Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

30 NOVEMBER 2018. - Besluit van de Waalse Regering tot aanneming van het model van dienstverleningscontract voor industriële sanering en tot wijziging van diverse bepaling van het Waterwetboek en van het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 2002 betreffende de procedure en diverse maatregelen voor de uitvoering van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Wijzigingen in het reglementair Deel van Boek II van het Waals Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt
Art. 1-16
HOOFDSTUK II. - Wijzigingen in het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 2002 betreffende de procedure en diverse maatregelen voor de uitvoering van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning
Art. 17-18
HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen
Art. 19-21
BIJLAGEN.
Art. N



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2002027817  2004A02818  2005A27314 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

HOOFDSTUK I. - Wijzigingen in het reglementair Deel van Boek II van het Waals Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt
Artikel 1. In deel III, titel I, hoofdstuk V, van het reglementair Deel van Boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt, wordt een artikel R.273bis ingevoegd, luidend als volgt:
  " R.273bis. § 1. De Waalse Regering verleent haar toestemming voor de kosteloze overdracht ten algemenen nutte van een zakelijk eigendomsrecht, met inbegrip van een erfdienstbaarheid van overgang en een bouwrecht, van het Waalse Gewest aan de "S.P.G.E" op de rioolleidingen alsook op ieder perceel van zijn domein dat nuttig is voor de uitoefening van de opdrachten van de "S.P.G.E." en van de gemeente, overeenkomstig het overeenkomstmodel vermeld in bijlage XXXIX.
  § 2. De gemeente op het grondgebied waarvan de leiding aan de "S.P.G.E." wordt overgedragen, is houder van een gebruiksrecht op bedoelde leiding.
  § 3. Vóór iedere overdracht worden een identificatie en een karakterisering van de leiding door de diensten van het Waalse Gewest of van de "S.P.G.E." uitgevoerd met inachtneming van het door die instellingen vastgestelde protocol.
  Het Waalse Gewest garandeert de uitsluiting van de "S.P.G.E." en van de gemeente betreffende de overgedragen rechten.
  De nieuwe verplichtingen voortvloeiend uit de uitoefening van de door het Waalse Gewest overgedragen rechten zijn ten laste van de "S.P.G.E." en van de gemeente in het kader van het in artikel R.271 bedoelde rioleringscontract.
  § 4. Het Operationeel Directoraat-generaal Wegen en Gebouwen van de Waalse Overheidsdienst en de "S.P.G.E." worden gemachtigd om alle gegevens die nodig zijn voor het beheer van de kunstwerken voor water- en wegensanering uit te wisselen en te gebruiken.
  § 5. De overeenkomst tot erkenning van het statuut van het kunstwerk en de overdracht van het zakelijk recht kan ondertekend worden door de Directeur-generaal van het Operationeel Directoraat-generaal Wegen en Gebouwen van de Waalse Overheidsdienst.".

Art.2. In artikel R.278, § 1/1, vierde lid, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 1 december 2016, worden de woorden "en van de gemeente" ingevoegd tussen de woorden "advies van de bevoegde saneringsinstelling," en de woorden "bijzondere voorschriften bepalen,.".

Art.3. In artikel R.281, § 1/1, vierde lid, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij het besluit van de Waalse Regering van 1 december 2016, worden de woorden "en van de gemeente" ingevoegd tussen de woorden "advies van de bevoegde saneringsinstelling," en de woorden "bijzondere voorschriften bepalen,.".

Art.4. In artikel 289, § 2, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij het besluit van de Waalse Regering van 1 december 2016, worden de woorden "binnen vijfenzeventig dagen" vervangen door de "binnen negentig dagen".

Art.5. In artikel R.304-4, § 2, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 29 juni 2017, wordt het vierde streepje dat begint met de woorden "zich ervan vergewissen dat" opgeheven.

Art.6. In artikel R.307 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 1 december 2016, wordt § 2, vervangen als volgt :
  " § 2. De exploitant beschikt over de vrije keuze van de dienstverlener van het onderhoud. Laatstgenoemde beschikt over de uitrustingen die nodig zijn voor de verwezenlijking van de verplichte onderhoudsprestaties en over een kennis van het betrokken individueel zuiveringssysteem.
  Deze dienstverlener laat zich registreren bij de "S.P.G.E." via de daartoe bestemde toepassing die beschikbaar is op de website : www.spge.be/gpaa. Opdat deze registratie ontvankelijk mag zijn, gaat ze vergezeld van een beschrijvende nota over de middelen en de referenties inzake de kennis van de individuele zuiveringssystemen waarover de dienstverlener beschikt.".

Art.7. Artikel R.323 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij het besluit van de Waalse Regering van 3 maart 2016, wordt aangevuld met een punt 6°, luidend als volgt: " 6° meting : de meting uitgevoerd door een erkend laboratorium voor meting van de Administratie of de "S.P.G.E.".

Art.8. In Deel III, Titel II, Hoofdstuk IV, afdeling 3, onderafdeling 2, van hetzelfde Boek wordt het opschrift van de ondertitel "A. Monsterneming en meetcampagnes", ingevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 3 maart 2016, vervangen als volgt: "A. Monsterneming en toezichtcampagnes".

Art.9. In artikel R.334 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij het besluit van de Waalse Regering van 3 maart 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in het eerste lid, worden de woorden ", in voorkomend geval," ingevoegd tussen het woord "alsook" en de woorden "de toxische last N 5" ;
  2° in het derde lid worden de woorden "N1," ingevoegd tussen de woorden "verontreinigende lasten" en de woorden "N2, N3, N4";
  1° in het derde lid worden de woorden ", in voorkomend geval," ingevoegd tussen het woord "alsook" en de woorden "de verontreinigende last gebonden aan de toxiciteitgraad".

Art.10. In Deel III, titel II, van hetzelfde Wetboek, wordt een hoofdstuk IVbis, dat de afdelingen 1 tot 3 en de artikelen R.336/1 tot R.336/7 omvat, ingevoegd, luidend als volgt:
  "Hoofdstuk IVbis. - Vaststelling van de kosten van de industriële sanering betreffende de lozing van industrieel afvalwater
  Afdeling. - Algemeen
  Art. R. 336/1. Voor de ondernemingen gebonden door een contract voor industriële sanering zijn de in de artikelen R.332 tot R.336 bedoelde voorwaarden van toepassing voor de vaststelling van de kosten van de industriële sanering. In dit kader worden de bevoegdheden van de Administratie aan de "S.P.G.E." toevertrouwd.
  Art. R. 336/2. De in euro uitgedrukte bedragen van de reële kostprijs van de industriële sanering en van de kosten van de industriële sanering worden op de hogere eurocent afgerond.
  Art. R.336/3. § 1. De Minister bepaalt de technische conversiefactoren, het standaardproces-verbaal van monsterneming, het analyseverslag en de herziening van de eenheidstarieven.
  § 2. De belastingplichtige deelt de verplichtingen en rechten voortvloeiend uit zijn milieuvergunning betreffende het deel gebonden aan afvalwater aan de "S.P.G.E." mede.
  § 3.Op verzoek van de belastingplichtige kan de Administratie de door de "S.P.G.E." uitgevoerde berekening van de belasting verifiëren.
  § 4. De aan de "S.P.G.E." overgemaakte gegevens betreffende het industrieel afvalwater worden overeenkomstig artikel D.278, § 6, ter beschikking gesteld van het Waalse Gewest.
  Afdeling 2. - Monsternemingen, metingen en aangifte
  Art. R. 336/4. Voor de jaarlijkse vaststelling van de kosten van de industriële sanering uiterlijk op 31 maart deelt de onderneming het door de Minister bepaalde aangifteformulier aan de "S.P.G.E." mede.
  Art. R. 336/5. § 1. Voor de vaststelling van de reële gemiddelde waarden van de berekeningsparameters gaat de onderneming gebonden door een contract voor industriële sanering tot monsternemingen over in verhouding tot de hoeveelheid industrieel afvalwater geloosd tijdens een periode van minstens 24 uren en volgens een minimale frequentie van bemonstering omschreven in bijlage XL. Wanneer de milieuvergunning of de sectorale voorwaarde van toepassing op de lozing van afvalwater een hogere frequentie van bemonstering voorschrijft, wordt laatstgenoemde toegepast.
  § 2. De analyses worden op kosten van de belastingplichtige door een erkend laboratorium uitgevoerd en worden gevoegd bij de aangifte die de belastingplichtige aan de "S.P.G.E." overmaakt. Het erkende laboratorium zendt de "S.P.G.E" rechtstreeks langs elektronische weg een afschrift van het analyseverslag voor elke monsterneming en van alle technische en diverse opmerkingen die de regelmatigheid van de monsternemingsverrichtingen bevestigen en die nuttig zijn voor de goede interpretatie van de resultaten.
  De modaliteiten voor de uitvoering van de monsterneming zijn degene die bedoeld zijn in de artikelen R.326 en R.327.Voor de toepassing van bedoelde bepalingen kan de "S.P.G.E." de rol van de Administratie vervullen.
  § 3. Indien de belastingplichtige in overeenstemming met de "S.P.G.E." kiest om de maximale waarden vermeld in de milieuvergunning aan te geven, is hij niet gehouden om een toezichtcampagne uit te voeren. De aangegeven nitraatconcentratie mag niet de maximale waarde vermeld in de milieuvergunning zijn.
  § 4. De "S.P.G.E." kan onverwacht en op haar kosten een debietmeting en een monsterneming voor analyse uitvoeren of laten uitvoeren. De resultaten worden aan de belastingplichtige en aan de "S.P.G.E." meegedeeld en worden niet opgenomen in de frequentie van bemonstering die aan de belastingplichtige overeenkomstig paragraaf 2 wordt voorgeschreven .
  Het monsternemingspunt zal gelijk zijn aan het punt gebruikt voor de aan het toezicht gebonden analyses of, bij gebreke daarvan, aan de toegankelijke en aangepaste plaats vóór het opvangnetwerk.
  De metingen worden in de berekening van de reële kostprijs van de industriële sanering in aanmerking genomen en worden in het aangifteformulier door de belastingplichtige aangegeven.
  § 5. Tijdens de verrichting van de in § 4 bedoelde meting bezorgt de belastingplichtige de "S.P.G.E." alle informatie waarmee het monsternemingsformulier ingevuld kan worden alsook het door de Minister vastgestelde analyseverslag.
  Afdeling 3. - Vaststelling van de reële kostprijs bij gebrek aan informatie verstrekt door de onderneming
  Art. R. 336/6. § 1. Wanneer de waarden van parameters vermeld in de berekeningsformule bedoeld in artikel D.262 door de "S.P.G.E." niet bekend zijn en door haar niet geëvalueerd kunnen worden vanaf de beoordelingselementen waarover ze beschikt, of indien de betrouwbare vaststelling van de reële gemiddelde waarden van de parameters blootgesteld is aan moeilijkheden van technische of economische aard, berekent de "S.P.G.E." de verontreinigingsbelasting op basis van een gesimplificeerde formule overeenkomstig paragraaf 2.
  § 2. Op basis van de debietwaarde verstrekt door de onderneming of, bij gebreke daarvan, verkregen overeenkomstig artikel D.260 berekent de "S.P.G.E.", voor elke lozing, de reële kostprijs van de industriële sanering aan de hand van de formule van het eenheidstarief zoals vastgesteld in bijlage LVII alsook het gelijkwaardige bedrag van de belasting volgens de gesimplificeerde formule van de verontreinigingsbelasting zoals vastgesteld in de artikelen D.265 en D.266, volgens de activiteitensector.
  Art. R. 336/7. § 1. Wanneer de onderneming voor een lozing geen gegeven verstrekt of wanneer haar aangifte krachtens artikel D.260, § 3, onvolledig is, kan de "S.P.G.E." ofwel:
  1° tot een meting laten overgaan, die voor de berekening van de reële kostprijs van de industriële sanering en van de belasting op basis van de volledige formule dient;
  2° een debietmeting uitvoeren met een meting van de nuttige parameters en de reële kostprijs van de industriële sanering en van de belasting volgens de in artikel R.336/6, § 2, bedoelde methode berekenen;
  3° de kosten van de industriële sanering betreffende deze lozing overeenstemmend met die van het vorige jaar vaststellen ;
  4° de middenkosten van de industriële sanering betreffende het geheel van de inrichtingen van de activiteitensector van de inrichting vaststellen.
  § 2. De analysekosten waarvan sprake in § 1 zijn ten laste van de belastingplichtige.
  § 3. Bij gebrek aan mededeling van de gegevens of in geval van onvolledige mededeling van bedoelde gegevens worden de kosten berekend op basis van de hierboven vermelde methode vermenigvuldigd met een coëfficiënt waarvan de waarde in artikel 11.1 van bijlage LVII wordt vastgesteld.".

Art.11. In artikel R.378 van hetzelfde Wetboek wordt paragraaf 2 vervangen door wat volgt:
  " § 2. De verontreinigende lasten N1 worden afzonderlijk per lozingspunt berekend.
  Daartoe wordt het dagelijkse gemiddelde debiet in omgekeerde verhouding tot de fictieve verhoging van het aantal lozingsdagen verminderd. De globale verontreinigingsbelasting N1 wordt verkregen na optelling van de overeenstemmende verontreinigende lasten van elk lozingpunt, die vastgesteld zijn volgens de formule bepaald in artikel 262 van het decreetgevend deel.".

Art.12. Artikel R.401, § 2, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij het besluit van de Waalse Regering van 1 december 2016, wordt aangevuld met volgende zin:
  " Het recht op de premie eindigt tegelijk met de termijn voor de uitbetalingsaanvraag en uiterlijk binnen twee jaar na het einde van de werken.".

Art.13. In artikel R.402 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de besluiten van de Waalse Regering van 6 december 2006, 6 november 2008, 23 november 2016 en van 1 december 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° paragraaf 1 wordt vervangen als volgt :
  " § 1. Het bedrag van de premie bedraagt voor een eerste installatie van een individueel zuiveringssysteem en voor de eerste schijf van vijf inwoners-equivalenten (IE) 1.000 euro voor de krachtens de bepalingen van afdeling 1/1 van dit hoofdstuk erkende systemen.
  De premie wordt verhoogd met een bedrag van:
  1° 350 euro per bijkomende inwoner-equivalent ;
  2° 150 euro voor de uitvoering van een permeabiliteitstest van de bodem met het oog op een bodeminfiltratie;
  2° 500 euro indien, na afloop van de permeabiliteitstest, de afvoer van het gezuiverde water gebeurt via één van de bodeminfiltratiewijzen die gemachtigd zijn bij de besluiten genomen ter uitvoering van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning, zinkput uitgezonderd;
  4° 700 euro voor de installatie van een extensief systeem ;
  5° 2.500 euro wanneer de woning onder een plaatselijk zwart punt valt dat erkend is volgens de bepalingen bedoeld in artikel R.280 of wanneer de Minister van Leefmilieu het individueel zuiveringsysteem oplegt ten gevolge van een zone-onderzoek in prioritaire zone II bedoeld in artikel R.279, § 3;
  6° 3.500 euro wanneer de Minister van Leefmilieu het individueel zuiveringsysteem oplegt ten gevolge van een zone-onderzoek in prioritaire zone I bedoeld in artikel R.279, § 3.";
  2° in § 5, eerste lid, van de Franse versie wordt het woord "agréé" opgeheven.

Art.14. In artikel R.414 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 1 december 2016, worden de tweede en derde leden vervangen als volgt:
  "De installateur treft de nuttige maatregelen opdat het plaatje op langdurige wijze op het erkende zuiveringssysteem vastgemaakt wordt. Hij vergewist zich dat de vermeldingen dit plaatje vergemakkelijk leesbaar zijn tijdens de controle- en onderhoudsverrichtingen.
  Na afloop van de erkenning deelt de aanvrager of de gemachtigde exploitant die de erkenning heeft verkregen, het reeks nummer van het laatste individueel zuiveringssysteem dat in aanmerking komt voor bedoelde erkenning, aan het Comité van deskundigen voor de autonome sanering.

Art.15. In het reglementair Deel van hetzelfde Wetboek, wordt bijlage XXXIX, opgeheven bij het besluit van de Waalse Regering van 3 maart 2016, hersteld bij de bijlage 1 dit bij dit besluit gevoegd wordt.

Art.16. In het reglementair deel van hetzelfde Wetboek wordt een bijlage LVII ingevoegd, die als bijlage 2 bij dit besluit gaat.

HOOFDSTUK II. - Wijzigingen in het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 2002 betreffende de procedure en diverse maatregelen voor de uitvoering van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning
Art.17. Artikel 2 van het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 2002 betreffende de procedure en diverse maatregelen voor de uitvoering van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning, laatst gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 10 december 2015, wordt aangevuld met een lid luidend als volgt:
  "Als de milieuvergunningsaanvraag betrekking heeft op een lozing van industrieel afvalwater bepaald in artikel D.2, 42°, van het Waterwetboek in het oppervlaktewater, de openbare riolen of de verzamelriolen voor afvalwater, zoals bedoeld in rubriek 90.10 van bijlage I bij het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 2002 tot bepaling van de lijst van de aan een milieueffectstudie onderworpen projecten en van de ingedeelde installaties, bevat ze, naast de gegevens van het formulier bedoeld in het eerste lid, de gegevens bedoeld in bijlage LVII bij boek II van het Waterwetboek m.b.t. het model van dienstverleningscontract voor industriële sanering, waarmee de erkende saneringsinstelling haar advies kan geven over de capaciteit om het afvalwater in het zuiveringsstation op te vangen.".

Art.18. Artikel 30 van het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 2002 betreffende de procedure en diverse maatregelen voor de uitvoering van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning, laatst gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 10 december 2015, wordt aangevuld met een lid luidend als volgt:
  "Als de milieuvergunningsaanvraag betrekking heeft op een lozing van industrieel afvalwater bepaald in artikel D.2, 42°, van het Waterwetboek in het oppervlaktewater, de openbare riolen of de verzamelriolen voor afvalwater, zoals bedoeld in rubriek 90.10 van bijlage I bij het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 2002 tot bepaling van de lijst van de aan een milieueffectstudie onderworpen projecten en van de ingedeelde installaties, bevat ze, naast de gegevens van het formulier bedoeld in het eerste lid, de gegevens bedoeld in bijlage LVII bij boek II van het Waterwetboek m.b.t. het model van dienstverleningscontract voor industriële sanering, waarmee de erkende saneringsinstelling haar advies kan geven over de capaciteit om het afvalwater in het zuiveringsstation op te vangen.".

HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen
Art.19. Artikel D. 260, § 2 en § 3, van Boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt, treedt in werking op 1 januari 2019.

Art.20. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2019.

Art.21. De Minister van Leefmilieu is belast met de uitvoering van dit besluit.

BIJLAGEN.
Art. N.
  (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 29-01-2019, p. 9840)