11 APRIL 2019. - Besluit van de Waalse Regering tot wijziging van verschillende besluiten betreffende het beheer van gevaar voor punctuele vervuiling in verband met de hantering van fytofarmaceutische producten en effluenten
HOOFDSTUK I. - Wijziging in het besluit van de Waalse Regering van 29 november 2007 tot bepaling van de integrale voorwaarden betreffende de verdeelinstallaties van vloeibare koolwaterstoffen met een vlampunt dat hoger is dan 55 °C en gelijk aan 100 °C of minder, voor motorvoertuigen, met het oog op andere handelsdoeleinden dan verkoop aan het publiek, zoals de verdeling van koolwaterstoffen voor motorvoertuigen in eigen beheer of voor eigen gebruik, met maximum twee pistolen en voor zover de opslagcapaciteit van de opslagplaats voor koolwaterstoffen gelijk is aan 3 000 liter of meer en kleiner is dan 25 000 liter
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Wijzigingen in het besluit van de Waalse Regering van 11 juli 2013 betreffende een pesticidengebruik dat verenigbaar is met de duurzame ontwikkeling en tot wijziging van Boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt en het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 5 november 1987 betreffende het opmaken van een verslag over de toestand van het Waalse leefmilieu
Art. 2-13
HOOFDSTUK III. - Overgangs- en slotbepalingen.
Art. 14-16
BIJLAGEN.
Art. N
HOOFDSTUK I. - Wijziging in het besluit van de Waalse Regering van 29 november 2007 tot bepaling van de integrale voorwaarden betreffende de verdeelinstallaties van vloeibare koolwaterstoffen met een vlampunt dat hoger is dan 55 °C en gelijk aan 100 °C of minder, voor motorvoertuigen, met het oog op andere handelsdoeleinden dan verkoop aan het publiek, zoals de verdeling van koolwaterstoffen voor motorvoertuigen in eigen beheer of voor eigen gebruik, met maximum twee pistolen en voor zover de opslagcapaciteit van de opslagplaats voor koolwaterstoffen gelijk is aan 3 000 liter of meer en kleiner is dan 25 000 liter
Artikel 1. Artikel 18 van het besluit van de Waalse Regering van 29 november 2007 tot bepaling van de integrale voorwaarden betreffende de verdeelinstallaties van vloeibare koolwaterstoffen met een vlampunt dat hoger is dan 55 °C en gelijk aan 100 °C of minder, voor motorvoertuigen, met het oog op andere handelsdoeleinden dan verkoop aan het publiek, zoals de verdeling van koolwaterstoffen voor motorvoertuigen in eigen beheer of voor eigen gebruik, met maximum twee pistolen en voor zover de opslagcapaciteit van de opslagplaats voor koolwaterstoffen gelijk is aan 3 000 liter of meer en kleiner is dan 25 000 liter, wordt aangevuld met een lid, luidend als volgt:
"In afwijking van het eerste lid en onverminderd de toepassing van artikel 17, voor de bevoorradingsplaatsen en de vullingsruimtes in combinatie met de ruimtes voor de hantering van fytofarmaceutische producten die in het kader van landbouwactiviteiten in de zin van artikel D.3, 1°, van het Waalse Landbouwwetboek, zijn vastgesteld, kan de afwatering van de gecombineerde ruimte worden uitgevoerd volgens twee circuits: een specifiek circuit voor de fytofarmaceutische effluenten dat niet door de koolwaterstofafscheider gaat en een tweede circuit voor alle andere effluenten en regenwater dat door de koolwaterstofafscheider gaat
HOOFDSTUK II. - Wijzigingen in het besluit van de Waalse Regering van 11 juli 2013 betreffende een pesticidengebruik dat verenigbaar is met de duurzame ontwikkeling en tot wijziging van Boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt en het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 5 november 1987 betreffende het opmaken van een verslag over de toestand van het Waalse leefmilieu
Art.2. Artikel 10 van het besluit van de Waalse Regering van 11 juli 2013 betreffende een pesticidengebruik dat verenigbaar is met de duurzame ontwikkeling en tot wijziging van Boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt en het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 5 november 1987 betreffende het opmaken van een verslag over de toestand van het Waalse leefmilieu, wordt aangevuld met de punten 10°, 11°, 12°, 13°, 14° et 15°, luidend als volgt:
"10° waterdichte ruimte: een ruimte die met een waterdicht alsook mechanisch en chemisch bestendig materiaal overdekt is om insijpeling in de grond van fytofarmaceutische producten en hun toevoegingsstoffen te voorkomen;
11° gedelegeerd adviesorgaan: de vzw "PROTECT'eau";
12° externe dienstverlener : een operator buiten het bedrijf die het op het bedrijf opgeslagen effluent behandelt met behulp van een mobiel behandelingssysteem;
13° bodem bedekt met een grasachtige vegetatie: een vlak oppervlak dat bedekt is met permanente grasachtige vegetatie, duidelijk geïdentificeerd en bestemd voor de hantering van fytofarmaceutische producten. Het mag in geen geval een weiland zijn dat door dieren wordt gebruikt;
14° biologisch substraat : een mengsel van verschillende materialen, met inbegrip van organische materialen zoals stro of compost, waarvan de samenstelling en textuur de ontwikkeling van biomassa mogelijk maken die de residuen van bestrijdingsmiddelen afbreekt en tegelijkertijd de vorming van preferentiële kanalen voorkomt;
15° behandelingssysteem: elk fysisch, chemisch of biologisch procédé voor de behandeling van fytofarmaceutische effluenten, met uitzondering van systemen die gebaseerd zijn op het verdunningsprincipe.".
Art.3. Artikel 12 van hetzelfde besluit wordt gewijzigd als volgt:
1° paragraaf 1wordt vervangen door wat volgt :
§ 1 De hanteringsverrichtingen van fytofarmaceutische producten voor beroepsgebruik en hun toevoegingsstoffen vinden plaats in een akker of op een bodem bedekt met een grasachtige vegetatie of een waterdichte oppervlakte.
Het door fytofarmaceutische producten verontreinigde water geloosd op de waterdichte oppervlakte wordt gedraineerd naar een behandelingssysteem. Het kan ook worden opgeslagen voor verdere behandeling door een externe dienstverlener of in afwachting van het ophalen door een ophaler die is erkend krachtens het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen.
Dankzij de verzamelleiding voor water afkomstig van die oppervlakte kan het water verontreinigd door fytofarmaceutische producten afgezonderd worden van het regenwater
De lengte en breedte van de waterdichte oppervlakte of de oppervlakte bestaande uit een bodem bedekt met een grasachtige vegetatie moet ten minste gelijk zijn aan de lengte en breedte van het verstuivingsmateriaal, met de oprijplaten opgevouwen, verhoogd met drie meter om de professionele gebruiker in staat te stellen zich gemakkelijk over het verstuivingsmateriaal te bewegen.;
2° tussen paragraaf 2 en paragraaf 3 wordt een nieuw paragraaf 2/1 ingevoegd, luidend als volgt:
" § 2/1. Wanneer de fytofarmaceutische effluenten vóór de behandeling worden opgeslagen, wordt deze opslag uitgevoerd in een bufferopslagtank waarvan de kenmerken, met uitzondering van de capaciteit, identiek zijn aan de voorwaarden met betrekking tot de retentievoorziening zoals bepaald in artikel 5 van het besluit van de Waalse Regering van 13 juni 2013 tot bepaling van de integrale voorwaarden voor de opslag van gewasbeschermingsmiddelen voor beroepsgebruik
De capaciteit ervan is voldoende om de fytofarmaceutische effluenten vóór de behandeling op te slaan en overloop te voorkomen.
Indien de bufferopslagtank is begraven, zijn de kenmerken ervan identiek aan die welke in het eerste lid zijn omschreven, onverminderd de specifieke verplichtingen met betrekking tot de voorkomingsgebieden inzake waterwinning en opgenomen in de artikelen R.166 en R.167 van Boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt.
De in lid 2 bedoelde capaciteit wordt berekend op basis van het totale volume van de in een jaar geproduceerde fytofarmaceutische effluenten en de verwerkingscapaciteit van het gebruikte behandelingssysteem of de frequentie waarmee de gebruiker een beroep doet op een externe dienstverlener of een erkende ophaler als bedoeld in lid 1.;
3° in paragraaf 3, worden de woorden "een het bewijs van de afmetingen van de bufferopslag" ingevoegd tussen het woord "bewijzen" en de woorden "ter beschikking".
4° het wordt aangevuld met de paragrafen 4 en 5, luidend als volgt :
" § 4. De voorwaarden voor het aanleggen van de waterdichte oppervlakte of de oppervlakte bestaande uit een bodem bedekt met een grasachtige vegetatie worden vastgesteld overeenkomstig de afstanden die zijn bepaald in artikel 4 het besluit van 13 juni 2013 tot bepaling van de integrale voorwaarden voor de opslag van gewasbeschermingsmiddelen voor beroepsgebruik
§ 5. Bij het vullen, spoelen of in- en uitwendige reiniging van het verstuivingsmateriaal in het veld wordt aan de volgende voorwaarden voldaan:
1° voor het vullen van de tank is een functioneel anti-terugkeersysteem geïnstalleerd op de tank zelf of losgekoppeld van de sproeier;
2° voor het spoelen en reinigen van de binnenkant van de tank en het sproeicircuit is een tank met spoelwater aan boord of aan te sluiten op de sproeiapparatuur uitgerust met een minimumvolume dat gelijk is aan:
a) tien procent van het nominale volume, indien de tank is uitgerust met een interne sproeikop;
b) twintig procent van het nominale volume van de tank, indien er geen interne sproeikop is;
3° voor de externe reiniging: een spoelwatertank aan boord of aan te sluiten op het verstuivingsmateriaal, dat ook kan worden gebruikt voor het spoelen of inwendig reinigen van de tank en het sproeicircuit, alsmede een lans of pistool met een slang die lang genoeg is om rond het verstuivingsmateriaal te kunnen werken en die is aangesloten op een pomp."
Art.4. In hetzelfde besluit wordt een artikel 12/1 ingevoegd, luidend als volgt :
" Art. 12/1. De waterdichte oppervlakte mag worden gebruikt voor andere doeleinden dan het hanteren van fytofarmaceutische producten en het reinigen van materiaal dat voor de toepassing van fytofarmaceutische producten wordt gebruikt, op voorwaarde dat de verschillende soorten water of verontreinigende stoffen die op deze oppervlakte worden geloosd, niet worden gemengd met de fytofarmaceutische effluenten en worden beheerd in overeenstemming met de geldende wetgeving.
Deze oppervlakte kan niet tegelijkertijd voor meerdere doeleinden worden gebruikt.".
Art.5. In hetzelfde besluit wordt een artikel 13/1 ingevoegd, luidend als volgt :
"Art.13/1. De in artikel 12, § 1, tweede en derde lid, bedoelde uitrustingen zijn niet verplicht wanneer de waterdichte oppervlakte alleen wordt gebruikt voor het vullen van de tank die bestemd is voor het mengen van fytofarmaceutische producten voor beroepsgebruik met water voordat deze worden toegepast, indien ze het volgende bevat:
1° hetzij een systeem waarmee het vullen automatisch kan worden gestopt, zoals een Volumeteller met automatische stop of een elektronische meter die op de watertoevoer is aangesloten
2° hetzij een intermediaire helderwatertank met een volume dat maximaal gelijk is aan het volume van de sproeier;
3° hetzij een systeem dat het mogelijk maakt de aandacht van de bediener tijdens het vullen vast te houden, zoals een fluitjesalarmsysteem of een "no stress"-systeem dat voortdurend door de bediener in zijn positie moet worden gehouden om het vullen mogelijk te maken.".
Art.6. In artikel 14 van hetzelfde besluit worden de woorden "een waterloop, een vijver of" opgeheven.
Art.7. In hetzelfde besluit, in hoofdstuk II, afdeling 4, onderafdeling 4, wordt een nieuw artikel 14/1 ingevoegd, luidend als volgt:
"Art.14/1. § 1. Professionele gebruikers van fytofarmaceutische producten geven jaarlijks aan hoe zij hun fytofarmaceutische effluenten beheren, hetzij via het modelformulier bedoeld in bijlage 3, hetzij via de verzamelaanvraag in de zin van artikel D.22. van het Waalse landbouwwetboek.
Het formulier wordt per gewone post of per e-mail naar het op het formulier vermelde adres gestuurd.
Indien de professionele gebruiker een behandelingssysteem gebruikt, zorgt hij ervoor dat het voldoende gedimensioneerd is overeenkomstig de specificaties van het systeem. De elementen die de dimensionering mogelijk maakten, worden ter beschikking gehouden van de personeelsleden bedoeld in artikel D.140 van Boek I van het Milieuwetboek. Dit kan een verslag zijn van een technisch bezoek dat op verzoek van de gebruiker door de gedelegeerde adviesinstelling is uitgevoerd.
§ 2. Professionele gebruikers houden een register bij van de wijze waarop zij hun fytofarmaceutische effluenten beheren. Dit register bevat ten minste de volgende informatie:
1° de aard van de uitgevoerde verrichtingen, met inbegrip van jaarlijks onderhoud, substraatvernieuwing, reparatie, bufferopslag, behandeling of verwijdering van de effluenten;
2° de datum van de verrichting;
3° indien van toepassing, de hoeveelheid opgeslagen, behandeld of verwijderd effluent en de in het effluent aanwezige fytofarmaceutische producten;
4° de operatoridentificatie;
5° de behandelingsmethode.".
Art.8. In artikel 15 van hetzelfde besluit wordt het tweede lid vervangen als volgt :
" In voorkomend geval kan de in lid 1 bedoelde handeling worden uitgevoerd met behulp van een spoelingssyteem van de kannen, dat op de verplaatsbare tank geplaatst wordt of erop aansluitbaar is.".
Art.9. § 1. In artikel 16, paragraaf 1, tweede lid, van hetzelfde besluit, worden de woorden "of resterende tankbodem" ingevoegd tussen de woorden "de tankbodem" en de woorden "voortvloeiend uit een eerste gebruik".
§ 2. In artikel 16, § 2, van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° de woorden "een installatie" vervangen door de woorden "een systeem";
2° na de woorden "fytofarmaceutische effluenten" worden de volgende woorden toegevoegd "of opgeslagen met het oog op verdere behandeling door een externe dienstverlener of in afwachting van een verwijdering door een ophaler die is erkend krachtens het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen.".
Art.10. In artikel 17 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° het eerste lid wordt aangevuld als volgt :
" of met het oog op verdere behandeling door een externe dienstverlener of door een behandelingssysteem dat is aangepast aan onverdunde effluenten, onverminderd de toepassing van de afvalstoffenwetgeving;
2° artikel 17 wordt aangevuld met twee leden, luidend als volgt :
"Op voorwaarde dat zij hun volledige doeltreffendheid behouden, kan de ongebruikte totale herbicidenpap voor verder gebruik als gelokaliseerde behandeling met een sproeislang of een rugsproeier of door boomstronken in te spuiten of te borstelen worden behouden Ze worden beschouwd als kant-en-klare fytofarmaceutische producten en worden opgeslagen in de opslagruimte van de producten met een adequate identificatie.
Als de hoeveelheid ongebruikte pap zodanig is dat opslag in de opslagruimte niet mogelijk is, wordt deze in de sproeitank bewaard die op de vulruimte geparkeerd blijft.".
Art.11. In hetzelfde besluit wordt een artikel 17/1 ingevoegd, luidend als volgt :
"Art.17/1. § 1. Restwater afkomstig van behandelingssystemen wordt niet geloosd in rioleringen of in oppervlakte- of grondwater.
Restwater wordt ofwel op het veld of op een bodem bedekt met een grasachtige vegetatie toegepast of hergebruikt voor de bereiding van een latere totale herbicidenbehandeling onder de verantwoordelijkheid van de gebruiker.
In geval van opslag van restwater vóór toepassing wordt de opslag uitgevoerd:
1° hetzij, in de bufferopslagtank voor dierlijke mest overeenkomstig de geldende wetgeving voor de opslag van dierlijke mest, met name het programma voor het duurzaam beheer van stikstof in de landbouw;
2° hetzij, in een bufferopslagtank waarvan de kenmerken, met uitzondering van de capaciteit, identiek zijn aan de voorwaarden met betrekking tot de retentievoorziening zoals bepaald in artikel 5 van het besluit van de Waalse Regering van 13 juni 2013 tot bepaling van de integrale voorwaarden voor de opslag van gewasbeschermingsmiddelen voor beroepsgebruik.
§ 2. De substraten van een verwerkingssysteem dat werkt met een biologisch substraat worden gemengd met vaste dierlijke mest, zoals mest en groenafval of stadscompost. Het biologische substraat dat het systeem voedt wordt regelmatig vernieuwd volgens de specificaties van de fabrikant of adviseur
De substraten worden met deze organische grondverbeteringsmiddelen verspreid met een maximum van één kubieke meter per hectare gewas of grasland in overeenstemming met de geldende wetgeving voor de verspreiding van organische grondverbeteringsmiddelen, met name het programma voor het duurzame beheer van stikstof in de landbouw
Wanneer verzadigde substraten vóór de verspreiding met de bovengenoemde organische grondverbeteringsmiddelen worden opgeslagen, moet de opslag voldoen aan de geldende wetgeving inzake de opslag van deze organische grondverbeteringsmiddelen, met name het programma voor het duurzaam beheer van stikstof in de landbouw.
§ 3. Afval van een behandelingssysteem, met name filterhouders zoals actieve kool, membranen en filters, of vloeibare of vaste concentraten van fysische scheidingsprocessen, moet worden verwijderd in volgens de toepasselijke wetgeving inzake gevaarlijke afvalstoffen.".
Art.12. Artikel 18 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met tweede lid, luidend als volgt:
"De voorwaarden voor de vestiging van de installaties voor de opslag van fytofarmaceutische effluenten voor de behandeling of voor de vestiging van opslagfaciliteiten voor afval- of restwater van de behandeling en voor de vestiging van behandelingssystemen zelf, worden vastgesteld overeenkomstig de afstanden die zijn bepaald in artikel 4 van het besluit van 13 juni 2013 tot bepaling van de integrale voorwaarden voor de opslag van gewasbeschermingsmiddelen voor beroepsgebruik.".
Art.13. In hetzelfde besluit wordt een bijlage 3 ingevoegd die als bijlage I bij dit besluit is gevoegd.
HOOFDSTUK III. - Overgangs- en slotbepalingen.
Art.14. § 1. Behandelingssystemen of opslagfaciliteiten voor fytofarmaceutische effluenten, restwater of behandelingsafvalstoffen die vóór de inwerkingtreding van dit besluit zijn geïnstalleerd, blijven bruikbaar, mits aan de in dit artikel genoemde voorwaarden wordt voldaan.
§ 2. De houders van de in paragraaf 1 bedoelde behandelingssystemen stellen de administratie binnen zes maanden na de inwerkingtreding van dit besluit per aangetekende zending met ontvangstbewijs in kennis van het type systeem dat wordt gehanteerd en de begindatum van het gebruik volgens het modelformulier in bijlage 2 bij dit besluit.
§ 3. Behandelingssystemen of opslaginstallaties voor fytofarmaceutische effluenten, restwater of afval van de in paragraaf 1 bedoelde behandeling zijn niet schadelijk voor het milieu, zoals:
1° elke directe lozing in oppervlaktewater, grondwater of rioolwater;
2° de niet-naleving van de voorwaarden voor het beheer van restwater, substraten en andere behandelingsbijproducten overeenkomstig artikel 11 van dit besluit;
3° een slechte staat en onderhoud van het systeem, met inbegrip van het ontbreken van het in artikel 7 van dit besluit bedoelde register;
4° een ontoereikende en ongeschikte dimensionering van het systeem of opslag in verhouding tot de hoeveelheid fytofarmaceutische effluenten die momenteel op het bedrijf wordt geproduceerd.
Onverminderd de bevoegdheden van de vaststellende beambten als bedoeld in artikel D.140 van Boek I van het Milieuwetboek, kan een verslag van een technisch bezoek dat op verzoek van de gebruiker door de gedelegeerde adviesinstelling is uitgevoerd, getuigen van de naleving van de in paragraaf 3, eerste lid, gestelde voorwaarden.
Alle bewijsstukken moeten ter beschikking worden gehouden van de personeelsleden bedoeld in artikel D.140 van Boek I van het Milieuwetboek.
Art.15. Artikel 12, § 1, vierde lid, en artikel 12, § 4, van het besluit van de Waalse Regering van 11 juli 2013 betreffende een pesticidengebruik dat verenigbaar is met de duurzame ontwikkeling en tot wijziging van Boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt en het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 5 november 1987 betreffende het opmaken van een verslag over de toestand van het Waalse leefmilieu, zijn niet van toepassing op de waterdichte oppervlakten die zijn ingericht vóór de inwerkingtreding van dit besluit.
Art.16. De Minister van Leefmilieu is belast met de uitvoering van dit besluit.
BIJLAGEN.
Art. N. Bijlage 1 tot en met 2. (NOTA : Bijlagen niet vertaald, zie Franse versie)