
De Minister-President,
J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE
De Minister van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Leefmilieu,
M. FORET.