4 JULI 2002. - [Besluit van de Waalse Regering van 4 juli 2002 tot bepaling van de lijst van de aan een milieueffectstudie onderworpen projecten, van de ingedeelde installaties en activiteiten of van de installaties of activiteiten die een risico voor de bodem vormen.] (VERTALING)<BWG2018-09-27/10, art. 1, 029; Inwerkingtreding : 01-01-2019> (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 21-09-2002 en tekstbijwerking tot 19-11-2024)
Art. 1-3, 3bis, 3ter, 3quater, 3quinquies, 4-7
BIJLAGEN. <Erratum, zie B.St. 04.10.2002, p. 45154>
Art. N1-N5
2002028096 2003027133 2003027341 2003200305 2003200306 2003200307 2003200308 2003200309 2003200310 2003200311 2003200312 2003200313 2003200314 2003200315 2003200316 2003200317 2003200319 2003200320 2003200321 2003200322 2003200323 2003200324 2003200325 2003201104 2004027005 2004202632 2004202633 2005201267 2005203273 2006200052 2006200054 2007200263 2007200811 2007201520 2008200593 2009027154 2009201609 2009201803 2010027231 2010205463 2011204089 2012027150 2013027126 2013027130 2013027176 2013205941 2014027017 2014201510 2014203388 2014203906 2014206957 2015203610 2015205932 2018014305 2018014404 2018205293 2019010940 2019200752 2019200781 2019205241 2021031141 2021031922 2022015149 2022020285 2022034181 2024007204
Artikel 1.[2 In de zin van dit besluit wordt verstaan onder :
1° landbouwer : natuurlijke of rechtspersoon die zich in het Waalse Gewest aan landbouw-, tuinbouw- of teeltproductie wijdt als hoofd-, neven- of bijkomend beroep en in die hoedanigheid beschikt over een producentennummer, een btw-nummer en die bij een sociale verzekeringskas aangesloten is;
2° AWAC : het " Agence wallonne de l'Air et du Climat " (Waals Agentschap voor Lucht en Klimaat);
3° BOFAS : het Fonds voor de bodemsanering van tankstations, zoals omschreven in artikel 2, 13°, van het samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de uitvoering en financiering van de bodemsanering van tankstations;
4° CGT : het Commissariaat-generaal voor Toerisme;
5° [3 Wetboek : het Waalse Wetboek van Ruimtelijke ontwikkeling]3
6° DCENN : de " Direction des Cours d'eau non navigables du Département de la Ruralité et des Cours d'Eau de la DGO3 " (Directie Onbevaarbare waterwegen van het Departement Landelijke aangelegenheden en Waterwegen van het DGO3;
7° DDR : de " Direction du Développement rural du Département de la Ruralité et des Cours d'Eau de la DGO3 " (Directie Landelijke ontwikkeling van het Departement Landelijke aangelegenheden en Waterwegen van het DGO3;
8° DEBD : het " Département de l'Energie et du Bâtiment durable de la DGO4 " (Departement Energie en Duurzame gebouwen van het DGO4);
9° DESO : de " Direction des Eaux Souterraines du Département de l'Environnement et de l'Eau de la DGO3 " (Directie Grondwateren van het Departement Leefmilieu en Water van het DGO3);
10° DESU : de " Direction des Eaux de surface du Département de l'Environnement et de l'Eau de la DGO3 " (Directie Oppervlaktewateren van het Departement Leefmilieu en Water van het DGO3);
11° DET : het " Département de l'Exploitation du Transport de la DGO2 " (Departement Vervoerexploitatie van het DGO2);
12° DEV : de " Direction des Espaces verts du Département de la Ruralité et des Cours d'Eau de la DGO3 " (Directie Groene ruimtes van het Departement Landelijke aangelegenheden en Waterwegen van het DGO3);
13° DGO1 : het " Direction générale opérationnelle Routes et Bâtiments du Service public de Wallonie " (Operationeel directoraat-generaal Wegen en Gebouwen van de Waalse Overheidsdienst);
14° DGO2 : het " Direction générale opérationnelle Mobilité et Voies hydrauliques du Service public de Wallonie " (Operationeel Directoraat-generaal Mobiliteit en Waterwegen van de Waalse Overheidsdienst);
15° DGO3 : het " Direction générale opérationnelle Agriculture, Ressources naturelles et Environnement du Service public de Wallonie " (Operationeel Directoraat-generaal Landbouw, Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu van de Waalse Overheidsdienst);
16° DGO4 : het " Direction générale opérationnelle Aménagement du Territoire, Logement, Patrimoine et Energie (Operationeel Directoraat-generaal Ruimtelijke Ordening, Huisvesting, Erfgoed en Energie);
17° DIGD : de " Direction des Infrastructures de Gestion des Déchets du Département du Sol et des Déchets de la DGO3 " (Directie Afvalbeheersinfrastructuren van het Departement Bodem en Afvalstoffen van het DGO3);
18° DOF : de " Direction des Outils Financiers du Département de l'Environnement et de l'Eau de la DGO3 " (Directie Financiële hulpmiddelen van het Departement Leefmilieu en Water van het DGO3);
19° DPD : de " Direction de la Politique des Déchets du Département du Sol et des Déchets de la DGO3 " (Directie Afvalbeleid van het Departement Bodem en Afvalstoffen van het DGO3);
20° DPP : de " Direction de la Prévention des Pollutions du Département de l'Environnement et de l'Eau de la DGO3 " (Directie Verontreinigingspreventie van het Departement Leefmilieu en Water van het DGO3);
21° DPS : de " Direction de la Protection des Sols du Département du Sol et des Déchets de la DGO3 " (Directie Bodembescherming van het Departement Bodem en Afvalstoffen van het DGO3);
22° DNF : het " Département de la Nature et des Forêts de la DGO3 " (Departement Natuur en Bossen van het DGO3);
23° DRIGM : de " Direction des Risques industriels, géologiques et miniers du Département de l'Environnement et de l'Eau de la DGO3 " (Directie Industriële, Geologische en Mijnrisico's van het Departement Leefmilieu en Water van het DGO3);
24° DSD : het " Département du Sol et des Déchets de la DGO3 " (Departement Bodem en Afvalstoffen van het DGO3);
[4 24° bis "CENN-beheerder": als het project betrekking heeft op :
a) een onbevaarbare waterloop van eerste categorie: Waalse Overheidsdienst Landbouw, Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu, Directie Onbevaarbare Waterlopen;
b) onbevaarbare waterloop van tweede categorie: Provinciale technische dienst;
c) onbevaarbare waterlopen van derde categorie: Gemeentecollege
d) niet-beschermde waterloop Provinciale technische dienst]4;
25° landbouwgebied : het gebied bedoeld in artikel [3 D.II.36 van het Wetboek]3;
26° industriële bedrijfsruimte : het gebied bedoeld [3 in de artikelen D.II.28 en D.II.30 van het Wetboek]3;
27° gemengde bedrijfsruimte : het gebied bedoeld [3 in de artikelen D.II.28 en D.II.29 van het Wetboek]3;
28° specifieke bedrijfsruimte : het gebied bedoeld [3 in de artikelen D.II.28 en D.II.31 van het Wetboek]3;
29° [3 gebied met een economisch karakter waarvan de inrichting door de gemeente aan een overlegprocedure onderworpen is : het gebied bedoeld in de artikelen D.II.28 en D.II.32 van het Wetboek]3;
30° woongebied : het gebied bedoeld in artikel [3 D.II.24 van het Wetboek]3;
31° woongebied met een landelijk karakter : het gebied bedoeld in artikel [3 D.II.25 van het Wetboek]3;
32° recreatiegebied : het gebied bedoeld in artikel [3 D.II.27 van het Wetboek]3;
33° gebied voor openbare nutsvoorzieningen en gemeenschapsvoorzieningen: het gebied bedoeld in artikel [3 D.II.26 van het Wetboek]3;]2
[3 34° gebied van aanhorigheden van ontginningen : het gebied bedoeld in de artikelen D.II.28 en D.II.33 van het Wetboek;]3
[3 35° gebied van gewestelijk belang : het gebied bedoeld in artikel D.II.34 het Wetboek;]3
[3 36° gebied van gemeentelijk belang : het gebied bedoeld in artikel D.II.35 het Wetboek.]3
----------
(1)<BWG 2008-01-24/36, art. 3, 006; Inwerkingtreding : 28-03-2008>
(2)<BWG 2013-07-11/42, art. 5, 017; Inwerkingtreding : 28-09-2013>
(3)<BWG 2016-12-22/49, art. 10, 026; Inwerkingtreding : 01-06-2017>
(4)<BWG 2024-05-23/42, art. 1, 041; Inwerkingtreding : 29-11-2024>
Art.2.§ 1. [4 De aan een effectstudie onderworpen projecten, de ingedeelde installaties en activiteiten en de installaties of activiteiten die een risico voor de bodem vormen staan op de lijst in bijlage I bij dit besluit.]4
§ 2. De eerste kolom vermeldt het nummer en de naam van de aan een effectstudie onderworpen projecten en van de ingedeelde Installaties en activiteiten. Als er verwezen wordt naar het geïnstalleerd vermogen van de machines, gaat het om de som van de geïnstalleerde vermogens van de specifieke machines betreffende dezelfde indelingsrubriek, met uitzondering van de draagbare toestellen.
§ 3. De tweede kolom vermeldt de klasse van de Installaties en activiteiten.
§ 4. In de derde kolom geeft het kruisje aan of het project, de Installatie of de activiteit onderworpen is aan een milieueffectstudie.
[4 § 4/1. In de vierde kolom geeft het kruisje aan of de installatie of activiteit een risico voor de bodem vormt.]4
§ 5. [1 De [4 vijfde]4 kolom vermeldt de organen die geraadpleegd moeten worden als de desbetreffende wetsbepalingen die de vergunningsprocedure organiseren daarin voorzien.]1
§ 6. De drie volgende kolommen vermelden de deelfactoren die toegepast moeten worden op de drempels van de verschillende rubrieken :
1° kolom "ZH" vermeldt de deelfactoren "woongebied" die toegepast moeten worden [3 als het project geheel of gedeeltelijk in een woongebied of in een gebied van gemeentelijk belang gevestigd is;]3;
2° kolom "ZHR" vermeldt de deelfactoren "woongebied met een landelijk karakter" die toegepast moeten worden als het project geheel of gedeeltelijk in een woongebied met een landelijk karakter gevestigd is;
3° [2 de kolom " ZI " vermeldt de deelfactoren " industrie " die toegepast moeten worden als het project geheel of gedeeltelijk gevestigd is in :
een gemengde bedrijfsruimte;
een industriële bedrijfsruimte;
een specifieke bedrijfsruimte;
[3 een gebied van aanhorigheden van ontginningen;
een gebied van gewestelijk belang;
of een gebied met een economisch karakter waarvan de inrichting door de gemeente aan een overlegprocedure onderworpen is.]3]2
----------
(1)<BWG 2013-07-11/42, art. 6, 017; Inwerkingtreding : 28-09-2013>
(2)<BWG 2013-07-11/42, art. 7, 017; Inwerkingtreding : 28-09-2013>
(3)<BWG 2016-12-22/49, art. 11, 026; Inwerkingtreding : 01-06-2017>
(4)<BWG 2018-09-27/10, art. 2, 029; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Art.3.Voor elke milieuvergunning wordt de [1 DGO4]1 om advies verzocht over de conformiteit van de Installatie en de activiteit met [2 het Wetboek]2.
[3 Het Departement Natuur en Bossen wordt door de technisch ambtenaar geraadpleegd over:
1° de volledigheid van het deel "Natura 2000" van het aanvraagformulier voor de vergunning;
2° de volledigheid en de ontvankelijkheid van de aanvraag met betrekking tot de rubriek 94.01 bedoeld in bijlage I.]3
[1 De " DDR " wordt door de technisch ambtenaar om advies verzocht voor elke vergunningsaanvraag betreffende een activiteit of een installatie die geheel of gedeeltelijk in een landbouwgebied gelegen is.]1
----------
(1)<BWG 2013-07-11/42, art. 8, 017; Inwerkingtreding : 28-09-2013>
(2)<BWG 2016-12-22/49, art. 12, 026; Inwerkingtreding : 01-06-2017>
(3)<BWG 2022-09-15/13, art. 35, 039; Inwerkingtreding : 05-12-2022>
Art. 3bis.
<Opgeheven bij BWG 2009-02-12/71, art. 1, 008; Inwerkingtreding : 25-04-2009>
Art. 3ter.<ingevoegd bij BWG 2007-04-19/37, art. 2; Inwerkingtreding : 25-05-2007> De inrichtingen bedoeld in bijlage I bij dit besluit waar gevaarlijke stoffen aan te treffen zijn in hoeveelheden gelijk aan of groter dan de drempels vermeld in de kolommen 2 en 3 van bijlage I [2 bij het samenwerkingsakkoord van 16 februari 2016 tussen de Federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken, in voorkomend geval gebruikmakend van de in noot 4 bij bijlage 1 bij dit samenwerkingsakkoord bedoelde sommatieregel]2, worden in klasse 1 ingedeeld, niettegenstaande de indeling die hen in dezelfde bijlage wordt toegewezen [1 en worden beschouwd als een risico voor de bodem]1.
----------
(1)<BWG 2018-09-27/10, art. 3, 029; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
(2)<BWG 2019-05-16/78, art. 49, 033; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
Art. 3quater. [1 De installaties bedoeld in rubriek 90.27 van bijlage I zijn installaties voor het beheer van afval van winningsindustrieën wanneer ze uitgebaat worden in het kader van een opsporing of een concessie zoals bedoeld in het decreet van 7 juli 1988 op de mijnen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2009-05-27/35, art. 2, 010; Inwerkingtreding : 30-08-2009>
Art.3quinquies. [1 Tijdens een periode van twee jaar na de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van het besluit van de Waalse Regering van 3 februari 2022 tot wijziging van het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 2002 tot bepaling van de lijst van de aan een milieueffectstudie onderworpen projecten, van de ingedeelde installaties en activiteiten of van de installaties of activiteiten die een risico voor de bodem vormen en van het besluit van de Waalse Regering van 17 juli 2003 houdende sectorale voorwaarden i.v.m. de werven voor de verwijdering van asbest in gebouwen en kunstwerken en op de werven voor de isolatie van asbest, worden de in rubriek 26.65.03.04.02 bedoelde werven voor de verwijdering van asbest of voor de isolatie van asbest die aan de volgende voorwaarden voldoen, ingedeeld in klasse 3:
1° ze zijn gelegen in een van de gemeenten die valt onder hetzij het besluit van de Waalse Regering van 28 juli 2021 waarbij de overstromingen van 14 tot 16 juli 2021 als een algemene natuurramp worden beschouwd en waarbij de geografische uitgestrektheid van deze ramp afgebakend wordt, zoals uitgebreid bij artikel 2 van het besluit van de Waalse Regering van 26 augustus 2021, hetzij het besluit van de Waalse Regering van 23 september 2021 waarbij de overstromingen van 24 juli 2021 als een algemene ramp worden beschouwd en waarbij de geografische uitgestrektheid van deze ramp afgebakend wordt;
2° ze beschikken over een attest van de burgemeester of zijn afgevaardigde van de gemeente waar de werf zal worden geëxploiteerd, waaruit blijkt dat bedoelde werf noodzakelijk is geworden door de in 1° bedoelde overstromingen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2022-02-03/04, art. 1, 037; Inwerkingtreding : 16-02-2022>
Art.4. Hoofdstuk II, Titel I, van het Algemeen Reglement voor de arbeidsbescherming betreffende de nomenclatuur van de gevaarlijke, ongezonde of hinderlijke inrichtingen, goedgekeurd bij het besluit van de Regent van 11 februari 1946 houdende goedkeuring van de titels I en II van het Algemeen reglement voor de arbeidsbescherming wordt opgeheven.
Art.5. (Opgeheven) <BWG 2005-04-28/30, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 10-05-2005>
Art.6. Dit besluit treedt in werking op 1 oktober 2002.
Art.7. De Minister van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Leefmilieu is belast met de uitvoering van dit besluit.
BIJLAGEN.
Art. N1.[1 Bijlage 1. - Lijst van de aan een milieueffectonderzoek onderworpen projecten en van de ingedeelde installaties en activiteiten.]1
(Bijlage niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 18-09-2013, p. 66256-66381)
(Lijst niet opgenomen om technische redenen. Zie B.S. 21-09-2002, p. 42775-42911).
Gewijzigd bij :
<BWG 2003-05-22/45, art. 24, Inwerkingtreding : 20-07-2003>
<BWG 2005-11-10/61, art. 1-7, Inwerkingtreding : 07-12-2005 ; zie ook art. 8; art. 6 van het wijzigend besluit 2005-11-10/61 werd evenwel opgeheven bij BWG 2008-12-19/80, art. 1, Inwerkingtreding : 01-09-2009>
<BWG 2005-12-22/69, art. 1, 3 à 5, Inwerkingtreding : 29-01-2006>
<BWG 2007-03-01/42, art. 1, Inwerkingtreding : 30-03-2007>
<BWG 2007-04-19/37, art. 3, Inwerkingtreding : 25-05-2007>
<BWG 2008-01-24/36, art. 4, 006; Inwerkingtreding : 28-03-2008>
<BWG 2008-12-19/80, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
<BWG 2009-02-12/71, art. 2 en 3 en 5 tot 13, 008; Inwerkingtreding : 25-04-2009>
<BWG 2009-02-12/71, art. 4, 008; Inwerkingtreding : 25-07-2009>
<BWG 2009-03-19/64, art. 1, 009; Inwerkingtreding : 09-05-2009>
<BWG 2009-05-27/35, art. 3, 010; Inwerkingtreding : 30-08-2009>
<BWG 2010-10-07/04, art. 11, 011; Inwerkingtreding : 07-11-2010>
<BWG 2010-10-07/09, art. 58 en 59, 012; Inwerkingtreding : 03-12-2010>
<BWG 2011-07-20/31, art. 2, 013; Inwerkingtreding : 21-08-2011>
<BWG 2012-09-13/10, art. 1, 014; Inwerkingtreding : 12-10-2012>
<BWG 2013-06-13/16, art. 54, 015; Inwerkingtreding : 22-07-2013>
<BWG 2013-06-13/20, art. 20, 016; Inwerkingtreding : 22-07-2013>
<BWG 2013-07-11/42, art. 9, 017; Inwerkingtreding : 28-09-2013>
<BWG 2013-10-24/12, art. 2, 018; Inwerkingtreding : 16-11-2013>
<BWG 2014-01-16/17, art. 44, 019; Inwerkingtreding : 18-02-2014>
<BWG 2014-02-13/16, art. 36, 020; Inwerkingtreding : 17-03-2014>
<BWG 2014-04-24/61, art. 1 en 2, 021; Inwerkingtreding : 14-06-2014>
<BWG 2014-05-15/42, art. 21, 022; Inwerkingtreding : 04-07-2014>
<BWG 2014-11-06/06, art. 1, 023; Inwerkingtreding : 28-11-2014>
<BWG 2015-07-16/09, art. 1 en 2, 024; Inwerkingtreding : 13-08-2015>
<BWG 2015-12-10/06, art. 19 en 20, 025; Inwerkingtreding : 02-01-2016>
<BWG 2016-12-22/49, art. 13, 026; Inwerkingtreding : 01-06-2017>
<BWG 2018-08-30/09, art. 11, 027; Inwerkingtreding : 29-10-2018>
<BWG 2018-09-20/23, art. 3, 028; Inwerkingtreding : 03-11-2018>
<BWG 2018-09-27/10, art. 4, 029; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
<BWG 2018-09-27/10, art. 5, 029; Inwerkingtreding : 04-11-2018>
<BWG 2018-09-27/10, art. 6-11, 029; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
<BWG 2018-12-13/20, art. 57, 030; Inwerkingtreding : 02-03-2019>
<BWG 2018-07-05/29, art. 51, 031; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
<BWG 2018-12-13/22, art. 2, 032; Inwerkingtreding : 09-03-2019>
<BWG 2019-05-16/78, art. 50- 107, 033; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
<BWG 2019-07-18/27, art. 49, 034; Inwerkingtreding : 13-05-2020>
<BWG 2021-02-25/21, art. 38, 035; Inwerkingtreding : 27-04-2021>
<BWG 2021-06-17/27, art. 2, 036; Inwerkingtreding : 30-06-2021>
<BWG 2022-05-12/21, art. 1, 038; Inwerkingtreding : 18-07-2022>
<BWG 2022-09-15/13, art. 36, 039; Inwerkingtreding : 05-12-2022>
<BWG 2024-04-10/06, art. 1, 040; Inwerkingtreding : 19-07-2024>
<BWG 2024-05-23/42, art. 2, 041; Inwerkingtreding : 29-11-2024>
----------
(1)<BWG 2024-04-10/06, art. 1, 040; Inwerkingtreding : 19-07-2024>
Art. N2.Bijlage II. - [1 Toepassingscriteria van de rubriek 90.27.01.03 : installaties voor het beheer van winningsafval
A. Rubriek: 90.27.01.03 (punt 1°).
Een installatie voor het beheer van winningsafval valt onder punt 1° van rubriek 90.27.01.03 als de voorspelde gevolgen op korte of lange termijn van een ongeval ten gevolge van een verlies van de structurele integriteit of een onjuiste handeling van de installatie voor afvalbeheer van niet-verwaarloosbaar belang is wat betreft :
c) een risico op levensgevaar,
d) een gevaar voor de volksgezondheid of
e) een effect op het leefmilieu.
De volledige levenscyclus van de installatie, met inbegrip van de fase na de sluiting, wordt in aanmerking genomen voor de evaluatie van het risicopotentieel ervan.
Bij het onderzoek van de hierboven omschreven elementen wordt rekening gehouden met het volgende :
a) onder structurele integriteit van de beheersinstallatie wordt verstaan het vermogen om de afval op de voorziene wijze binnen de grenzen van de installatie te houden;
b) het verlies van de structurele integriteit betreft alle mogelijke ongevalmechanismen i.v.m. de gedekte structuren;
c) de evaluatie van de gevolgen van het verlies van de structurele integriteit houdt rekening met de directe impact van om het even welk materiaal dat ten gevolge van het ongeval uit de installatie wordt verplaatst en de hieruit voortvloeiende effecten op korte en lange termijn;
d) onder onjuiste handelingen wordt verstaan elke handeling die tot een zwaar ongeval kan leiden, met inbegrip van het slecht functioneren van milieubeschermingsmaatregelen en een foutief of ondoelmatig project;
e) de bepaling van het vrijkomen van verontreinigende stoffen ten gevolge van onjuiste handelingen moet rekening houden zowel met een totale afgifte op korte termijn als met het vrijkomen op lange termijn van verontreinigende stoffen. Bij deze bepaling wordt de operationele periode van de installatie bestreken, alsmede de periode na de sluiting op lange termijn. Daarbij worden ook de mogelijke gevaren beoordeeld van installaties die reactief afval bevatten, ongeacht of de afval als gevaarlijk of ongevaarlijk ingedeeld is.
Het mogelijke levensgevaar of gevaar voor de volksgezondheid wordt als van niet noemenswaardig belang beschouwd wanneer mogelijke slachtoffers (met uitzondering van de werknemers) niet permanent of gedurende lange periodes aanwezig zijn in het risicogebied. Letsels die tot invaliditeit of een langdurige slechte gezondheidstoestand leiden, moeten als een ernstig gevaar voor de volksgezondheid worden beschouwd.
Het mogelijke gevaar voor het milieu wordt als verwaarloosbaar beschouwd als:
- de intensiteit van de mogelijke bron van de verontreinigende stof binnen korte tijd significant afneemt;
- het ongeval niet tot permanente of langdurige milieuschade leidt en,
- het getroffen milieu door geringe reinigings- en saneringswerkzaamheden kan worden hersteld.
Bij de bepaling van het mogelijke levensgevaar, gevaar voor de volksgezondheid of effect voor het milieu wordt de specifieke beoordeling van de omvang van de mogelijke effecten in overweging genomen rekening houdend met de context van de keten bron-route-receptor. Wanneer er geen route tussen de bron en de receptor is, wordt de beheersinstallatie niet op basis van een ongeval ten gevolge van een verlies van de structurele integriteit of een onjuiste handeling in categorie 1 ingedeeld.
Bij verlies van de structurele integriteit van de dammen van de voor afval bestemde bezinkingsbekkens worden mensenlevens geacht te worden bedreigd wanneer het water- of slibniveau ten minste 0,7 m boven de bodem ligt of wanneer de water- of slibsnelheid hoger is dan 0,5 m/s. De bepaling van het mogelijke levensgevaar en gevaar voor de volksgezondheid omvat ten minste de volgende factoren :
- de omvang en eigenschappen van de installatie, inclusief het ontwerp;
- de hoeveelheid en de kwaliteit, inclusief de fysische en chemische eigenschappen, van de afvalstoffen in de installatie;
- de topografie van de locatie van de installatie, met inbegrip van de elementen of kenmerken van het reliëf die de modderstromen kunnen dempen;
- de verplaatsingstijd van een vloedgolf naar gebieden waar zich mensen bevinden;
- de voortplantingssnelheid van de vloedgolf;
- het water- of slibniveau;
- de stijgsnelheid van het water- of slibniveau, en
- elke locatiespecifieke factor die het levensgevaar of ernstig gevaar voor de volksgezondheid kan beïnvloeden.
Bij verschuivingen in afvalbergen wordt een afvalmassa in beweging geacht levensgevaarlijk te zijn als er zich binnen het bereik van de bewegende afvalmassa mensen bevinden. Ten minste de volgende factoren worden in acht genomen:
- de omvang en eigenschappen, met inbegrip van het " design " van de installatie;
- de hoeveelheid en kwaliteit, inclusief de fysische en chemische eigenschappen, van de afvalstoffen in de installatie;
- de hellingsgraad van de berg;
- de mogelijkheid dat zich binnen de afvalberg intern grondwater ophoopt;
- de ondergrondse stabiliteit;
- de topografie, de nabijheid van waterlopen, constructies, gebouwen, enz, en
- mijnwerken;
- andere locatiespecifieke factoren die een significante bijdrage kunnen bijdragen in het risico dat de structuur oplevert.
B. Rubriek: 90.27.01.03 (punt 2°)
Als de ratio (1) van het gewicht van al de gevaarlijke afval die naar verwachting aan het einde van de geplande periode voor de handeling in de installatie aanwezig zal zijn en het gewicht dat naar verwachting aan het einde van dezelfde periode in de installatie aanwezig zal zijn groter is dan 50 %, valt de installatie onder punt 2° van rubriek 90.27.01.03.
(1) Deze ratio moet op basis van het drooggewicht worden bepaald.
Als deze ratio tussen 5 % en 50 % ligt, valt de installatie ook onder punt 2° van rubriek 90.27.01.03. Dat is niet het geval indien de exploitant een rechtvaardiging overlegt op basis van een locatiespecifieke risicobeoordeling, met een specifiek onderzoek naar de effecten van de gevaarlijke afval, die rekening houdt met de gevolgen van een ongeval ten gevolge van een verlies van de integriteit of een onjuiste handeling, en waarbij wordt aangetoond dat de installatie niet onder punt 2° van rubriek 90.27.01.03. valt.
Als de ratio kleiner is dan 5 %, valt de installatie niet onder punt 2° van rubriek 90.27.01.03.
C. Rubriek: 90.27.01.03 (punt 3°)
Om te bepalen of een installatie onder punt 3° van rubriek 90.27.01.03 valt naar gelang van de gevaarlijke stoffen of preparaten aanwezig in de afval, dienen de volgende principes te worden toegepast :
1° Voor de geplande bezinkingsbekkens wordt de volgende methodologie gebruikt :
a) er wordt een inventaris opgemaakt van de stoffen en preparaten die bij het proces worden gebruikt en die bezinkingsslib in de bezinkingsbekkens bevatten;
b) Voor elke stof en elk preparaat worden de hoeveelheden geschat die elk jaar bij het proces worden gebruikt. Die schatting wordt voor elk jaar van de geplande duur van de handeling uitgevoerd;
c) Voor elke stof en preparaat moet worden bepaald of het gaat om een gevaarlijke stof in de zin van Richtlijn 67/548/EEG betreffende de aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke stoffen of van Richtlijn 1999/45/EG betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke preparaten;
d ) De gemiddelde hoeveelheid bijkomend water (OQ) jaarlijks opgeslagen in de bezinkingsbekkens moet onder evenwichtsomstandigheden worden berekend volgens de volgende formule:
OQi = (OMi/D)*P
waarbij :
OQi = hoeveelheid bijkomend water (OQ) jaarlijks opgeslagen in de bezinkingsbekkens (m.3 /jaar) in het jaar "i"
OMi = jaarlijkse massa van de in bekkens geloosde stoffen (drooggewicht in ton/jaar) in het jaar "i"
D = gemiddelde droge dichtheid (ton/m.3 )
P = gemiddelde porositeit van de gesedimenteerde stoffen (m.3 /m.3 ), gedefinieerd als de ratio van het volume van de poriën en van het totale volume.
Als er geen exacte gegevens beschikbaar zijn, worden als standaardwaarden 1,4 ton/m.3 voor de droge dichtheid en 0,5 m.3 /m.3 voor de porositeit gebruikt.
e) Voor elke gevaarlijke stof of preparaat, zoals bepaald overeenkomstig punt (a), wordt de maximale concentratie (C max) in de waterfase aan de hand van volgende formule geschat:
C max = het maximum van de volgende waarde: Si/ OQi
waarbij:
Si = jaarlijkse massa van elke stof en preparaat in het bekken zoals bepaald in punt a.
Als de waterfase op basis van de schatting van de maximale concentraties (C max) als gevaarlijk wordt beschouwd in de zin van Richtlijn 67/548/EEG betreffende de aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke stoffen of van Richtlijn 1999/45/EG betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke preparaten, valt de installatie onder rubriek 90.27.01.03.
2° Voor de bezinkingsbekkens in exploitatie wordt de indeling gebaseerd op de in punt 1 omschreven methodologie of op een directe chemische analyse van het water en de vaste stoffen in de installatie. Als de waterfase en de inhoud ervan als gevaarlijk preparaat worden beschouwd in de zin van Richtlijn 67/548/EEG betreffende de aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke stoffen of van Richtlijn 1999/45/EG betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke preparaten, valt de installatie onder punt 3° van rubriek 90.27.01.03.]1
----------
(1)<BWG 2009-05-27/35, art. 4, 010; Inwerkingtreding : 30-08-2009>
Art. N3. Bijlage III. - Lijst van de installaties en activiteiten bedoeld in artikel 5, tweede lid. (Opgeheven) <BWG 2005-04-28/30, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 10-05-2005>
Art. N4. Bijlage IV. - Bepalingen toepasselijk op particulieren en op sommige beroepen.
(Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.S. 21-09-2002, p. 42924).
Gewijzigd door :
<BWG 2003-05-02/30, art. 1; Inwerkingtreding : 15-05-2003 ; zie B.St. 15.05.2003, p. 26516>
Art. N5.[1 Bijlage 5. - Lijst van de bedoelde exotische dieren.]1
(Bijlage niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 18-09-2013, p. 66382-66386)
----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2013-07-11/42, art. 10, 017; Inwerkingtreding : 28-09-2013>