Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

19 JUNI 2014. - Besluit van de Waalse Regering tot wijziging van het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 2002 betreffende de procedure en diverse maatregelen voor de uitvoering van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning en tot invoeging van bijlage XXXIII in bedoeld besluit



Inhoudstafel:


Art. 1-6
BIJLAGE.
Art. N



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2002027817 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. Bij dit besluit wordt Richtlijn 2012/27/UE van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende energie-efficiëntie, tot wijziging van Richtlijnen 2009/125/EG en 2010/30/EU en houdende intrekking van de Richtlijnen 2004/8/EG en 2006/32/EG gedeeltelijk omgezet.

Art.2.Artikel 2 van het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 2002 betreffende de procedure en diverse maatregelen voor de uitvoering van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning, laatst gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 13 februari 2014, wordt aangevuld met het volgende lid :
  "De milieuvergunningsaanvraag bevat naast de verzochte inlichtingen in het formulier bedoeld in het eerste lid de informatie vermeld in bijlage [XXXIII] wanneer : <Erratum, zie B.St. 15-12-2015, p. 73943>
  1° een nieuwe installatie van thermische elektriciteitsopwekking met een totaal thermisch inputvermogen van meer dan 20 MW wordt gepland;
  2° een bestaande installatie van thermische elektriciteitsopwekking met een totaal thermisch inputvermogen van meer dan 20 MW ingrijpend gerenoveerd wordt;
  3° een industriële installatie met een totaal thermisch inputvermogen van meer dan 20 MW die afvalwarmte op een bruikbare temperatuur genereert, gepland wordt of ingrijpend gerenoveerd wordt;
  4° een nieuw stadsverwarmings- of koelingsnetwerk gepland wordt, of indien in een bestaand stadsverwarmings- of koelingsnetwerk een nieuwe energieproductie-installatie met een totaal thermisch inputvermogen van meer dan 20 MW gepland wordt, of een dergelijke bestaande installatie ingrijpend gerenoveerd wordt.
  De ingrijpende renovatie is een renovatie waarvan de kosten hoger liggen dan 50 % van de investeringskosten voor een nieuwe vergelijkbare eenheid.
  Het aanbrengen van voorzieningen voor de afvang van door een verbrandingsinstallatie geproduceerde koolstofdioxide met het oog op geologische opslag, als bepaald in het decreet van 10 juli 2013 betreffende de geologische opslag van kooldioxide, wordt niet beschouwd als renovatie in de zin van de punten 2°, 3° en 4° van het vorige lid."

Art.3.Artikel 30 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met het volgend lid :
  "De globale vergunningsaanvraag bevat naast de verzochte inlichtingen in het formulier bedoeld in het eerste lid de informatie vermeld in bijlage [XXXIII] wanneer : <Erratum, zie B.St. 15-12-2015, p. 73943>
  1° een nieuwe installatie van thermische elektriciteitsopwekking met een totaal thermisch vermogen hoger dan 20 MW wordt gepland;
  2° een bestaande installatie van thermische elektriciteitsopwekking met een totaal thermisch vermogen hoger dan 20 MW ingrijpend gerenoveerd wordt;
  3° een industriële installatie met een totaal thermisch inputvermogen van meer dan 20 MW die afvalwarmte op een bruikbare temperatuur genereert, gepland wordt of ingrijpend gerenoveerd wordt;
  4° een nieuw stadsverwarmings- of koelingsnetwerk gepland wordt, of indien in een bestaand stadsverwarmings- of koelingsnetwerk een nieuwe energieproductie-installatie met een totaal thermisch inputvermogen van meer dan 20 MW gepland wordt, of een dergelijke bestaande installatie ingrijpend gerenoveerd wordt.
  De ingrijpende renovatie is een renovatie waarvan de kosten hoger liggen dan 50 % van de investeringskosten voor een nieuwe vergelijkbare eenheid. Het aanbrengen van voorzieningen voor de afvang van door een verbrandingsinstallatie geproduceerde koolstofdioxide met het oog op geologische opslag, als bepaald in het decreet van 10 juli 2013 betreffende de geologische opslag van kooldioxide, wordt niet beschouwd als renovatie in de zin van de punten 2°, 3° en 4° van het vorige lid."

Art.4.Hetzelfde besluit wordt aangevuld met een bijlage [XXXIII] die als bijlage bij dit besluit gaat. <Erratum, zie B.St. 15-12-2015, p. 73943>

Art.5. De vóór de datum van inwerkingtreding van dit besluit ingediende vergunningsaanvragen alsmede de desbetreffende administratieve beroepen worden behandeld volgens de regels en de procedure van kracht op de datum van indiening van de aanvraag.

Art.6. De Minister van Leefmilieu is belast met de uitvoering van dit besluit.

BIJLAGE.
Art. N.[Bijlage XXXIII]. - Principe van de individuele kosten-batenanalyse <Erratum, zie B.St. 15-12-2015, p. 73943>
  1. Beschrijving van de installaties
  Bij zijn vergunningsaanvraag voegt de exploitant een kosten-batenanalyse. Bedoelde analyse bestaat erin beide scenario's te vergelijken : het oorspronkelijke project en de referentie-installatie (volgens de hierna vermelde tabel) aan de hand van een financiële analyse gegrond op de begrippen van netto contante waarde (NCW) en van interne rentevoet (IRV).


Geplande installatiesReferentie-installaties
Een installatie van thermische elektriciteitsopwekking met een totaal thermisch vermogen hoger dan 20 MW wordt geplandDezelfde installatie werkt in een hoogrenderende warmtekrachtkoppelingsmodus
Een installatie van thermische elektriciteitsopwekking met een totaal thermisch vermogen hoger dan 20 MW wordt ingrijpend gerenoveerd;Dezelfde installatie werkt in een hoogrenderende warmtekrachtkoppelingsmodus
Een industriële installatie met een totaal thermisch inputvermogen van meer dan 20 MW die afvalwarmte op een bruikbare temperatuur genereert, wordt gepland of wordt ingrijpend gerenoveerdDezelfde installatie waarvan de afvalwarmte gevaloriseerd wordt om te voldoen aan een economisch aantoonbare vraag, onder meer door warmtekrachtkoppeling, en de aansluiting van die installatie op een stadsverwarming en -koelingsnetwerk
Een stadsverwarmings- of koelingsnetwerk wordt gepland, of een energieproductie-installatie met een totaal thermisch inputvermogen van meer dan 20 MW in een bestaand stadsverwarmings- of koelingsnetwerk wordt gepland of wordt ingrijpend gerenoveerdHetzelfde netwerk bediend door een benutting van de afvalwarmte uit nabijgelegen industriële installaties
Indien een installatie voor de productie van alleen elektriciteit of een installatie zonder warmteterugwinning is gepland, wordt een vergelijking gemaakt tussen de geplande installatie of de geplande renovatie en een gelijkwaardige installatie die dezelfde hoeveelheid elektriciteit of proceswarmte produceert, maar de afvalwarmte terugwint en warmte levert door middel van hoogrenderende warmtekrachtkoppeling en/of stadsverwarmings- en -koelingsnetten.
  De analyse bevat een beschrijving van de geplande installatie en van de referentie-installatie; ze vermeldt met name :
  1° het elektrisch en het thermisch vermogen;
  2° de soorten brandstoffen;
  3° het geplande gebruik;
  4° het aantal geplande bedrijfsuren;
  5° de ligging;
  6° de vraag naar elektriciteit en warmte (met inbegrip van de vraag naar de overwogen nabije punten), de maximale afstand waarmee rekening moet worden gehouden voor de vragen naar elektriciteit en warmte, wordt bepaald naar gelang van een economisch aantoonbare vraag.
  2. Berekening
  De analyse rust op een financiële analyse waarin de werkelijke cashflowtransacties uit investeringen en uit hun uitbating worden weergegeven.
  Het berekeningsprincipe is het volgende :

  (Formule niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 14-07-2014, p. 53460)

  De interne rentevoet van het project wordt ook berekend (voet die de NCW annuleert).
  2.1. In aanmerking te nemen parameters.
  De werkhypothesen worden op technisch en economisch gebied bepaald.
   Alle technische elementen waarmee de voor de analyse nodige bedragen kunnen worden berekend, zijn inbegrepen, waar
  1° het primair, thermisch en elektrisch vermogen;
  2° elektrisch, thermisch vermogen;
  3° gedeelte van het eigen verbruik;
  4° aantal jaarlijks werkingsuren bij volle belasting;
  5° netwerkverliezen, distributieverliezen;
  6° de economische levensduur.
  De nodige economische elementen houden met name rekening met :
  1° het inflatiepercentage;
  2° de kosten en de ontwikkeling van de weer verkochte/voor eigen verbruik aangewende elektriciteit, van de weer verkochte/voor eigen verbruik aangewende warmte, van de inputs;
  3° de kosten van de stroominvoer;
  4° het netto-investeringsbedrag, dat met name rekening houdt met de kosten van de civiele bouwkunde en de infrastructuren, de systemen, de opslageenheden, de eventuele belangrijke herstellen, de eventuele kosten gebonden aan de bediening door een warmtenetwerk van een geheel van gebouwen en van een gedeelte van de stad, de aansluiting op het netwerk, de arbeidskrachten en het onderzoek, de certificeringskosten, de eventuele financiële tegemoetkomingen;
  5° de cashflowtransacties uit investeringen, waaronder :
  a) de winsten : verkopen van elektriciteit en warmte, vermeden uitgaven (eigen verbruik), steun voor de energieproductie, CO2-winst, enz.;
  b) de operationele kosten; onderhoud- en instanhoudingskosten, kosten van de brandstoffen, de kosten voor de warmte- en elektriciteitsvoorziening, enz.;
  c) de fiscale lasten;
  d) de fiscale besparingen door afschrijving;
  6° de restwaarden of de wederverkoopwaarde van de installatie, in geval van wederverkoop of overdracht vóór volledige afschrijving.
  2.2. Actualisering
  De cashflowtransacties worden aan de hand van een discontopercentage dat als de gemiddelde kapitaalkostenvoet wordt bepaald, geactualiseerd.
  De "post-tax" gemiddelde kapitaalkostenvoet (of WACC) heeft de volgende formule :

  (Formule niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 14-07-2014, p. 53460)

  De kosten van de eigen kosten (r) bestaan uit 2 delen :
  1° het rendementspercentage zonder risico;
  2° de premie voor het risico gebonden aan het project.

  (Formule niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 14-07-2014, p. 53460)

  In voorkomend geval houdt de investeerder rekening met de fiscale impact van de notionele-interestaftrek op de kosten van de eigen fondsen.
  De investeerder bewijst hoe hij het de voor de scenario's gekozen discontopercentage bereikt.
  3. Beoordelingscriteria.
  Op grond van die analyse worden de NCW en de IRV van beide scenario's vergeleken. Als de resultaten van de VAN en IRV tot tegenstrijdige investeringsopportuniteiten leiden, wordt voorrang gegeven aan het criterium van de VAN.
  Als de financiële analyse van het project waarvoor een milieuvergunning of een globale vergunning vereist wordt, minder gunstig is dan het door de referentie voorgestelde alternatief, wordt het resultaat van de individuele kosten-batenanalyse als ongunstig voor het project geacht.