Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

19 SEPTEMBER 2013. - Besluit van de Waalse Regering tot bepaling van de sectorale voorwaarden betreffende de installaties voor paardrijden met één/meer banen waarvan de totaaloppervlakte 2 000 m2overschrijdt en tot wijziging van het besluit van de Waalse Regering van 13 juni 2013



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied en begripsomschrijving
Art. 1-2
HOOFDSTUK II. - Vestiging en bouw
Art. 3
HOOFDSTUK III. - Exploitatie
Art. 4-5
HOOFDSTUK IV. - Ongevallen- en brandpreventie
Art. 6-7
HOOFDSTUK V. - Water
Art. 8
HOOFDSTUK VI. - Lucht
Art. 9
HOOFDSTUK VII. - Afvalbeheer
Art. 10
HOOFDSTUK VIII. - Controle en toezicht
Art. 11
HOOFDSTUK IX. - Wijzigingsbepalingen
Art. 12-13
HOOFDSTUK X. - Slot- en overgangsbepalingen
Art. 14-15



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2013027130 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied en begripsomschrijving
Artikel 1. Deze sectorale voorwaarden zijn van toepassing op de installaties voor paardrijden met één of meer banen waarvan de totaaloppervlakte 2 000 m2 overschrijdt en die opgenomen zijn in de rubriek 92.61.09.02.02 van bijlage I bij het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 2002 tot bepaling van de lijst van de aan een milieueffectstudie onderworpen projecten en van de ingedeelde installaties en activiteiten.

Art.2. Voor de toepassing van deze voorschriften wordt verstaan onder :
  1° baan : de al dan niet overdekte werkruimte bestemd voor paardrijden en ingericht met losse materialen, met uitsluiting van de paddocks, al dan niet ingericht;
  2° paddock : weide of baan bestemd voor de opwarming van de paarden bij wedstrijden;
  3° mestvaalt : ruimte bestemd voor de opslag van mest zoals bedoeld in artikel R.188, 16°, van Boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt;
  4° paardrijden : het geheel van de paardoefeningen, met name een paardachtige berijden of leren berijden alsook trainen of africhten;
  5° bestaande inrichting : inrichting vergund vóór de inwerkingtreding van dit besluit; inrichting waarvan de vergunningsaanvraag vóór de inwerkingtreding van dit besluit is ingediend; verbouwing of uitbreiding van een inrichting die de exploitant vóór de inwerkingtreding van dit besluit heeft opgenomen in het register bedoeld in artikel 10, § 2, van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning wordt gelijkgesteld met bestaande inrichtingen.

HOOFDSTUK II. - Vestiging en bouw
Art.3. De baan wordt aangelegd op meer dan 10 meter van een piëzometer.

HOOFDSTUK III. - Exploitatie
Art.4. De baan bestaat uit minerale losse materialen.
  Het gebruik van andere losse materialen dan minerale stoffen, zoals, o.a., textiel- of rubberspaanders om de baan in te richten kan echter ook toegelaten worden door de bijzondere voorwaarden voor zover die stoffen dezelfde milieuvriendelijke garanties bieden als de minerale losse stoffen, meer bepaald wat betreft emissies van stofdeeltjes, geluidshinder en grondverontreinigingrisico's.

Art.5. De uren van gebruik van de banen kunnen vastgelegd worden in de bijzondere voorwaarden.

HOOFDSTUK IV. - Ongevallen- en brandpreventie
Art.6. Vóór de tenuitvoerlegging van het project en vóór elke wijziging van de plaats of de exploitatieomstandigheden die de risico's voor brand of voor de verspreiding ervan zouden kunnen wijzigen, raadpleegt de exploitant de territoriaal bevoegde brandweerdienst over de te treffen maatregelen en de aan te wenden uitrustingen inzake de preventie en de bestrijding van brand en ontploffingen, met inachtneming van de bescherming van de bevolking en het leefmilieu.

Art.7. De exploitant neemt alle maatregelen om ontsnapping van de dieren te voorkomen en om de veiligheid van het publiek te garanderen d.m.v. geschikte omheiningen of sluitbomen.

HOOFDSTUK V. - Water
Art.8. Het regenwater afkomstig van de daken van de gebouwen waarin de banen zijn aangelegd wordt afgevoerd naar een regenbak die van een overlooppijp voorzien is. Het overtollige water wordt afgevoerd naar kunstmatige afvoerwegen of naar de oppervlaktewateren.

HOOFDSTUK VI. - Lucht
Art.9. Bij droog weer moet de exploitant de banen bevochtigen om massaal wegvliegen van stofdeeltjes te voorkomen. Het gebruik van andere vloeistoffen dan water daartoe is verboden.

HOOFDSTUK VII. - Afvalbeheer
Art.10. Als de dierlijke mest niet op de baan mag blijven, wordt hij naar de mestvaalt afgevoerd.
  Bij gebrek aan een valorisatie door de exploitant wordt de dierlijke mest naar een landbouwer overgebracht overeenkomstig artikel R.212 van Boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt, of door een erkende ophaler weggehaald.

HOOFDSTUK VIII. - Controle en toezicht
Art.11. In de inrichtingen die voor het publiek toegankelijk zijn wordt een huishoudelijk reglement op zichtbare wijze aangeplakt. Dat reglement vermeldt op zijn minst de volgende gegevens :
  1° de uren van gebruik van de baan;
  2° de verplichting om respect te tonen voor de buurt.

HOOFDSTUK IX. - Wijzigingsbepalingen
Art.12. In artikel 3, 1°, van het besluit van de Waalse Regering van 13 juni 2013 besluit van de Waalse Regering van 13 juni 2013 tot bepaling van de sectorale voorwaarden betreffende de opslag van gewasbeschermingsmiddelen voor beroepsgebruik en tot wijziging van het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 2002 betreffende de procedure en diverse maatregelen voor de uitvoering van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning alsook van het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 2002 tot bepaling van de lijst van de aan een milieueffectstudie onderworpen projecten en van de ingedeelde installaties en activiteiten worden de woorden " vóór de inwerkingtreding van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning " vervangen door de woorden " vóór de inwerkingtreding van dit besluit ".

Art.13. In artikel 24, tweede lid, van hetzelfde besluit, worden de woorden " de artikelen 8, 12, 13 en 18 " vervangen door de woorden " de artikelen 12, 13 en 18 ".

HOOFDSTUK X. - Slot- en overgangsbepalingen
Art.14. De hoofdstukken I tot VIII zijn van toepassing op de bestaande inrichtingen.
  In afwijking van het eerste lid zijn de artikelen 3 en 8 niet van toepassing op de bestaande inrichtingen.

Art. 15. De Minister van Leefmilieu is belast met de uitvoering van dit besluit.