Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

1 APRIL 2010. - Besluit van de Waalse Regering betreffende de emissiegegevens i.v.m. de activiteiten die vanaf 2013 in de gemeenschappelijke regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten opgenomen zullen worden ingevolge de uitbreiding van het toepassingsveld van Richtlijn 2003/87/EG



Inhoudstafel:


Art. 1-7
BIJLAGEN.
Art. N1-N3



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. Artikel 9bis, § 2, van Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad wordt bij dit besluit omgezet.

Art.2. Dit besluit is van toepassing op de installaties of de activiteiten bedoeld in bijlage 1 en niet in de bijlage bij het besluit van de Waalse Regering van 22 juni 2006 tot bepaling van de lijst van de installaties en activiteiten die gespecificeerde broeikasgassen uitstoten en tot bepaling van de gespecificeerde broeikasgassen bedoeld in het decreet van 10 november 2004 tot invoering van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten, tot oprichting van een "Fonds wallon Kyoto" en betreffende de flexibiliteitsmechanismen van het Protocol van Kyoto.

Art.3. De exploitanten van de installaties of activiteiten waarop dit besluit van toepassing is geven de emissies i.v.m. die installaties of activiteiten aan die betrekking hebben op de broeikasgassen bedoeld in bijlage 1 en betreffende de jaren 2005 tot 2008.

Art.4. De emissies worden gecontroleerd en aangegeven overeenkomstig de beginselen die in bijlage 2 vastliggen.
  De aangifte wordt overeenkomstig de criteria die in bijlage 3 vastliggen onderzocht door een zelfstandige verificateur erkend krachtens het besluit van de Waalse Regering van 12 januari 2006 betreffende de verificatie van de rapportage van de gespecificeerde broeikasgasemissies.

Art.5. De aangifte wordt tegen 30 april 2010 overgemaakt aan het "Agence wallonne de l'Air et du Climat" (Waals agentschap voor de Lucht en het Klimaat).

Art.6. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art.7. De Minister van Leefmilieu is belast met de uitvoering van dit besluit.
  Namen, 1 april 2010.
  De Minister-President,
  R. DEMOTTE
  De Minister van Leefmilieu, Ruimtelijke Ordening en Mobiliteit,
  Ph. HENRY

BIJLAGEN.
Art. N1. Bijlage 1. - Categorieën activiteiten waarop dit besluit van toepassing is
  1. Installaties of delen van installaties die voor onderzoek, ontwikkeling en het testen van nieuwe producten en processen worden gebruikt, en installaties die uitsluitend biomassa gebruiken, vallen niet onder vallen niet onder dit besluit.
  2. De hieronder genoemde drempelwaarden hebben betrekking op de productiecapaciteit of op het vermogen.
  Wanneer in dezelfde installatie verscheidene, onder dezelfde categorie vallende activiteiten worden uitgevoerd, worden de vermogens van de activiteiten bij elkaar opgeteld.
  3. Wanneer het totale nominaal thermisch ingangsvermogen van een installatie wordt berekend met het oog op het nemen van een besluit inzake de opneming ervan in de Gemeenschapsregeling, worden het nominaal thermisch ingangsvermogen van alle technische eenheden die deel uitmaken van de installatie en waarin brandstoffen worden verbrand, bij elkaar opgeteld. Deze eenheden kunnen onder andere alle soorten stookketels, branders, turbines, verwarmingstoestellen, ovens, verbranders, gloeiovens, draaiovens, droogovens, drogers, motoren, brandstofcellen, chemische looping- verbrandingseenheden, fakkels en thermische of katalytische naverbranders omvatten. Eenheden met een nominaal thermisch ingangsvermogen van minder dan 3 MW en eenheden die uitsluitend biomassa gebruiken, worden bij deze berekening buiten beschouwing gelaten. Tot "eenheden die uitsluitend biomassa gebruiken" behoren ook eenheden waarin alleen bij het opstarten of uitschakelen fossiele brandstoffen worden gebruikt.
  4. Wanneer een eenheid gebruikt wordt voor een activiteit waarvoor de drempel niet is uitgedrukt als het totale nominaal thermisch ingangsvermogen, primeert de drempel voor deze activiteit bij het besluit inzake opneming in de Gemeenschapsregeling.
  5. Indien blijkt dat de capaciteitsdrempel van een van de in deze bijlage vermelde activiteiten in een installatie wordt overschreden, worden alle eenheden waarin brandstoffen worden verbrand, met uitzondering van eenheden voor de verbranding van gevaarlijke afvalstoffen of van huishoudelijk afval, opgenomen in de vergunning voor broeikasgasemissie.



  
  
Activiteiten Broeikasgassen
  
Verbranden van brandstof in installaties met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 20 MW (met uitzondering van installaties voor het verbranden van gevaarlijke afvalstoffen of gemeentelijk afval) Kooldioxide
  
Raffineren van aardoliën Kooldioxide
  
Productie van cokes Kooldioxide
  
Roosten of sinteren, met inbegrip van pelletiseren, van ertsen (met inbegrip van zwavelhoudend erts) Kooldioxide
  
Productie van ruwijzer of staal (primaire of secundaire smelting) inclusief continugieten, met een capaciteit van meer dan 2,5 t per uur Kooldioxide




  
  
Productie of bewerking van ferrometalen (inclusief ferrolegeringen) waarbij verbrandingseenheden met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 20 MW worden gebruikt. Bewerking omvat, onder andere, walserijen, herverhitters, gloeiovens, smederijen, gieterijen, coating en beitsen Kooldioxide
  
Productie van primair aluminium Kooldioxide en perfluorkoolstoffen
  
Productie van secundair aluminium waarbij verbrandingseenheden met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 20 MW worden gebruikt
  
Kooldioxide
  
Productie of bewerking van non-ferrometalen, met inbegrip van de productie van legeringen, raffinage, gieterijen enz., waarbij verbrandingseenheden met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen (met inbegrip van brandstoffen die als reductoren worden ingezet) van meer dan 20 MW worden gebruikt Kooldioxide
  
Productie van cementklinkers in draaiovens met een productiecapaciteit van meer dan 500 t per dag of in andere ovens met een productiecapaciteit van meer dan 50 t per dag Kooldioxide
  
Productie van kalk of het calcineren van dolomiet of magnesiet in draaiovens of in andere ovens met een productiecapaciteit van meer dan 50 t per dag Kooldioxide
  
Fabricage van glas, met inbegrip van de fabricage van glasvezels, met een smeltcapaciteit van meer dan 20 t per dag Kooldioxide
  
Fabricage van keramische producten door middel van verhitting, met name dakpannen, bakstenen, vuurvaste stenen, tegels, aardewerk of porselein, met een productiecapaciteit van meer dan 75 t per dag Kooldioxide
  
Fabricage van isolatiemateriaal uit minerale wol met gebruikmaking van glas, steen of slakken met een smeltcapaciteit van meer dan 20 t per dag Kooldioxide




  
  
Drogen of calcineren van gips of het produceren van gipsplaten en andere gipsproducten, waarbij verbrandingseenheden met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 20 MW worden gebruikt Kooldioxide
  
Productie van pulp uit hout of andere vezelhoudende materialen Kooldioxide
  
Productie van papier of karton met een productiecapaciteit van meer dan 20 t per dag Kooldioxide
  
Productie van roet waarbij organische stoffen zoals olie, teer en kraak- en destillatieresiduen worden verkoold, waarbij verbrandingseenheden met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 20 MW worden gebruikt Kooldioxide
  
Productie van salpeterzuur Kooldioxide en distikstofoxide
  
Productie van adipinezuur Kooldioxide en distikstofoxide
  
Productie van glyoxal en glyoxylzuur Kooldioxide en distikstofoxide
  
Productie van ammoniak Kooldioxide
  
Productie van organische bulkchemicaliën door kraken, reforming, gedeeltelijke of volledige oxidatie of vergelijkbare processen, met een productiecapaciteit van meer dan 100 t per dag Kooldioxide
  
Productie van waterstof (H2) en synthesegas door reforming of gedeeltelijke oxidatie met een productiecapaciteit van meer dan 25 t per dag Kooldioxide
  
Productie van natriumcarbonaat (Na2CO3) en natriumbicarbonaat (NaHCO3) Kooldioxide

  Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 1 april 2010 betreffende de emissiegegevens i.v.m. de activiteiten die vanaf 2013 in de gemeenschappelijke regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten opgenomen zullen worden ingevolge de uitbreiding van het toepassingsveld van Richtlijn 2003/87/EG.
  Namen, 1 april 2010.
  De Minister-President,
  R. DEMOTTE
  De Minister van Leefmilieu, Ruimtelijke Ordening en Mobiliteit,
  Ph. HENRY

Art. N2. Bijlage 2. - Beginselen voor de bewaking en rapportage van de broeikasgasemissies
  Bewaking van kooldioxide-emissies.
  De emissies moeten door middel van berekeningen of metingen worden bewaakt.
  Berekening van de emissies.
  De emissies worden met behulp van de volgende formule berekend : activiteitsgegevens emissiefactor oxidatiefactor.
  Activiteitsgegevens (gebruikte brandstof, productieomvang enz.) worden bewaakt op basis van toevoergegevens of metingen.
  Er worden geaccepteerde emissiefactoren gebruikt. Voor de activiteit specifieke emissiefactoren zijn voor alle brandstoffen aanvaardbaar. Default-factoren zijn aanvaardbaar voor alle brandstoffen, behalve niet-commerciële (afvalbrandstoffen zoals banden en industriële procesgassen). Laagspecifieke defaults voor steenkool, en voor de EU of het producentland specifieke defaults voor aardgas worden verder uitgewerkt. IPCC-defaults zijn voor raffinaderijproducten aanvaardbaar. De emissiefactor voor biomassa is nul.
  Als de emissiefactor geen rekening houdt met het feit dat een deel van de koolstof niet wordt geoxideerd, wordt een oxidatiefactor gebruikt. Als voor de activiteit specifieke emissiefactoren zijn berekend die al rekening houden met oxidatie, behoeft geen oxidatiefactor te worden toegepast.
  Er worden default-oxidatiefactoren overeenkomstig Richtlijn 2008/1/EG gebruikt, tenzij de exploitant kan aantonen dat voor de activiteit specifieke factoren nauwkeuriger zijn.
  Voor elke activiteit, elke installatie en elke brandstof wordt een afzonderlijke berekening gemaakt.
  Metingen :
  Bij de meting van de emissies wordt gebruik gemaakt van genormaliseerde of aanvaarde methoden en het resultaat moet worden bevestigd door een ondersteunende emissieberekening.
  Bewaking van de emissies van andere broeikasgassen.
  Er moeten genormaliseerde of aanvaarde methoden worden gebruikt die door de Commissie in samenwerking met alle belanghebbenden worden ontwikkeld en volgens de in artikel 23, § 2, van Richtlijn 2003/87/EG bedoelde procedure worden goedgekeurd.
  Emissierapportage.
  Elke exploitant neemt in zijn verslag over een installatie de onderstaande informatie op.
  A. Gegevens ter identificatie van de installatie, waaronder :
  - naam van de installatie;
  - adres van de installatie, met postcode en land;
  - soort en aantal van de activiteiten als bedoeld in bijlage I, die in de installatie worden verricht;
  - adres, telefoon-, fax- en e-mailgegevens van een contactpersoon;
  - naam van de eigenaar van de installatie en van een eventuele moedermaatschappij.
  B. Voor elke in bijlage I genoemde activiteit die wordt verricht op het terrein waarvoor de emissies worden berekend :
  - activiteitsgegevens;
  - emissiefactoren;
  - oxidatiefactoren;
  - totale emissies;
  - onzekerheid.
  C. Voor elke in bijlage I genoemde activiteit die wordt verricht op het terrein waarvoor de emissies worden gemeten :
  - totale emissies;
  - informatie over de betrouwbaarheid van de meetmethoden;
  - onzekerheid.
  D. Voor de emissies als gevolg van verbranding ten behoeve van energieproductie wordt in het verslag ook de oxidatiefactor vermeld, tenzij bij de uitwerking van een voor de activiteit specifieke emissiefactor al met de oxidatie rekening is gehouden.
  Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 1 april 2010 betreffende de emissiegegevens i.v.m. de activiteiten die vanaf 2013 in de gemeenschappelijke regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten opgenomen zullen worden ingevolge de uitbreiding van het toepassingsveld van Richtlijn 2003/87/EG.
  Namen, 1 april 2010.
  De Minister-President,
  R. DEMOTTE
  De Minister van Leefmilieu, Ruimtelijke Ordening en Mobiliteit,
  Ph. HENRY

Art. N3. Bijlage 3. - Criteria voor de verificatie
  Algemene beginselen.
  1. De emissies van elke in bijlage I genoemde activiteit worden aan een verificatie onderworpen.
  2. Bij het verificatieproces moeten het verslag uit hoofde van dit besluit en de bewaking tijdens de jaren 2005 tot 2008 worden bezien. Hierbij wordt gekeken naar de betrouwbaarheid, de geloofwaardigheid en de nauwkeurigheid van de bewakingssystemen en de gerapporteerde gegevens, en naar informatie inzake de emissies, in het bijzonder :
  a) de gerapporteerde activiteitsgegevens en daarmee verband houdende metingen en berekeningen;
  b) de keuze en het gebruik van emissiefactoren;
  c) de berekeningen die leiden tot de bepaling van de totale emissies;
  d) indien er metingen zijn gebruikt, de juistheid van de keuze en de wijze van toepassing van de meetmethoden.
  3. De emissies waarover verslag is uitgebracht kunnen alleen worden gevalideerd als betrouwbare, geloofwaardige gegevens en informatie het mogelijk maken de emissies te bepalen met een hoge mate van zekerheid. Voor een hoge mate van zekerheid moet de exploitant aantonen dat :
  a) de gerapporteerde gegevens vrij zijn van inconsistenties;
  b) de gegevens zijn verzameld overeenkomstig de toepasselijke wetenschappelijke normen;
  c) de desbetreffende documenten van de installatie volledig en consistent zijn.
  4. De verificateur krijgt toegang tot alle bedrijfsterreinen en tot alle informatie in verband met het onderwerp van de verificatie.
  5. De verificateur houdt rekening met het feit dat de installatie al dan niet ISO 14001 gecertificeerd is of in het kader van EMAS (het communautaire milieubeheer- en milieuauditsysteem) geregistreerd is.
  Methode.
  Strategische analyse.
  6. De verificatie moet worden gebaseerd op een strategische analyse van alle in de installatie verrichte activiteiten. Hiertoe heeft de verificateur een overzicht nodig van alle activiteiten en hun betekenis voor het emissieniveau van de installatie.
  Procesanalyse.
  7. De verificatie van de overgelegde informatie vindt zo nodig plaats op het terrein van de installatie. De verificateur neemt steekproeven om de betrouwbaarheid van de gerapporteerde gegevens en informatie vast te stellen.
  Risicoanalyse.
  8. De verificateur moet alle bronnen van emissies in de installatie evalueren met het oog op de betrouwbaarheid van de gegevens van elke bron die tot de totale emissies van de installatie bijdraagt.
  9. Aan de hand van deze analyse identificeert de verificateur uitdrukkelijk de bronnen met een groot foutenpotentieel en andere aspecten van de bewakings- en rapportageprocedure die waarschijnlijk zullen bijdragen tot fouten bij de bepaling van de totale emissies. Het betreft hier met name de keuze van de emissiefactoren en de berekeningen die nodig zijn om de emissies van afzonderlijke emissiebronnen vast te stellen. Bijzondere aandacht wordt besteed aan bronnen met een groot foutenpotentieel en aan de desbetreffende aspecten van de bewakingsprocedure.
  10. De verificateur houdt rekening met alle risicobeheersingsmethoden die de exploitant toepast om de mate van onzekerheid zo klein mogelijk te houden.
  Verslag.
  11. De verificateur stelt een verslag op over het valideringsproces, waarin wordt vermeld of de aangifte bedoeld in dit besluit bevredigend is. In dit verslag komen alle onderwerpen aan de orde die voor het verrichte werk van belang zijn. De verificateur kan bevestigen dat de aangifte bevredigend is als hij de mening is toegedaan dat de aangegeven totale emissies niet wezenlijk verkeerd zijn.
  Aan de bevoegdheid van de verificateur te stellen minimumeisen.
  12. De verificateur is onafhankelijk van de exploitant, voert zijn werk serieus uit op een objectieve, professionele wijze en is vertrouwd met :
  a) de bepalingen van Richtlijn 2003/87/EG, alsmede de door de Commissie conform artikel 14, § 1, van Richtlijn 2003/87/EG goedgekeurde normen en richtsnoeren;
  b) de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die van toepassing zijn op te verifiëren activiteiten;
  c) de totstandkoming van alle informatie over elke emissiebron in de installatie, met name wat de verzameling, meting, berekening en rapportage van gegevens betreft.
  Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 1 april 2010 betreffende de emissiegegevens i.v.m. de activiteiten die vanaf 2013 in de gemeenschappelijke regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten opgenomen zullen worden ingevolge de uitbreiding van het toepassingsveld van Richtlijn 2003/87/EG.
  Namen, 1 april 2010.
  De Minister-President,
  R. DEMOTTE
  De Minister van Leefmilieu, Ruimtelijke Ordening en Mobiliteit,
  Ph. HENRY