Details





Titel:

17 JULI 2003. - Besluit van de Waalse Regering houdende integrale voorwaarden voor de opslag van brandbare vloeistoffen in vaste houders, met uitzondering van installaties voor bulkopslag van olieproducten en gevaarlijke stoffen alsook de opslag in benzinestations [en de stookolieopslag voor verwarmingsdoeleinden met een capaciteit tussen 500 en 24.999 liter.] (VERTALING) <BWG2019-07-18/27, art. 48, 004; Inwerkingtreding : 13-05-2020> (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 29-10-2003 en tekstbijwerking tot 13-11-2019)



Inhoudstafel:

TITEL I. - Gemeenschappelijke bepalingen.
HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied en begripsbepalingen.
Afdeling 1. - Toepassingsgebied.
Art. 1
Afdeling 2. - Begripsbepalingen.
Art. 2
HOOFDSTUK II. - Vestiging en bouw.
Afdeling 1. - Tanken.
Art. 3-6
Afdeling 2. - Buizen.
Art. 7-10, 10bis
HOOFDSTUK III. - Exploitatie.
Afdeling 1. - Algemeen.
Art. 11-13
Afdeling 2. - Vulling.
Art. 14
Afdeling 3. - Gebrek aan waterdichtheid.
Art. 15
HOOFDSTUK IV. - Water.
Art. 16-17
HOOFDSTUK V. - Afvalstoffen.
Art. 18
HOOFDSTUK VI. - Controle en toezicht.
Art. 19, 19bis, 20
TITEL II. - Bovengrondse tanken.
HOOFDSTUK I. - Vestiging en bouw.
Afdeling 1. - Vestiging.
Art. 21
Afdeling 2. - Bouw.
Art. 22, 22bis, 23, 23bis, 24-26
HOOFDSTUK II. - Exploitatie.
Afdeling 1. - Algemeen.
Art. 27-31
Afdeling 2. - Gebrek aan waterdichtheid.
Art. 32
Afdeling 3. - Definitieve buitendienststelling.
Art. 33
HOOFDSTUK III. - Controle en bewaking.
Art. 34
TITEL III. - Ondergrondse tanken.
HOOFDSTUK I. - Vestiging en bouw.
Art. 35-37, 37bis, 38-40
HOOFDSTUK II. - Exploitatie.
Afdeling 1. - Gebrek aan waterdichtheid.
Art. 41
Afdeling 2. - Definitieve buitendienststelling.
Art. 42
HOOFDSTUK III. - Controle - Toezicht.
Art. 43-45
TITEL IV. - Overgangs- en slotbepalingen.
Art. 46, 46bis, 47-49



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

2008202836  2009201609 



Artikels:

TITEL I. - Gemeenschappelijke bepalingen.
HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied en begripsbepalingen.
Afdeling 1. - Toepassingsgebied.
Artikel 1. Onverminderd de bepalingen van het Algemeen Reglement voor de arbeidsbescherming, zijn deze integrale voorwaarden voor de opslag van brandbare vloeistoffen in vaste houders met een vlampunt dat hoger is dan 55 °C en dat hoogstens gelijk is aan 100 °C (categorie C) en met een opslagcapaciteit die minstens gelijk is aan 3 000 liter en lager dan 25 000 liter die bedoeld zijn in rubriek 63.12.09.03.01 van bijlage I bij het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 2002 tot bepaling van de lijst van de aan een milieueffectstudie onderworpen projecten en van de ingedeelde installaties en activiteiten.

Afdeling 2. - Begripsbepalingen.
Art.2. Voor de toepassing van dit besluit verstaat men onder :
  1° Brandbare vloeistoffen : vloeistoffen met een vlampunt dat hoger is dan 55 °C en hoogstens gelijk aan 100 °C;
  2° [1 Tank]1 : elke gesloten tank die niet hoeft te worden verplaatst om zijn lading van vloeistof op te vangen of om te worden gebruikt;
  3° Bovengrondse tank : tank die hetzij in de open lucht wordt geplaatst, hetzij in een al dan niet ondergronds lokaal, hetzij in een niet-opgevulde put; [1 Een ontoegankelijke bovengrondse tank is een tank met minstens één onzichtbare wand.]1
  4° Ondergrondse tank : tank die geheel of gedeeltelijk boven de grond ligt en waarvan de wanden de omliggende aarde [1 of het ophogingsmateriaal]1 rechtstreeks aanraken;
  5° Ondergrondse buizen : buizen die volledig onder de grond liggen en waarvan de wanden de omliggende aarde [1 of het ophogingsmateriaal]1 rechtstreeks aanraken;
  6° Opslag : een opslag die bestaat uit één of meerdere vaste tanks met brandbare vloeistoffen, met inbegrip van hun buizen;
  7° Opslagcapaciteit : de totale capaciteit in liter water van de opgeslagen tanks;
  8° Waterdichte put : ondergrondse bouw [1 waarvan de structuur uit vuurvaste materialen bestaat]1. Die wanden zijn waterdicht voor brandbare vloeistoffen;
  9° Inkuiping : continue waterdichte plek die de vorm van een kom aanneemt en met een mechanische weerstand en een chemische inertie tegen brandbare vloeistoffen;
  10° [1 vorig punt 10° geschrapt]1
  [1 10°]1 Waterdicht : met een dynamische permeabiliteitscoëfficiënt t.a.v. de koolwaterstoffen die lager is dan 2.10-9 cm/s, of een totale statische waterabsorptiecoëfficiënt (NBN B 15-215) die lager is dan 7,5 %. [1 ...]1
  [1 11°]1 Vlampunt : temperatuur in een gesloten testvat vastgelegd door de Belgische norm [1 EN ISO 2719]1;
  [1 12°]1 Gebouw : een gebouw, gelegen binnen of buiten het bedrijf, bestemd om tijdelijk of permanent te worden bewoond door het publiek of derden;
  [1 13°]1 Weerstand tegen vuur : kenmerk van een gebouw met een weerstand tegen vuur volgens de norm NBN-713-020 (Wv x uur);
  [1 14°]1 Onbrandbaar materiaal : materiaal dat bij een genormaliseerde proef waar het blootgesteld wordt aan een buitenverwarming, geen buitenevenement vertoont dat wijst op een aanzienlijke warmteafgifte;
  [1 15°]1 Erkende technicus : [1 technicus erkend overeenkomstig artikel 634ter /4 van Titel III van het Algemeen Reglement op de arbeidsbescherming]1;
  [1 16°]1 Bekwame deskundige : een persoon of een dienst die geaccrediteerd is volgens de norm [1 ISO/CEI 17020 of deskundige erkend in het vak 'opslaginstallatie' overeenkomstig artikel 681/73 van Titel III van het Algemeen Reglement op de arbeidsbescherming]1;
  [1 17°]1 [1 bestaande inrichting : inrichting die behoorlijk vergund is vóór de inwerkingtreding van dit besluit of waarvan de exploitatie gedekt is door een vergunning die is aangevraagd vóór de inwerkingtreding van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning. De inrichting gevestigd vóór de inwerkingtreding van dit besluit en waarvoor de uitbater elk document kan overleggen waaruit blijkt dat de tank vóór de inwerkingtreding van dit besluit geplaatst werd, wordt met een bestaande inrichting gelijkgesteld. De ombouw of uitbreiding van een inrichting die de uitbater vóór de inwerkingtreding van dit besluit vermeld heeft in het register bedoeld in artikel 10, § 2, van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning wordt met een bestaande inrichting gelijkgesteld;]1
  ----------
  (1)<BWG 2008-07-24/43, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 24-08-2008>

HOOFDSTUK II. - Vestiging en bouw.
Afdeling 1. - Tanken.
Art.3. <Opgeheven bij BWG 2008-07-24/43, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 24-08-2008>

Art.4. De stabiliteit en de vastmaking van de tanks wordt verzekerd in alle weersomstandigheden. Ze steunen op een zodanige onderbouw dat buitengewone spanningen of ongelijke verzakkingen geen omverwerping of breuk kunnen veroorzaken.

Art.5. [1 Elke tank is uitgerust met een overloopbeveiliging : fluit, elektronische sonde of elk ander gelijkwaardig systeem.]1
  ----------
  (1)<BWG 2008-07-24/43, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 24-08-2008>

Art.6. Tanks met een dubbele wand zijn uitgerust met een systeem voor dichtheidscontrole voorzien van een visuele en geluidsalarminstallatie bij gebrek aan waterdichtheid van één van de wanden [1 ...]1.
  ----------
  (1)<BWG 2008-07-24/43, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 24-08-2008>

Afdeling 2. - Buizen.
Art.7. Alle toebehoren zoals buizen, afsluiters en pompen liggen in één vlak met de opvanginstallaties en worden op zodanige wijze ingericht dat elke lekkage opgevangen wordt door genoemde installaties.

Art.8. Teneinde een eventuele lekkage van buizen tegen te houden en om de verspreiding van koolwaterstoffen in de grond te voorkomen, zijn die buizen hetzij voorzien van een dubbele wand, hetzij van één enkele wand, geplaatst in een goot die waterdicht is tegen brandbare vloeistoffen [1 ...]1. Die goot vertoont een lichte continue helling naar een vlot toegankelijke opvanginstallatie.
  Maatregelen worden genomen voor de bescherming van die buizen tegen eventuele misvormingen veroorzaakt door de eventuele doorgang van voertuigen.
  ----------
  (1)<BWG 2008-07-24/43, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 24-08-2008>

Art.9. Alle metalen buizen worden behoorlijk beschermd tegen corrosie door minstens een anticorrosieverflaag en een bekleding van bijzondere waterdichte en zelfklevende isolatieband of door elke andere gelijkwaardige beschermingsinstallatie.

Art.10. [1 Elke tank wordt verbonden met ontluchtingsbuizen die in de open lucht uitmonden en is uitgerust met een systeem dat regen- en/of afvloeiend water alsook elk voorwerp tegenhoudt. De ontluchtingsbuizen zijn zo gedimensioneerd dat over- of onderdruk binnen de tank voorkomen kan worden.]1
  ----------
  (1)<BWG 2008-07-24/43, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 24-08-2008>

Art. 10bis. [1 De vullingsopeningen van de tank of van de leiding zijn uitgerust met een schroefsysteem of met een gelijkwaardig systeem ten einde de dichtheid van de connectie tank/vrachtwagen te garanderen.
   In geval van ingraving worden de vullingsopeningen in een waterdichte beschermingsruimte geplaatst.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2008-07-24/43, art. 7, 002; Inwerkingtreding : 24-08-2008>

HOOFDSTUK III. - Exploitatie.
Afdeling 1. - Algemeen.
Art.11. Elke tank, dichtbij zijn vullingsopening, is uitgerust met een roestvrije identificatieplaat, zichtbaar en duidelijk leesbaar, waar de volgende gegevens staan vermeld :
  1° het nummer en het jaar van de bouw;
  2° het product dat de tank bevat;
  3° het in liter uitgedrukte volume van de tank;
  4° [1 ...]1.
  ----------
  (1)<BWG 2008-07-24/43, art. 8, 002; Inwerkingtreding : 24-08-2008>

Art.12. De peiling gebeurt via de top van de tank.
  [1 lid 2 opgeheven]1
  ----------
  (1)<BWG 2008-07-24/43, art. 9, 002; Inwerkingtreding : 24-08-2008>

Art.13. § 1. De inhoudsmeting gebeurt via de top van de tanks.
  § 2. Als die verrichting gebeurt d.m.v. een peilstok, is die van metaal.
  De tip van de dompelbuis van de peilstok is voorzien van een stevig maar soepel element van nitrilrubber, of van een gelijkwaardig materiaal, bestemd om elke beschadiging van de binnenwand, als gevolg van het inbrengen of de val van de dompelbuis in de tank, te voorkomen.
  § 3. Indien de verrichting gebeurt d.m.v. een permanente peiling, wordt die uitgevoerd d.m.v. een pneumatisch peiltoestel, een peiltoestel met drijver, een elektronisch peiltoestel met een meetklok of elk ander gelijkwaardig systeem. Elk van die toestellen is gegradueerd in liter [1 , in percent]1 of is voorzien van een conversietabel.
  [1 § 4. Het is verboden te peilen gedurende het vullen van de vaste tank.]1
  ----------
  (1)<BWG 2008-07-24/43, art. 10, 002; Inwerkingtreding : 24-08-2008>

Afdeling 2. - Vulling.
Art.14. Het is verboden een recipiënt te vullen met andere vloeistoffen als die waarvoor hij werd ontworpen, tenzij een onderzoek bewijst dat het daarbij gepast is. Dit onderzoek wordt uitgevoerd door een bekwame deskundige.

Afdeling 3. - Gebrek aan waterdichtheid.
Art.15. [1 § 1. Wanneer een gebrekkige dichtheid wordt vastgesteld in een tank]1 :
  1° wordt de betrokken tank buiten dienst gesteld en het snelst mogelijk geleegd;
  2° [1 ...]1
  3° Als de tank hersteld is, mag hij enkel in dienst worden gesteld na [1 een dichtheidsproef uitgevoerd door een bevoegde deskundige]1.
  [1 § 2. Wanneer vastgesteld wordt dat de leidingen van een tank niet meer dicht zijn, worden die leidingen buiten bedrijf gesteld. Bij gebrek aan isolatiemiddel tussen de tank en de gebrekkige leidingen wordt de tank buiten bedrijf gesteld en zo spoedig mogelijk geledigd.]1
  ----------
  (1)<BWG 2008-07-24/43, art. 11, 002; Inwerkingtreding : 24-08-2008>


HOOFDSTUK IV. - Water.
Art.16. Bij toevallige afvloeiing, mogen de verspreide vloeistoffen in geen geval worden gestort in een openbare riolering, een waterloop of een enige opvanginstallatie voor oppervlaktewater.

Art.17. Het storten van afvalwater in grondwater is verboden.

HOOFDSTUK V. - Afvalstoffen.
Art.18. § 1. Bij toevallige afvloeiing in de ondergrond, stelt [1 de uitbater]1 de bevoegde overheid onmiddellijk in kennis daarvan [1 en de toezichthoudende ambtenaar]1. [1 ...]1
  § 2. Als die aarde niet onmiddellijk kan worden weggehaald, gaat [1 de uitbater]1 over tot hun opslag in zodanige omstandigheden dat elke afvloeiing of verdamping van de verontreinigende stoffen wordt vermeden. Die opslag is beschut tegen onweer.
  ----------
  (1)<BWG 2008-07-24/43, art. 12, 002; Inwerkingtreding : 24-08-2008>

HOOFDSTUK VI. - Controle en toezicht.
Art.19. [1 Vóór de inbedrijfstelling wordt de gezamenlijke installatie onderworpen aan een dichtheidstest die door een bevoegde deskundige uitgevoerd wordt.]1
  ----------
  (1)<BWG 2008-07-24/43, art. 13, 002; Inwerkingtreding : 24-08-2008>

Art. 19bis. [1 § 1er. De tests en verificaties bedoeld in de artikelen 19, 34 en 43 zijn het voorwerp van notulen. Die notulen worden overgemaakt aan de uitbater, die ze ter inzage van de toezichthoudende ambtenaar legt.
   § 2. Na de tests en de verificaties bedoeld in paragraaf 1, wordt een zichtbaar, leesbaar, onvervalsbaar, onuitwisbaar en tegen koolwaterstoffen bestendig plaatje stevig vastgemaakt en met een loodje gevalideerd op de vullingsleiding. Dat plaatje vermeldt het adres van de tank, de personalia van de bevoegde deskundige of van de erkende technicus, de datum van de controle, de vervaldatum van de geldigheidsperiode van de test of van de verificatie.
   Al naar gelang van de vaststellingen is het plaatje :
   1° groen indien de tank, de leidingen en de toebehoren waterdicht zijn en aan deze voorwaarden voldoen;
   2° oranje indien de tank, de leidingen en de toebehoren waterdicht zijn alhoewel sommige herstellingen uitgevoerd moeten worden aan de veiligheidssystemen, de beschermingen, de systemen ter voorkoming van overloop. Er wordt ook een oranje plaatje aangebracht tijdens de interne expertise van de tank en in geval van niet naleving van deze voorwaarden;
   3° rood indien de tank, de leidingen of de toebehoren niet waterdicht zijn.
   Dat plaatje wordt aangebracht op de dag van de test of van de verificatie.
   § 3. Alleen de tanks voorzien van een groen plaatje mogen gevuld en uitgebaat worden. De tanks voorzien van een oranje plaatje mogen nog gevuld worden gedurende een niet verlengbare overgangsperiode van maximum zes maanden. Die termijn dient om de tank, de leidingen en de toebehoren te herstellen. De tanks voorzien van een rood plaatje mogen niet meer gevuld worden.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2008-07-24/43, art. 14, 002; Inwerkingtreding : 24-08-2008>

Art.20. [1 De uitbater]1 stelt de identiteitsfiche van elke tank ter beschikking van de toezichthoudende ambtenaar; die fiche vermeldt :
  1° de naam en/of het merk van de bouwer;
  2° het nummer en het jaar van de bouw;
  3° de capaciteit in liter;
  4° het dichtheidsattest afgegeven door de fabriek;
  5° het type tank en de aard daarvan;
  6° de conformiteitsverklaring t.a.v. de norm bedoeld in de [1 artikelen 22, 22bis, 23, 23bis, 35, 36, 37 en 37bis]1;
  7° de datum van installatie van de tank;
  8° het door een bekwame deskundige afgegeven attest waarbij de installatie en verbinding worden bewezen in overeenstemming te zijn met deze voorschriften;
  9° het door een [1 bevoegde deskundige]1 afgegeven dichtheidsattest vóór de indienststelling;
  10° het door een erkende technicus afgegeven periodiek dichtheidsattest voor het geheel van de installatie.
  [1 11° de technische fiche van het materiaal dat gebruikt wordt om de inkuiping waterafstotend te maken.]1
  ----------
  (1)<BWG 2008-07-24/43, art. 15, 002; Inwerkingtreding : 24-08-2008>

TITEL II. - Bovengrondse tanken.
HOOFDSTUK I. - Vestiging en bouw.
Afdeling 1. - Vestiging.
Art.21. Elk lokaal bestemd voor de opslag van koolwaterstoffen voldoet aan de technische voorwaarden van de territoriaal bevoegde brandweerdienst.

Afdeling 2. - Bouw.
Art.22. De metalen tanks voldoen aan de bouwnormen [1 EN 12285-2 voor horizontale cilindrische stalen tanks met enkele en dubbele wand]1 en NBN I.03.002 voor het vervoer, [1 de installatie en de aansluiting]1, of aan elke andere gelijkwaardige Europese norm of vertonen dezelfde kenmerken als bij hun laatste herziening.
  ----------
  (1)<BWG 2008-07-24/43, art. 16, 002; Inwerkingtreding : 24-08-2008>

Art. 22bis. [1 De tanks die niet cylindrisch horizontaal zijn worden onder het toezicht van de bevoegde deskundige gebouwd, vervoerd, geplaatst en aangesloten volgens regels van goede praktijk met een veiligheidsgraad die aan genoemde normen voldoet.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2008-07-24/43, art. 17, 002; Inwerkingtreding : 24-08-2008>

Art.23. De tanken in polyethyleen voldoen aan een bouwnorm erkend in een land van de Europese Gemeenschap.

Art. 23bis. [1 De horizontale cilindrische stalen tanks met enkele wand uit versterkte thermohardende kunststoffen voldoen aan de bouwnormen NBN EN 976.1 en EN 13121-1 en aan de norm NBN T 41-014 voor het vervoer, de plaatsing en de aansluiting.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2008-07-24/43, art. 18, 002; Inwerkingtreding : 24-08-2008>

Art.24. § 1. Het metalen buitenomhulsel is beschut tegen corrosie overeenkomstig de voorschriften van de norm [1 EN 12.285-2]1. Elke andere beschutting met een gelijkwaardige weerstand kan worden aanvaard.
  § 2. De tanken in polyethyleen in de open lucht hebben een goede weerstand tegen ultraviolette straling of zijn daarentegen beschut.
  ----------
  (1)<BWG 2008-07-24/43, art. 19, 002; Inwerkingtreding : 24-08-2008>

Art.25. § 1. [1 De tanks met één enkele wand geplaatst in de open lucht, in een kelder of in een lokaal worden geïnstalleerd in een inkuiping die waterdicht is tegen brandbare vloeistoffen. In afwijking van artikel 22 wordt die stuwruimte vrijgehouden en is de inhoud ervan gelijk aan of groter dan die van de grootste tank.]1
  [1 § 2. Indien de kuil toegankelijk is, wordt voorzien in een ruimte van minstens 50 cm rondom de tank en van 20 cm tussen vloer en de onderste generator van de tank.]1
  [1 § 3.]1 De in artikel 6 bedoelde tanks worden niet verplicht geplaatst in een inkuiping.
  ----------
  (1)<BWG 2008-07-24/43, art. 20, 002; Inwerkingtreding : 24-08-2008>

Art.26. De glazen of plastic peilbuizen, geplaatst buiten de tank, zijn verboden.

HOOFDSTUK II. - Exploitatie.
Afdeling 1. - Algemeen.
Art.27. Maatregelen worden getroffen om elke toevallige schok van de bovengrondse tank te vermijden.

Art.28. Indien de bovengrondse tanken zich bevinden onder de bovengrondse elektrische lijnen, worden gepaste maatregelen getroffen om elk toevallig contact met kabels te vermijden.

Art.29. De exploitant houdt de inkuiping van de bovengrondse tanks in goede staat. Hij controleert regelmatig de waterdichtheid ervan.

Art.30. De noodzakelijke maatregelen worden getroffen om het regenwater regelmatig af te voeren dat de inkuiping kan binnendringen zonder de waterdichtheid ervan aan te tasten.

Art.31. De exploitant onderhoudt de metalen tank tegen corrosie d.m.v. een beschermende laag.

Afdeling 2. - Gebrek aan waterdichtheid.
Art.32. Ter aanvulling van artikel 15, indien de tank niet hersteld is, wordt hij geleegd, ontgast, gereinigd en weggehaald.

Afdeling 3. - Definitieve buitendienststelling.
Art.33. De tank wordt geleegd, ontgast, gereinigd en weggehaald. De buizen worden geleegd en gedemonteerd.

HOOFDSTUK III. - Controle en bewaking.
Art.34. Om de tien jaar, worden de bovengrondse tanken en hun buizen onderworpen aan een visuele verificatie door een erkende technicus. Niet-toegankelijke tanks en ondergrondse buizen worden onderworpen aan [1 een dichtheidsproef]1, met dezelfde periodiciteit [1 ...]1.
  [1 De toebehoren van de tank, zoals het systeem bedoeld in artikel 5 en het systeem voor de permanente dichtheidscontrole worden op dezelfde tijdstippen door de erkende technicus nagekeken.
   De tijdstippen bedoeld in de vorige leden worden vastgelegd met ingang van de datum van aankoop van de tank of van de datum waarop de laatste controle is uitgevoerd.]1
  ----------
  (1)<BWG 2008-07-24/43, art. 21, 002; Inwerkingtreding : 24-08-2008>

TITEL III. - Ondergrondse tanken.
HOOFDSTUK I. - Vestiging en bouw.
Art.35. [1 Elke tank wordt onder het toezicht van een bevoegde deskundige vervoerd, geplaatst en aangesloten overeenkomstig de voorschriften van de in de volgende artikelen bedoelde norm die erop toepasselijk is.]1
  ----------
  (1)<BWG 2008-07-24/43, art. 22, 002; Inwerkingtreding : 24-08-2008>

Art.36. Metalen tanks voldoen aan de bouwnormen EN 12.285-1 voor de cilindrische horizontale stalen tanks met één enkele of een dubbele wand die in een werkplaats worden vervaardigd voor de ondergrondse opslag van brandbare en onbrandbare vloeistoffen en die het water verontreinigen, of vertonen dezelfde kenmerken als bij hun laatste herziening.

Art.37. De cilindrische horizontale tanks met één enkele wand van versterkt thermoplastic voldoen aan de norm NBN EN 976-1 voor hun bouw en NBN EN 976-2 voor het vervoer, de behandeling en de installatie, of vertonen dezelfde kenmerken als bij hun laatste herziening.

Art. 37bis. [1 De tanks die niet cylindrisch horizontaal zijn worden onder het toezicht van de bevoegde deskundige gebouwd, vervoerd, geplaatst en aangesloten volgens regels van goede praktijk met een veiligheidsgraad die aan genoemde normen voldoet.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2008-07-24/43, art. 23, 002; Inwerkingtreding : 24-08-2008>

Art.38. Het metalen buitenomhulsel is beschut tegen corrosie d.m.v. een bekleding die voldoet aan de norm EN 12.285-1. [1 Elke andere beschutting met een gelijkwaardige weerstand kan aangenomen worden voor zover de milieubeschermingsgraad ervan aan genoemde norm voldoet.]1
  ----------
  (1)<BWG 2008-07-24/43, art. 24, 002; Inwerkingtreding : 24-08-2008>

Art.39. De tanks met één enkele wand worden hetzij rechtstreeks ingegraven in de grond, hetzij geplaatst in een kuil die waterdicht is voor de eventueel opgevangen vloeistoffen.
  [1 lid 2 opgeheven]1
  Indien de kuil aangeaard wordt, is het gebruikte materiaal inert, mag het geen assen, bakstenen of andere materialen bevatten die de bekleding kunnen beschadigen.
  [1 De tanks met enkele wand zijn voorzien]1 van een systeem voor dichtheidscontrole met een visuele [1 en]1 geluidsalarminstallatie.
  ----------
  (1)<BWG 2008-07-24/43, art. 25, 002; Inwerkingtreding : 24-08-2008>

Art.40. Maatregelen worden getroffen voor de bescherming van tanks tegen misvormingen veroorzaakt door de eventuele doorgang van voertuigen of door het opslaan van vrachten daarboven.

HOOFDSTUK II. - Exploitatie.
Afdeling 1. - Gebrek aan waterdichtheid.
Art.41. Ter aanvulling van artikel 15, indien de tank niet kan worden weggehaald, wordt hij gevuld met zand of met een ander gelijkwaardig inert materiaal na legen, ontgassing en reiniging.

Afdeling 2. - Definitieve buitendienststelling.
Art.42. De tank wordt geleegd, ontgast, gereinigd en weggehaald. De buizen worden geleegd en gedemonteerd.
  Indien de tank niet kan worden weggehaald, wordt die gevuld met zand of een ander gelijkwaardig inert materiaal.

HOOFDSTUK III. - Controle - Toezicht.
Art.43. De ondergrondse tanks met één enkele wand of die geplaatst zijn in een aangeaarde kuil worden onderworpen aan een dichtheidstest [1 die door een erkende technicus uitgevoerd wordt]1 met inachtneming van de volgende periodiciteiten :
  1° om de tien jaar voor tanks die tien à twintig jaar oud zijn;
  2° om de vijf jaar voor tanks die eenentwintig à dertig jaar oud zijn;
  3° om de drie jaar voor tanken van meer dan dertig jaar of waarvan [1 het bouwjaar]1 niet kan worden vastgelegd.
  De buizen van die tanks worden ook onderworpen aan een dichtheidstest met dezelfde periodiciteit. [2 De toebehoren van de tank, zoals het systeem bedoeld in artikel 5 en het systeem voor de permanente dichtheidscontrole worden op dezelfde tijdstippen nagekeken.]2
  Tanken met een dubbele wand en hun buizen worden ook onderworpen aan een dichtheidstest om de tien jaar [3 en om de drie jaar indien het bouwjaar van de tank niet vastgelegd kan worden]3.
  [3 De toebehoren van de tank, zoals het systeem bedoeld in artikel 5 en het systeem voor de permanente dichtheidscontrole worden op dezelfde tijdstippen nagekeken.]3
  De in de leden 1 [4 , 2 en 3]4 bedoelde periodiciteit wordt berekend op grond van de verwervingsdatum van de tank of van die van de laatste controle.
  De dichtheidstest uitgevoerd d.m.v. een vloeistof onder een druk van 1 bar, mag niet worden verricht voor ondergrondse tanks, behalve als die vooraf zijn geleegd, gereinigd en ontgast van elke brandbare stof. Het ontgassingsattest wordt ter beschikking gesteld van de toezichthoudende ambtenaar.
  ----------
  (1)<BWG 2008-07-24/43, art. 26, 002; Inwerkingtreding : 24-08-2008>
  (2)<BWG 2008-07-24/43, art. 27, 002; Inwerkingtreding : 24-08-2008>
  (3)<BWG 2008-07-24/43, art. 28, 002; Inwerkingtreding : 24-08-2008>
  (4)<BWG 2008-07-24/43, art. 29, 002; Inwerkingtreding : 24-08-2008>

Art.44. De in artikel 43 bedoelde dichtheidstesten worden uitgevoerd door erkende technici [1 ...]1.
  ----------
  (1)<BWG 2008-07-24/43, art. 30, 002; Inwerkingtreding : 24-08-2008>

Art.45. De exploitant stelt ter beschikking van de toezichthoudende ambtenaar alle stukken die de buitendienststelling van een tank bewijzen, met name :
  1° het ontgassingsattest;
  2° het attest van verwijdering van de reinigingsafval;
  3° het attest van verwijdering van de tank of het attest van inertage met het aangewende materiaal en de gebruikte hoeveelheid.

TITEL IV. - Overgangs- en slotbepalingen.
Art.46. Dit besluit is van toepassing op bestaande instellingen.
  In afwijking van het eerste lid :
  1° [1 de artikelen 11, 1°, en 3°, [2 ...]2 en 20, 1° tot 9° en 11° zijn niet van toepassing op de bestaande inrichtingen;]1
  2° zijn de voorwaarden voor de genormaliseerde tussenruimten, de minimale tussenruimten tussen een tank enerzijds, en andere tanken met de omringende wanden anderzijds, vermeld in artikel 25 of in de normen bedoeld in de artikelen 22, 23, 36 en 37, niet van toepassing op bestaande instellingen.
  Deze afwijking wordt behouden bij de vervanging van een tank van een bestaande instelling;
  3° zijn de voorschriften vermeld in de bouwnormen en in de artikelen 8 en 9 niet van toepassing op bestaande instellingen die werden onderworpen aan een dichtheidstest overeenkomstig de vigerende wetgeving en die voorzien zijn van een overloopbeveiliging overeenkomstig artikel 5;
  4° [1 indien de bestaande bovengrondse tanks niet in een kuil liggen, worden de visuele verificaties of de dichtheidsproeven bedoeld in artikel 34 om de drie jaar uitgevoerd;]1
  5° [1 indien de bestaande inrichtingen niet uitgerust zijn met een voorziening voor de dichtheidscontrole met visueel- of geluidsalarmsysteem, worden de leidingen en toebehoren ervan om de drie jaar aan een dichtheidsproef onderworpen;]1
  6° wat betreft de hernieuwing van de vergunningsaanvragen voor bestaande ondergrondse tanks, wordt de aangever vrijgesteld van de inachtneming van artikel 38.
  [1 7° artikel 12 is niet van toepassing op de bestaande bovengrondse tanks die in een kuil liggen en die met succes een dichtheidsproef hebben doorstaan.]1
  [2 8° artikel 19bis, § 3, is enkel vanaf de eerste periodieke controle van toepassing op de bestaande inrichtingen.]2
  ----------
  (1)<BWG 2008-07-24/43, art. 31, 002; Inwerkingtreding : 24-08-2008>
  (2)<BWG 2009-02-12/71, art. 18, 003; Inwerkingtreding : 25-04-2009>

Art. 46bis. [1 De artikelen 634ter /1, 634ter /2, 634ter /3, 634ter /5, §§ 2 en 3, en 634quater, van het Algemeen Reglement op de arbeidsbescherming worden opgeheven voor wat betreft de inrichtingen bedoeld in dit besluit.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2008-07-24/43, art. 32, 002; Inwerkingtreding : 24-08-2008>

Art.47. Elke aanvraag om milieuvergunning betreffende een instelling bedoeld in deze integrale voorwaarden, ingediend vóór de inwerkingtreding van dit besluit en waarover geen beslissing van de bevoegde overheid werd genomen, geldt als aangifteformulier in de zin van artikel 67 van het besluit van 4 juli 1992 betreffende de procedure en diverse maatregelen voor de uitvoering van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning.

Art.48. Dit besluit treedt in werking één maand nadat het in het Belgisch Staatsblad werd bekendgemaakt.

Art. 49. De Minister van Leefmilieu is belast met de uitvoering van dit besluit.