13 FEBRUARI 2014. - Besluit van de Waalse Regering houdende sectorale voorwaarden voor windmolenparken met een totaalvermogen van 0,5 MW of meer, tot wijziging van het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 2002 betreffende de procedure en diverse maatregelen voor de uitvoering van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning en tot wijziging van het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 2002 tot bepaling van de lijst van de aan een effectonderzoek onderworpen projecten en van de ingedeelde installaties en activiteiten
HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied en begripsomschrijvingen
Art. 1-2
HOOFDSTUK II. - Vestiging en bouw
Art. 2
HOOFDSTUK III. - Uitbating
Art. 3-9
HOOFDSTUK IV. - Ongevallen- en brandpreventie
Art. 10-19
HOOFDSTUK II. - Geluidshinder
Afdeling 1. - Normen voor geluidsniveaus
Art. 15-23
Afdeling 1. - Afwijkingen
Art. 24
Afdeling 2. - Mededeling van de parameters en machtiging
Art. 25-26
HOOFDSTUK VI. - Controle, autocontrole, zelftoezicht
Afdeling 1. - Autocontroles door de uitbater uitgevoerd
Art. 27-28
Afdeling 2. - Controle van de geluidsniveaus
Art. 29
HOOFDSTUK VI. - Herstel in oorspronkelijke staat
Art. 30-31
HOOFDSTUK VI. - Zekerheid
Art. 32
HOOFDSTUK IX. - Wijzigings-, overgangs- en slotbepalingen
Art. 33-38
BIJLAGE.
Art. N
HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied en begripsomschrijvingen
Artikel 1. Deze sectorale voorwaarden zijn van toepassing op windmolenparken met een totaal vermogen gelijk aan of hoger dan 0,5 elektrische MW, bedoeld in de rubrieken 40.10.01.04.02 en 40.10.01.04.03 van bijlage I bij het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 2002 tot bepaling van de lijst van de aan een effectonderzoek onderworpen projecten en van de ingedeelde installaties en activiteiten.
Art.2. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
1° uitbreiding van een windmolenpark : elk windmolenpark ingeplant in de nabijheid van een bestaand park, zodanig dat de afstand tussen het middelpunt van de masten van de dichtst bij elkaar staande windturbines die respectievelijk behoren tot één van beide parken, lager is dan of gelijk is aan veertienmaal de diameter van de gemiddelde draaibeweging van de windturbines;
2° inkoopstation : installatie die voor de aansluiting zorgt van de kabels die elektriciteit uit windturbines in middenspanning vervoeren op de aansluitkabel van het elektriciteitsnet; het (de) inkoopstation(s) maakt (maken) volledig deel uit van het windmolenpark;
3° straal van de draaibeweging : afstand berekend tussen de as van de rotornaaf en de tip van een blad;
4° diameter van de draaibeweging : de dubbele straal van de draaibeweging;
5° totale hoogte van de windturbine : afstand van de voet van de mast (grondhoogte) tot de tip van het blad wanneer dat blad zich op tiphoogte bevindt;
6° nominale snelheid : draaisnelheid van de windturbine die overeenstemt met het maximale vermogen van de machine zoals voorzien door de bouwer;
7° overbelastingssnelheid: maximale windsnelheid, vastgesteld door de bouwer, waarbij de windturbine, als die snelheid eenmaal overschreden is, om veiligheidsredenen automatisch stopt;
8° overtoerental : draaisnelheid van de draaiende delen van het bovenste gedeelte van de machine die de maximale snelheid, opgegeven door de bouwer, overschrijdt;
9° maximaal valbereik van de windturbine : trefgebied van een volledig afgebroken blad bij een overtoerental dat overeenstemt met de dubbele nominale draaisnelheid;
10° LAeq,1h-niveau : gewogen akoestisch drukniveau A van een stabiel continu geluid dat over een periode van één uur dezelfde gemiddelde kwadratische akoestische druk zou hebben als bedoeld geluid waarvan het niveau in functie van de tijd varieert;
11° achtergrondgeluidsniveau : de waarde van de klasse waarin LAeq,1h voorkomt, 90 % van de tijd overschreden voor de gezamenlijke meetperiode zonder aanwezigheid van windturbinegeluid;
12° ambtenaren belast met de bewaking : de personeelsleden bedoeld in artikel R.87 van Boek I van het Waalse Milieuwetboek;
13° inbedrijfname van de windturbine : injectie van de geproduceerde energie in het net;
14° bestaand windmolenpark : behoorlijk vergund windmolenpark vóór de inwerkingtreding van dit besluit;
15° woning : duurzaam bouwwerk voor permanente, secundaire of occasionele bewoning.
Art.2. De windturbines stemmen overeen met de norm van de internationale elektrotechnische commissie CEI 61400 betreffende windgeneratoren en afgeleide normen. De uitbater houdt elk stuk waaruit de conformiteit van de windturbines met voorvermelde norm blijkt ter beschikking van de toezichthoudende ambtenaar.
HOOFDSTUK II. - Vestiging en bouw
HOOFDSTUK III. - Uitbating
Art.3. De locatie beschikt permanent over een onderhouden berijdbare weg; de nabije omgeving, geplaatst onder de controle van de uitbater, wordt in een goede staat van reinheid gehouden.
Art.4. Buiten de behoeften voor onderhoud om mag er 's nachts aan de voet van de windturbine of in de nabije omgeving ervan geen enkel lichtsysteem branden.
Art.5. Enkel de personen, behoorlijk gemachtigd door de uitbater of één van diens afgevaardigden, heeft toegang tot de binnenkant van de windturbines.
Art.6. De toegangen tot de binnenkant van elke windturbine, tot de eventuele aan de buitenkant gelegen transformatorstations of het inkoopstation worden op slot gehouden.
Art.7. De uitbater stelt de richtlijnen vast voor de uitbating van de gezamenlijke installaties met inbegrip van met name :
1° de uit te voeren controles voor normaal functionerende installaties en ten gevolge van een stopzetting voor verbouwings-, herstel- of onderhoudswerken om in iedere omstandigheid de uitbatingsvoorwaarden na te leven;
2° de werkingswijzen;
3° de frequentie voor de controle van de veiligheidsinstallaties en de installaties voor de behandeling van de ontstane vervuiling en hinder;
4° de richtlijnen voor het onderhoud en de reiniging;
5° de frequentie voor de controle van de waterdichtheid van de gondel.
Die uitbatingsrichtlijnen worden bij het register bedoeld in artikel 30 gevoegd.
Art.8. Binnen in het windmolenpark, maar aan de buitenkant van de windturbines, mag het magnetisch veld inherent aan de activiteit en gemeten op 1,5 meter van de grond de grenswaarde van 100 microteslas niet overschrijden.
Art.9. § 1. De effecten van de slagschaduw ontstaan ten gevolge van de werking van de windturbines worden beperkt tot 30 uur per jaar en 30 minuten per dag voor elke gebouwde en met een stedenbouwkundige vergunning behoorlijk vergunde woning die er de invloed van zou kunnen ondervinden. De slagschaduw wordt berekend volgens de "worst case"-methode met volgende kernmerken :
1. de zon schijnt van 's morgens tot 's avonds (continu klare hemel);
2. de windturbines werken permanent (windsnelheid steeds in het werkingsspectrum van windturbines en bij volle 100 % beschikbaarheid ervan);
3. de rotor van de windturbines staat steeds loodrecht op de zonnestralen.
De uitbater gebruikt alle beschikbare middelen om de blootstelling aan de slagschaduw te verminderen en die grenzen na te leven.
§ 2. Die grenzen zijn niet van toepassing als de schaduw die ontstaat wegens de werking van de installatie geen invloed heeft op de bewoners in hun woning. In dat geval levert de uitbater het bewijs bij elk rechtsmiddel.
HOOFDSTUK IV. - Ongevallen- en brandpreventie
Art.10. De werking van de windmolenparken wordt gewaarborgd door bevoegd personeel met een gepaste opleiding met betrekking tot met name :
1° de specifieke risico's van windturbines;
2° de ingezette middelen om ze te voorkomen;
3° de te volgen noodprocedures;
4° de veiligheidsmaatregelen bedoeld in artikel 12;
5° de trainingsoefeningen, in voorkomend geval, in samenwerking met de hulpdiensten.
De uitbater houdt het bewijs dat elk personeelslid wel degelijk de basisopleiding heeft gevolgd ter beschikking van de toezichthoudende ambtenaar.
Art.11. Er worden door de uitbater veiligheidsvoorschriften uitgewerkt en ter kennis gebracht van het personeel belast met de uitbating en het onderhoud. Die voorschriften bevatten :
1° de procedures voor noodstops en omschakeling naar veiligheidsstand van de windturbine;
2° de grenzen van de veilige werking en de stopzetting;
3° de modaliteiten voor de uitvoering van de elektrische isolatieregeling van de windturbine ten opzichte van het elektriciteitsnet;
4° de alarmprocedure met de telefoonnummers;
a) de verantwoordelijke voor de interventies van de inrichting;
b) de hulpdiensten;
c) de ambtenaar belast met de bewaking;
d) de gemeentelijke overheid van het ambtsgebied.
Een afschrift van de veiligheidsvoorschriften wordt bij het register bedoeld in artikel 27 gevoegd.
Art.12. De uitbater plakt de voorschriften aan die derden moeten naleven als ze de site van de inrichting betreden. Die aanplakking wordt rechstreeks in leesbare letters verricht, ofwel met pictogrammen, op een bord dat uitgehangen wordt langs de toegangswegen van het windmolenpark.
Die voorschriften betreffen met name :
1. de veiligheidsvoorschriften die gevolgd moeten worden bij een abnormale toestand;
2. het verbod om de windturbine te betreden;
3. de waarschuwing in verband met het elektrocutierisico;
4. de waarschuwing in verband met vallend ijs.
Een afschrift van de voorschriften in vette letters en hun herzieningen worden ter beschikking gehouden van de toezichthoudende ambtenaar.
Art.13. De bevestigingsklemmen, de mastklemmen en de vestiging van de bladen worden nagekeken voor inbedrijfname van het park en deze procedure wordt systematisch om de drie jaar herhaald. Het organisme dat de windturbine nakijkt stelt daar een controleverslag van op.
De uitbater voegt een afschrift van alle verslagen bij het register bedoeld in artikel 27.
Art.14. Elke windturbine is uitgerust met :
1° een positief veiligheidssysteem waarbij de windturbine stopgezet wordt bij falen van het lokaal controlesysteem;
2° een detectiesysteem dat de uitbater of een door laatstgenoemde aangewezen operator bij brand of overtoerental van de windturbine kan waarschuwen;
3° een beschermingssysteem tegen blikseminslag en met detectie van ijsvorming.
Die systemen worden voor inbedrijfname en minstens één maal per jaar getest door een externe dienst voor technische controles op de werkplaats. Voor elke keuring wordt door die dienst een keuringsverslag opgesteld.
De verslagen worden bij het register gevoegd bedoeld in artikel 30.
Art.14. De windturbine wordt stopgezet zodra de windsnelheid de overbelastingssnelheid overschrijdt of wanneer er ijsvorming gedetecteerd wordt.
Art.17. De uitbater treft de nodige maatregelen om derden te verwittigen bij gevaar gevormd door de continuë aanwezigheid van de mens wegens zijn activiteit of zijn woonst in het wiekoverdraaigebied.
Art.18. Bij branddetectie wordt de machine onmiddellijk stopgezet en de regionale brandweerdienst wordt zo spoedig mogelijk verwittigd om de omtrek te beveiligen die overeenstemt met het cirkelvormig gebied waarvan de mast het middelpunt vormt en waarvan de straal overeenstemt met het maximaal valbereik van de windturbine.
Art.19. Binnen in de windturbine staan permanent absorberende vodden ter beschikking met een totaalvolume van een halve kubieke meter, evenals 50 kilo absorberende granulaten voor het geval dat olie zich accidenteel op de vloer zou verspreiden.
HOOFDSTUK II. - Geluidshinder
Afdeling 1. - Normen voor geluidsniveaus
Art.15. In afwijking van afdeling II van hoofdstuk VII van het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 2002 tot bepaling van de algemene voorwaarden voor de exploitatie van de inrichtingen bedoeld in het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning worden de grenzen van de niveaus voor de geluidsemissies van een windmolenpark in dit hoofdstuk vastgelegd.
Art.21. De grenswaarden van het geluidsclassificatieniveau van het afzonderlijk geluid (LAr, part, 1h) worden berekend in functie van het immissiegebied waarin de metingen worden uitgevoerd, als volgt opgenomen in onderstaande tabel :
Immissiegebied waarin de metingen worden uitgevoerd | <td colspan="4" valign="top">Grenswaarden (dBA)|||||
Dag 7 u.-19 u. | Overgang 6 u.-7 u. 19 u.-22 u. | Nacht 22 u.-6 u. zomerperiode nacht | Nacht 22 u.-6 u. buiten zomerperiode nacht | ||
I | Woongebieden en woongebieden met een landelijk karakter | 45 | 45 | 40 | 43 |
II | Landbouwgebieden, bosgebieden, groengebieden, natuur- en parkgebieden | 45 | 45 | 43 | 43 |
III | Alle gebieden, met inbegrip van de gebieden bedoeld in I en II, wanneer het metingspunt gelegen is in of op minder dan 500m van het ontginningsgebied, de industriële bedrijfsruimte of de specifieke bedrijfsruimte, of in of op minder dan 200m van de gemengde bedrijfsruimte waarin het windmolenpark gelegen is | 55 | 50 | 45 | 45 |
IV | Recreatiegebied, gebied voor openbare nutsvoorzieningen en gemeenschapsvoorzieningen | 55 | 50 | 45 | 45 |
Nummér - Installatie of activitéit | Klasse | EIE | Te raadplegen organen | <td colspan="3" valign="top">DEELFACTOREN|||
WG | LWG | BR | ||||
40.10.01.04. Windmolenpark : windturbine : Elektromechanisch geheel bestaande uit een mast, afgetopt door een gondel die zelf uitgerust is met een elektriciteitsopwekker waarvan de rotor aangedreven wordt door één of meerdere rotorbladen en die cinetische windenergie ofwel rechtstreeks omzet in elektrische energie ofwel in mechanische energie, waarbij deze laatste energie vervolgens zelf omgezet wordt in elektrische energie. windmolenpark : geheel van één of meerdere windturbines, afgebakend door een omtrek die overeenstemt met de kleinste vlakke veelhoek waarin cirkels ingeschreven zijn waarvan het middelpunt gevormd wordt door de masten waarvan de straal gelijk is aan de draaibeweging van het type ingeplante windturbine, waarbij elke zijde van die veelhoek een tangens vormt met twee cirkels. Een park met twee windturbines is opgenomen in een rechthoek. Een windmolenpark is volledig opgenomen in een cirkel die overeenkomt met de draaibeweging waarvan het middelpunt uit de as van de mast bestaat. 40.10.01.04.01. met een totaalvermogen dat gelijk is aan of hoger is dan 0,1 elektrische MW en lager is dan 0,5 elektrische MW | 3 | |||||
40.10.01.04.02. met een totaalvermogen dat gelijk is aan of hoger is dan 0,5 elektrische MW en lager is dan 3 elektrische MW | 2 | DNF, DEBD | ||||
40.10.01.04.03. met een gelijk totaalvermogen dat gelijk is aan of hoger is dan 3 elektrische MW | 1 | X | DNF, DEBD |