Details





Titel:

10 APRIL 2024. - Besluit van de Waalse Regering van 10 april 2024 tot wijziging van diverse bepalingen betreffende de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten, met het oog op de gedeeltelijke omzetting van de Richtlijnen (EU) 2023/959 en 2023/958 van het Europees Parlement en de Raad van 10 mei 2023



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - ALGEMENE BEPALING
Art. 1
HOOFDSTUK II. - WIJZIGINGEN IN HET BESLUIT VAN DE WAALSE REGERING VAN 4 JULI 2002 BETREFFENDE DE PROCEDURE EN DIVERSE MAATREGELEN VOOR DE UITVOERING VAN HET DECREET VAN 11 MAART 1999 BETREFFENDE DE MILIEUVERGUNNING
Art. 2-3
HOOFDSTUK III. - WIJZIGINGEN IN HET BESLUIT VAN DE WAALSE REGERING VAN 22 JUNI 2006 TOT OPSTELLING VAN DE LIJST VAN DE BROEIKASGASUITSTOTENDE INSTALLATIES EN ACTIVITEITEN BEDOELD IN HET DECREET VAN 10 NOVEMBER 2004 TOT INVOERING VAN EEN REGELING VOOR DE HANDEL IN BROEIKASGASEMISSIERECHTEN, TOT OPRICHTING VAN EEN "FONDS WALLON KYOTO" EN BETREFFENDE DE FLEXIBILITEITSMECHANISMEN VAN HET PROTOCOL VAN KYOTO
Art. 4-8
HOOFDSTUK IV. - SLOTBEPALINGEN
Art. 9-10



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2002027817  2006202146 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

HOOFDSTUK I. - ALGEMENE BEPALING
Artikel 1. Bij dit besluit worden de volgende richtlijnen gedeeltelijk omgezet:
  1° Richtlijn (EU) 2023/959 van het Europees Parlement en de Raad van 10 mei 2023 tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG tot vaststelling van een systeem voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Unie en Besluit (EU) 2015/1814 betreffende de instelling en de werking van een marktstabiliteitsreserve voor de EU-regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten
  2° Richtlijn (EU) 2023/958 van het Europees Parlement en de Raad van 10 mei 2023 tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG wat betreft de bijdrage van de luchtvaart aan de emissiereductiedoelstelling van de Unie voor de hele economie en de passende toepassing van een wereldwijde marktgebaseerde maatregel.

HOOFDSTUK II. - WIJZIGINGEN IN HET BESLUIT VAN DE WAALSE REGERING VAN 4 JULI 2002 BETREFFENDE DE PROCEDURE EN DIVERSE MAATREGELEN VOOR DE UITVOERING VAN HET DECREET VAN 11 MAART 1999 BETREFFENDE DE MILIEUVERGUNNING
Art.2. In artikel 19, § 3, eerste lid, van het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 2002 betreffende de procedure en diverse maatregelen voor de uitvoering van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning, voor het laatst gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 17 februari 2022, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  a) punt 3° wordt vervangen door wat volgt:
  "3° het monitoringplan goedgekeurd door het "Agence wallonne de l'air et du Climat" (Waals Agentschap voor Lucht en Klimaat) overeenkomstig het besluit van de Waalse Regering van 17 februari 2022 tot bepaling van de sectorale voorwaarden betreffende de bedrijven die een activiteit met broeikasgasemissies uitoefenen;";
  b) punt 5° wordt vervangen door wat volgt:
  "5° de verplichting om tegen 30 september emissierechten in te leveren die overeenstemmen met de totale broeikasgasemissies van de inrichting tijdens het voorgaande kalenderjaar zoals bevestigd overeenkomstig artikel 10 van het decreet van 10 november 2004 tot invoering van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten, tot oprichting van een "Fonds wallon Kyoto" en betreffende de flexibiliteitsmechanismen van het Protocol van Kyoto. ";
  c) in het tweede lid worden de woorden "installaties en" opgeheven.

Art.3. In artikel 46, § 3, lid 1, van hetzelfde besluit, voor het laatst gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 17 februari 2022, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  a) punt 3° wordt vervangen door wat volgt:
  "3° het monitoringplan goedgekeurd door het "Agence wallonne de l'air et du Climat" (Waals Agentschap voor Lucht en Klimaat) overeenkomstig het besluit van de Waalse Regering van 17 februari 2022 tot bepaling van de sectorale voorwaarden betreffende de bedrijven die een activiteit met broeikasgasemissies uitoefenen;";
  b) punt 5° wordt vervangen door wat volgt:
  "5° de verplichting om tegen 30 september emissierechten in te leveren die overeenstemmen met de totale broeikasgasemissies van de inrichting tijdens het voorgaande kalenderjaar zoals bevestigd overeenkomstig artikel 10 van het decreet van 10 november 2004 tot invoering van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten, tot oprichting van een "Fonds wallon Kyoto" en betreffende de flexibiliteitsmechanismen van het Protocol van Kyoto. ";
  c) in het tweede lid worden de woorden "installaties en" opgeheven.

HOOFDSTUK III. - WIJZIGINGEN IN HET BESLUIT VAN DE WAALSE REGERING VAN 22 JUNI 2006 TOT OPSTELLING VAN DE LIJST VAN DE BROEIKASGASUITSTOTENDE INSTALLATIES EN ACTIVITEITEN BEDOELD IN HET DECREET VAN 10 NOVEMBER 2004 TOT INVOERING VAN EEN REGELING VOOR DE HANDEL IN BROEIKASGASEMISSIERECHTEN, TOT OPRICHTING VAN EEN "FONDS WALLON KYOTO" EN BETREFFENDE DE FLEXIBILITEITSMECHANISMEN VAN HET PROTOCOL VAN KYOTO
Art.4. In het opschrift van het besluit van de Waalse Regering van 22 juni 2006 tot opstelling van de lijst van de broeikasgasuitstotende installaties en activiteiten bedoeld in het decreet van 10 november 2004 tot invoering van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten, tot oprichting van een "Fonds wallon Kyoto" en betreffende de flexibiliteitsmechanismen van het Protocol van Kyoto worden de woorden "installaties en" opgeheven.

Art.5. In artikel 1 van hetzelfde besluit, voor het laatst gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 16 mei 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in het eerste lid, worden de woorden "de installaties en activiteiten" vervangen door de woorden "de activiteiten van de vaste installaties";
  2° in het tweede lid worden de woorden "bijlage I/1" vervangen door de woorden "bijlage 2".

Art.6. In hetzelfde besluit wordt een artikel 1/2 ingevoegd, luidend als volgt:
  "Artikel 1/2. De exploitant van een installatie kan besluiten om onder het decreet van 10 november 2004 te blijven vallen tot het einde van de lopende periode of tot het einde van de volgende periode wanneer de installatie:
  1° binnen het toepassingsgebied valt van het decreet van 10 november 2004 wegens de exploitatie van verbrandingseenheden met een totaal nominaal thermisch vermogen van meer dan 20 MW, en;
  2° haar productieprocessen wijzigt om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen en niet langer voldoet aan de drempel van 20 MW.
  Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder "periode" verstaan de periode van vijf jaar bedoeld in artikel 3, § 2, eerste lid, van het decreet van 10 november 2004.
  De exploitant van de installatie brengt het "Agence wallonne de l'air et du climat" op de hoogte van zijn keuze.
  Het "Agence wallonne de l'air et du climat" brengt de Nationale Klimaatcommissie, voor kennisgeving aan de Europese Commissie, op de hoogte van de wijzigingen aan de lijst die bij de Europese Commissie werd ingediend overeenkomstig artikel 3, § 2, van het decreet van 10 november 2004. ".

Art.7. In bijlage I bij hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 13 december 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht
  1° punt 1 wordt vervangen door wat volgt:
  "1. De volgende installaties vallen niet onder deze bijlage:
  a) de installaties of delen van installaties die voor onderzoek, ontwikkeling en het testen van nieuwe producten en processen worden gebruikt;
  b) de installaties waarin de emissies uit de verbranding van biomassa gemiddeld voor meer dan 95% bijdragen tot de totale gemiddelde broeikasgasemissies van de installatie over de voorafgaande periode.
  Voor de toepassing van punt 1, b),
  1° wordt onder periode verstaan, de periode van vijf jaar bedoeld in artikel 3, § 2, eerste lid, van het decreet van 10 november 2004;
  2° is de bedoelde biomassa, de biomassa die voldoet aan de criteria vastgesteld door de uitvoeringsbesluiten aangenomen door de Europese Commissie overeenkomstig artikel 14, § 1, van richtlijn 2003/87/EG. ";
  2° punt 3 wordt vervangen door wat volgt:
  "3. Wanneer het totale nominaal thermisch ingangsvermogen van een installatie wordt berekend met het oog op het nemen van een besluit inzake de opneming ervan in de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten, worden het nominaal thermisch ingangsvermogen van alle technische eenheden die deel uitmaken van de installatie en waarin brandstoffen worden verbrand, bij elkaar opgeteld. Deze eenheden kunnen onder andere alle soorten stookketels, branders, turbines, verwarmingstoestellen, ovens, verbranders, gloeiovens, draaiovens, droogovens, drogers, motoren, brandstofcellen, chemische looping- verbrandingseenheden, fakkels en thermische of katalytische naverbranders omvatten. Eenheden met een nominaal thermisch ingangsvermogen van minder dan 3 MW worden bij deze berekening buiten beschouwing gelaten. ";
  3° de tabel onder 5. wordt vervangen door volgt:


Activiteiten Broeikasgassen
Verbranding van brandstof in installaties met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 20 MW (met uitzondering van installaties voor het verbranden van gevaarlijke afvalstoffen of gemeentelijk afval)
  Vanaf 1 januari 2024, verbranding van brandstoffen in installaties voor de verbranding van stedelijk afval met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 20 MW, uitsluitend voor de toepassing van artikel 10, paragraaf 1, van het decreet van 10 november 2004.
Kooldioxide
Olieraffinage, waarbij verbrandingseenheden met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 20 MW worden gebruikt. Kooldioxide
Productie van cokes Kooldioxide
Roosten of sinteren, met inbegrip van pelletiseren, van ertsen (met inbegrip van zwavelhoudend erts) Kooldioxide
Productie van ijzer of staal (primaire of secundaire smelting) inclusief continugieten, met een capaciteit van meer dan 2,5 t per uur Kooldioxide
Productie of verwerking van ferrometalen (inclusief ferrolegeringen) waarbij verbrandingseenheden met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 20 MW worden gebruikt. De verwerking omvat, onder andere, walserijen, herverhitters, gloeiovens, smederijen, gieterijen, coating en beitsen Kooldioxide
Productie van primair aluminium of aluminiumoxide Kooldioxide en perfluorkoolstoffen
Productie van secundair aluminium waarbij verbrandingseenheden met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 20 MW worden gebruikt Kooldioxide
Productie of verwerking van non-ferrometalen, inclusief productie van legeringen, raffinage, gieterij, enz., waarbij verbrandingseenheden met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen (inclusief brandstoffen gebruikt als reduceermiddel) van meer dan 20 MW worden gebruikt. Kooldioxide
Productie van cementklinkers in draaiovens met een productiecapaciteit van meer dan 500 t per dag of in andere ovens met een productiecapaciteit van meer dan 50 t per dag Kooldioxide
Productie van kalk of het calcineren van dolomiet of magnesiet in draaiovens of in andere ovens met een productiecapaciteit van meer dan 50 t per dag Kooldioxide
Fabricage van glas, met inbegrip van de fabricage van glasvezels, met een smeltcapaciteit van meer dan 20 t per dag Kooldioxide
Fabricage van keramische producten door middel van verhitting, met name dakpannen, bakstenen, vuurvaste stenen, tegels, aardewerk of porselein, met een productiecapaciteit van meer dan 75 t per dag Kooldioxide
Fabricage van isolatiemateriaal uit minerale wol met gebruikmaking van glas, steen of slakken met een smeltcapaciteit van meer dan 20 t per dag Kooldioxide
Drogen of calcineren van gips of het produceren van gipsplaten en andere gipsproducten, met een productiecapaciteit van gecalcineerd gips of droog secundair gips van meer dan 20 ton per dag. Kooldioxide
Productie van pulp uit hout of andere vezelhoudende materialen Kooldioxide
Productie van papier of karton met een productiecapaciteit van meer dan 20 t per dag Kooldioxide
Productie van roet waarbij organische stoffen zoals olie, teer, kraak- en destillatieresiduen worden verkoold, met een productiecapaciteit van meer dan 50 ton per dag. Kooldioxide
Productie van salpeterzuur Kooldioxide en distikstofoxide
Productie van adipinezuur Kooldioxide en distikstofoxide
Productie van glyoxal en glyoxylzuur Kooldioxide en distikstofoxide
Productie van ammoniak Kooldioxide
Productie van organische bulkchemicaliën door kraken, reforming, gedeeltelijke of volledige oxidatie of vergelijkbare processen, met een productiecapaciteit van meer dan 100 t per dag Kooldioxide
Productie van waterstof (H2) en synthesegas met een productiecapaciteit van meer dan 5 ton per dag Kooldioxide
Productie van natriumcarbonaat (Na2 CO 3) en natriumbicarbonaat (NaHCO3) Kooldioxide
Afvang van broeikasgassen, geproduceerd door installaties die onder deze richtlijn vallen, met het oog op hun vervoer en geologische opslag in een opslaglocatie waarvoor een vergunning is verleend krachtens Richtlijn 2009/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende de geologische opslag van kooldioxide en tot wijziging van Richtlijn 85/337/EEG van de Raad, Richtlijnen 2000/60/EG, 2001/80/EG, 2004/35/EG, 2006/12/EG en 2008/1/EG en Verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad. Kooldioxide
Vervoer van broeikasgassen voor geologische opslag in een opslaglocatie waarvoor krachtens Richtlijn 2009/31/EG een vergunning is verleend, met uitzondering van de emissies die onder een andere activiteit uit hoofde van richtlijn 2003/87/EG vallen. Kooldioxide
Geologische opslag van broeikasgassen op een opslaglocatie waarvoor een vergunning is verleend krachtens Richtlijn 2009/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende de geologische opslag van kooldioxide en tot wijziging van Richtlijn 85/337/EEG van de Raad, de Richtlijnen 2000/60/EG, 2001/80/EG, 2004/35/EG, 2006/12/EG en 2008/1/EG en Verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad Kooldioxide

Art.8. In bijlage I/1 bij hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 10 februari 2011, wordt de tabel vervangen door wat volgt:


LuchtvaartKooldioxide
Vluchten vanaf of naar een luchthaven gelegen op het grondgebied van een lidstaat onderworpen aan de bepalingen van het Europese verdrag
  Vluchten tussen luchtvaartterreinen die gelegen zijn in twee verschillende staten die zijn opgenomen in de overeenkomstig artikel 25 bis, § 3, van Richtlijn 2003/87/EG vastgestelde uitvoeringshandeling, en vluchten tussen Zwitserland of het Verenigd Koninkrijk en de staten die zijn opgenomen in de overeenkomstig artikel 25 bis, § 3, van Richtlijn 2003/87/EG vastgestelde uitvoeringshandeling, alsook, voor de toepassing van artikel 12, paragrafen 6 en 8, en artikel 28 quater van Richtlijn 2003/87/EG, elke andere vlucht tussen luchtvaartterreinen in twee verschillende derde landen, uitgevoerd door vliegtuigexploitanten die aan alle onderstaande voorwaarden voldoen:
  a) de vliegtuigexploitanten zijn in het bezit van een bewijs luchtvaartexploitant dat door een lidstaat is afgegeven of zijn geregistreerd in een lidstaat, met inbegrip van de ultraperifere gebieden, de onderhorigheden en de gebiedsdelen van die lidstaat, en
  b) zij produceren jaarlijks meer dan 10 000 ton CO2-emissies door het gebruik van luchtvaartuigen met een gecertificeerde maximale startmassa van meer dan 5 700 kg voor vluchten zoals bedoeld in deze bijlage, met uitzondering van vluchten die in dezelfde lidstaat, met inbegrip van de ultraperifere gebieden van die lidstaat, vertrekken en aankomen, vanaf 1 januari 2021; voor de toepassing van dit punt wordt geen rekening gehouden met de uitstoot van de volgende soorten vluchten:
  i) staatsvluchten;
  ii) humanitaire vluchten;
  iii) medische vluchten;
  iv) militaire vluchten;
  v) brandbestrijdingsvluchten;
  vi) vluchten voorafgaand aan of volgend op een humanitaire, medische of brandbestrijdingsvlucht, mits deze vluchten met hetzelfde luchtvaartuig worden uitgevoerd en noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de desbetreffende humanitaire, medische of brandbestrijdingsactiviteiten of voor het verplaatsen van het luchtvaartuig na deze activiteiten voor zijn volgende activiteit.
Van de definitie van vluchten zijn uitgesloten: 
a) vluchten die uitsluitend worden uitgevoerd voor het vervoer op een officiële dienstreis van een regerend vorst en zijn directe familie, staatshoofden, regeringsleiders en ministers van de regering van een ander land dan een lidstaat, wanneer dit wordt bevestigd door een overeenkomstige statusindicator in het vluchtplan;
  b) militaire vluchten die worden uitgevoerd door militaire luchtvaartuigen en vluchten die worden uitgevoerd door douane- en politiediensten;
  c) vluchten in verband met opsporing en redding, vluchten in het kader van brandbestrijding, humanitaire vluchten en medische noodvluchten waarvoor toestemming is verleend door de ter zake bevoegde autoriteit;
  d) vluchten die uitsluitend worden uitgevoerd volgens zichtvliegvoorschriften als bedoeld in bijlage 2 bij het Verdrag van Chicago;
  e) vluchten die eindigen op het luchtvaartterrein van waar het luchtvaartuig is opgestegen en tijdens welke geen tussenlanding is gemaakt;
  f) lesvluchten die uitsluitend worden uitgevoerd met als doel het behalen van een vliegbrevet, of van een bevoegdverklaring in het geval van cockpitpersoneel, wanneer dit wordt bevestigd door een overeenkomstige opmerking in het vluchtplan, met uitzondering van vluchten die dienen voor het vervoer van passagiers en/of lading en van veerdienstvluchten en positioneringsvluchten;
  g) vluchten die uitsluitend worden uitgevoerd met als doel wetenschappelijk onderzoek of het controleren, testen of certificeren van luchtvaartuigen of van grond- of boordapparatuur;
  h) vluchten die worden uitgevoerd door luchtvaartuigen met een gecertificeerde maximumstartmassa van minder dan 5 700 kg;
  i) vluchten, uitgevoerd in het kader van de openbaredienstverplichtingen die overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 2408/92 worden opgelegd op routes in de ultraperifere gebieden, zoals gedefinieerd in artikel 299, § 2, van het Verdrag, of op routes waar de aangeboden capaciteit 50 000 zitplaatsen per jaar niet overschrijdt;
  j) vluchten die zonder dit punt onder deze activiteit zouden vallen, uitgevoerd door commerciële luchtvervoersondernemingen die:
  - gedurende drie opeenvolgende periodes van vier maanden minder dan 243 vluchten per periode uitvoeren,, - vluchten met een totale emissie van minder dan 10 000 t per jaar uitvoeren.
Vluchten bedoeld in de punten l) en m) of die uitsluitend worden uitgevoerd voor het vervoer op een officiële dienstreis van een regerend vorst en zijn directe familie, staatshoofden, regeringsleiders en ministers van een regering van lidstaat, mogen krachtens dit punt niet worden uitgesloten;
  (k) van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2030, vluchten die, met uitzondering van dit punt, onder die activiteit zouden vallen, uitgevoerd door een niet-commerciële vliegtuigexploitant die vluchten uitvoert met een totale jaarlijkse emissie van minder dan 1 000 ton per jaar, met inbegrip van emissies van onder l) en m) bedoelde vluchten;
  l) vluchten van luchtvaartterreinen in Zwitserland naar luchtvaartterreinen in de EER;
  m) vluchten van luchthavens in het VK naar luchthavens in de EER.


HOOFDSTUK IV. - SLOTBEPALINGEN

Art.9. Dit besluit heeft uitwerking op 1 januari 2024 met uitzondering van artikel 7, 1° en 2°, dat op 1 januari 2026 in werking treedt.
Art. 10. De Minister van Leefmilieu en de Minister van Klimaat zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.