Details





Titel:

17 JULI 2003. - [Besluit van de Waalse Regering van 17 juli 2003 houdende sectorale voorwaarden i.v.m. de werven voor de verwijdering van asbest in gebouwen en kunstwerken en op de werven voor de isolatie van asbest en houdende integrale voorwaarden i.v.m. bepaalde werven voor de verwijdering van asbest in gebouwen en kunstwerken en op de werven voor de isolatie van asbest.](VERTALING)(Opschrift vervangen door ARW2022-02-03/04, art. 2; Inwerkingtreding : 16-02-2022)(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 17-10-2003 en tekstbijwerking tot 16-02-2022)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied en begripsomschrijving.
Art. 1-3
HOOFDSTUK II. - Vestiging en bouw.
Art. 4
HOOFDSTUK III. - Exploitatie.
Art. 5-9
HOOFDSTUK IV. - Ongevallen- en brandpreventie.
Art. 10
HOOFDSTUK V. - Lucht.
Afdeling 1. - Algemeen.
Art. 11-14
Afdeling 2. - Algemeen hermetisch afgesloten zone.
Art. 15-16
Afdeling 3. - Plaatselijk hermetisch afgesloten zone.
Art. 17
Afdeling 4. - Algemene en plaatselijke hermetisch afgesloten zones.
Art. 18
Afdeling 5. - Afgebakende zone.
Art. 19
HOOFDSTUK VI. - Water.
Art. 20
HOOFDSTUK VII. - Afval.
Art. 21-22
HOOFDSTUK VIII. - Controle, zelfcontrole en -toezicht.
Afdeling 1. - Informatie die vóór het begin van de werken aan de overheden moet worden medegedeeld.
Art. 23-28
Afdeling 2. - Informatie die na de werken aan de technisch ambtenaar moet worden verstrekt.
Art. 29
Afdeling 3. - Individuele beschermingsuitrustingen.
Art. 30
Afdeling 4. - Ontvangbewijs van het afvalstoffenvervoer.
Art. 31
Afdeling 5. - Zelfcontroleverslag.
Art. 32
HOOFDSTUK IX. - Overgangs- en slotbepalingen.
Art. 33
BIJLAGEN.
Art. N1-N5



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

2022020285 



Artikels:

HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied en begripsomschrijving.
Artikel 1. Bij dit besluit wordt Richtlijn 87/217/EEG van de Raad van 19 maart 1987 inzake voorkoming en vermindering van verontreiniging van het milieu door asbest, gewijzigd bij Richtlijn 91/692/EEG van de Raad van 23 december 1991, inzonderheid op de artikelen 7 en 9, omgezet.

Art.2.[1 Deze sectorale voorwaarden zijn van toepassing op de werven voor de verwijdering of de isolatie van asbest, en op de asbesthoudende gebouwen of kunstwerken met inbegrip van de bijbehorende installaties, bedoeld in artikel 3quinquies en in rubriek 26.65.03.04.02 van bijlage I bij het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 2002 tot bepaling van de lijst van de aan een milieueffectstudie onderworpen projecten, van de ingedeelde installaties en activiteiten of van de installaties of activiteiten die een risico voor de bodem vormen.]1
  ----------
  (1)<BWG 2022-02-03/04, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 16-02-2022>

Art.3.Voor de toepassing van deze voorwaarden wordt verstaan onder :
  1° asbest : de vezelachtige vorm van de hierna vernoemde silicaatmineralen behorende tot de groep der serpentijnen en amfibolen :
  a) actinoliet (nr. CAS 77536-66-4);
  b) amosiet (bruin asbest, nr. CAS 12172-73-5);
  c) anthofylliet (nr. CAS 77536-67-5);
  d) chrysotiel (wit asbest, nr. CAS 12001-29-5);
  e) crocidoliet (blauw asbest, nr. CAS 12001-28-4);
  f) tremoliet (nr. CAS 77536-68-6).
  Worden gelijkgesteld met asbest :
  a) asbesthoudende materialen;
  b) materialen die in contact zijn gekomen met of besmet zijn door asbestvezels en die niet ter plaatse kunnen worden ontsmet met behulp van een stofzuiger en/of water.
  2° broos asbest : asbest waarvan de vezels makkelijk afbrokkelen en waarvan de lijst van de toepassingen in bijlage 1 bij dit besluit wordt vermeld;
  3° niet-broos asbest : asbest waarvan de vezels sterk gebonden zijn door een bindmiddel en waarvan de lijst van de toepassingen in bijlage 1 bij dit besluit wordt vermeld;
  4° isolatie van asbest : fixatie van asbest door oppervlaktebedekking, impregnatie of afscherming;
  5° oppervlaktebedekking : techniek die erin bestaat rechtstreeks op het asbest een bedekkingslaag aan te brengen;
  6° impregnatie : techniek die erin bestaat een verdund bindmiddel aan te brengen dat door capillariteit diep in de bedekking zal doordringen, bij voorkeur tot de drager, en vervolgens ofwel rechtstreeks ofwel door toevoeging van een tweede bestanddeel zal polymeriseren;
  7° afscherming : techniek die erin bestaat opnieuw een wand zonder contact met de bedekking aan te brengen of een laag op een drager aan te brengen die stevig aan de bedekking wordt vastgehecht;
  8° algemeen hermetisch afgesloten zone : door middel van een rooktest ondoorlaatbaar verklaarde werkzone die in onderdruk wordt gebracht door extractoren met absolute filters. De wanden zijn met een dubbele plasticlaag bedekt en de toegang gebeurt via sassen;
  9° afgebakende zone : veiligheidsperimeter die de werkzone door middel van reglementaire linten en pictogrammen ontoegankelijk maakt voor het publiek;
  10° couveusezak-methode : techniek die erin bestaat kleine hoeveelheden broos asbest (met name warmte-isolatie, ventielen, voegen) te verwijderen in een zone die plaatselijk hermetisch wordt afgesloten door middel van een plastic zak die het mogelijk maakt de drager met behulp van handschoenen te behandelen;
  11° ARAB : Algemeen Reglement voor de arbeidsbescherming, goedgekeurd bij het besluit van de Regent van 11 februari 1946 en het besluit van de Regent van 27 september 1947;
  12° [1 ...]1
  13° bestaande inrichting : elke inrichting waarvoor een vergunningsaanvraag is ingediend vóór de inwerkingtreding van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning en de inwerkingtreding van dit besluit;
  14° technisch ambtenaar : de ambtenaar bedoeld in artikel 2 van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning.
  ----------
  (1)<BWG 2017-07-13/32, art. 47, 002; Inwerkingtreding : 07-10-2017>

HOOFDSTUK II. - Vestiging en bouw.
Art.4. Het publiek mag de werf niet betreden. Dit verbod wordt door de gepaste borden aangegeven.

HOOFDSTUK III. - Exploitatie.
Art.5. Alvorens asbest te behandelen, moeten de lokalen waar asbest wordt verwijderd of geïsoleerd, geledigd zijn van hun verplaatsbare inhoud. In die lokalen, aanpalende lokalen en lokalen waar asbest wordt opgeslagen dienen de luchtverversing en -ventilatie buiten dienst te worden gesteld, behalve de extractoren die de zones in onderdruk houden. De niet-verplaatsbare inhoud wordt tegen mogelijke asbestbesmetting beschermd.

Art.6. De afvoergangen en uitgangen moeten steeds van elke hindernis, en met name van alle materiaal en afval, worden vrijgehouden.

Art.7. Het asbestafval wordt per categorie gesorteerd en verpakt in ondoorlaatbare verpakkingen (dikte 100 'mu'm) alvorens uit de algemeen hermetisch afgesloten werkzone te worden weggevoerd via het materiaalsas waar het wordt ontstoft en vervolgens opnieuw in een ondoorlaatbare verpakking van PE of PVC of van een vergelijkbaar type wordt verpakt (dikte 200 'mu'm) alvorens te worden vervoerd naar een tijdelijke opslagplaats.
  Scherp afval, wandpanelen, golfplaten, leien in asbestcement, "Menuiserite", "Glasal", "Massal", "Fassal", "Pical", "Pierrite", "Granité vloertegels" en de buizen van kleine en middelgrote afmeting in asbestcement worden verpakt in speciale verpakkingen : zakken met een dubbele wand waarvan de binnenwand in doorzichtig polyethyleen is (dikte van minstens 80 'mu'm) en waarvan de buitenwand in gevlochten polypropyleen is (dikte hoger dan 200 'mu'm of waarvan de wand bestaat uit bandjes in gewast polypropyleen van minimum (100g/m2)). Alvorens uit de algemeen hermetisch afgesloten werkzone te worden weggevoerd via het materiaalsas, worden ze ontstoft. <Erratum, zie B.St. 11.05.2004, p. 37764>
  De dubbele verpakking bedoeld in het eerste en tweede lid van dit artikel wordt hermetisch gesloten en voorzien van een etiket dat de aanwezigheid van asbest aangeeft overeenkomstig de bijlage bij het koninklijk besluit van 23 oktober 2001 tot beperking van het op de markt brengen, de vervaardiging en het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten (asbest).
  Materiaal dat niet kan worden ontstoft, wordt behandeld als asbestafval.

Art.8. Het transport van het afval tussen de werf en de containers of het opslaglokaal gebeurt buiten de uren waarop de meeste bezetters van het gebouw aanwezig zijn als het traject van het asbestafval het traject kruist van de bezetters die niet werkzaam zijn bij de onderneming die het asbest verwijdert.

Art.9. Met het oog op het transport wordt het verpakte asbestafval in afgesloten scheepscontainers of in een afgesloten lokaal opgeslagen. De containers worden van een merkteken voorzien zodat de aard, de samenstelling en de hoeveelheid vervoerd afval kunnen worden herkend. Op de deur van het opslaglokaal wordt de vermelding "gevaar asbest" aangebracht.
  De containers die op de openbare weg staan, worden omringd door een vaste omheining die elke toegang verhindert, behalve als het om containers gaat die onmiddellijk geladen zullen worden. Bij elke werkonderbreking, met inbegrip van de middagpauze, moeten de containers gesloten worden, zodat niemand toegang kan hebben tot de eventueel open gebleven zakken.

HOOFDSTUK IV. - Ongevallen- en brandpreventie.
Art.10. Het vereiste aantal bluseenheden per 100 m2 te beschermen vloeroppervlakte bedraagt minstens twee bluseenheden voor een hermetisch afgesloten zone en één bluseenheid buiten de hermetisch afgesloten zone. Elke muurhaspel kan voor drie blusapparaten worden gerekend. De haspels en blusapparaten zijn te allen tijde bereikbaar en worden jaarlijks gecontroleerd.
  Onder bijzondere voorwaarden en mits de toestemming van de brandweerdienst kan worden afgeweken van het eerste lid.

HOOFDSTUK V. - Lucht.
Afdeling 1. - Algemeen.
Art.11. De metingen van de asbestconcentratie in de lucht worden uitgevoerd volgens de voorschriften in bijlage 4 bij dit besluit. In geval van werven voor de verwijdering van niet-broos asbest zonder aantasting, wordt het aan het oordeel van de toezichthoudende ambtenaar overgelaten of er al dan niet luchtmetingen moeten worden uitgevoerd.

Art.12. Alle filters van de meetpompen worden systematisch doormidden gesneden en gedurende een jaar bewaard onder zodanige omstandigheden dat een correcte analyse mogelijk is.

Art.13. Wanneer de normen herhaaldelijk worden overschreden, kan de met het toezicht belaste overheid eisen dat de filters door elektronische microscopie worden geanalyseerd.

Art.14. Naargelang van de kenmerken van de werf moet de asbestbehandeling plaatsvinden ofwel in een algemeen hermetisch afgesloten zone, ofwel in een plaatselijk hermetisch afgesloten zone ofwel in een algemeen en plaatselijk hermetisch afgesloten zone.

Afdeling 2. - Algemeen hermetisch afgesloten zone.
Art.15. Het behandelen van asbest, met inbegrip van het isoleren van gevlokt asbest, gebeurt in een hermetisch afgesloten zone, in onderdruk in vergelijking met het gebied erbuiten. Het afzuigdebiet wordt zo berekend dat in het afgesloten volume de lucht minstens drie- tot viermaal per uur wordt ververst.
  Tussen de werkzone en de omgeving moet een statische onderdruk van minstens 10 Pa worden behouden. Er wordt bij voorkeur voor gezorgd dat de extractoren uitmonden buiten het gebouw waar de verwijderingswerken worden uitgevoerd. Elke afwijking van deze principes dient in het werkplan te worden verantwoord.
  De onderdruk wordt op elk punt in de zone gewaarborgd. De meting ervan gebeurt buiten de luchtstroom die door de extractoren wordt veroorzaakt. Een monitor controleert voortdurend de onderdruk in de afgesloten zone. Elke onregelmatigheid wordt in het werfregister vermeld.
  De uit de afgesloten zones weggezogen lucht moet met behulp van absolute filters worden gefilterd.
  De omhulling moet dagelijks visueel worden gecontroleerd. Het resultaat van die inspecties en de genomen maatregelen bij eventuele onregelmatigheden worden in het werfregister vermeld.
  Er wordt voorzien in een reserve-extractor of elk ander systeem dat het mogelijk maakt om bij eventuele bedrijfstoringen de onderdruk te behouden en de defecte extractor automatisch te vervangen.

Art.16. De volgende grenswaarden voor asbestvormige vezels in de lucht mogen gedurende de werken niet worden overschreden :


Bij elke luchtextractor0,010 vezel/cm3
Op de andere plaatsen in de omgeving
  (buiten de algemeen hermetisch afgesloten zone)
0,010 vezel/cm3 boven de omgevingsconcentratie
  gemeten voor de aanvang van de werken
Afdeling 3. - Plaatselijk hermetisch afgesloten zone.

Art.17. De "couveusezak"-methode mag worden gebruikt op voorwaarde dat :   1° de werkruimte wordt afgebakend;   2° de concentratie asbestvormige vezels in de omgevingslucht niet hoger ligt dan 0,010 vezel/cm3 boven de concentratie gemeten vóór de aanvang van de werken in de afgebakende zone.   De afbakening bestaat erin de werkzone af te scheiden van de belendende zone die wordt gebruikt door personen in het gebouw die niet op de werf werkzaam zijn.
Afdeling 4. - Algemene en plaatselijke hermetisch afgesloten zones.

Art.18. Alvorens algemeen en plaatselijk hermetisch afgesloten zones vrijgesteld te verklaren, dient een erkend organisme de bewuste zone visueel te onderzoeken en de lucht te analyseren. De waarde voor het vrijstellen van de zone, m.a.w. de waarde die het mogelijk maakt de omhulling te verwijderen, is de waarde die door het ARAB wordt aanbevolen.
Afdeling 5. - Afgebakende zone.

Art.19.Niet-broos asbest mag zonder aantasting in een afgebakende zone worden verwijderd, op voorwaarde dat alles in het werk wordt gesteld om te beletten dat er asbestvezels in de lucht vrijkomen. Dit kan gebeuren door bevochtiging, binding, het aanwenden van een extractor voor recyclering of afzuiging, of van een stofzuiger met absolute filter.   In de milieuvergunning kunnen luchtmetingen worden opgelegd naargelang van de aard van de werken of de verwijderde materialen. In dat geval mag de concentratie asbestvormige vezels in de omgevingslucht niet hoger liggen dan 0,01 vezel/cm3 boven de concentratie gemeten vóór de aanvang van de werken in de afgebakende en aangrenzende zone.   [1 ...]1   ----------   (1)
HOOFDSTUK VI. - Water.

Art.20. Naar gelang de oorsprong wordt het afvalwater in twee categorieën ingedeeld :   1° afvalwater afkomstig van de algemeen hermetisch afgesloten zones en de inkomsassen voor het materiaal of het personeel;   2° al het ander afvalwater afkomstig van de werf.   Met het oog op analyses wordt in een toegang voorzien tot de plaatsen waar het water afkomstig van de algemeen hermetisch afgesloten zones en de inkomsassen voor het materiaal en het personeel in de openbare riool worden geloosd en tot de filters.   Het lozen van afvalwater afkomstig van de hermetisch afgesloten zones en de inkomsassen voor het materiaal en het personeel is toegestaan onder de volgende voorwaarden :   1° Het afvalwater afkomstig van de algemeen hermetisch afgesloten zones en de inkomsassen voor het materiaal en het personeel wordt opgevangen en vervolgens gefilterd tot 1 'mu'm alvorens in de riool te worden geloosd. De aankoopfactuur van de 1-micronfilter moet tijdens elke controle beschikbaar zijn.   2° de kwaliteit van het geloosde water moet zo zijn dat de totale concentratie van zwevende deeltjes in het water niet hoger ligt dan 45 mg/l water per schepmonster.   Het bepalen van de hoeveelheid zwevende deeltjes gebeurt via filtratie over een membraan van 0,45 micron, met droging bij 105 °C.   Tijdens de eerste drie dagen na de opening van een werkzone worden die controles dagelijks uitgevoerd. Als de concentratiewaarden lager liggen dan de voornoemde waarden, wordt de controlefrequentie teruggebracht tot één monsterneming per week.   3° Het afgevoerde water wordt gecontroleerd aan de hand van monsters die worden geanalyseerd door een erkend laboratorium.    De meetresultaten worden samengevat in een afvalwaterregister. Dat register vermeldt de datum van de monsterneming en de verscheidene analyseresultaten.   4° Behoudens precieze bijzondere voorwaarden, bedraagt het maximum toegelaten geloosd watervolume 100 liter per persoon en per ploegendienst en 2 liter per kg asbestafval. Op de werf wordt voorzien in een apparatuur voor het meten van de hoeveelheid geloosd afvalwater dat voor het materiaal- en personeelssas wordt gebruikt.   De lozing van al het ander afvalwater afkomstig van de werf wordt toegestaan mits naleving van de volgende voorwaarden :   1° pH : 6 tot 9,5;   2° temperatuur lager dan 45 °C;   3° de zwevende deeltjes mogen 5 mm en 1 000 mg/l niet overschrijden;   4° geen opgeloste ontvlambare of explosieve gassen bevatten noch producten die aanleiding kunnen geven tot het vrijkomen van dergelijke gassen;   5° met petroleumether extraheerbare stoffen : 500 mg/l;   6° het water mag geen stoffen bevatten die gevaarlijk kunnen zijn voor het onderhoudspersoneel van de riolen, de afvoerwegen kunnen beschadigen of verstoppen, de werking van de zuiveringsstations of pompinstallaties kunnen belemmeren en het betrokken oppervlaktewater ernstig kunnen verontreinigen.
HOOFDSTUK VII. - Afval.

Art.21. De exploitant of zijn aangestelde houdt dagelijks een overzichtstabel van het geproduceerde afval bij overeenkomstig de tabel in bijlage 2 bij dit besluit. De overzichtstabel geldt als register bedoeld in artikel 59 van het besluit van 9 april 1992 betreffende de giftige of de gevaarlijke afvalstoffen.
Art.22. De verrichtingen inzake de verzameling, de behandeling, de technische ingraving of de verwijdering worden uitgevoerd overeenkomstig de regelgeving die van toepassing is in het Gewest of het land waar de verwijdering plaatsheeft.
  Bovendien moet het afval zodanig worden verwijderd dat de negatieve effecten voor de bodem, de flora, de fauna, de lucht en het water worden beperkt en dat er, in het algemeen, geen schade aan het leefmilieu of aan de gezondheid van de mens wordt toegebracht.

HOOFDSTUK VIII. - Controle, zelfcontrole en -toezicht.

Afdeling 1. - Informatie die vóór het begin van de werken aan de overheden moet worden medegedeeld.
Art.23.Elke activiteit van asbestverwijdering of -isolatie dient het voorwerp uit te maken van een kennisgeving, uiterlijk vijftien dagen vóór de aanvang van de werken, door de houder van de milieuvergunning of, bij ontstentenis, door de aannemer, volgens het model in bijlage 3 :   1° aan het college van burgemeester en schepenen van de gemeente waar de werf zich bevindt;   2° aan de technisch ambtenaar die er een afschrift van overmaakt aan de [1 Administratie in de zin van artikel 2, 22° van het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen]1.   ----------   (1)
Art.24. Bij het verwijderen of isoleren van asbest in een algemeen hermetisch afgesloten zone worden de notulen van de uitvoering van de rooktest bedoeld in artikel 148decies 2.5.9.3.2, 4°, a, van het ARAB onverwijld aan de technisch ambtenaar gestuurd.

Art.25. Elke wijziging van het werkplan bedoeld in artikel 148decies 2.5.9.3.2., 1°, van het ARAB moet onverwijld worden gemeld aan de overheid die bevoegd is om de milieuvergunning af te geven en de technisch ambtenaar.

Art.26. Elk voorval of ongeval dat een gevaar voor de buurt kan betekenen of een risico voor het leefmilieu kan inhouden, moet aan de toezichthoudende ambtenaar worden gemeld en in het werfregister bedoeld in artikel 148decies 2.5.9.3.6. van het ARAB worden ingeschreven.

Art.27. De houder van de milieuvergunning moet uiterlijk de eerste werkdag na het verkrijgen van de meetresultaten aan de toezichthoudende ambtenaar en aan het college van burgemeester en schepenen kennis geven van de overschrijdingen van de kritieke waarden als vastgesteld in de volgende artikelen :


Art. 16 en 18Voor een algemeen hermetisch afgesloten zone
Art. 17.Voor een plaatselijk hermetisch afgesloten zone
Art. 19.Voor een afgebakende zone
Art. 20.Voor de afvalwaterlozingen
Art.28. De houder van de milieuvergunning moet een dossier met de volgende documenten opstellen en bijhouden :
  1° een afschrift van de milieuvergunning;
  2° een afschrift van het werkplan met vermelding van de mogelijke wijzigingen;
  3° een afschrift van het werfregister;
  4° voor de werven die krachtens artikel 11 verplicht zijn luchtmetingen uit te voeren : een luchtregister met de meetresultaten inzake de luchtkwaliteit, gemeten volgens de voorschriften in bijlage 4 bij dit besluit;
  5° een overzichtstabel van de geproduceerde afvalstoffen zoals vermeld in bijlage 2 bij dit besluit;
  6° een register met de meetresultaten inzake waterlozingen zoals bedoeld in artikel 20;
  7° een inventaris van de asbesthoudende materialen;
  8° het bewijs dat het blusmateriaal werd nagezien.

Afdeling 2. - Informatie die na de werken aan de technisch ambtenaar moet worden verstrekt.

Art.29. Binnen een maand na het einde van elke werkfase moeten de volgende documenten aan de technisch ambtenaar worden opgestuurd :
  1° een overzicht van de meetresultaten van de stofconcentraties in de lucht (met het resultaat van de overeenstemmende meting die vóór de aanvang van de werken op dezelfde plaats werd uitgevoerd indien de waarde tijdens de werken meer dan 0,010 vezel/cm3 bedraagt);
  2° een afschrift van het attest van tenlasteneming van de afvalstoffen door een erkende verzamelaar (CMR of factuur) en van het attest van tenlasteneming van de afvalstoffen in het centrum voor technische ingraving of in het verwerkings- of inzamelingscentrum met vermelding van het gewicht van de ontvangen afvalstoffen;
  3° een afschrift van de overzichtstabel van de afvalstoffen zoals gedefinieerd in bijlage 2 bij dit besluit;
  4° in voorkomend geval, het registratienummer van de aannemer gekregen krachtens het besluit van de Waalse Regering van 14 juni 2001 waarbij de nuttige toepassing van sommige afvalstoffen bevorderd wordt.

Afdeling 3. - Individuele beschermingsuitrustingen.
Art.30. Met het oog op de controle binnen de werkzones wordt er voorzien in twee individuele beschermingsuitrustingen voor de inspecteurs.

Afdeling 4. - Ontvangbewijs van het afvalstoffenvervoer.
Art.31. Het ontvangbewijs dat bij de verwijdering van het afval door de vervoerder of de ophaler erkend krachtens het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 9 april 1992 betreffende de gevaarlijke afvalstoffen aan de aannemer wordt overhandigd, vermeldt minstens de datum van overdracht, de aard, de hoeveelheid, de eigenschappen en de samenstelling van het afval, de naam en het adres van de aannemer en de erkende vervoerder of ophaler, alsook de plaats van bestemming van het afval, de vervoerwijze en de verwerkingsmethode.
  De aannemer die het asbest verwijderd heeft, dient een afschrift van de ontvangbewijzen vijf jaar lang te bewaren.

Afdeling 5. - Zelfcontroleverslag.
Art.32. Bijlage 5 bij dit besluit vermeldt het geheel van de administratieve formaliteiten die vóór en gedurende de exploitatie van het werf moeten worden vervuld.

HOOFDSTUK IX. - Overgangs- en slotbepalingen.
Art.33. De Minister van Leefmilieu is belast met de uitvoering van dit besluit.

BIJLAGEN.
Art. N1. Bijlage 1. - Indicatieve lijst voor broos en niet-broos asbest.
  1. Broos asbest
  Vlokken via allerlei methodes
  Warmte-isolatie van leidingen, waterverwarmingstoestellen, verwarmingsketels, stoomleidingen, ...
  Asbestpapier en -karton
  Thermische isolatie van kabels, warmwaterleidingen, ...
  Elektrische apparatuur
  Kleine keuken- en huishoudapparatuur
  Picalasbest (naargelang van het geval)
  Geweven asbest :- pakkingringen en cilinderpakkingen;- hittebestendige transportbanden;- brandschermen;- filters;- lint voor elektrische isolatie;- warmte-isolatiestrips;- brandwerende kledij, handschoenen, schort, ...- asbesttouw.
  2. Niet-broos asbest
  Asbestcement :- golfplaten, leien, dakbedekkingplaten;- decoratieve gevelplaten;- vensterbladen;- leidingen voor waterafvoer, schouwen, ventilatiekokers;- ...
  In asfaltbitumenbedekking gebonden asbest :- wrijvingspakkingen, koppelingen en remmen van voertuigen, van apparatuur, ...;- tegels, pannen (vinyl).
  Asbest in lijm, mastiek, verf :- allerlei toepassingen
  Picalasbest (naargelang van het geval)

Art. N2. Bijlage 2. - Overzichtstabel van de geproduceerde afvalstoffen.   (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 17-10-2003, p. 50438).
Art. N3. Bijlage 3. - Model van kennisgeving aan de technisch ambtenaar.
  (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 17-10-2003, p. 50439).

Art. N4. Bijlage 4. - Meting van de concentratie asbestvezels in de omgevingslucht door een erkend laboratorium.
  (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 17-10-2003, p. 50440).

Art. N5. Bijlage 5. - Zelfcontroleverslag.
  (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 17-10-2003, p. 50441).