25 FEBRUARI 1997. - Decreet basisonderwijs. (NOTA : art. 34 gewijzigd met ingang op een onbepaalde datum bij DVR2005-07-15/57, art. 2.3, 022; Inwerkingtreding : onbepaald ) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 17-04-1997 en tekstbijwerking tot 14-01-2025)
HOOFDSTUK I. - Inleidende bepalingen.
Art. 1-2
HOOFDSTUK II. - Afkortingen en definities.
Art. 3
HOOFDSTUK III. - Structuur van het basisonderwijs.
Afdeling 1. - Kleuteronderwijs, lager onderwijs en basisonderwijs.
Art. 4-7
Afdeling 2. - [1 Gewoon en buitengewoon basisonderwijs]1.
Art. 8-11
Afdeling 3. [1 - Overleg fundamentele onderwijshervormingen]1
Art. 11bis
Afdeling 3bis. [1 - Screening niveau onderwijstaal, taaltraject en taalbad]1
Art. 11ter, 11quater
HOOFDSTUK IV. - Leerlingen in het basisonderwijs.
Afdeling 1. - Toelatingsvoorwaarden.
Onderafdeling A. [1 - Toelatingsvoorwaarden tot het kleuteronderwijs.]1
Art. 12, 12/1
Onderafdeling B. [1 - Toelatingsvoorwaarden tot het lager onderwijs.]1
Art. 13, 13/1, 14, 14/0, 14/1
Onderafdeling C. [1 Voorwaarden voor de toelating tot een individueel aangepast curriculum in het gewoon of buitengewoon basisonderwijs]1
Art. 15
Onderafdeling D. [1 Bijkomende voorwaarden om in het gewoon basisonderwijs in aanmerking te komen voor leersteun vanuit het leersteunmodel]1
Art. 16
Onderafdeling D.
Onderafdeling D/1. [1 Bijzondere regeling over de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal ]1
Art. 17-19
Onderafdeling E. - Regelmatige leerling.
Art. 20-24
Afdeling 2. - Rechten en plichten van leerlingen en ouders.
Onderafdeling A. - Vrije keuze, leerplicht en de inschrijving.
Art. 25, 25bis, 26, 26bis, 26bis/1, 26bis/2, 26ter, 26quater, 26quater/1., 27, 27bis, 27ter, 27quater, 28-31
Onderafdeling B. [1 - Preventieve schorsing, tijdelijke en definitieve uitsluiting van leerlingen.]1
Art. 32-33
Onderafdeling B/1. [1Principieel verbod op afzondering en fixatie]1
Art. 33/1, 33/2, 33/3, 33/4, 33/5
Onderafdeling C. - Onderwijs aan huis.
Art. 34-36
Onderafdeling C/1. [1 - Synchroon internetonderwijs]1
Art. 36/1
Onderafdeling D. - Schoolreglement.
Art. 37
Onderafdeling E. [1 - Beroepsmogelijkheid tegen het niet verkrijgen van het getuigschrift basisonderwijs.]1
Art. 37/1, 37/2, 37/3
Onderafdeling F. [1 - Beroepsmogelijkheid tegen definitieve uitsluiting.]1
Art. 37/4, 37/5, 37/6
Afdeling 3. [1 - - Recht op inschrijving]1
Onderafdeling A [1 - Beginselen]1
Art. 37/6/1, 37bis
Onderafdeling B. [1 - Voorrangsregelingen]1
Art. 37ter, 37quater, 37quinquies, 37sexies, 37septies
Onderafdeling C. [1 - Weigeren]1
Art. 37octies, 37novies, 37decies, 37undecies
Onderafdeling D. [1 - Procedure]1
Art. 37duodecies, 37terdecies, 37quaterdecies, 37quindecies, 37sedecies, 37septiesdecies, 37duodevicies
Afdeling 4. [1 - Aanmeldingsprocedures]1
Onderafdeling A. [1 - Beginselen]1
Art. 37undevicies, 37vicies, 37viciessemel
Onderafdeling B. [1 - Ordeningscriteria]1
Art. 37viciesbis, 37viciester
Onderafdeling C. [1 - Het beëindigen van de aanmeldingsprocedure en het inschrijven van de leerlingen]1
Art. 37viciesquater
Onderafdeling D [1 - Goedkeuring aanmeldingsprocedures]1
Art. 37viciesquinquies, 37viciessexies, 37viciessepties
HOOFDSTUK IV/1. [1 Recht op inschrijving in het gewoon onderwijs voor scholen gelegen in het Nederlandse taalgebied]1
Afdeling 1. [1 Recht op inschrijving]1
Art. 37/7, 37/8, 37/9, 37/10, 37/11
Afdeling 2. [1 Organisatie van de inschrijvingen]1
Onderafdeling A. [1 Beslissing over kunnen weigeren op basis van capaciteit]1
Art. 37/12
Onderafdeling B. [1 Organisatie van de inschrijvingen in niet-aanmeldende scholen]1
Art. 37/13, 37/14
Onderafdeling C. [1 Organisatie van de inschrijvingen in aanmeldende scholen]1
Art. 37/15, 37/16, 37/17, 37/18, 37/19, 37/20, 37/21, 37/22, 37/22/1, 37/23, 37/23/1, 37/24, 37/25, 37/26, 37/27, 37/28
Afdeling 3. [1 Weigeren van inschrijvingen]1
Art. 37/29, 37/30
Afdeling 4. [1 Bemiddelings- en klachtenprocedure]1
Art. 37/31, 37/32, 37/33, 37/34
HOOFDSTUK IV/2. [1 Recht op inschrijving in het buitengewoon onderwijs]1
Afdeling 1. [1 Recht op inschrijving]1
Art. 37/35, 37/36
Afdeling 2. [1 Organisatie van de inschrijvingen]1
Art. 37/37, 37/38, 37/39, 37/40, 37/41, 37/42
Afdeling 3. [1 Weigeren]1
Art. 37/43, 37/43/1, 37/43/2, 37/43/3, 37/43/4
HOOFDSTUK IV/3. [1 Recht op inschrijving in het gewoon onderwijs voor scholen gelegen in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad]1
Afdeling 0. [1 - Toepassingsgebied]1
Art. 37/43/5
Afdeling 1. [1 Recht op inschrijving]1
Art. 37/44, 37/45, 37/46, 37/47, 37/48
Afdeling 2. [1 Organisatie van de inschrijvingen]1
Art. 37/49, 37/50, 37/51, 37/52, 37/53, 37/54, 37/55, 37/56, 37/57, 37/57/1, 37/58, 37/59, 37/59/1, 37/60, 37/61, 37/62, 37/63, 37/64
Afdeling 3. [1 Weigeren van inschrijvingen]1
Art. 37/65, 37/66
Afdeling 4. [1 Bemiddelings- en klachtenprocedure]1
Art. 37/67, 37/68, 37/69, 37/70
HOOFDSTUK V. - Opdracht van het basisonderwijs.
Afdeling 1. - Onderwijsaanbod.
Art. 38-43
Afdeling 2. - Eindtermen en ontwikkelingsdoelen.
Art. 44, 44bis
Afdeling 2bis. [1 - Gebruik van gevalideerde toetsen voor interne kwaliteitszorg]1
Art. 44ter
Afdeling 2ter. [1 - De Vlaamse toetsen]1
Art. 44quater, 44quinquies, 44sexies, 44septies
Afdeling 3. [1 Leerplan, individueel aangepast curriculum en schoolwerkplan]1
Art. 45-47
Afdeling 3bis. [1 Leerlingenbegeleiding]1
Art. 47bis, 47ter, 47quater, 47quinquies
Afdeling 4. - Organisatie van de schooltijd.
Art. 48-50
Afdeling 5. - (Zorgvuldig bestuur.) <DVR 2001-07-13/96, art. 5.2, 012; Inwerkingtreding : 01-09-2001>
Art. 51-52
Afdeling 6. - Het getuigschrift basisonderwijs.
Art. 53-54, 54bis, 54ter, 55-56, 56bis, 57, 57bis, 57ter, 57quater
HOOFDSTUK VI. - Organiseren van basisonderwijs.
Art. 58-61
HOOFDSTUK VII. - Erkenning, financiering en subsidiëring van scholen.
Afdeling 1. - Erkenning van scholen.
Art. 62, 62bis, 63-65
Afdeling 2. - Financiering en subsidiëring van scholen.
Art. 66-67, 67/1
Onderafdeling A. - Financierings- en subsidiëringsvoorwaarden.
Art. 68-71, 71bis
Onderafdeling B. - Aanneming van werken, leveringen en diensten.
Art. 72
Onderafdeling C. - De salarisfinanciering of -subsidiëring.
Art. 73-75
Onderafdeling D. - [1 De werkingsbudgetten.]1
1° Algemene bepalingen.
Art. 76, 76bis, 77-78
2° Werkingsbudgetten in het gefinancierde en gesubsidieerde gewoon basisonderwijs.
A. Vaststelling van het totale werkingsbudget en de verdeling ervan in deelbudgetten.
Art. 79-80
B. Verdelingsmechanisme van de deelbudgetten.
Art. 81-83
C. Berekening van het werkingsbudget per school.
Art. 84-85
3° Werkingsbudgetten in het gefinancierde en gesubsidieerde buitengewoon onderwijs.
A. Vaststelling van het totale werkingsbudget en de verdeling ervan in deelbudgetten.
Art. 85bis, 85ter
B. Verdelingsmechanisme van de deelbudgetten.
Art. 85quater, 85quinquies
C.1. Berekening van het werkingsbudget per school.
Art. 85sexies, 86
C.2. Berekening van de integratietoelage per school.<
Art. 86bis, 86bis/1, 86ter, 86quater
4° Teldagen.
Art. 87
5° [1 Extra werkingsbudget voor het kleuteronderwijs]1
Art. 87bis, 87ter
6°.
Art. 87quater
7° [1 Extra werkingsbudget voor een offensief Nederlands voor leerlingen die het Nederlands onvoldoende beheersen]1
Art. 87quinquies
8° [1 Bijkomend werkingsbudget voor de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal"]1
Art. 87sexies
Onderafdeling E. - De investeringsmiddelen.
Art. 88-90
Onderafdeling F. - Speciale onderwijsleermiddelen.
Art. 91
Onderafdeling G. - Sociale voordelen en gezondheidstoezicht.
Art. 92, 92bis, 93-95
HOOFDSTUK VIII. - (Programmatie en rationalisatie van scholen). <DVR 2003-07-10/50, art. 17, 016; Inwerkingtreding : 01-09-2003>
Art. 96
Afdeling 1. - Vrije keuzeschool.
Art. 97-101
Afdeling 2. - Programmatie.
Onderafdeling A. - [1 Programmatie van scholen.]1
Art. 102-105, 105bis
Onderafdeling B. - Fusies en herstructureringen.
Art. 106-108
Afdeling 2bis. - [1 Oprichten van vestigingsplaatsen, niveaus [2 , taalafdelingen Nederlands-Vlaamse Gebarentaal]2 of types.]1
Onderafdeling A. - [1 Oprichten van vestigingsplaatsen.]1
Art. 108bis, 109
Onderafdeling B. - [1 Oprichten van een niveau.]1
Art. 110
Onderafdeling C. - [1 Oprichting van een type.]1
Art. 111, 111/1, 111/2, 111/3
Onderafdeling D. - [1 Oprichting van een type door omvorming.]1
Art. 112
Onderafdeling E. [1 Oprichting van een taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal ]1
Art. 112bis
Onderafdeling G. - Programmatienormen. [1 opgeheven]1
Art. 113
Afdeling 3. - Rationalisatie.
Onderafdeling A. - Algemeen.
Art. 114-115
Onderafdeling B. - Behoud in het buitengewoon onderwijs.
Art. 116-119
Onderafdeling C. - Rationalisatienormen.
Art. 120-121
Afdeling 4. - Telling.
Art. 122-124
Afdeling 5. - Afwijkingen. [1 opgeheven]1
Art. 125
HOOFDSTUK VIIIbis. - Scholengemeenschappen. <Ingevoegd bij DVR 2003-07-10/50, art. 26; Inwerkingtreding : 01-09-2003>
Afdeling 1. - Algemene bepaling. <Ingevoegd bij DVR 2003-07-10/50, art. 26; Inwerkingtreding : 01-09-2003>
Art. 125bis, 125ter
Afdeling 2. - Oprichting. <DVR 2003-07-10/50, art. 26, 016; Inwerkingtreding : 01-09-2003>
Art. 125quater, 125quinquies
Afdeling 3. - Criteria voor het vormen van scholengemeenschappen. <Ingevoegd bij DVR 2003-07-10/50, art. 26; Inwerkingtreding : 01-09-2003>
Art. 125sexies, 125septies, 125octies, 125octies1
Afdeling 4. - Bevoegdheden van de scholengemeenschap. <Ingevoegd bij DVR 2003-07-10/50, art. 26; Inwerkingtreding : 01-09-2003>
Art. 125novies, 125decies, 125undecies
Afdeling 5. - Voordelen voor de scholengemeenschap. <Ingevoegd bij DVR 2003-07-10/50, art. 26; Inwerkingtreding : 01-09-2003>
Art. 125duodecies, 125duodecies1-125duodecies2., 125terdecies, 125quaterdecies
Afdeling 6. [1 - Inspraak van het personeel op niveau van de scholengemeenschap]1
Onderafdeling 1. [1 - Scholengemeenschappen gesubsidieerd officieel onderwijs.]1
Art. 125quinquiesdecies, 125sexiesdecies, 125septiesdecies, 125duodevicies, 125undevicies, 125vicies, 125viciessemel, 125viciesbis, 125viciester, 125viciesquater, 125viciesquinquies, 125viciessexies
Onderafdeling 2. [1 - Netoverschrijdende scholengemeenschappen.]1
Art. 125viciessepties, 125duodetricies, 125undetricies, 125tricies, 125triciessemel, 125triciesbis, 125triciester, 125triciesquater, 125triciesquinquies, 125triciessexies, 125triciessepties, 125duodequadragies
HOOFDSTUK IX. - Personeelsformatie in het basisonderwijs.
Art. 126, 126bis
Afdeling 1. - Directie.
Art. 127-129
Afdeling 2. - Onderwijzend personeel.
Art. 130, 130bis
Onderafdeling A. - [1 Basisomkadering ]1
Sectie 1. - [1 Basisomkadering in het gewoon basisonderwijs]1
Subsectie 1. - [1 Samenstelling van de basisomkadering]1
Art. 131
Subsectie 2. [1 Lestijden volgens de schalen]1
Art. 132
Subsectie 3. - [1 SES-lestijden]1
Art. 133
Art. 133 TOEKOMSTIG RECHT
Art. 134
Subsectie 4. - [1 Additionele lestijden volgens de schalen]1
Art. 135
Subsectie 5. - [1 Aanwending]1
Art. 136
Subsectie 6.
Art. 137
Sectie 2 - [1 Lestijden volgens de schalen in het buitengewoon basisonderwijs]1
Art. 137bis, 137ter, 137quater, 137quinquies
Onderafdeling B. - Aanvullende lestijden.
Sectie 1. - Algemene bepalingen <Ingevoegd bij DVR 2002-06-28/41, art. 9.8; Inwerkingtreding : 01-09-2002>
Art. 138-139
Sectie 2.
Art. 139bis, 139ter, 139ter1, 139quater, 139quinquies, 139sexies, 139septies, 139octies, 139novies
Sectie 3. [1 - Aanvullende lestijden voor het voeren van een gelijkekansenbeleid in het buitengewoon basisonderwijs]1
Art. 139decies
Subsectie 1. [1 - Gelijkekansenindicatoren]1
Art. 139undecies
Subsectie 2. [1 - Toekenning van de middelen]1
Art. 139duodecies, 139duodecies/1, 139terdecies
Subsectie 3. [1 - Aanwending van de middelen]1
Art. 139quaterdecies, 139quinquiesdecies, 139sexiesdecies
Sectie 4. [1 Aanvullende lestijden voor aanvangsbegeleiding]1
Art. 139septiesdecies
Sectie 5. [1 Aanvullende lestijden voor de ondersteuning van de kerntaak van het onderwijzend personeel]1
Art. 139duodevicies
Sectie 6. [1 Aanvullende lestijden samen school maken]1
Art. 139undevicies
Sectie 7. [1 . Aanvullende lestijden voor de inrichting van de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal ]1
Art. 139vicies. [1 § 1. De aanvullende lestijden voor de inrichting van de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal, vermeld in artikel 138, § 1, eerste lid, 11°, worden toegekend aan de scholen voor leerlingen die als regelmatige leerling ingeschreven zijn in de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal in het kleuteronderwijs en in het lager onderwijs.
Onderafdeling C. - Telling.
Art. 140
Onderafdeling D. - Aanwending van het lestijdenpakket.
Art. 141-145
Onderafdeling E. - Bijzondere bepalingen bij vrijwillige fusies.
Art. 146
Afdeling 3. - Paramedisch, medisch, sociaal, psychologische en orthopedagogisch personeel.
Onderafdeling A. <Ingevoegd bij DVR 2000-10-20/39, art. 7; Inwerkingtreding : 01-09-2000> - Gewoon basisonderwijs.
Art. 146bis, 146ter
Onderafdeling B. <Ingevoegd bij DVR 2000-10-20/39, art. 7; Inwerkingtreding : 01-09-2000> - Buitengewoon basisonderwijs.
Art. 147-153, 153bis
Afdeling 3 bis. - Beleids- en ondersteunend personeel. <Ingevoegd bij DVR 2003-07-10/50, art. 33; Inwerkingtreding : 01-09-2003>
Onderafdeling A. - Algemeen. <Ingevoegd bij DVR 2003-07-10/50, art. 33; Inwerkingtreding : 01-09-2003>
Art. 153ter, 153quater, 153quinquies, 153sexies
Onderafdeling B. - [1 Zorg- en gelijke onderwijskansenbeleid]1
Art. 153septies, 153octies
Onderafdeling C. [1 Administratieve en beleidsondersteuning]1
Art. 153novies
Afdeling 3ter. [1 - Vervangingseenheden voor korte afwezigheden]1
Art. 153decies, 153undecies
Afdeling 3quater. [1 - Lerarenplatform]1
Onderafdeling 1. - [1 Toepassingsgebied en definities]1
Art. 153duodecies, 153terdecies
Onderafdeling 2. [1 Werking]1
Art. 153quaterdecies, 153quinquiesdecies, 153sexiesdecies
Onderafdeling 3. - [1 Berekening van de middelen]1
Art. 153septiesdecies
Onderafdeling 4. - [1 Toekenning van de middelen]1
Art. 153duodevicies, 153duodevicies/1
Onderafdeling 5. - [1 Aanwending van de middelen]1
Art. 153undevicies, 153vicies, 153viciessemel, 153viciesbis, 153viciester
Onderafdeling 6. [1 Inwerkingtreding]1
Art. 153viciesquater, 153viciesquinquies
Afdeling 3quinquies. [1 Flexibilisering van de vervangingen]1
Art. 153viciessexies, 153viciessepties, 153duodetricies
Afdeling 4. - Personeel ten laste van het werkingsbudget.
Art. 154
Afdeling 5. - Afwijkingen.
Art. 155
Afdeling 6. [1Flexi-jobs]1
Art. 156
HOOFDSTUK X. - Opdracht van het personeel in het basisonderwijs.
Afdeling 1. - Functiebeschrijvingen. [1 Opgeheven]1
Art. 157-162
Afdeling 2. - Prestatieregeling.
Art. 163, 163bis, 164, 164bis, 165
Afdeling 3. - Begeleiding.
Art. 166-167
HOOFDSTUK XI. - (Projecten). <DVR 2003-07-10/50, art. 36, 016; Inwerkingtreding : 01-09-2003>
Afdeling 1. - [1 Rijdende kleuterschool Vlaanderen]1
Art. 168-171
Afdeling 2. - Buitengewone onderwijsontwikkelingen. <Ingevoegd bij DVR 2003-07-10/50, art. 38; Inwerkingtreding : 01-09-2003>
Art. 172, 172bis
Afdeling 3.
Art. 172ter, 172quater
Afdeling 4.
Art. 172quinquies, 172quinquies/1
Afdeling 5.
Art. 172sexies, 172septies
HOOFDSTUK XII. - Samenwerkingsovereenkomsten. (Opgeheven) <DVR 2003-07-10/50, art. 39, 016; Inwerkingtreding : 01-09-2003>
Art. 173
HOOFDSTUK XIIbis. - Bijzondere bepalingen voor gesubsidieerde officiële scholen. <Ingevoegd bij DVR 2003-02-14/49, art. 2.24; Inwerkingtreding : 01-09-2002>
Art. 173bis
Hoofdstuk XIIbis/1. [1 Bijzondere bepalingen over het officieel onderwijs]1
Art. 173bis/1
HOOFDSTUK XIIter. [1 - Dringende maatregelen in het kader van de capaciteitsproblematiek]1
Art. 173ter, 173quater, 173quinquies, 173quinquies/1
HOOFDSTUK XIIter/1
Art. 173quinquies/2, 173quinquies/3, 173quinquies/4
HOOFDSTUK XIIquater. - [1 Waarborgregeling lichamelijke opvoeding]1
Art. 173sexies
HOOFDSTUK XIIquinquies. [1 - Waarborgregeling bij daling van het leerlingenaantal in het buitengewoon onderwijs.]1
Art. 173septies
HOOFDSTUK XIII. - Terugvorderingen, inhoudingen en sancties.
Afdeling 1. - Terugvorderingen.
Art. 174-176
Afdeling 2. - Sancties.
Art. 177-180, 180bis
HOOFDSTUK XIV. - Opheffings-. wijzigings-, overgangs- en ingangsbepalingen.
Afdeling 1. - Opheffingsbepalingen.
Art. 181-184
Afdeling 2. - Wijzigingsbepalingen.
Art. 185-186
Afdeling 3. - Overgangsbepalingen.
Art. 187-188, 188bis, 188ter, 188quater, 189-194, 194bis, 194ter, 194quater, 194quinquies, 194sexies, 194septies, 194ocites
Afdeling 4. - Inwerkingtreding.
Art. 195
BIJLAGEN
Art. N1-N5
1957082050 1959052901 1960031411 1969120203 1970070602 1973121711 1978020102 1978062807 1981000143 1982001123 1982001124 1982001125 1983010447 1984010368 1984010507 1986021118 1990029980 1991036029 1993035650 1993035701
1997035747 1997035825 1997035827 1997035853 1997035859 1997035868 1997035873 1997035928 1997035953 1997035954 1997035969 1997035972 1997035986 1997036022 1997036109 1997036490 1998035040 1998035533 1998035941 1998036010 1998036078 1998036137 1998036210 1998036418 1999035081 1999035102 1999035166 1999035359 1999035360 1999035374 1999035670 1999035702 1999036145 1999036393 1999036468 2000035748 2000036068 2000036137 2000036201 2000036208 2000036241 2001035368 2001035598 2001035599 2001035706 2001036022 2001036343 2002000576 2002035175 2002035204 2002035406 2002035410 2002036138 2002036177 2002036363 2002036473 2002036540 2003035951 2003035952 2003035969 2003036007 2003200367 2003200488 2003201195 2003201708 2004035066 2004035079 2004035113 2004035177 2004035307 2004035895 2004036362 2004036385 2004036636 2004036654 2004036681 2004036704 2004036775 2004036793 2005035268 2005035542 2005035693 2005036372 2005036457 2005036595 2006035133 2006035134 2006035335 2006035373 2006035400 2006035482 2006035483 2006035533 2006035542 2006036148 2006036149 2006036643 2006036678 2006036815 2006036944 2007035138 2007035286 2007035915 2007036277 2007036288 2007036444 2007036468 2007036655 2007036656 2007036658 2008035016 2008035460 2008036360 2008203005 2008203009 2008203532 2008203538 2008203562 2008203677 2008204085 2008204123 2008204226 2009035270 2009035360 2009035469 2009035817 2009035893 2009035896 2009035912 2009036148 2009200021 2009201432 2009204316 2010035258 2010035748 2010035760 2011035258 2011035373 2011035682 2011200057 2011203709 2011204904 2011204999 2011205399 2012035932 2012036195 2013035429 2013035656 2013204067 2013205402 2014035249 2014035913 2014035929 2014036669 2014036706 2014036727 2014201169 2014202145 2015035119 2015035317 2015035322 2015035420 2015035676 2015035832 2015035838 2015035914 2015036021 2015036166 2015036510 2015036593 2016035127 2016035333 2016035933 2016035934 2016036402 2016036405 2016036410 2016036429 2017011032 2017030348 2017031263 2017032023 2017040472 2017040631 2017040634 2018011995 2018012356 2018012592 2018013016 2018013277 2018013335 2018014013 2018014815 2018015615 2018031748 2019011728 2019011949 2019011987 2019012320 2019013115 2019013463 2019013616 2019013645 2019013700 2019014097 2019014608 2019041513 2019041760 2020010410 2020015657 2020016000 2020031079 2020031448 2020031489 2020041539 2020041665 2020042094 2020042165 2020042681 2020042698 2020043033 2020043681 2021032107 2021032141 2021032171 2021032412 2021033199 2021033356 2021034341 2021034440 2021041029 2021041041 2021041547 2021043347 2022020988 2022031900 2022033697 2022033867 2022041793 2022042061 2022042626 2023020064 2023031069 2023040531 2023042510 2023042517 2023042776 2023044282 2023046742 2024001011 2024006829 2024007645 2024007756
HOOFDSTUK I. - Inleidende bepalingen.
Artikel 1. Dit decreet regelt een gemeenschapsaangelegenheid.
Art.2.[1 § 1. De bepalingen van dit decreet zijn van toepassing op het gewoon en het buitengewoon, erkend, gefinancierd en gesubsidieerd basisonderwijs, tenzij het uitdrukkelijk anders vermeld wordt. Het decreet is niet van toepassing op de [3 onderwijsinternaten]3, semi-internaten, opvangcentra en observatiecentra die verbonden zijn aan basisscholen.
§ 2.[3 ...]3]1
----------
(1)<DVR 2007-06-22/40, art. 2.1, 030; Inwerkingtreding : 01-09-2006>
(2)<DVR 2010-07-09/26, art. II.1, 043; Inwerkingtreding : 01-09-2010>
(3)<DVR 2023-06-16/12, art. 97, 112; Inwerkingtreding : 01-09-2023>
HOOFDSTUK II. - Afkortingen en definities.
Art.3.Voor de toepassing van dit decreet wordt verstaan onder :
1° (aanvullende lestijden : lestijden toegekend [12 ...]12 voor specifieke behoeften bepaald door de regering;) <DVR 2003-02-14/49, art. 2.1, 015; Inwerkingtreding : 01-09-2001> <DVR 2006-07-07/61, art. 2.2, 024; Inwerkingtreding : 01-09-2005>
2° aanvullende uren : uren paramedische, medische, psychologische, sociale of orthopedagogische hulp toegekend voor specifieke behoeften;
3° administratieve vestigingsplaats : vestigingsplaats door het schoolbestuur gekozen als administratieve zetel van de school;
4° afstand : de kortst mogelijke afstand gemeten langs de rijbaan, zoals omschreven in artikel 2.1 van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende het algemeen reglement op de politie van het wegverkeer, zonder rekening te houden met wegomleggingen, verkeersvrije straten, éénrichtingsverkeer en autosnelwegen.[39 Deze definitie is niet van toepassing op de regelgeving inzake het recht op inschrijving, vermeld in hoofdstuk IV, afdeling 3 en 4, en hoofdstuk IV/1, IV/2 en IV/3.]39
[39 4° bis afzondering: het verblijf van een persoon in een ruimte, die de persoon niet zelfstandig kan verlaten;
4° bis/1 afzonderingskamer: een specifieke, veilig ingerichte, hoog beveiligde ruimte, die de persoon niet zelfstandig kan verlaten;]39
[2 4°bis[39 /2 ]39 Agion : Agentschap voor Infrastructuur in het Onderwijs;]2
[2 4°ter Agodi : Agentschap voor Onderwijsdiensten;]2
[11 4° quater anderstalige nieuwkomer :
a) een leerling die uiterlijk op 31 december van het lopende schooljaar vijf jaar of ouder is en [17 die op de dag van de voorziene instap in de school]17, gelijktijdig aan de volgende voorwaarden voldoet :
1) hij is een nieuwkomer, dit wil zeggen dat hij maximaal één jaar ononderbroken in België verblijft;
2) hij heeft niet het Nederlands als thuistaal of moedertaal;
3) hij beheerst onvoldoende de onderwijstaal om met goed gevolg de lessen te kunnen volgen;
4) hij is maximaal negen maanden ingeschreven, vakantiemaanden juli en augustus niet inbegrepen, in een school met het Nederlands als onderwijstaal;
b) een leerling die officieel verblijft in een open asielcentrum, zijnde een collectieve opvangstructuur zoals bedoeld in artikel 2, 10°, van de wet van 12 januari 2007 betreffende de opvang van asielzoekers en van bepaalde categorieën van vreemdelingen en die uiterlijk op 31 december van het lopende schooljaar vijf jaar of ouder is.
Dat de leerling voldoet aan de voorwaarden, vermeld in punt a), 1) en 2), wordt bewezen aan de hand van een verklaring op eer van de ouders. Met die verklaring op eer wordt voor het beantwoorden aan de voorwaarde vermeld in punt 1) echter geen rekening gehouden, als in het inschrijvings- of leerlingendossier documenten aanwezig zijn die deze verklaring tegenspreken. Dat de leerling voldoet aan de voorwaarde vermeld in punt b) wordt bewezen aan de hand van een attest, uitgereikt door het open asielcentrum waar hij officieel verblijft. De verklaringen die aantonen dat anderstalige nieuwkomers voldoen aan de voorwaarden, worden ten minste vijf jaar in de school bewaard en moeten eventueel ter verificatie worden voorgelegd.]11
5° [het Gemeenschapsonderwijs : een openbare instelling met rechtspersoonlijkheid, opgericht bij het bijzonder decreet van 14 juli 1998 betreffende het gemeenschapsonderwijs;] <DVR 2003-07-10/50, art. 2, 016; Inwerkingtreding : 01-09-2003>
6° basisschool : school waar kleuteronderwijs en lager onderwijs georganiseerd wordt;
7° behoudsnorm : gunstige rationalisatienorm die in welbepaalde situaties in het buitengewoon onderwijs mag toegepast worden;
[35 7° bis bevoegd steunpunt: het universitair steunpunt dat erkend en gesubsidieerd wordt voor de ontwikkeling van de Vlaamse toetsen volgens het besluit van de Vlaamse Regering van 6 juli 1999 houdende de regeling van de procedure en de voorwaarden van erkenning en subsidiëring van de universitaire steunpunten;]35
8° [24 bevolkingsdichtheid van een gemeente : het aantal inwoners per vierkante kilometer dat opgenomen is in de gemeentemonitor van de Vlaamse overheid en dat op 1 februari van het schooljaar voorafgaand aan de start van de zesjaarlijkse periode voor scholengemeenschappen, vermeld in artikel 125quinquies, beschikbaar is;]24
[2 8°bis bijkomende lestijden : lestijden die niet behoren tot het lestijdenpakket en geen extra lestijden zijn;]2
[2 8°ter bijkomende uren : uren die niet behoren tot het urenpakket en geen extra uren zijn;]2
[15 8° quater brede basiszorg: fase in het zorgcontinuüm waarbij de school vanuit een visie op zorg de ontwikkeling van alle leerlingen stimuleert en problemen tracht te voorkomen door een krachtige leeromgeving te bieden, de leerlin- gen systematisch op te volgen en actief te werken aan het verminderen van risicofactoren en aan het versterken van beschermende factoren;]15
9° [15 ...]15
[3 9°bis CKG-school : school die verbonden is aan een centrum voor kinderzorg en gezinsondersteuning;]3
[ [3 9°ter]3 CLB : centrum voor leerlingenbegeleiding zoals bedoeld in het decreet van [20 27 april 2018 betreffende leerlingenbegeleiding in het basisonderwijs, secundair onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding]20;] <DVR 2001-07-13/96, art. 3.1, 010; Inwerkingtreding : 01-09-2000>
[11 9° quater [30 de Commissie inzake Leerlingenrechten, vermeld in deel VIII, hoofdstuk 2, van de Codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs van 28 oktober 2016]30]11
[20 9° quater/1 consultatieve leerlingenbegeleiding: de kernactiviteit van een centrum voor leerlingenbegeleiding waarbij het versterking biedt aan de school bij problemen van individuele leerlingen of groepen van leerlingen;]20
[15 9° quinquies compenserende maatregelen: maatregelen waarbij de school orthopedagogische of orthodidactische hulpmiddelen aanbiedt, waaronder technische hulpmiddelen, waardoor de doelen van het gemeenschappelijk curriculum of de doelen die na dispensatie voor de leerling bepaald zijn, bereikt kunnen worden;]15
[17 9° sexies : contactonderwijs : onderwijs waarbij er een rechtstreeks en regelmatig contact is tussen de leraar of begeleider van een onderwijsactiviteit en de leerling, gebonden aan een bepaald tijdstip en plaats van onderwijsverstrekking;]17
10° [POV : Provinciaal Onderwijs Vlaanderen;] <DVR 2003-02-14/49, art. 2.1, 015; Inwerkingtreding : 01-09-2002>
11° departement : bevoegde dienst of ambtenaar van het departement onderwijs van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap;
12° [15 differentiërende maatregelen: maatregelen waarbij de school, binnen het gemeenschappelijk curriculum, een beperkte variatie aanbrengt in het onderwijsleerproces om beter tegemoet te komen aan de behoeften van individuele leerlingen of groepen van leerlingen;]15
[15 12° bis dispenserende maatregelen: maatregelen waarbij de school doelen toevoegt aan het gemeenschappelijk curriculum of de leerling vrijstelt van doelen van het gemeenschappelijk curriculum en die, waar mogelijk, vervangt door gelijkwaardige doelen, in die mate dat ofwel de doelen voor de studiebekrachtiging in functie van de finaliteit voor het onderwijsniveau ofwel de doelen voor het doorstromen naar het beoogde vervolgonderwijs, nog in voldoende mate kunnen bereikt worden;]15
[15 12° ter disproportionaliteit/disproportioneel: onredelijkheid van aanpassingen aangetoond na een proces van afweging met toepassing van de criteria als vermeld in artikel 2, § 2 en § 3, van het Protocol van 19 juli 2007 betreffende het begrip redelijke aanpassingen in België krachtens de wet van 25 februari 2003 ter bestrijding van discriminatie en tot wijziging van de wet van 15 februari 1993 tot oprichting van een Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding;]15
13° [13 [19 erkend onderwijs : onderwijs dat voldoet aan de voorwaarden zoals bepaald in artikel 62 of artikel 62bis en erkend is door de Vlaamse Regering zoals bepaald in artikel 35 van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van onderwijs;]19]13
14° extra lestijden : lestijden toegekend in het kader van een tijdelijk project;
[1 [2 [4 14°bis extra-uren : uren die toegekend zijn in het kader van tijdelijke projecten;]4 ]2 ]1]
[5 14°ter extra-murosactiviteiten : activiteiten die plaatsvinden buiten de schoolmuren en georganiseerd worden voor één of meer leerlingengroepen. Activiteiten die volledig buiten de schooluren georganiseerd worden, vallen hier niet onder;]5
[35 14° quater feedbackrapport: een rapport met de resultaten op de Vlaamse toetsen op het schoolniveau, het niveau van de leerlingengroep of het leerlingniveau;]35
[39 14° quater/1: fixatie: elke handeling of elk gebruik van materiaal die de bewegingsvrijheid van een persoon beperkt, verhindert of belemmert, waarbij de persoon niet zelfstandig zijn bewegingsvrijheid kan herwinnen;]39
15° fusie van scholen : de samenvoeging tot één nieuwe school van twee of méér scholen die gelijktijdig worden afgeschaft of de samenvoeging tot één school van twee of méér scholen waarbij één van de betrokken scholen blijft bestaan en de andere(n) opslorpt;
[36 15° /1 GC-verslag: een verslag gemeenschappelijk curriculum, een verslag dat toegang geeft tot leersteun bij een gemeenschappelijk curriculum als vermeld in artikel 16;]36
16° gefinancierd onderwijs : gemeenschapsonderwijs dat voldoet aan de voorwaarden zoals bepaald in artikel 68;
17° Gemeenschap : de Vlaamse Gemeenschap;
[15 17° bis gemeenschappelijk curriculum: de goedgekeurde leerplannen die ten minste herkenbaar de doelen bevatten die noodzakelijk zijn om de eindtermen te bereiken of de ontwikkelingsdoelen na te streven en de schoolgebonden planning voor het nastreven van de leergebiedoverschrijdende eindtermen en ontwikkelingsdoelen;]15
[37 17А ter Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor Talen: de Nederlandstalige vertaling van het door de Raad van Europa gepubliceerde Common European Framework of Reference for Languages (CEFR);]37
18° gemeenschapsonderwijs : onderwijs georganiseerd door of namens de Gemeenschap;
[26 18° bis [36 ...]36]26
19° gesubsidieerd onderwijs : vrij onderwijs of officieel onderwijs, met uitzondering van het gemeenschapsonderwijs, dat voldoet aan de voorwaarden zoals bepaald in artikel 68;
20° godsdienst of levensbeschouwing : een godsdienst of levensbeschouwing erkend door de overheid die terzake bevoegd is;
21° groep : indeling van de scholen en vestigingsplaatsen in het gewoon basisonderwijs en van de scholen in het buitengewoon basisonderwijs naargelang ze behoren tot het gemeenschapsonderwijs, het gesubsidieerd officieel onderwijs, het gesubsidieerd vrij onderwijs naargelang van de onderscheidene godsdiensten, of tot het gesubsidieerd vrij niet-confessioneel onderwijs;
[20 21° bis handelingsgericht advies: het CLB geeft advies aan de leerling, de ouders of het schoolteam over keuzemogelijkheden en gedragsalternatieven of eventueel bepaalde hulp;]20
(22° herstructurering :
a) in het gewoon onderwijs : wijziging in de structuur van een school op het vlak van vestigingsplaatsen en/of onderwijsniveaus [38 en/of een taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal]38 en/of leerlingengroepen. Een wijziging op het vlak van leerlingengroepen is een herstructurering wanneer er leerlingengroepen afgesplitst worden naar één of meer nieuwe scholen. Een fusie wordt niet als een herstructurering beschouwd;
b) in het buitengewoon onderwijs : wijziging in de structuur van een school op het vlak van vestigingsplaatsen en/of onderwijsniveaus en/of types en/of leerlingengroepen. Een wijziging op het vlak van de leerlingengroepen is een herstructurering wanneer er leerlingengroepen afgesplitst worden naar één of meerdere scholen. Een fusie [17 en veranderingen van bestaande types of niveaus binnen bestaande vestigingsplaatsen in de school zonder dat het bestaande aanbod in de totale school wijzigt, worden]17 niet als een herstructurering beschouwd.) <DVR 2000-12-22/41, art. 16, 010; Inwerkingtreding : 01-09-2000>
23° (hoofdopdracht : lesopdracht voor het onderwijzend personeel, kindgebonden opdracht voor het paramedisch, medisch, sociaal, psychologisch en orthopedagogisch personeel. In de hoofdopdracht kunnen bijzondere pedagogische taken en/of lestijden beleidsondersteuning begrepen zijn;) <DVR 2001-07-13/96, art. 3.1, 012; Inwerkingtreding : 01-09-2001>
24° [14 huisonderwijs :
- het onderwijs dat verstrekt wordt aan leerplichtigen van wie de ouders beslist hebben om hen niet in te schrijven in een door de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap of de Duitstalige Gemeenschap erkende, gefinancierde of gesubsidieerde school;
- onder huisonderwijs wordt eveneens verstaan het onderwijs dat aan een leerplichtige wordt verstrekt [40 in onthaal- en oriëntatiecentra en in de observatiecentra die ressorteren onder de bijzondere jeugdbijstand]40]14;
[18 24° /1 [36 IAC-verslag: een verslag individueel aangepast curriculum, een verslag dat toegang geeft tot een individueel aangepast curriculum als vermeld in artikel 15;]36]18
[11 24° bis kadastraal perceel : een deel van het Belgisch grondgebied dat door een kadastraal perceelnummer wordt geïdentificeerd zoals gedefinieerd in het koninklijk besluit van 20 september 2002 tot vaststelling van de vergeldingen en de nadere regels voor de afgifte van kadastrale uittreksels en inlichtingen;]11
25° klassenraad : team van personeelsleden dat onder leiding van de directeur of zijn afgevaardigde samen de verantwoordelijkheid draagt [16 of zal dragen]16 voor de begeleiding van en het onderwijs aan een bepaalde leerlingengroep of individuele leerling;
[2 25°bis kleuterparticipatie : de inschrijving in en deelname aan het kleuteronderwijs van niet-leerplichtige leerlingen met het oog op het realiseren van de ontwikkelingsdoelen;]2
26° kleuterschool : school waar alleen kleuteronderwijs georganiseerd wordt;
27° lagere school : school waar alleen lager onderwijs georganiseerd wordt;
[11 27° bis [14 leefentiteit]14 : leerlingen met ten minste één gemeenschappelijke ouder, als vermeld in 41°, of leerlingen met eenzelfde hoofdverblijfplaats;]11
[20 27° ter leerlingenbegeleiding: een geheel van preventieve en begeleidende maatregelen. Leerlingenbegeleiding situeert zich op vier domeinen: de onderwijsloopbaan, leren en studeren, psychisch en sociaal functioneren en preventieve gezondheidszorg. De maatregelen vertrekken steeds vanuit een geïntegreerde en holistische benadering voor de vier begeleidingsdomeinen en dit vanuit een continuüm van zorg;]20
28° leerlingengroep : aantal leerlingen dat samen voor een bepaalde periode eenzelfde opvoedings- of onderwijsactiviteit volgt;
[15 28° bis leerling met specifieke onderwijsbehoeften: leerling met langdurige en belangrijke participatieproblemen die te wijten zijn aan het samenspel tussen:
a) één of meerdere functiebeperkingen op mentaal, psychisch, lichamelijk of zintuiglijk vlak en;
b) beperkingen bij het uitvoeren van activiteiten en;
c) persoonlijke en externe factoren;]15
[31 28° /1 leerling met een zorgthuis:
a) een leerling die effectief gebruik maakt van een jeugdhulpverleningsbeslissing als vermeld in artikel 2, § 1, 28°, van het decreet van 12 juli 2013 betreffende de integrale jeugdhulp voor:
- een verblijf bij een jeugdhulpaanbieder als vermeld in artikel 2, § 1, 27°, van hetzelfde decreet, met uitzondering van de [34 onderwijsinternaten]34, vermeld in artikel 68, 5°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 april 2019 betreffende de erkenningsvoorwaarden en de subsidienormen voor voorzieningen in de jeugdhulp en met uitzondering van vrijwillige Jeugdhulpverlening in de multifunctionele centra, als bepaald in het besluit van de Vlaamse Regering van 26 februari 2016 houdende erkenning en subsidiëring van multifunctionele centra voor minderjarige personen met een handicap;
- contextbegeleiding in functie van autonoom wonen of begeleiding in een kleinschalige wooneenheid, overeenkomstig artikel 3 van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 april 2019 betreffende de erkenningsvoorwaarden en de subsidienormen voor voorzieningen in de jeugdhulp;
b) een leerling die geplaatst is door de jeugdrechter of jeugdrechtbank in een gemeenschapsinstelling als vermeld in artikel 2, 4°, van het decreet van 15 februari 2019 betreffende het jeugddelinquentierecht;
c) een niet-begeleide minderjarige vreemdeling voor wie de voorwaarden, vermeld in artikel [34 artikel 5 en 5/1 ]34 van hoofdstuk 6 van titel XIII van de Programmawet (I) van 24 december 2002, vervuld zijn;]31
29° leergebied : samenhangend geheel van leerinhouden;
[36 29° /1 leerondersteuner: de leerondersteuner, vermeld in artikel 5, 9°, van het decreet van 5 mei 2023 over leersteun;]36
30° leerplicht : periode binnen de welke men verplicht is onderwijs te volgen, zoals vastgelegd in [16 artikel 1, § 1, § 3, § 7]16 van de wet van 29 juni 1983 betreffende de leerplicht;
31° leerplichtige : jongere onderworpen aan de leerplicht;
[36 31° /1 leersteun: ondersteuning als vermeld in artikel 6 van het decreet van 5 mei 2023 over leersteun;]36
[36 31° /2 leersteunmodel: het leersteunmodel voor de organisatie van leersteun in scholen voor gewoon onderwijs, vermeld in hoofdstuk 3 van het decreet van 5 mei 2023 over leersteun;]36
[35 31° bis leerwinst: de verandering in de leerprestaties tussen twee metingen bij dezelfde leerlingen op dezelfde meetschaal. Leerwinst kan verwijzen naar diverse niveaus: het Vlaamse niveau, het schoolniveau en het leerlingniveau;]35
32° lestijd : een periode van vijftig minuten die als eenheid voor de bepaling van de duur van de onderwijsactiviteiten wordt gebruikt;
33° [12 lestijdenpakket :
a) in het gewoon basisonderwijs : pakket lestijden dat bestaat uit de lestijden volgens de schalen, de SES-lestijden en de aanvullende lestijden, toegekend aan een school om de financierbare of subsidieerbare personeelsformatie van het onderwijzend personeel te bepalen, inclusief de eventuele lesopdracht van de directie;
b) in het buitengewoon basisonderwijs : het pakket lestijden dat bestaat uit de lestijden volgens de schalen en de aanvullende lestijden, toegekend aan een school om de financierbare of subsidieerbare personeelsformatie van het onderwijzend personeel te bepalen, inclusief de eventuele lesopdracht van de directie;]12
34° [12 lestijden volgens de schalen : resultaat van de verrekening van het aantal regelmatige leerlingen op een welbepaalde teldag of tijdens een welbepaalde telperiode aan de hand van schalen of bekomen als additionele lestijden volgens de schalen volgens de berekeningswijzen vermeld in dit decreet;]12
35° lokaal comité : het lokaal overlegorgaan of onderhandelingsorgaan bevoegd voor arbeidsvoorwaarden en personeelsaangelegenheden;
36° [ [32 LOP: een lokaal overlegplatform als vermeld in deel VIII, hoofdstuk 1, van de Codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs van 28 oktober 2016]32
37° officieel onderwijs : onderwijs georganiseerd door een [10 publiekrechtelijke rechtspersoon]10. [10 ...]10 <DVR 2003-07-10/50, art. 2, 016; Inwerkingtreding : 01-09-2003>
38°[25 ...]25
39° onderwijsinspectie : de inspectie, zoals bedoeld in [6 het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van onderwijs]6 of de inspectie, zoals bedoeld in het decreet van 1 december 1993 betreffende de inspectie en begeleiding van de levensbeschouwelijke vakken, voor zover belast met taken op het gebied van het basisonderwijs;
[39°bis onderwijsnet :
- het gemeenschapsonderwijs : het onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap zoals bedoeld in artikel 2 van het bijzonder decreet van 14 juli 1998 betreffende het gemeenschapsonderwijs;
- het gesubsidieerd officieel onderwijs : het onderwijs ingericht [10 ...]10 door publiekrechtelijke rechtspersonen andere dan het gemeenschapsonderwijs en dat in aanmerking komt voor subsidiëring van de Vlaamse Gemeenschap;
- het gesubsidieerd vrij onderwijs : het onderwijs ingericht door natuurlijke personen of privaatrechtelijke rechtspersonen en dat in aanmerking komt voor subsidiëring door de Vlaamse Gemeenschap;] <DVR 2003-07-10/50, art. 2, 016; Inwerkingtreding : 01-09-2003>
40° onderwijsniveau : indeling van het onderwijs in kleuteronderwijs, lager onderwijs, secundair onderwijs en hoger onderwijs;
41° ouders : de personen die het ouderlijk gezag uitoefenen of in rechte of in feite de minderjarige onder hun bewaring hebben;
42° OVSG : Onderwijssecretariaat van de Steden en Gemeenten van de Vlaamse Gemeenschap;
[11 42° bis pedagogisch project : het geheel van de fundamentele uitgangspunten voor een school en haar werking;]11
43° periode van normale aanwezigheid van de leerlingen : periode die loopt vanaf 15 minuten voor de eerste les 's morgens tot 15 minuten na de laatste les 's middags en vanaf 15 minuten voor de eerste les 's namiddags tot 15 minuten na de laatste les 's avonds;
(43°bis plage : lestijden of uren buiten het lestijden- en urenpakket die zich situeren boven het minimum maar binnen het maximum van de hoofdopdracht;) <DVR 2003-02-14/49, art. 2.1, 015; Inwerkingtreding : 01-09-2002>
44° preventorium : medische instelling die onder meer in residentieel verband kuurmogelijkheden biedt aan kinderen en jongeren (van (twee jaar en zes maanden)) tot achttien jaar en waar buitengewoon onderwijs van type 5 gegeven wordt; <DVR 1998-07-14/41, art. 16, 005; Inwerkingtreding : 01-09-1997> <DVR 2003-02-14/49, art. 2.1, 015; Inwerkingtreding : 01-09-2002>
45° programmatienorm : aantal regelmatige leerlingen dat op een (welbepaalde teldag of tijdens een welbepaalde telperiode) in een school (...) [38 , een taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal]38 of een type moet ingeschreven zijn om in de financierings- of subsidiëringsregeling te worden opgenomen; <DVR 2006-07-07/61, art. 2.2, 024; Inwerkingtreding : 01-09-2006>
[2 45°bis puntenenveloppe : het aantal punten waarover een school en/of scholengemeenschap op basis van het aantal regelmatige leerlingen op een welbepaalde teldag of op basis van het gemiddeld aantal leerlingen tijdens de telperiode beschikt en dat het aantal organiseerbare betrekkingen van beleids- en ondersteunend personeel en/of bestuurs- en onderwijzend personeel bepaalt;]2
(45°ter randgemeenten : de gemeenten van het Vlaamse Gewest, vermeld in artikel 7 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966;) <DVR 2006-07-07/61, art. 2.2, 024; Inwerkingtreding : 01-09-2005>
(45°quater taalgrensgemeenten : de gemeenten van het Vlaamse Gewest, vermeld in artikel 3, 1°, van de wet van 30 juli 1963 houdende taalregeling in het onderwijs;) <DVR 2006-07-07/61, art. 2.2, 024; Inwerkingtreding : 01-09-2005>
46° [3 rationalisatienorm : het aantal regelmatige leerlingen dat op een welbepaalde teldag of tijdens een welbepaalde telperiode in een school, een vestigingsplaats, een onderwijsniveau [38 taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal]38 of een type moet ingeschreven zijn om na de programmatieperiode nog gefinancierd of gesubsidieerd te blijven;]3
47° regering : de Vlaamse regering;
[15 47° bis remediërende maatregelen: maatregelen waarbij de school effectieve vormen van aangepaste leerhulp verstrekt binnen het gemeenschappelijk curriculum;]15
48° salaris : wedde, weddetoelage, bijwedde, toelagen en vergoedingen;
49° school : pedagogisch geheel, waar onderwijs georganiseerd wordt en dat onder leiding staat van één directeur;
50° (schoolbestuur : de inrichtende macht zoals bedoeld in artikel 24, § 4, van de Grondwet, dit is de rechtspersoon of de natuurlijke persoon die verantwoordelijk is voor één of meer scholen;) <DVR 2001-07-13/96, art. 3.1, 012; Inwerkingtreding : 01-09-2001>
51° schooljaar : de periode van [1 september tot en met 31 augustus]; (ERRATUM, B.St. 09-07-2018, p. 54836)
52° schoolopdracht van het personeel : het geheel van taken die een personeelslid in schoolverband uitvoert;
(52°bis scholengemeenschap basisonderwijs : is een samenwerkingsverband dat beantwoordt aan de criteria van de artikelen 125sexies tot en met 125octies.) <DVR 2003-07-10/50, art. 2, 016; Inwerkingtreding : 01-09-2003>
[27 52° bis/0 scholengemeenschapsinstelling: een scholengemeenschapsinstelling is een instelling die geen school is en die uitsluitend opgericht kan worden binnen één scholengemeenschap en zich beperkt tot en als enige doel heeft daar personeelsleden, die werken ter ondersteuning van de scholen van de scholengemeenschap aan te stellen, te affecteren, toe te laten tot de proeftijd en vast te benoemen indien ze daarvoor in aanmerking komen.]27
[23 52° bis/1 selectieve participatietoeslagen leerling: de selectieve participatietoeslagen, zoals opgenomen in boek 2, deel 2, titel 1, van het decreet van 27 april 2018 tot regeling van de toelagen in het kader van het gezinsbeleid;]23
[12 52° [23 bis/1/1]23 SES-lestijden : lestijden, toegekend op basis van de socio-economische status van leerlingen in het gewoon basisonderwijs die gevat wordt door leerlingkenmerken;
52 bis/2 [38 taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal: een afdeling in een school voor het gewoon basisonderwijs waar leerlingen les krijgen in Vlaamse Gebarentaal en in het Nederlands;]38
(52°ter (oud 52°bis) trekkende bevolking : binnenschippers, kermis- en circusexploitanten en -artiesten en woonwagenbewoners, bedoeld in artikel 2, 3°, van het decreet van 28 april 1998 inzake het Vlaamse beleid ten aanzien van etnisch-culturele minderheden;) <DVR 2002-06-28/41, art. 9.1, 014; Inwerkingtreding : 01-09-2002> <DVR 2003-07-10/50, art. 2, 016; Inwerkingtreding : 01-09-2003>
53° type : indeling van het buitengewoon onderwijs op basis van de bijzondere opvoedings- en onderwijsbehoeften die een bepaalde groep leerlingen gemeenschappelijk heeft;
[15 53° bis uitbreiding van zorg: fase in het zorgcontinuüm waarbij de school de maatregelen uit de fase van verhoogde zorg onverkort verderzet en het CLB een proces van handelingsgerichte diagnostiek opstart. Het CLB richt zich daarbij op een uitgebreide analyse van de onderwijs- en opvoedingsbehoeften van de leerling en op de ondersteuningsbehoeften van de leerkracht(en) en ouders met het oog op het formuleren van adviezen voor het optimaliseren van het proces van afstemming van het onderwijs- en opvoedingsaanbod op de zorgvraag van de leerling. Het CLB bepaalt in samenspraak met de school en de ouders welke bijkomende inzet van middelen, hulp of expertise, hetzij ten aanzien van de school of de leerling, al dan niet in zijn context, wenselijk is alsook de omvang en de duur daarvan;]15
54° (urenpakket :
a) in gewoon onderwijs : het aantal uren toegekend aan een school om de gefinancierde of gesubsidieerde formatie voor kinderverzorgers in het kleuteronderwijs te bepalen;
b) in het buitengewoon onderwijs : het aantal uren toegekend aan een school om de gefinancierde of gesubsidieerde formatie voor het paramedisch, medisch, psychologisch, orthopedagogisch en sociaal personeel te bepalen. Dit pakket bestaat uit uren volgens de richtgetallen en aanvullende uren.) <DVR 2003-02-14/49, art. 2.1, 015; Inwerkingtreding : 01-09-2001>
55° uren volgens de richtgetallen : resultaat van de verrekening van het aantal regelmatige leerlingen op een welbepaalde (teldag of tijdens een welbepaalde telperiode) aan de hand van de richtgetallen door de regering vastgelegd; <DVR 2006-07-07/61, art. 2.2, 024; Inwerkingtreding : 01-09-2006>
55°bis [15 verhoogde zorg: fase in het zorgcontinuüm waarbij de school extra zorg voorziet onder de vorm van remediërende, differentiërende, compenserende of dispenserende maatregelen, afgestemd op de specifieke onder- wijsbehoeften van bepaalde leerlingen, en voorafgaand aan de fase van uitbreiding van zorg;]15;
56° vestigingsplaats : gebouw of gebouwencomplex waarin een school of een gedeelte van een school gehuisvest is;
[35 56° bis de Vlaamse toetsen: gestandaardiseerde, genormeerde en gevalideerde, net- en koepeloverschrijdende toetsen die worden afgenomen in bepaalde leerjaren van het basisonderwijs in alle scholen over een selectie van eindtermen;]35
57° vrij onderwijs : onderwijs georganiseerd door een natuurlijk persoon of een private rechtspersoon;
58° ziekenhuisschool : school voor buitengewoon basisonderwijs van type 5 verbonden aan een ziekenhuis waar kinderen omwille van ernstige medische redenen worden opgenomen;
[15 59° zorgcontinuüm: opeenvolging van de fasen in de organisatie van de onderwijsomgeving op het gebied van brede basiszorg, verhoogde zorg en uitbreiding van zorg;]15
----------
(1)<DVR 2007-07-06/53, art. 2, 028; Inwerkingtreding : 01-09-2007>
(2)<DVR 2007-06-22/40, art. 2.2, 030; Inwerkingtreding : 01-09-2007>
(3)<DVR 2007-06-22/40, art. 2.2, 030; Inwerkingtreding : 01-09-2008>
(4)<DVR 2008-07-04/45, art. 2.1, 1°, 034; Inwerkingtreding : 01-09-2006>
(5)<DVR 2008-07-04/45, art. 2.1, 2°, 034; Inwerkingtreding : 01-09-2007>
(6)<DVR 2009-05-08/31, art. 198, 039; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
(7)<DVR 2009-05-08/32, art. II.1, 040; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
(8)<DVR 2010-07-09/26, art. II.2, 043; Inwerkingtreding : 01-02-2011>
(9)<DVR 2011-06-17/06, art6, 046; Inwerkingtreding : 01-09-2011>
(10)<DVR 2011-07-01/33, art. II.1, 048; Inwerkingtreding : 01-09-2011>
(11)<DVR 2011-11-25/11, art. II.1, 050; Inwerkingtreding : 01-09-2012>
(12)<DVR 2012-07-06/30, art. 2, 054; Inwerkingtreding : 01-09-2012>
(13)<DVR 2012-12-21/65, art. II.1, 056; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
(14)<DVR 2013-07-19/57, art. II.1, 058; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
(15)<DVR 2014-03-21/59, art. II.1, 060; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
(16)<DVR 2014-04-25/L8, art. II.1, 061; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
(17)<DVR 2016-06-17/24, art. II.1, 067; Inwerkingtreding : 01-09-2016>
(18)<DVR 2017-06-16/24, art. II.1, 072; Inwerkingtreding : 01-09-2017>
(19)<DVR 2018-03-23/08, art. 2, 075; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
(20)<DVR 2018-04-27/26, art. 99, 077; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
(21)<DVR 2018-06-15/18, art. 25, 079; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
(22)<DVR 2018-07-06/19, art. 10, 080; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
(23)<DVR 2019-03-22/19, art. 2, 086; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
(24)<DVR 2019-04-05/42, art. 6, 087; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
(25)<DVR 2020-07-03/39, art. 25, 092; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
(26)<DVR 2021-07-09/33, art. 75,1°, 096; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
(27)<DVR 2021-07-09/33, art. 75,2°, 096; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
(28)<DVR 2021-07-09/33, art. 75,3°, 096; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
(29)<DVR 2022-07-08/11, art. 4, 104; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
(30)<DVR 2022-07-08/11, art. 5,1°, 104; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
(31)<DVR 2022-07-08/11, art. 5,2°, 104; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
(32)<DVR 2022-07-08/11, art. 5,3°, 104; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
(33)<DVR 2022-07-08/11, art. 5,4°, 104; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
(30)<DVR 2022-07-08/11, art. 2, 104; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
(34)<DVR 2023-07-07/17, art. 13,1°, 107; Inwerkingtreding : 01-09-2023>
(35)<DVR 2023-04-28/13, art. 2, 108; Inwerkingtreding : 01-04-2023>
(36)<DVR 2023-05-05/07, art. 88, 111; Inwerkingtreding : 01-09-2023>
(37)<DVR 2023-07-14/14, art. 44, 113; Inwerkingtreding : 01-09-2023>
(38)<DVR 2024-04-26/51, art. 2, 115; Inwerkingtreding : 01-09-2024>
(39)<DVR 2024-04-19/55, art. 9, 117; Inwerkingtreding : 01-09-2024>
(40)<DVR 2024-05-17/33, art. 39, 118; Inwerkingtreding : 01-09-2025>
HOOFDSTUK III. - Structuur van het basisonderwijs.
Afdeling 1. - Kleuteronderwijs, lager onderwijs en basisonderwijs.
Art.4. Het basisonderwijs omvat kleuteronderwijs en lager onderwijs. Er is gewoon en buitengewoon basisonderwijs.
Art.5. Het kleuteronderwijs is basisonderwijs voor kinderen vanaf (twee jaar en zes maanden) en loopt tot de aanvang van het lager onderwijs. <DVR 2003-02-14/49, art. 2.2, 015; Inwerkingtreding : 01-09-2002>
Er is gewoon en buitengewoon kleuteronderwijs.
Art.6.§ 1. Het lager onderwijs is basisonderwijs dat aanvangt [1 vanaf het tweede jaar van de leerplicht]1, bestemd is voor kinderen na het kleuteronderwijs en loopt tot de aanvang van het secundair onderwijs.
Er is gewoon en buitengewoon lager onderwijs.
§ 2. Het gewoon lager onderwijs duurt zes jaar, het buitengewoon lager onderwijs duurt zeven jaar.
----------
(1)<DVR 2020-07-03/39, art. 26, 092; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
Art.7.§ 1. Elk schoolbestuur beslist of het alleen kleuteronderwijs, alleen lager onderwijs of beide organiseert.
(In nieuwe scholen voor gewoon onderwijs, opgericht vanaf 1 september 2003, moet zowel kleuter- als lager onderwijs worden georganiseerd.) <DVR 2003-07-10/50, art. 3, 016; Inwerkingtreding : 01-09-2003>
§ 2. [1 Het schoolbestuur bepaalt vrij de organisatie van zijn kleuteronderwijs en lager onderwijs. Het legt die organisatie vast in het schoolwerkplan.]1
§ 3. [1 In scholen met lager onderwijs moet het lager onderwijs steeds volledig georganiseerd worden. In scholen met kleuteronderwijs moet het kleuteronderwijs steeds volledig georganiseerd worden. Deze verplichting geldt, voor wat het gewoon kleuteronderwijs betreft, vanaf het schooljaar 2016-2017.
In het gewoon basisonderwijs moet het kleuteronderwijs volledig georganiseerd zijn vanaf het derde bestaansjaar van dat onderwijsniveau in de school en het lager onderwijs volledig georganiseerd zijn vanaf het zesde bestaansjaar van dat onderwijsniveau in de school.]1
[2 § 4. Scholen die de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal inrichten, richten die taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal in, in het kleuteronderwijs en in het lager onderwijs en organiseren die taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal volledig.
In afwijking van het eerste lid kan een schoolbestuur ervoor kiezen om het lager onderwijs in de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal pas in te richten nadat de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal volledig is ingericht in het kleuteronderwijs.
De taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal, vermeld in het eerste lid, wordt in het kleuteronderwijs volledig ingericht vanaf het derde bestaansjaar van de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal in dat onderwijsniveau. De taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal wordt in het lager onderwijs volledig ingericht vanaf het zesde bestaansjaar van de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal in dat onderwijsniveau.]2
----------
(1)<DVR 2015-06-19/33, art. II.1, 065; Inwerkingtreding : 01-09-2015>
(2)<DVR 2024-04-26/51, art. 3, 115; Inwerkingtreding : 01-09-2024>
Afdeling 2. - [1 Gewoon en buitengewoon basisonderwijs]1.
----------
(1)
Art.8.Het gewoon basisonderwijs wordt zodanig georganiseerd dat, op grond van een pedagogisch project, in de school een opvoedings- en leeromgeving gecreëerd wordt waarin de leerlingen een ononderbroken leerproces kunnen doormaken. Die omgeving wordt aangepast aan de voortgang in de ontwikkeling van de leerlingen. [1 [3Een school die beslist het ononderbroken leerproces van een leerling te onderbreken door die leerling het aanbod van het afgelopen schooljaar gedurende het daaropvolgende schooljaar nogmaals te laten volgen, motiveert die beslissing schriftelijk ten aanzien van de ouders en licht die beslissing mondeling toe. De school geeft aan welke bijzondere aandachtspunten er voor die leerling zijn in het daaropvolgende schooljaar ]3.]1
Het gewoon basisonderwijs is in principe verantwoordelijk voor het onderwijs aan alle leerlingen van bedoelde leeftijdscategorie. Het moet door blijvende aandacht en verbreding van de zorg zoveel mogelijk leerlingen blijvend begeleiden. [2 Het werkt hiervoor op een systematische, planmatige en transparante wijze samen met het CLB en de ouders en doet, in het bijzonder voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften, gepaste en redelijke aanpassingen, waaronder het inzetten van remediërende, differentiërende, compenserende of dispenserende maatregelen naargelang de noden van de leerling. De specifieke onderwijsbehoeften van leerlingen en de ondersteuningsbehoeften van het onderwijspersoneel en de ouders staan daarbij centraal.]2
----------
(1)<DVR 2014-04-04/85, art. II.1, 059; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
(2)<DVR 2014-03-21/59, art. II.2, 060; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
(3)<DVR 2023-02-03/09, art. 2, 104; Inwerkingtreding : 01-03-2023>
Art.9. Het buitengewoon basisonderwijs is het onderwijs dat op grond van een pedagogisch project aangepast onderwijs. opvoeding, verzorging en therapie verstrekt aan leerlingen waarvan de totale persoonlijkheidsontwikkeling tijdelijk of permanent, niet of onvoldoende door het gewoon onderwijs kan verzekerd worden.
Art.10.[1 § 1. Het buitengewoon basisonderwijs is ingedeeld in volgende types:
1° type basisaanbod, voor kinderen voor wie de onderwijsbehoeften dermate zijn en voor wie al tijdens het gewoon kleuteronderwijs of tijdens het gewoon lager onderwijs aantoonbaar blijkt dat de aanpassingen, waaronder remediërende, differentiërende, compenserende of dispenserende maatregelen ofwel disproportioneel, ofwel onvoldoende zijn om de leerling binnen het gemeenschappelijk curriculum te kunnen blijven meene- men in een school voor gewoon onderwijs;
2° type 2, voor kinderen met een verstandelijke beperking.
Kinderen met een verstandelijke beperking voldoen aan alle onderstaande criteria:
a) ze hebben significante beperkingen in het intellectueel functioneren, wat op basis van een psychodiagnostisch onderzoek tot uiting komt in een totaal intelligentiequotiënt op een gestandaardiseerde en genormeerde intelligentietest [2 dat twee of meer standaarddeviaties beneden het gemiddelde ligt ten opzichte van een normgroep van leeftijdsgenoten]2, rekening houdend met het betrouwbaarheidsinterval;
b) ze hebben significante beperkingen in het [2 adaptief gedrag]2, wat op basis van psychodiagnostisch onderzoek tot uiting komt in een uitslag op een gestandaardiseerde en genormeerde schaal voor [2 adaptief gedrag]2, die [2 twee of meer]2 standaarddeviaties beneden het gemiddelde ligt ten opzichte van een normgroep van leeftijdgenoten, rekening houdend met het betrouwbaarheidsinterval;
c) de functioneringsproblemen zijn ontstaan vóór de leeftijd van 18 jaar;
d) het besluit "verstandelijke beperking" wordt genomen na een periode van procesdiagnostiek;
3° type 3, voor kinderen met een emotionele of gedragsstoornis die geen verstandelijke beperking hebben zoals bepaald in 2°.
Kinderen met een emotionele of gedragsstoornis zijn kinderen bij wie op basis van gespecialiseerde, door een multidisciplinair team aangeleverde diagnostiek, met inbegrip van psychiatrisch onderzoek, een van de volgende problematieken wordt vastgesteld:
a) een aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit;
b) een oppositioneel-opstandige gedragsstoornis;
c) de gedragsstoornis in enge zin, `conduct disorder';
d) een angststoornis;
e) een stemmingsstoornis;
f) een hechtingsstoornis;
4° type 4, voor kinderen met een motorische beperking.
Kinderen met een motorische beperking zijn kinderen bij wie op basis van specifieke medische diagnostiek, een uitval wordt vastgesteld in de neuromusculoskeletale en beweginggerelateerde functies, meer bepaald:
a) de functies van gewrichten en beenderen;
b) de spierfuncties, meer bepaald de spierkracht, de tonus en het uithoudingsvermogen, met gedeeltelijke of volledige uitval van:
1) een van de of beide bovenste of onderste ledematen;
2) de linkerzijde, de rechterzijde of beide zijden;
3) de romp;
4) overige;
c) de bewegingsfuncties;
d) een door medische diagnostiek geobjectiveerde problematiek met weerslag op het beweginggerelateerd functioneren die niet terug te brengen is tot criterium a) tot en met c) maar met een duidelijke impact op schoolse activiteiten;
5° type 5, voor kinderen die opgenomen zijn in een ziekenhuis, een residentiële setting of verblijven in een preventorium.
De regering bepaalt de voorwaarden waaraan de residentiële setting moet voldoen opdat er een school voor buitengewoon onderwijs type 5 aan verbonden kan zijn.
Kinderen in type 5 beantwoorden aan alle onderstaande voorwaarden:
a) de medische, psychiatrische of residentiële opvang of begeleiding laat niet toe dat de kinderen voltijds in een school aanwezig zijn;
b) de kinderen hebben behoefte aan een individueel of geïndividualiseerd aanbod dat in de residentiële omgeving verstrekt wordt;
6° type 6, voor kinderen met een visuele beperking.
Kinderen met een visuele beperking zijn kinderen bij wie op basis van specifieke oogheelkundige diagnostiek een gezichtsstoornis werd vastgesteld die beantwoordt aan minstens een van de volgende criteria:
a) een optimaal gecorrigeerde gezichtsscherpte die kleiner dan of gelijk is aan 3/10 voor het beste oog;
b) een of meer gezichtsvelddefecten die meer dan 50% van de centrale zone van 30° beslaan of die het gezichtsveld concentrisch tot minder dan 20° verkleinen;
c) een volledige altitudinale hemianopsie, een oftalmoplegie, een oculomotorische apraxie of een oscillopsie.
Onder altitudinale hemianopsie wordt verstaan: halfzijdige blindheid of blindheid in de helft van het gezichtsveld met verschillende varianten die door hersenbeschadiging veroorzaakt is.
Onder oculomotorische apraxie wordt verstaan: het niet kunnen fixeren van de ogen op één voorwerp en het niet kunnen volgen van bewegende voorwerpen.
Onder oftalmoplegie wordt verstaan: verlamming van de oogspieren.
Onder oscillopsie wordt verstaan: subjectieve instabiliteit van het gezichtsveld of het symptoom waarbij het beeld dat iemand van de omgeving heeft, beweegt zodra het hoofd wordt bewogen;
d) een ernstige gezichtsstoornis die uit een geobjectiveerde cerebrale pathologie voortvloeit, zoals cerebrale visuele inperking;
e) een door een oogarts geobjectiveerde visuele problematiek die niet tot criterium a) tot en met d) terug te brengen is, maar met een duidelijke impact op schoolse activiteiten;
7° type 7, voor kinderen met een auditieve beperking of een spraak- of taalstoornis.
Kinderen met een auditieve beperking zijn kinderen die, op basis van een audiologisch onderzoek door een neus-, keel- en oorarts, beantwoorden aan een van de onderstaande criteria:
a) volgens de Fletcher-index een gemiddeld gehoorverlies hebben voor de frequenties 500, 1000 en 2000 Hz van 40 dB of meer voor het beste oor zonder correctie;
b) als de Fletcher-index minder dan 40 dB bedraagt: een foneemscore van 80% of minder hebben bij de spraakaudiometrie met woorden met een medeklinker-klinker- medeklinker-samenstelling bij 70 dB geluidsterkte;
c) een door een neus-, keel- en oorarts geobjectiveerde auditieve problematiek hebben die niet terug te brengen is tot criterium a) of b), maar met een duidelijke impact op schoolse activiteiten.
Kinderen met een spraak- of taalstoornis zijn kinderen zonder een verstandelijke beperking, zoals bepaald in 2°, waarvoor, op basis van een multidisciplinair onderzoek door een erkend gespecialiseerd team met minstens een logopedist, audioloog en neus-, keel- en oorarts, een van de volgende problematieken wordt vastgesteld:
a) voor leerlingen jonger dan 6 jaar:
1) kinderafasie met een terugval in de taalontwikkeling of;
2) een vermoeden van ontwikkelingsdysfasie, gebaseerd op de vaststelling van een zeer moeizame spraak- en taalontwikkeling en met een duidelijke impact op schoolse activiteiten;
b) voor leerlingen vanaf 6 jaar: diagnose ontwikkelingsdysfasie of kinderafasie;
8° type 9, voor kinderen met een autismespectrumstoornis en die geen verstandelijke beperking hebben zoals bepaald in 2°.
Kinderen met een autismespectrumstoornis zijn kinderen bij wie op basis van gespecialiseerde, door een multidisciplinair team aangeleverde diagnostiek, met inbegrip van psychiatrisch onderzoek, een van de volgende problematieken wordt vastgesteld:
a) de autistische stoornis;
b) een pervasieve ontwikkelingsstoornis niet-anders-omschreven.
Het basisaanbod buitengewoon onderwijs wordt niet erkend, gefinancierd of gesubsidieerd in het buitengewoon kleuteronderwijs.
§ 2. De regering legt diagnostische protocollen vast voor de oriëntering naar de types als vermeld in § 1, 2° tot 8°. ]1
----------
(1)<DVR 2014-03-21/59, art. II.3, 060; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
(2)<DVR 2018-07-06/19, art. 12, 080; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
Art.11.[1 In het gewoon basisonderwijs kan een taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal worden ingericht. Binnen de voormelde taalafdeling wordt er lesgegeven in het Nederlands en in Vlaamse Gebarentaal.
Met het oog op een mogelijke bijsturing wordt de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal in het schooljaar 2026-2027 geëvalueerd. Deze evaluatie bevat minstens een analyse en beoordeling van de haalbaarheid, de eindtermen, financiële impact van de omkadering en werkingsmiddelen. De regering kan de nadere modaliteiten van de voormelde evaluatie bepalen. ]1
----------
(1)<DVR 2024-04-26/51, art. 4, 115; Inwerkingtreding : 01-09-2024>
Afdeling 3. [1 - Overleg fundamentele onderwijshervormingen]1
----------
(1)
Art. 11bis. [1 De regering informeert de afgevaardigden van de inrichtende machten en de representatieve vakorganisaties over elke geplande fundamentele onderwijshervorming.
Vóór de Vlaamse Regering een eerste principiële beslissing ter zake neemt, wordt op vraag van ten minste één van de afgevaardigden van de inrichtende machten een apart overleg georganiseerd over die fundamentele onderwijshervorming tussen de minister, bevoegd voor het onderwijs, of zijn afgevaardigde en de afgevaardigden van de inrichtende machten.
Vóór de Vlaamse Regering een eerste principiële beslissing ter zake neemt, wordt op vraag van ten minste één van de representatieve vakorganisaties een apart overleg georganiseerd over die fundamentele onderwijshervorming tussen de minister, bevoegd voor het onderwijs, of zijn afgevaardigde en de representatieve vakorganisaties.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2009-05-08/32, art. II.2, 040; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
Afdeling 3bis. [1 - Screening niveau onderwijstaal, taaltraject en taalbad]1
----------
(1)
Art. 11ter.
<Opgeheven bij DVR 2021-07-09/33, art. 76, 096; Inwerkingtreding : 01-09-2021>
Art. 11quater.[1 § 1. Vanaf het schooljaar 2021-2022 voert de school voor elke leerling in het gewoon onderwijs bij het begin van de leerplicht een verplichte screening uit, die nagaat wat het niveau van de leerling inzake de onderwijstaal is. Deze screening kan nooit voor de inschrijving van de leerling uitgevoerd worden.
De regering bepaalt met welk instrument de screening bij het begin van de leerplicht gebeurt, alsook het moment en de manier van afname.
§ 2. In afwijking van paragraaf 1 is de screening niet verplicht voor anderstalige nieuwkomers zoals bepaald in artikel 3, 4° quater. Deze leerlingen krijgen vanaf het schooljaar 2021-2022 in elk geval een actief taalintegratietraject Nederlands, met in beginsel een taalbad zoals bedoeld in paragraaf 4, of een volwaardig alternatief dat dezelfde resultaten bereikt. Ook voor leerlingen die [2 na de periode van afname van de taalscreening in het basisonderwijs]2 instromen en onvoldoende het Nederlands beheersen om de lessen te kunnen volgen, kan de school beslissen dat zij een taalintegratietraject moeten volgen.
[3§ 2/1. In afwijking van paragraaf 1 hoeft geen screening te worden uitgevoerd voor een leerling die doof of slechthorend is als vermeld in artikel 37/8, § 5, of 37/45, § 5, en die ingeschreven is in de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal of voor een leerling die speciale onderwijsmiddelen in de vorm van tolken ter beschikking krijgt als vermeld in artikel 91, § 1 en § 2. ]3
§ 3. Op basis van de resultaten van de taalscreening, moeten leerlingen die het Nederlands onvoldoende beheersen vanaf het schooljaar 2021-2022 een actief taalintegratietraject Nederlands volgen met in beginsel een taalbad, zoals bedoeld in paragraaf 4, of een volwaardig alternatief dat dezelfde resultaten bereikt.
§ 4. Met taalbad wordt vanaf het schooljaar 2021-2022 bedoeld intensieve onderwijsactiviteiten die tot doel hebben de leerling door onderdompeling in de onderwijstaal deze onderwijstaal te laten verwerven in functie van een snelle integratie in de reguliere onderwijsactiviteiten. Dit kan een voltijds traject zijn. Een leerling kan gedurende het basisonderwijs maximaal één schooljaar een voltijds taalbad of voltijds gelijkwaardig alternatief volgen.
§ 5. Schoolbesturen kunnen elk taalintegratietraject, dus ook het taalbad, individueel of gezamenlijk organiseren. Het kan ook netoverschrijdend georganiseerd worden.
§ 6. In het geval scholen het taalintegratietraject gezamenlijk organiseren, is er wederzijdse samenwerking tussen de school van inschrijving en de school die het taalintegratietraject aan de leerling verstrekt. Dat houdt onder andere in het organiseren van het vervoer van de ingeschreven leerling naar de school waar het taalintegratietraject wordt georganiseerd, de communicatie tussen de school van inschrijving en de school waar het taalintegratietraject wordt georganiseerd, alsook het opvolgen van de leerling die het taalintegratietraject volgt door de school waar de leerling is ingeschreven.
§ 7. De leerkracht die het onderwijs in het taalintegratietraject verstrekt, wordt betrokken bij de beslissing over de duur en intensiteit van het taalintegratietraject.
§ 8. Na het taalintegratietraject integreert de leerling zich desgevallend in de school van inschrijving waar hij de reguliere onderwijsactiviteiten volgt.
§ 9. In afwijking van artikel 3, 22°, a), wordt het inrichten van een taalintegratietraject niet beschouwd als een herstructurering.
§ 10. De leerlingen die een taalintegratietraject volgen, tellen alleen mee voor financiering of subsidiering in de school waar ze zijn ingeschreven op de teldag.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2020-07-03/39, art. 27, 092; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
(2)<DVR 2022-07-08/11, art. 6, 104; Inwerkingtreding : 01-09-2021>
(3)<DVR 2024-04-26/51, art. 5, 115; Inwerkingtreding : 01-09-2024>
HOOFDSTUK IV. - Leerlingen in het basisonderwijs.
Afdeling 1. - Toelatingsvoorwaarden.
Onderafdeling A. [1 - Toelatingsvoorwaarden tot het kleuteronderwijs.]1
----------
(1)
Art.12.<DVR 2003-02-14/49, art. 2.3, 015; Inwerkingtreding : 01-09-2002> § 1. Om toegelaten te worden [1 tot]1 het kleuteronderwijs moet een kind ten minste twee jaar en zes maanden zijn.
§ 2. Voor het gewoon kleuteronderwijs gelden voor kinderen tussen twee jaar en zes maanden en drie jaar de volgende instapdata :
1° de eerste schooldag na de zomervakantie;
2° de eerste schooldag na de herfstvakantie;
3° de eerste schooldag na de kerstvakantie;
4° de eerste schooldag van februari;
5° de eerste schooldag na de krokusvakantie;
6° de eerste schooldag na de paasvakantie.
(7° de eerste schooldag na hemelvaartsdag.) <DVR 2005-07-15/57, art. 2.2, 022; Inwerkingtreding : 01-09-2005>
----------
(1)<DVR 2016-06-17/24, art. II.4, 067; Inwerkingtreding : 01-09-2016>
Art. 12/1.[1 § 1. In het gewoon onderwijs kan een leerling die 6 jaar wordt vóór 1 januari van het lopende schooljaar nog één schooljaar tot het kleuteronderwijs toegelaten worden. [2 ...]2 [3 De klassenraad adviseert over de toelating tot het kleuteronderwijs en na kennisneming van en toelichting bij het advies]3 nemen de ouders daaromtrent een beslissing.
Voor [2 ...]2 leerlingen die nog geen kleuteronderwijs volgden, is [3 geen advies als vermeld in het eerste lid]3 vereist.
§ 2. In het buitengewoon onderwijs kan een leerling die 6 jaar wordt vóór 1 januari van het lopende schooljaar tot het kleuteronderwijs toegelaten worden. [2 ...]2 Het volgen van kleuteronderwijs kan daarna nog met één schooljaar verlengd worden. [3 ]3 nemen de ouders daaromtrent een beslissing.De klassenraad adviseert over de toelating tot het kleuteronderwijs en na kennisneming van en toelichting bij het advies
Voor [2 ...]2 leerlingen die nog geen kleuteronderwijs volgden, is [3 geen advies als vermeld in het eerste lid,]3 vereist.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2016-06-17/24, art. II.5, 067; Inwerkingtreding : 01-09-2016>
(2)<DVR 2020-07-03/39, art. 28, 092; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
(3)<DVR 2023-02-03/09, art. 3, 104; Inwerkingtreding : 01-03-2023>
Onderafdeling B. [1 - Toelatingsvoorwaarden tot het lager onderwijs.]1
----------
(1)
Art.13.
<Opgeheven bij DVR 2021-07-09/33, art. 77, 096; Inwerkingtreding : 01-09-2021>
Art. 13/1.[1 § 1. Voor de toepassing van dit artikel worden vanaf het schooljaar 2020-2021 als voldoende aanwezig beschouwd, de leerlingen die ingeschreven zijn in een door de Vlaamse Gemeenschap erkende school voor Nederlandstalig kleuteronderwijs en er 290 halve dagen daadwerkelijk aanwezig zijn. Halve dagen aanwezigheid in de rijdende kleuterschool zoals bepaald in artikel 168 van dit decreet worden beschouwd als aanwezigheid in de erkende school voor Nederlandstalig onderwijs waar de leerling ingeschreven is.
In afwijking van het eerste lid bepaalt de Vlaamse Regering wanneer een leerling geacht wordt voldoende aanwezig te zijn, wanneer de school overeenkomstig artikel 8 van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 april 1991 tot organisatie van het schooljaar in het basisonderwijs, [3 en in het deeltijds onderwijs georganiseerd, erkend of gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap]3, over een afwijkende uurregeling beschikt.
§ 2. Om toegelaten te worden tot het gewoon lager onderwijs vanaf het schooljaar 2021-2022 moet een leerling zes jaar zijn voor 1 januari van het lopende schooljaar. Als hij nog niet de leeftijd van zeven jaar heeft bereikt of zal bereiken voor 1 januari van het lopende schooljaar, moet hij bovendien voldoen aan de voorwaarden van de groep waartoe hij behoort:
1° voor leerlingen die voldoende aanwezig waren in het voorafgaande schooljaar:
a) een gunstig advies van de klassenraad van de school waar de leerling voorafgaand aan de instap in het gewoon lager onderwijs kleuteronderwijs gevolgd heeft. Dit advies behelst de mate waarin de leerling het Nederlands voldoende beheerst om het gewoon lager onderwijs te kunnen starten;
b) bij ongunstig advies van de klassenraad, zoals vermeld in a), wordt de leerling tot het gewoon lager onderwijs toegelaten mits alsnog een taalintegratietraject conform artikel 11quater te doorlopen. Dit kan een voltijds traject zijn, tenzij voorafgaand al een voltijds traject werd doorlopen. De klassenraad lager onderwijs bepaalt hiervan de modaliteiten;
2° voor leerlingen die het voorafgaande schooljaar ingeschreven waren in een door de Vlaamse Gemeenschap erkende school voor Nederlandstalig kleuteronderwijs maar niet voldoende aanwezig waren:
a) een gunstig advies van de klassenraad van de school waar de leerling voorafgaand aan de instap in het gewoon lager onderwijs kleuteronderwijs gevolgd heeft. Dit advies behelst in elk geval de mate waarin de leerling het Nederlands voldoende beheerst om het gewoon lager onderwijs te kunnen starten, evenwel kunnen hier ook andere overwegingen meegenomen worden;
b) bij ongunstige advies van de klassenraad, zoals vermeld in a), een gunstige beslissing van de klassenraad van de school waar de leerling het gewoon lager onderwijs wil volgen. Deze beslissing behelst in elk geval de mate waarin de leerling het Nederlands voldoende beheerst om het gewoon lager onderwijs te kunnen starten, evenwel kunnen hier ook andere overwegingen meegenomen worden.
Leerlingen met een ongunstig advies van de school voor kleuteronderwijs omwille van de beheersing van het Nederlands kunnen enkel toegelaten worden tot het gewoon lager onderwijs mits deze leerlingen in het lager onderwijs alsnog een taalintegratietraject conform artikel 11quater doorlopen. Dit kan een voltijds traject zijn, tenzij voorafgaand al een voltijds traject werd doorlopen. De klassenraad lager onderwijs bepaalt hiervan de modaliteiten;
3° voor leerlingen die het voorgaande schooljaar niet ingeschreven waren in een door de Vlaamse Gemeenschap erkende school voor Nederlandstalig kleuteronderwijs: een gunstige beslissing van de klassenraad van de school waar de leerling het gewoon lager onderwijs wil volgen. Deze beslissing behelst in elk geval de mate waarin de leerling het Nederlands voldoende beheerst om het gewoon lager onderwijs te kunnen starten, evenwel kunnen hier ook andere overwegingen meegenomen worden.
De klassenraad lager onderwijs beslist eveneens of de leerling in het lager onderwijs toegelaten wordt tot hetzij het reguliere traject, hetzij een taalintegratietraject met in beginsel een taalbad of het volwaardig alternatief.
Bij weigering van toelating tot het lager onderwijs beslist de klassenraad van de school voor kleuteronderwijs of de leerling in het kleuteronderwijs het reguliere traject of een taalintegratietraject met in beginsel een taalbad of een volwaardig alternatief volgt.
§ 3. Het advies door de school voor kleuteronderwijs wordt aan de ouders meegedeeld uiterlijk op 30 juni.
De beslissing door de school voor lager onderwijs wordt aan de ouders meegedeeld uiterlijk de tiende schooldag van september bij inschrijving vóór 1 september van het lopende schooljaar, of, bij inschrijving vanaf 1 september, uiterlijk tien schooldagen na deze inschrijving. [2 Indien de leerling geen beroep kan doen op het behoud van inschrijving, conform artikel 37/9 of artikel 37bis, § 4, is de leerling in afwachting van deze mededeling ingeschreven [3 onder ontbindende voorwaarde]3. Bij overschrijding van de genoemde termijn is de leerling ingeschreven of toegelaten]2. [3 De inschrijving onder ontbindende voorwaarde wordt ontbonden de dag na de mededeling van de negatieve beslissing van de klassenraad lager onderwijs aan de ouders.]3
De schriftelijke mededeling aan de ouders van een negatief advies of negatieve beslissing bevat tevens de motivatie.
§ 4. Met uitzondering van de eerste zin van paragraaf 2 is dit artikel niet van toepassing op leerlingen die worden ingeschreven in scholen voor Franstalig onderwijs in de randen taalgrensgemeenten die deel uitmaken van het Nederlandse taalgebied.
[4 § 4/1. In afwijking van paragraaf 2 hoeft er bij de adviezen en beslissingen, vermeld in paragraaf 2, eerste lid, 1°, a) en b), 2°, a) en b), en 3°, voor een leerling die doof of slechthorend is als vermeld in artikel 37/8, § 5, of 37/45, § 5, en die ingeschreven is in de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal of voor een leerling die speciale onderwijsmiddelen in de vorm van tolken ter beschikking krijgt als vermeld in artikel 91, § 1 en § 2, geen advies te worden gegeven over de beheersing van het Nederlands en is er geen verplichting voor de klassenraad om een taalintegratietraject op te leggen.]4
§ 5. Om toegelaten te worden tot het buitengewoon lager onderwijs vanaf het schooljaar 2021-2022 moet een leerling zes jaar zijn voor 1 januari van het lopende schooljaar.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2020-07-03/39, art. 29, 092; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
(2)<DVR 2021-07-09/33, art. 78, 096; Inwerkingtreding : 01-09-2021>
(3)<DVR 2022-07-08/10, art. 20, 099; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
(4)<DVR 2024-04-26/51, art. 6, 115; Inwerkingtreding : 01-09-2024>
Art.14.
<Opgeheven bij DVR 2021-07-09/33, art. 79, 096; Inwerkingtreding : 01-09-2021>
Art. 14/0.[1 [3 In afwijking van artikel 13/1, § 2 tot en met § 5, kan een leerling die de leeftijd van 6 jaar voor 1 januari van het lopende schooljaar niet bereikt heeft]3 tot het lager onderwijs toegelaten worden onder de volgende voorwaarden:
1° in het gewoon onderwijs: [2 op verzoek van de ouders of op initiatief van de school, na toelating conform [6 artikel 13/1, § 2, eerste lid, 2°, § 3 en § 4/1]6]2, indien het een leerling betreft die het voorgaande schooljaar ingeschreven was in een door de Vlaamse Gemeenschap erkende school voor Nederlandstalig kleuteronderwijs, of [2 conform [6 artikel 13/1, § 2, eerste lid, 3°, § 3 en § 4/1]6]2, indien het een leerling betreft die het voorgaande schooljaar niet ingeschreven was in een door de Vlaamse Gemeenschap erkende school voor [4 Nederlandstalig]4 kleuteronderwijs. Na kennisneming van en toelichting bij het advies van het CLB nemen de ouders daaromtrent een beslissing;
2° [5 in het buitengewoon basisonderwijs op verzoek van de ouders of op initiatief van de school:
a) voor leerlingen die in het voorafgaande schooljaar ingeschreven waren in een door de Vlaamse Gemeenschap erkende school voor Nederlandstalig kleuteronderwijs:
1) een gunstig advies van de klassenraad van de school waar de leerling voorafgaand aan de instap in het buitengewoon lager onderwijs kleuteronderwijs gevolgd heeft;
2) bij een ongunstig advies van de klassenraad als vermeld in punt 1), een gunstige beslissing van de klassenraad van de school waar de leerling het buitengewoon lager onderwijs wil volgen;
b) voor leerlingen die in het voorgaande schooljaar niet ingeschreven waren in een door de Vlaamse Gemeenschap erkende school voor Nederlandstalig kleuteronderwijs: een gunstige beslissing van de klassenraad van de school waar de leerling het buitengewoon lager onderwijs wil volgen;
c) het advies door de school voor kleuteronderwijs wordt aan de ouders meegedeeld uiterlijk op 30 juni. De beslissing door de school voor lager onderwijs wordt aan de ouders meegedeeld uiterlijk de tiende schooldag van september bij inschrijving vóór 1 september van het lopende schooljaar, of, bij inschrijving vanaf 1 september, uiterlijk tien schooldagen na die inschrijving. Als de leerling geen beroep kan doen op het behoud van inschrijving conform artikel 37bis, § 4, is de leerling in afwachting van die mededeling ingeschreven onder ontbindende voorwaarde. Bij overschrijding van de voormelde termijn is de leerling ingeschreven of toegelaten. De inschrijving onder ontbindende voorwaarde wordt ontbonden de dag na de mededeling van de negatieve beslissing van de klassenraad lager onderwijs aan de ouders.]5
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2020-07-03/39, art. 30, 092; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
(2)<DVR 2021-07-09/33, art. 80, 096; Inwerkingtreding : 01-09-2021>
(3)<DVR 2022-07-08/10, art. 21, 099; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
(4)<DVR 2023-02-03/09, art. 4, 104; Inwerkingtreding : 01-03-2023>
(5)<DVR 2023-07-07/17, art. 14, 107; Inwerkingtreding : 01-09-2023>
(6)<DVR 2024-04-26/51, art. 7, 115; Inwerkingtreding : 01-09-2024>
Art. 14/1.[1 § 1. [3 § 1. Een leerling die het getuigschrift basisonderwijs behaald heeft, kan geen lager onderwijs meer volgen, tenzij na gunstig advies door de klassenraad van de school waar de leerling het voorafgaande schooljaar lager onderwijs heeft gevolgd. De klassenraad geeft het advies op vraag van de ouders. De klassenraad geeft de ouders toelichting bij het advies. Na kennisneming van en toelichting bij het advies van de klassenraad nemen de ouders daaromtrent een beslissing.
Als de leerling het voorafgaande schooljaar geen les heeft gevolgd in een door de Vlaamse Gemeenschap erkende school voor het lager onderwijs, wordt het advies verstrekt door de klassenraad van de school waar de leerling het gewoon lager onderwijs wil volgen.
§ 2. [4 In het gewoon lager onderwijs kan een leerling die veertien jaar wordt vóór 1 januari van het lopende schooljaar, nog één schooljaar het lager onderwijs volgen, na gunstig advies van de klassenraad van de school waar de leerling het voorafgaande schooljaar lager onderwijs heeft gevolgd. De klassenraad geeft advies op vraag van de ouders of op eigen initiatief. Na kennisneming van en toelichting bij het advies van de klassenraad nemen de ouders daaromtrent een beslissing.]4.
Als de leerling het voorafgaande schooljaar geen les heeft gevolgd in een door de Vlaamse Gemeenschap erkende school voor het lager onderwijs, wordt het advies verstrekt door de klassenraad van de school waar de leerling het gewoon lager onderwijs wil volgen]3.
§ 3. [2 [3 [4 In het buitengewoon lager onderwijs kan een leerling die veertien jaar wordt vóór 1 januari van het lopende schooljaar, nog één schooljaar het lager onderwijs volgen, na advies van de klassenraad van de school waar de leerling het voorafgaande schooljaar lager onderwijs heeft gevolgd. De klassenraad geeft advies op vraag van de ouders of op eigen initiatief. Na kennisneming van en toelichting bij het advies van de klassenraad nemen de ouders daaromtrent een beslissing]4]3.
[3 Als een leerling het voorgaande schooljaar niet ingeschreven was in een door de Vlaamse Gemeenschap erkende school voor het lager onderwijs, wordt het advies verstrekt door de klassenraad van de school waar de leerling het buitengewoon lager onderwijs wil volgen.]3
[5 Op basis van het cyclisch proces van handelingsplanmatig werken geeft de school voor buitengewoon basisonderwijs, in samenspraak met de ouders, jaarlijks aan het CLB door voor welke leerlingen een evaluatie aangewezen is van de inschrijving van een leerling in de school voor buitengewoon basisonderwijs. Ouders kunnen de evaluatie ook rechtstreeks aan het CLB vragen. De evaluatie gebeurt door het CLB op basis van een handelingsgericht diagnostisch traject samen met de leerling tenzij dat niet mogelijk is, de ouders en de school, waarbij samen wordt bekeken of de leerling kan terugkeren naar het gewoon basisonderwijs binnen het gemeenschappelijke curriculum, of om een individueel aangepast curriculum te volgen.
Als ouders beslissen voor een leerling om terug te keren naar het gewoon basisonderwijs, ondersteunen de school voor buitengewoon basisonderwijs en het CLB de ouders bij het vinden van en bij de overstap naar een school voor gewoon basisonderwijs waar de leerling wordt ingeschreven in geval van een GC-verslag, of onder ontbindende voorwaarde wordt ingeschreven in geval van een IAC-verslag met het oog op de afweging van redelijke aanpassingen.]5]2.
§ 4. Een leerling die 15 jaar wordt vóór 1 januari van het lopende schooljaar kan niet meer toegelaten worden tot het lager onderwijs.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2016-06-17/24, art. II.8, 067; Inwerkingtreding : 01-09-2016>
(2)<DVR 2018-07-06/19, art. 14, 080; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
(3)<DVR 2022-07-08/10, art. 22, 099; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
(4)<DVR 2023-02-03/09, art. 5, 104; Inwerkingtreding : 01-03-2023>
(5)<DVR 2023-05-05/07, art. 89, 111; Inwerkingtreding : 01-09-2023>
Onderafdeling C. [1 Voorwaarden voor de toelating tot een individueel aangepast curriculum in het gewoon of buitengewoon basisonderwijs]1
----------
(1)
Art.15.[1 § 1. Naast de toelatingsvoorwaarden bepaald in [3 [6 artikel 12, § 1, 12/1, § 2, 13/1, § 5, 14/0, 2°, en 14/1, § 1, § 3, § 4]6]3, is voor de toelating van een leerling tot het buitengewoon onderwijs, met uitzondering voor de toelating tot type 5 [4 of voor een individueel aangepast curriculum in het gewoon basisonderwijs, het doorlopen van een handelingsgericht diagnostisch traject met de opmaak van]4 een [7 IAC-verslag]7 van een CLB vereist, opgesteld met inachtname van [5 artikel 7 van het decreet van 27 april 2018 betreffende de leerlingenbegeleiding in het basisonderwijs, het secundair onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding]5, waaruit blijkt:
1° dat de fasen van het zorgcontinuüm voor de betreffende leerling werden doorlopen, tenzij de school in uitzonderlijke omstandigheden kan motiveren dat het doorlopen van een bepaalde fase niet relevant is;
2° dat met toepassing van de principes van artikel 8, tweede lid, de aanpassingen, waaronder remediërende, differentiërende, compenserende en dispenserende maatregelen die nodig zijn om de leerling binnen het gemeenschappelijk curriculum te blijven meenemen, ofwel disproportioneel, ofwel onvoldoende zijn;
3° dat de onderwijsbehoeften van de leerling werden omschreven met toepassing van een classificatiesysteem dat wetenschappelijk onderbouwd is en gebaseerd is op een interactionele visie en een sociaal model van handicap;
4° dat de onderwijsbehoeften niet louter toe te schrijven zijn aan een SES-kenmerk van de leerling, vermeld in artikel 133;
5° welk type voor de leerling van toepassing is, als bepaald in artikel 10, § 1, 1° tot 8°, met uitzondering van 5°.
Voor de toelating van een leerling tot het type 5, als vermeld in artikel 10, § 1, 5°, is een attest vereist dat uitgereikt is door de behandelende [4 arts]4 van de medische of psychiatrische voorziening ofwel door de directeur van de residentiële setting. De Vlaamse Regering bepaalt wat het attest moet inhouden.
§ 2. Voor een leerling die voor het eerst naar school gaat en wil starten in het buitengewoon onderwijs moet in afwijking van § 1, 1° en 2°, worden aangetoond dat de aanpassingen, waaronder remediërende, differentiërende, compenserende en dispenserende maatregelen, disproportioneel of onvoldoende zullen zijn om de leerling in het gemeenschappelijk curriculum mee te nemen en moet in afwijking van § 1, 5°, bepaald worden welk type voor de leerling van toepassing is, als bepaald in artikel 10, § 1, 2° tot 8°, met uitzondering van 5°.
[5 Voor een leerling die voor het eerst naar school gaat en met een individueel aangepast curriculum wil starten in het gewoon onderwijs moet in afwijking van paragraaf 1, 1° en 2°, worden aangetoond dat de aanpassingen, waaronder remediërende, differentiërende, compenserende en dispenserende maatregelen, disproportioneel of onvoldoende zullen zijn om de leerling in het gemeenschappelijk curriculum mee te nemen en moet in afwijking van paragraaf 1, 5°, bepaald worden welk type voor de leerling van toepassing is, als bepaald in artikel 10, § 1, 2°, 4°, 6° of 7°.]5
§ 3. [2 Het [7 IAC-verslag]7 bestaat uit een attest en een protocol ter verantwoording. De regering bepaalt wat het attest moet inhouden. Het protocol ter verantwoording bevat de verantwoording van de elementen vermeld in paragraaf 1, 1° tot 5°, en, in voorkomend geval, in paragraaf 2.]2
[7 Bij de opmaak van een IAC-verslag informeert het CLB de ouders en de leerling actief over het inschrijvingsrecht voor leerlingen met een IAC-verslag.]7
§ 4. Een leerling kan alleen het buitengewoon onderwijs volgen van het type waarnaar hij in het [7 IAC-verslag]7 georiënteerd wordt, met uitzondering van type 5.
§ 5.[5 Voor leerlingen die tijdens het schooljaar 2014-2015 met een inschrijvingsverslag ingeschreven waren in een school voor buitengewoon [7 ...]7 onderwijs geldt paragraaf 1 alleen bij wijziging van onderwijsniveau, van type of bij overgang van buitengewoon onderwijs naar gewoon onderwijs [7 ...]7.]5
§ 6. [7 Als niet meer voldaan is aan de voorwaarden, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 2°, heft het CLB het IAC-verslag op.
Als voor een leerling die beschikt over een IAC-verslag, een GC-verslag wordt opgemaakt, vervalt het IAC-verslag.
Als een CLB voor een leerling met een IAC-verslag een GC-verslag, IAC-verslag of OV4-verslag opmaakt met het oog op de overgang van het basisonderwijs naar het secundair onderwijs, vervalt het IAC-verslag dat de leerling had in het basisonderwijs.]7
§ 7. Bij onenigheid tussen ouders, school en CLB over het afleveren van het [7 IAC-verslag]7 kan, op initiatief van een van de betrokken partijen, een beroep gedaan worden op een Vlaamse Bemiddelingscommissie.
De regering bepaalt de samenstelling, de bevoegdheden en de werkingsprincipes van deze commissie.]1
[4 § 8. [7 Als een leerling, die met toepassing van paragraaf 5 nog beschikt over een inschrijvingsverslag, overgaat van het buitengewoon basisonderwijs naar het gewoon basisonderwijs, heft het CLB het inschrijvingsverslag op of maakt het naargelang de situatie van de leerling een GC-verslag of een IAC-verslag op.
Als een leerling met een IAC-verslag overgaat van het buitengewoon basisonderwijs naar het gewoon basisonderwijs, heft het CLB, naargelang de situatie, het IAC-verslag op, maakt een GC-verslag op of past het bestaande IAC-verslag aan. Aanpassingen aan IAC-verslagen kunnen gebeuren met een addendum, voorzien van de datum van opmaak.]7]4
[4 § 9. [7 Leerlingen met een IAC-verslag in het gewoon basisonderwijs komen in aanmerking voor leersteun vanuit het leersteunmodel.]7]4
[4 § 10. In afwijking van paragraaf 1, eerste lid, 5°, kan voor leerlingen in het gewoon onderwijs voor wie een handelingsgericht diagnostisch traject is afgerond met een vermoeden van een emotionele of gedragsstoornis waarvoor een aanbod in type 3 nodig is, eenmalig een voorlopig [7 IAC-verslag]7 type 3 opgemaakt worden door het CLB, ook al is niet voldaan aan de voorwaarden betreffende diagnostiek, vermeld in artikel 10, § 1, eerste lid, 3°. Dit voorlopig verslag voldoet aan alle vereisten zoals bepaald in paragraaf 1, eerste lid, 1° tot en met 4°.
De opmaak van een voorlopig [7 IAC-verslag]7 leidt tot de inschrijving van de leerling in een school voor buitengewoon onderwijs type 3. In geval van onenigheid kunnen ouders een beroep doen op de Vlaamse Bemiddelingscommissie, vermeld in paragraaf 7.
Een voorlopig [7 IAC-verslag]7 is geldig gedurende het lopende schooljaar. Als de diagnose, vermeld in artikel 10, § 1, eerste lid, 3°, nog niet beschikbaar is bij de start van het daaropvolgende schooljaar, kan het CLB het voorlopig [7 IAC-verslag]7 uitzonderlijk met maximaal een schooljaar verlengen.
Indien het handelingsgericht diagnostisch traject leidt tot een diagnose, als vermeld in artikel 10, § 1, eerste lid, 3°, wordt het voorlopig [7 IAC-verslag]7 opgeheven en wordt er een [7 IAC-verslag]7 opgesteld dat voldoet aan alle voorwaarden zoals bepaald in paragraaf 1, eerste lid, 1° tot en met 5°.
Indien het handelingsgericht diagnostisch traject niet leidt tot een diagnose, als vermeld in artikel 10, § 1, eerste lid, 3°, wordt het voorlopig [7 IAC-verslag]7 opgeheven door het betrokken CLB. Tenzij de ouders beslissen tot een inschrijving in een school voor gewoon onderwijs, behoudt de leerling het recht om in de school type 3 ingeschreven te blijven tot het einde van het lopende schooljaar.]4
[7 § 11. Leerlingen die beschikken over een verslag voor toegang tot een individueel aangepast curriculum in het gewoon onderwijs of tot het buitengewoon onderwijs dat is opgemaakt voor 1 september 2023, worden beschouwd als leerlingen met een IAC-verslag.]7
----------
(1)<DVR 2014-03-21/59, art. II.4, 060; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
(2)<DVR 2015-06-19/33, art. II.2, 065; Inwerkingtreding : 01-09-2015>
(3)<DVR 2016-06-17/24, art. II.10, 067; Inwerkingtreding : 01-09-2016>
(4)<DVR 2018-07-06/19, art. 16, 080; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
(5)<DVR 2019-04-05/42, art. 7, 087; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
(6)<DVR 2021-07-09/33, art. 81, 096; Inwerkingtreding : 01-09-2021>
(7)<DVR 2023-05-05/07, art. 91, 111; Inwerkingtreding : 01-09-2023>
Onderafdeling D. [1 Bijkomende voorwaarden om in het gewoon basisonderwijs in aanmerking te komen voor leersteun vanuit het leersteunmodel]1
----------
(1)
Art.16.[1 § 1. [6 Om als school voor gewoon basisonderwijs in aanmerking te komen voor leersteun vanuit het leersteunmodel is voor regelmatige leerlingen het doorlopen van een handelingsgericht diagnostisch traject met de opmaak van een GC-verslag door een CLB vereist, tenzij ze al beschikken over een IAC-verslag. In dat GC-verslag wordt:
1° gemotiveerd dat met toepassing van de principes, vermeld in artikel 8, tweede lid, de fasen van brede basiszorg en verhoogde zorg werden doorlopen en dat het inzetten van de ondersteuning, in combinatie met compenserende of dispenserende maatregelen, nodig en voldoende geacht wordt om de leerling het gemeenschappelijke curriculum te laten volgen;
2° de specifieke deskundigheid omschreven die vereist is vanuit een of meer van de types, vermeld in artikel 10, § 1, eerste lid, 1° tot en met 4°, en 6° tot en met 8°.
In afwijking van het eerste lid kan een CLB een GC-verslag opmaken op basis van een handelingsgericht advies indien het door het CLB reeds doorlopen traject met de school, de leerling en de ouders voldoende informatie biedt.
De Vlaamse Regering bepaalt de verdere inhoud en modaliteiten van het GC-verslag.]6
§ 2. [6 Het GC-verslag wordt geregistreerd in het multidisciplinair dossier van de leerling.]6
§ 3. [2 [3 Bij wijziging van het onderwijsniveau of het type, vermeld in paragraaf 1, 2°, wordt een nieuw [6 GC-verslag]6 opgesteld. De overgang van het kleuteronderwijs naar het lager onderwijs wordt in dit verband niet beschouwd als een wijziging van onderwijsniveau. [5 ...]5]3]2
§ 4. [6 Als niet meer voldaan is aan de criteria, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 1° of 2°, heft het CLB het GC-verslag op. Als een CLB voor een leerling met een GC-verslag, een GC-verslag, IAC-verslag of OV4-verslag opmaakt met het oog op een overgang van het basisonderwijs naar het secundair onderwijs, vervalt het GC-verslag dat de leerling had in het basisonderwijs.]6]1
[3 § 5. [6 Leerlingen die beschikken over een gemotiveerd verslag dat is opgemaakt voor 1 september 2023, worden beschouwd als leerlingen met een GC-verslag.]6]3
----------
(1)<DVR 2014-03-21/59, art. II.5, 060; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
(2)<DVR 2015-06-19/33, art. II.3, 065; Inwerkingtreding : 01-09-2015>
(3)<DVR 2018-07-06/19, art. 18, 080; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
(4)<DVR 2019-04-05/42, art. 8, 087; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
(5)<DVR 2021-07-09/33, art. 82, 096; Inwerkingtreding : 01-09-2021>
(6)<DVR 2023-05-05/07, art. 93, 111; Inwerkingtreding : 01-09-2023>
Onderafdeling D.
Onderafdeling D/1. [1 Bijzondere regeling over de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal ]1
----------
(1)
Art.17.[1 Voor de leerlingen ingeschreven in de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal die niet in afdoende mate de eindtermen voor de Vlaamse Gebarentaal en dovencultuur, vermeld in artikel 44, § 8, eerste lid, kunnen bereiken, kan de klassenraad beslissen om de inschrijving in de taalafdeling om te zetten in een inschrijving buiten de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal. De voormelde beslissing wordt genomen na instemming van de ouders. ]1
----------
(1)<DVR 2024-04-26/51, art. 9, 115; Inwerkingtreding : 01-09-2024>
Art.18.
<Opgeheven bij DVR 2016-06-17/24, art. II.12, 067; Inwerkingtreding : 01-09-2016>
Art.19.
<Opgeheven bij DVR 2016-06-17/24, art. II.12, 067; Inwerkingtreding : 01-09-2016>
Onderafdeling E. - Regelmatige leerling.
Art.20.<DVR 2003-02-14/49, art. 2.4, 015; Inwerkingtreding : 01-09-2002> § 1. Een regelmatige leerling is een leerling die :
1° voldoet aan de toelatingsvoorwaarden zoals bepaald in [2 de artikelen 12, 12/1, [5 13/1, 14/0]5, 14/1, 15 of 16]2;
2° slechts in één school is ingeschreven.
§ 2. [4 Leerplichtigen [6 of leerlingen die niet leerplichtig zijn, maar ingeschreven zijn in het lager onderwijs ]6 zijn een regelmatige leerling als ze voldoen aan de voorwaarden, vermeld in paragraaf 1, en aan al de volgende voorwaarden:
1° als ze in het lager onderwijs zitten, of als zesen zevenjarige in het kleuteronderwijs zitten met toepassing van artikel 12/1, zijn ze altijd aanwezig, behalve bij gewettigde afwezigheid;
2° als ze als vijfjarige in het kleuteronderwijs zitten zijn ze voldoende aanwezig conform artikel 26;
3° deelnemen aan alle onderwijsactiviteiten die voor de leerlingengroep of de leerling worden georganiseerd, behoudens vrijstelling bedoeld in artikel 29. Deelnemen aan het taalbad of een ander taalintegratietraject wordt beschouwd als een onderwijsactiviteit die voor de leerlingengroep of de leerling wordt georganiseerd.]4
§ 3. [3 Leerlingen die ingeschreven zijn in het buitengewoon basisonderwijs, met uitzondering van type 5, kunnen gemiddeld per schooljaar maximaal halftijds lessen of activiteiten volgen in een school voor gewoon basisonderwijs. In overleg met de ouders, met betrokkenheid van de leerling en in overleg met het CLB ondersteunt de school voor buitengewoon onderwijs de school voor gewoon onderwijs.]3
[7 Leerlingen met een IAC-verslag die ingeschreven zijn in het gewoon basisonderwijs, kunnen gemiddeld per schooljaar maximaal halftijds lessen of activiteiten volgen in een school voor buitengewoon basisonderwijs.
In overleg met de ouders, met betrokkenheid van de leerling en in overleg met het CLB werken de scholen samen aan de vormgeving van het onderwijstraject van de leerling. De inzet van omkadering vanuit het leersteunmodel in de school voor buitengewoon onderwijs is daarbij niet mogelijk.
De school voor buitengewoon onderwijs en de school voor gewoon onderwijs maken afspraken over de lesbijwoning van de leerling.]7
[7 § 4. In afwijking van paragraaf 3, eerste lid, kunnen leerlingen die ingeschreven zijn in het buitengewoon basisonderwijs, met uitzondering van type 5, voltijds lessen of activiteiten volgen in een school voor gewoon basisonderwijs voor een periode van maximaal twee schooljaren, met het oog op een overstap naar het gewoon onderwijs. In overleg met de ouders, met betrokkenheid van de leerling en in overleg met het CLB ondersteunt de school voor buitengewoon onderwijs de school voor gewoon onderwijs. De school voor buitengewoon onderwijs en de school voor gewoon onderwijs maken afspraken over de lesbijwoning van de leerling.
Na een periode van twee schooljaren heeft de leerling met een IAC-verslag in afwijking van artikel 37/11, § 2, en 37/48, § 2, een onverkort recht op inschrijving in de school voor gewoon onderwijs. Als de ouders en de leerling beslissen om de overstap te maken naar het gewoon onderwijs, overleggen de school voor gewoon onderwijs, de school voor buitengewoon onderwijs, het CLB en de ouders, met betrokkenheid van de leerling, met het leersteuncentrum over de overname van de ondersteuning.]7
----------
(1)<DVR 2013-07-19/57, art. II.7, 058; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
(2)<DVR 2016-06-17/24, art. II.13, 067; Inwerkingtreding : 01-09-2016>
(3)<DVR 2018-07-06/19, art. 19, 080; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
(4)<DVR 2020-07-03/39, art. 31, 092; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
(5)<DVR 2021-07-09/33, art. 83, 096; Inwerkingtreding : 01-09-2021>
(6)<DVR 2023-07-07/17, art. 15, 107; Inwerkingtreding : 01-09-2023>
(7)<DVR 2023-05-05/07, art. 94, 111; Inwerkingtreding : 01-09-2023>
Art.21.[1 Een school registreert elke inschrijving binnen zeven kalenderdagen, en uiterlijk op de eerste dag van de effectieve lesbijwoning, in de administratieve toepassingen voor het uitwisselen van leerlingengegevens tussen scholen en het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming, met vermelding van het moment van de inschrijving en de datum van de voorziene start van de lesbijwoning. [2 Om de leerlingen uniek te kunnen identificeren bij de registratie van de inschrijving in de administratieve toepassingen voor het uitwisselen van leerlingengegevens tussen scholen en het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming, registreert een school de volgende gegevens van de leerling als die beschikbaar zijn:
1° de identificatiegegevens;
2° de nationaliteit;
3° het identificatienummer of rijksregisternummer.]2
[2 De bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap zijn de verwerkingsverantwoordelijke voor de gegevens, vermeld in het eerste lid. De maximale bewaartermijnen voor gegevens als vermeld in het eerste lid die worden bewaard conform artikel 5, lid 1, e), van de algemene verordening gegevensbescherming, worden vastgelegd in beheersregels als vermeld in artikel III.81, § 2, van het Bestuursdecreet van 7 december 2018. Bij het bepalen van die bewaartermijnen wordt rekening gehouden met het kunnen garanderen van een vlot schooltraject.]2
Als de leerling in kwestie al was ingeschreven in een school, meldt de administratieve toepassing voor het uitwisselen van leerlingengegevens tussen scholen en het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming, deze inschrijving automatisch als schoolverandering aan de vorige school, met vermelding van de datum van de voorziene start van de lesbijwoning.
Bij een inschrijving voor het volgende schooljaar, die plaatsvindt vóór 1 juli van het voorafgaande schooljaar, meldt de administratieve toepassing voor het uitwisselen van leerlingengegevens tussen scholen en het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming, de schoolverandering aan de oude school op 1 juli.
Een leerling kan uitgeschreven worden op basis van een melding van schoolverandering van de leerling in kwestie door de administratieve toepassingen voor het uitwisselen van leerlingengegevens tussen scholen en het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming. Als de voorziene start van de lesbijwoning niet gepland wordt op de eerste schooldag van september, blijft de leerling tot die datum ingeschreven in de oude school.]1
----------
(1)<DVR 2018-06-15/18, art. 26, 079; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
(2)<DVR 2023-04-28/14, art. 2, 109; Inwerkingtreding : 01-09-2023>
Art.22.
§ 1. De regering regelt de controle op de inschrijvingen, ze bepaalt op welke wijze dubbele inschrijvingen geregulariseerd worden, ze regelt de controle op de leerplicht en op het geregeld schoolbezoek van de leerplichtigen en bepaalt in welke gevallen afwezigheid gewettigd is.
[2 De regering neemt maatregelen om de kleuterparticipatie te stimuleren en kan met dat doel gegevens met betrekking tot niet-ingeschreven kleuters uitwisselen met door de Vlaamse Gemeenschap gefinancierde of gesubsidieerde instellingen die het welzijn van kinderen beogen en met de gemeenten en de Vlaamse Gemeenschapscommissie.]2
§ 2. De directie is verplicht medewerking te verlenen aan de controle op de inschrijvingen en het geregeld schoolbezoek.
§ 3. [1 ...]1.
----------
(1)<DVR 2007-11-30/38, art. 27, 031; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
(2)<DVR 2008-02-01/40, art. 2, 032; Inwerkingtreding : 01-02-2008>
Art.23.[1 In afwijking van artikel 20, § 1, 2°, worden de leerlingen die onderwijs volgen in een school van type 5 beschouwd als regelmatige leerling in de school waar ze zijn ingeschreven. Deze school heeft daardoor de verplichting alle medewerking te verlenen bij het onderwijs dat aan haar leerling verstrekt wordt.
Een leerling is daarenboven een regelmatige leerling:
1° in de vestigingsplaats van de type 5-school bij een ziekenhuis, voor de dagen dat hij ten minste één lestijd onderwijs krijgt;
2° in de vestigingsplaats van de type 5-school bij een preventorium als voldaan is aan de voorwaarden, vermeld in artikel 20, § 1, 1°, en § 2.
Voor de vestigingsplaats van de type 5-school bij een residentiële setting bepaalt de regering per categorie aan welke voorwaarden de leerling moet voldoen om een regelmatige leerling te zijn.]1
----------
(1)<DVR 2020-07-03/39, art. 32, 092; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
Art.24.
<Opgeheven bij DVR 2018-07-06/19, art. 20, 080; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
Afdeling 2. - Rechten en plichten van leerlingen en ouders.
Onderafdeling A. - Vrije keuze, leerplicht en de inschrijving.
Art.25.
§ 1. Ouders kunnen hun kinderen onderwijs laten volgen in een school of ze kunnen kiezen voor huisonderwijs.
Ouders hebben bovendien de vrije keuze tussen officieel onderwijs en vrij onderwijs.
Dit betekent dat de Gemeenschap verplicht is :
1° op verzoek van ouders die officieel onderwijs in een school zoals bedoeld in (artikel 97) wensen en dat binnen een afstand van vier kilometer niet vinden, hetzij een officiële school zoals bedoeld in (artikel 97) in de financierings- of subsidiëringsregeling op te nemen, hetzij tussen te komen in de kosten van het vervoer naar dergelijke officiële school; <DVR 2003-02-14/49, art. 2.5, 015; Inwerkingtreding : 01-09-2003>
2° op verzoek van ouders die vrij onderwijs gebaseerd op een erkende godsdienst of vrij onderwijs gebaseerd op een erkende levensbeschouwing wensen en dat binnen een afstand van vier kilometer niet vinden hetzij dergelijke vrije school in de subsidiëringsregeling op te nemen, hetzij tussen te komen in de kosten van het vervoer naar dergelijke vrije school.
[1 § 1bis. De tussenkomst in de kosten van het vervoer bedoeld in § 1, 1° en 2°, bedraagt voor het gesubsidieerd onderwijs per schooljaar 75 % van de kostprijs van een treinkaart van de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen. De Vlaamse Regering stelt de nadere uitvoeringsregels met betrekking tot de toekenning en de uitbetaling van deze tussenkomst vast.
Het Gemeenschapsonderwijs neemt de tussenkomst in de kosten van het vervoer bedoeld in § 1, 1°, ten laste van haar werkingsmiddelen.]1
§ 2. Opdat de Gemeenschap de in § 1,1° en 2° bedoelde verplichting om een officiële of een vrije school in de financierings- of subsidiëringsregeling op te nemen, op zich moet nemen, zijn er ten minste ouders van zestien leerlingen nodig.
§ 3. Het Vlaams Parlement kan de afstandsregeling bedoeld in § 1, 1° en 2° vervangen door regio's of subregio's. door het Vlaams Parlement vastgesteld, waarbinnen de verplichtingen betreffende de vrije keuze moeten worden nagekomen.
----------
(1)<DVR 2007-06-22/40, art. 2.3, 030; Inwerkingtreding : 01-09-2006>
Art. 25bis.
<Opgeheven bij DVR 2014-03-21/59, art. II.7, 060; Inwerkingtreding : 01-04-2014>
Art.26.§ 1. Ouders zijn verplicht ervoor te zorgen dat hun leerplichtig kind daadwerkelijk onderwijs volgt, dit wil zeggen ingeschreven is in een school en er regelmatig aanwezig is, of huisonderwijs volgt. [2[3 Voor leerlingen in het kleuteronderwijs die vijf jaar worden voor 1 januari van het schooljaar is er een leerplicht ten belope van 290 halve dagen aanwezigheid per schooljaar. Voor de berekening van dat aantal halve dagen aanwezigheid in functie van de leerplicht en de regelmatigheid van de leerling kunnen de afwezigheden die door de directie als aanvaardbaar geacht worden meegerekend worden. Voor scholen die overeenkomstig artikel 8 van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 april 1991 tot organisatie van het schooljaar in het basisonderwijs, [4en in het deeltijds onderwijs georganiseerd, erkend of gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap ]4, over een afwijkende uurregeling beschikken bepaalt de Vlaamse Regering wanneer een leerling geacht wordt voldoende aanwezig te zijn.
Voor zes-en zevenjarigen in het kleuteronderwijs, in toepassing van artikel 12/1, en voor leerlingen in het lager onderwijs is de leerplicht voltijds.]3]2
Voor de leerplichtige van vreemde nationaliteit geldt dit vanaf de zestigste dag na de inschrijving in het vreemdelingen- of in het bevolkingsregister zoals bepaald in artikel 1, § 7 van de wet van 29 juni 1983 betreffende de leerplicht.
§ 2. Indien het kind in de onmogelijkheid verkeert om onderwijs te volgen, kan de [1 onderwijsinspectie]1, op vraag van de ouders, beslissen tot een tijdelijke of permanente vrijstelling van de leerplicht.
§ 3. [2 Inbreuken op de regelgeving met betrekking tot de leerplicht worden gesanctioneerd conform artikel 5 van de wet van 29 juni 1983 betreffende de leerplicht.]2
----------
(1)<DVR 2014-03-21/59, art. II.8, 060; Inwerkingtreding : 01-04-2014>
(2)<DVR 2014-04-25/L8, art. II.4, 061; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
(3)<DVR 2020-07-03/39, art. 33, 092; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
(4)<DVR 2022-07-08/11, art. 7, 104; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
Art. 26bis. <Ingevoegd bij DVR 2003-02-14/49, art. 2.6, 015; Inwerkingtreding : 01-09-2002> Ouders die opteren voor huisonderwijs zoals voorzien in artikel 25, § 1, verbinden zich ertoe onderwijs te verstrekken of te laten verstrekken dat beantwoordt aan volgende minimumeisen :
1° het onderwijs is gericht op de ontplooiing van de volledige persoonlijkheid en de talenten van het kind en op de voorbereiding van het kind op een actief leven als volwassene;
2° het onderwijs bevordert het respect voor de grondrechten van de mens en voor de culturele waarden van het kind zelf en van anderen.
Art. 26bis/1.[1 § 1. Ouders die opteren voor huisonderwijs moeten uiterlijk op de derde schooldag van het schooljaar waarin de leerplichtige huisonderwijs volgt, een verklaring van huisonderwijs met bijhorende informatie over het huisonderwijs, indienen bij de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap.
De informatie over het huisonderwijs moet minstens de volgende elementen bevatten :
1° de persoonsgegevens van de ouders en de leerplichtige die het huisonderwijs volgt;
2° de gegevens van wie het huisonderwijs zal geven, met inbegrip van het opleidingsniveau van de lesgever(s) van het huisonderwijs;
3° de taal waarin het huisonderwijs zal worden verstrekt;
4° de periode wanneer het huisonderwijs zal plaatsvinden;
5° de onderwijsdoelen die met het huisonderwijs zullen worden nagestreefd;
6° de afstemming van het huisonderwijs op de leerbehoeften van de leerplichtige;
7° en, de bronnen en leermiddelen die zullen worden gebruikt voor het huisonderwijs.
[2 In het geval dat voor twee of meerdere leerplichtige kinderen gezamenlijk huisonderwijs wordt georganiseerd en de plaats waar dit huisonderwijs wordt georganiseerd verschilt van het adres waar de kinderen gedomicilieerd zijn, dan kan voor deze leerplichtige kinderen één gezamenlijke verklaring van huisonderwijs met bijhorende informatie over huisonderwijs ingediend worden door de organisator van het huisonderwijs. De bijhorende informatie over het huisonderwijs moet naast de elementen vermeld in het tweede lid ook het adres bevatten waarop het huisonderwijs effectief wordt verstrekt.]2
De bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap zullen hiertoe een document ter beschikking stellen.
In afwijking van het eerste lid dienen ouders die hun leerplichtige kinderen inschrijven in één van volgende scholen, geen verklaring van huisonderwijs met bijhorende informatie in te dienen :
1° Europese scholen;
2° internationale scholen die door het International Baccalaureate (IB) te Genève geaccrediteerd zijn;
3° internationale scholen waarvan de studiebewijzen, na een gelijkwaardigheidsonderzoek door het Agentschap voor Kwaliteit in het Onderwijs, als gelijkwaardig worden beschouwd;
4° scholen gelegen in het buitenland [2 , waar het leerplichtige kind contactonderwijs volgt]2.
§ 2. In afwijking van de termijn, vermeld in paragraaf 1, kunnen de ouders van volgende leerplichtigen steeds een verklaring van huisonderwijs en bijhorende informatie over het huisonderwijs indienen bij de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap :
1° leerplichtigen die zich in de loop van een schooljaar domiciliëren in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest of het Vlaamse Gewest;
2° leerplichtigen die in de loop van een schooljaar naar het buitenland gaan, maar gedomicilieerd blijven in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest of het Vlaamse Gewest;
3° leerplichtigen die begeleid worden door een centrum voor leerlingenbegeleiding en indien dat centrum voor leerlingenbegeleiding na de nodige informatie door de ouders, geen gemotiveerd bezwaar indient tegen het starten met huisonderwijs, binnen de tien werkdagen nadat het betrokken centrum voor leerlingenbegeleiding op de hoogte werd gesteld van de verklaring.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2013-07-19/57, art. II.9, 058; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
(2)<DVR 2016-06-17/24, art. II.14, 067; Inwerkingtreding : 01-09-2016>
Art. 26bis/2.[1 § 1. Ouders die opteren voor huisonderwijs zijn verplicht de leerplichtige in te schrijven bij de examencommissie met het oog op het verkrijgen van een getuigschrift Basisonderwijs als vermeld in artikel 56, uiterlijk in het schooljaar waarin de leerplichtige elf jaar is geworden voor 1 januari [2 [4 ...]4]2.
Als de leerplichtige zich niet tijdig aandient bij de examencommissie of na maximaal twee pogingen en uiterlijk in het schooljaar waarin hij of zij dertien jaar is geworden voor 1 januari het getuigschrift Basisonderwijs niet verkrijgt, moeten de ouders de leerplichtige inschrijven, hetzij in een school die erkend, gefinancierd of gesubsidieerd is door de Vlaamse Gemeenschap, Franse Gemeenschap of Duitstalige Gemeenschap, hetzij in één van volgende scholen :
1° Europese scholen;
2° internationale scholen die door het International Baccalaureate (IB) te Genève geaccrediteerd zijn;
3° internationale scholen waarvan de studiebewijzen, na een gelijkwaardigheidsonderzoek door het Agentschap voor Kwaliteit in het Onderwijs, als gelijkwaardig worden beschouwd;
4° scholen gelegen in het buitenland [3 , waar het leerplichtige kind contactonderwijs volgt]3.
§ 2. In afwijking van paragraaf 1 moeten ouders van de volgende leerplichtigen, de leerplichtige niet inschrijven bij de examencommissie :
1° leerplichtigen aan wie een centrum voor leerlingenbegeleiding uitdrukkelijk een vrijstelling geeft voor het examen, vermeld in paragraaf 1;
2° indien de leerplichtige in het bezit is van een individuele gelijkwaardigheidsbeslissing met minstens het niveau van het basisonderwijs;
3° leerplichtigen die ingeschreven zijn in één van volgende scholen :
a) Europese scholen;
b) internationale scholen die door het International Baccalaureate (IB) te Genève geaccrediteerd zijn;
c) internationale scholen waarvan de studiebewijzen, na een gelijkwaardigheidsonderzoek door het Agentschap voor Kwaliteit in het Onderwijs, als gelijkwaardig worden beschouwd;
d) scholen gelegen in het buitenland [3 , waar het leerplichtige kind contactonderwijs volgt]3.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2013-07-19/57, art. II.10, 058; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
(2)<DVR 2014-04-25/L8, art. II.5, 061; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
(3)<DVR 2016-06-17/24, art. II.15, 067; Inwerkingtreding : 01-09-2016>
(4)<DVR 2024-04-19/55, art. 10, 117; Inwerkingtreding : 01-09-2024>
Art. 26ter.<Ingevoegd bij DVR 2003-02-14/49, art. 2.6, 015; Inwerkingtreding : 01-09-2002> § 1. De onderwijsinspectie is bevoegd om te controleren of het verstrekte huisonderwijs beantwoordt aan de doelstellingen omschreven in artikel 26bis. [2 De regering legt de criteria vast op basis waarvan deze controle gebeurt.]2
§ 2. De ouders zijn verplicht hun medewerking te verlenen aan de controle op het huisonderwijs.
[4 § 2bis. De onderwijsinspectie controleert de deelname aan systematische contacten en de medewerking aan profylactische maatregelen zoals vermeld artikel 6, § 4, van het decreet van 27 april 2018 betreffende de leerlingenbegeleiding in het basisonderwijs, secundair onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding.]4
§ 3. Wanneer de controle van de onderwijsinspectie niet aanvaard wordt of wanneer de onderwijsinspectie bij twee opeenvolgende controles vaststelt dat het verstrekte onderwijs kennelijk niet beantwoordt aan de in artikel 26bis bedoelde doelstellingen, schrijven de ouders de leerling in [2 hetzij in een school die erkend, gefinancierd of gesubsidieerd is door de Vlaamse Gemeenschap, Franse Gemeenschap of Duitstalige Gemeenschap, hetzij in één van volgende scholen :
1° Europese scholen;
2° internationale scholen die door het International Baccalaureate (IB) te Genève geaccrediteerd zijn;
3° internationale scholen waarvan de studiebewijzen, na een gelijkwaardigheidsonderzoek door het Agentschap voor Kwaliteit in het Onderwijs, als gelijkwaardig worden beschouwd;
4° scholen gelegen in het buitenland [3 , waar het leerplichtige kind contactonderwijs volgt]3]2 .
[1 Het hervatten van huisonderwijs om aan de leerplicht voor de betrokken leerling te voldoen, kan uitsluitend mits de onderwijsinspectie voorafgaandelijk toestemming verleent. Die toestemming wordt verleend als de onderwijsinspectie oordeelt, op basis van elementen aangereikt door de ouders, dat de tekortkomingen die bij de controle destijds aanleiding hebben gegeven tot beëindiging van het huisonderwijs, zijn of worden weggewerkt. De regering legt de aanvraagprocedure voor de ouders vast.]1
----------
(1)<DVR 2007-06-22/40, art. 2.4, 030; Inwerkingtreding : 01-09-2007>
(2)<DVR 2013-07-19/57, art. II.11, 058; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
(3)<DVR 2016-06-17/24, art. II.16, 067; Inwerkingtreding : 01-09-2016>
(4)<DVR 2018-04-27/26, art. 100, 077; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
Art. 26quater. <Ingevoegd bij DVR 2003-02-14/49, art. 2.6, 015; Inwerkingtreding : 01-09-2002> De Vlaamse regering bepaalt de formele voorwaarden die moeten vervuld worden bij het organiseren van huisonderwijs.
Art. 26quater/1..[1 De artikelen 26bis tot en met 26quater zijn niet van toepassing op het huisonderwijs [2 , vermeld in artikel 3, 24А, tweede streepje]2]1.
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2013-07-19/57, art. II.12, 058; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
(2)<DVR 2024-05-17/33, art. 40, 118; Inwerkingtreding : 01-09-2025>
Art.27.[1 In de door de gemeenschap gefinancierde of gesubsidieerde basis-, kleuter- of lagere scholen kan geen direct of indirect inschrijvingsgeld worden gevraagd. Evenmin kunnen er bijdragen worden gevraagd voor kosten die gemaakt worden om een eindterm te realiseren of een ontwikkelingsdoel na te streven.
De lijst met materialen die bij gebruik kosteloos ter beschikking dienen gesteld te worden om de eindtermen te realiseren of de ontwikkelingsdoelen na te streven, vormt een bijlage 1 bij dit decreet.]1
----------
(1)<DVR 2007-07-06/53, art. 3, 028; Inwerkingtreding : 01-09-2007>
Art. 27bis.[1 § 1. Het schoolbestuur kan aan de ouders een bijdrage vragen voor :
1° activiteiten die niet noodzakelijk zijn voor het realiseren van de eindtermen of het nastreven van de ontwikkelingsdoelen;
2° verplichte materialen die niet begrepen zitten onder artikel 27 en waarvan de ouders het te besteden bedrag niet zelf kunnen bepalen;
3° meerdaagse extra-muros activiteiten.
§ 2. [4 Voor de berekening van het maximumbedrag van de bijdrage, vermeld in § 1, 1° en 2°, wordt vanaf 1 september 2015 uitgegaan van de volgende basisbedragen per schooljaar:
- voor het kleuteronderwijs: 40 euro;
- voor het lager onderwijs: 80 euro.
Deze basisbedragen zijn per schooljaar aanpasbaar op basis van de gezondheidsindex van de maand maart van hetzelfde kalenderjaar waarin het schooljaar in kwestie begint volgens de volgende formule:
Nx = basisbedrag (Cx/100,60);
waarbij:
Nx gelijk is aan het geïndexeerde bedrag voor schooljaar x-y;
Cx de gezondheidsindex is van de maand maart van hetzelfde kalenderjaar (x) waarin het schooljaar begint;
100,6 de gezondheidsindex is van de maand januari 2014.
Hierbij wordt Nx afgerond naar het hoger gelegen geheel getal dat een veelvoud is van vijf.]4
§ 3. In afwijking van § 1, 2°, kan het schoolbestuur beslissen om de bijdrage die aan de ouders gevraagd wordt voor verplichte kledij die omwille van een sociale finaliteit aangeboden wordt, niet op te nemen in de maximumfactuur. Deze afwijking is enkel mogelijk mits schriftelijk advies van de schoolraad.
§ 4. [3 Voor de berekening van het maximumbedrag van de bijdrage in § 1, 3°, wordt vanaf 1 januari 2012 uitgegaan van het volgende basisbedrag voor het lager onderwijs : 360 euro.
Dit bedrag is per schooljaar aanpasbaar op basis van de gezondheidsindex van de maand maart van hetzelfde kalenderjaar waarin het schooljaar in kwestie begint volgens de volgende formule :
Nx = 360(Cx/107,85);
waarbij :
Nx gelijk is aan het geïndexeerde bedrag voor schooljaar x-y;
Cx de gezondheidsindex is van de maand maart van hetzelfde kalenderjaar (x) waarin het schooljaar begint;
107,85 de gezondheidsindex is van de maand januari 2008.
Hierbij wordt Nx afgerond naar het hoger gelegen geheel getal dat een veelvoud is van vijf.
Voor het kleuteronderwijs mag er geen bijdrage gevraagd worden voor meerdaagse extra-murosactiviteiten.]3.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2007-07-06/53, art. 3, 028; Inwerkingtreding : 01-09-2007>
(2)<DVR 2011-12-23/06, art. 27, 049; Inwerkingtreding : 01-01-2012>
(3)<DVR 2011-12-23/06, art. 28, 049; Inwerkingtreding : 01-01-2012>
(4)<DVR 2014-12-19/95, art. 10, 063; Inwerkingtreding : 01-09-2015>
Art. 27ter.[1 § 1. De kosten die niet vervat zitten in artikel 27bis, § 1, zijn niet onderworpen aan de maximumfactuur. Deze kosten worden kenbaar gemaakt in de bijdrageregeling. De gevraagde kostprijs moet steeds in verhouding zijn tot de geleverde prestatie.
§ 2. Na overleg binnen de schoolraad legt het schoolbestuur de lijst vast van bijdragen die aan de ouders kunnen worden gevraagd, zoals bepaald in artikel 27bis en § 1 van dit artikel evenals de afwijkingen die op deze bijdrageregeling worden toegekend.
[2 Deze bijdragen kunnen niet in één keer aan de ouders gevraagd worden, maar enkel gespreid over minstens drie keer gedurende het schooljaar.]2
§ 3. Vragen in verband met de toepassing van de beginselen vermeld in de artikelen 27, 27bis en 27ter en klachten in verband met inbreuken op deze beginselen kunnen door iedere belanghebbende ingediend worden bij de Commissie Zorgvuldig Bestuur, bedoeld in artikel V.21 van het decreet van 13 juli 2001 betreffende het onderwijs-XIII-Mozaïek.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2007-07-06/53, art. 3, 028; Inwerkingtreding : 01-09-2007>
(2)<DVR 2011-12-23/06, art. 29, 049; Inwerkingtreding : 01-01-2012>
Art. 27quater.
<Opgeheven bij DVR 2023-06-16/12, art. 98, 112; Inwerkingtreding : 01-09-2023>
Art.28.<DVR 2001-07-13/96, art. 3.7, 012; Inwerkingtreding : 01-09-2001> § 1. Bij de [1 ...]1 inschrijving van hun kind informeert het schoolbestuur de ouders schriftelijk over onder meer :
1° de juridische aard en de samenstelling van hun schoolbestuur;
2° het pedagogisch project van de school;
3° de organisatie van de schooluren;
4° de voor- en naschoolse opvang indien daarin voorzien is;
5° het leerlingenvervoer indien daarin voorzien is;
6° [2 in voorkomend geval dat voor de school een aanvraag tot voorlopige erkenning bij de bevoegde overheid is ingediend of een voorlopige erkenning voor één schooljaar van de bevoegde overheid is verkregen;]2
7° het begeleidend CLB;
(8° de samenstelling van de scholengemeenschap indien de school behoort tot een scholengemeenschap;) <DVR 2003-07-10/50, art. 3, 016; Inwerkingtreding : 01-09-2003>
(9° de samenstelling van de schoolraad.) <DVR 2006-07-07/61, art. 2.10, 024; Inwerkingtreding : 01-09-2006>
[2 Het schoolbestuur informeert de ouders onmiddellijk tijdens het schooljaar van voorlopige erkenning over de beslissing van de bevoegde overheid over de erkenning.]2
§ 2. In afwijking van § 1 informeert het schoolbestuur van een [3 type 5-school]3, bij de [1 ...]1 inschrijving, de ouders schriftelijk over onder meer :
1° de wijze waarop ouders overleg kunnen plegen met de directie van de school en contact kunnen opnemen met de voorzitter van het schoolbestuur;
2° het pedagogisch project van de school;
3° het begeleidend CLB.
----------
(1)<DVR 2010-07-09/26, art. II.5, 043; Inwerkingtreding : 01-09-2010>
(2)<DVR 2018-03-23/08, art. 3, 075; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
(3)<DVR 2020-07-03/39, art. 34, 092; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
Art.29.(Bij elke inschrijving) van hun [2 ...]2 kind in het officieel lager onderwijs bepalen de ouders, bij ondertekende verklaring, of hun kind een cursus in één der erkende godsdiensten of een cursus niet-confessionele zedenleer volgt. [1 Die keuze kunnen ze uiterlijk op 30 juni van het lopende schooljaar wijzigen voor het volgende schooljaar.]1 <DVR 2003-02-14/49, art. 2.7, 015; Inwerkingtreding : 01-09-2002>
Ouders die op basis van hun religieuze of morele overtuiging bezwaren hebben tegen het volgen van één van de aangeboden cursussen godsdienst of niet-confessionele zedenleer bekomen op aanvraag een vrijstelling.
De regering legt het model van de ondertekende verklaring en de procedure tot het bekomen van de vrijstelling vast en bepaalt op welke wijze de lestijden waarvoor men is vrijgesteld moeten ingevuld worden. (De lestijden waarvoor men is vrijgesteld mogen niet worden ingevuld met activiteiten die betrekking hebben op andere leergebieden.) <DVR 2003-02-14/49, art. 2.7, 015; Inwerkingtreding : 01-09-2002>
[2 De leerplichtige leerling in het officieel kleuteronderwijs kan voor het onderricht in een van de erkende godsdiensten of de niet-confessionele zedenleer lessen bijwonen in de lagere school die zijn ouders daarvoor kiezen.]2
----------
(1)<DVR 2017-06-16/24, art. II.3, 072; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
(2)<DVR 2020-07-03/39, art. 35, 092; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
Art.30.
<Opgeheven bij DVR 2014-03-21/59, art. II.9, 060; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art.31.§ 1. [1 Bij verandering van school door een leerling [4 draagt de oude school de leerlingengegevens over aan de nieuwe school, onder de volgende voorwaarden]4:
1° [5 de gegevens hebben enkel betrekking op de leerlingspecifieke onderwijsloopbaan, meer bepaald de essentiële gegevens die de studieresultaten en de studievoortgang van de leerling bevorderen, monitoren, evalueren en attesteren;]5
2° de overdracht gebeurt enkel in het belang van de persoon op wie de onderwijsloopbaan betrekking heeft;
3° tenzij de regelgeving de overdracht verplicht stelt, gebeurt de overdracht niet indien de ouders er zich expliciet tegen verzetten, na, op hun verzoek, de gegevens te hebben ingezien;
[2 4° [7 de vorige school van inschrijving brengt de school waar nu wordt ingeschreven op de hoogte van het bestaan en de inhoud van een IAC-verslag of GC-verslag. Het CLB dat verbonden is aan de vorige school van inschrijving brengt het CLB dat verbonden is met de school waar nu wordt ingeschreven op de hoogte van het bestaan en de inhoud van een IAC-verslag of GC-verslag. In het belang van de optimale begeleiding van de betrokken leerling en de organisatie van de school kunnen ouders zich tegen die overdrachten niet verzetten;]7]2
[5 5° het schoolbestuur van de onderwijsinstelling of de gemandateerde is verwerkingsverantwoordelijke voor de verwerkingen van de persoonsgegevens voor de looptijd dat deze bewaard dienen te worden;]5
[5 6° [7 het centrumbestuur van het CLB dat het IAC-verslag of het GC-verslag, vermeld in punt 4°, heeft opgesteld, is verantwoordelijke voor de verwerking door of ter voorbereiding van het IAC-verslag of GC-verslag. Het centrumbestuur van het overnemende CLB is verwerkingsverantwoordelijke voor de verwerking na de ontvangst van het IAC-verslag of GC-verslag.]7]5
Gegevens die betrekking hebben op schending van leefregels door de leerling zijn echter nooit tussen scholen overdraagbaar.]1
[5 De Vlaamse Regering kan de regels bepalen omtrent de opslagperioden en de verwerkingsactiviteiten en procedures, waaronder maatregelen om te zorgen voor een behoorlijke, veilige en transparante verwerking.]5
[4 § 2. Paragraaf 1 is, met uitzondering van het eerste lid, 4°, ook van toepassing bij schoolverandering van basisonderwijs naar secundair onderwijs.]4
----------
(1)<DVR 2014-04-04/85, art. II.2, 059; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
(2)<DVR 2015-06-19/33, art. II.4, 065; Inwerkingtreding : 01-09-2015>
(3)<DVR 2016-06-17/24, art. II.17, 067; Inwerkingtreding : 01-09-2016>
(4)<DVR 2018-06-15/18, art. 27, 079; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
(5)<DVR 2020-07-03/39, art. 36, 092; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
(6)<DVR 2021-07-09/33, art. 84, 096; Inwerkingtreding : 01-09-2021>
(7)<DVR 2023-05-05/07, art. 95, 111; Inwerkingtreding : 01-09-2023>
Onderafdeling B. [1 - Preventieve schorsing, tijdelijke en definitieve uitsluiting van leerlingen.]1
----------
(1)
Art.32.[1 § 1. Een preventieve schorsing is een uitzonderlijke maatregel die de directeur of zijn afgevaardigde voor een [2 ...]2 leerling in het lager onderwijs kan hanteren als bewarende maatregel om de leefregels te handhaven en om te kunnen nagaan of een tuchtsanctie aangewezen is. De leerling mag gedurende maximaal vijf opeenvolgende schooldagen de lessen en activiteiten van zijn leerlingengroep niet volgen. De directeur of zijn afgevaardigde kan, mits motivering aan de ouders, beslissen om desbetreffende periode eenmalig met maximaal vijf opeenvolgende schooldagen te verlengen indien door externe factoren het tuchtonderzoek niet binnen die eerste periode kan worden afgerond. De preventieve schorsing kan onmiddellijk uitwerking hebben en de school stelt de ouders in kennis van de preventieve schorsing. De school voorziet opvang voor de leerling, tenzij de school aan de ouders motiveert waarom dit niet haalbaar is.
§ 2. De directeur of zijn afgevaardigde kan, in uitzonderlijke gevallen, een [2 ...]2 leerling in het lager onderwijs tijdelijk uitsluiten. Een tijdelijke uitsluiting is een tuchtsanctie die inhoudt dat de gesanctioneerde leerling gedurende minimaal één schooldag en maximaal vijftien opeenvolgende schooldagen de lessen en activiteiten van zijn leerlingengroep niet mag volgen. Een nieuwe tijdelijke uitsluiting kan enkel na een nieuw feit. De school voorziet opvang voor de leerling, tenzij de school aan de ouders motiveert waarom dit niet haalbaar is.
[1 ...]1
§ 3. De directeur of zijn afgevaardigde kan, in uitzonderlijke gevallen, een [2 ...]2 leerling in het lager onderwijs definitief uitsluiten. Een definitieve uitsluiting is een tuchtsanctie die inhoudt dat de gesanctioneerde leerling wordt uitgeschreven op het moment dat die leerling in een andere school is ingeschreven en uiterlijk één maand, vakantieperioden tussen 1 september en 30 juni niet inbegrepen, na de schriftelijke kennisgeving, vermeld in artikel 33, 5°. In afwachting van een inschrijving in een andere school mag de gesanctioneerde leerling de lessen en activiteiten van zijn leerlingengroep niet volgen. De school voorziet opvang voor de leerling, tenzij de school aan de ouders motiveert waarom dit niet haalbaar is.
Tegen deze beslissing is beroep mogelijk zoals voorzien in artikel 37/4.]1
----------
(1)<DVR 2016-06-17/24, art. II.18, 067; Inwerkingtreding : 01-09-2016>
(2)<DVR 2020-07-03/39, art. 37, 092; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
Art.33.[1 Tijdelijke en definitieve uitsluitingen kunnen alleen uitgevoerd worden na een procedure die de rechten van verdediging waarborgt en waarin de volgende principes gerespecteerd worden:
1° het voorafgaandelijke advies van de klassenraad moet worden ingewonnen. In geval van een definitieve uitsluiting moet de klassenraad uitgebreid worden met een vertegenwoordiger van het CLB die een adviserende stem heeft;
2° de intentie tot een tuchtmaatregel wordt aan de ouders schriftelijk ter kennis gebracht;
3° de ouders en de leerling hebben inzage in het tuchtdossier van de leerling, met inbegrip van het advies van de klassenraad, en worden gehoord, eventueel bijgestaan door een vertrouwenspersoon;
4° de tuchtstraf moet in overeenstemming zijn met de ernst van de feiten;
5° de genomen beslissing wordt schriftelijk gemotiveerd en ter kennis gebracht aan de ouders van de betrokken leerling. De school verwijst in de kennisgeving naar de mogelijkheid tot het instellen van het beroep en neemt de bepalingen uit het schoolreglement die hier betrekking op hebben, op in die kennisgeving.]1
----------
(1)<DVR 2014-04-04/85, art. II.5, 059; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
Onderafdeling B/1. [1Principieel verbod op afzondering en fixatie]1
----------
(1)
Art. 33/1. [1 Ї 1. Het gebruik van afzondering en fixatie door de school is verboden, behalve onder de in artikel 33/2 en 33/3 omschreven voorwaarden.
Afzondering of fixatie als sanctie, straf of collectieve maatregel zijn te allen tijde verboden.
Ї 2. Als een school inschat dat er een reële kans bestaat dat een maatregel inzake afzondering of fixatie genomen moet worden of als de school reeds eerder een maatregel inzake afzondering of fixatie heeft moeten nemen, ontwikkelt de school binnen haar beleid op leerlingenbegeleiding een procedure ter bescherming van de betrokken leerling of de groep van de betrokken leerlingen. Daarbij ligt de focus op de preventie van afzondering en/of fixatie en voor de afbouw ervan. Deze procedure omvat minstens:
1А de preventieve interventies en alternatieven om afzondering en fixatie te vermijden;
2А de wijze waarop de ouders zullen worden gecontacteerd als een maatregel inzake afzondering of fixatie genomen wordt;
3А algemene afspraken met betrekking tot de nabespreking.
De school betrekt de leerlingen, het personeel en hun ouders om het beleid, vermeld in het eerste lid, te ontwikkelen.
Ї 3. Binnen het beleid voor de preventie van afzondering en fixatie en voor de afbouw ervan wordt bepaald welke preventieve interventies en alternatieven kunnen worden ingezet om in de toekomst afzondering en fixatie te vermijden.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2024-04-19/55, art. 12, 117; Inwerkingtreding : 01-09-2024>
Art. 33/2. [1Ї 1. Afzondering of fixatie om de veiligheid te herstellen bij acuut en ernstig gevaar voor de leerling of anderen is enkel mogelijk onder de volgende voorwaarden:
1А de maatregel wordt ingezet als laatste redmiddel als preventieve interventies en alternatieven niet of niet langer volstaan;
2А de maatregel duurt zo kort mogelijk en stopt als het gevaar niet langer ernstig en acuut is;
3А de toepassing van afzondering of fixatie gebeurt enkel op maat van en zo veel mogelijk in afstemming met de leerling en de situatie;
4А tijdens het toepassen van de maatregel wordt blijvend gezocht naar minder ingrijpende alternatieven;
5А mechanische fixatie bij leerlingen, jonger dan 12 jaar, is verboden;
6А het gelijktijdig toepassen van afzondering en fixatie wordt vermeden;
7А het personeel van de school heeft tijdens de maatregel regelmatig contact met de leerling met de focus op het welbevinden van de leerling;
8А bij afzondering wordt gebruikgemaakt van een afzonderingskamer.
In het eerste lid, 5А, wordt verstaan onder mechanische fixatie: fixatie door middel van het aanwenden van mechanische hulpmiddelen bevestigd aan of in de directe omgeving van de persoon. Die mechanische hulpmiddelen kunnen niet zelfstandig door de persoon verwijderd worden. Hulpmiddelen voor het ondersteunen of corrigeren van de fysieke houding van de persoon bevestigd aan of in de directe omgeving van de persoon, en die niet zelfstandig door de persoon kunnen verwijderd worden, worden niet beschouwd als mechanische fixatie tenzij deze hulpmiddelen buiten hun oorspronkelijke doelstelling gebruikt worden.
Ї 2. Ouders worden zo snel mogelijk op de hoogte gebracht van de afzondering of fixatie, vermeld in paragraaf 1. Na elke afzondering of fixatie als vermeld in paragraaf 1, volgt een nabespreking met de leerling en met de ouders. Tijdens de nabespreking worden minstens afspraken gemaakt over hoe een toekomstige vergelijkbare situatie wordt aangepakt. Ook de herroepbare instemming, zoals opgenomen in artikel 33/3, eerste lid, 1А, wordt besproken.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2024-04-19/55, art. 13, 117; Inwerkingtreding : 01-09-2024>
Art. 33/3. [1 Afzondering of fixatie om de veiligheid te behouden bij potentieel gevaar, ter preventie van acuut en ernstig gevaar voor de leerling of anderen of afzondering of fixatie ter bevordering van ontwikkelings- of ontplooiingskansen van de leerling is verboden tenzij onder de volgende voorwaarden:
1А de leerling en zijn ouders stemmen in, of als de leerling niet tot een redelijke beoordeling van zijn belangen in staat is, stemmen alleen de ouders in met deze vorm van afzondering of fixatie. De ouders of de leerling kunnen hierbij het CLB betrekken. Deze instemming gebeurt schriftelijk, in beginsel voorafgaandelijk en is te allen tijde herroepbaar;
2А afzondering of fixatie wordt toegepast op maat van de leerling;
3А de maatregel wordt ingezet als laatste redmiddel na uitputting van alle andere mogelijke opties;
4А tijdens het toepassen van de maatregel wordt blijvend gezocht naar minder ingrijpende alternatieven;
5А het personeel van de school heeft tijdens de maatregel regelmatig contact met de leerling met de focus op het welbevinden van de leerling;
6А bij afzondering wordt gebruikgemaakt van een afzonderingskamer.
Ouders worden zo snel mogelijk op de hoogte gebracht van de afzondering en fixatie, vermeld in het eerste lid. Na elke afzondering of fixatie volgt een nabespreking met de leerling en met de ouders. Tijdens de nabespreking worden minstens afspraken gemaakt over hoe een toekomstige vergelijkbare situatie wordt aangepakt. Ook de herroepbare instemming, vermeld in het eerste lid, 1А, wordt besproken.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2024-04-19/55, art. 14, 117; Inwerkingtreding : 01-09-2024>
Art. 33/4. [1 De afzonderingskamer, vermeld in artikel 33/2 en 33/3, voldoet aan al de volgende voorwaarden:
1А de afzonderingskamer biedt een veilige en rustgevende omgeving;
2А er is fysieke nabijheid op maat van de leerling mogelijk;
3А alleen bevoegd personeel kan de afzonderingskamer inkijken en betreden;
4А de afzonderingskamer bevat oriëntatiemogelijkheden, lichtinval en een tijdsindicatie die aangepast is aan de noden van de leerling;
5А de leerling kan rechtstreeks contact nemen met een personeelslid van de school, waarbij ook in de mogelijkheid wordt voorzien dat de leerling met het personeelslid kan communiceren.
De school bepaalt, als onderdeel van haar beleid op afzondering en fixatie, vermeld in artikel 33/1, wie het bevoegde personeel, vermeld in het eerste lid, 3А, is.
De Vlaamse Regering kan de voorwaarden voor de afzonderingskamer, vermeld in het eerste lid, verder verfijnen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2024-04-19/55, art. 15, 117; Inwerkingtreding : 01-09-2024>
Art. 33/5. [1 Ї 1. Vanaf de eerste keer dat de school een maatregel inzake afzondering of fixatie als vermeld in artikel 33/2 of 33/3 heeft moeten nemen bij een leerling, registreert de school de volgende informatie over de bedoelde fixatie of afzondering:
a) het type maatregel;
b) de omstandigheden, de aanleiding of reden en uitgeprobeerde alternatieven;
c) het verloop van de maatregel;
d) het tijdstip van begin en einde;
e) de tijdstippen van en observaties tijdens het toezicht;
f) of er verwondingen bij de leerling of bij derden zijn;
g) de eventuele opmerkingen van de leerling en de ouders over het verloop van de maatregel;
h) de nabespreking.
Ї 2. De persoonsgegevens die zijn opgenomen in de registratie, vermeld in paragraaf 1, worden verwerkt omdat de verwerking noodzakelijk is om de vitale belangen van de leerling te beschermen en om een taak van algemeen belang te vervullen als vermeld in artikel 6, lid 1, d) en e), van de verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming).
Het geheel van registraties, vermeld in paragraaf 1, wordt bijgehouden en bewaard met het oog op het bereiken van de volgende doelstellingen:
1А op leerlingenniveau: het vrijwaren van de rechten van de leerling;
2А op schoolniveau: als element van interne kwaliteitszorg, namelijk in functie van het beleid, vermeld in artikel 33/1, en om de kwaliteit van zorg voor de leerling te verhogen.
Ї 3. Het schoolbestuur is verwerkingsverantwoordelijke voor de verwerkingen van de persoonsgegevens, vermeld in paragraaf 1.
Het schoolbestuur bepaalt welke personeelsleden toegang kunnen hebben tot de persoonsgegevens, vermeld in paragraaf 1. Bij het bepalen welke personeelsleden toegang hebben tot de persoonsgegevens neemt het schoolbestuur steeds de doelstellingen, vermeld in paragraaf 2, in acht. Het schoolbestuur en alle personeelsleden die toegang hebben tot de voormelde persoonsgegevens zijn gehouden tot het bewaren van de vertrouwelijkheid van deze persoonsgegevens.
Ї 4. De geregistreerde gegevens, vermeld in paragraaf 1, worden tien schooljaren na het einde van het schooljaar waarop de leerling ingeschreven was, bewaard. Na afloop van deze bewaartermijn worden de voormelde gegevens vernietigd.
Ї 5. De scholen kunnen de gegevens, vermeld in paragraaf 1, enkel onderling uitwisselen in het kader van intervisie met als doelstelling het verminderen van het gebruik van afzondering of fixatie en de interne kwaliteitszorg. Bij elke uitwisseling wordt bekeken welke gegevens hiervoor nodig zijn in overeenstemming met artikel 5, lid 1, c), van de verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming).]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2024-04-19/55, art. 16, 117; Inwerkingtreding : 01-09-2024>
Onderafdeling C. - Onderwijs aan huis.
Art.34.[1 § 1. Leerlingen voor wie het door ziekte of ongeval tijdelijk onmogelijk is om onderwijs te volgen in hun school hebben recht op tijdelijk onderwijs aan huis. [2 De regering kan bijkomend mogelijke redenen van de afwezigheid bepalen. Deze redenen dienen gerechtvaardigd en gegrond te zijn en worden gemotiveerd en geattesteerd door een bevoegde derde.]2
[4 Jongeren die verblijven in een voorziening veilig verblijf als vermeld in artikel 15 van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 april 2019 betreffende de erkenningsvoorwaarden en de subsidienormen voor voorzieningen in de jeugdhulp of in het Vlaams detentiecentrum, vermeld in artikel 41 van het decreet van 15 februari 2019 betreffende het jeugddelinquentierecht, hebben recht op tijdelijk onderwijs aan huis gedurende de volledige duur van hun verblijf in de voorziening veilig verblijf of het Vlaams detentiecentrum. In aanvulling op artikel 26 voldoet de jongere, die niet meer ingeschreven is in een school en die in een voorziening veilig verblijf of het Vlaams detentiecentrum verblijft, hiermee aan de leerplicht.
Een jongere die in een voorziening veilig verblijf of het Vlaams detentiecentrum verblijft en geen inschrijving meer heeft in een school, kan met akkoord van de betrokken personen, door de school die het tijdelijk onderwijs aan huis aanbiedt of door een andere school tijdens de duur van de opname, beschouwd worden als regelmatige leerling, in afwijking van artikel 20, in functie van een mogelijke studiebekrachtiging. De jongere moet voldoen aan de toelatingsvoorwaarden voor het betreffende onderwijsniveau dat de betreffende school inricht.]4
§ 2. De regering legt de voorwaarden vast om in aanmerking te komen voor tijdelijk onderwijs aan huis. De regering maakt hierbij een onderscheid tussen een veelvuldige afwezigheid [2 ...]2 en een langdurige afwezigheid.
Een afwezigheid van minder dan eenentwintig kalenderdagen is geen langdurige afwezigheid voor de toepassing van dit artikel tenzij het gaat om een veelvuldige afwezigheid [2 ...]2.
§ 3. De regering bepaalt hoe het onderwijs aan huis georganiseerd wordt, welke vorm van hulp de school krijgt om het onderwijs aan huis te organiseren en de voorwaarden tot het verkrijgen van lestijden tijdelijk onderwijs aan huis, alsook het aantal en de wijze van berekening ervan.
[3 Een personeelslid dat wordt aangesteld in een betrekking die wordt georganiseerd in de lestijden, vermeld in het eerste lid, wordt altijd aangesteld als tijdelijk personeelslid. De bepalingen van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs van 27 maart 1991 en het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs van 27 maart 1991 zijn van toepassing op die personeelsleden, met uitzondering van de volgende bepalingen:
1° de betrekking is niet onderworpen aan de reglementering over de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, de reaffectatie en de wedertewerkstelling. Het schoolbestuur van de school die de betrekking organiseert, kan evenwel op vrijwillige basis een personeelslid aanstellen dat ter beschikking is gesteld wegens ontstentenis van betrekking. Die aanstelling wordt beschouwd als een reaffectatie of een wedertewerkstelling. Voor die reaffectatie of wedertewerkstelling is altijd de toestemming vereist van het ter beschikking gestelde personeelslid;
2° de betrekking kan niet vacant worden verklaard. Het schoolbestuur kan in geen geval een personeelslid vast benoemen, affecteren of muteren in die betrekking.]3
§ 4. Het schoolbestuur is verplicht om de ouders van leerlingen die recht hebben of zullen hebben op tijdelijk onderwijs aan huis te informeren over het recht op, en de mogelijkheden en de modaliteiten van het tijdelijk onderwijs aan huis.
§ 5. De uitdrukkelijke vraag van de ouders voor een leerling als vermeld in paragraaf 2, verplicht het schoolbestuur ertoe om tijdelijk onderwijs aan huis te organiseren.
De verplichting om tijdelijk onderwijs aan huis in te richten, vervalt voor de school ten aanzien van de leerling of de kleuter gedurende zijn verblijf in een ziekenhuis, een residentiële setting of een preventorium waar onderwijs van type 5 gefinancierd of gesubsidieerd wordt of bij zijn opname in een dienst als bedoeld in artikel IV 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 28 oktober 2016 betreffende codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs.
§ 6. Het recht op tijdelijk onderwijs aan huis kan gecombineerd worden met het recht op synchroon internetonderwijs als bedoeld in artikel 36/1.]1
----------
(1)<DVR 2019-04-05/42, art. 9, 087; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
(2)<DVR 2019-12-20/13, art. 72, 089; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(3)<DVR 2020-07-03/39, art. 38, 092; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
(4)<DVR 2024-04-19/55, art. 17, 117; Inwerkingtreding : 01-09-2024>
Art.35.§ 1. [1 leerlingen die vijf jaar of ouder geworden zijn vóór 1 januari van het lopende schooljaar]1 die voldoen aan de toelatingsvoorwaarden bepaald in artikel 15, § 1, maar voor wie het omwille van een handicap permanent onmogelijk is [1 ...]1 onderwijs te volgen op school, hebben na gunstig advies van de [3 onderwijsinspectie]3, recht op permanent onderwijs aan huis.
§ 2. [3 De ouders kiezen in overleg met het CLB de dichtstbijzijnde school voor buitengewoon onderwijs van hun vrije keuze om het permanent onderwijs aan huis te organiseren. [4 Deze school wordt aangeduid door de onderwijsinspectie.]4 Omwille van omstandigheden eigen aan het kind en mits omstandige motivering kan een andere school voor buitengewoon onderwijs worden gekozen.]3
----------
(1)<DVR 2009-05-08/32, art. II.7, 040; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
(2)<DVR 2010-07-09/26, art. II.6, 043; Inwerkingtreding : 01-09-2010>
(3)<DVR 2014-03-21/59, art. II.10, 060; Inwerkingtreding : 01-04-2014>
(4)<DVR 2022-07-08/11, art. 8, 104; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
Art.36. De regering bepaalt op welke wijze het permanent onderwijs aan huis georganiseerd wordt en welke vorm van hulp de school krijgt om het permanent onderwijs aan huis te organiseren.
Onderafdeling C/1. [1 - Synchroon internetonderwijs]1
----------
(1)
Art. 36/1.[1 § 1. Synchroon internetonderwijs, verder in deze onderafdeling SIO te noemen, biedt leerlingen voor wie het [2 ...]2 tijdelijk onmogelijk is om onderwijs te volgen in hun school de mogelijkheid om op afstand, via digitale toepassingen, rechtstreeks en in interactie met de leerkrachten en klasgenoten de lessen te volgen.
SIO ondersteunt het leerproces, beperkt de leerachterstand en bereidt de terugkeer naar school voor. Door SIO blijft de band van de afwezige leerling met de school, leerkrachten en medeleerlingen behouden.
§ 2. Leerlingen komen in aanmerking voor SIO als aan volgende voorwaarden voldaan is:
1° de leerling wordt minstens 5 jaar vóór 1 januari van het lopende schooljaar;
2° [2 de leerling is afwezig wegens ziekte of ongeval en de school beschikt over de bewijsstukken;]2
3° het gebruik van SIO is verenigbaar met de medische toestand van de leerling. De ouders brengen de behandelende arts op de hoogte; de school informeert de CLB-arts;
4° SIO is voor de betrokken leerling haalbaar en zinvol:
a) SIO komt tegemoet aan de ondersteuningsbehoefte van de leerling conform paragraaf 1, tweede lid. SIO wordt niet aangewend als permanent alternatief voor onderwijs op school;
b) op basis van het ziektebeeld en de inschatting van het ziekteverloop mag aangenomen worden dat de leerling die langdurig of veelvuldig afwezig zal zijn, het SIO zal gebruiken voor een periode van minimaal 36 halve lesdagen;
c) de leerling en de school maken er optimaal gebruik van. Het CLB is betrokken.
De regering kan bijkomende criteria met betrekking tot zinvolheid en haalbaarheid voor de leerling vastleggen.
[2 § 2/1. De Vlaamse Regering kan bijkomende in aanmerking komende leerlingen en de respectieve voorwaarden bepalen. De redenen voor de afwezigheid op school dienen gerechtvaardigd en gegrond te zijn en worden gemotiveerd en geattesteerd door een bevoegde derde.]2
§ 3. Het schoolbestuur is verplicht om de ouders van leerlingen die recht hebben of zullen hebben op SIO te informeren over het recht op, de mogelijkheden en de modaliteiten van SIO.
§ 4. De uitdrukkelijke vraag van de ouders voor een leerling als vermeld in paragraaf 2, verplicht het schoolbestuur ertoe om SIO te organiseren.
§ 5. Het recht op SIO kan gecombineerd worden met het recht op tijdelijk onderwijs aan huis als bedoeld in artikel 34, een verblijf in een ziekenhuis, een residentiële setting of een preventorium waar onderwijs van type 5 gefinancierd of gesubsidieerd wordt of met een opname in een dienst als bedoeld in artikel IV 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 28 oktober 2016 betreffende codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs.
Het recht op SIO kan niet gecombineerd worden met permanent onderwijs aan huis als bedoeld in artikel 35.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2019-04-05/42, art. 11, 087; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
(2)<DVR 2019-12-20/13, art. 73, 089; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Onderafdeling D. - Schoolreglement.
Art.37.<DVR 2001-07-13/96, art. 3.9, 012; Inwerkingtreding : 01-09-2002> § 1. Een schoolbestuur moet, met uitzondering van [15 een vestigingsplaats bij een ziekenhuis en bij categorieën van residentiële settings die de regering bepaalt]15, voor elk van zijn scholen met toepassing van de regelgeving inzake medezeggenschap een schoolreglement opstellen dat de betrekkingen tussen het schoolbestuur en de ouders en leerlingen regelt.
§ 2. Voor het kleuteronderwijs bevat het schoolreglement ten minste de volgende elementen :
1° geldelijke en niet-geldelijke ondersteuning die niet afkomstig is van de Vlaamse Gemeenschap en de rechtspersonen die daarvan afhangen;
2° de bijdrageregeling bedoeld in [3 artikel 27ter, § 2]3.
[1 3° de engagementsverklaring tussen de school en de ouders waarin wederzijdse afspraken worden opgenomen over oudercontact, voldoende aanwezigheid, vormen van individuele leerlingenbegeleiding en het positieve engagement ten aanzien van de onderwijstaal.
Met betrekking tot het positieve engagement van ouders ten aanzien van de onderwijstaal bevat het schoolreglement de bepaling dat leerlingen aangemoedigd worden om Nederlands te leren.]1 [5 Scholen gelegen in een gemeente waar een lokaal overlegplatform, bedoeld in hoofdstuk V, afdeling I, van het decreet van 28 juni 2002 betreffende de gelijke onderwijs-kansen-I, is opgericht, kunnen andere bepalingen over het positieve engagement van ouders ten aanzien van de onderwijstaal toevoegen op voorwaarde dat daarover in het lokaal overlegplatform een akkoord is bereikt.
Scholen gelegen in een gemeente waar geen lokaal overlegplatform is opgericht, kunnen andere bepalingen over het positieve engagement van ouders ten aanzien van de onderwijstaal toevoegen op voorwaarde dat daarover een akkoord bereikt is met minstens twee derde van de scholen met dezelfde onderwijstaal gelegen in die gemeente.]5
[3 4° de afspraken inzake het rookverbod, bedoeld in het decreet van 6 juni 2008 houdende het instellen van een rookverbod in onderwijsinstellingen en centra voor leerlingenbegeleiding, de controle op de naleving ervan en de sancties die kunnen opgelegd worden bij overtreding van het rookverbod;]3
[3 5° [11 de bepalingen in verband met onderwijs aan huis en synchroon internetonderwijs;]11]3
[9 6° de wijze waarop in voorkomend geval de schoolraad en ouderraad, vermeld in artikel 10 en 46 in het decreet van 2 april 2004 betreffende participatie op school en de Vlaamse Onderwijsraad, worden samengesteld;
7° het recht op inzage door de ouders en hun recht op toelichting bij de gegevens die op de leerling betrekking hebben, waaronder de evaluatiegegevens, die worden verzameld door de school. Indien na de toelichting blijkt dat de ouders een kopie willen van de leerlingengegevens, hebben ze kopierecht. [13 ...]13. Iedere kopie dient persoonlijk en vertrouwelijk behandeld te worden, mag niet verspreid worden noch publiek worden gemaakt en mag enkel gebruikt worden in functie van de onderwijsloopbaan van de leerling.
[13 Met toepassing van artikel 23, lid 1, i), van de verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) wordt, in de gevallen waarin volledige inzage afbreuk zou doen aan de rechten van derden, inzage in de gegevens verleend in de vorm van een gesprek, gedeeltelijke inzage of rapportage]13;
8° informatie over extra-murosactiviteiten;]9
[10 9° de vermelding dat bij schoolverandering leerlingengegevens worden overgedragen naar de nieuwe school tenzij, en voor zover de regelgeving de overdracht niet verplicht stelt, de ouders er zich expliciet tegen verzetten na op hun verzoek deze gegevens te hebben ingezien;]10
[11 10° [18 de mededeling dat de school bij schoolverandering binnen het basisonderwijs verplicht is de school waar nu wordt ingeschreven op de hoogte te brengen van het bestaan en de inhoud van een IAC-verslag of GC-verslag;]18]11
[12 11° de contactgegevens van het centrum voor leerlingenbegeleiding waarmee de school samenwerkt, en de concrete afspraken over de dienstverlening tussen de school en het centrum voor leerlingenbegeleiding;]12
[12 12° een korte beschrijving van het beleid op leerlingenbegeleiding, waarmee de school haar visie en werking in verband met leerlingenbegeleiding verduidelijkt.[20 Als de school een beleid op afzondering en fixatie als vermeld in artikel 33/1 heeft, wordt dat beleid uitdrukkelijk opgenomen in de korte beschrijving van het beleid op leerlingenbegeleiding.]20]12
[15 13° richtlijnen over aanwezigheden, in het bijzonder voor de leerplichtige kleuters, en te laat komen;]15
[18 14° dat er leersteun kan worden geboden voor leerlingen met een GC-verslag of IAC-verslag en bij welk leersteuncentrum de school aangesloten is.]18
§ 3. Voor het lager onderwijs bevat het schoolreglement ten minste de volgende elementen :
1° [9 het reglement inzake tucht en schending van de leefregels van de leerlingen met inbegrip van een preventieve schorsing, een tijdelijke uitsluiting of een definitieve uitsluiting en inzake de beroepsprocedure zoals vermeld in [11 ...]11 onderafdeling F van deze afdeling, inbegrepen het hanteren van redelijke en haalbare termijnen]9;
2° [9 de procedure volgens dewelke het getuigschrift basisonderwijs wordt toegekend, met inbegrip van de beroepsprocedure vermeld in onderafdeling E van deze afdeling]9;
[19 2° /1 voor scholen die de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal inrichten, de mogelijkheid en de procedure, vermeld in artikel 17 van dit decreet, om de inschrijving in de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal om te zetten in een inschrijving buiten de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal;]19
3° [11 de bepalingen in verband met onderwijs aan huis en synchroon internetonderwijs;]11
4° richtlijnen inzake afwezigheden en te laat komen;
5° [17 afspraken in verband met huiswerk, agenda's, rapporten en leerlingenevaluatie, met inbegrip van de wijze waarop bij de leerlingenevaluatie de klassenraad al dan niet rekening houdt met de resultaten van de Vlaamse toetsen, onverminderd de bepalingen van artikel 44quater, § 2, tweede lid, 4°;]17
6° geldelijke en niet-geldelijke ondersteuning die niet afkomstig is van de Vlaamse Gemeenschap en de rechtspersonen die daarvan afhangen;
7° de bijdrageregeling bedoeld in [3 artikel 27ter, § 2]3.
(8° de wijze waarop de leerlingenraad [9 , schoolraad en ouderraad als vermeld in artikel 10 en 46 in het decreet van 2 april 2004 betreffende participatie op school en de Vlaamse Onderwijsraad, in voorkomend geval worden]9 samengesteld.) <DVR 2004-04-02/75, art. 54, 017; Inwerkingtreding : 01-04-2005>
[2 9° de engagementsverklaring tussen de school en de ouders waarin wederzijdse afspraken worden opgenomen over oudercontact, voldoende aanwezigheid, vormen van individuele leerlingenbegeleiding en het positieve engagement ten aanzien van de onderwijstaal.
Met betrekking tot het positieve engagement van ouders ten aanzien van de onderwijstaal bevat het schoolreglement de bepaling dat leerlingen aangemoedigd worden om Nederlands te leren.]2 [5 Scholen gelegen in een gemeente waar een lokaal overlegplatform, bedoeld in hoofdstuk V, afdeling I, van het decreet van 28 juni 2002 betreffende de gelijke onderwijs-kansen-I, is opgericht, kunnen andere bepalingen over het positieve engagement van ouders ten aanzien van de onderwijstaal toevoegen op voorwaarde dat daarover in het lokaal overlegplatform een akkoord is bereikt.
[7 Scholen gelegen in een gemeente waar een lokaal overlegplatform, bedoeld in hoofdstuk IV, afdeling I, van het decreet van 28 juni 2002 betreffende de gelijke onderwijskansen-I, is opgericht, kunnen andere bepalingen over het positieve engagement van ouders ten aanzien van de onderwijstaal toevoegen op voorwaarde dat daarover in het lokaal overlegplatform een akkoord is bereikt.
Scholen gelegen in een gemeente waar geen lokaal overlegplatform is opgericht, kunnen andere bepalingen over het positieve engagement van ouders ten aanzien van de onderwijstaal toevoegen op voorwaarde dat daarover een akkoord bereikt is met minstens twee derde van de scholen met dezelfde onderwijstaal gelegen in die gemeente.]7 ]5
[3 10° de afspraken inzake het rookverbod, bedoeld in het decreet van 6 juni 2008 houdende het instellen van een rookverbod in onderwijsinstellingen en centra voor leerlingenbegeleiding, de controle op de naleving ervan en de sancties die kunnen opgelegd worden bij overtreding van het rookverbod;]3
[9 11° het recht op inzage door de ouders en hun recht op toelichting bij de gegevens die op de leerling betrekking hebben, waaronder de evaluatiegegevens, die worden verzameld door de school. Indien na de toelichting blijkt dat de ouders een kopie willen van de leerlingengegevens, hebben ze kopierecht. [13 ...]13. Iedere kopie dient persoonlijk en vertrouwelijk behandeld te worden, mag niet verspreid worden noch publiek worden gemaakt en mag enkel gebruikt worden in functie van de onderwijsloopbaan van de leerling.
[13 Met toepassing van artikel 23, lid 1, i), van de verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) wordt, in de gevallen waarin volledige inzage afbreuk zou doen aan de rechten van derden, inzage in de gegevens verleend in de vorm van een gesprek, gedeeltelijke inzage of rapportage]13;
12° informatie over extra-murosactiviteiten;]9
[10 13° de vermelding dat bij schoolverandering leerlingengegevens worden overgedragen naar de nieuwe school tenzij, en voor zover de regelgeving de overdracht niet verplicht stelt, de ouders er zich expliciet tegen verzetten na op hun verzoek deze gegevens te hebben ingezien;]10
[11 14° [18 de mededeling dat de school bij schoolverandering binnen het basisonderwijs verplicht is de school waar nu wordt ingeschreven op de hoogte te brengen van het bestaan en de inhoud van een IAC-verslag of GC-verslag;]18]11
[11 15° eventuele beroepsprocedures buiten de verplichte beroepsprocedures zoals vermeld in punt 1° en punt 2°;]11
[12 16° de contactgegevens van het centrum voor leerlingenbegeleiding waarmee de school samenwerkt, en de concrete afspraken over de dienstverlening tussen de school en het centrum voor leerlingenbegeleiding;]12
[12 17° een korte beschrijving van het beleid op leerlingenbegeleiding, waarmee de school haar visie en werking in verband met leerlingenbegeleiding verduidelijkt;[20 Als de school een beleid op afzondering en fixatie als vermeld in artikel 33/1 heeft, wordt dit beleid uitdrukkelijk opgenomen in de korte beschrijving van het beleid op leerlingenbegeleiding.]20]12
[18 18° dat er leersteun kan worden geboden voor leerlingen met een GC-verslag of IAC-verslag en bij welk leersteuncentrum de school aangesloten is.]18
§ 4. [6 ...]6
[5 § 5. Voor materies waarbij ouders een individuele keuze kunnen maken, die door een regelgeving gegarandeerd wordt, kan die individuele keuze niet via het schoolreglement geregeld worden.]5
TOEKOMSTIG RECHT (vanaf 01-09-2014)
Art. 37. <DVR 2001-07-13/96, art. 3.9, 012; Inwerkingtreding : 01-09-2002> § 1. Een schoolbestuur moet, met uitzondering van de ziekenhuisscholen, voor elk van zijn scholen met toepassing van de regelgeving inzake medezeggenschap een schoolreglement opstellen dat de betrekkingen tussen het schoolbestuur en de ouders en leerlingen regelt. § 2. Voor het kleuteronderwijs bevat het schoolreglement ten minste de volgende elementen : 1° geldelijke en niet-geldelijke ondersteuning die niet afkomstig is van de Vlaamse Gemeenschap en de rechtspersonen die daarvan afhangen; 2° de bijdrageregeling bedoeld in [3 artikel 27ter, § 2]3. [1 3° de engagementsverklaring tussen de school en de ouders waarin wederzijdse afspraken worden opgenomen over oudercontact, voldoende aanwezigheid, vormen van individuele leerlingenbegeleiding en het positieve engagement ten aanzien van de onderwijstaal. Met betrekking tot het positieve engagement van ouders ten aanzien van de onderwijstaal bevat het schoolreglement de bepaling dat leerlingen aangemoedigd worden om Nederlands te leren [8 en dat de ouders positief staan ten aanzien van extra initiatieven en maatregelen die de school neemt om de taalachterstand van hun leerlingen weg te werken]8 .]1 [5 Scholen gelegen in een gemeente waar een lokaal overlegplatform, bedoeld in hoofdstuk V, afdeling I, van het decreet van 28 juni 2002 betreffende de gelijke onderwijs-kansen-I, is opgericht, kunnen andere bepalingen over het positieve engagement van ouders ten aanzien van de onderwijstaal toevoegen op voorwaarde dat daarover in het lokaal overlegplatform een akkoord is bereikt. Scholen gelegen in een gemeente waar geen lokaal overlegplatform is opgericht, kunnen andere bepalingen over het positieve engagement van ouders ten aanzien van de onderwijstaal toevoegen op voorwaarde dat daarover een akkoord bereikt is met minstens twee derde van de scholen met dezelfde onderwijstaal gelegen in die gemeente.]5 [3 4° de afspraken inzake het rookverbod, bedoeld in het decreet van 6 juni 2008 houdende het instellen van een rookverbod in onderwijsinstellingen en centra voor leerlingenbegeleiding, de controle op de naleving ervan en de sancties die kunnen opgelegd worden bij overtreding van het rookverbod;]3 [3 5° de afspraken in verband met onderwijs aan huis.]3 § 3. Voor het lager onderwijs bevat het schoolreglement ten minste de volgende elementen : 1° het orde- en tuchtreglement van de leerlingen met inbegrip van de interne beroepsmogelijkheden; 2° de procedure volgens dewelke getuigschriften basisonderwijs worden toegekend en de procedure volgens dewelke een beroep kan ingediend worden tegen een beslissing van de klassenraad met betrekking tot het getuigschrift basisonderwijs; 3° bepalingen in verband met onderwijs aan huis; 4° richtlijnen inzake afwezigheden en te laat komen; 5° afspraken in verband met huiswerk, agenda's en rapporten; 6° geldelijke en niet-geldelijke ondersteuning die niet afkomstig is van de Vlaamse Gemeenschap en de rechtspersonen die daarvan afhangen; 7° de bijdrageregeling bedoeld in [3 artikel 27ter, § 2]3. (8° de wijze waarop de leerlingenraad in voorkomend geval wordt samengesteld.) <DVR 2004-04-02/75, art. 54, 017; Inwerkingtreding : 01-04-2005> [2 9° de engagementsverklaring tussen de school en de ouders waarin wederzijdse afspraken worden opgenomen over oudercontact, voldoende aanwezigheid, vormen van individuele leerlingenbegeleiding en het positieve engagement ten aanzien van de onderwijstaal. Met betrekking tot het positieve engagement van ouders ten aanzien van de onderwijstaal bevat het schoolreglement de bepaling dat leerlingen aangemoedigd worden om Nederlands te leren [8 en dat de ouders positief staan ten aanzien van extra initiatieven en maatregelen die de school neemt om de taalachterstand van hun leerlingen weg te werken]8 .]2 [5 Scholen gelegen in een gemeente waar een lokaal overlegplatform, bedoeld in hoofdstuk V, afdeling I, van het decreet van 28 juni 2002 betreffende de gelijke onderwijs-kansen-I, is opgericht, kunnen andere bepalingen over het positieve engagement van ouders ten aanzien van de onderwijstaal toevoegen op voorwaarde dat daarover in het lokaal overlegplatform een akkoord is bereikt. [7 Scholen gelegen in een gemeente waar een lokaal overlegplatform, bedoeld in hoofdstuk IV, afdeling I, van het decreet van 28 juni 2002 betreffende de gelijke onderwijskansen-I, is opgericht, kunnen andere bepalingen over het positieve engagement van ouders ten aanzien van de onderwijstaal toevoegen op voorwaarde dat daarover in het lokaal overlegplatform een akkoord is bereikt. Scholen gelegen in een gemeente waar geen lokaal overlegplatform is opgericht, kunnen andere bepalingen over het positieve engagement van ouders ten aanzien van de onderwijstaal toevoegen op voorwaarde dat daarover een akkoord bereikt is met minstens twee derde van de scholen met dezelfde onderwijstaal gelegen in die gemeente.]7 ]5 [3 10° de afspraken inzake het rookverbod, bedoeld in het decreet van 6 juni 2008 houdende het instellen van een rookverbod in onderwijsinstellingen en centra voor leerlingenbegeleiding, de controle op de naleving ervan en de sancties die kunnen opgelegd worden bij overtreding van het rookverbod.]3 § 4. [6 ...]6 [5 § 5. Voor materies waarbij ouders een individuele keuze kunnen maken, die door een regelgeving gegarandeerd wordt, kan die individuele keuze niet via het schoolreglement geregeld worden.]5 ----------
(1)<DVR 2009-03-20/39, art. 4, 038; Inwerkingtreding : 01-09-2009; zie ook art. 10>
(2)<DVR 2009-03-20/39, art. 5, 038; Inwerkingtreding : 01-09-2009; zie ook art. 10>
(3)<DVR 2009-05-08/32, art. II.8, 040; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
(4)<DVR 2010-07-09/26, art. II.7, 043; Inwerkingtreding : 01-09-2010>
(5)<DVR 2011-07-01/33, art. II.3, 048; Inwerkingtreding : 01-09-2011>
(6)<DVR 2011-11-25/11, art. II.3, 050; Inwerkingtreding : 01-09-2012>
(7)<DVR 2012-12-21/65, art. II.4, 056; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
(8)<DVR 2013-07-19/57, art. II.14, 058; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
(9)<DVR 2014-04-04/85, art. II.6, 059; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
(10)<DVR 2015-06-19/33, art. II.5, 065; Inwerkingtreding : 01-09-2015>
(11)<DVR 2016-06-17/24, art. II.19, 067; Inwerkingtreding : 01-09-2016>
(12)<DVR 2018-04-27/26, art. 101, 077; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
(13)<DVR 2018-06-08/04, art. 68, 078; Inwerkingtreding : 25-05-2018>
(14)<DVR 2018-07-06/19, art. 21, 080; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
(15)<DVR 2020-07-03/39, art. 39,1°, 092; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
(16)<DVR 2021-07-09/33, art. 85, 096; Inwerkingtreding : 01-09-2021>
(17)<DVR 2023-04-28/13, art. 3, 108; Inwerkingtreding : 01-04-2023>
(18)<DVR 2023-05-05/07, art. 96, 111; Inwerkingtreding : 01-09-2023>
(19)<DVR 2024-04-26/51, art. 10, 115; Inwerkingtreding : 01-09-2024>
(20)<DVR 2024-04-19/55, art. 18, 117; Inwerkingtreding : 01-09-2024>
Onderafdeling E. [1 - Beroepsmogelijkheid tegen het niet verkrijgen van het getuigschrift basisonderwijs.]1
----------
(1)
Art. 37/1.[1 Ouders die niet akkoord gaan met het niet toekennen van een getuigschrift basisonderwijs aan hun kind, hebben toegang tot een beroepsprocedure. De beroepsprocedure is vastgelegd in het schoolreglement, met behoud van de toepassing van de bepalingen van deze onderafdeling. Ouders kunnen evenwel slechts een beroep instellen na het overleg zoals bepaald in artikel 55.
[2 In afwijking van het eerste lid moeten de ouders van kinderen die een negatieve beslissing van de examencommissie, vermeld in artikel 56, hebben ontvangen over het toekennen van het getuigschrift basisonderwijs, geen overleg vragen met de directeur of zijn afgevaardigde als vermeld in artikel 55, eerste lid, voor ze een beroep kunnen instellen. Indien er toch overleg wordt gevraagd door de ouders, kan de directeur of zijn afgevaardigde dit overleg niet weigeren.]2
De ouders stellen het beroep in bij het schoolbestuur. Het beroep wordt gedateerd en ondertekend en vermeldt ten minste het voorwerp van het beroep met beschrijving van de feiten en motivering van de ingeroepen bezwaren. Bij deze beschrijving kunnen overtuigingsstukken worden gevoegd.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2014-04-04/85, art. II.8, 059; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
(2)<DVR 2022-07-08/10, art. 23, 099; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
Art. 37/2.[1 [2 ...]2 Het beroep als vermeld in artikel 37/1 dat behandeld wordt door de beroepscommissie leidt tot:
1° hetzij de gemotiveerde afwijzing van het beroep op grond van onontvankelijkheid als:
a) de termijn voor indiening van het beroep, opgenomen in het schoolreglement, is overschreden;
b) het beroep niet voldoet aan de vormvereisten opgenomen in het schoolreglement;
2° hetzij de bevestiging van het niet toekennen van het getuigschrift basisonderwijs, hetzij de toekenning van het getuigschrift basisonderwijs. Het schoolbestuur aanvaardt de verantwoordelijkheid voor de beslissing van de beroepscommissie.
Het resultaat van het beroep wordt aan de ouders schriftelijk ter kennis gebracht uiterlijk op 15 september daaropvolgend.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2014-04-04/85, art. II.9, 059; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
(2)<DVR 2015-06-19/33, art. II.7, 065; Inwerkingtreding : 01-09-2015>
Art. 37/3.[1 § 1. De beroepscommissie wordt opgericht door het schoolbestuur.
§ 2. [2 Het schoolbestuur of zijn afgevaardigde bepaalt de samenstelling]2 van de beroepscommissie, met inachtneming van volgende bepalingen:
1° de samenstelling kan per te behandelen dossier verschillen, doch kan binnen het te behandelen dossier niet wijzigen;
2° de samenstelling is als volgt: enerzijds "interne leden", zijnde leden van de klassenraad die besliste het getuigschrift basisonderwijs niet toe te kennen, waaronder alleszins de directeur of zijn afgevaardigde, eventueel aangevuld met een lid van het schoolbestuur; anderzijds "externe leden", zijnde personen die extern zijn aan dat schoolbestuur en aan de school die besliste het getuigschrift basisonderwijs niet uit te reiken.
In voorkomend geval en voor de toepassing van deze bepalingen:
a) wordt een persoon die vanuit zijn hoedanigheden zowel een intern lid als een extern lid is, geacht een intern lid te zijn;
b) wordt een lid van de ouderraad of, met uitzondering van het personeel, de schoolraad van de school die besliste het getuigschrift basisonderwijs niet toe te kennen, geacht een extern lid te zijn, tenzij de bepaling vermeld in punt a) van toepassing is;
3° de voorzitter wordt door het schoolbestuur onder de externe leden aangeduid.
§ 3. Het schoolbestuur bepaalt de werking, met inbegrip van de stemprocedure, van de beroepscommissie, met inachtneming van volgende bepalingen:
1° elk lid van een beroepscommissie is in beginsel stemgerechtigd, met dien verstande dat bij stemming het aantal stemgerechtigde interne leden van de beroepscommissie en het aantal stemgerechtigde externe leden van de beroepscommissie gelijk moet zijn; bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter doorslaggevend;
2° elk lid van een beroepscommissie is aan discretieplicht onderworpen;
3° een beroepscommissie hoort de ouders in kwestie;
4° een beroepscommissie beslist autonoom over de stappen die worden gezet om tot een gefundeerde beslissing te komen, waaronder eventueel het horen van een of meer leden van de klassenraad die het getuigschrift basisonderwijs niet toegekend heeft;
5° de werking van een beroepscommissie kan geen afbreuk doen aan de statutaire rechten van individuele personeelsleden van het onderwijs;
6° een beroepscommissie oordeelt of de genomen beslissing alleszins in overeenstemming is met de reglementaire onderwijsbepalingen en met het schoolreglement.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2014-04-04/85, art. II.10, 059; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
(2)<DVR 2021-07-09/33, art. 86, 096; Inwerkingtreding : 01-09-2021>
Onderafdeling F. [1 - Beroepsmogelijkheid tegen definitieve uitsluiting.]1
----------
(1)
Art. 37/4. [1 § 1. De ouders die een beslissing tot definitieve uitsluiting betwisten, hebben toegang tot een beroepsprocedure. De beroepsprocedure is vastgelegd in het schoolreglement, met behoud van de toepassing van de bepalingen van deze onderafdeling.
De ouders stellen het beroep in bij het schoolbestuur. Het verzoekschrift wordt gedateerd en ondertekend en vermeldt ten minste het voorwerp van beroep met feitelijke omschrijving en motivering van de ingeroepen bezwaren. Bij deze omschrijving kunnen overtuigingsstukken gevoegd worden.
Het beroep wordt behandeld door een beroepscommissie.
§ 2. Het beroep als vermeld in § 1 door een beroepscommissie leidt tot:
1° hetzij de gemotiveerde afwijzing van het beroep op grond van onontvankelijkheid als:
a) de in het schoolreglement opgenomen termijn voor indiening van het beroep is overschreden;
b) het beroep niet voldoet aan de vormvereisten opgenomen in het schoolreglement;
2° hetzij de bevestiging van de definitieve uitsluiting, hetzij de vernietiging van de definitieve uitsluiting. Het schoolbestuur aanvaardt de verantwoordelijkheid voor deze beslissing van de beroepscommissie.
§ 3. Het resultaat van het beroep wordt aan de ouders gemotiveerd en schriftelijk ter kennis gebracht binnen de vervaltermijn bepaald in het schoolreglement.
Bij overschrijding van deze vervaltermijn is de omstreden definitieve uitsluiting van rechtswege nietig.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2014-04-04/85, art. II.12, 059; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
Art. 37/5.[1 § 1. De beroepscommissie wordt opgericht door het schoolbestuur.
§ 2. [2 Het schoolbestuur of zijn afgevaardigde bepaalt de samenstelling]2 van de beroepscommissie, met inachtneming van volgende bepalingen:
1° de samenstelling van de beroepscommissie kan per te behandelen dossier verschillen, doch kan binnen het te behandelen dossier niet wijzigen;
2° de samenstelling is als volgt: enerzijds "interne leden", zijnde leden intern aan het schoolbestuur of aan de school waar de betwiste beslissing tot definitieve uitsluiting is genomen, met uitzondering van de directeur of zijn afgevaardigde die de beslissing heeft genomen; anderzijds "externe leden", zijnde personen die extern zijn aan het schoolbestuur en aan de school waar de betwiste beslissing tot definitieve uitsluiting is genomen.
In voorkomend geval en voor de toepassing van deze bepalingen:
a) wordt een persoon die vanuit zijn hoedanigheden zowel een intern lid als een extern lid is, geacht een intern lid te zijn;
b) wordt een lid van de ouderraad of, met uitzondering van het personeel, de schoolraad van de school waar de betwiste beslissing tot definitieve uitsluiting is genomen, geacht een extern lid te zijn, tenzij de bepaling vermeld in punt a) van toepassing is;
3° de voorzitter wordt door het schoolbestuur onder de externe personen aangeduid.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2014-04-04/85, art. II.13, 059; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
(2)<DVR 2021-07-09/33, art. 87, 096; Inwerkingtreding : 01-09-2021>
Art. 37/6. [1 § 1. Het schoolbestuur bepaalt de werking, met inbegrip van de stemprocedure, van een beroepscommissie, met inachtneming van volgende bepalingen:
1° elk lid van een beroepscommissie is in beginsel stemgerechtigd, met dien verstande dat bij stemming het aantal stemgerechtigde interne leden van de beroepscommissie en het aantal stemgerechtigde externe leden van de beroepscommissie gelijk moet zijn; bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter doorslaggevend;
2° elk lid van een beroepscommissie is aan discretieplicht onderworpen;
3° een beroepscommissie hoort de ouders in kwestie;
4° een beroepscommissie beslist autonoom over de stappen die worden gezet om tot een gefundeerde beslissing te komen, waaronder eventueel het horen van een of meer leden van de klassenraad die een advies over de definitieve uitsluiting heeft gegeven;
5° de werking van een beroepscommissie kan geen afbreuk doen aan de statutaire rechten van de individuele personeelsleden van het onderwijs;
6° een beroepscommissie oordeelt of de genomen beslissing alleszins in overeenstemming is met de decretale en reglementaire onderwijsbepalingen en met het schoolreglement.
§ 2. Het beroep schort de uitvoering van de beslissing tot uitsluiting niet op.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2014-04-04/85, art. II.14, 059; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
Afdeling 3. [1 - - Recht op inschrijving]1
----------
(1)
Onderafdeling A [1 - Beginselen]1
----------
(1)
Art. 37/6/1.[1 [2 De bepalingen van hoofdstuk IV, afdeling 3 en 4, zijn van toepassing voor de inschrijvingen in het gewoon basisonderwijs voor het schooljaar 2022-2023. De bepalingen van hoofdstuk IV, afdeling 3 en 4, zijn van toepassing voor inschrijvingen in het buitengewoon basisonderwijs voor het schooljaar [4 , 2024-2025, 2025-2026 et 2026-2027. ]4-2.
[3 Voor de toepassing van de termijnen, vermeld in hoofdstuk IV/1, hoofdstuk IV/2 en hoofdstuk IV/3, worden de vakantieperioden die de regering krachtens artikel 50 bepaalt, niet meegerekend, met uitzondering van de termijn, in artikel 37/30, 37/43/1 en 37/66.]3
[2 De bepalingen van hoofdstuk IV/1 en IV/3 zijn van toepassing voor de inschrijvingen in het gewoon basisonderwijs voor het schooljaar 2023-2024 en de daaropvolgende schooljaren.]2.]1
[2 De bepalingen van hoofdstuk IV/2 zijn van toepassing voor de inschrijvingen in het buitengewoon basisonderwijs voor het schooljaar [5 2027-2028 ]5 en de daaropvolgende schooljaren]2
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2019-05-17/47, art. II.1, 102; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
(2)<DVR 2022-07-08/11, art. 9, 104; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
(3)<DVR 2022-02-04/50, art. 2, 105; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
(4)<DVR 2024-12-20/51, art. 2, 119; Inwerkingtreding : 01-09-2024>
Art. 37bis.[1 § 1. Elke leerling heeft recht op inschrijving in de school of vestigingsplaats, gekozen door zijn ouders. Is de leerling 12 jaar of ouder, dan gebeurt de schoolkeuze in samenspraak met de leerling. Bij de keuze van vestigingsplaats wordt rekening gehouden met het aanwezige onderwijsaanbod zoals bepaald in afdeling 1 van hoofdstuk III.
§ 2. Voorafgaand aan een inschrijving biedt het schoolbestuur schriftelijk of via elektronische drager het pedagogisch project als vermeld in artikel 28, § 1, 2°, en 47, § 1, 1°, en het schoolreglement, vermeld in artikel 37, aan de ouders en de leerling aan en geeft hierbij, indien de ouders dit wensen, toelichting. Indien het schoolbestuur het pedagogisch project of het schoolreglement via elektronische drager ter beschikking stelt, vraagt het de ouders of ze een papieren versie wensen te ontvangen.
De inschrijving wordt genomen na ondertekening voor akkoord van de ouders van dit pedagogisch project en dit schoolreglement.
Bij elke wijziging van het pedagogisch project of het schoolreglement informeert het schoolbestuur de ouders schriftelijk of via elektronische drager over die wijziging en geeft hierbij, indien ouders dit wensen, toelichting. Ouders [5 verklaren zich dan opnieuw schriftelijk of digitaal akkoord]5. Ouders die erom verzoeken, ontvangen steeds een papieren versie van het pedagogisch project of het schoolreglement. Indien de ouders zich met de wijziging niet akkoord verklaren, dan wordt aan de inschrijving van het kind een einde gesteld op 31 augustus van het lopende schooljaar.
Een wijziging van het pedagogisch project of schoolreglement kan ten vroegste uitwerking hebben in het daaropvolgende schooljaar tenzij die wijziging het rechtstreekse gevolg is van nieuwe regelgeving.
§ 3. Inschrijvingen voor een bepaald schooljaar kunnen ten vroegste starten op de eerste schooldag van maart van het voorafgaande schooljaar.
De inschrijvingen voor de kleuters, die tijdens een bepaald schooljaar wel twee jaar en zes maanden worden maar op de laatste instapdatum van dat schooljaar niet meer kunnen instappen, starten op dezelfde dag als de inschrijvingen voor de andere kleuters van hetzelfde geboortejaar.
Scholen maken de start van hun inschrijvingen bekend aan alle belanghebbenden. Scholen die deel uitmaken van een LOP maken de start van hun inschrijvingen minstens via het LOP bekend.
§ 4. Behoudens de bij decreet of besluit bepaalde gevallen van uitschrijving [2 ...]2, geldt een inschrijving van een leerling in een school voor de duur van de hele school-loopbaan in die school.
Het behoud van de inschrijving geldt over de vestigingsplaatsen heen, tenzij de capaciteit van de vestigingsplaats is of wordt overschreden overeenkomstig artikel 37novies of de leerling er niet aan de toelatingsvoorwaarden voldoet. De voortgang van het leerproces, waarbij een verandering van vestigingsplaats noodzakelijk is, kan niet worden gestuit.
[3 Het behoud van inschrijving kan, als de vestigingsplaats, het niveau in de vestigingsplaats(en) of het type in de vestigingsplaats(en) van de leerling betrokken is bij een herstructurering en verdwijnt uit de school, ook gegarandeerd worden in een andere school betrokken bij de herstructurering of in een andere school van hetzelfde schoolbestuur, gelegen op een billijke afstand. Het behoud van inschrijving wordt, als de school van de leerling betrokken is bij een fusie, gegarandeerd in de fusieschool of in een andere school van hetzelfde schoolbestuur gelegen op een billijke afstand. In voorkomende situaties informeert het schoolbestuur de betrokken ouders.]3
§ 5. In afwijking van paragraaf 4 kunnen schoolbesturen van basisscholen waarvan de capaciteit van het kleuteronderwijs groter is dan die van het lager onderwijs, opteren voor een nieuwe inschrijving bij de overgang tussen beide onderwijsniveaus. Een schoolbestuur dat van deze mogelijkheid gebruikmaakt, neemt dit op in zijn schoolreglement.
§ 6. Indien zijn betrokken scholen gelegen zijn binnen eenzelfde of aaneensluitende kadastrale percelen, of gescheiden zijn door hetzij maximaal twee kadastrale percelen hetzij door een weg, kan een schoolbestuur ervoor opteren om bij de overgang van een leerling van een autonome kleuterschool naar een lagere of basisschool de inschrijvingen van de ene naar de andere school te laten doorlopen. Een schoolbestuur dat van deze mogelijkheid gebruikmaakt, neemt dit op in zijn schoolreglement.]1
[4 § 7. Indien zijn betrokken scholen of vestigingsplaatsen gelegen zijn binnen eenzelfde of aaneensluitende kadastrale percelen, of gescheiden zijn door hetzij maximaal twee kadastrale percelen hetzij door een weg, kan een schoolbestuur ervoor opteren om de desbetreffende scholen of vestigingsplaatsen als één geheel te beschouwen en één capaciteit, overeenkomstig artikel 37novies, § 1, te bepalen voor de verschillende scholen of vestigingsplaatsen, gelegen binnen eenzelfde of aaneensluitende kadastrale percelen, of gescheiden door hetzij maximaal twee kadastrale percelen, hetzij door een weg, samen. Een schoolbestuur dat van deze mogelijkheden gebruikmaakt, neemt dit op in zijn schoolreglement.]4
----------
(1)<DVR 2012-06-08/13, art. 2, 052; Inwerkingtreding : 31-08-2012>
(2)<DVR 2014-04-04/85, art. II.15, 059; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
(3)<DVR 2014-04-25/L8, art. II.7,1°, 061; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
(4)<DVR 2014-04-25/L8, art. II.7,2°, 061; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
(5)<DVR 2022-07-08/10, art. 24, 099; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
Onderafdeling B. [1 - Voorrangsregelingen]1
----------
(1)
Art. 37ter.[1 § 1. [2 [3 Elke inschrijvingsperiode begint met de verschillende voorrangsperiodes, waarbij eerst voorrang verleend wordt aan de leerlingen, vermeld in artikel 37quater, dan aan de leerlingen, vermeld in artikel 37quinquies, dan in voorkomend geval aan de leerlingen, vermeld in artikel 37sexies, en dan aan de leerlingen, vermeld in artikel 37septies.]3
Op voorwaarde dat geen enkele leerling, gevat door de betrokken voorrangsperiodes, geweigerd wordt omwille van de overschrijding van de bepaalde capaciteit, vermeld in artikel 37novies, § 4, kunnen twee of meerdere voorrangsperiodes voor de inschrijvingen voor een bepaald schooljaar samen genomen worden.
Op voorwaarde dat geen enkele leerling, gevat door de betrokken voorrangsperiodes, geweigerd wordt omwille van de overschrijding van de bepaalde capaciteit, vermeld in artikel 37novies, § 4, kunnen twee of meerdere voorrangsperiodes voor de inschrijvingen voor een bepaald schooljaar samen of apart starten vanaf de eerste schooldag van september van het voorafgaande schooljaar. Indien de betrokken scholen gelegen zijn in het werkingsgebied van een LOP, moet de voorrangsperiode voor de leerlingen vermeld in artikel 37septies starten in overeenstemming met artikel 37bis, § 3. Indien de betrokken scholen gelegen zijn buiten het werkingsgebied van een LOP, kunnen de inschrijvingen van de leerlingen die niet gevat worden door een voorrangsperiode, al dan niet samen met de inschrijvingen van de leerlingen gevat door een voorrangsperiode, ook starten vanaf de eerste schooldag van september van het voorgaande schooljaar op voorwaarde dat geen enkele leerling geweigerd wordt omwille van de overschrijding van de bepaalde capaciteit, vermeld in artikel 37novies, § 4.
[3 In afwijking van het derde lid, kunnen voor scholen gelegen in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, enkel de voorrangsperiodes, vermeld in artikel 37quater en artikel 37quinquies, samen genomen worden.]3
Met uitzondering van de voorrangsperiode, vermeld in artikel 37quinquies, duurt elke voorrangsperiode minimaal twee weken. Binnen elke voorrangsperiode gebeuren de inschrijvingen chronologisch.
In afwijking van het eerste lid zijn scholen voor type 5 niet verplicht om de voorrangsperiodes te hanteren.]2
§ 2. Voor de scholen gelegen in het werkingsgebied van een LOP maakt het LOP afspraken over de voorrangsperiodes en worden deze minstens door het LOP bekendgemaakt aan alle belanghebbenden uit het werkingsgebied.
Voor scholen buiten een werkingsgebied van een LOP worden de voorrangsperiodes bepaald in overleg met de schoolbesturen van alle scholen binnen dezelfde gemeente. De schoolbesturen maken de voorrangsperiodes bekend aan alle belanghebbenden.]1
----------
(1)<DVR 2012-06-08/13, art. 3, 052; Inwerkingtreding : 31-08-2012>
(2)<DVR 2012-12-21/65, art. II.5, 056; Inwerkingtreding : 01-09-2012>
(3)<DVR 2014-04-25/L8, art. II.8, 061; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
Art. 37quater.[1 Elke leerling die tot dezelfde [2 leefentiteit]2 behoort als een reeds ingeschreven leerling, heeft bij voorrang op alle leerlingen, een recht op inschrijving in de betrokken school of de scholen die de inschrijvingen van de ene naar de andere school laten doorlopen op basis van artikel 37bis, § 6.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2011-11-25/11, art. II.9, 050; Inwerkingtreding : 01-09-2012>
(2)<DVR 2013-07-19/57, art. II.15, 058; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
Art. 37quinquies.[1 Met behoud van de toepassing van artikel 37quater geeft een schoolbestuur voor zijn scholen voorrang aan kinderen van personeelsleden van de school of van de scholen die de inschrijving van de ene naar de andere school laten doorlopen op basis van artikel 37bis, § 6, op voorwaarde dat er op het ogenblik van de inschrijving sprake is van een lopende tewerkstelling voor meer dan 104 dagen.
Met personeelsleden als vermeld in het eerste lid wordt bedoeld :
1° personeelsleden als vermeld in artikel 2 van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het Gemeenschapsonderwijs en in artikel 4 van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leer- lingenbegeleiding, voor zover ze geaffecteerd zijn aan of aangesteld zijn in de school;
2° personeelsleden die via een arbeidsovereenkomst werden aangeworven door een schoolbestuur en tewerkgesteld worden in de school.]1
----------
(1)<DVR 2012-06-08/13, art. 4, 052; Inwerkingtreding : 31-08-2012>
Art. 37sexies.[1 § 1. Met behoud van de toepassing van artikel 37quater en artikel 37quinquies, geven schoolbesturen voor hun scholen gelegen in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, voorrang aan leerlingen met minstens één ouder, als vermeld in artikel 3, 41°, die het Nederlands in voldoende mate machtig is.
§ 2. Om van de voorrangsregeling, vermeld in paragraaf 1, gebruik te kunnen maken, toont de ouder op één van volgende wijzen aan dat hij het Nederlands in voldoende mate machtig is :
1° door het voorleggen van minstens het Nederlandstalig diploma van secundair onderwijs of daarmee gelijkwaardig Nederlandstalig studiebewijs;
2° door het voorleggen van het Nederlandstalig studiegetuigschrift van het tweede leerjaar van de derde graad van het secundair onderwijs of daarmee gelijkwaardig Nederlandstalig studiebewijs;
3° door het voorleggen van het bewijs dat hij het Nederlands beheerst minstens op niveau [3 B2]3 van het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor Talen. Dit gebeurt op basis van één van volgende stukken :
a) een studiebewijs van door de Gemeenschap erkend, gefinancierd of gesubsidieerd onderwijs of een daarmee gelijkwaardig Nederlandstalig studiebewijs, dat het vereiste niveau van kennis van het Nederlands aantoont;
b) een attest van niveaubepaling uitgevoerd door een Huis van het Nederlands dat het vereiste niveau van kennis van het Nederlands aantoont;
[3 c) door het voorleggen van het bewijs van minstens voldoende kennis van het Nederlands na het afleggen van een taalexamen bij het selectiebureau van de federale overheid;]3
4° [3 ...]3
5° door het voorleggen van het bewijs dat hij 9 jaar als regelmatige leerling onderwijs heeft gevolgd in het Nederlandstalige lager én secundair onderwijs. Dit gebeurt op basis van attesten daartoe uitgereikt door de betrokken schoolbesturen.
§ 3. Schoolbesturen bepalen voor hun scholen gelegen in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, een aantal leerlingen dat wordt vooropgesteld voor de inschrijving bij voorrang van leerlingen met minstens één ouder, als vermeld in artikel 3, 41°, die het Nederlands in voldoende mate machtig is.
Het aantal leerlingen vermeld in het eerste lid moet gericht zijn op het verwerven of het behoud van 55 % leerlingen in de school met minstens één ouder, als vermeld in artikel 3, 41°, die het Nederlands in voldoende mate machtig is. Binnen het LOP van het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad kan afgesproken worden om een hoger percentage dan 55 te hanteren.
[3 Het aantal leerlingen, vermeld in het eerste lid, zal door een schoolbestuur bepaald worden voor elke, overeenkomstig artikel 37novies, § 1, door het schoolbestuur bepaalde capaciteit.]3
Het LOP maakt het overeengekomen percentage en de bepaalde aantallen bekend aan alle belanghebbenden.
[3 Een reeds ingeschreven leerling of een leerling die tot dezelfde leefentiteit behoort als een reeds ingeschreven leerling die op basis van de op het moment van zijn inschrijving geldende regelgeving werd beschouwd als een leerling met de thuistaal Nederlands, mag beschouwd worden als een leerling met minstens één ouder als vermeld in artikel 3, 41°, die het Nederlands in voldoende mate machtig is als vermeld in paragraaf 1. Een reeds ingeschreven leerling of een leerling die tot dezelfde leefentiteit behoort als een reeds ingeschreven leerling die op basis van de op het moment van zijn inschrijving geldende regelgeving werd beschouwd als een leerling met minstens één ouder als vermeld in artikel 3, 41°, die het Nederlands in voldoende mate machtig is, wordt beschouwd als een leerling met minstens één ouder als vermeld in paragraaf 1.]3
§ 4. Leerlingen die naast de voorwaarde, vermeld in paragraaf 2, ook beantwoorden aan één of meerdere van de indicatoren, vermeld in artikel 37septies, § 3, tellen niet mee voor het bereiken van het in paragraaf 3 vermelde aantal. Deze leerlingen worden ingeschreven tot het contingent voor de leerlingen die beantwoorden aan één of meerdere van de indicatoren, vermeld in artikel 37septies, § 3, bereikt is.]1
----------
(1)<DVR 2012-06-08/13, art. 5, 052; Inwerkingtreding : 31-08-2012>
(2)<DVR 2013-07-19/57, art. II.16, 058; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
(3)<DVR 2014-04-25/L8, art. II.9, 061; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
Art. 37septies.[1 § 1. Een schoolbestuur bepaalt voor al zijn scholen gelegen in het werkingsgebied van een LOP twee contingenten die worden vooropgesteld voor de gelijktijdige inschrijving van leerlingen die ofwel voldoen aan één of meer ofwel niet voldoen aan de indicatoren, vermeld in paragraaf 3.
Een schoolbestuur kan voor een of meer van zijn scholen gelegen buiten het werkingsgebied van een LOP twee contingenten als bedoeld in het eerste lid bepalen.
De vooropgestelde contingenten zijn gericht op het verkrijgen van een evenredige verdeling van de leerlingen vermeld in het eerste en het tweede lid in de scholen in het werkingsgebied van het LOP of de betrokken gemeente buiten het werkingsgebied van een LOP.
[2 De twee contingenten samen vormen 100 procent en kunnen door een schoolbestuur bepaald worden op die niveaus waarvoor het schoolbestuur overeenkomstig artikel 37duodecies, § 1, een inschrijvingsregister hanteert. In scholen in het werkingsgebied van een LOP en aanmeldende scholen moeten contingenten bepaald worden voor kleuters geboren in de twee meest recente kalenderjaren waarvoor inschrijvingen voor het betrokken schooljaar mogelijk zijn en voor het eerste jaar van het lager onderwijs. Indien de school geen apart inschrijvingsregister hanteert voor de twee meest recente kalenderjaren waarvoor inschrijvingen voor het betrokken schooljaar mogelijk zijn en voor het eerste jaar van het lager onderwijs moeten de contingenten bepaald worden respectievelijk voor de niveaus als bedoeld in artikel 37novies, § 1. De contingenten worden door het schoolbestuur bekendgemaakt aan alle belanghebbenden.]2
De reeds ingeschreven leerlingen worden op basis van het voldoen aan één of meer of het niet voldoen aan de indicatoren, vermeld in paragraaf 3, opgenomen in hun respectieve contingent.
Leerlingen ingeschreven in toepassing van artikel 37quater, artikel 37quinquies, en in voorkomend geval artikel 37sexies, worden op basis van het voldoen aan één of meer of het niet voldoen aan de indicatoren, vermeld in paragraaf 3, opgenomen in hun respectieve contingent, zolang het contingent niet bereikt is.
De inschrijving van leerlingen, met uitzondering van de leerlingen bedoeld in artikel 37sexies, § 4, die zich aandienen nadat het contingent waartoe zij behoren vol is, wordt uitgesteld. Deze leerlingen worden chronologisch in het inschrijvingsregister, vermeld in artikel 37duodecies, als uitgesteld ingeschreven. Een uitgestelde inschrijving is niet gelijk aan een niet-gerealiseerde inschrijving, vermeld in artikel 37novies.
Indien, nog voor de voorrangsperiodes afgesloten worden, beide contingenten vol zijn, wordt voor alle leerlingen die in het inschrijvingsregister, vermeld in artikel 37duodecies, vermeld staan als uitgesteld de inschrijving geweigerd en wordt de uitgestelde inschrijving in het inschrijvingsregister gewijzigd in een niet-gerealiseerde inschrijving. De ouders van de leerlingen die op deze wijze niet ingeschreven kunnen worden en alle volgende leerlingen, ontvangen daarvan, in overeenstemming met artikel 37terdecies, § 1, een schriftelijke bevestiging.
Indien, op het moment dat een voorrangsperiode afgesloten wordt, het andere contingent niet vol is, worden de openstaande plaatsen opgevuld met leerlingen die in het inschrijvingsregister, vermeld in artikel 37duodecies, vermeld staan als uitgesteld, indien de ouders dit nog wensen en met respect voor de in het inschrijvingsregister opgenomen chronologie. De leerlingen die op deze wijze niet ingeschreven kunnen worden, worden geweigerd en de ouders ontvangen daarvan, in overeenstemming met artikel 37terdecies, § 1, een schriftelijke bevestiging.
Het LOP maakt voor de start van de inschrijvingen afspraken over :
1° de berekening van de relatieve aanwezigheid in het werkingsgebied of deelgebieden ervan, zijnde de procentuele verhouding tussen het aantal leerlingen dat beantwoordt aan één of meerdere indicatoren als vermeld in paragraaf 3, en het totaal aantal leerlingen van alle scholen binnen het werkingsgebied of deelgebieden ervan en dit eventueel tot op de niveaus vermeld in artikel 37novies, § 1;
2° de berekening van de relatieve aanwezigheid in vestigingsplaatsen en scholen, zijnde de procentuele verhouding tussen het aantal leerlingen dat beantwoordt aan één of meerdere van de indicatoren, vermeld in paragraaf 3, en het totaal aantal leerlingen in de vestigingsplaatsen en scholen en dit eventueel tot op de niveaus vermeld in artikel 37novies, § 1;
3° de niveaus, vermeld in artikel 37novies, § 1, van de school waarop de contingenten bepaald zullen worden en de verschillen die er eventueel tussen de verschillende deelgebieden gemaakt worden;
4° de wijze waarop de contingenten bepaald zullen worden;
5° de wijze waarop enerzijds andere actoren betrokken zullen worden bij de werving, toeleiding en ondersteuning van ouders en anderzijds de ondersteuning van scholen zal gebeuren.
Voor scholen gelegen buiten het werkingsgebied van een LOP is :
1° de relatieve aanwezigheid in de school of vestigingsplaats de procentuele verhouding tussen het aantal leerlingen dat beantwoordt aan één of meerdere van de indicatoren, vermeld in paragraaf 3, en het aantal leerlingen in een school of vestigingsplaats;
2° de relatieve aanwezigheid in de gemeente de procentuele verhouding tussen het aantal leerlingen dat beantwoordt aan één of meerdere indicatoren als vermeld in paragraaf 3, en het totaal aantal leerlingen van alle scholen binnen de gemeente.
Als een schoolbestuur er om vraagt, stelt het AgODi gegevens over het al dan niet voldoen aan één of meerdere indicatoren als vermeld in paragraaf 3, van elk van zijn leerlingen ter beschikking van dat schoolbestuur. Daarnaast stelt het AgODi, in voorkomend geval, gegevens ter beschikking van het LOP over het al dan niet voldoen aan één of meerdere indicatoren als vermeld in paragraaf 3, van de leerlingen van de scholen gelegen in het werkingsgebied van het LOP. Deze gegevens zijn afkomstig van de meest recente jaarlijkse centraal georganiseerde telling.
§ 2. In afwijking van paragraaf 1, eerste lid, kan een schoolbestuur voor één of meer van zijn scholen voor buitengewoon onderwijs gelegen in het werkingsgebied van een LOP twee contingenten bepalen die worden vooropgesteld voor de gelijktijdige inschrijving van leerlingen die ofwel voldoen aan één of meer ofwel niet voldoen aan de indicatoren, vermeld in paragraaf 3.
§ 3. [2 De indicatoren op basis waarvan voorrang verleend wordt, zijn:
1° [3 het gezin, vermeld in artikel 3, § 1, 17°, van het decreet van 27 april 2018 tot regeling van de toelagen in het kader van het gezinsbeleid, heeft in het schooljaar dat voorafgaat aan het schooljaar waarop de inschrijving van de leerling betrekking heeft, of in het daaraan voorafgaande schooljaar, minstens één selectieve participatietoeslag leerling ontvangen, of het gezin heeft een beperkt inkomen.
[4 ...]4]3
2° de moeder is niet in het bezit van een diploma van het secundair onderwijs of van een studiegetuigschrift van het tweede leerjaar van de derde graad van het secundair onderwijs of van een daarmee gelijkwaardig studiebewijs.]2
§ 4. De Vlaamse Regering kan de wijze waarop het voldoen aan de indicatoren, vermeld in paragraaf 3, aangetoond wordt, bepalen en kan hiervoor een procedure vastleggen.
Voor de indicator, vermeld in § 3, 1°, gelden dan de inkomensgrenzen van de regeling inzake [3 de selectieve participatietoeslagen leerling]3 als richtinggevend.]1
----------
(1)<DVR 2012-06-08/13, art. 6, 052; Inwerkingtreding : 31-08-2012>
(2)<DVR 2014-04-25/L8, art. II.10, 061; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
(3)<DVR 2019-03-22/19, art. 3, 086; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
(4)<DVR 2023-11-23/33, art. 22, 114; Inwerkingtreding : 01-09-2023>
Onderafdeling C. [1 - Weigeren]1
----------
(1)
Art. 37octies.[1 § 1. Een schoolbestuur weigert de inschrijving van een onderwijszoekende die niet voldoet aan de toelatingsvoorwaarden, vermeld in hoofdstuk IV, afdeling 1.
Een inschrijving in de loop van het voorafgaande schooljaar is mogelijk onder de opschortende voorwaarde dat de onderwijszoekende op de dag van de effectieve instap aan de toelatingsvoorwaarden voldoet [2 of onder ontbindende voorwaarde als vermeld in artikel 13/1, § 3]2.
§ 2. Een schoolbestuur weigert de inschrijving van een leerling die in de loop van hetzelfde schooljaar van school verandert, als deze inschrijving tot doel heeft of er in de feiten toe leidt dat de betrokken leerling in dat schooljaar afwisselend naar verschillende scholen zal gaan.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2011-11-25/11, art. II.14, 050; Inwerkingtreding : 01-09-2012>
(2)<DVR 2022-07-08/10, art. 25, 099; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
Art. 37novies.[1 § 1. Een schoolbestuur bepaalt voorafgaand aan een inschrijvingsperiode als vermeld in artikel 37bis, § 3, voor al zijn scholen de capaciteit. Dit is het totaal aantal leerlingen dat het schoolbestuur per niveau, zoals bedoeld in het tweede, derde en vierde lid, als een maximaal aantal leerlingen ziet.
In het gewoon basisonderwijs bepaalt het schoolbestuur de capaciteit op het niveau van de school, van de vestigingsplaats, het niveau kleuteronderwijs en het niveau lager onderwijs. Het schoolbestuur kan de capaciteit voor het kleuteronderwijs ook op niveau van het geboortejaar en voor het lager onderwijs ook op niveau van het leerjaar bepalen.
Een schoolbestuur kan voor anderstalige nieuwkomers, als bedoeld in artikel 3, 4°quater, een capaciteit bepalen, enkel indien aldus geweigerde leerlingen een plaats gegarandeerd wordt binnen een school, gelegen op een redelijke afstand en rekening houdend met de vrije keuze van de ouders. Schoolbesturen met scholen gelegen in het werkingsgebied van een LOP maken daartoe binnen het LOP afspraken. Een schoolbestuur met scholen gelegen buiten het werkingsgebied van een LOP maakt daartoe afspraken met de schoolbesturen van scholen gelegen in dezelfde gemeente. De capaciteit voor anderstalige nieuwkomers kan nooit minder zijn dan acht leerlingen [3 voor scholen of vestigingsplaatsen met een capaciteit van meer dan honderd leerlingen, en vier leerlingen voor scholen of vestigingsplaatsen met een capaciteit van maximaal honderd leerlingen]3.
In het buitengewoon basisonderwijs bepaalt het schoolbestuur de capaciteit op het niveau van de school, van de vestigingsplaats, het niveau kleuteronderwijs, het niveau lager onderwijs en voor elk type afzonderlijk.
[2 In afwijking van het vierde lid is een schoolbestuur niet verplicht om voor zijn scholen voor type 5 de capaciteit te bepalen.]2
§ 2. Met toepassing van paragraaf 1 maakt een schoolbestuur, voor al zijn scholen, de capaciteiten die hij bepaald heeft, bekend aan alle belanghebbenden. Een schoolbestuur deelt voor al zijn scholen gelegen in het werkingsgebied van een LOP de capaciteiten die hij bepaald heeft, mee aan dat LOP.
[3 Daarnaast bepaalt en communiceert een schoolbestuur minstens op volgende momenten het aantal plaatsen waarin een inschrijving gerealiseerd kan worden, desgevallend per contingent:
a) voor de start van de voorrangsperiode, vermeld in artikel 37quater;
b) in voorkomend geval voor de start van de voorrangsperiode, vermeld in artikel 37sexies;
c) voor de start van de voorrangsperiode, vermeld in artikel 37septies;
d) na de voorrangsperiode, vermeld in artikel 37septies.]3
§ 3. In afwijking van paragraaf 1 kan een schoolbestuur, met toepassing van artikel 37duodecies, § 2, en met toepassing van de overeenkomstig artikel 37septies te bepalen contingenten, de capaciteit, vermeld in paragraaf 1, verhogen na de start van de inschrijvingen.
In gemeenten gelegen in een werkingsgebied van een LOP, moet de verhoging door het LOP zijn goedgekeurd. In gemeenten gelegen buiten het werkingsgebied van een LOP deelt het schoolbestuur de verhoging ter kennisgeving mee aan de schoolbesturen van de andere scholen gelegen in die gemeente.
§ 4. Een schoolbestuur weigert elke bijkomende inschrijving wanneer de capaciteit, als vermeld in paragraaf 1 en 3, overschreden wordt en als een bijkomende inschrijving na de start van de inschrijvingen voor volgend schooljaar er toe zou leiden dat de capaciteit, als vermeld in paragraaf 1 en 3, voor dat volgend schooljaar overschreden zou worden.
§ 5. In afwijking van paragraaf 4 kan een schoolbestuur in volgende situaties toch overgaan tot een inschrijving :
1° voor de toelating van een anderstalige nieuwkomer in het gewoon onderwijs;
2° voor de toelating van leerlingen die :
a) hetzij geplaatst zijn door de jeugdrechter of door de comités voor bijzondere jeugdzorg;
b) [8 hetzij als semi-internen verblijven in een semi-internaat dat verbonden is aan een school, of als internen verblijven in een onderwijsinternaat;]8;
c) hetzij opgenomen zijn in een voorziening van residentiële opvang;
3° [5 ...]5;
4° [5 ...]5;
5° voor de toelating van leerlingen die verblijven in een centrum voor kinderzorg en gezinsondersteuning;
6° [2 voor de toelating van leerlingen die behoren tot dezelfde leefentiteit, indien de ouders deze leerlingen wensen in te schrijven in hetzelfde niveau, vermeld in paragraaf 1, en slechts één van de leerlingen ingeschreven kan worden omwille van de capaciteit, vermeld in paragraaf 1;]2 ]1
[4 7° voor leerlingen van scholen, gelegen in een gemeente waar alle scholen de inschrijvingen laten voorafgaan door een aanmeldingsprocedure, wiens continuïteit van de schoolloopbaan niet gegarandeerd kan worden omwille van het feit dat de enige school van een schoolbestuur ophoudt te bestaan, waarbij dit niet kadert in een herstructurering, op voorwaarde dat alle leerlingen van de betrokken school een plaats in andere scholen aangeboden wordt.]4
[6 8° voor de toelating van leerlingen in het gewoon basisonderwijs, die beschikken over een verslag als bedoeld in artikel 15 van dit decreet.]6
[5 § 5bis. In afwijking van paragraaf 4 moet een schoolbestuur in volgende situaties toch overgaan tot een inschrijving :
1° voor de terugkeer van leerlingen in het buitengewoon onderwijs die in het lopende of de twee voorafgaande schooljaren in de school ingeschreven waren en die met toepassing van artikel 15 of 16, in een school voor gewoon onderwijs ingeschreven waren;
2° voor de terugkeer van leerlingen in het gewoon onderwijs die in het lopende of de twee voorafgaande schooljaren in de school ingeschreven waren en die in een school voor buitengewoon onderwijs ingeschreven waren.]5
[7 3° voor de terugkeer van leerlingen in het kleuteronderwijs die in het voorafgaande school jaar ingeschreven waren in de school voor het kleuteronderwijs en die terugkeren uit een school voor het lager onderwijs omdat ze niet voldoen aan de toelatingsvoorwaarden voor het lager onderwijs met toepassing van artikel 13/1, § 3.]7
----------
(1)<DVR 2012-06-08/13, art. 7, 052; Inwerkingtreding : 31-08-2012>
(2)<DVR 2013-07-19/57, art. II.17, 058; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
(3)<DVR 2014-04-25/L8, art. II.11,1°,2°, 061; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
(4)<DVR 2014-04-25/L8, art. II.11,3°, 061; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
(5)<DVR 2018-07-06/19, art. 22, 080; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
(6)<DVR 2020-07-03/39, art. 40, 092; Inwerkingtreding : 18-06-2020>
(7)<DVR 2022-07-08/10, art. 26, 099; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
(8)<DVR 2023-06-16/12, art. 99, 112; Inwerkingtreding : 01-09-2023>
Art. 37decies. [1 Een schoolbestuur kan de inschrijving weigeren in een school waar de betrokken leerling het lopende, het vorige of het daaraan voorafgaande schooljaar, overeenkomstig artikel 32 en 33, definitief werd verwijderd.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2011-11-25/11, art. II.16, 050; Inwerkingtreding : 01-09-2012>
Art. 37undecies.[1 § 1. Het recht op inschrijving, vermeld in artikel 37bis, § 1, geldt onverkort voor leerlingen die het gemeenschappelijk curriculum kunnen volgen met toepassing van gepaste maatregelen, zoals remediërende, differentiërende, compenserende of dispenserende maatregelen, die proportioneel zijn. Leerlingen voor wie deze aanpassingen worden toegepast, blijven in aanmerking komen voor de gewone studiebekrachtiging toegekend door de klassenraad.
§ 2. [2 Leerlingen die beschikken over een verslag als vermeld in artikel 15 worden door een school voor gewoon onderwijs onder ontbindende voorwaarde ingeschreven. Dit verslag maakt deel uit van de informatie die ouders bij een vraag tot inschrijving aan de school overmaken. Het ter beschikking stellen van het verslag door de ouders gaat samen met de verbintenis van de school tot het organiseren van overleg met de ouders, de klassenraad en het centrum voor leerlingenbegeleiding, [4 binnen een redelijke termijn na de inschrijving]4 over de aanpassingen die nodig zijn om de leerling mee te nemen in een gemeenschappelijk curriculum of om de leerling studievoortgang te laten maken op basis van een individueel aangepast curriculum.]2 [3 Ook indien de school pas nadat de inschrijving reeds gerealiseerd werd, kennis neemt van een verslag, ten laatste gedateerd op de dag waarop de leerling in de betreffende school instapt, wordt de inschrijving van de leerling omgezet in een inschrijving onder ontbindende voorwaarde.]3
[4 Op basis van het overleg met de ouders, de klassenraad en het centrum voor leerlingenbegeleiding, vermeld in het eerste lid, beslist de school binnen een redelijke termijn en uiterlijk 60 kalenderdagen na de effectieve start van de lesbijwoning of de aanpassingen die de leerling nodig heeft proportioneel dan wel disproportioneel zijn.]4 [6 Als de termijn van zestig kalenderdagen is verstreken zonder dat de school een beslissing heeft genomen, is de leerling definitief ingeschreven. Als de school pas nadat de inschrijving al is gerealiseerd, kennisneemt van een verslag als vermeld in het eerste lid, start de voormelde termijn van de zestig kalenderdagen op de dag van die kennisneming.]6
[5 [6 Als de school na het overleg de aanpassingen die nodig zijn om de leerling mee te nemen in het gemeenschappelijk curriculum, proportioneel acht, heft het CLB het verslag op of maakt het een gemotiveerd verslag op. Als de school na het overleg de aanpassingen die nodig zijn om de leerling mee te nemen in het gemeenschappelijk curriculum of studievoortgang te laten maken op basis van een individueel aangepast curriculum, disproportioneel acht, wordt de inschrijving ontbonden ofwel op het moment dat die leerling in een andere school is ingeschreven en uiterlijk een maand, vakantieperioden niet inbegrepen, na de kennisgeving van de bevestiging van de disproportionaliteit, ofwel met het oog op een daaropvolgend schooljaar. Een school die beslist om te ontbinden met het oog op een daaropvolgend schooljaar beslist eveneens over de termijn waarop ze zullen ontbinden en deelt deze beslissing ook mee aan de ouders]6]5.
[5 ...]5.
§ 3. [3 Wanneer tijdens de schoolloopbaan de nood aan aanpassingen voor een leerling wijzigt en de vastgestelde onderwijsbehoeften van die aard zijn dat voor de leerling een verslag dan wel een wijziging van een verslag, als vermeld in artikel 15, nodig is, organiseert de school een overleg met de klassenraad, de ouders en het CLB en beslist op basis daarvan en nadat het verslag of het gewijzigd verslag werd afgeleverd, om de leerling op vraag van de ouders studievoortgang te laten maken op basis van een individueel aangepast curriculum of om de inschrijving van de leerling voor een daaropvolgend schooljaar te ontbinden.]3]1
[5 § 4. Voor leerlingen met een inschrijvingsverslag buitengewoon onderwijs dat opgemaakt werd in het kader van het geïntegreerd onderwijs, die van school veranderen binnen het gewoon basisonderwijs, geldt een onverkort recht op inschrijving.
Voor leerlingen met een inschrijvingsverslag buitengewoon onderwijs dat opgemaakt werd met het oog op de toegang tot of de inschrijving in het buitengewoon onderwijs, of met het oog op een individueel aangepast curriculum in het gewoon onderwijs, die van school veranderen binnen het gewoon basisonderwijs of die overgaan van het buitengewoon naar het gewoon onderwijs, geldt een inschrijving onder ontbindende voorwaarde.]5
----------
(1)<DVR 2014-03-21/59, art. II.11, 060; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
(2)<DVR 2015-06-19/33, art. II.6, 065; Inwerkingtreding : 01-09-2015>
(3)<DVR 2016-06-17/24, art. II.20, 067; Inwerkingtreding : 01-09-2016>
(4)<DVR 2017-06-16/24, art. II.4, 072; Inwerkingtreding : 01-09-2017>
(5)<DVR 2018-07-06/19, art. 23, 080; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
(6)<DVR 2022-07-08/10, art. 27, 099; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
Onderafdeling D. [1 - Procedure]1
----------
(1)
Art. 37duodecies.[1 § 1. Een schoolbestuur hanteert voor elke, overeenkomstig artikel 37novies door het schoolbestuur bepaalde capaciteit een inschrijvingsregister waarin hij alle gerealiseerde, uitgestelde en niet-gerealiseerde inschrijvingen chronologisch, in voorkomend geval per contingent, noteert, in dien verstande dat voor een door het schoolbestuur bepaalde capaciteit die exact uit andere door het schoolbestuur bepaalde capaciteiten be- staat er geen inschrijvingsregister gehanteerd moet worden.
[2 Een school, gelegen in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, noteert, vanaf de inschrijvingen voor het schooljaar 2015-2016, met behoud van het eerste lid, eveneens de inschrijving in toepassing van artikel 37sexies. Een school, gelegen in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, noteert voor de niet-gerealiseerde inschrijvingen, met behoud van het eerste lid, eveneens het behoren tot de leerlingen, gevat door artikel 37sexies.]2
§ 2. Met uitzondering van de inschrijvingen, vermeld in artikel 37novies, § 5, wordt voor inschrijvingen, door vrijgekomen plaatsen of door verhoogde capaciteit als vermeld in artikel 37novies, § 3, de volgorde van de niet-gerealiseerde inschrijvingen, in voorkomend geval, voor de leerlingen wiens inschrijving tijdens de voorrangsperiodes, vermeld in artikel 37ter, § 1, niet gerealiseerd kon worden, per contingent, gerespecteerd en dit tot en met de vijfde schooldag van oktober van het schooljaar waarop de inschrijving betrekking had. Voor kleuters geboren in het meest recente kalenderjaar dat mogelijk is voor de inschrijvingen van het betrokken schooljaar, wordt deze volgorde gerespecteerd tot en met [2 30 juni van het schooljaar waarop de inschrijving betrekking had]2. [2 Uiterlijk vanaf 1 juli geldt de volgorde van de niet-gerealiseerde inschrijvingen van kleuters van hetzelfde geboortejaar voor het volgende schooljaar.]2
[2 Vanaf de inschrijvingen voor het schooljaar 2015-2016, wordt in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad bij inschrijvingen voor vrijgekomen plaatsen van leerlingen, ingeschreven in toepassing van artikel 37sexies, de volgorde van de niet-gerealiseerde inschrijvingen, desgevallend per contingent, in toepassing van § 1, tweede lid, gerespecteerd, met behoud van artikel 37quater en 37quinquies.]2
[2 ...]2
§ 3. De Vlaamse Regering bepaalt het model van inschrijvingsregister. [2 ...]2
§ 4. Het verloop van gerealiseerde en niet-gerealiseerde inschrijvingen kan onderworpen worden aan een controle door het AgODi.]1
----------
(1)<DVR 2012-06-08/13, art. 8, 052; Inwerkingtreding : 31-08-2012>
(2)<DVR 2014-04-25/L8, art. II.12, 061; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
Art. 37terdecies.[1 § 1. Een schoolbestuur dat een leerling weigert, deelt haar beslissing binnen een termijn van vier kalenderdagen bij aangetekend schrijven of tegen afgiftebewijs mee aan de ouders van de leerling en volgens afspraak aan de voorzitter van het lokaal overlegplatform. Indien de school of vestigingsplaats gelegen is buiten het werkgebied van een LOP, meldt het schoolbestuur de niet-gerealiseerde inschrijving aan het AgODi.
§ 2. De Vlaamse Regering bepaalt het model waarmee het schoolbestuur de niet-gerealiseerde inschrijving meedeelt aan de ouders en in voorkomend geval het LOP of het AgODi.
Het model, vermeld in het eerste lid, bevat zowel de feitelijke als de juridische grond van de beslissing tot weigering en bevat de melding dat de ouders voor informatie of bemiddeling een beroep kunnen doen op een LOP of klacht kunnen indienen bij de CLR en de wijze waarop men met een van beide in contact kan treden.
Indien de weigering gebeurde op basis van artikel 37novies, of 37vicies quater, deelt het schoolbestuur mee op welke plaats onder de geweigerde leerlingen opgenomen in het inschrijvingsregister, vermeld in artikel 37duodecies, § 1, de betrokken leerling staat.[2 In het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad deelt het schoolbestuur eveneens mee welke plaats onder de geweigerde leerlingen, vermeld in artikel 37sexies, de betrokken leerling inneemt.]2
§ 3. De ouders krijgen op hun verzoek toelichting bij de beslissing van het schoolbestuur.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2011-11-25/11, art. II.20, 050; Inwerkingtreding : 01-09-2012>
(2)<DVR 2014-04-25/L8, art. II.13, 061; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
Art. 37quaterdecies.[1 § 1. Ouders en andere belanghebbenden kunnen naar aanleiding van een niet-gerealiseerde inschrijving [2 of een uitschrijving]2, een schriftelijke klacht indienen bij de CLR. Klachten die na de termijn van dertig kalenderdagen na de vaststelling van de betwiste feiten ingediend worden, zijn onontvankelijk.
§ 2. De CLR oordeelt binnen een termijn van eenentwintig kalenderdagen, die ingaat de dag na die van betekening of van poststempel van de schriftelijke klacht, over de gegrondheid van de niet-gerealiseerde inschrijving [2 of de uitschrijving]2.
Het oordeel van de CLR wordt uiterlijk binnen een termijn van zeven kalenderdagen bij aangetekend schrijven verstuurd naar de betrokkenen en de voorzitter van het LOP.
§ 3. Indien de CLR de niet-gerealiseerde inschrijving [2 of de uitschrijving]2 gegrond acht, schrijven de ouders de leerling in een andere school in.
Indien het om een niet-gerealiseerde inschrijving gaat op basis van artikel 37undecies, schrijven de ouders de leerling in een andere school in uiterlijk vijftien kalenderdagen na de schriftelijke kennisgeving van het oordeel van de CLR, vermeld in paragraaf 2, tweede lid.
Op vraag van de ouders worden zij bij het zoeken naar een andere school bijgestaan door het LOP, inzonderheid door de CLB's die deel uitmaken van dat LOP.
§ 4. Indien de CLR de niet-gerealiseerde inschrijving niet of niet afdoende gemotiveerd acht [2 of de uitschrijving onterecht acht]2, kan de leerling zijn recht op inschrijving in de school laten gelden.
§ 5. Voor de toepassing van de termijnen bepaald in dit artikel worden zaterdagen, zondagen, wettelijke en reglementaire feestdagen en de door de Regering, overeenkomstig artikel 50, bepaalde vakantieperioden niet meegerekend.]1
----------
(1)<DVR 2012-06-08/13, art. 9, 052; Inwerkingtreding : 31-08-2012>
(2)<DVR 2018-06-15/18, art. 28, 079; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
Art. 37quindecies.[1 § 1. [2 ...]2
Bij een niet-gerealiseerde inschrijving [3 of een uitschrijving]3 [2 ...]2 start het LOP een bemiddeling wanneer de ouders er uitdrukkelijk om verzoeken.
§ 2. Het LOP bemiddelt binnen een termijn van tien kalenderdagen, die ingaat op de dag na de betekening of afgifte, als vermeld in artikel 37terdecies, tussen de leerling en zijn ouders en de schoolbesturen van de scholen binnen het werkingsgebied, met het oog op een definitieve inschrijving van de leerling in een school.
De bemiddeling schort de termijn van dertig kalenderdagen, als vermeld in artikel 37quater decies, § 1, op.
§ 3. Wanneer de bemiddeling van het LOP binnen de termijn, als vermeld in § 2, niet resulteert in een definitieve inschrijving, wordt de CLR gevat om haar oordeel uit te spreken over de gegrondheid van de weigeringsbeslissing [3 of de uitschrijving]3. De CLR formuleert dit oordeel binnen een termijn van eenentwintig kalenderdagen die ingaat de dag na het verstrijken van de termijn, als vermeld in § 2.
Het oordeel van de CLR wordt uiterlijk binnen een termijn van zeven kalenderdagen bij aangetekend schrijven verstuurd naar de betrokkenen en de voorzitter van het LOP.
§ 4. Indien de CLR de weigeringsbeslissing [3 of uitschrijving]3 gegrond acht, schrijven de ouders de leerling in een andere school in.
Indien het gaat om een niet-gerealiseerde inschrijving op basis van artikel 37undecies, schrijven de ouders de leerling in een andere school in uiterlijk vijftien kalenderdagen na de schriftelijke kennisgeving van het oordeel van de CLR, als vermeld in § 3, tweede lid.
De ouders kunnen bij het zoeken naar een andere school bijgestaan worden door het LOP, inzonderheid door de CLB's die deel uitmaken van dat LOP.
§ 5. Indien de CLR de niet-gerealiseerde inschrijving niet of niet afdoende gemotiveerd acht [3 of de uitschrijving onterecht acht]3, kan de leerling zijn recht op inschrijving in de school laten gelden.
§ 6. Voor de toepassing van de termijnen bepaald in dit artikel worden zaterdagen, zondagen, wettelijke en reglementaire feestdagen en de door de Regering, overeenkomstig artikel 50, bepaalde vakantieperioden niet meegerekend.]1
----------
(1)<DVR 2012-06-08/13, art. 10, 052; Inwerkingtreding : 31-08-2012>
(2)<DVR 2014-03-21/59, art. II.12, 060; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
(3)<DVR 2018-06-15/18, art. 29, 079; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
Art. 37sedecies.[1 § 1. De CLR kan in een situatie als vermeld in artikel 37quindecies, § 5, de Vlaamse Regering adviseren een bedrag op de werkingsmiddelen van het schooljaar waarop de inschrijving betrekking had van de school terug te vorderen of in te houden.
De CLR stelt de Vlaamse Regering onverwijld in kennis van dit advies.
§ 2. Binnen een termijn van veertien kalenderdagen, die ingaat de dag na de ontvangst van het advies, beslist de Vlaamse Regering over het opleggen van een financiële sanctie die kan bestaan uit een terugvordering of inhouding op de werkingsmiddelen van de school.
Voorafgaandelijk aan het opleggen van een sanctie gaat de Vlaamse Regering na of de betrokken leerling alsnog in de betrokken school werd ingeschreven.
§ 3. De terugvordering of inhouding, als vermeld in paragraaf 1 en 2 :
1° kan niet meer bedragen dan tien procent van het werkingsbudget van de school;
2° kan er niet toe leiden dat het aandeel in de werkingsmiddelen dat bestemd is voor personeelsaangelegenheden in absolute cijfers kleiner wordt dan wanneer de maatregel niet zou zijn getroffen.]1
[2 § 4. Onverminderd de toepassing van § 1 tot § 3, kan de CLR het dossier aanhangig maken bij het orgaan dat in toepassing van artikel 33, § 2, van het VN-verdrag van 13 december 2006 inzake de Rechten van Personen met een Handicap en in toepassing van artikel 40 van het decreet van 10 juli 2008 houdende een kader voor het Vlaamse gelijkekansen- en gelijkebehandelingsbeleid het mandaat heeft van onafhankelijk mechanisme.]2
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2011-11-25/11, art. II.23, 050; Inwerkingtreding : 01-09-2012>
(2)<DVR 2014-03-21/59, art. II.13, 060; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. 37septiesdecies.[1 Voor de toepassing van de bemiddeling, vermeld in artikel 37quindecies duidt de Vlaamse Regering per provincie, een LOP-deskundige [2 ...]2 aan die voor de gemeenten buiten het werkingsgebied van een LOP de taken van het LOP opnemen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2011-11-25/11, art. II.24, 050; Inwerkingtreding : 01-09-2012>
(2)<DVR 2023-11-23/33, art. 23, 114; Inwerkingtreding : 01-09-2023>
Art. 37duodevicies. [1 Voor de toepassing van artikel 37quater decies tot en met artikel 37septies decies bepaalt de Vlaamse Regering de nadere procedureregelen. Zij garandeert daarbij de hoorplicht.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2011-11-25/11, art. II.25, 050; Inwerkingtreding : 01-09-2012>
Afdeling 4. [1 - Aanmeldingsprocedures]1
----------
(1)
Onderafdeling A. [1 - Beginselen]1
----------
(1)
Art. 37undevicies.[1 § 1. Aanmelden is het kenbaar maken van een intentie tot inschrijven voor een bepaald schooljaar in een of meerdere scholen of vestigingsplaatsen waarbij een volgorde van keuze wordt aangegeven.
§ 2. De aanmeldingsperiode kan bestaan uit meerdere deelperiodes voor de leerlingen vermeld in artikel 37quater, artikel 37quinquies, artikel 37sexies en artikel 37septies. [2 In voorkomend geval wordt het aantal plaatsen waarin een inschrijving gerealiseerd kan worden, gecommuniceerd overeenkomstig artikel 37novies, § 2, tweede lid.]2 Met respect voor de bepaalde volgorde kunnen twee of meerdere deelperiodes tegelijk plaatsvinden.
De deelperiodes voor de aanmeldingen van de leerlingen vermeld in artikel 37quater en artikel 37quinquies kunnen ten vroegste starten op de eerste schooldag van september van het voorafgaande schooljaar.
De deelperiodes voor de aanmeldingen van de leerlingen vermeld in artikel 37sexies en artikel 37septies kunnen ten vroegste starten op de eerste schooldag na de kerstvakantie van het voorafgaande schooljaar.
Voorafgaand aan en tijdens de aanmeldingsperiode kunnen er geen inschrijvingen gebeuren [2 voor het volgende schooljaar]2. Indien de aanmeldingsperiode bestaat uit meerdere deelperiodes mogen de betrokken leerlingen na elke deelperiode, overeenkomstig artikel 37vicies quater, ingeschreven worden.
In afwijking van het vierde lid kan een schoolbestuur voorafgaand aan de deelperiodes vermeld in het derde lid leerlingen als vermeld in artikel 37quater of artikel 37quinquies inschrijven zonder aanmeldingsperiode vanaf de eerste schooldag van september van het voorafgaande schooljaar onder de voorwaarde dat geen enkele van de betrokken leerlingen geweigerd wordt omwille van de overschrijding van de capaciteit, bedoeld in artikel 37novies, § 4.
[2 Voorafgaand aan de aanmeldingsperiode kunnen er inschrijvingen gebeuren voor het huidige schooljaar. Tijdens de aanmeldingsperiode kan een inschrijving voor het huidige schooljaar gebeuren, op voorwaarde dat:
1° op het moment van de vraag tot inschrijving nog een vrije plaats is;
2° de inschrijving gemeld wordt aan het LOP of voor scholen buiten het werkingsgebied van een LOP aan de schoolbesturen van scholen in dezelfde gemeente;
3° alle leerlingen die gunstig gerangschikt werden tijdens de aanmeldingsperiode ook effectief worden ingeschreven.]2
Na de aanmeldingsperiode gebeuren de inschrijvingen, in afwijking van artikel 37ter, § 1, chronologisch.]1
----------
(1)<DVR 2012-06-08/13, art. 11, 052; Inwerkingtreding : 31-08-2012>
(2)<DVR 2014-04-25/L8, art. II.14, 061; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
Art. 37vicies.[1 Een schoolbestuur kan in één van de volgende situaties een aanmeldingsprocedure instellen :
1° voor het optimaliseren van het inschrijvingsproces;
2° voor het streven naar een evenredige verdeling, zoals bedoeld in artikel 37septies.
Een schoolbestuur kan een aanmeldingsprocedure instellen voor één of meerdere niveaus waarvoor het schoolbestuur overeenkomstig artikel 37duodecies, § 1, een inschrijvingsregister hanteert.]1
----------
(1)<DVR 2012-06-08/13, art. 12, 052; Inwerkingtreding : 31-08-2012>
Art. 37viciessemel.[1 § 1. In gemeenten waar een LOP aanwezig is, moet de aanmeldingsprocedure bij een dubbele meerderheid door het LOP zijn goedgekeurd.
De dubbele meerderheid is bereikt wanneer de goedkeuring verleend wordt door, enerzijds meer dan de helft van de participanten, vermeld in artikel IV.3, § 1, 1°, 2° en 3°, van het decreet van 28 juni 2002 betreffende gelijke onderwijskansen-I, en anderzijds, meer dan de helft van de participanten, vermeld in artikel IV.3, § 1, 4° tot en met [2 10°]2, van voormeld decreet.
§ 2. In gemeenten zonder LOP kan een schoolbestuur of kunnen meerdere schoolbesturen samen na kennisgeving aan de schoolbesturen van de andere scholen actief binnen die gemeenten een aanmeldingsprocedure instellen.
In gemeenten buiten, maar grenzend aan, een werkingsgebied van een LOP, kan een schoolbestuur, mits akkoord van het betrokken LOP, aansluiten bij de door dat LOP goedgekeurde aanmeldingsprocedure, als vermeld in paragraaf 1.
In het geval van aansluiting bij de door het LOP goedgekeurde aanmeldingsprocedure van het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, blijven de respectieve ordeningscriteria zoals opgenomen in artikel 37vicies bis en artikel 37vicies ter, onverminderd gelden.
§ 3. De Vlaamse Regering kan, in situaties als vermeld in artikel 37vicies, 1°, een schoolbestuur of meerdere schoolbesturen samen verplichten tot het instellen van een aanmeldingsprocedure voor hun scholen wanneer de vragen tot inschrijving van onderwijszoekenden de door de schoolbesturen, overeenkomstig artikel 37novies bepaalde capaciteit, benaderen of overschrijden en er als dusdanig een capaciteitsprobleem dreigt of heerst waardoor het recht op inschrijving vermeld in afdeling 3 van dit hoofdstuk niet meer kan worden gegarandeerd.
In afwijking van het eerste lid moeten de schoolbesturen die een school, scholen voor buitengewoon onderwijs uitgezonderd, hebben binnen het werkingsgebied van het LOP Antwerpen, Brussel-Hoofdstad of Gent een aanmeldingsprocedure instellen die geldt voor alle scholen, scholen voor buitengewoon onderwijs uitgezonderd, gelegen binnen dat respectieve werkingsgebied.
§ 4. De Vlaamse Regering kan binnen de beschikbare begrotingskredieten middelen voorzien ter ondersteuning van het instellen van een aanmeldingsprocedure, en bepaalt hiervoor de nadere modaliteiten.]1
----------
(1)<DVR 2012-06-08/13, art. 13, 052; Inwerkingtreding : 31-08-2012>
(2)<DVR 2022-07-08/11, art. 10, 104; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
Onderafdeling B. [1 - Ordeningscriteria]1
----------
(1)
Art. 37viciesbis.[1 § 1. Op het einde van de aanmeldingsperiode of een deelperiode ordent het schoolbestuur of, mits akkoord van de betrokken schoolbesturen, het LOP voor elk van zijn scholen gelegen in het Vlaamse Gewest alle aangemelde leerlingen als volgt :
1° [2 eerst de leerlingen die behoren tot dezelfde leefentiteit;]2
2° dan de kinderen van personeelsleden van de school, zoals bepaald in artikel 37quinquies;
3° dan de overige kinderen aan de hand van één of een combinatie van volgende ordeningscriteria :
a) afstand van het domicilieadres van de leerling tot de school of vestigingsplaats;
b) afstand van het werkadres van één van beide ouders tot de school of vestigingsplaats;
c) toeval. Dit ordeningscriterium kan enkel gekozen worden in combinatie met minstens ordeningscriterium a), b) of d);
d) de plaats van de school of vestigingsplaats binnen de rangorde in keuze gemaakt door de ouders. Dit ordeningscriterium kan enkel gekozen worden in combinatie met minstens ordeningscriterium a), b) of c).
Indien leerlingen overeenkomstig artikel 37undevicies § 2, vijfde lid, worden ingeschreven, kunnen schoolbesturen ervoor kiezen om de ordening van de groepen vermeld in 1° of 2° van het eerste lid al dan niet te behouden.
Voor alle betrokken scholen en vestigingsplaatsen geldt hetzelfde ordeningscriterium of dezelfde combinatie van ordeningscriteria. Daarvan kan, op school- of vestigingsplaatsniveau, gemotiveerd afgeweken worden.
§ 2. Indien de vooraf bepaalde capaciteit, als vermeld in artikel 37novies, § 1, bereikt wordt in een te ordenen groep, zoals opgenomen in paragraaf 1, dan wordt binnen die groep aangemelde leerlingen geordend volgens de volgende stappen binnen de procedure, als vermeld in paragraaf 1.
Indien slechts één van de vooraf bepaalde contingenten zoals bepaald in artikel 37septies bereikt wordt in een te ordenen groep, zoals opgenomen in paragraaf 1, dan worden de leerlingen binnen die groep van dat contingent geordend volgens de volgende stappen binnen de procedure, als vermeld in paragraaf 1, en nemen ze in die volgorde de openstaande plaatsen in het andere contingent in.
§ 3. Van zodra de vooraf bepaalde capaciteit, als vermeld in artikel 37novies, § 1, bereikt wordt, worden de resterende aangemelde leerlingen geordend met toepassing van paragraaf 1 en 2 van dit artikel, en zo in het aanmeldingsregister, als vermeld in artikel 37vicies quater, § 1, opgenomen.
§ 4. Bij de toepassing van paragraaf 1 tot en met 3 moet een schoolbestuur, desgevallend met uitzondering van de schoolbesturen voor haar scholen voor buitengewoon onderwijs, of, mits akkoord van de betrokken schoolbesturen, het LOP betrokken bij een aanmeldingsprocedure de aangemelde leerlingen ordenen met het oog op een evenredige verdeling overeenkomstig artikel 37septies.]1
----------
(1)<DVR 2012-06-08/13, art. 14, 052; Inwerkingtreding : 31-08-2012>
(2)<DVR 2013-07-19/57, art. II.18, 058; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
Art. 37viciester.[1 § 1. Op het einde van de aanmeldingsperiode ordent het schoolbestuur of, mits akkoord van de betrokken schoolbesturen, het LOP voor elk van zijn scholen gelegen in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad alle aangemelde leerlingen als volgt :
1° [2 eerst de leerlingen die behoren tot dezelfde leefentiteit;]2
2° dan de kinderen van personeelsleden van de school, zoals bepaald in artikel 37quinquies;
3° dan kinderen van ouders die in overeenstemming met artikel 37sexies het Nederlands in voldoende mate machtig zijn;
4° dan de overige kinderen aan de hand van één of een combinatie van volgende ordeningscriteria :
a) afstand van het domicilieadres van de leerling tot de school of vestigingsplaats;
b) afstand van het werkadres van één van beide ouders tot de school of vestigingsplaats;
c) toeval. Dit ordeningscriterium kan enkel gekozen worden in combinatie met minstens ordeningscriterium a), b) of d);
d) de plaats van de school of vestigingsplaats binnen de rangorde in keuze gemaakt door de ouders. Dit ordeningscriterium kan enkel gekozen worden in combinatie met minstens ordeningscriterium a), b) of c).
Indien leerlingen overeenkomstig artikel 37undevicies § 2, vijfde lid, worden ingeschreven, kunnen schoolbesturen ervoor kiezen om de ordening van de groepen vermeld in 1° of 2° van het eerste lid al dan niet te behouden.
Voor alle betrokken scholen en vestigingsplaatsen geldt hetzelfde ordeningscriterium of dezelfde combinatie van ordeningscriteria. Daarvan kan, op school- of vestigingsplaatsniveau, gemotiveerd afgeweken worden.
§ 2. Indien de vooraf bepaalde capaciteit, als vermeld in artikel 37novies, § 1, bereikt wordt in een te ordenen groep, zoals opgenomen in paragraaf 1, dan wordt binnen die groep aangemelde leerlingen geordend volgens de volgende stappen binnen de procedure, als vermeld in paragraaf 1. [3 In voorkomend geval gelden de aantallen en het percentage, vermeld in artikel 37sexies, § 3, niet binnen de groep aangemelde [2 leerlingen van dezelfde [4 leefentiteit]4 als vermeld in artikel 37quater]2 of de groep aangemelde kinderen van personeelsleden van de school, vermeld in artikel 37quinquies.]3
Indien slechts één van de vooraf bepaalde contingenten zoals bepaald in artikel 37septies bereikt wordt in een te ordenen groep, zoals opgenomen in paragraaf 1, dan worden de leerlingen binnen die groep van dat contingent geordend volgens de volgende stappen binnen de procedure, als vermeld in paragraaf 1, en nemen ze in die volgorde de openstaande plaatsen in het andere contingent in. [3 In voorkomend geval gelden de aantallen en het percentage, vermeld in artikel 37sexies, § 3, niet binnen de groep aangemelde [2 leerlingen van dezelfde [4 leefentiteit]4 als vermeld in artikel 37quater]2 of de groep aangemelde kinderen van personeelsleden van de school, vermeld in artikel 37quinquies.]3
§ 3. Van zodra de vooraf bepaalde capaciteit, als vermeld in artikel 37novies, § 1, bereikt wordt, worden de resterende aangemelde leerlingen geordend met toepassing van paragraaf 1 en 2, en zo in het aanmeldingsregister, als vermeld in artikel 37vicies quater, § 1, opgenomen.
§ 4. Bij de toepassing van paragraaf 1 tot en met 3 moet een schoolbestuur, desgevallend met uitzondering van de schoolbesturen voor haar scholen voor buitengewoon onderwijs, of, mits akkoord van de betrokken schoolbesturen, het LOP betrokken bij een aanmeldingsprocedure de aangemelde leerlingen ordenen met het oog op een evenredige verdeling overeenkomstig artikel 37septies.]1
----------
(1)<DVR 2012-06-08/13, art. 15, 052; Inwerkingtreding : 31-08-2012>
(2)<DVR 2013-07-19/57, art. II.19,1°, 3°, 058; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
(3)<DVR 2013-07-19/57, art. II.19,2°, 058; Inwerkingtreding : 01-09-2012>
(4)<DVR 2014-04-25/L8, art. II.15, 061; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
Onderafdeling C. [1 - Het beëindigen van de aanmeldingsprocedure en het inschrijven van de leerlingen]1
----------
(1)
Art. 37viciesquater.[1 § 1. Een schoolbestuur hanteert voor elke, overeenkomstig artikel 37novies, bepaalde capaciteit betrokken bij de aanmeldingsprocedure, een aanmeldingsregister in dien verstande dat voor een door het schoolbestuur bepaalde capaciteit die exact uit andere door het schoolbestuur bepaalde capaciteiten bestaat er geen aanmeldingssregister gehanteerd moet worden.
Een schoolbestuur komt, per aanmeldingsregister, met toepassing van artikel 37vicies bis of 37vicies ter tot een gunstige of niet-gunstige rangschikking van alle aangemelde leerlingen en neemt die rangschikking op in het aanmeldingsregister. Mits akkoord van de betrokken schoolbesturen, kan het LOP [3 of buiten het werkingsgebied van een LOP het daartoe gemandateerde schoolbestuur]3 de rangschikking van de aangemelde leerlingen in het aanmeldingsregister uitvoeren.
§ 2. Van de scholen of vestigingsplaatsen waar de aangemelde leerling een gunstige rangschikking heeft gekregen, wijst het schoolbestuur of, mits akkoord van de betrokken schoolbesturen, het LOP [3 of buiten het werkingsgebied van een LOP het daartoe gemandateerde schoolbestuur]3 de aangemelde leerling toe aan de school of vestigingsplaats van de hoogste keuze die de ouders bij de aanmelding opgaven.
Deze leerling wordt vervolgens verwijderd uit het aanmeldingsregister van de verschillende scholen en vestigingsplaatsen waarvoor de ouders een lagere keuze gemaakt hebben. De daardoor vrijgekomen plaatsen in de aanmeldingsregisters worden, voor zover mogelijk, ingenomen door de op basis van dezelfde combinatie van ordeningscriteria [2 , en in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad met inachtname van artikel 37sexies, § 4,]2 eerstvolgend gerangschikte leerling.
Het innemen van vrijgekomen plaatsen in het aanmeldingsregister wordt herhaald totdat geen toewijzingen als vermeld in het eerste lid meer mogelijk zijn. [3 Daarna worden de niet-toegewezen leerlingen geordend volgens de ordeningscriteria, vermeld in artikel 37vicies quinquies, § 2, 9°, d).]3
De ouders krijgen binnen vier werkdagen na de aldus bekomen definitieve toewijzing schriftelijk of via elektronische drager melding over de school of vestigingsplaats waaraan de aangemelde leerling is toegewezen en over de periode waarbinnen de ouders de aangemelde leerling kunnen inschrijven. Die periode duurt minimaal vijftien schooldagen.
Aan de ouders wordt tevens meegedeeld welke plaats bij de niet-toegewezen leerlingen in het aanmeldingsregister van de verschillende scholen of vestigingsplaatsen waarvoor de ouders een hogere keuze gemaakt hadden dan de toegewezen school of vestigingsplaats, de aangemelde leerling heeft ingenomen.
Indien de ouders binnen de periode, vermeld in het vierde lid, geen gebruikmaken van de mogelijkheid tot inschrijving, dan vervalt het recht op inschrijving dat ze via de aanmeldingsprocedure hebben verworven.
Indien bij de inschrijving blijkt dat de leerling niet voldoet aan de door de ouders opgegeven ordeningscriteria die aanleiding gaven tot de gunstige rangschikking en toewijzing, overeenkomstig § 1, dan vervalt het recht op inschrijving dat ze via de aanmeldingsprocedure hebben verworven, tenzij de behandeling van disfuncties en eerstelijnsklachten, bedoeld in artikel 37vivies quinquies, § 2, 10°, b), leidt tot een andere beslissing.
[3 Wanneer een via aanmeldingsprocedure ingeschreven leerling alsnog wordt ingeschreven in een school van hogere keuze, mag de school van lagere keuze de eerder gerealiseerde inschrijving beëindigen.]3
[3 Leerlingen wiens recht op inschrijving, overeenkomstig het zesde, zevende of achtste lid komt te vervallen worden overeenkomstig artikel 37duodecies, § 2, vervangen. In het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad worden, in afwijking van artikel 37duodecies, § 2, leerlingen als vermeld in artikel 37septies die eveneens beantwoorden aan de criteria, vermeld in artikel 37sexies, wiens recht op inschrijving, overeenkomstig het zesde, zevende of achtste lid komt te vervallen vervangen door de eerstvolgend gerangschikte leerlingen als vermeld in artikel 37septies die eveneens beantwoorden aan de criteria, vermeld in artikel 37sexies, met behoud van artikel 37quater en artikel 37quinquies. Deze ouders krijgen binnen vier werkdagen na de nodige vaststellingen door het schoolbestuur of het LOP schriftelijk of via elektronische drager melding dat de aangemelde leerling alsnog is toegewezen. Deze melding bevat informatie over de periode waarbinnen de ouders de betrokken leerling kunnen inschrijven. Die periode duurt minimaal vijf schooldagen.]3[4
In afwijking van het zevende lid, kunnen een schoolbestuur, meerdere schoolbesturen samen of het LOP beslissen om uiterlijk na de einddatum van de aanmeldingsperiode en voordat de resultaten van de aanmelding worden bekendgemaakt deze controle te doen.]4
§ 3. [3 Indien de leerling in geen enkele school of vestigingsplaats gunstig gerangschikt kan worden]3, krijgen de ouders binnen vier werkdagen, schriftelijk of via elektronische drager melding over het niet kunnen toewijzen van de aangemelde leerling aan een door de ouders gekozen school of vestigingsplaats.
Aan de ouders wordt tevens meegedeeld welke plaats bij de niet-toegewezen leerlingen in het aanmeldingsregister van de verschillende scholen of vestigingsplaatsen waarvoor de ouders hadden gekozen, de aangemelde leerling heeft ingenomen.
§ 4. Mits akkoord van de betrokken schoolbesturen, kan het LOP de schriftelijke meldingen, vermeld in paragraaf 2 en 3, uitvoeren. [3 De betrokken schoolbesturen kunnen beslissen een niet-gunstige rangschikking gelijk te stellen met een niet-gerealiseerde inschrijving, overeenkomstig artikel 37novies, § 4, en kunnen de mededeling van de niet-gerealiseerde inschrijvingen zoals bepaald in artikel 37ter decies, mandateren aan het LOP, of buiten het werkingsgebied van een LOP aan het daartoe aangeduide schoolbestuur.]3
§ 5. Overeenkomstig artikel 37duodecies en artikel 37vivies quinquies, § 2, 8°, wordt de volgorde van de [3 toegewezen leerlingen en de volgorde van de niet-toegewezen leerlingen]3 overgenomen in het inschrijvingsregister.]1
----------
(1)<DVR 2012-06-08/13, art. 16, 052; Inwerkingtreding : 31-08-2012>
(2)<DVR 2013-07-19/57, art. II.20, 058; Inwerkingtreding : 01-09-2012>
(3)<DVR 2014-04-25/L8, art. II.16, 061; Inwerkingtreding : 01-05-2014>
(4)<DVR 2023-07-07/17, art. 16, 107; Inwerkingtreding : 01-09-2023>
Onderafdeling D [1 - Goedkeuring aanmeldingsprocedures]1
----------
(1)
Art. 37viciesquinquies.[1 § 1. [3 [8 ]§ 1. Uiterlijk op 15 november van het schooljaar voorafgaand aan het schooljaar waarvoor de inschrijvingen gelden, legt een schoolbestuur, meerdere schoolbesturen samen of het LOP een voorstel van aanmeldingsprocedure voor aan de CLR.]8.
[4 [5 [9 In afwijking van het eerste lid kunnen een schoolbestuur, verschillende schoolbesturen samen of het LOP uiterlijk op 15 januari 2025 een voorstel van aanmeldingsprocedure voor de inschrijvingen voor het schooljaar 2025-2026 voorleggen aan de CLR]9]5]4]3.
[6 In afwijking van het eerste lid kunnen een schoolbestuur, verschillende schoolbesturen samen of het LOP uiterlijk op 15 november 2020 een voorstel van aanmeldingsprocedure voor de inschrijvingen voor het schooljaar 2021-2022 aan de CLR voorleggen.]6
[7 In afwijking van het eerste lid kunnen een schoolbestuur, verschillende schoolbesturen samen of het LOP uiterlijk op 15 november 2021 een voorstel van aanmeldingsprocedure voor de inschrijvingen voor het schooljaar 2022-2023 aan de CLR voorleggen.]7
§ 2. Het dossier daartoe bevat minstens de volgende onderdelen :
1° de start en de duur van de aanmeldingsperiode of alle deelperiodes en de motivering ervan, overeenkomstig artikel 37undevicies;
2° het middel of de middelen tot aanmelden;
3° de wijze waarop scholen hun capaciteit, [3 het aantal plaatsen waarin een inschrijving gerealiseerd kan worden]3 hun aanmeldingsmiddelen, de aanmeldingsperiode of alle deelperiodes en inschrijvingsperiodes bekendmaken;
4° [3 de manier waarop de mogelijkheid om een leerling in één aanmeldingsdossier voor verschillende scholen of vestigingsplaatsen tegelijk aan te melden, indien de aanmeldingsprocedure geldt voor meerdere scholen en vestigingsplaatsen, wordt geoperationaliseerd, waarbij tegelijkertijd vermeden wordt dat voor eenzelfde leerling meerdere aanmeldingsdossiers aangelegd kunnen worden binnen het eigen aanmeldingssysteem;]3
5° een regeling waarbij de aanmeldingen van [2 leerlingen die behoren tot dezelfde leefentiteit]2, als vermeld in artikel 37quater, aan elkaar gekoppeld kunnen worden, of een motivering om deze regeling niet te voorzien;
6° de regeling om bij verschillende scholen of vestigingsplaatsen een duidelijke voorkeurorde op te geven;
7° een regeling voor de communicatie aan de ouders, als vermeld in artikel 37vicies quater;
8° een regeling over het bijhouden van het aanmeldingsregister per school of vestigingsplaats en de overdracht van de informatie over de aangemelde leerlingen aan het schoolbestuur;
9° de verdere concretisering van de ordeningscriteria. Dit bestaat uit :
a) het bepalen van de wijze waarop de noties afstand, in afwijking van artikel 3, 4°, en werkadres, bedoeld in artikel 37vicies bis, § 1, 3°, en artikel 37vicies ter, § 1, 4°, gehanteerd worden;
b) de hantering van de plaats van de school of vestigingsplaats binnen de rangorde in keuze, bedoeld in artikel 37vicies bis, § 1, 3°, en artikel 37vicies ter, § 1, 4°, gemaakt door de ouders bij de ordening en de toewijzing, als vermeld in artikel 37vicies quater;
c) de hantering van toeval, bedoeld in artikel 37vicies bis, § 1, 3°, en artikel 37vicies ter, § 1, 4°;
d) het bepalen van de verhouding en de volgorde tussen de verschillende gekozen ordeningscriteria [3 , en de ordeningscriteria, in toepassing van artikel 37vicies quater, § 2, derde lid, die gehanteerd worden bij de rangschikking van de niet-toegewezen leerlingen]3;
e) het maken van afspraken rond het bepalen van de evenredige verdeling, als vermeld in artikel 37septies, van de scholen en vestigingsplaatsen, met onder meer het bepalen van de geografische omschrijving waarbinnen de toetsing zal gebeuren [3 en de elementen die in overweging worden genomen bij de berekening van de contingenten]3;
f) het bepalen van de mate waarin scholen de vrijheid hebben om hun instroom met het oog op de evenredige verdeling, als vermeld in artikel 37septies, te sturen;
g) de gemotiveerde afwijking, vermeld in artikel 37vicies bis, § 1, derde lid, en artikel 37vicies ter, § 1, derde lid;
10° beslissingen aangaande de uitvoeringsmodaliteiten :
a) de wijze waarop ouders en scholen bij de aanmeldingsprocedure ondersteund zullen worden en wie daarbij betrokken zal zijn;
b) de wijze waarop zal omgegaan worden met de behandeling van disfuncties en eerstelijnsklachten over het verloop van de aanmeldingsprocedure;
c) de wijze waarop enerzijds de werving, de toeleiding en de ondersteuning van ouders en anderzijds de ondersteuning van scholen zal gebeuren met het oog op de evenredige verdeling, als vermeld in artikel 37septies;
d) de wijze waarop de aanmeldingsprocedure gemonitord en geëvalueerd zal worden;
11° de wijze waarop over de aanmeldingsprocedure en alle genomen beslissingen daarin gecommuniceerd wordt aan alle belanghebbenden;
[3 12° het al dan niet door de schoolbesturen mandateren aan het LOP, of buiten het werkingsgebied van een LOP aan het daartoe aangeduide schoolbestuur, van:
a) de rangschikking van de aangemelde leerlingen;
b) het uitreiken van de melding van de definitieve toewijzing of van de melding over het niet kunnen toewijzen van de leerling aan een door de ouders gekozen school of vestigingsplaats;
c) de mededeling van de niet-gerealiseerde inschrijvingen.]3
§ 3. De CLR toetst het voorstel van aanmeldingsprocedure aan de bepalingen inzake het recht op inschrijving en de aanmeldingsprocedures, vermeld in afdelingen 3 en 4, en de volgende uitgangspunten :
1° het realiseren van optimale leer- en ontwikkelingskansen voor alle leerlingen en dit, voor zover mogelijk, in een school in hun buurt;
2° het vermijden van uitsluiting, segregatie en discriminatie;
3° het bevorderen van sociale mix en cohesie;
4° voor het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad daarnaast ook de bescherming van de gelijke onderwijs- en inschrijvingskansen van Nederlandstaligen en het behoud van het Nederlandstalige karakter van het door de Vlaamse Gemeenschap gefinancierd of gesubsidieerd onderwijs.
§ 4. [3 De CLR neemt over het voorstel van aanmeldingsprocedure een besluit uiterlijk twee maanden na de indiening. Enkel indien de einddatum van deze periode van twee maanden valt in de periode tussen 15 juli en 15 augustus, valt de beslissing uiterlijk in de week volgend op 16 augustus.]3 ]1
----------
(1)<DVR 2012-06-08/13, art. 17, 052; Inwerkingtreding : 31-08-2012>
(2)<DVR 2013-07-19/57, art. II.21, 058; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
(3)<DVR 2014-04-25/L8, art. II.17, 061; Inwerkingtreding : 01-05-2014>
(4)<DVR 2018-12-21/29, art. 2, 083; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
(5)<DVR 2019-11-22/03, art. 8, 088; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
(6)<DVR 2020-05-08/10, art. 9, 090; Inwerkingtreding : 16-03-2020>
(7)<DVR 2021-06-25/07, art. 3, 094; Inwerkingtreding : 01-09-2021>
(8)<DVR 2022-07-08/11, art. 11, 104; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
(9)<DVR 2024-12-20/51, art. 3, 119; Inwerkingtreding : 01-09-2024>
Art. 37viciessexies.[1 § 1. Bij een negatief besluit van de CLR over het voorstel van aanmeldingsprocedure kan het betrokken schoolbestuur, de meerdere betrokken schoolbesturen samen of het betrokken LOP uiterlijk op [6 31 januari]6 van het schooljaar voorafgaand aan het schooljaar waarvoor de inschrijvingen gelden, een van volgende initiatieven nemen :
1° een aangepast voorstel van aanmeldingsprocedure indienen bij de CLR. In dat geval toetst de CLR het voorstel overeenkomstig artikel 37vicies quinquies, § 3. De CLR neemt over het aangepaste voorstel van aanmeldingsprocedure een besluit uiterlijk dertig kalenderdagen volgend op de dag van de indiening ervan;
2° het voorstel van aanmeldingsprocedure, vermeld in artikel 37vicies quinquies voorleggen aan de Vlaamse Regering. In dat geval toetst de Vlaamse Regering het voorstel overeenkomstig artikel 37vicies quinquies, § 3. De Vlaamse Regering neemt over het voorstel van aanmeldingsprocedure een besluit uiterlijk dertig kalenderdagen volgend op de dag van de indiening ervan. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regelen inzake het verloop van de procedure.
[2 In afwijking van het eerste lid, kan het betrokken schoolbestuur, de meerdere betrokken schoolbesturen samen of het betrokken LOP, uiterlijk op [4 [7 14 februari 2025 voor de aanmeldingsprocedure voor de inschrijvingen voor het schooljaar 2025-2026]7]5]4 de initiatieven nemen zoals bepaald in het eerste lid, 1° en 2°.]2
§ 2. Bij een negatief besluit, van de CLR over het, overeenkomstig paragraaf 1, 1°, voorgelegde aangepast voorstel van aanmeldingsprocedure, kan het betrokken schoolbestuur, de meerdere betrokken schoolbesturen samen of het betrokken LOP uiterlijk dertig kalenderdagen na ontvangst van het negatief besluit het aangepast voorstel van aanmeldingsprocedure of het voorstel van aanmeldingsprocedure, vermeld in artikel 37vicies quinquies, voorleggen aan de Vlaamse Regering. In dat geval toetst de Vlaamse Regering het voorstel overeenkomstig artikel 37vicies quinquies, § 3.
De Vlaamse Regering neemt over het voorstel van aanmeldingsprocedure een besluit uiterlijk dertig kalenderdagen volgend op de dag van de indiening ervan. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regelen inzake het verloop van de procedure.
§ 3. Bij een negatief besluit, van de Vlaamse Regering over het, overeenkomstig paragraaf 1, 2°, voorgelegde voorstel van aanmeldingsprocedure, vermeld in artikel 37vicies quinquies, kan het betrokken schoolbestuur, de meerdere betrokken schoolbesturen samen of het betrokken LOP uiterlijk dertig kalenderdagen na ontvangst van het negatief besluit een aangepast voorstel van aanmeldingsprocedure voorleggen aan de CLR. In dat geval toetst de CLR het voorstel overeenkomstig artikel 37vicies quinquies, § 3.
De CLR neemt over het voorstel van aanmeldingsprocedure een besluit uiterlijk dertig kalenderdagen volgend op de dag van de indiening ervan.
§ 4. Voor de toepassing van de termijnen bepaald in dit artikel worden zaterdagen, zondagen, wettelijke en reglementaire feestdagen en de door de Regering, overeenkomstig artikel 50, bepaalde vakantieperioden niet meegerekend.]1
----------
(1)<DVR 2012-06-08/13, art. 18, 052; Inwerkingtreding : 31-08-2012>
(2)<DVR 2018-12-21/29, art. 3, 083; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
(3)<DVR 2019-11-22/03, art. 9, 088; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
(4)<DVR 2020-05-08/10, art. 10, 090; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
(5)<DVR 2021-06-25/07, art. 4, 094; Inwerkingtreding : 01-09-2021>
(6)<DVR 2022-07-08/11, art. 12, 104; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
(7)<DVR 2024-12-20/51, art. 4, 119; Inwerkingtreding : 01-09-2024>
Art. 37viciessepties.[1 Bij een positief besluit van de CLR of de Vlaamse Regering blijft de aanmeldingsprocedure van kracht voor de inschrijvingen voor de schooljaren volgend op het schooljaar waarin het positief besluit werd genomen, totdat :
1° de betrokken regelgeving gewijzigd wordt;
2° het betrokken schoolbestuur, groep schoolbesturen of het LOP de lopende aanmeldingsprocedure wil wijzigen of stopzetten.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2011-11-25/11, art. II.39, 050; Inwerkingtreding : 01-09-2012>
HOOFDSTUK IV/1. [1 Recht op inschrijving in het gewoon onderwijs voor scholen gelegen in het Nederlandse taalgebied]1
----------
(1)
Afdeling 1. [1 Recht op inschrijving]1
----------
(1)
Art. 37/7.[1 De gezamenlijke doelstellingen van het inschrijvingsrecht, als instrument van het beleid op gelijke onderwijskansen, zijn:
1° het waarborgen van de vrije schoolkeuze van alle ouders en leerlingen;
2° het realiseren van optimale leer- en ontwikkelingskansen voor alle leerlingen en dit, voor zover mogelijk, in een school in hun buurt;
3° het bevorderen van sociale [2 ...]2 cohesie;
4° het vermijden van uitsluiting, segregatie en discriminatie.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2019-05-17/47, art. II.5, 102; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
(2)<DVR 2022-02-04/50, art. 4, 105; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
Art. 37/8.[1 § 1. Elke leerling heeft recht op inschrijving in de school of een vestigingsplaats, gekozen door zijn ouders. Is de leerling 12 jaar of ouder, dan gebeurt de schoolkeuze in samenspraak met de leerling. Bij de keuze van een vestigingsplaats wordt rekening gehouden met het onderwijsaanbod in de betreffende vestigingsplaats.
§ 2. Voorafgaand aan een inschrijving biedt het schoolbestuur schriftelijk of via elektronische drager het pedagogisch project, vermeld in artikel 28, § 1, 2°, en 47, § 1, 1°, en het schoolreglement, vermeld in artikel 37, aan de ouders en de leerling aan en geeft hierbij, indien de ouders dit wensen, toelichting. Indien het schoolbestuur het pedagogisch project of het schoolreglement via elektronische drager ter beschikking stelt, vraagt het de ouders of ze een papieren versie wensen te ontvangen.
De inschrijving wordt genomen op het moment van ondertekening voor akkoord van de ouders van dit pedagogisch project en dit schoolreglement.
Bij elke wijziging van het pedagogisch project of het schoolreglement informeert het schoolbestuur de ouders schriftelijk of via elektronische drager over die wijziging en geeft hierbij, indien ouders dit wensen, toelichting. [2 Ouders geven dan schriftelijk of digitaal akkoord.]2 Ouders die erom verzoeken ontvangen steeds een papieren versie van het pedagogisch project of het schoolreglement. Indien de ouders zich met de wijziging niet akkoord verklaren, dan wordt aan de inschrijving van het kind een einde gesteld op 31 augustus van het lopende schooljaar.
Een wijziging van het pedagogisch project of schoolreglement kan ten vroegste uitwerking hebben in het daaropvolgende schooljaar, tenzij die wijziging het rechtstreekse gevolg is van nieuwe regelgeving.
§ 3. De inschrijvingen voor de kleuters, die tijdens een bepaald schooljaar wel twee jaar en zes maanden worden maar op de laatste instapdatum van dat schooljaar niet meer kunnen instappen, starten op dezelfde dag als de inschrijvingen voor de andere kleuters van hetzelfde geboortejaar.
§ 4. Een school registreert elke inschrijving binnen zeven kalenderdagen, en uiterlijk op de eerste dag van de effectieve lesbijwoning, in de administratieve toepassingen voor het uitwisselen van leerlingengegevens tussen scholen en het Vlaamse Ministerie van Onderwijs en Vorming, met vermelding van:
1° de datum en het tijdstip van de inschrijving;
2° de datum van de voorziene start van de lesbijwoning in het geval van schoolverandering in de loop van het schooljaar.]1
[4 3° of de leerling is ingeschreven in de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal;]4
[2 Bij registratie van de inschrijving in de administratieve toepassingen voor het uitwisselen van leerlingengegevens tussen scholen en het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming, registreert een school, om de leerlingen uniek te kunnen identificeren en als de volgende gegevens beschikbaar zijn, de volgende gegevens van de leerling:
1° de identificatiegegevens;
2° de nationaliteit;
3° het identificatienummer.
[3 De registratie gebeurt conform artikel 21.]3
De bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap zijn de verwerkingsverantwoordelijke voor de gegevens, vermeld in het tweede lid. De gegevens, vermeld in tweede lid, worden maximaal dertig jaar bewaard met het oog op het garanderen van een vlot schooltraject, zeker in geval van een verlengd verblijf van de leerling in het onderwijs.]2
[4 § 5. De school vraagt bij de inschrijving van elke leerling in de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal of de leerling doof of slechthorend is.
Het bewijs dat de leerling doof of slechthorend is als vermeld in het eerste lid wordt geleverd via een medisch attest. De regering kan bepalen dat het voormelde bewijs geleverd kan worden met andere documenten of op andere wijzen dan met het medisch attest.
De school is verwerkingsverantwoordelijke en bewaart het medisch attest en de andere documenten, vermeld in het tweede lid, tot één schooljaar nadat de leerling voor het laatst ingeschreven was in de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal. Het medisch attest en de andere documenten, vermeld in het tweede lid, kunnen ter verificatie worden voorgelegd aan de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap.]4
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2019-05-17/47, art. II.6, 102; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
(2)<DVR 2022-02-04/50, art. 5, 105; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
(3)<DVR 2023-04-28/14, art. 3, 109; Inwerkingtreding : 01-09-2023>
(4)<DVR 2024-04-26/51, art. 11, 115; Inwerkingtreding : 01-09-2024>
Art. 37/9.[1 § 1. Behoudens de bij decreet bepaalde gevallen van uitschrijving, zoals bepaald in artikel 32, § 3, artikel 37/8, § 2, derde lid, artikel 37/10 en artikel 37/11, § 3, geldt een inschrijving van een leerling in een school voor de duur van de hele schoolloopbaan in die school.
[3 Het behoud van de inschrijving, vermeld in het eerste lid, geldt over de vestigingsplaatsen en over de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal heen, tenzij de capaciteit van de vestigingsplaats is of wordt overschreden of de leerling niet aan de toelatingsvoorwaarden voldoet. De voortgang van het leerproces, waarbij een verandering van vestigingsplaats of een verandering van de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal naar een inschrijving buiten de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal noodzakelijk is, kan niet worden gestuit ]3.
Het behoud van inschrijving kan, als de vestigingsplaats of het niveau in de vestigingsplaats(en) van de leerling betrokken is bij een herstructurering en verdwijnt uit de school, ook gegarandeerd worden in een andere school betrokken bij de herstructurering of in een andere school van hetzelfde schoolbestuur, gelegen op een billijke afstand. Het behoud van inschrijving wordt, als de school van de leerling betrokken is bij een fusie, gegarandeerd in de fusieschool of in een andere school van hetzelfde schoolbestuur gelegen op een billijke afstand. In voorkomende situaties informeert het schoolbestuur de betrokken ouders.
§ 2. In afwijking van paragraaf 1 kunnen schoolbesturen van basisscholen waarvan de capaciteit van het kleuteronderwijs groter is dan die van het lager onderwijs, opteren voor een nieuwe inschrijving bij de overgang tussen beide onderwijsniveaus. Een schoolbestuur dat van deze mogelijkheid gebruikmaakt, neemt dit op in zijn schoolreglement.
[3 § 2/1. In aanvulling op paragraaf 1 kunnen de ouders van leerlingen die al schoollopen in een school waar een taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal wordt opgericht, beslissen dat de leerling zijn schoolloopbaan voortzet in de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal.
De beslissing, vermeld in het eerste lid, kan alleen worden genomen in het schooljaar voorafgaand aan het schooljaar dat de leerling voor de eerste keer de keuze heeft om zijn schoolloopbaan verder te zetten in de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal zonder dat zijn leerproces, als vermeld in artikel 8, eerste lid, onderbroken wordt. De voormelde beslissing wordt ten laatste genomen voor de start van de inschrijvingen of de aanmeldingen van de voorrangsgroepen, vermeld in artikel 37/20, § 2, eerste lid, 1°, of voor de start van de aanmeldingsperiode, vermeld in artikel 37/20, § 2, eerste lid, 2°, als er geen aparte aanmeldings- en inschrijvingsperiode voor de voorrangsgroepen, vermeld in artikel 37/20, § 2, eerste lid, 1°, is.
De school communiceert naar de ouders over de mogelijkheid van de leerling om zijn schoolloopbaan voort te zetten in de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal, vermeld in het eerste lid.
Als de leerlingen die al schoollopen in die school kunnen instappen in het eerste schooljaar dat de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal wordt opgericht in die school, dan meldt het schoolbestuur aan de ouders van die leerlingen dat het schoolbestuur een oprichtingsdossier als vermeld in artikel 112bis heeft ingediend. De ouders kunnen vanaf de voormelde melding tot aan de start van de inschrijvingen of de aanmeldingen van de voorrangsgroepen, vermeld in artikel 37/20, § 2, eerste lid, 1°, of voor de start van de aanmeldingsperiode, vermeld in artikel 37/20, § 2, eerste lid, 2°, als er geen aparte aanmeldings- of inschrijvingsperiode voor de voorrangsgroepen is, vermeld in artikel 37/20, § 2, eerste lid, 1°, de beslissing, vermeld in het eerste lid, nemen. Als de regering beslist om het voormelde oprichtingsdossier niet goed te keuren, of als de school beslist om pas het volgend jaar voor het eerst de taalafdeling op te starten, dan is de voormelde beslissing van de ouders zonder gevolg en blijft de leerling ingeschreven in de school in het volgend schooljaar]3
§ 3. Indien zijn betrokken scholen gelegen zijn binnen eenzelfde of aaneensluitende kadastrale percelen, of gescheiden zijn door hetzij maximaal twee kadastrale percelen hetzij door een weg, kan een schoolbestuur ervoor opteren om bij de overgang van een leerling van een autonome kleuterschool naar een lagere of basisschool de inschrijvingen van de ene naar de andere school te laten doorlopen. Een schoolbestuur dat van deze mogelijkheid gebruikmaakt, neemt dit op in zijn schoolreglement.
§ 4. Indien zijn betrokken scholen of vestigingsplaatsen gelegen zijn binnen eenzelfde of aaneensluitende kadastrale percelen, of gescheiden zijn door hetzij maximaal twee kadastrale percelen hetzij door een weg, kan een schoolbestuur ervoor opteren om de desbetreffende scholen of vestigingsplaatsen als [2 één geheel te beschouwen of als één capaciteit te bepalen]2 voor de verschillende scholen of vestigingsplaatsen, gelegen binnen eenzelfde of aaneensluitende kadastrale percelen, of gescheiden door hetzij maximaal twee kadastrale percelen, hetzij door een weg, samen. Een schoolbestuur dat van deze mogelijkheden gebruikmaakt, neemt dit op in zijn schoolreglement.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2019-05-17/47, art. II.7, 102; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
(2)<DVR 2022-02-04/50, art. 6, 105; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
(3)<DVR 2024-04-26/51, art. 12, 115; Inwerkingtreding : 01-09-2024>
Art. 37/10.[1 De vaststelling van een recentere inschrijving voor hetzelfde schooljaar [2 en hetzelfde onderwijsniveau]2 in een andere school voor gewoon onderwijs, via de administratieve toepassingen voor het uitwisselen van leerlingengegevens tussen scholen en het Vlaamse Ministerie van Onderwijs en Vorming, beëindigt een eerdere inschrijving van rechtswege.
Een leerling die reeds in de eigen school schoolloopt en van wie een recentere inschrijving voor het volgend schooljaar in een andere school voor gewoon onderwijs [2 en hetzelfde onderwijsniveau]2 wordt vastgesteld via de administratieve toepassingen voor het uitwisselen van leerlingengegevens tussen scholen en het Vlaamse Ministerie van Onderwijs en Vorming, wordt pas uitgeschreven in de school waar de leerling schoolloopt vanaf 1 juli van het lopende schooljaar.
Wanneer de voorziene startdatum van de meest recente inschrijving verschilt van de eerste schooldag van september of de voorziene instapdatum voor kleuters van het jongste geboortejaar, wordt de leerling pas uitgeschreven vanaf de datum van de effectieve start van de lesbijwoning.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2019-05-17/47, art. II.8, 102; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
(2)<DVR 2022-02-04/50, art. 7, 105; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
Art. 37/11.[1 § 1. Het recht op inschrijving, vermeld in artikel 37/8, § 1, geldt onverkort voor leerlingen die het gemeenschappelijk curriculum kunnen volgen met toepassing van gepaste maatregelen, zoals remediërende, differentiërende, compenserende of dispenserende maatregelen, die proportioneel zijn. Leerlingen voor wie deze aanpassingen worden toegepast, blijven in aanmerking komen voor de gewone studiebekrachtiging toegekend door de klassenraad.
§ 2. Leerlingen die beschikken over een [4 IAC-verslag]4 worden door een school voor gewoon onderwijs onder ontbindende voorwaarde ingeschreven. Dit [4 IAC-verslag]4 maakt deel uit van de informatie die ouders bij een vraag tot inschrijving aan de school overmaken. Het ter beschikking stellen van het [4 IAC-verslag]4 door de ouders gaat samen met de verbintenis van de school tot het organiseren van overleg met de ouders, de klassenraad en het centrum voor leerlingenbegeleiding, binnen een redelijke termijn na de inschrijving over de aanpassingen die nodig zijn om de leerling mee te nemen in een gemeenschappelijk curriculum of om de leerling studievoortgang te laten maken op basis van een individueel aangepast curriculum. Ook indien de school pas nadat de inschrijving reeds gerealiseerd werd, kennisneemt van een [4 IAC-verslag]4, ten laatste gedateerd op de dag waarop de leerling in de betreffende school instapt, wordt de inschrijving van de leerling omgezet in een inschrijving onder ontbindende voorwaarde.[3 In afwijking van het derde lid kan een school kiezen om te ontbinden op een van de volgende momenten:
1° op het einde van het huidige schooljaar;
2° op het einde van het daaropvolgende schooljaar.]3
Op basis van het overleg met de ouders, de klassenraad en het centrum voor leerlingenbegeleiding, vermeld in het eerste lid, beslist de school binnen een redelijke termijn en uiterlijk zestig kalenderdagen na de effectieve start van de lesbijwoning of de aanpassingen die de leerling nodig heeft proportioneel dan wel disproportioneel zijn. [2 Nadat de voormelde termijn van zestig kalenderdagen is verstreken, is de leerling definitief ingeschreven. Als de school pas kennisneemt van een [4 IAC-verslag]4 als vermeld in het eerste lid, nadat de leerling is ingeschreven, start die termijn van zestig kalenderdagen op de dag van de kennisneming.]2
Als de school na het overleg de aanpassingen die nodig zijn om de leerling mee te nemen in het gemeenschappelijk curriculum, proportioneel acht, heft het CLB het [4 IAC-verslag]4 op of maakt het een [4 GC-verslag]4 op. Als de school na het overleg de aanpassingen die nodig zijn om de leerling mee te nemen in het gemeenschappelijk curriculum of studievoortgang te laten maken op basis van een individueel aangepast curriculum, disproportioneel acht, wordt de inschrijving ontbonden op het moment dat die leerling in een andere school is ingeschreven en uiterlijk een maand, vakantieperioden niet inbegrepen, na de kennisgeving van de bevestiging van de disproportionaliteit.
§ 3. Wanneer tijdens de schoolloopbaan de nood aan aanpassingen voor een leerling wijzigt en de vastgestelde onderwijsbehoeften van die aard zijn dat voor de leerling een [4 IAC-verslag]4 dan wel een wijziging van een [4 IAC-verslag]4 nodig is, organiseert de school een overleg met de klassenraad, de ouders en het CLB en beslist op basis daarvan en nadat het [4 IAC-verslag]4 of het gewijzigd [4 IAC-verslag]4 werd afgeleverd, om de leerling op vraag van de ouders studievoortgang te laten maken op basis van een individueel aangepast curriculum of [3 om de inschrijving van de leerling op het einde van het huidige schooljaar of op het einde van het daaropvolgende schooljaar te ontbinden.]3
§ 4. [4 Elk schoolbestuur communiceert actief over het inschrijvingsrecht van leerlingen met een IAC-verslag in het gewoon onderwijs.]4]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2019-05-17/47, art. II.09, 102; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
(2)<DVR 2022-02-04/50, art. 8, 105; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
(3)<DVR 2023-07-07/17, art. 17, 107; Inwerkingtreding : 01-09-2023>
(4)<DVR 2023-05-05/07, art. 97, 111; Inwerkingtreding : 01-09-2023>
Afdeling 2. [1 Organisatie van de inschrijvingen]1
----------
(1)
Onderafdeling A. [1 Beslissing over kunnen weigeren op basis van capaciteit]1
----------
(1)
Art. 37/12.[1 § 1. [3 Een schoolbestuur beslist jaarlijks uiterlijk op 15 november of het voor het daaropvolgende schooljaar leerlingen wil kunnen weigeren omwille van bereikte capaciteit op niveau van:
1° elk van zijn scholen;
2° elk van zijn vestigingsplaatsen;
3° de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal.
Het schoolbestuur kan voor elk niveau, vermeld in het eerste lid, beslissen om te kunnen weigeren voor een van de volgende niveaus:
1° geboortejaar;
2° leerjaar.
Een schoolbestuur bepaalt voor elk niveau, vermeld in het eerste en het tweede lid, of het leerlingen uit de voorrangsgroepen, vermeld in artikel 37/22, § 2 en § 3, en in artikel 37/22/1, § 2 tot en met § 4, wil kunnen weigeren.]3.
§ 2. [3 Voor elk niveau, vermeld in paragraaf 1, eerste en tweede lid]3, waarvoor het schoolbestuur beslist geen leerlingen te zullen weigeren omwille van capaciteit gelden de regels voor niet-aanmeldende scholen, vermeld in onderafdeling B, tenzij het schoolbestuur beslist aan te sluiten bij een aanmeldingsprocedure. In dat geval zijn de bepalingen [2 uit onderafdeling C]2 van toepassing.
[3 Voor elk niveau, vermeld in paragraaf 1, eerste en tweede lid]3 waarvoor het schoolbestuur beslist te willen kunnen weigeren omwille van capaciteit, en de scholen, vermeld in § 3, tweede lid, die verplicht worden tot aanmelden worden de inschrijvingen georganiseerd via een aanmeldingsprocedure. Hiervoor gelden de regels voor aanmeldende scholen, vermeld in onderafdeling C.
[2 Voor de onderdelen waarvoor het schoolbestuur besliste dat het ook leerlingen uit de voorrangsgroepen, [3 vermeld in artikel 37/22, § 2 en § 3, en 37/22/1, § 2 tot en met § 4, wil kunnen weigeren, gelden de regels, vermeld in artikel 37/22 en 37/22/1]3.]2
§ 3. De Vlaamse Regering kan, in afwijking van paragraaf 1, en wanneer er een capaciteitsprobleem dreigt of heerst [2 ...]2, waardoor het recht op inschrijving, vermeld in artikel 37/8, niet meer kan worden gegarandeerd, een schoolbestuur of meerdere schoolbesturen samen verplichten tot het organiseren van een gezamenlijke aanmeldingsprocedure voor hun scholen.
De verplichting tot een gezamenlijke aanmeldingsprocedure geldt in ieder geval voor alle schoolbesturen die een school hebben binnen het werkingsgebied van het LOP Antwerpen of LOP Gent, voor hun scholen binnen dat respectievelijke werkingsgebied.]1
[3 In afwijking van het tweede lid is een school die de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal inricht, en gelegen is in het werkingsgebied van het LOP Gent of het LOP Antwerpen niet verplicht om gezamenlijk aan te melden met de andere schoolbesturen voor de inschrijvingen in de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal]3
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2019-05-17/47, art. II.12, 102; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
(2)<DVR 2022-02-04/50, art. 9, 105; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
(3)<DVR 2024-04-26/51, art. 13, 115; Inwerkingtreding : 01-09-2024>
Onderafdeling B. [1 Organisatie van de inschrijvingen in niet-aanmeldende scholen]1
----------
(1)
Art. 37/13.[1 § 1. Inschrijvingen voor een bepaald schooljaar kunnen ten vroegste starten op de eerste schooldag van september van het voorafgaande schooljaar. Het schoolbestuur bepaalt de startdatum van de inschrijvingen en communiceert deze startdatum aan alle belanghebbenden.
Het schoolbestuur van scholen en vestigingsplaatsen, gelegen in het werkingsgebied van een LOP, respecteert de afspraken over de startdata van de inschrijvingen binnen het LOP.
De Vlaamse Regering kan, in afwijking van het eerste en tweede lid, gebieden afbakenen waarbinnen een centrale startdatum wordt bepaald voor de inschrijvingen in alle scholen, wanneer het naast elkaar blijven bestaan van verschillende startdata de transparantie van het inschrijvingsgebeuren aantast of de problematiek van de dubbele inschrijvingen in stand houdt.
§ 2. Alle leerlingen worden in chronologische volgorde ingeschreven en genoteerd in het inschrijvingsregister. [2 De Vlaamse Regering bepaalt het model van inschrijvingsregister.]2
Het verloop van de inschrijvingen en weigeringen kan onderworpen worden aan een controle door de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap.
§ 3. Een niet-aanmeldende school kan anderstalige nieuwkomers, als bedoeld in artikel 3, 4° quater, weigeren, wanneer het aantal anderstalige nieuwkomers in de betreffende vestigingsplaats minstens vier bedraagt in vestigingsplaatsen tot en met 100 leerlingen, en minstens acht bedraagt in vestigingsplaatsen met meer dan 100 leerlingen, op voorwaarde dat de geweigerde anderstalige nieuwkomers een plaats gegarandeerd wordt binnen een school, gelegen op een redelijke afstand en rekening houdend met de vrije keuze van de ouders.
Schoolbesturen met scholen of vestigingsplaatsen gelegen in het werkingsgebied van een LOP maken daartoe binnen het LOP afspraken.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2019-05-17/47, art. II.14, 102; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
(2)<DVR 2022-02-04/50, art. 10, 105; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
Art. 37/14.[1 Een schoolbestuur dat omwille van uitzonderlijke omstandigheden in de onmogelijkheid verkeert om bijkomende inschrijvingen te realiseren in een of meerdere scholen, vestigingsplaatsen, [3 een taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal,]3 schooljaren of geboortejaren, moet een aanvraag indienen bij de CLR om alsnog leerlingen te kunnen weigeren op basis van capaciteit, omwille van uitzonderlijke omstandigheden.
De CLR beslist, binnen een termijn van veertien kalenderdagen na het ontvangen van de aanvraag, vermeld in het eerste lid, of en onder welke voorwaarden weigeringen op basis van capaciteit, omwille van uitzonderlijke omstandigheden, toegestaan worden.
Indien het schoolbestuur reeds leerlingen geweigerd heeft, voorafgaand aan de aanvraag bij de CLR of de beslissing door de CLR, [2 verwerven die leerlingen alsnog een onverkort recht op inschrijving]2 indien de CLR beslist geen weigeringen op basis van capaciteit, omwille van uitzonderlijke omstandigheden, toe te staan.]1
[2 Als de CLR weigeringen op basis van capaciteit, omwille van uitzonderlijke omstandigheden toestaat, dan behandelt het schoolbestuur in voorkomend geval ook vragen over een erkenning van een uitzonderlijke situatie van een in te schrijven leerling als vermeld in artikel 37/16, § 4]2
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2019-05-17/47, art. II.15, 102; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
(2)<DVR 2023-07-07/17, art. 18, 107; Inwerkingtreding : 01-09-2023>
(3)<DVR 2024-04-26/51, art. 14, 115; Inwerkingtreding : 01-09-2024>
Onderafdeling C. [1 Organisatie van de inschrijvingen in aanmeldende scholen]1
----------
(1)
Art. 37/15.[1 Aanmelden is het digitaal kenbaar maken door ouders van een intentie tot inschrijven voor een bepaald schooljaar in één of meerdere scholen [3 , vestigingsplaatsen of taalafdelingen Nederlands-Vlaamse Gebarentaal]3 voor de daartoe door het schoolbestuur beschikbaar gestelde plaatsen. Als de betrokken leerling voor meerdere scholen [3 ], vestigingsplaatsen of taalafdelingen Nederlands-Vlaamse Gebarentaal-3 wordt aangemeld, wordt een volgorde van keuze aangegeven.
[2 Nadat de aanmeldingsperiode is afgesloten, worden de aangemelde leerlingen geordend, [3 conform artikel 37/23, 37/23/1 en 37/25, en, in voorkomend geval, conform artikel 37/22, 37/22/1 en 37/24]3.]2 De leerlingen die gunstig geordend worden, zijnde binnen de door het schoolbestuur bepaalde capaciteit, verwerven een recht op inschrijving voor een beschikbaar gestelde plaats. Binnen gezamenlijke aanmeldingsprocedures wordt slechts één gunstige ordening weerhouden, zijnde de gunstige ordening in de school van hoogste keuze van de betreffende leerling. Leerlingen die niet gunstig geordend worden, worden in de volgorde zoals in het aanmeldingsregister, opgenomen als geweigerde leerlingen in het inschrijvingsregister.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2019-05-17/47, art. II.17, 102; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
(2)<DVR 2022-02-04/50, art. 11, 105; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
(3)<DVR 2024-04-26/51, art. 15, 115; Inwerkingtreding : 01-09-2024>
Art. 37/16.[1 § 1. Een schoolbestuur, alle deelnemende schoolbesturen samen of het LOP, meldt uiterlijk op 15 november van het voorafgaande schooljaar, via het daartoe ontwikkelde formulier, aan de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap:
1° [4 voor welk niveau, vermeld in artikel 37/12, § 1, eerste en tweede lid]4, het de inschrijvingen zal organiseren via een aanmeldingsprocedure;
2° [4 voor welk niveau, vermeld in artikel 37/12, § 1, eerste en tweede lid]4, het leerlingen uit de voorrangsgroepen, vermeld in [4 artikel 37/22 en 37/22/1]4, wil kunnen weigeren;
3° welk standaarddossier het zal hanteren bij de organisatie van de aanmeldingsprocedure, of van welk standaarddossier het schoolbestuur of het LOP wenst af te wijken, als vermeld in artikel 37/18. Een standaarddossier is een dossier waarin de verschillende stappen van een aanmeldingsprocedure concreet worden uitgewerkt.
De Vlaamse Regering bepaalt het model van ieder standaarddossier en het formulier voor de meldingen, vermeld in het eerste lid.
§ 2. [2 Als een schoolbestuur, meerdere schoolbesturen samen of het LOP de inschrijvingen laten voorafgaan door een aanmeldingsprocedure, richten ze een ombudsdienst inschrijvingen op die instaat voor de eerstelijnsbehandeling van:
1° klachten en vaststellingen over technische fouten of zuiver materiële vergissingen voor of na de definitieve toewijzingen;
2° vragen over een erkenning van de uitzonderlijke situatie van een in te schrijven leerling.
De Vlaamse Regering bepaalt de samenstelling van de ombudsdienst inschrijvingen en regelt de werking ervan. De samenstelling van de ombudsdienst inschrijvingen bestaat minstens uit een vertegenwoordiger van een erkende oudervereniging en een vertegenwoordiging van alle schoolbesturen die de aanmeldingsprocedure organiseren waarvoor de ombudsdienst inschrijvingen instaat voor de eerstelijnsbehandeling als vermeld in het eerste lid.]2]1
[2 § 3. In paragraaf 2, eerste lid, 1°, wordt verstaan onder een technische fout of een zuiver materiële vergissing voor of na de definitieve toewijzingen: een geval waarbij een technische fout of een zuiver materiële vergissing tijdens het verloop van de aanmeldingsprocedure, afbreuk doet aan de ordening of toewijzing van de leerling in kwestie. De aanmeldingsprocedure loopt af bij de start van de vrije inschrijvingen. Klachten en vaststellingen die na de termijn van vijftien kalenderdagen na de vaststelling van de betwiste feiten ingediend worden, zijn onontvankelijk.
Als de ombudsdienst inschrijvingen na een klacht over of een vaststelling van een technische fout of een zuiver materiële vergissing voor de definitieve toewijzingen een gunstig advies geeft over de [3correctie van de technische fout of de zuiver materiële vergissing]3, kan de leerling door het LOP, het schoolbestuur of meerdere schoolbesturen samen met de [3 correctie van de technische fout of de zuiver materiële vergissing]3 worden opgenomen in het aanmeldingsregister voor de definitieve toewijzing gebeurt.
Als de ombudsdienst inschrijvingen na een klacht over een technische fout of een zuiver materiële vergissing na een definitieve toewijzing een gunstig advies geeft over de correctie van de fout, kan de leerling door het betrokken schoolbestuur in overcapaciteit worden ingeschreven conform artikel 37/28.
Als de ombudsdienst inschrijvingen een negatief advies geeft over een klacht over een technische fout of een materiële vergissing voor of na de definitieve toewijzingen, hoeft de school niets te wijzigen aan de aanmelding of toewijzing van de leerling in kwestie.
§ 4. In paragraaf 2, eerste lid, 2°, wordt verstaan onder een uitzonderlijke situatie van een in te schrijven leerling: een geval waarbij de betrokkene voor een specifieke school die aanmeldt een uitzonderlijke situatie inroept die alleen van toepassing is op de leerling in kwestie in die school en waarbij die inschrijving de enig mogelijke is om de toegang tot onderwijs te garanderen voor die leerling.
Als een ouder een vraag voor de erkenning van een uitzonderlijke situatie stelt aan de ombudsdienst inschrijvingen, legt de ombudsdienst de vraag voor aan het schoolbestuur in kwestie. Indien het schoolbestuur in kwestie een eventuele inschrijving in overcapaciteit haalbaar acht, legt ze die vraag voor aan de CLR. De CLR beslist binnen dertig kalenderdagen over de uitzonderlijke situatie waarbij die inschrijving de enige mogelijke is om de toegang tot onderwijs te garanderen voor die leerling.
Alleen als de CLR de uitzonderlijke situatie bevestigt waarbij die inschrijving de enige mogelijke is om de toegang tot onderwijs te garanderen voor die leerling, kan de leerling in overcapaciteit worden ingeschreven conform artikel 37/28.
§ 5. Nadat de klacht over een technische fout of materiële vergissing is behandeld, kan een klacht ingediend worden bij de CLR conform artikel 37/33. De behandeling van de uitzonderlijke situatie zoals bepaald in paragraaf 4, kan geen voorwerp uitmaken van een klacht bij de CLR.
De behandeling van een klacht of vraag bij de ombudsdienst inschrijvingen schort de termijn op voor de indiening van een klacht bij de CLR, vermeld in artikel 37/33, en de termijn van tien kalenderdagen voor de bemiddeling in het LOP, vermeld in 37/32, § 2, eerste lid.]2
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2019-05-17/47, art. II.18, 102; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
(2)<DVR 2022-02-04/50, art. 12, 105; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
(3)<DVR 2023-07-07/17, art. 19, 107; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
(4)<DVR 2024-04-26/51, art. 16, 115; Inwerkingtreding : 01-09-2024>
Art. 37/17.[1 § 1. [2 Aanmeldende scholen die in het werkingsgebied van een LOP liggen, organiseren de aanmeldingsprocedure gezamenlijk. In gemeenten waar een LOP aanwezig is, wordt de aanmeldingsprocedure goedgekeurd door een meerderheid van de onderwijspartners van het LOP, vermeld in artikel VIII.4, § 1, eerste lid, 1° tot en met 3°, van de Codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs van 28 oktober 2016.]2
§ 2. Voor scholen in gemeenten, gelegen buiten het werkingsgebied van een LOP, kan een schoolbestuur of kunnen meerdere schoolbesturen samen een aanmeldingsprocedure instellen na kennisgeving aan de schoolbesturen van de andere scholen in de gemeente, en op voorwaarde dat alle aanmeldende scholen in de betreffende gemeente deelnemen aan de aanmeldingsprocedure.
[4 § 2/1. Scholen gelegen in een gemeente betrokken bij een fusie kunnen gedurende het schooljaar waarin de samenvoeging plaatsvindt, voor de organisatie van de aanmeldingsprocedure uitgaan van de situatie zoals deze van toepassing was voor de samenvoeging van de gemeenten.]4
§ 3. Schoolbesturen kunnen, over scholen, gemeenten en werkingsgebieden van een LOP heen, samen een aanmeldingsprocedure instellen, mits het respecteren van de voorwaarden, vermeld in de eerste en tweede paragraaf.
In het geval van aansluiting bij de door het LOP goedgekeurde aanmeldingsprocedure van het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, [2 blijven de respectievelijke voorrangsgroepen en ordeningscriteria, vermeld in [3 artikel 37/22, 37/22/1, 37/23 en 37/23/1 ]3, en, in voorkomend geval, artikel 37/24, onverminderd gelden]2.
§ 4. De Vlaamse Regering kan binnen de beschikbare begrotingskredieten middelen voorzien ter ondersteuning van het instellen van een aanmeldingsprocedure en bepaalt hiervoor de nadere modaliteiten.]1
[2 § 5. In aanvulling op paragraaf 1 tot en met 4 kunnen de schoolbesturen werken met een afzonderlijke aanmeldingsprocedure per onderwijstaal.]2
[3 § 6. In afwijking van paragraaf 1 tot en met 3 hoeven scholen niet deel te nemen aan de gezamenlijke aanmeldingsprocedure binnen het LOP of aan de aanmeldingsprocedure van de gemeente voor de aanmeldingen en inschrijvingen in de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal. Als de aanmeldingsprocedure apart wordt georganiseerd voor de aanmeldingen en inschrijvingen in de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal, is er geen goedkeuring vereist als vermeld in paragraaf 1.]3
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2019-05-17/47, art. II.19, 102; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
(2)<DVR 2022-02-04/50, art. 13, 105; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
(3)<DVR 2024-04-26/51, art. 17, 115; Inwerkingtreding : 01-09-2024>
(4)<DVR 2024-04-19/55, art. 19, 117; Inwerkingtreding : 01-09-2024>
Art. 37/18. [1 Uiterlijk op 15 november van het schooljaar voorafgaand aan het schooljaar waarvoor de inschrijvingen gelden, legt een schoolbestuur, meerdere schoolbesturen samen of het LOP, wanneer ze wensen af te wijken van een standaarddossier, de betreffende afwijkingen voor aan de CLR.
De CLR toetst de afwijkingen van een standaarddossier aan de bepalingen, vermeld in afdelingen 2 en 3 van dit hoofdstuk, en aan de doelstellingen, vermeld in artikel 37/7, en neemt hierover een besluit, uiterlijk twee maanden na de indiening, en in ieder geval voor 24 december.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2019-05-17/47, art. II.20, 102; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
Art. 37/19.[1 § 1. Bij een negatief besluit van de CLR over de afwijkingen van een standaarddossier kan het betrokken schoolbestuur, de meerdere betrokken schoolbesturen samen of het betrokken LOP voorafgaand aan het schooljaar waarvoor de inschrijvingen gelden, [2 uiterlijk tien kalenderdagen na ontvangst van het negatief besluit,]2 een van volgende initiatieven nemen:
1° [2 melden aan de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap en de CLR dat ze de aanmeldingen zal organiseren conform een standaarddossier als vermeld in artikel 37/16, § 1. Voor die melding wordt het formulier, vermeld in artikel 37/16, § 1, tweede lid, gebruikt;]2
2° aangepaste afwijkingen indienen bij de CLR. In dat geval toetst de CLR de aangepaste afwijkingen aan de doelstellingen, vermeld in artikel 37/7 en de bepalingen van afdelingen 2 en 3 van dit hoofdstuk, en neemt het een besluit, uiterlijk dertig kalenderdagen volgend op de dag van de indiening ervan;
3° het voorstel van afwijkingen van het standaarddossier, vermeld in artikel 37/16, voorleggen aan de Vlaamse Regering. In dat geval toetst de Vlaamse Regering het voorstel aan de doelstellingen, vermeld in artikel 37/7, en de bepalingen van afdelingen 2 en 3 van dit hoofdstuk. De Vlaamse Regering neemt over het voorstel van aanmeldingsprocedure een besluit uiterlijk dertig kalenderdagen volgend op de dag van de indiening ervan. [2 ...]2
[2 De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels inzake het verloop van de procedure, vermeld in het eerste lid.]2
[4 Bij het bepalen van zijn capaciteit kan een schoolbestuur ervoor kiezen om de capaciteit van kleuters die conform artikel 12/1 nog een schooljaar tot het kleuteronderwijs toegelaten worden, samen te voegen met de capaciteit van het laatste geboortejaar van het kleuteronderwijs waarvoor een kind kan toegelaten worden tot het kleuteronderwijs, zonder een beroep te doen op artikel 12/1.]4
§ 2. [2 Bij een negatief besluit van de CLR over de aangepaste afwijkingen van een standaarddossier die conform paragraaf 1, 2°, zijn voorgelegd, kan het betrokken schoolbestuur, meerdere betrokken schoolbesturen samen of het betrokken LOP, een van de volgende beslissingen nemen:
1° uiterlijk tien kalenderdagen na ontvangst van het negatieve besluit, beslissen om de aanmeldingsprocedure te organiseren volgens een standaarddossier als vermeld in artikel 37/16, § 1;
2° uiterlijk tien kalenderdagen na ontvangst van het negatieve besluit, en eenmalig het aangepaste voorstel van afwijkingen van een standaarddossier als vermeld in artikel 37/16, § 1, voorleggen aan de Vlaamse Regering.]2
De Vlaamse Regering toetst de voorgestelde afwijkingen van het standaarddossier aan de doelstellingen uit artikel 37/7 en de bepalingen van afdelingen 2 en 3 van dit hoofdstuk, en neemt een besluit uiterlijk dertig kalenderdagen volgend op de dag van de indiening ervan. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regelingen inzake het verloop van de procedure.
[2 Bij een negatief besluit van de Vlaamse Regering beslissen het betrokken schoolbestuur, meerdere betrokken schoolbesturen samen of het betrokken LOP, uiterlijk tien kalenderdagen [3 na ontvangst van het negatieve besluit ]3 om de aanmeldings- procedure te organiseren volgens een standaarddossier als vermeld in artikel 37/16, § 1, of om af te zien van een aanmeldingsprocedure. In dat geval zijn de bepalingen, vermeld in onderafdeling B, van toepassing.]2
§ 3. Bij een negatief besluit van de Vlaamse Regering over het, overeenkomstig paragraaf 1, 3°, voorgelegde voorstel van afwijkingen van een standaarddossier, vermeld in artikel 37/16, kan het betrokken schoolbestuur, de meerdere betrokken schoolbesturen samen of het betrokken LOP [2 , uiterlijk tien kalenderdagen na ontvangst van het negatieve besluit,]2 beslissen de aanmeldingsprocedure te organiseren volgens een standaarddossier, of uiterlijk tien kalenderdagen na ontvangst van het negatief besluit, en eenmalig, een aangepast voorstel van afwijkingen van een standaarddossier voorleggen aan de CLR. In dat geval toetst de CLR het aangepaste voorstel aan de doelstellingen, vermeld in artikel 37/7, en de bepalingen van afdelingen 2 en 3 van dit hoofdstuk.
De CLR neemt over het voorstel van afwijkingen van een standaarddossier een besluit uiterlijk dertig kalenderdagen volgend op de dag van de indiening ervan.]1
[2 Bij een negatief besluit van de CLR beslissen het betrokken schoolbestuur, meerdere betrokken schoolbesturen samen of het betrokken LOP, uiterlijk tien kalenderdagen na ontvangst van het negatieve besluit, om de aanmeldings- procedure te organiseren volgens een standaarddossier als vermeld in artikel 37/16, § 1, of om af te zien van een aanmeldingsprocedure. In dat geval zijn de bepalingen, vermeld in onderafdeling B, van toepassing.]2
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2019-05-17/47, art. II.21, 102; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
(2)<DVR 2022-02-04/50, art. 14, 105; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
(3)<DVR 2023-07-07/17, art. 20, 107; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
(4)<DVR 2023-07-07/17, art. 21, 107; Inwerkingtreding : 01-09-2023>
Art. 37/20.[1 § 1. [3 Een schoolbestuur bepaalt uiterlijk op 15 februari van het voorafgaande schooljaar een capaciteit voor elk niveau, vermeld in artikel 37/12, § 1, eerste en tweede lid, waarvoor het de inschrijvingen organiseert via een aanmeldingsprocedure. De voormelde capaciteit is het totale aantal leerlingen dat het schoolbestuur voor het betreffende niveau, vermeld in artikel 37/12, § 1, eerste en tweede lid, als het maximaal aantal leerlingen ziet.
Bij het bepalen van zijn capaciteit kan een schoolbestuur ervoor kiezen om de capaciteit van kleuters die conform artikel 12/1 nog een schooljaar tot het kleuteronderwijs toegelaten worden, samen te voegen met de capaciteit van het laatste geboortejaar van het kleuteronderwijs waarvoor een kind kan toegelaten worden tot het kleuteronderwijs, zonder een beroep te doen op artikel 12/1]3.
§ 2. [2 Daarnaast maakt het schoolbestuur de resterende vrije plaatsen, namelijk het aantal plaatsen waarin een inschrijving gerealiseerd kan worden, minstens bekend op de volgende momenten:
1° in voorkomend geval, voor de start van de inschrijvingen of de aanmeldingen van de voorrangsgroepen, vermeld in artikel [3 37/22, § 2 en § 3, en 37/22/1, § 2 tot en met § 4]3;
2° voor de start van de aanmeldingsperiode, vermeld in artikel 37/21;
3° voor de start van de vrije inschrijvingsperiode, vermeld in artikel 37/27.]2
Voor scholen gelegen in het werkingsgebied van een LOP communiceert het schoolbestuur de resterende vrije plaatsen minstens aan het LOP, en respecteert daarbij de binnen het LOP gemaakte afspraken.
§ 3. Een schoolbestuur kan de capaciteit verhogen na de start van de inschrijvingen, mits toepassing van [2 artikel 37/26]2.
Voor scholen gelegen in het werkingsgebied van een LOP moet de capaciteitsverhoging door het LOP zijn goedgekeurd. Schoolbesturen van scholen, gelegen in gemeenten buiten het werkingsgebied van een LOP, delen de capaciteitsverhoging ter kennisgeving mee aan de schoolbesturen van de andere scholen, gelegen in die gemeente.
[3 In afwijking van het tweede lid hoeft de capaciteitsverhoging voor de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal van scholen die in het LOP liggen, niet goedgekeurd te worden door het LOP. Het schoolbestuur deelt de capaciteitsverhoging mee aan het LOP.]3
§ 4. Een schoolbestuur weigert elke bijkomende inschrijving wanneer de capaciteit als vermeld in paragraaf 1 overschreden wordt en als een bijkomende inschrijving na de start van de inschrijvingen voor volgend schooljaar er toe zou leiden dat de capaciteit voor dat volgende schooljaar overschreden zou worden.
§ 5. Een aanmeldende school kan anderstalige nieuwkomers, als bedoeld in artikel 3, 4° quater, weigeren, wanneer het aantal anderstalige nieuwkomers in de betreffende vestigingsplaats minstens vier bedraagt in vestigingsplaatsen tot en met een capaciteit van 100, en minstens acht bedraagt in vestigingsplaatsen met een capaciteit hoger dan 100, op voorwaarde dat de geweigerde anderstalige nieuwkomers een plaats gegarandeerd wordt binnen een school, gelegen op een redelijke afstand en rekening houdend met de vrije keuze van de ouders.
Schoolbesturen met scholen of vestigingsplaatsen gelegen in het werkingsgebied van het LOP maken hierover afspraken binnen het LOP.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2019-05-17/47, art. II.22, 102; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
(2)<DVR 2022-02-04/50, art. 15, 105; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
(3)<DVR 2024-04-26/51, art. 18, 115; Inwerkingtreding : 01-09-2024>
Art. 37/21.[1 § 1. Elk schoolbestuur respecteert de volgende door de Vlaamse Regering bepaalde periodes en data:
1° de start- en de einddatum van de aanmeldingsperiode voor een bepaald schooljaar;
2° de datum waarop de resultaten van de aanmeldingsprocedure uiterlijk worden bekendgemaakt aan ouders;
3° de inschrijvingsperiode voor de gunstig gerangschikte leerlingen;
4° de startdatum van de vrije inschrijvingsperiode, zijnde de periode voor de inschrijvingen voor de eventuele resterende vrije plaatsen.
[2 In afwijking van het eerste lid gelden de volgende periodes en data voor de inschrijvingen voor het schooljaar 2023-2024:
1° de aanmeldingsperiode voor de inschrijvingen loopt van 28 februari 2023 tot en met 21 maart 2023;
2° de uiterste datum waarop de resultaten van de aanmeldingen van de leerlingen bekend worden gemaakt is 21 april 2023;
3° de gunstig gerangschikte leerlingen kunnen zich inschrijven van 24 april 2023 tot en met 15 mei 2023;
4° de vrije inschrijvingsperiode voor de eventueel resterende vrije plaatsen start op 23 mei 2023.]2
§ 2. Voorafgaand aan en tijdens de aanmeldingsperiode voor het volgende schooljaar kunnen geen inschrijvingen van leerlingen die niet behoren tot de voorrangsgroepen, vermeld in [3 37/22 en 37/22/1]3, voor het volgende schooljaar gebeuren.
Voorafgaand aan de aanmeldingsperiode kunnen er inschrijvingen gebeuren voor het huidige schooljaar. Tijdens de aanmeldingsperiode kan een inschrijving voor het huidige schooljaar gebeuren, op voorwaarde dat:
1° op het moment van de vraag tot inschrijving nog een vrije plaats is;
2° de inschrijving gemeld wordt aan het LOP of voor scholen buiten het werkingsgebied van een LOP aan de schoolbesturen van scholen in dezelfde gemeente;
3° alle leerlingen die gunstig gerangschikt werden tijdens de aanmeldingsperiode ook effectief worden ingeschreven.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2019-05-17/47, art. II.23, 102; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
(2)<DVR 2022-02-04/50, art. 16, 105; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
(3)<DVR 2024-04-26/51, art. 19, 115; Inwerkingtreding : 01-09-2024>
Art. 37/22.[1 § 1. Leerlingen uit de voorrangsgroepen, vermeld in paragraaf 2 en 3, [3krijgen voorrang bij inschrijvingen ]3. Een schoolbestuur bepaalt en communiceert aan alle belanghebbenden de periode of desgewenst periodes waarbinnen en de wijze waarop de leerlingen, behorend tot deze voorrangsgroepen, hun vraag tot inschrijving dienen bekend te maken. Deze periode start ten vroegste vanaf de eerste schooldag van september van het voorafgaande schooljaar.
Een schoolbestuur dat besliste geen leerlingen uit de voorrangsgroepen, vermeld in paragraaf 2 en 3, te weigeren, schrijft de leerlingen uit beide voorrangsgroepen in chronologische volgorde in en kan deze leerlingen tijdens de voorrangsperiode, vermeld in het eerste lid, niet weigeren op basis van bereikte capaciteit.
Een schoolbestuur dat besliste leerlingen uit de voorrangsgroepen, vermeld in paragraaf 2 en 3, te willen kunnen weigeren, respecteert bij de inschrijving van deze voorrangsgroepen volgende regels:
1° het ordent deze leerlingen, zoals bepaald in paragraaf 4;
2° het wijst de leerlingen die gunstig geordend zijn, zijnde binnen de door het schoolbestuur bepaalde capaciteit, toe, en noteert de niet-gunstig geordende leerlingen, in de volgorde zoals bepaald in paragraaf 4, op de weigeringslijst.
Scholen gelegen in het werkingsgebied van een LOP respecteren eventuele afspraken binnen het LOP over de organisatie van de inschrijvingen van de voorrangsgroepen, vermeld in paragraaf 2 en 3.
§ 2. Elke leerling die tot dezelfde leefentiteit behoort als een reeds ingeschreven leerling, heeft bij voorrang op alle andere leerlingen, recht op inschrijving in de betrokken school of de betrokken scholen die de inschrijvingen van de ene naar de andere school laten doorlopen, op basis van artikel 37/9.
§ 3. Na de leerlingen, vermeld in paragraaf 2, geeft een schoolbestuur voor zijn scholen voorrang aan kinderen met een ouder die personeelslid is van de school of van de scholen die de inschrijvingen van de ene naar de andere school laten doorlopen op basis van artikel 37/9, op voorwaarde dat er op het ogenblik van de inschrijving sprake is van een lopende tewerkstelling voor meer dan 104 dagen.
Met personeelslid wordt bedoeld:
1° een personeelslid als vermeld in artikel 2 van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het Gemeenschapsonderwijs en in artikel 4 van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding, voor zover ze geaffecteerd zijn aan of aangesteld zijn in de school;
2° een personeelslid dat via een arbeidsovereenkomst werd aangeworven door een schoolbestuur en tewerkgesteld wordt in de school.
§ 4. Een schoolbestuur dat besliste leerlingen uit de voorrangsgroepen, vermeld in paragrafen 2 en 3, te willen kunnen weigeren op basis van capaciteit, ordent de leerlingen uit de voorrangsgroepen in deze volgorde:
1° leerlingen die behoren tot beide voorrangsgroepen;
2° leerlingen die behoren tot de voorrangsgroep, vermeld in paragraaf 2;
3° leerlingen die behoren tot de voorrangsgroep, vermeld in paragraaf 3.
Indien de vooraf bepaalde capaciteit, vermeld in artikel 37/20, reeds bereikt wordt binnen de leerlingengroep, bedoeld in punt 1°, 2° of 3°, worden de leerlingen binnen die betreffende leerlingengroep, geordend volgens [2 de volgorde van de voorrangsgroepen en het ordeningscriterium of de combinatie van ordeningscriteria, zoals de overige kinderen, vermeld in artikel 37/23 en]2 vermeld in het door het schoolbestuur onderschreven standaarddossier of de door de CLR goedgekeurde afwijkingen op het standaarddossier, vermeld in artikel 37/16.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2019-05-17/47, art. II.24, 102; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
(2)<DVR 2022-02-04/50, art. 17, 105; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
(3)<DVR 2023-07-07/17, art. 22, 107; Inwerkingtreding : 01-09-2023>
Art. 37/22/1.[1 /1. § 1. In afwijking van artikel 37/22 gelden voor de inschrijving in de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal de voorrangsregels, vermeld in dit artikel. Leerlingen uit de voorrangsgroepen, vermeld in paragraaf 2 tot en met 4, krijgen voorrang bij inschrijvingen. Een schoolbestuur bepaalt en communiceert aan alle belanghebbenden de periode of desgewenst periodes waarbinnen en de wijze waarop de leerlingen, behorend tot deze voorrangsgroepen, hun vraag tot inschrijving dienen bekend te maken. Deze periode start ten vroegste vanaf de eerste schooldag van september van het voorafgaande schooljaar.
Een schoolbestuur dat besliste geen leerlingen uit de voorrangsgroepen, vermeld in paragraaf 2 tot en met 4, te weigeren, schrijft de leerlingen uit de voorrangsgroepen in chronologische volgorde in en kan deze leerlingen tijdens de voorrangsperiode, vermeld in het eerste lid, niet weigeren op basis van bereikte capaciteit.
Een schoolbestuur dat besliste leerlingen uit de voorrangsgroepen, vermeld in paragraaf 2 tot en met 4, te willen kunnen weigeren, respecteert bij de inschrijving van deze voorrangsgroepen volgende regels:
1° het ordent deze leerlingen, zoals bepaald in paragraaf 5;
2° het wijst de leerlingen die gunstig geordend zijn, zijnde binnen de door het schoolbestuur bepaalde capaciteit, toe, en noteert de niet-gunstig geordende leerlingen, in de volgorde zoals bepaald in paragraaf 5, op de weigeringslijst.
§ 2. Elke leerling die tot dezelfde leefentiteit behoort als een reeds ingeschreven leerling, heeft bij voorrang op alle andere leerlingen, recht op inschrijving in de betrokken school of de betrokken scholen die de inschrijvingen van de ene naar de andere school laten doorlopen, op basis van artikel 37/9.
§ 3. Na de leerlingen, vermeld in paragraaf 2, en gelijktijdig met de leerlingen, vermeld in paragraaf 4, geeft een schoolbestuur voor de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal voorrang aan de leerlingen die doof of slechthorend zijn, vermeld in artikel 37/8, § 5.
§ 4. Na de leerlingen, vermeld in paragraaf 2, en gelijktijdig met de leerlingen, vermeld in paragraaf 3, geeft een schoolbestuur voor zijn scholen voorrang aan kinderen met een ouder die personeelslid is van de school of van de scholen die de inschrijvingen van de ene naar de andere school laten doorlopen op basis van artikel 37/9, op voorwaarde dat er op het ogenblik van de inschrijving sprake is van een lopende tewerkstelling voor meer dan 104 dagen.
Met personeelslid wordt bedoeld:
1° een personeelslid als vermeld in artikel 2 van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het Gemeenschapsonderwijs en in artikel 4 van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding, voor zover ze geaffecteerd zijn aan of aangesteld zijn in de school;
2° een personeelslid dat via een arbeidsovereenkomst werd aangeworven door een schoolbestuur en tewerkgesteld wordt in de school.
§ 5. Een schoolbestuur dat besliste leerlingen uit de voorrangsgroepen, vermeld in paragraaf 2 tot en met 4, te willen kunnen weigeren op basis van capaciteit, ordent de leerlingen uit de voorrangsgroepen in deze volgorde:
1° leerlingen die behoren tot de voorrangsgroep, vermeld in paragraaf 2, en die behoren tot een van de voorrangsgroepen, vermeld in paragraaf 3 of 4;
2° leerlingen die behoren tot de voorrangsgroep, vermeld in paragraaf 2;
3° leerlingen die behoren tot een van de voorrangsgroepen, vermeld in paragraaf 3 en 4.
Indien de vooraf bepaalde capaciteit, vermeld in artikel 37/20, reeds bereikt wordt binnen de leerlingengroep, bedoeld in punt 1°, 2° of 3°, worden de leerlingen binnen die betreffende leerlingengroep, geordend volgens de volgorde van de voorrangsgroepen en het ordeningscriterium of de combinatie van ordeningscriteria, zoals de overige kinderen, vermeld in artikel 37/23/1, vermeld in het door het schoolbestuur onderschreven standaarddossier of de door de CLR goedgekeurde afwijkingen op het standaarddossier, vermeld in artikel 37/16 .]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2024-04-26/51, art. 20, 115; Inwerkingtreding : 01-09-2024>
Art. 37/23.[1 § 1. [2 Op het einde van de aanmeldingsperiode die de Vlaamse Regering vastlegt, ordent het schoolbestuur of, na akkoord van de schoolbesturen in kwestie, het LOP voor elk van zijn scholen alle aangemelde leerlingen op de volgende wijze:
1° in voorkomend geval, de leerlingen die behoren tot de ondervertegenwoordigde groep, vermeld in artikel 37/24;
2° tot slot de overige kinderen, aan de hand van een van de volgende ordeningscriteria of een combinatie ervan, in voorkomend geval met inbegrip van de leerlingen die overblijven na de toepassing van het criterium, vermeld in punt 1° :
a) de afstand van het domicilieadres van de leerling tot de school of vestigingsplaats;
b) de afstand van het werkadres van een van beide ouders tot de school of vestigingsplaats;
c) toeval. Dit ordeningscriterium kan alleen gekozen worden in combinatie met minstens een van de ordeningscriteria, vermeld in punt a), b) of d);
d) de plaats van de school of vestigingsplaats binnen de rangorde in de keuze die de ouders hebben gemaakt. Dit ordeningscriterium kan alleen gekozen worden in combinatie met minstens een van de ordeningscriteria, vermeld in punt a), b) of c).
Het schoolbestuur, de schoolbesturen samen of het LOP hanteren bij het ordenen van de aangemelde leerlingen het ordeningscriterium of de combinatie van ordeningscriteria uit het standaarddossier dat ze onderschreven hebben, of de eventuele afwijkingen daarop, zoals de CLR ze heeft goedgekeurd.
Als de vooraf bepaalde capaciteit, vermeld in artikel 37/20, reeds bereikt wordt binnen de leerlingengroep, vermeld in het eerste lid, 1°, worden de leerlingen binnen die betreffende leerlingengroep, geordend volgens de volgorde van de voorrangsgroepen en volgens het ordeningscriterium of de combinatie van ordeningscriteria, zoals de overige kinderen, vermeld in het eerste lid, 2° en vermeld in het door het schoolbestuur onderschreven standaarddossier of de door de CLR goedgekeurde afwijkingen op het standaarddossier, vermeld in artikel 37/16.]2
§ 2. [2 Als het schoolbestuur beslist om de voorrang voor de voorrangsgroepen, vermeld in artikel 37/22, uitsluitend of na een voorafgaande voorrangsperiode, te organiseren via de aanmeldingsprocedure voor alle leerlingen, worden alle aangemelde leerlingen geordend op de volgende wijze:
1° eerst de leerlingen die behoren tot beide voorrangsgroepen, vermeld in artikel 37/22, § 2 en § 3;
2° dan de leerlingen die behoren tot dezelfde leefentiteit, vermeld in artikel 37/22, § 2;
3° dan de kinderen met een ouder die personeelslid is, vermeld in artikel 37/22, § 3;
4° in voorkomend geval, dan de leerlingen die behoren tot de ondervertegenwoordigde groep, vermeld in artikel 37/24;
5° tot slot de overige kinderen, aan de hand van een ordeningscriterium of een combinatie ervan, in voorkomend geval met inbegrip van de leerlingen, vermeld in punt 4°, die overblijven na de toepassing van de criteria, vermeld in punt 1° tot en met 4° :
a) de afstand van het domicilieadres van de leerling tot de school of vestigingsplaats;
b) de afstand van het werkadres van een van beide ouders tot de school of vestigingsplaats;
c) toeval. Dit ordeningscriterium kan alleen gekozen worden in combinatie met minstens een van de ordeningscriteria, vermeld in punt a), b) of d);
d) de plaats van de school of vestigingsplaats binnen de rangorde in de keuze die de ouders hebben gemaakt. Dit ordeningscriterium kan alleen gekozen worden in combinatie met minstens een van de ordeningscriteria, vermeld in punt a), b) of c).
Het schoolbestuur, de schoolbesturen samen of het LOP hanteren bij het ordenen van de aangemelde leerlingen het ordeningscriterium of de combinatie van ordeningscriteria uit het standaarddossier die ze hebben onderschreven, of de eventuele afwijkingen daarop, zoals de CLR ze heeft goedgekeurd.
Als de vooraf bepaalde capaciteit, vermeld in artikel 37/20, al bereikt wordt binnen de leerlingengroep, vermeld in het eerste lid, 1°, 2°, 3° of 4°, worden de leerlingen binnen die leerlingengroep in kwestie, geordend volgens de volgorde van de voorrangsgroepen en volgens het ordeningscriterium of de combinatie van ordeningscriteria, zoals de overige kinderen als vermeld in het eerste lid, 5°, en vermeld in het door het schoolbestuur onderschreven standaarddossier of de door de CLR goedgekeurde afwijkingen op het standaarddossier, vermeld in artikel 37/16.]2]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2019-05-17/47, art. II.25, 102; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
(2)<DVR 2022-02-04/50, art. 18, 105; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
Art. 37/23/1. [1 1. § 1. In afwijking van artikel 37/23 ordent het schoolbestuur of, na akkoord van de schoolbesturen in kwestie, het LOP voor de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal op het einde van de aanmeldingsperiode die de Vlaamse Regering vastlegt, de overige kinderen, aan de hand van een van de volgende ordeningscriteria of een combinatie ervan:
1° de afstand van het domicilieadres van de leerling tot de school of vestigingsplaats;
2° de afstand van het werkadres van een van beide ouders tot de school of vestigingsplaats;
3° toeval. Dit ordeningscriterium kan alleen gekozen worden in combinatie met minstens een van de ordeningscriteria, vermeld in punt 1°, 2° of 4° ;
4° de plaats van de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal binnen de rangorde in de keuze die de ouders hebben gemaakt. Dit ordeningscriterium kan alleen gekozen worden in combinatie met minstens een van de ordeningscriteria, vermeld in punt 1°, 2° of 3°.
Het schoolbestuur, de schoolbesturen samen of het LOP hanteren bij het ordenen van de aangemelde leerlingen het ordeningscriterium of de combinatie van ordeningscriteria uit het standaarddossier dat ze onderschreven hebben, of de eventuele afwijkingen daarop, zoals de CLR ze heeft goedgekeurd.
§ 2. Als het schoolbestuur beslist om de voorrang voor de voorrangsgroepen, vermeld in artikel 37/22/1, uitsluitend of na een voorafgaande voorrangsperiode, te organiseren via de aanmeldingsprocedure voor alle leerlingen, worden alle aangemelde leerlingen geordend op de volgende wijze:
1° eerst de leerlingen die behoren tot de voorrangsgroep, vermeld in artikel 37/22/1, § 2, en die behoren tot een van de voorrangsgroepen, vermeld in artikel 37/22/1, § 3 of § 4;
2° dan de leerlingen die behoren tot dezelfde leefentiteit, vermeld in artikel 37/22/1, § 2;
3° dan de leerlingen die doof of slechthorend zijn, vermeld in artikel 37/22/1, § 3, en de leerlingen met een ouder die personeelslid is, vermeld in artikel 37/22/1, § 4;
4° tot slot de overige kinderen, aan de hand van een ordeningscriterium of een combinatie ervan die overblijven na de toepassing van de criteria, vermeld in punt 1° tot en met 3° :
a) de afstand van het domicilieadres van de leerling tot de school of vestigingsplaats;
b) de afstand van het werkadres van een van beide ouders tot de school of vestigingsplaats;
c) toeval. Dit ordeningscriterium kan alleen gekozen worden in combinatie met minstens een van de ordeningscriteria, vermeld in punt a), b) of d);
d) de plaats van de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal binnen de rangorde in de keuze die de ouders hebben gemaakt. Dit ordeningscriterium kan alleen gekozen worden in combinatie met minstens een van de ordeningscriteria, vermeld in punt a), b) of c).
Het schoolbestuur, de schoolbesturen samen of het LOP hanteren bij het ordenen van de aangemelde leerlingen het ordeningscriterium of de combinatie van ordeningscriteria uit het standaarddossier die ze hebben onderschreven, of de eventuele afwijkingen daarop, zoals de CLR ze heeft goedgekeurd.
Als de vooraf bepaalde capaciteit, vermeld in artikel 37/20, al bereikt wordt binnen de leerlingengroep, vermeld in het eerste lid, 1°, 2° of 3°, worden de leerlingen binnen die leerlingengroep in kwestie, geordend volgens de volgorde van de voorrangsgroepen en volgens het ordeningscriterium of de combinatie van ordeningscriteria, zoals de overige kinderen, vermeld in het eerste lid, 4°, en vermeld in het door het schoolbestuur onderschreven standaarddossier of de door de CLR goedgekeurde afwijkingen op het standaarddossier, vermeld in artikel 37/16.
§ 3. Het ordeningscriterium afstand van het domicilieadres van de leerling tot de school of vestigingsplaats, vermeld in paragraaf 2, eerste lid, 4°, a), kan geoperationaliseerd worden als "eerst de leerlingen gedomicilieerd in dezelfde gemeente als de school of de vestigingsplaats". Desgevallend wordt de ordening van deze leerlingen vervolledigd met minstens een van de ordeningscriteria, vermeld in paragraaf 2, eerste lid, 4°. De ordening kan ook vervolledigd worden door nogmaals het ordeningscriterium afstand, vermeld in paragraaf 2, eerste lid, 4°, a), te operationaliseren op een andere wijze.
De Vlaamse Regering bepaalt de gemeenten waar de operationalisering van het ordeningscriterium afstand, vermeld in het eerste lid, toegepast kan worden. Deze gemeenten grenzen aan een gewestgrens of aan een randgemeente als vermeld in artikel 7 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966. De operationalisering, vermeld in het eerste lid, kan enkel gebruikt worden in de gemeenten die zijn aangeduid door de Vlaamse Regering. ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2024-04-26/51, art. 21, 115; Inwerkingtreding : 01-09-2024>
Art. 37/24.[1 § 1. Een schoolbestuur kan ervoor kiezen om voor een of meer van zijn scholen per bepaalde capaciteit als vermeld in artikel 37/12, voorrang te verlenen aan een of meer ondervertegenwoordigde groepen, namelijk een of meer groepen van leerlingen die, op basis van een of meer objectieve kenmerken, [2 in de school relatief ondervertegenwoordigd zijn ten aanzien van een referentiepopulatie, waarbij in afwijking van dit principe leerlingen met een IAC-verslag in een school van het gewoon onderwijs altijd beschouwd mogen worden als een ondervertegenwoordigde groep, ongeacht de referentiepopulatie.]2 De voorrang wordt toegepast tot maximaal 20% van de bepaalde capaciteit bezet wordt door de leerlingen behorende tot één of meerdere ondervertegenwoordigde groepen. Ook in geval van meerdere ondervertegenwoordigde groepen bedraagt de voorrang maximaal 20% van de bepaalde capaciteit, vermeld in artikel 37/12.
Als het LOP of een schoolbestuur opteert voor meer ondervertegenwoordigde groepen, bepaalt het LOP of een schoolbestuur ook telkens welke groep in de ordening voorrang heeft op welke andere groep.
Het LOP kan een voorstel uitwerken over de voorrang van ondervertegenwoordigde groepen in de scholen die in zijn werkingsgebied liggen, zowel wat betreft het aandeel van de capaciteit die scholen voorbehouden als het bepalen van de inhoudelijke afbakening van de lokaal gekozen ondervertegenwoordigde groep. Dit voorstel wordt goedgekeurd door een meerderheid van de onderwijspartners van het LOP, vermeld in artikel VIII.4, § 1, eerste lid, 1° tot en met 3°, van de Codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs van 28 oktober 2016. De scholen gelegen in het werkingsgebied van een LOP respecteren hierover de gemaakte afspraken in het LOP. Het LOP legt dit voorstel ter bekrachtiging voor aan de gemeenteraad van de gemeente of van de gemeenten waarin de vestigingsplaatsen liggen die de voorrang toepassen.
Als de gemeenteraad een voorstel van een LOP een eerste keer niet bekrachtigt, werkt het LOP een nieuw voorstel uit. Het nieuwe voorstel wordt goedgekeurd door een meerderheid van de onderwijspartners van het LOP, vermeld in artikel VIII.4, § 1, eerste lid, 1° tot en met 3°, van de Codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs van 28 oktober 2016. Het LOP legt dat nieuwe voorstel ter bekrachtiging voor aan de gemeenteraad van de gemeente of van de gemeenten waarin de vestigingsplaatsen liggen die de voorrang toepassen.
Als een eerste voorstel reeds bekrachtigd werd door de gemeenteraad, dan kan die gemeenteraad, wanneer een nieuw voorstel wordt voorgelegd ter bekrachtiging aan die gemeenteraad, ervoor kiezen om dat eerste voorstel te vervangen door het nieuwe voorstel. Als het nieuwe voorstel, vermeld in het vierde lid, bekrachtigd wordt, vervangt het nieuwe voorstel het eerste voorstel.
Als het nieuwe voorstel niet bekrachtigd wordt, wordt het eerste voorstel, vermeld in het derde lid, behouden voor de vestigingsplaatsen die in de gemeente liggen waar de gemeenteraad het eerste voorstel bekrachtigd heeft.
Als de gemeenteraad een voorstel bekrachtigt, passen de vestigingsplaatsen die in die gemeente liggen, het voorstel toe.
Als een gemeenteraad geen voorstel bekrachtigt, kunnen de schoolbesturen zelf beslissen voor de vestigingsplaatsen die in het werkingsgebied van het LOP liggen, welke ondervertegenwoordigde groepen ze toepassen.
§ 2. Scholen die de voorrang, vermeld in paragraaf 1, toepassen, melden dat uiterlijk op 31 januari aan de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap. Voor scholen die in het werkingsgebied van een LOP liggen, meldt het LOP de toepassing van die voorrang uiterlijk op 31 januari aan de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap.
Scholen en LOP kunnen hun voorstel van inhoudelijke afbakening van de lokaal gekozen ondervertegenwoordigde groepen ook voor advies voorleggen aan de CLR. Ze doen dat uiterlijk op 15 september voorafgaand aan de aanmeldingen. De inhoudelijke afbakening van de lokaal gekozen ondervertegenwoordigde groepen maken geen deel uit van het standaarddossier, vermeld in artikel 37/16, of afwijking op het standaarddossier, vermeld in artikel 37/18.]1
[3 § 3. In afwijking van paragraaf 1 en 2 is het niet mogelijk om in een voorrangsgroep voor de ondervertegenwoordigde groep of groepen te voorzien voor aanmeldingen en inschrijvingen in de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal.]3
----------
(1)<DVR 2022-02-04/50, art. 19, 105; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
(2)<DVR 2023-05-05/07, art. 98, 111; Inwerkingtreding : 01-09-2023>
(3)<DVR 2024-04-26/51, art. 22, 115; Inwerkingtreding : 01-09-2024>
Art. 37/25.[1 § 1. Een schoolbestuur hanteert voor elke, overeenkomstig artikel 37/20 bepaalde capaciteit betrokken bij de aanmeldingsprocedure, een aanmeldingsregister.
Een schoolbestuur komt, per aanmeldingsregister, met toepassing van artikel 37/22 tot en met artikel 37/24, tot een gunstige of niet-gunstige rangschikking van alle aangemelde leerlingen en neemt die rangschikking op in het aanmeldingsregister. Mits akkoord van de betrokken schoolbesturen, kan het LOP of buiten het werkingsgebied van een LOP het daartoe gemandateerde schoolbestuur de rangschikking van de aangemelde leerlingen in het aanmeldingsregister uitvoeren.
§ 2. Voor aanmeldingsprocedures voor meerdere scholen en vestigingsplaatsen geldt dat het schoolbestuur of, mits akkoord van de betrokken schoolbesturen het LOP, of buiten het werkingsgebied van een LOP het daartoe gemandateerde schoolbestuur, de aangemelde leerling toewijst aan de school of vestigingsplaats van de hoogste keuze die de ouders bij de aanmelding opgaven en waarvoor de leerling gunstig geordend is.
Deze leerling wordt vervolgens verwijderd uit het aanmeldingsregister van de verschillende scholen en vestigingsplaatsen waarvoor de ouders een lagere keuze gemaakt hebben. De daardoor vrijgekomen plaatsen in de aanmeldingsregisters worden, voor zover mogelijk, ingenomen door de op basis van [2 de volgorde van de voorrangsgroepen en]2 dezelfde combinatie van ordeningscriteria als vermeld in artikel 37/22 tot en met 37/24, eerstvolgend gerangschikte leerling.
Het innemen van vrijgekomen plaatsen in het aanmeldingsregister wordt herhaald totdat geen toewijzingen als vermeld in het eerste lid meer mogelijk zijn. Daarna worden de niet-toegewezen leerlingen geordend volgens de [2 volgorde van de voorrangsgroepen en de ordeningscriteria]2, zoals opgenomen in het onderschreven standaarddossier, of in de door de CLR goedgekeurde afwijkingen daarop.
[4 Voor het ordenen, toewijzen en weigeren van aangemelde leerlingen is het schoolbestuur de verwerkingsverantwoordelijke. In geval van een verwerking door een LOP blijft het schoolbestuur of de gemandateerde de verwerkingsverantwoordelijke.]4
§ 3. De ouders krijgen uiterlijk op de door de Vlaamse Regering bepaalde datum schriftelijk of via elektronische drager melding over de school of vestigingsplaats waaraan de aangemelde leerling is toegewezen, met vermelding van de door de Vlaamse Regering bepaalde periode waarbinnen de ouders de aangemelde leerling kunnen inschrijven. Indien de ouders geen gebruikmaken van de mogelijkheid tot inschrijving binnen de daartoe door de Vlaamse Regering bepaalde periode, dan vervalt het recht op inschrijving dat ze via de aanmeldingsprocedure hebben verworven.
Aan de ouders wordt tevens meegedeeld welke plaats bij de niet-toegewezen leerlingen in het aanmeldingsregister van de verschillende scholen of vestigingsplaatsen waarvoor de ouders een hogere keuze gemaakt hadden dan de toegewezen school of vestigingsplaats, de aangemelde leerling heeft ingenomen.
Indien bij de inschrijving blijkt dat de leerling niet voldoet aan de door de ouders opgegeven ordeningscriteria [2 of voorrangsgroepen]2 die aanleiding gaven tot de gunstige rangschikking en toewijzing, dan vervalt het recht op inschrijving dat ze via de aanmeldingsprocedure hebben verworven, tenzij de behandeling van [2 klachten, vaststellingen en vragen]2, zoals bepaald in artikel 37/16, § 2, leidt tot een andere beslissing.
[3 In afwijking van het derde lid, kunnen een schoolbestuur, meerdere schoolbesturen samen of het LOP beslissen om uiterlijk na de einddatum van de aanmeldingsperiode en voordat de resultaten van de aanmelding worden bekendgemaakt deze controle te doen.]3
Wanneer een via de aanmeldingsprocedure ingeschreven leerling alsnog wordt ingeschreven in een school van hogere keuze, mag de school van lagere keuze de eerdere inschrijving beëindigen.
[3 ...]3
§ 4. Indien de leerling in geen enkele school of vestigingsplaats gunstig gerangschikt kan worden, krijgen de ouders uiterlijk op de door de Vlaamse Regering bepaalde datum, schriftelijk of via elektronische drager melding over het niet kunnen toewijzen van de aangemelde leerling aan een door de ouders gekozen school of vestigingsplaats.
Aan de ouders wordt tevens meegedeeld welke plaats bij de niet-toegewezen leerlingen in het aanmeldingsregister van de verschillende scholen of vestigingsplaatsen waarvoor de ouders hadden gekozen, de aangemelde leerling heeft ingenomen.
§ 5. Een niet-gunstige rangschikking wordt gelijkgesteld met een weigering op basis van bereikte capaciteit, overeenkomstig artikel 37/20. Binnen het werkingsgebied van het LOP kan het uitreiken van de weigeringsdocumenten gemandateerd worden aan het LOP, buiten het werkingsgebied van een LOP aan een daartoe gemandateerd schoolbestuur.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2019-05-17/47, art. II.27, 102; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
(2)<DVR 2022-02-04/50, art. 20, 105; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
(3)<DVR 2023-07-07/17, art. 23, 107; Inwerkingtreding : 01-09-2023>
(4)<DVR 2024-04-19/55, art. 20, 117; Inwerkingtreding : 01-09-2024>
Art. 37/26.[1 § 1. Een schoolbestuur hanteert voor elke door het schoolbestuur bepaalde capaciteit een inschrijvingsregister waarin het alle inschrijvingen en weigeringen chronologisch [2 ...]2 noteert.
Overeenkomstig artikel 37/25 wordt de volgorde van de toegewezen leerlingen en de volgorde van de niet-toegewezen leerlingen overgenomen in het inschrijvingsregister.
§ 2. [2 Met uitzondering van leerlingen die zijn ingeschreven in overcapaciteit conform artikel 37/28, wordt bij het invullen van vrijgekomen plaatsen of bijkomende plaatsen door verhoogde capaciteit als vermeld in artikel 37/20, de volgorde van de weigeringen gerespecteerd, met inbegrip van de volgorde van de voorrangsgroepen, vermeld in [3 artikel 37/22, 37/22/1 en 37/24]3, en dat tot en met de vijfde schooldag van oktober van het schooljaar waarop de inschrijving betrekking had. En dit wat de leerlingen, vermeld in artikel 37/24 betreft, met het oog op het bereiken van het respectievelijke aandeel in artikel 37/24, § 1.]2 Voor kleuters geboren in het meest recente kalenderjaar dat mogelijk is voor de inschrijvingen van het betrokken schooljaar, wordt deze volgorde gerespecteerd tot en met 30 juni van het schooljaar waarop de inschrijving betrekking had. Uiterlijk vanaf 1 juli geldt de volgorde van de weigeringen van kleuters van hetzelfde geboortejaar voor het volgende schooljaar.
Ouders van leerlingen die alsnog een plaats wordt toegewezen krijgen daar binnen de zeven kalenderdagen schriftelijk of via elektronische drager melding van. Deze melding bevat informatie over de periode waarbinnen de ouders de betrokken leerling kunnen inschrijven. Die periode duurt minimaal zeven kalenderdagen.
§ 3. De Vlaamse Regering bepaalt het model van inschrijvingsregister.
§ 4. Het verloop van de inschrijvingen en weigeringen kan onderworpen worden aan een controle door de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2019-05-17/47, art. II.28, 102; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
(2)<DVR 2022-02-04/50, art. 21, 105; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
(3)<DVR 2024-04-26/51, art. 23, 115; Inwerkingtreding : 01-09-2024>
Art. 37/27. [1 Het schoolbestuur noteert eventuele bijkomende inschrijvingen na de start van de door de Vlaamse Regering bepaalde vrije inschrijvingsperiode voor de resterende vrije plaatsen in chronologische volgorde in het inschrijvingsregister.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2019-05-17/47, art. II.29, 102; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
Art. 37/28.[1 § 1. In afwijking van [2 artikel 37/20, § 4,]2 kan een schoolbestuur volgende leerlingen toch inschrijven:
1° [2 leerlingen die voldoen aan de definitie van een anderstalige nieuwkomer in het gewoon onderwijs, vermeld in artikel 3, 4° quater, met uitzondering van de leeftijdsvereisten, vermeld in die definitie;]2
2° leerlingen die:
a) [2 hetzij beschikken over een jeugdhulpverleningsbeslissing voor de functie verblijf, namelijk aangepaste woon- en leefomgeving onder toezicht en begeleiding, bij een jeugdhulpaanbieder op verwijzing van een gemandateerde voorziening of een Sociale Dienst Jeugdrechtbank;]2
b) [5 hetzij als semi-internen verblijven in een semi-internaat dat verbonden is aan een school, of als internen verblijven in een onderwijsinternaat;]5;
c) hetzij opgenomen zijn in een voorziening van residentiële opvang;
[2 d) hetzij geadopteerd zijn in een gezin dat beschikt over een verzoekschrift tot binnen- of buitenlandse adoptie, dat ingediend is bij de bevoegde rechtbank, of, bij gebrek daaraan, een buitenlandse adoptiebeslissing of een buitenlandse beslissing tot plaatsing met het oog op adoptie;
e) hetzij beschikken over een [4 IAC-verslag]4;]2
3° leerlingen die verblijven in een centrum voor kinderzorg en gezinsondersteuning;
4° leerlingen die behoren tot dezelfde leefentiteit, indien de ouders deze leerlingen wensen in te schrijven in [2 hetzelfde geboortejaar of leerjaar, vermeld in artikel 37/20, § 1]2, en slechts één van de leerlingen ingeschreven kan worden omwille van de capaciteit;
5° leerlingen van scholen, gelegen in een gemeente waar alle scholen de inschrijvingen laten voorafgaan door een aanmeldingsprocedure, wiens continuïteit van de schoolloopbaan niet gegarandeerd kan worden omwille van het feit dat de enige school van een schoolbestuur ophoudt te bestaan, waarbij dit niet kadert in een herstructurering, op voorwaarde dat alle leerlingen van de betrokken school een plaats in andere scholen aangeboden wordt;
6° leerlingen waarvoor de [2 ombudsdienst inschrijvingen of de CLR, vermeld in artikel 37/16, § 2 tot en met § 4, gunstig advies heeft verleend of de uitzonderlijke situatie heeft bevestigd]2 voor een inschrijving in overcapaciteit;
[2 7° leerlingen die in het lopende schooljaar of na de eerste schooldag van maart van het schooljaar voorafgaand aan het schooljaar waarvoor de inschrijving wordt gevraagd, verhuisd zijn vanuit een andere gemeente en nu gedomicilieerd zijn in de gemeente van de vestigingsplaats.]2
§ 2. In afwijking van [2 artikel 37/20, § 4,]2 moet een schoolbestuur, ook wanneer de capaciteit overschreden werd of wordt, een leerling die in het lopende, het voorafgaande of het daaraan voorafgaande schooljaar in de school ingeschreven was, en die met toepassing van artikel 15 of 16 terugkeert uit het buitengewoon onderwijs, inschrijven.]1 [4 Hetzelfde geldt voor leerlingen van het buitengewoon onderwijs die, met toepassing van artikel 20, § 4, gedurende twee schooljaren voltijds les hebben gevolgd in de school voor gewoon onderwijs en zich na twee schooljaren willen inschrijven in die school.]4
[3§ 3. In afwijking van artikel 37/20, § 4, schrijft een schoolbestuur, ook wanneer de capaciteit overschreden werd of wordt, een leerling in die in het voorafgaande schooljaar ingeschreven was in de school voor het kleuteronderwijs en die terugkeert uit een school voor het lager onderwijs omdat de leerling niet voldoet aan de toelatingsvoorwaarden voor het lager onderwijs met toepassing van artikel 13/1.]3
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2019-05-17/47, art. II.30, 102; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
(2)<DVR 2022-02-04/50, art. 22, 105; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
(3)<DVR 2023-07-07/17, art. 24, 107; Inwerkingtreding : 01-09-2023>
(4)<DVR 2023-05-05/07, art. 99, 111; Inwerkingtreding : 01-09-2023>
(5)<DVR 2023-06-16/12, art. 100, 112; Inwerkingtreding : 01-09-2023>
Afdeling 3. [1 Weigeren van inschrijvingen]1
----------
(1)
Art. 37/29.[1 § 1. Een schoolbestuur weigert de inschrijving van een onderwijszoekende die niet voldoet aan de toelatingsvoorwaarden, vermeld in hoofdstuk IV, afdeling 1.
Een inschrijving in de loop van het voorafgaande schooljaar is mogelijk onder de opschortende voorwaarde dat de onderwijszoekende op de dag van de effectieve instap aan de toelatingsvoorwaarden voldoet.
[2 Als de klassenraad lager onderwijs over de toelating tot het lager onderwijs van de leerling moet beslissen, wordt de leerling ingeschreven onder ontbindende voorwaarde. De inschrijving wordt ontbonden als de leerling niet aan de toelatingsvoorwaarde voldoet.]2
§ 2. Een schoolbestuur weigert de inschrijving van een leerling die in de loop van hetzelfde schooljaar van school verandert, als deze inschrijving tot doel heeft of er in de feiten toe leidt dat de betrokken leerling in dat schooljaar afwisselend naar verschillende scholen zal gaan.
§ 3. Een schoolbestuur kan de inschrijving weigeren in een school waar de betrokken leerling het lopende, het vorige of het daaraan voorafgaande schooljaar definitief werd verwijderd, overeenkomstig artikel 32 en 33.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2019-05-17/47, art. II.32, 102; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
(2)<DVR 2023-07-07/17, art. 2, 107; Inwerkingtreding : 01-09-2023>
Art. 37/30.[1 § 1. [2 [3 Als een schoolbestuur een leerling weigert, deelt dat schoolbestuur of het schoolbestuur dat daartoe gemandateerd is of het LOP, zijn beslissing binnen een termijn van zeven kalenderdagen schriftelijk of digitaal mee]3 aan de ouders van de leerling en aan de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap via de administratieve toepassingen voor het uitwisselen van leerlingengegevens tussen scholen en het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming. De bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap bezorgen die melding aan het LOP. Die melding bevat het rijksregisternummer en de identificatiegegevens van de leerlingen en de feitelijke en juridische grond van de weigering. De Vlaamse Regering kan de regels bepalen over de opslagperioden en de verwerkingsactiviteiten en de procedures, waaronder maatregelen om te zorgen voor een behoorlijke, veilige en transparante verwerking. De weigeringsdocumenten worden ook, op vraag van de ouders, op papier ter beschikking gesteld.]2
§ 2. De Vlaamse Regering bepaalt het model van weigeringsdocument waarmee het schoolbestuur de weigering meedeelt aan de ouders en de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap.
[2 [3 Het model, vermeld in het eerste lid, bevat, naast de elementen, vermeld in paragraaf 1, al de volgende elementen:]3
1° de feitelijke en de juridische grond van de beslissing tot weigering;
2° de informatie over de mogelijkheden voor bemiddeling, eerstelijnsklachten en de indiening van een klacht bij de CLR.]2
Indien de weigering gebeurde op basis van bereikte capaciteit als vermeld in artikel 37/20 of op basis van capaciteit, omwille van uitzonderlijke omstandigheden als vermeld in artikel 37/14, deelt het schoolbestuur [3 , het schoolbestuur dat daarvoor is gemandateerd of het gemandateerde LOP]3 mee op welke plaats onder de geweigerde leerlingen [2 ...]2 de betrokken leerling staat in het inschrijvingsregister.
§ 3. De ouders krijgen op hun verzoek toelichting bij de beslissing van het schoolbestuur.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2019-05-17/47, art. II.33, 102; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
(2)<DVR 2022-02-04/50, art. 23, 105; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
(3)<DVR 2024-04-19/55, art. 21, 117; Inwerkingtreding : 01-09-2024>
Afdeling 4. [1 Bemiddelings- en klachtenprocedure]1
----------
(1)
Art. 37/31.[1 § 1. Ouders en alle belanghebbenden kunnen vragen om bemiddeling door het LOP, zoals bepaald in artikel 37/32 of een klacht indienen bij de CLR, zoals bepaald in artikel 37/33, wanneer ze niet akkoord zijn met:
1° een weigering op basis van bereikte capaciteit als vermeld in artikel 37/20;
2° een weigering van inschrijving, op basis van de weigeringsgronden, vermeld in artikel 37/29;
3° een uitschrijving op basis van een inschrijving in een andere school als vermeld in artikel 37/10;
4° een ontbinding van inschrijving van een leerling met specifieke onderwijsbehoeften als vermeld in artikel 37/11;
5° een weigering op basis van capaciteit, omwille van uitzonderlijke omstandig-heden als vermeld in artikel 37/14.
In geval van weigeringen, die niet behoren tot de weigeringen bepaald in punt 2°, 3° en 4°, door een school die eerder, conform artikel 37/12, besliste geen leerlingen te zullen weigeren, kunnen ouders van geweigerde leerlingen en eventueel andere belanghebbenden gezamenlijk een klacht indienen.
§ 2. Voor de toepassing van de bemiddelingsprocedure, vermeld in artikel 37/32, duidt de Vlaamse Regering [2 ...]2 een LOP-deskundige [2 ...]2 aan die voor de gemeenten buiten het werkingsgebied van een LOP de taken van het LOP [2 opneemt]2.
Voor de toepassing van de bemiddelingsprocedure, vermeld in artikel 37/32, en de klachtenprocedure, vermeld in artikel 37/33, bepaalt de Vlaamse Regering de nadere procedureregelen. Zij garandeert daarbij de hoorplicht.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2019-05-17/47, art. II.35, 102; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
(2)<DVR 2022-02-04/50, art. 24, 105; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
Art. 37/32.[1 § 1. Het LOP start wanneer de ouders er uitdrukkelijk om verzoeken een bemiddeling in situaties als vermeld in artikel 37/31.
§ 2. [3 Het LOP bemiddelt binnen tien kalenderdagen na het verzoek van de ouders of een andere belanghebbende of na de afgifte van het weigeringsdocument tussen de leerling en zijn ouders en de schoolbesturen van de scholen binnen het werkingsgebied, met het oog op een definitieve inschrijving van de leerling in een school. In geval van bemiddeling bij een ontbinding als vermeld in artikel 37/31, § 1, 4°, betrekt het LOP ook de school die de inschrijving van de leerling ontbond.]3
De bemiddeling schort de termijn op van dertig kalenderdagen voor de behandeling van klachten door de CLR als vermeld in artikel 37/33.
§ 3. Wanneer de bemiddeling van het LOP binnen de termijn, vermeld in paragraaf 2, niet resulteert in een definitieve inschrijving, wordt de CLR gevat om haar oordeel uit te spreken over de gegrondheid van de weigeringsbeslissing of de uitschrijving, conform artikel 37/33, § 2.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2019-05-17/47, art. II.36, 102; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
(2)<DVR 2022-02-04/50, art. 25, 105; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
(3)<DVR 2023-05-05/07, art. 100, 111; Inwerkingtreding : 01-09-2023>
Art. 37/33.[1 § 1. Ouders en andere belanghebbenden kunnen in de situaties, vermeld in artikel 37/31, al dan niet na een bemiddelingsprocedure door het LOP als vermeld in artikel 37/32 [2 , of een behandeling door de ombudsdienst inschrijvingen, vermeld in artikel 37/16, § 2]2, een schriftelijke klacht indienen bij de CLR.
Klachten die na de termijn van dertig kalenderdagen na de vaststelling van de betwiste feiten ingediend worden, zijn onontvankelijk.
§ 2. De CLR oordeelt binnen een termijn van eenentwintig kalenderdagen, die ingaat de dag na die van betekening of van poststempel van de schriftelijke klacht, over de gegrondheid van de [2 klacht]2.
[2 Het oordeel van de CLR wordt uiterlijk binnen een termijn van zeven kalenderdagen schriftelijk of elektronisch verstuurd naar de betrokkenen.]2
[2 In geval van een klacht als vermeld in artikel 37/31, § 1, eerste lid, 4°, blijft de leerling ingeschreven in de school tot het oordeel aan de betrokkenen kenbaar is gemaakt en wordt de termijn van een maand, vakantieperioden niet inbegrepen, vermeld in artikel 37/11, § 2, derde lid, ook tot dat moment opgeschort.]2
§ 3. Indien de CLR de weigering, de ontbinding van een inschrijving of de uitschrijving gegrond acht, schrijven de ouders de leerling in een andere school in.
Indien het om een ontbinding van inschrijving van een leerling met specifieke onderwijsbehoeften gaat omwille van onredelijkheid van de aanpassingen, schrijven de ouders de leerling uiterlijk vijftien kalenderdagen na de schriftelijke kennisgeving van het oordeel van de CLR in een andere school in.
Op vraag van de ouders worden zij bij het zoeken naar een andere school bijgestaan door het LOP, inzonderheid door de CLB's die deel uitmaken van dat LOP.
§ 4. Indien de CLR de weigering of de ontbinding van de inschrijving niet of niet afdoende gemotiveerd acht of de uitschrijving onterecht acht, kan de leerling zijn recht op inschrijving in de school laten gelden.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2019-05-17/47, art. II.37, 102; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
(2)<DVR 2022-02-04/50, art. 26, 105; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
Art. 37/34. [1 § 1. De CLR kan, wanneer het een weigering of ontbinding van inschrijving onvoldoende gemotiveerd acht of een uitschrijving onterecht acht, de Vlaamse Regering adviseren een bedrag op de werkingsmiddelen van het schooljaar waarop de inschrijving betrekking had van de school terug te vorderen of in te houden.
De CLR stelt de Vlaamse Regering onverwijld in kennis van dit advies.
§ 2. Binnen een termijn van veertien kalenderdagen, die ingaat de dag na de ontvangst van het advies, beslist de Vlaamse Regering over het opleggen van een financiële sanctie die kan bestaan uit een terugvordering of inhouding op de werkingsmiddelen van de school.
Voorafgaandelijk aan het opleggen van een sanctie gaat de Vlaamse Regering na of de betrokken leerling alsnog in de betrokken school werd ingeschreven.
§ 3. De terugvordering of inhouding, vermeld in paragraaf 1 en 2:
1° kan niet meer bedragen dan tien procent van het werkingsbudget van de school;
2° kan er niet toe leiden dat het aandeel in de werkingsmiddelen dat bestemd is voor personeelsaangelegenheden in absolute cijfers kleiner wordt dan wanneer de maatregel niet zou zijn getroffen.
§ 4. Onverminderd de toepassing van paragraaf 1 tot en met 3, kan de CLR het dossier aanhangig maken bij het orgaan dat in toepassing van artikel 33, § 2, van het VN-verdrag van 13 december 2006 inzake de Rechten van Personen met een Handicap en in toepassing van artikel 40 van het decreet van 10 juli 2008 houdende een kader voor het Vlaamse gelijkekansen- en gelijkebehandelingsbeleid het mandaat heeft van onafhankelijk mechanisme.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2019-05-17/47, art. II.38, 102; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
HOOFDSTUK IV/2. [1 Recht op inschrijving in het buitengewoon onderwijs]1
----------
(1)
Afdeling 1. [1 Recht op inschrijving]1
----------
(1)
Art. 37/35.[1 § 1. Elke leerling die beschikt over een [2 IAC-verslag]2 of over een document opgemaakt door het CLB waaruit blijkt dat het handelingsgericht diagnostisch proces is doorlopen, heeft recht op inschrijving in de school of vestigingsplaats, gekozen door zijn ouders, onder de opschortende voorwaarde dat de onderwijszoekende op de dag van de effectieve instap aan de toelatingsvoorwaarden voldoet voor het onderwijsaanbod in de betreffende vestigingsplaats.
§ 2. Voorafgaand aan een inschrijving biedt het schoolbestuur schriftelijk of via elektronische drager het pedagogisch project, vermeld in artikel 28, § 1, 2°, en 47, § 1, 1°, en het schoolreglement, vermeld in artikel 37, aan de ouders en de leerling aan en geeft hierbij, indien de ouders dit wensen, toelichting. Indien het schoolbestuur het pedagogisch project of het schoolreglement via elektronische drager ter beschikking stelt, vraagt het de ouders of ze een papieren versie wensen te ontvangen. De inschrijving wordt genomen na ondertekening voor akkoord van de ouders van dit pedagogisch project en dit schoolreglement.
Bij elke wijziging van het pedagogisch project of het schoolreglement informeert het schoolbestuur de ouders schriftelijk of via elektronische drager over die wijziging en geeft hierbij, indien ouders dit wensen, toelichting. Ouders die erom verzoeken ontvangen steeds een papieren versie van het pedagogisch project of het schoolreglement. Ouders geven opnieuw schriftelijk akkoord. Indien de ouders zich met de wijziging niet akkoord verklaren, dan wordt aan de inschrijving van het kind een einde gesteld op 31 augustus van het lopende schooljaar.
Een wijziging van het pedagogisch project of schoolreglement kan ten vroegste uitwerking hebben in het daaropvolgende schooljaar tenzij die wijziging het rechtstreekse gevolg is van nieuwe regelgeving.
§ 3. Een school registreert elke inschrijving binnen zeven kalenderdagen, en uiterlijk op de eerste dag van de effectieve lesbijwoning, in de administratieve toepassingen voor het uitwisselen van leerlingengegevens tussen scholen en het Vlaamse Ministerie van Onderwijs en Vorming, met vermelding van:
1° het type waarvoor wordt ingeschreven;
2° de datum en het tijdstip van de inschrijving;
3° de datum van de voorziene start van de lesbijwoning.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2019-05-17/47, art. II.42, 102; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
(2)<DVR 2023-05-05/07, art. 101, 111; Inwerkingtreding : 01-09-2023>
Art. 37/36. [1 § 1. Behoudens de bij decreet of besluit bepaalde gevallen van uitschrijving, geldt een inschrijving van een leerling in een school voor de duur van de hele schoolloopbaan in die school.
Het behoud van de inschrijving geldt over de vestigingsplaatsen heen, tenzij de leerling er niet aan de toelatingsvoorwaarden voldoet. De voortgang van het leerproces, waarbij een verandering van vestigingsplaats noodzakelijk is, kan niet worden gestuit.
§ 2. In afwijking van paragraaf 1, beëindigt de vaststelling van een recentere inschrijving voor hetzelfde schooljaar en hetzelfde type in een andere school voor buitengewoon onderwijs, via de administratieve toepassingen voor het uitwisselen van leerlingengegevens tussen scholen en het Vlaamse Ministerie van Onderwijs en Vorming, een eerdere inschrijving van rechtswege.
Een leerling die effectief schoolloopt in de school en van wie een recentere inschrijving voor het volgend schooljaar in een school voor buitengewoon onderwijs, voor hetzelfde type, wordt vastgesteld via de administratieve toepassingen voor het uitwisselen van leerlingengegevens tussen scholen en het Vlaamse Ministerie van Onderwijs en Vorming, wordt pas uitgeschreven vanaf 1 juli van het lopende schooljaar.
Wanneer de voorziene startdatum van de meest recente inschrijving verschilt van 1 september of de voorziene instapdatum voor kleuters van het jongste geboortejaar, wordt de leerling pas uitgeschreven vanaf de datum van de effectieve start van de lesbijwoning.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2019-05-17/47, art. II.43, 102; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
Afdeling 2. [1 Organisatie van de inschrijvingen]1
----------
(1)
Art. 37/37. [1 Een schoolbestuur beslist jaarlijks voor al zijn scholen voor buitengewoon basisonderwijs, of het voor het daaropvolgende schooljaar leerlingen moet kunnen weigeren op basis van capaciteit. Het schoolbestuur neemt deze beslissing, en bepaalt de betreffende capaciteit, voor een of meer van volgende niveaus:
a) per school;
b) per vestigingsplaats;
c) per niveau, al dan niet per vestigingsplaats;
d) per type, al dan niet per vestigingsplaats.
Voor de niveaus, vermeld in het eerste lid, waarvoor het schoolbestuur oordeelt alle verzoeken tot inschrijving te kunnen realiseren, zijn de bepalingen in artikel 37/38 van toepassing.
Voor de niveaus, vermeld in het eerste lid, waarvoor het schoolbestuur wenst te kunnen weigeren op basis van capaciteit als vermeld in artikel 37/39, en beroep wenst te doen op het platform voor het realiseren van een inschrijving van leerlingen na het bereiken van de capaciteit, zijn de bepalingen van artikel 37/39 tot en met 37/42 van toepassing.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2019-05-17/47, art. II.45, 102; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
Art. 37/38. [1 § 1. De Vlaamse Regering bepaalt de startdatum voor de inschrijvingen.
Een schoolbestuur hanteert een inschrijvingsregister per onderdeel waarvoor het besliste geen leerlingen te zullen weigeren op basis van capaciteit, waarin het alle inschrijvingen chronologisch noteert.
De Vlaamse Regering bepaalt het model van inschrijvingsregister.
§ 2. Het verloop van de inschrijvingen kan onderworpen worden aan een controle door de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2019-05-17/47, art. II.46, 102; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
Art. 37/39. [1 § 1. Een schoolbestuur moet de inschrijvingen voor de niveaus, vermeld in artikel 37/37, eerste lid, waarvoor het besliste leerlingen te moeten kunnen weigeren omwille van capaciteit, laten voorafgaan door een aanmeldingsprocedure.
De Vlaamse Regering bepaalt de start- en einddatum van de aanmeldingsperiode.
§ 2. Het schoolbestuur meldt uiterlijk op 15 februari voor welke niveaus, zoals bepaald in artikel 37/37, het de inschrijvingen zal laten voorafgaan door een aanmeldingsprocedure aan de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2019-05-17/47, art. II.47, 102; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
Art. 37/40. [1 § 1. Het schoolbestuur rangschikt de binnen de aanmeldingsperiode, zoals bepaald in artikel 37/39, aangemelde leerlingen, die behoren tot de volgende voorrangsgroepen bovenaan en respecteert daarbij onderstaande volgorde:
1° leerlingen die behoren tot dezelfde leefentiteit als een reeds ingeschreven leerling;
2° leerlingen met een ouder die personeelslid is van de school of van de scholen die de inschrijvingen van de ene naar de andere school laten doorlopen op basis van artikel 37/36, op voorwaarde dat er op het ogenblik van de inschrijving sprake is van een lopende tewerkstelling voor meer dan 104 dagen. Met personeelslid wordt bedoeld:
a) een personeelslid als vermeld in artikel 2 van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het Gemeenschapsonderwijs en in artikel 4 van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding, voor zover ze geaffecteerd zijn aan of aangesteld zijn in de school;
b) een personeelslid dat via een arbeidsovereenkomst werd aangeworven door een schoolbestuur en tewerkgesteld wordt in de school;
3° voor scholen, gelegen in tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad, en tot het aandeel van 65 procent van de capaciteit van het betreffende niveau, zoals bepaald in artikel 37/37, bereikt is, leerlingen met minstens één ouder die het Nederlands in voldoende mate machtig is, zoals bepaald in artikel 37/58;
4° een schoolbestuur kan voor zijn scholen een maximum van 50 procent van de capaciteit van het betreffende niveau, zoals bepaald in artikel 37/39, § 2, voorrang verlenen aan leerlingen die - uiterlijk op het moment van de effectieve lesbijwoning - verblijven of gebruikmaken van dat internaat of semi-internaat. Met internaat of semi-internaat wordt bedoeld:
a) internaten, als bepaald in deel III, hoofdstuk 4, afdeling 1, onderafdeling 2, van de Codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs van 28 oktober 2016;
b) internaten met permanente openstelling als vermeld in hoofdstuk 6 van dezelfde codificatie;
c) semi-internaten, als bepaald in het koninklijk besluit van 21 augustus 1978 houdende organisatie van de semi-internaten in het buitengewoon onderwijs van de Staat en tot vaststelling van de personeelsnormen;
d) multifunctionele centra, als bepaald in het besluit van de Vlaamse Regering van 26 februari 2016 houdende erkenning en subsidiëring van multifunctionele centra voor minderjarige personen met een handicap, voor wat de functies dagopvang, verblijf, diagnostiek of intensieve behandeling betreft.
Indien de capaciteit, vermeld in artikel 37/37, eerste lid, of artikel 37/41, § 4, reeds bereikt werd binnen bovenstaande voorrangsgroepen worden de leerlingen uit de betreffende voorrangsgroep, geordend op basis van de afstand van het domicilieadres van de leerling tot de school of vestigingsplaats.
Indien de capaciteit, vermeld in artikel 37/37, eerste lid, of artikel 37/41, § 4, bereikt werd binnen de overige aangemelde leerlingen, worden de betreffende leerlingen geordend op basis van de afstand van het domicilieadres van de leerling tot de school of vestigingsplaats.
§ 2. Wanneer meerdere scholen of vestigingsplaatsen samen aanmelden worden de aangemelde leerlingen toegewezen aan de school of vestigingsplaats van de hoogste keuze die de ouders bij de aanmelding opgaven, waarbinnen de leerling een gunstige rangschikking heeft gekregen. De leerling wordt verwijderd uit de lijst van aangemelde leerlingen in de lager gerangschikte scholen of vestigingsplaatsen op zijn voorkeurslijst.
De Vlaamse Regering kan binnen de beschikbare begrotingskredieten middelen ter beschikking stellen voor gezamenlijke aanmeldingsprocedures.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2019-05-17/47, art. II.48, 102; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
Art. 37/41. [1 § 1. De Vlaamse Regering bepaalt de datum waarop de resultaten van de aanmeldingsprocedure uiterlijk worden bekendgemaakt.
Aan de ouders wordt meegedeeld of de leerling gunstig of ongunstig gerangschikt is, op basis van de capaciteit, vermeld in artikel 37/37, eerste lid, of de verhoogde capaciteit, vermeld in artikel 37/41, § 4. Indien de leerling ongunstig gerangschikt is, deelt de school eveneens mee welke plaats de leerling inneemt op de lijst van ongunstig gerangschikte leerlingen.
De ouders van de gunstig gerangschikte leerlingen krijgen een melding over de school of vestigingsplaats waaraan de aangemelde leerling is toegewezen, met vermelding van de door de Vlaamse Regering bepaalde periode waarbinnen de ouders de aangemelde leerling kunnen inschrijven. Indien de ouders geen gebruikmaken van de mogelijkheid tot inschrijving binnen de daartoe door de Vlaamse Regering bepaalde periode, dan vervalt het recht op inschrijving dat ze via de aanmeldingsprocedure hebben verworven.
§ 2. Het schoolbestuur noteert alle inschrijvingen van de gunstig gerangschikte leerlingen in het inschrijvingsregister, met vermelding van datum en tijdstip en het type waarvoor wordt ingeschreven.
Inschrijvingen voor eventueel resterende vrije plaatsen na de aanmeldingen, binnen de bepaalde capaciteit, vermeld in artikel 37/37, eerste lid, of de verhoogde capaciteit, vermeld in artikel 37/41, § 4, worden in chronologische volgorde genoteerd in het inschrijvingsregister, met vermelding van datum en tijdstip van inschrijving, en het type waarvoor wordt ingeschreven en in voorkomend geval vermelding van de toewijzing van de leerling door het platform, vermeld in artikel 37/43/3, § 1.
§ 3. Plaatsen van gunstig gerangschikte leerlingen die zich in deze periode, vermeld in § 1, derde lid, niet zijn komen inschrijven, of wiens inschrijving door een inschrijving in een andere school voor buitengewoon onderwijs ongedaan gemaakt wordt, zoals bepaald in artikel 37/36, worden tot de door de Vlaamse Regering bepaalde datum toegekend aan de hoogst gerangschikte leerlingen van de lijst van niet-gunstig gerangschikte leerlingen.
Deze leerlingen behouden hun recht op inschrijving gedurende veertien kalenderdagen na de melding van de omzetting in een gunstige rangschikking.
§ 4. Het schoolbestuur kan de capaciteit, vermeld in artikel 37/37, eerste lid, verhogen tot de door de Vlaamse Regering bepaalde datum.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2019-05-17/47, art. II.49, 102; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
Art. 37/42. [1 § 1. De Vlaamse Regering bepaalt de uiterlijke datum waarop het schoolbestuur aan de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap meldt welke leerlingen ongunstig gerangschikt zijn, op basis van de capaciteit, zoals bepaald in artikel 37/37, eerste lid, of de verhoogde capaciteit, zoals bepaald in artikel 37/41, § 4.
§ 2. Voor de niveaus, vermeld in artikel 37/37, eerste lid, waarvoor ongunstig geordende leerlingen werden gemeld aan de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap, vermeld in paragraaf 4, kunnen bijkomende inschrijvingen enkel gerealiseerd worden op vraag van, of mits goedkeuring van het platform, zoals bepaald in artikel 37/43/2. Het platform kan hierover afspraken maken.
Elke bijkomende vraag tot inschrijving voor een niveau waarvoor de capaciteit bereikt werd op het einde van deze inschrijvingsperiode, wordt in chronologische volgorde genoteerd in het inschrijvingsregister, en via het digitale weigeringsdocument gemeld aan de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap, vermeld in artikel 37/43/1.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2019-05-17/47, art. II.50, 102; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
Afdeling 3. [1 Weigeren]1
----------
(1)
Art. 37/43. [1 § 1. Een schoolbestuur kan geen verzoek tot inschrijving weigeren, behoudens in volgende gevallen:
1° wanneer het gaat om een leerling die op het moment van de effectieve start van de lesbijwoning niet voldoet aan de toelatingsvoorwaarden, zoals bepaald in hoofdstuk IV, afdeling 1, onderafdeling A, B en C;
2° wanneer het gaat om een leerling die in het lopende schooljaar definitief werd verwijderd uit de betrokken school, overeenkomstig artikel 32 en 33.
§ 2. Een schoolbestuur kan geen verzoeken tot inschrijving weigeren op basis van bereikte capaciteit, van leerlingen:
1° die terugkeren in het buitengewoon onderwijs die in het lopende of de twee voorafgaande schooljaren in de school ingeschreven waren en die met toepassing van artikel 15 of 16, in een school voor gewoon onderwijs ingeschreven waren;
2° voor wie de school door het platformoverleg werd voorgesteld als passend alternatief, zoals bepaald in artikel 37/43/3.
§ 3. Een schoolbestuur kan, ook nadat de capaciteit overschreden werd, en nadat reeds beroep werd gedaan op het platform voor geweigerde leerlingen, alsnog leerlingen inschrijven die:
a) hetzij geplaatst zijn door de jeugdrechter;
b) hetzij als (semi-)internen verblijven in een (semi-)internaat verbonden aan de school;
c) hetzij opgenomen zijn in een voorziening van residentiële opvang;
d) behoren tot de voorrangsgroepen, vermeld in artikel 37/39, § 3, a) en b).]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2019-05-17/47, art. II.52, 102; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
Art. 37/43/1. [1 Het schoolbestuur meldt, in geval van een weigering van het verzoek tot inschrijving als vermeld in artikel 37/42, § 1, 1° en 2°, of op basis van bereikte capaciteit, de weigering binnen de zeven kalenderdagen aan de ouders en de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap.
Het schoolbestuur meldt, in geval van een definitieve uitsluiting van een leerling als vermeld in artikel 32 en 33, de definitieve uitsluiting binnen de zeven kalenderdagen aan de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap.
De Vlaamse Regering bepaalt het digitale model van het weigeringsdocument.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2019-05-17/47, art. II.53, 102; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
Art. 37/43/2. [1 § 1. De bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap roepen, op basis van de informatie in de digitale melding van weigering, of in geval van een definitieve uitsluiting van een leerling als vermeld in artikel 32, § 3, en artikel 33, alle relevante actoren samen voor een platformoverleg.
§ 2. Voor het platformoverleg worden uitgenodigd:
1° de schoolbesturen van alle scholen uit de regio met een aanbod voor het betreffende type;
2° afgevaardigden van het CLB dat de betreffende leerling tot op dat moment begeleid heeft, en van het CLB van de school voor buitengewoon onderwijs die het verzoek tot inschrijving weigerde;
3° de ouders of hun eventuele vertegenwoordiger, en waar mogelijk de leerling;
4° vertegenwoordigers van organisaties die schoolexterne begeleidingsmogelijkheden bieden voor jongeren met bijkomende zorgbehoeften, of verblijfmogelijkheden voorzien, wanneer het weigeringsdocument een vraag naar deze begeleiding of verblijfsmogelijkheid bevat.
Leden die uitgenodigd worden voor het platformoverleg kunnen zich laten bijstaan door externe deskundigen die de leerling, waarvoor het platform een passend alternatief zoekt, begeleiden.
§ 3. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere modaliteiten inzake de werking van het platform.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2019-05-17/47, art. II.54, 102; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
Art. 37/43/3. [1 § 1. Het platformoverleg formuleert, binnen een termijn van dertig kalenderdagen na de weigering of definitieve uitsluiting van de leerling, een passend alternatief voor de leerling die geweigerd of definitief uitgesloten werd, aan de ouders.
Het passend alternatief bestaat uit een voorstel tot inschrijving in één of meerdere scholen. Het platformoverleg houdt daarbij rekening met de vrije schoolkeuze, het onderwijsaanbod, de afstand tussen de woon- of verblijfplaats van de leerling en de school, de vraag van de ouder naar leerlingenvervoer, in voorkomend geval het behoren tot de voorrangsgroepen, vermeld in artikel 37/40, § 1, en desgevallend de nood aan schoolexterne begeleidingsmogelijkheden of verblijfmogelijkheden voor kinderen met bijkomende zorgbehoeften.
Het passend alternatief kan ook bestaan uit de beslissing om alsnog in te schrijven in de school waarin de inschrijving initieel niet gerealiseerd werd.
Indien de leerling geweigerd werd in een school, waarnaar de leerling recht op leerlingenvervoer genoot, en de ouders vragen om leerlingenvervoer, dient het platform de regels met betrekking tot het recht op leerlingenvervoer te respecteren bij het zoeken naar een passend alternatief. Het platform kan enkel een gemotiveerde afwijking toestaan op het recht op leerlingenvervoer naar de school of vestigingsplaats die voorgesteld wordt als passend alternatief, op voorwaarde dat het passend alternatief zich bevindt binnen redelijke afstand.
§ 2. Ouders beslissen binnen de zeven kalenderdagen of ze al dan niet ingaan op het passend alternatief dat wordt voorgesteld door het platformoverleg. Indien de ouders akkoord gaan met de voorgestelde school, schrijven ze hun kind er binnen die termijn van zeven kalenderdagen in.
Indien de ouders de inschrijving niet bevestigen binnen de zeven kalenderdagen, of indien de ouders een inschrijving realiseren in een andere school, vervalt de verplichting van het platformoverleg om een plaats te garanderen voor de betreffende leerling.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2019-05-17/47, art. II.55, 102; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
Art. 37/43/4. [1 § 1. Ouders en andere belanghebbenden kunnen naar aanleiding van een weigering, of wanneer ze niet akkoord gaan met het door het platform voorgesteld passend alternatief, een schriftelijke klacht indienen bij de CLR. De Vlaamse Regering bepaalt de samenstelling, bevoegdheden en de werkingsprincipes van deze commissie voor deze klachten.
§ 2. Klachten die worden ingediend na de termijn van zeven kalenderdagen na het ontvangen van de weigering of nadat het passend alternatief aan de ouders werd gecommuniceerd, zijn onontvankelijk.
§ 3. Een klacht bij de CLR schort de termijn van zeven kalenderdagen, waarbinnen ouders de inschrijving in de school die door het platform wordt voorgesteld als passend alternatief, zoals bepaald in artikel 37/43/3, § 1, moeten bevestigen.
§ 4. De CLR oordeelt binnen een termijn van eenentwintig kalenderdagen, die ingaat de dag na die van betekening of van poststempel van de schriftelijke klacht, over de gegrondheid van de weigering.
Het oordeel van de CLR wordt uiterlijk binnen een termijn van zeven kalenderdagen bij aangetekend schrijven verstuurd naar de betrokkenen en de voorzitter van het LOP.
§ 5. Indien de CLR de klacht gegrond acht, wordt het platform opnieuw bevoegd voor het formuleren van een passend alternatief.
Indien de CLR de klacht ongegrond acht, schrijft de leerling zich alsnog in, in de door het platform voorgestelde school, binnen de termijn van zeven kalenderdagen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2019-05-17/47, art. II.56, 102; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
HOOFDSTUK IV/3. [1 Recht op inschrijving in het gewoon onderwijs voor scholen gelegen in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad]1
----------
(1)
Afdeling 0. [1 - Toepassingsgebied]1
----------
(1)
Art. 37/43/5. [1 De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing voor de inschrijvingen als regelmatige leerling in het gewoon basisonderwijs in scholen gelegen in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad voor lesbijwoning vanaf het schooljaar 2023-2024 of later.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2022-02-18/04, art. 3, 103; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
Afdeling 1. [1 Recht op inschrijving]1
----------
(1)
Art. 37/44.[1 De gezamenlijke doelstellingen van het inschrijvingsrecht, als instrument van het beleid op gelijke onderwijskansen, zijn:
1° het waarborgen van de vrije schoolkeuze van alle ouders en leerlingen;
2° het realiseren van optimale leer- en ontwikkelingskansen voor alle leerlingen en dit voor het basisonderwijs, voor zover mogelijk, in een school in hun buurt;
3° het bevorderen van sociale [2 ...]2 cohesie;
4° het vermijden van uitsluiting, segregatie en discriminatie;
5° de bescherming van de gelijke onderwijs- en inschrijvingskansen van Nederlandstaligen en het behoud van het Nederlandstalige karakter van het door de Vlaamse Gemeenschap gefinancierd of gesubsidieerd onderwijs in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2019-05-17/47, art. V.3, 102; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
(2)<DVR 2022-02-18/04, art. 4, 103; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
Art. 37/45.[1 § 1. Elke leerling heeft recht op inschrijving in de school of een vestigingsplaats, gekozen door zijn ouders. Is de leerling 12 jaar of ouder, dan gebeurt de schoolkeuze in samenspraak met de leerling. Bij de keuze van een vestigingsplaats wordt rekening gehouden met het onderwijsaanbod in de betreffende vestigingsplaats.
§ 2. Voorafgaand aan een inschrijving biedt het schoolbestuur schriftelijk of via elektronische drager het pedagogisch project, vermeld in artikel 28, § 1, 2°, en 47, § 1, 1°, en het schoolreglement, vermeld in artikel 37, aan de ouders en de leerling aan en geeft hierbij, indien de ouders dit wensen, toelichting. Indien het schoolbestuur het pedagogisch project of het schoolreglement via elektronische drager ter beschikking stelt, vraagt het de ouders of ze een papieren versie wensen te ontvangen.
De inschrijving wordt genomen op het moment van ondertekening voor akkoord van de ouders van dit pedagogisch project en dit schoolreglement.
Bij elke wijziging van het pedagogisch project of het schoolreglement informeert het schoolbestuur de ouders schriftelijk of via elektronische drager over die wijziging en geeft hierbij, indien ouders dit wensen, toelichting. [2 Ouders geven dan schriftelijk of digitaal akkoord]2. Ouders die erom verzoeken ontvangen steeds een papieren versie van het pedagogisch project of het schoolreglement. Indien de ouders zich met de wijziging niet akkoord verklaren, dan wordt aan de inschrijving van het kind een einde gesteld op 31 augustus van het lopende schooljaar.
Een wijziging van het pedagogisch project of schoolreglement kan ten vroegste uitwerking hebben in het daaropvolgende schooljaar, tenzij die wijziging het rechtstreekse gevolg is van nieuwe regelgeving.
§ 3. De inschrijvingen voor de kleuters, die tijdens een bepaald schooljaar wel twee jaar en zes maanden worden maar op de laatste instapdatum van dat schooljaar niet meer kunnen instappen, starten op dezelfde dag als de inschrijvingen voor de andere kleuters van hetzelfde geboortejaar.
§ 4. Een school registreert elke inschrijving binnen zeven kalenderdagen, en uiterlijk op de eerste dag van de effectieve lesbijwoning, in de administratieve toepassingen voor het uitwisselen van leerlingengegevens tussen scholen en het Vlaamse Ministerie van Onderwijs en Vorming, met vermelding van:
1° de datum en het tijdstip van de inschrijving;
2° de datum van de voorziene start van de lesbijwoning.]1
3° [4 of de leerling is ingeschreven in de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal]4.
[2 Bij registratie van de inschrijving in de administratieve toepassingen voor het uitwisselen van leerlingengegevens tussen scholen en het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming, registreert een school, om de leerlingen uniek te kunnen identificeren en als de volgende gegevens beschikbaar zijn, de volgende gegevens van de leerling:
1° de identificatiegegevens;
2° de nationaliteit;
3° het identificatienummer.
[3 De registratie gebeurt conform artikel 21.]3
De bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap zijn de verwerkingsverantwoordelijke voor de gegevens, vermeld in het tweede lid. De gegevens, vermeld in het tweede lid, worden maximaal dertig jaar bewaard met het oog op het garanderen van een vlot schooltraject, zeker in geval van een verlengd verblijf van de leerling in het onderwijs.]2
[4 § 5. De school vraagt bij de inschrijving van elke leerling in de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal of de leerling doof of slechthorend is.
Het bewijs dat de leerling doof of slechthorend is als vermeld in het eerste lid wordt geleverd via een medisch attest. De regering kan bepalen dat het voormelde bewijs ook geleverd kan worden met andere documenten of op andere wijzen dan met het medisch attest.
De school is verwerkingsverantwoordelijke en bewaart het medisch attest en de andere documenten, vermeld in het tweede lid, tot één schooljaar nadat de leerling voor het laatst ingeschreven was in de taalafdeling Neder- lands-Vlaamse Gebarentaal. Het medisch attest en de andere documenten, vermeld in het tweede lid, kunnen ter verificatie worden voorgelegd aan de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap.]4
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2019-05-17/47, art. V.4, 102; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
(2)<DVR 2022-02-18/04, art. 5, 103; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
(3)<DVR 2023-04-28/14, art. 4, 109; Inwerkingtreding : 01-09-2023>
(4)<DVR 2024-04-26/51, art. 24, 115; Inwerkingtreding : 01-09-2024>
Art. 37/46.[1 § 1. Behoudens de bij decreet bepaalde gevallen van uitschrijving, zoals bepaald in artikel 32, § 3, artikel 37/45, § 2, derde lid, artikel 37/47 en artikel 37/48, § 3, geldt een inschrijving van een leerling in een school voor de duur van de hele schoolloopbaan in die school.
[3 Het behoud van de inschrijving, vermeld in het eerste lid, geldt over de vestigingsplaatsen en over de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal heen, tenzij de capaciteit van de vestigingsplaats is of wordt overschreden of de leerling er niet aan de toelatingsvoorwaarden voldoet. De voortgang van het leerproces, waarbij een verandering van vestigingsplaats of verandering van de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal naar een inschrijving buiten de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal noodzakelijk is, kan niet worden gestuit]3.
Het behoud van inschrijving kan, als de vestigingsplaats of het niveau in de vestigingsplaats(en) van de leerling betrokken is bij een herstructurering en verdwijnt uit de school, ook gegarandeerd worden in een andere school betrokken bij de herstructurering of in een andere school van hetzelfde schoolbestuur, gelegen op een billijke afstand. Het behoud van inschrijving wordt, als de school van de leerling betrokken is bij een fusie, gegarandeerd in de fusieschool of in een andere school van hetzelfde schoolbestuur gelegen op een billijke afstand. In voorkomende situaties informeert het schoolbestuur de betrokken ouders.
§ 2. In afwijking van paragraaf 1 kunnen schoolbesturen van basisscholen waarvan de capaciteit van het kleuteronderwijs groter is dan die van het lager onderwijs, opteren voor een nieuwe inschrijving bij de overgang tussen beide onderwijsniveaus. Een schoolbestuur dat van deze mogelijkheid gebruikmaakt, neemt dit op in zijn schoolreglement.
[3 In aanvulling op paragraaf 1 kunnen de ouders van leerlingen die al schoollopen in een school waar een taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal wordt opgericht, beslissen dat de leerling zijn schoolloopbaan voortzet in de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal.
De beslissing, vermeld in het eerste lid, kan alleen worden genomen in het schooljaar voorafgaand aan het schooljaar dat de leerling voor de eerste keer de keuze heeft om zijn schoolloopbaan verder te zetten in de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal zonder dat zijn leerproces als vermeld in artikel 8, eerste lid, onderbroken wordt. De voormelde beslissing wordt ten laatste genomen voor de start van de inschrijvingen of de aanmeldingen van de voorrangsgroepen, vermeld in artikel 37/55, § 2, eerste lid, 1°, of voor de start van de aanmeldingsperiode, vermeld in artikel 37/55, § 2, eerste lid, 2°, als er geen aparte aanmeldings- en inschrijvingsperiode voor de voorrangsgroepen, vermeld in artikel 37/55, § 2, eerste lid, 1°, is.
De school communiceert naar de ouders over de mogelijkheid van de leerling om zijn schoolloopbaan voort te zetten in de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal, vermeld in het eerste lid.
Als de leerlingen die al schoollopen in die school kunnen instappen in het eerste schooljaar dat de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal wordt opgericht in die school, dan meldt het schoolbestuur aan de ouders van die leerlingen dat het schoolbestuur een oprichtingsdossier als vermeld in artikel 112bis heeft ingediend. De ouders kunnen vanaf de voormelde melding tot aan de start van de inschrijvingen of de aanmeldingen van de voorrangsgroepen, vermeld in artikel 37/55, § 2, eerste lid, 1°, of voor de start van de aanmeldingsperiode, vermeld in artikel 37/55, § 2, eerste lid, 2°, als er geen aparte aanmeldings- of inschrijvingsperiode is vermeld in artikel 37/55, § 2, eerste lid, 1°, de beslissing, vermeld in het eerste lid, nemen. Als de regering beslist om het voormelde oprichtingsdossier niet goed te keuren, of als de school beslist om pas het volgend jaar voor het eerst de taalafdeling op te starten, dan is de voormelde beslissing van de ouders zonder gevolg en blijft de leerling ingeschreven in de school in het volgend schooljaar.]3
§ 3. Indien zijn betrokken scholen gelegen zijn binnen eenzelfde of aaneensluitende kadastrale percelen, of gescheiden zijn door hetzij maximaal twee kadastrale percelen hetzij door een weg, kan een schoolbestuur ervoor opteren om bij de overgang van een leerling van een autonome kleuterschool naar een lagere of basisschool de inschrijvingen van de ene naar de andere school te laten doorlopen. Een schoolbestuur dat van deze mogelijkheid gebruikmaakt, neemt dit op in zijn schoolreglement.
§ 4. Indien zijn betrokken scholen of vestigingsplaatsen gelegen zijn binnen eenzelfde of aaneensluitende kadastrale percelen, of gescheiden zijn door hetzij maximaal twee kadastrale percelen hetzij door een weg, kan een schoolbestuur ervoor opteren om de desbetreffende scholen of vestigingsplaatsen als [2 één geheel te beschouwen of als één capaciteit te bepalen]2 voor de verschillende scholen of vestigingsplaatsen, gelegen binnen eenzelfde of aaneensluitende kadastrale percelen, of gescheiden door hetzij maximaal twee kadastrale percelen, hetzij door een weg, samen. Een schoolbestuur dat van deze mogelijkheden gebruikmaakt, neemt dit op in zijn schoolreglement.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2019-05-17/47, art. V.5, 102; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
(2)<DVR 2022-02-18/04, art. 6, 103; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
(3)<DVR 2024-04-26/51, art. 25, 115; Inwerkingtreding : 01-09-2024>
Art. 37/47.[1 De vaststelling van een recentere inschrijving voor hetzelfde schooljaar [2 en hetzelfde onderwijsniveau]2 in een andere school voor gewoon onderwijs, via de administratieve toepassingen voor het uitwisselen van leerlingengegevens tussen scholen en het Vlaamse Ministerie van Onderwijs en Vorming, beëindigt een eerdere inschrijving van rechtswege.
Een leerling die reeds in de eigen school schoolloopt en van wie een recentere inschrijving voor het volgend schooljaar in een andere school voor gewoon onderwijs [2 en hetzelfde onderwijsniveau]2 wordt vastgesteld via de administratieve toepassingen voor het uitwisselen van leerlingengegevens tussen scholen en het Vlaamse Ministerie van Onderwijs en Vorming, wordt pas uitgeschreven in de school waar de leerling schoolloopt vanaf 1 juli van het lopende schooljaar.
Wanneer de voorziene startdatum van de meest recente inschrijving verschilt van de eerste schooldag van september of de voorziene instapdatum voor kleuters van het jongste geboortejaar, wordt de leerling pas uitgeschreven vanaf de datum van de effectieve start van de lesbijwoning.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2019-05-17/47, art. V.6, 102; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
(2)<DVR 2022-02-18/04, art. 7, 103; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
Art. 37/48.[1 § 1. Het recht op inschrijving, vermeld in [2 artikel 37/45, § 1,]2 geldt onverkort voor leerlingen die het gemeenschappelijk curriculum kunnen volgen met toepassing van gepaste maatregelen, zoals remediërende, differentiërende, compenserende of dispenserende maatregelen, die proportioneel zijn. Leerlingen voor wie deze aanpassingen worden toegepast, blijven in aanmerking komen voor de gewone studiebekrachtiging toegekend door de klassenraad.
§ 2. Leerlingen die beschikken over een [4 IAC-verslag]4 worden door een school voor gewoon onderwijs onder ontbindende voorwaarde ingeschreven. Dit [4 IAC-verslag]4 maakt deel uit van de informatie die ouders bij een vraag tot inschrijving aan de school overmaken. Het ter beschikking stellen van het [4 IAC-verslag]4 door de ouders gaat samen met de verbintenis van de school tot het organiseren van overleg met de ouders, de klassenraad en het centrum voor leerlingenbegeleiding, binnen een redelijke termijn na de inschrijving over de aanpassingen die nodig zijn om de leerling mee te nemen in een gemeenschappelijk curriculum of om de leerling studievoortgang te laten maken op basis van een individueel aangepast curriculum. Ook indien de school pas nadat de inschrijving reeds gerealiseerd werd, kennisneemt van een [4 IAC-verslag]4, ten laatste gedateerd op de dag waarop de leerling in de betreffende school instapt, wordt de inschrijving van de leerling omgezet in een inschrijving onder ontbindende voorwaarde.
Op basis van het overleg met de ouders, de klassenraad en het centrum voor leerlingenbegeleiding, vermeld in het eerste lid, beslist de school binnen een redelijke termijn en uiterlijk zestig kalenderdagen na de effectieve start van de lesbijwoning of de aanpassingen die de leerling nodig heeft proportioneel dan wel disproportioneel zijn. [2 [3 Als de voormelde termijn van zestig kalenderdagen is verstreken zonder dat de school een beslissing heeft genomen, is de leerling definitief ingeschreven.]3, is de leerling definitief ingeschreven. Als de school pas kennisneemt van een [4 IAC-verslag]4, vermeld in het eerste lid, nadat de leerling is ingeschreven, start die termijn van zestig kalenderdagen op de dag van die kennisneming.]2
Als de school na het overleg de aanpassingen die nodig zijn om de leerling mee te nemen in het gemeenschappelijk curriculum, proportioneel acht, heft het CLB het [4 IAC-verslag]4 op of maakt het een [4 GC-verslag]4 op. Als de school na het overleg de aanpassingen die nodig zijn om de leerling mee te nemen in het gemeenschappelijk curriculum of studievoortgang te laten maken op basis van een individueel aangepast curriculum, disproportioneel acht, wordt de inschrijving ontbonden op het moment dat die leerling in een andere school is ingeschreven en uiterlijk een maand, vakantieperioden niet inbegrepen, na de kennisgeving van de bevestiging van de disproportionaliteit.
[3 In afwijking van het derde lid kan een school kiezen om te ontbinden op een van de onderstaande momenten:
1° op het einde van het huidige schooljaar;
2° op het einde van het daaropvolgende schooljaar. ]3
§ 3. Wanneer tijdens de schoolloopbaan de nood aan aanpassingen voor een leerling wijzigt en de vastgestelde onderwijsbehoeften van die aard zijn dat voor de leerling een verslag dan wel een wijziging van een [4 IAC-verslag]4 nodig is, organiseert de school een overleg met de klassenraad, de ouders en het CLB en beslist op basis daarvan en nadat het [4 IAC-verslag]4 of het gewijzigd [4 IAC-verslag]4 werd afgeleverd, om de leerling op vraag van de ouders studievoortgang te laten maken op basis van een individueel aangepast curriculum of [3 om de inschrijving van de leerling op het einde van het huidige schooljaar of op het einde van het daaropvolgende schooljaar te ontbinden.]3.
§ 4. [4 Elk schoolbestuur communiceert actief over het inschrijvingsrecht van leerlingen met een IAC-verslag in het gewoon onderwijs.]4]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2019-05-17/47, art. V.7, 102; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
(2)<DVR 2022-02-18/04, art. 8, 103; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
(3)<DVR 2023-07-07/17, art. 26, 107; Inwerkingtreding : 01-09-2023>
(4)<DVR 2023-05-05/07, art. 102, 111; Inwerkingtreding : 01-09-2023>
Afdeling 2. [1 Organisatie van de inschrijvingen]1
----------
(1)
Art. 37/49.[1 Alle schoolbesturen die een school of vestigingsplaats hebben binnen het werkingsgebied van het LOP Brussel-Hoofdstad, zijn voor hun scholen of vestigingsplaatsen voor gewoon onderwijs binnen dat respectievelijke werkingsgebied verplicht tot een gezamenlijke aanmeldingsprocedure.]1
[2 In afwijking van het eerste lid hoeven schoolbesturen geen gezamenlijke aanmeldingsprocedure voor aanmeldingen en inschrijvingen in de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal te organiseren. Een schoolbestuur kan ook beslissen om niet te weigeren op basis van capaciteit in de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal. Een schoolbestuur beslist jaarlijks en uiterlijk op 15 november voor de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal en eventueel per geboortejaar of leerjaar in de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal of het wil kunnen wei- geren op basis van capaciteit in de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal.
Als een schoolbestuur met een school of vestigingsplaats gelegen in het werkingsgebied van LOP-Brussel-Hoofdstad beslist om niet te weigeren op basis van capaciteit in de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal, eventueel per geboortejaar of per leerjaar, dan zijn in afwijking van artikel 37/43/5, de bepalingen van hoofdstuk IV/1, afdeling 2, onderafdeling B, afdeling 3 en 4, van toepassing.
Als een schoolbestuur met een school of vestigingsplaats gelegen in het werkingsgebied van LOP-Brussel-Hoofdstad in de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal, en eventueel per geboortejaar of per leerjaar wil kunnen weigeren omwille van capaciteit, dan worden de inschrijvingen georganiseerd via een aanmeldingsprocedure. Hiervoor gelden de regels voor aanmeldende scholen, vermeld in deze afdeling.]2
----------
(1)<DVR 2022-02-18/04, art. 9, 103; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
(2)<DVR 2024-04-26/51, art. 26, 115; Inwerkingtreding : 01-09-2024>
Art. 37/50.[1 Aanmelden is het digitaal kenbaar maken door ouders van een intentie tot inschrijven voor een bepaald schooljaar in één of meerdere scholen [3 , vestigingsplaatsen of taalafdelingen Nederlands-Vlaamse Gebarentaal]3 voor de daartoe door het schoolbestuur beschikbaar gestelde plaatsen. Als de betrokken leerling voor meerdere scholen o[3 , vestigingsplaatsen of taalafdelingen Nederlands-Vlaamse Gebarentaal]3 wordt aangemeld, wordt een volgorde van keuze aangegeven.
[2 Nadat de aanmeldingsperiode is afgesloten, worden de aangemelde leerlingen geordend, [3 conform artikel 37/58, 37/59, 37/59/1 en 37/61, en in voorkomend geval conform artikel 37/57, 37/57/1 en 37/60]3]2. De leerlingen die gunstig geordend worden, zijnde binnen de door het schoolbestuur bepaalde capaciteit, verwerven een recht op inschrijving voor een beschikbaar gestelde plaats. Binnen gezamenlijke aanmeldingsprocedures wordt slechts één gunstige ordening weerhouden, zijnde de gunstige ordening in de school van hoogste keuze van de betreffende leerling. Leerlingen die niet gunstig geordend worden, worden in de volgorde zoals in het aanmeldingsregister, opgenomen als geweigerde leerlingen in het inschrijvingsregister.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2019-05-17/47, art. V.10, 102; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
(2)<DVR 2022-02-18/04, art. 10, 103; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
(3)<DVR 2024-04-26/51, art. 27, 115; Inwerkingtreding : 01-09-2024>
Art. 37/51.[1 § 1. Een schoolbestuur meldt uiterlijk op 15 november van het voorafgaande schooljaar, via het daartoe ontwikkelde formulier, aan de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap:
1° [4 of het voor de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal en eventueel geboortejaren of leerjaren in de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal, de inschrijvingen zal organiseren via een aanmeldingsprocedure]4;
[4 1° /1 voor welke scholen vestigingsplaatsen en taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal, en eventueel geboortejaren of leerjaren per school, per vestigingsplaats of voor de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal, het leerlingen uit de voorrangsgroepen, vermeld in artikel 37/57 en 37/57/1, wil kunnen weigeren;]4
2° [2 welk standaarddossier het zal hanteren bij de organisatie van de aanmeldingsprocedure, of van welk standaarddossier het schoolbestuur of het LOP wil afwijken conform artikel 37/53]2. Een standaarddossier is een dossier waarin de verschillende stappen van een aanmeldingsprocedure concreet worden uitgewerkt.
[2 ...]2
§ 2. De Vlaamse Regering bepaalt het model van ieder standaarddossier en het formulier voor de meldingen, vermeld in paragraaf 1.
§ 3. [2 § 3. Als een schoolbestuur, meerdere schoolbesturen samen, of het LOP de inschrijvingen laten voorafgaan door een aanmeldingsprocedure, richten ze een ombudsdienst inschrijvingen op die instaat voor de eerstelijnsbehandeling van:
1° klachten en vaststellingen over technische fouten of zuiver materiële vergissingen voor of na de definitieve toewijzingen;
2° vragen over een erkenning van de uitzonderlijke situatie van een in te schrijven leerling.
De Vlaamse Regering bepaalt de samenstelling van de ombudsdienst inschrijvingen en regelt de werking ervan. De samenstelling van de ombudsdienst inschrijvingen bestaat minstens uit een vertegenwoordiger van een erkende oudervereniging en een vertegenwoordiging van alle schoolbesturen die de aanmeldingsprocedure organiseren waarvoor de ombudsdienst inschrijvingen instaat voor de eerstelijnsbehandeling, vermeld in het eerste lid.]2]1
[2 § 4. In paragraaf 3, eerste lid, 1°, wordt verstaan onder technische fout of zuiver materiële vergissing voor of na de definitieve toewijzingen: een geval waarbij een technische fout of een zuivere materiële vergissing tijdens het verloop van de aanmeldingsprocedure afbreuk doet aan de ordening of toewijzing van de leerling in kwestie. De aanmeldingsprocedure loopt af bij de start van de vrije inschrijvingen. Klachten en vaststellingen die na de termijn van vijftien kalenderdagen na de vaststelling van de betwiste feiten ingediend worden, zijn onontvankelijk.
Als de ombudsdienst inschrijvingen na een klacht over of een vaststelling van een technische fout of zuiver materiële vergissing voor de definitieve toewijzingen een gunstig advies geeft over de [3 correctie van de technische fout of de zuiver materiële vergissing]3, kan de leerling door het LOP, het schoolbestuur of meerdere schoolbesturen samen met [3 correctie van de technische fout of de zuiver materiële vergissing]3 worden opgenomen in het aanmeldingsregister voor de definitieve toewijzing gebeurt.
Als de ombudsdienst inschrijvingen na een klacht over een technische fout of zuiver materiële vergissing na een definitieve toewijzing een gunstig advies geeft over de correctie van de fout, kan de leerling door het betrokken schoolbestuur in overcapaciteit worden ingeschreven conform artikel 37/64.
Als de ombudsdienst inschrijvingen een negatief advies geeft over een klacht over een technische fout of materiële vergissing voor of na de definitieve toewijzingen, hoeft de school niets te wijzigen aan de aanmelding of toewijzing van de leerling in kwestie.
§ 5. In paragraaf 3, eerste lid, 2°, wordt verstaan onder een uitzonderlijke situatie van een in te schrijven leerling: een geval waarbij de betrokkene die zich aanmeldt voor een specifieke school, een uitzonderlijke situatie inroept die alleen van toepassing is op de leerling in kwestie in die school en waarbij die inschrijving de enig mogelijke is om de toegang tot onderwijs te garanderen voor die leerling.
Als een ouder een vraag voor de erkenning van een uitzonderlijke situatie stelt aan de ombudsdienst inschrijvingen, legt de ombudsdienst de vraag voor aan het schoolbestuur in kwestie. Indien het schoolbestuur in kwestie een eventuele inschrijving in overcapaciteit haalbaar acht, legt ze die vraag voor aan de CLR. De CLR beslist binnen dertig kalenderdagen over de uitzonderlijke situatie waarbij die inschrijving de enig mogelijke is om de toegang tot onderwijs te garanderen voor die leerling.
Alleen als de CLR de uitzonderlijke situatie bevestigt waarbij die inschrijving de enig mogelijke is om de toegang tot onderwijs te garanderen voor die leerling, kan de leerling in overcapaciteit worden ingeschreven conform artikel 37/64.
§ 6. Nadat de klacht over een technische fout of materiële vergissing is behandeld, kan een klacht ingediend worden bij de CLR, conform artikel 37/69. De behandeling van de uitzonderlijke situatie zoals bepaald in paragraaf 5 kan geen voorwerp uitmaken van een klacht bij de CLR.
De behandeling van een klacht of vraag bij de ombudsdienst inschrijvingen schort de termijn op voor de indiening van een klacht bij de CLR, vermeld in artikel 37/69, en de termijn van tien kalenderdagen voor de bemiddeling in het LOP, vermeld in 37/68, § 2, eerste lid.]2
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2019-05-17/47, art. V.11, 102; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
(2)<DVR 2022-02-18/04, art. 11, 103; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
(3)<DVR 2023-07-07/17, art. 27, 107; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
(4)<DVR 2024-04-26/51, art. 28, 115; Inwerkingtreding : 01-09-2024>
Art. 37/52.[1 § 1. [2 Aanmeldende scholen die in het werkingsgebied van een LOP liggen, organiseren de aanmeldingsprocedure gezamenlijk. In gemeenten waar een LOP aanwezig is, wordt de aanmeldingsprocedure goedgekeurd door een meerderheid van de onderwijspartners van het LOP, vermeld in artikel VIII.4, § 1, eerste lid, 1° tot en met 3°, van de Codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs van 28 oktober 2016.
Voor scholen die, conform artikel 37/17, § 3, en na goedkeuring van het LOP Brussel-Hoofdstad, aansluiten bij de aanmeldingsprocedure van het LOP Brussel-Hoofdstad, blijven de respectievelijke ordeningscriteria en voorrangsgroepen, [3 vermeld in artikel 37/22, 37/22/1, 37/23 en 37/23/1]3 en, in voorkomend geval, artikel 37/24, onverminderd gelden]2.
[3 In afwijking van het eerste lid hoeft een school geen gezamenlijke aanmeldingsprocedure voor aanmeldingen en inschrijvingen in de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal te organiseren. Als de aanmeldingsprocedure apart wordt georganiseerd voor de aanmeldingen en inschrijvingen in de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal, is er geen goedkeuring vereist als vermeld in het eerste lid]3
§ 2. De Vlaamse Regering kan binnen de beschikbare begrotingskredieten middelen voorzien ter ondersteuning van het instellen van een aanmeldingsprocedure en bepaalt hiervoor de nadere modaliteiten.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2019-05-17/47, art. V.12, 102; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
(2)<DVR 2022-02-18/04, art. 12, 103; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
(3)<DVR 2024-04-26/51, art. 29, 115; Inwerkingtreding : 01-09-2024>
Art. 37/53. [1 Uiterlijk op 15 november van het schooljaar voorafgaand aan het schooljaar waarvoor de inschrijvingen gelden, legt een schoolbestuur, meerdere schoolbesturen samen of het LOP, wanneer ze wensen af te wijken van een standaarddossier, de betreffende afwijkingen voor aan de CLR.
De CLR toetst de afwijkingen van een standaarddossier aan de bepalingen, vermeld in afdelingen 2 en 3 van dit hoofdstuk, en aan de doelstellingen, vermeld in artikel 37/44, en neemt hierover een besluit, uiterlijk twee maanden na de indiening, en in ieder geval voor 24 december.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2019-05-17/47, art. V.13, 102; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
Art. 37/54.[1 § 1. Bij een negatief besluit van de CLR over de afwijkingen van een standaarddossier kan het betrokken schoolbestuur, de meerdere betrokken schoolbesturen samen of het betrokken LOP voorafgaand aan het schooljaar waarvoor de inschrijvingen gelden,[2 uiterlijk tien kalenderdagen na ontvangst van het negatief besluit,]2 een van volgende initiatieven nemen:
1° [2 melden aan de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap en de CLR dat ze de aanmeldingen zal organiseren conform een standaarddossier, vermeld in artikel 37/51, § 1. Voor die melding wordt het formulier, vermeld in artikel 37/51, § 2, gebruikt;]2
2° aangepaste afwijkingen indienen bij de CLR. In dat geval toetst de CLR de aangepaste afwijkingen aan de doelstellingen, vermeld in artikel 37/44, en de bepalingen van afdelingen 2 en 3 van dit hoofdstuk en neemt het een besluit, uiterlijk dertig kalenderdagen volgend op de dag van de indiening ervan;
3° het voorstel van afwijkingen van het standaarddossier, vermeld in artikel 37/51, voorleggen aan de Vlaamse Regering. In dat geval toetst de Vlaamse Regering het voorstel aan de doelstellingen, vermeld in artikel 37/44, en de bepalingen van afdelingen 2 en 3 van dit hoofdstuk. De Vlaamse Regering neemt over het voorstel van aanmeldingsprocedure een besluit uiterlijk dertig kalenderdagen volgend op de dag van de indiening ervan. [2 ...]2
[2 De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels inzake het verloop van de procedure, vermeld in het eerste lid.]2
§ 2. [2 Bij een negatief besluit van de CLR over de aangepaste afwijkingen van een standaarddossier die conform paragraaf 1, eerste lid, 2°, zijn voorgelegd, kunnen het betrokken schoolbestuur, meerdere betrokken schoolbesturen samen of het betrokken LOP, een van de volgende beslissingen nemen:
1° uiterlijk tien kalenderdagen na ontvangst van het negatief besluit beslissen om de aanmeldingsprocedure te organiseren volgens een standaarddossier;
2° uiterlijk tien kalenderdagen na ontvangst van het negatief besluit, en eenmalig, het aangepaste voorstel van afwijkingen van een standaarddossier, vermeld in artikel 37/51, § 1, voorleggen aan de Vlaamse Regering.]2
De Vlaamse Regering toetst de voorgestelde afwijkingen van het standaarddossier aan de doelstellingen uit artikel 37/44 en de bepalingen van afdelingen 2 en 3 van dit hoofdstuk, en neemt een besluit uiterlijk dertig kalenderdagen volgend op de dag van de indiening ervan. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regelingen inzake het verloop van de procedure.
[2 Bij een negatief besluit van de Vlaamse Regering beslissen het betrokken schoolbestuur, meerdere betrokken schoolbesturen samen of het betrokken LOP, uiterlijk tien kalenderdagen na ontvangst van het negatief besluit, om de aanmeldingsprocedure te organiseren volgens een standaarddossier, vermeld in artikel 37/51, § 1, eerste lid, 2°.]2
§ 3. Bij een negatief besluit van de Vlaamse Regering over het overeenkomstig paragraaf 1, 3°, voorgelegde voorstel van afwijkingen van een standaarddossier, vermeld in artikel 37/51, kan het betrokken schoolbestuur, de meerdere betrokken schoolbesturen samen of het betrokken LOP [2 , uiterlijk tien kalenderdagen na ontvangst van het negatief besluit,]2 beslissen de aanmeldingsprocedure organiseren volgens een standaarddossier, of uiterlijk tien kalenderdagen na ontvangst van het negatief besluit, en eenmalig, een aangepast voorstel van afwijkingen van een standaarddossier voorleggen aan de CLR. In dat geval toetst de CLR het aangepast voorstel aan de doelstellingen, vermeld in artikel 37/44, en de bepalingen van afdelingen 2 en 3 van dit hoofdstuk.
De CLR neemt over het voorstel van afwijkingen van een standaarddossier een besluit uiterlijk dertig kalenderdagen volgend op de dag van de indiening ervan.]1
[2 Bij een negatief besluit van de CLR beslissen het betrokken schoolbestuur, meerdere betrokken schoolbesturen samen of het betrokken LOP, uiterlijk tien kalenderdagen na ontvangst van het negatief besluit, om de aanmeldingsprocedure te organiseren volgens een standaarddossier, vermeld in artikel 37/51, § 1, eerste lid, 2°.]2
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2019-05-17/47, art. V.14, 102; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
(2)<DVR 2022-02-18/04, art. 13, 103; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
Art. 37/55.[1 § 1. [4 § 1. Een schoolbestuur bepaalt uiterlijk op 15 februari van het voorafgaande schooljaar een capaciteit voor elk van de volgende niveaus waarvoor het de inschrijvingen organiseert via een aanmeldingsprocedure:
1° de school;
2° de vestigingsplaats;
3° de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal.
De capaciteit van elk niveau, vermeld in het eerste lid, kan eventueel voor een van de volgende niveaus worden bepaald:
1° geboortejaar;
2° leerjaar.
De capaciteit is het totale aantal leerlingen dat het schoolbestuur voor de niveaus, vermeld in het eerste en het tweede lid, als het maximale aantal leerlingen ziet.
Bij het bepalen van zijn capaciteit kan een schoolbestuur ervoor kiezen om de capaciteit van kleuters die conform artikel 12/1 nog een schooljaar tot het kleuteronderwijs toegelaten worden, samen te voegen met de capaciteit van het laatste geboortejaar van het kleuteronderwijs waarvoor een kind kan toegelaten worden tot het kleuteronderwijs, zonder een beroep te doen op artikel 12/1.]4.]3
§ 2. Daarnaast maakt het schoolbestuur de resterende vrije plaatsen, zijnde het aantal plaatsen waarin een inschrijving gerealiseerd kan worden [2 ...]2 minstens bekend op volgende momenten:
1° [2 in voorkomend geval, voor de start van de inschrijvingen of de aanmeldingen van de voorrangsgroepen, vermeld in [4 artikel 37/57, § 2 en § 3, en artikel 37/57/1, § 2 tot en met § 4]4]2;
2° voor de start van de aanmeldingsperiode, zoals bepaald in artikel 37/56;
3° voor de start van de vrije inschrijvingsperiode, vermeld in artikel 37/63.
Het schoolbestuur bepaalt en communiceert de resterende vrije plaatsen minstens aan het LOP.
§ 3. Een schoolbestuur kan de capaciteit verhogen na de start van de inschrijvingen [2 ...]2.
De capaciteitsverhoging moet door het LOP zijn goedgekeurd.
[4 In afwijking van het tweede lid hoeft de capaciteitsverhoging voor de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal van scholen die in het LOP liggen, niet goedgekeurd te worden door het LOP. Het schoolbestuur deelt de capaciteitsverhoging mee aan het LOP]4
§ 4. Een schoolbestuur weigert elke bijkomende inschrijving wanneer de capaciteit, vermeld in paragraaf 1, overschreden wordt en als een bijkomende inschrijving na de start van de inschrijvingen voor volgend schooljaar er toe zou leiden dat de capaciteit voor dat volgende schooljaar overschreden zou worden.
§ 5. Een schoolbestuur kan anderstalige nieuwkomers, als bedoeld in artikel 3, 4° quater, weigeren, wanneer het aantal anderstalige nieuwkomers in de betreffende vestigingsplaats minstens vier bedraagt in vestigingsplaatsen tot en met een capaciteit van 100, en minstens acht bedraagt in vestigingsplaatsen met een capaciteit hoger dan 100, op voorwaarde dat de geweigerde anderstalige nieuwkomers een plaats gegarandeerd wordt binnen een school, gelegen op een redelijke afstand en rekening houdend met de vrije keuze van de ouders.
Schoolbesturen maken hierover afspraken binnen het LOP.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2019-05-17/47, art. V.15, 102; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
(2)<DVR 2022-02-18/04, art. 14, 103; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
(3)<DVR 2023-07-07/17, art. 5, 107; Inwerkingtreding : 01-09-2023>
(4)<DVR 2024-04-26/51, art. 30, 115; Inwerkingtreding : 01-09-2024>
Art. 37/56. [1 § 1. Elk schoolbestuur respecteert de volgende door de Vlaamse Regering bepaalde periodes en data:
1° de start- en de einddatum van de aanmeldingsperiode voor een bepaald schooljaar;
2° de datum waarop de resultaten van de aanmeldingsprocedure uiterlijk worden bekendgemaakt aan ouders;
3° de inschrijvingsperiode voor de gunstig gerangschikte leerlingen;
4° de startdatum van de vrije inschrijvingsperiode, zijnde de periode voor de inschrijvingen voor de eventuele resterende vrije plaatsen.
[2 In afwijking van het eerste lid gelden de volgende periodes en data voor de inschrijvingen voor het schooljaar 2023-2024:
1° de aanmeldingsperiode voor de inschrijvingen loopt van 28 februari 2023 tot en met 21 maart 2023;
2° de uiterste datum waarop de resultaten van de aanmeldingen van de leerlingen bekend worden gemaakt, is 21 april 2023;
3° de gunstig gerangschikte leerlingen kunnen zich inschrijven van 24 april 2023 tot en met 15 mei 2023;
4° de vrije inschrijvingsperiode voor de eventueel resterende vrije plaatsen start op 23 mei 2023.]2 § 2. Voorafgaand aan en tijdens de aanmeldingsperiode voor het volgende schooljaar kunnen geen inschrijvingen voor het volgende schooljaar gebeuren.
Voorafgaand aan de aanmeldingsperiode kunnen er inschrijvingen gebeuren voor het huidige schooljaar. Tijdens de aanmeldingsperiode kan een inschrijving voor het huidige schooljaar gebeuren, op voorwaarde dat:
1° op het moment van de vraag tot inschrijving er nog een vrije plaats is;
2° de inschrijving gemeld wordt aan het LOP;
3° alle leerlingen die gunstig gerangschikt werden tijdens de aanmeldingsperiode ook effectief worden ingeschreven.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2019-05-17/47, art. V.16, 102; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
(2)<DVR 2022-02-18/04, art. 15, 103; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
Art. 37/57.[1 § 1. Leerlingen uit de voorrangsgroepen, vermeld in paragraaf 2 en 3, [3 krijgen voorrang bij inschrijvingen]3. Een schoolbestuur bepaalt en communiceert aan alle belanghebbenden de periode of desgewenst periodes waarbinnen en de wijze waarop de leerlingen, behorend tot deze voorrangsgroepen, hun vraag tot inschrijving dienen bekend te maken. Deze periode start ten vroegste vanaf de eerste schooldag van september van het voorafgaande schooljaar.
Een schoolbestuur dat besliste geen leerlingen uit de voorrangsgroepen, vermeld in paragraaf 2 en 3, te weigeren, schrijft de leerlingen uit beide voorrangsgroepen in chronologische volgorde in en kan deze leerlingen tijdens de voorrangsperiode, vermeld in het eerste lid, niet weigeren op basis van bereikte capaciteit.
Een schoolbestuur dat besliste leerlingen uit de voorrangsgroepen, vermeld in paragraaf 2 en 3, te willen kunnen weigeren, respecteert bij de inschrijving van deze voorrangsgroepen volgende regels:
1° het communiceert aan alle belanghebbenden de periode waarbinnen en de wijze waarop de leerlingen, behorend tot deze voorrangsgroepen, hun vraag tot inschrijving dienen bekend te maken;
2° ordent deze leerlingen, zoals bepaald in paragraaf 4;
3° wijst de leerlingen die gunstig geordend zijn, zijnde binnen de door het schoolbestuur bepaalde capaciteit, toe, en noteert de niet-gunstig geordende leerlingen, in de volgorde zoals bepaald in paragraaf 4 op de weigeringslijst.
Scholen respecteren de afspraken binnen het LOP over de organisatie van de inschrijvingen van de voorrangsgroepen, vermeld in paragraaf 2 en 3.
§ 2. Elke leerling die tot dezelfde leefentiteit behoort als een reeds ingeschreven leerling, heeft bij voorrang op alle andere leerlingen, recht op inschrijving in de betrokken school of de betrokken scholen die de inschrijvingen van de ene naar de andere school laten doorlopen, op basis van artikel 37/46.
§ 3. Na de leerlingen, vermeld in paragraaf 2, geeft een schoolbestuur voor zijn scholen voorrang aan kinderen met een ouder die personeelslid is van de school of van de scholen die de inschrijvingen van de ene naar de andere school laten doorlopen op basis van artikel 37/46, op voorwaarde dat er op het ogenblik van de inschrijving sprake is van een lopende tewerkstelling voor meer dan 104 dagen.
Met personeelslid wordt bedoeld:
1° een personeelslid als vermeld in artikel 2 van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het Gemeenschapsonderwijs en in artikel 4 van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding, voor zover ze geaffecteerd zijn aan of aangesteld zijn in de school;
2° een personeelslid dat via een arbeidsovereenkomst werd aangeworven door een schoolbestuur en tewerkgesteld wordt in de school.
§ 4. Een schoolbestuur dat beslist leerlingen uit de voorrangsgroepen, vermeld in paragrafen 2 en 3, te willen kunnen weigeren op basis van capaciteit, ordent de leerlingen uit de voorrangsgroepen in deze volgorde:
1° leerlingen die behoren tot beide voorrangsgroepen;
2° leerlingen die behoren tot de voorrangsgroep, vermeld in paragraaf 2;
3° leerlingen die behoren tot de voorrangsgroep, vermeld in paragraaf 3.
[2 Als de vooraf bepaalde capaciteit, vermeld in artikel 37/55, al bereikt wordt binnen de leerlingengroep, vermeld in het eerste lid, 1°, 2° of 3°, worden de leerlingen binnen die leerlingengroep in kwestie geordend volgens de volgorde van de voorrangsgroepen en het ordeningscriterium of de combinatie van ordeningscriteria, zoals de overige kinderen, vermeld in artikel 37/59 en vermeld in het door het schoolbestuur onderschreven standaarddossier of de door de CLR goedgekeurde afwijkingen op het standaarddossier, vermeld in artikel 37/53]2.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2019-05-17/47, art. V.17, 102; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
(2)<DVR 2022-02-18/04, art. 16, 103; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
(3)<DVR 2023-07-07/17, art. 6, 107; Inwerkingtreding : 01-09-2023>
Art. 37/57/1.[1 . § 1. In afwijking van artikel 37/57 gelden voor de inschrijving in de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal de voorrangsregels, vermeld in dit artikel. Leerlingen uit de voorrangsgroepen, vermeld in paragraaf 2 tot en met 4, krijgen voorrang bij inschrijvingen. Een schoolbestuur bepaalt en communiceert aan alle belanghebbenden de periode of desgewenst periodes waarbinnen en de wijze waarop de leerlingen, behorend tot deze voorrangsgroepen, hun vraag tot inschrijving dienen bekend te maken. Deze periode start ten vroegste vanaf de eerste schooldag van september van het voorafgaande schooljaar.
Een schoolbestuur dat besliste geen leerlingen uit de voorrangsgroepen, vermeld in paragraaf 2 tot en met 4, te weigeren, schrijft de leerlingen uit de voorrangsgroepen in chronologische volgorde in en kan deze leerlingen tijdens de voorrangsperiode, vermeld in het eerste lid, niet weigeren op basis van bereikte capaciteit.
Een schoolbestuur dat besliste leerlingen uit de voorrangsgroepen, vermeld in paragraaf 2 tot en met 4, te willen kunnen weigeren, respecteert bij de inschrijving van deze voorrangsgroepen volgende regels:
1° het ordent deze leerlingen zoals bepaald in paragraaf 5;
2° het wijst de leerlingen die gunstig geordend zijn, zijnde binnen de door het schoolbestuur bepaalde capaciteit, toe, en noteert de niet-gunstig geordende leerlingen, in de volgorde zoals bepaald in paragraaf 5, op de weigeringslijst.
§ 2. Elke leerling die tot dezelfde leefentiteit behoort als een reeds ingeschreven leerling, heeft bij voorrang op alle andere leerlingen, recht op inschrijving in de betrokken school of de betrokken scholen die de inschrijvingen van de ene naar de andere school laten doorlopen, op basis van artikel 37/46.
§ 3. Na de leerlingen, vermeld in paragraaf 2, en gelijktijdig met de leerlingen, vermeld in paragraaf 4, geeft een schoolbestuur voor de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal voorrang aan de leerlingen die doof of slechthorend zijn, vermeld in artikel 37/45, § 5.
§ 4. Na de leerlingen, vermeld in paragraaf 2, en gelijktijdig met de leerlingen, vermeld in paragraaf 3, geeft een schoolbestuur voor zijn scholen voorrang aan kinderen met een ouder die personeelslid is van de school of van de scholen die de inschrijvingen van de ene naar de andere school laten doorlopen op basis van artikel 37/46, op voorwaarde dat er op het ogenblik van de inschrijving sprake is van een lopende tewerkstelling voor meer dan 104 dagen.
Met personeelslid wordt bedoeld:
1° een personeelslid als vermeld in artikel 2 van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het Gemeenschapsonderwijs en in artikel 4 van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding, voor zover ze geaffecteerd zijn aan of aangesteld zijn in de school;
2° een personeelslid dat via een arbeidsovereenkomst werd aangeworven door een schoolbestuur en tewerkgesteld wordt in de school.
§ 5. Een schoolbestuur dat besliste leerlingen uit de voorrangsgroepen, vermeld in paragraaf 2 tot en met 4, te willen kunnen weigeren op basis van capaciteit, ordent de leerlingen uit de voorrangsgroepen in deze volgorde:
1° leerlingen die behoren tot de voorrangsgroep, vermeld in paragraaf 2, en die behoren tot een van de voorrangsgroepen, vermeld in paragraaf 3 of 4;
2° leerlingen die behoren tot de voorrangsgroep, vermeld in paragraaf 2;
3° leerlingen die behoren tot een van de voorrangsgroepen, vermeld in paragraaf 3 en 4.
Indien de vooraf bepaalde capaciteit, vermeld in artikel 37/55, al bereikt wordt binnen de leerlingengroep, vermeld in punt 1°, 2° of 3°, worden de leerlingen binnen die betreffende leerlingengroep, geordend volgens de volgorde van de voorrangsgroepen en het ordeningscriterium of de combinatie van ordeningscriteria, zoals de overige kinderen, vermeld in artikel 37/59/1, vermeld in het door het schoolbestuur onderschreven standaarddossier of de door de CLR goedgekeurde afwijkingen op het standaarddossier, vermeld in artikel 37/53. ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2024-04-26/51, art. 31, 115; Inwerkingtreding : 01-09-2024>
Art. 37/58.[1 § 1. Met behoud van de toepassing van artikel 37/59, geven schoolbesturen voor hun scholen gelegen in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, voorrang aan leerlingen met minstens één ouder als vermeld in artikel 3, 41°, die het Nederlands in voldoende mate machtig is.
§ 2. Om van de voorrangsregeling, vermeld in paragraaf 1, gebruik te kunnen maken, toont de ouder op één van volgende wijzen aan dat hij het Nederlands in voldoende mate machtig is:
1° door het voorleggen van minstens het Nederlandstalig diploma van secundair onderwijs of daarmee gelijkwaardig Nederlandstalig studiebewijs;
2° door het voorleggen van het Nederlandstalig studiegetuigschrift van het tweede leerjaar van de derde graad van het secundair onderwijs of daarmee gelijkwaardig Nederlandstalig studiebewijs;
3° door het voorleggen van het bewijs dat hij het Nederlands beheerst minstens op niveau B2 van het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor Talen. Dit gebeurt op basis van één van volgende stukken:
a) een studiebewijs van door de Gemeenschap erkend, gefinancierd of gesubsidieerd onderwijs of een daarmee gelijkwaardig Nederlandstalig studiebewijs, dat het vereiste niveau van kennis van het Nederlands aantoont;
b) een attest van niveaubepaling uitgevoerd door een Huis van het Nederlands dat het vereiste niveau van kennis van het Nederlands aantoont;
c) door het voorleggen van het bewijs van minstens voldoende kennis van het Nederlands na het afleggen van een taalexamen bij het selectiebureau van de federale overheid;
4° door het voorleggen van het bewijs dat hij 9 jaar als regelmatige leerling onderwijs heeft gevolgd in het Nederlandstalige lager én secundair onderwijs. Dit gebeurt op basis van attesten daartoe uitgereikt door de betrokken schoolbesturen.
§ 3. Schoolbesturen bepalen voor hun scholen gelegen in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, het aantal leerlingen dat wordt vooropgesteld voor de inschrijving bij voorrang van leerlingen met minstens één ouder als vermeld in artikel 3, 41°, die het Nederlands in voldoende mate machtig is.
Dit aantal moet gericht zijn op het verwerven of het behoud van 65% leerlingen in de school met minstens één ouder als vermeld in artikel 3, 41°, die het Nederlands in voldoende mate machtig is.
Het aantal leerlingen, vermeld in het eerste lid, zal door een schoolbestuur bepaald worden voor elke overeenkomstig artikel 37/55, § 1, door het schoolbestuur bepaalde capaciteit.
Het LOP maakt de bepaalde aantallen bekend aan alle belanghebbenden.
Een reeds ingeschreven leerling of een leerling die tot dezelfde leefentiteit behoort als een reeds ingeschreven leerling die op basis van de op het moment van zijn inschrijving geldende regelgeving werd beschouwd als een leerling met de thuistaal Nederlands, mag beschouwd worden als een leerling met minstens één ouder die het Nederlands in voldoende mate machtig is als vermeld in paragraaf 1. Een reeds ingeschreven leerling of een leerling die tot dezelfde leefentiteit behoort als een reeds ingeschreven leerling die op basis van de op het moment van zijn inschrijving geldende regelgeving werd beschouwd als een leerling met minstens één ouder die het Nederlands in voldoende mate machtig is, wordt beschouwd als een leerling met minstens één ouder als vermeld in paragraaf 1.
§ 4.[2 ...]2.]1
[3 § 5. In afwijking van paragraaf 1 tot en met 3 is het niet mogelijk om in een voorrangsgroep voor leerlingen met minstens één ouder die het Nederlands in voldoende mate machtig is, te voorzien voor aanmeldingen en inschrijvingen in de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal.]3
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2019-05-17/47, art. V.18, 102; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
(2)<DVR 2023-11-23/33, art. 24, 114; Inwerkingtreding : 01-09-2023>
(3)<DVR 2024-04-26/51, art. 32, 115; Inwerkingtreding : 01-09-2024>
Art. 37/59.[1 § 1. Op het einde van de aanmeldingsperiode die de Vlaamse Regering vastlegt, ordent het schoolbestuur of, na akkoord van de schoolbesturen in kwestie, het LOP voor elk van zijn scholen alle aangemelde leerlingen op de volgende wijze:
1° eerst de kinderen van de ouders die conform artikel 37/58 het Nederlands in voldoende mate machtig zijn;
2° in voorkomend geval de leerlingen die behoren tot de ondervertegenwoordigde groep, vermeld in artikel 37/60;
3° na de ordening op basis van het criterium, vermeld in punt 1°, en in voorkomend geval punt 2°, tot slot de overige kinderen aan de hand van een of een combinatie van de volgende ordeningscriteria, in voorkomend geval met inbegrip van de leerlingen die overblijven na de toepassing van de criteria, vermeld in punt 1° en 2° :
a) de afstand van het domicilieadres van de leerling tot de school of vestigingsplaats;
b) de afstand van het werkadres van een van beide ouders tot de school of vestigingsplaats;
c) toeval. Dit ordeningscriterium kan alleen gekozen worden in combinatie met minstens een van de ordeningscriteria, vermeld in punt a), b) of d);
d) de plaats van de school of vestigingsplaats binnen de rangorde in de keuze die de ouders hebben gemaakt. Dit ordeningscriterium kan alleen gekozen worden in combinatie met minstens een van de ordeningscriteria, vermeld in punt a), b) of c).
Het schoolbestuur, de schoolbesturen samen of het LOP hanteren bij het ordenen van de aangemelde leerlingen het ordeningscriterium of de combinatie van ordeningscriteria uit het standaarddossier dat ze onderschreven hebben of de eventuele afwijkingen daarop zoals de CLR ze heeft goedgekeurd.
Als de vooraf bepaalde capaciteit, vermeld in artikel 37/55, al bereikt wordt binnen de leerlingengroep, vermeld in het eerste lid, 1° of 2°, worden de leerlingen binnen die leerlingengroep in kwestie, geordend volgens de volgorde van de voorrangsgroepen en volgens het ordeningscriterium of de combinatie van ordeningscriteria, zoals de overige kinderen, vermeld in het eerste lid, 3°, en vermeld in het door het schoolbestuur onderschreven standaarddossier of de door de CLR goedgekeurde afwijkingen op het standaarddossier, vermeld in artikel 37/53.
§ 2. Als het schoolbestuur beslist om de voorrang voor de voorrangsgroepen, vermeld in artikel 37/57, uitsluitend of na een voorafgaande voorrangsperiode, te organiseren via de aanmeldingsprocedure voor alle leerlingen, worden alle aangemelde leerlingen geordend op de volgende wijze:
1° eerst de leerlingen die behoren tot beide voorrangsgroepen, vermeld in artikel 37/57, § 2 en § 3;
2° dan de leerlingen die behoren tot dezelfde leefentiteit, vermeld in artikel 37/57, § 2;
3° dan de kinderen met een ouder die personeelslid is, vermeld in artikel 37/57, § 3;
4° dan de kinderen van ouders die conform artikel 37/58 het Nederlands in voldoende mate machtig zijn;
5° in voorkomend geval, dan de leerlingen die behoren tot de ondervertegenwoordigde groep, vermeld in artikel 37/60;
6° tot slot de overige kinderen aan de hand van een of een combinatie van de volgende ordeningscriteria, in voorkomend geval met inbegrip van de leerlingen, vermeld in punt 4° en 5°, die overblijven na de toepassing van de criteria, vermeld in punt 1° tot en met 5° :
a) de afstand van het domicilieadres van de leerling tot de school of vestigingsplaats;
b) de afstand van het werkadres van een van beide ouders tot de school of vestigingsplaats;
c) toeval. Dit ordeningscriterium kan alleen gekozen worden in combinatie met minstens een van de ordeningscriteria, vermeld in punt a), b) of d);
d) de plaats van de school of vestigingsplaats binnen de rangorde in de keuze die de ouders hebben gemaakt. Dit ordeningscriterium kan alleen gekozen worden in combinatie met minstens een van de ordeningscriteria, vermeld in punt a), b) of c).
Het schoolbestuur, de schoolbesturen samen of het LOP hanteren bij het ordenen van de aangemelde leerlingen het ordeningscriterium of de combinatie van ordeningscriteria uit het standaarddossier die ze hebben onderschreven of de eventuele afwijkingen daarop, zoals de CLR ze heeft goedgekeurd.
Als de vooraf bepaalde capaciteit, vermeld in artikel 37/55, al bereikt wordt binnen de leerlingengroep, vermeld in het eerste lid, 1°, 2°, 3°, 4° of 5°, worden de leerlingen binnen die leerlingengroep in kwestie, geordend volgens de volgorde van de voorrangsgroepen en volgens het ordeningscriterium of de combinatie van ordeningscriteria, zoals de overige kinderen, vermeld in het eerste lid, 6°, en vermeld in het door het schoolbestuur onderschreven standaarddossier dat door het schoolbestuur is onderschreven of de door de CLR goedgekeurde afwijkingen op het standaarddossier, vermeld in artikel 37/53.]1
----------
(1)<DVR 2022-02-18/04, art. 17, 103; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
Art. 37/59/1. [1 1. § 1. In afwijking van artikel 37/59 ordent het schoolbestuur of, na akkoord van de schoolbesturen in kwestie, het LOP voor de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal op het einde van de aanmeldingsperiode die de Vlaamse Regering vastlegt, de overige kinderen, aan de hand van een van de volgende ordeningscriteria of een combinatie ervan:
1° de afstand van het domicilieadres van de leerling tot de school of vestigingsplaats;
2° de afstand van het werkadres van een van beide ouders tot de school of vestigingsplaats;
3° toeval. Dit ordeningscriterium kan alleen gekozen worden in combinatie met minstens een van de ordeningscriteria, vermeld in punt 1°, 2° of 4° ;
4° de plaats van de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal binnen de rangorde in de keuze die de ouders hebben gemaakt. Dit ordeningscriterium kan alleen gekozen worden in combinatie met minstens een van de ordeningscriteria, vermeld in punt 1°, 2° of 3°.
Het schoolbestuur, de schoolbesturen samen of het LOP hanteren bij het ordenen van de aangemelde leerlingen het ordeningscriterium of de combinatie van ordeningscriteria uit het standaarddossier dat ze onderschreven hebben, of de eventuele afwijkingen daarop, zoals de CLR ze heeft goedgekeurd.
§ 2. Als het schoolbestuur beslist om de voorrang voor de voorrangsgroepen, vermeld in artikel 37/57/1, uitsluitend of na een voorafgaande voorrangsperiode, te organiseren via de aanmeldingsprocedure voor alle leerlingen, worden alle aangemelde leerlingen geordend op de volgende wijze:
1° eerst de leerlingen die behoren tot de voorrangsgroep, vermeld in artikel 37/57/1, § 2, en die behoren tot een van de voorrangsgroepen, vermeld in artikel 37/57/1, § 3 of § 4;
2° dan de leerlingen die behoren tot dezelfde leefentiteit, vermeld in artikel 37/57/1, § 2;
3° dan de leerlingen die doof of slechthorend zijn, vermeld in artikel 37/57/1, § 3, en de leerlingen met een ouder die personeelslid is, vermeld in artikel 37/57/1, § 4;
4° tot slot de overige kinderen, aan de hand van een ordeningscriterium of een combinatie ervan die overblijven na de toepassing van de criteria, vermeld in punt 1° tot en met 3° :
a) de afstand van het domicilieadres van de leerling tot de school of vestigingsplaats;
b) de afstand van het werkadres van een van beide ouders tot de school of vestigingsplaats;
c) toeval. Dit ordeningscriterium kan alleen gekozen worden in combinatie met minstens een van de ordeningscriteria, vermeld in punt a), b) of d);
d) de plaats van de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal binnen de rangorde in de keuze die de ouders hebben gemaakt. Dit ordeningscriterium kan alleen gekozen worden in combinatie met minstens een van de ordeningscriteria, vermeld in punt a), b) of c).
Het schoolbestuur, de schoolbesturen samen of het LOP hanteren bij het ordenen van de aangemelde leerlingen het ordeningscriterium of de combinatie van ordeningscriteria uit het standaarddossier die ze hebben onderschreven, of de eventuele afwijkingen daarop, zoals de CLR ze heeft goedgekeurd.
Als de vooraf bepaalde capaciteit, vermeld in artikel 37/55, al bereikt wordt binnen de leerlingengroep, vermeld in het eerste lid, 1°, 2° of 3°, worden de leerlingen binnen die leerlingengroep in kwestie, geordend volgens de volgorde van de voorrangsgroepen en volgens het ordeningscriterium of de combinatie van ordeningscriteria, zoals de overige kinderen, vermeld in het eerste lid, 4°, en vermeld in het door het schoolbestuur onderschreven standaarddossier of de door de CLR goedgekeurde afwijkingen op het standaarddossier, vermeld in artikel 37/53 ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2024-04-26/51, art. 33, 115; Inwerkingtreding : 01-09-2024>
Art. 37/60.[1 § 1. Een schoolbestuur kan ervoor kiezen om voor een of meer van zijn scholen per bepaalde capaciteit, vermeld in artikel 37/55, voorrang te verlenen aan een of meer ondervertegenwoordigde groepen, namelijk een of meer groepen van leerlingen die, op basis van een of meer objectieve kenmerken, [2 in de school relatief ondervertegenwoordigd zijn ten aanzien van een referentiepopulatie, waarbij in afwijking van dit principe leerlingen met een IAC-verslag in een school van het gewoon onderwijs altijd beschouwd mogen worden als een ondervertegenwoordigde groep, ongeacht de referentiepopulatie.]2 De voorrang wordt toegepast tot maximaal 20 procent van de bepaalde capaciteit bezet wordt door de leerlingen behorende tot een of meerdere ondervertegenwoordigde groepen. Ook in geval van meerdere ondervertegenwoordigde groepen bedraagt de voorrang maximaal 20 procent van de bepaalde capaciteit, vermeld in artikel 37/55.
Als het LOP of een schoolbestuur opteert voor meer ondervertegenwoordigde groepen met hetzelfde of verschillend percentage, bepaalt het LOP of een schoolbestuur ook telkens welke groep in de ordening voorrang heeft op welke andere groep.
Het LOP kan een voorstel uitwerken over de voorrang van ondervertegenwoordigde groepen in de scholen die in zijn werkingsgebied liggen, wat betreft zowel het aandeel van de capaciteit die scholen voorbehouden als het bepalen van de inhoudelijke afbakening van de lokaal gekozen ondervertegenwoordigde groep. Dat voorstel wordt goedgekeurd door een meerderheid van de onderwijspartners van het LOP, vermeld in artikel VIII.4, § 1, eerste lid, 1° tot en met 3°, van de Codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs van 28 oktober 2016. De scholen gelegen in het werkingsgebied van een LOP respecteren hierover de gemaakte afspraken in het LOP. Het LOP legt het voorstel ter bekrachtiging voor aan de Raad van de Vlaamse Gemeenschapscommissie.
Als de Raad van de Vlaamse Gemeenschapscommissie een voorstel van het LOP een eerste keer niet bekrachtigt, werkt het LOP een nieuw voorstel uit. Het nieuwe voorstel wordt goedgekeurd door een meerderheid van de onderwijspartners van het LOP, vermeld in artikel VIII.4, § 1, eerste lid, 1° tot en met 3°, van de Codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs van 28 oktober 2016. Het LOP legt dat nieuwe voorstel ter bekrachtiging voor aan de Raad van de Vlaamse Gemeenschapscommissie.
Als een eerste voorstel reeds bekrachtigd werd door de Raad van de Vlaamse Gemeenschapscommissie, dan kan de Raad van de Vlaamse Gemeenschapscommissie, wanneer een nieuw voorstel wordt voorgelegd ter bekrachtiging aan de Raad van de Vlaamse Gemeenschapscommissie, ervoor kiezen om dat eerste voorstel te vervangen door het nieuwe voorstel. Als het nieuwe voorstel, vermeld in het vierde lid, bekrachtigd wordt, vervangt het nieuwe voorstel het eerste voorstel.
Als het nieuwe voorstel niet bekrachtigd wordt, wordt het eerste voorstel, vermeld in het derde lid, behouden, als de Raad van de Vlaamse Gemeenschapscommissie het eerste voorstel bekrachtigd had.
Als de Raad van de Vlaamse Gemeenschapscommissie een voorstel bekrachtigt, passen de vestigingsplaatsen die in het werkingsgebied van het LOP liggen, het voorstel toe.
Als de Raad van de Vlaamse Gemeenschapscommissie geen voorstel bekrachtigt, kunnen de schoolbesturen zelf beslissen voor de vestigingsplaatsen die in het werkingsgebied van het LOP liggen, welke ondervertegenwoordigde groepen ze toepassen.
§ 2. Het LOP meldt de toepassing van deze voorrang altijd, en uiterlijk op 31 januari, aan de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap.
Scholen en het LOP kunnen hun voorstel van inhoudelijke afbakening van de lokaal gekozen ondervertegenwoordigde groepen ook voor advies voorleggen aan de CLR. Ze doen dat uiterlijk op 15 september voorafgaand aan de aanmeldingen. De inhoudelijke afbakening van de lokaal gekozen ondervertegenwoordigde groepen maken geen deel uit van het standaarddossier, vermeld in artikel 37/51, of afwijking op het standaarddossier, vermeld in artikel 37/51.]1
[3 § 3. In afwijking van paragraaf 1 en 2 is het niet mogelijk om in een voorrangsgroep voor de ondervertegenwoordigde groep of groepen te voorzien voor aanmeldingen en inschrijvingen in de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal.]3
----------
(1)<DVR 2022-02-18/04, art. 18, 103; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
(2)<DVR 2023-05-05/07, art. 103, 111; Inwerkingtreding : 01-09-2023>
(3)<DVR 2024-04-26/51, art. 34, 115; Inwerkingtreding : 01-09-2024>
Art. 37/61.[1 § 1. Een schoolbestuur hanteert voor elke, overeenkomstig artikel 37/55 bepaalde capaciteit betrokken bij de aanmeldingsprocedure, een aanmeldingsregister.
Een schoolbestuur komt, per aanmeldingsregister, met toepassing van artikel 37/57 tot en met artikel 37/60, tot een gunstige of niet-gunstige rangschikking van alle aangemelde leerlingen en neemt die rangschikking op in het aanmeldingsregister. Mits akkoord van de betrokken schoolbesturen, kan het LOP de rangschikking van de aangemelde leerlingen in het aanmeldingsregister uitvoeren.
§ 2. Voor aanmeldingsprocedures voor meerdere scholen en vestigingsplaatsen geldt dat het schoolbestuur of, mits akkoord van de betrokken schoolbesturen het LOP, de aangemelde leerling toewijst aan de school of vestigingsplaats van de hoogste keuze die de ouders bij de aanmelding opgaven en waarvoor de leerling gunstig geordend is.
Deze leerling wordt vervolgens verwijderd uit het aanmeldingsregister van de verschillende scholen en vestigingsplaatsen waarvoor de ouders een lagere keuze gemaakt hebben. De daardoor vrijgekomen plaatsen in de aanmeldingsregisters worden, voor zover mogelijk, ingenomen door de op basis van [2 de volgorde van de voorrangsgroepen en]2 dezelfde combinatie van ordeningscriteria als vermeld in artikel 37/57 tot en met 37/60, eerstvolgend gerangschikte leerling.
Het innemen van vrijgekomen plaatsen in het aanmeldingsregister wordt herhaald totdat geen toewijzingen als vermeld in het eerste lid meer mogelijk zijn. Daarna worden de niet-toegewezen leerlingen geordend volgens de [2 volgorde van de voorrangsgroepen en de ordeningscriteria]2, zoals opgenomen in het onderschreven standaarddossier, of in de door de CLR goedgekeurde afwijkingen daarop.
[3 Voor het ordenen, toewijzen en weigeren van aangemelde leerlingen is het schoolbestuur de verwerkingsverantwoordelijke. In geval van een verwerking door een LOP blijft het schoolbestuur of de gemandateerde de verwerkingsverantwoordelijke.]3
§ 3. De ouders krijgen uiterlijk op de door de Vlaamse Regering bepaalde datum schriftelijk of via elektronische drager melding over de school of vestigingsplaats waaraan de aangemelde leerling is toegewezen, met vermelding van de door de Vlaamse Regering bepaalde periode waarbinnen de ouders de aangemelde leerling kunnen inschrijven. Indien de ouders geen gebruikmaken van de mogelijkheid tot inschrijving binnen de daartoe door de Vlaamse Regering bepaalde periode, dan vervalt het recht op inschrijving dat ze via de aanmeldingsprocedure hebben verworven.
Aan de ouders wordt tevens meegedeeld welke plaats bij de niet-toegewezen leerlingen in het aanmeldingsregister van de verschillende scholen of vestigingsplaatsen waarvoor de ouders een hogere keuze gemaakt hadden dan de toegewezen school of vestigingsplaats, de aangemelde leerling heeft ingenomen.
Indien bij de inschrijving blijkt dat de leerling niet voldoet aan de door de ouders opgegeven ordeningscriteria of [2 de opgegeven voorrangsgroep]2 die aanleiding gaven tot de gunstige rangschikking en toewijzing, dan vervalt het recht op inschrijving dat ze via de aanmeldingsprocedure hebben verworven, tenzij de behandeling van [2 klachten, vaststellingen en vragen]2, vermeld in artikel 37/51, § 3, leidt tot een andere beslissing.
Wanneer een via de aanmeldingsprocedure ingeschreven leerling alsnog wordt ingeschreven in een school van hogere keuze, mag de school van lagere keuze de eerdere inschrijving beëindigen.
XXXXXXXXXX
§ 4. Indien de leerling in geen enkele school of vestigingsplaats gunstig gerangschikt kan worden, krijgen de ouders uiterlijk op de door de Vlaamse Regering bepaalde datum, schriftelijk of via elektronische drager melding over het niet kunnen toewijzen van de aangemelde leerling aan een door de ouders gekozen school of vestigingsplaats.
Aan de ouders wordt tevens meegedeeld welke plaats bij de niet-toegewezen leerlingen in het aanmeldingsregister van de verschillende scholen of vestigingsplaatsen waarvoor de ouders hadden gekozen, de aangemelde leerling heeft ingenomen.
§ 5. Een niet-gunstige rangschikking wordt gelijkgesteld met een weigering op basis van bereikte capaciteit, overeenkomstig artikel 37/55. Binnen het werkingsgebied van het LOP kan het uitreiken van de weigeringsdocumenten gemandateerd worden aan het LOP.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2019-05-17/47, art. V.21, 102; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
(2)<DVR 2022-02-18/04, art. 19, 103; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
()<DVR XXXX-XX-XX/XX
(3)<DVR 2024-04-19/55, art. 22, 117; Inwerkingtreding : 01-09-2024>
Art. 37/62.[1 § 1. Een schoolbestuur hanteert voor elke door het schoolbestuur bepaalde capaciteit een inschrijvingsregister waarin het alle inschrijvingen en weigeringen chronologisch [2 ...]2 noteert.
Overeenkomstig artikel 37/61, §§ 4 en 5, wordt de volgorde van de toegewezen leerlingen en de volgorde van de niet-toegewezen leerlingen overgenomen in het inschrijvingsregister.
§ 2. [2 Met uitzondering van leerlingen die zijn ingeschreven in overcapaciteit conform artikel 37/64, wordt bij het invullen van vrijgekomen plaatsen of bijkomende plaatsen door een verhoogde capaciteit, vermeld in artikel 37/55, § 3, de volgorde van de weigeringen gerespecteerd met inbegrip van de volgorde van de voorrangsgroepen, vermeld in [3 artikel 37/57, 37/57/1, 37/58 en 37/60]3, en, wat de leerlingen, vermeld in artikel 37/58 en artikel 37/60, betreft, met het oog op het bereiken van hun respectievelijke aandeel, vermeld in artikel 37/58, § 3, en artikel 37/60, § 1, en dat tot en met de vijfde schooldag van oktober van het schooljaar waarop de inschrijving betrekking had.]2 Voor kleuters geboren in het meest recente kalenderjaar dat mogelijk is voor de inschrijvingen van het betrokken schooljaar, wordt deze volgorde gerespecteerd tot en met 30 juni van het schooljaar waarop de inschrijving betrekking had. Uiterlijk vanaf 1 juli geldt de volgorde van de weigeringen van kleuters van hetzelfde geboortejaar voor het volgende schooljaar.
Ouders van leerlingen die alsnog een plaats wordt toegewezen krijgen daar binnen de zeven kalenderdagen schriftelijk of via elektronische drager melding van. Deze melding bevat informatie over de periode waarbinnen de ouders de betrokken leerling kunnen inschrijven. Die periode duurt minimaal zeven kalenderdagen.
§ 3. De Vlaamse Regering bepaalt het model van inschrijvingsregister.
§ 4. Het verloop van de inschrijvingen en weigeringen kan onderworpen worden aan een controle door de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2019-05-17/47, art. V.22, 102; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
(2)<DVR 2022-02-18/04, art. 20, 103; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
(3)<DVR 2024-04-26/51, art. 35, 115; Inwerkingtreding : 01-09-2024>
Art. 37/63. [1 Het schoolbestuur noteert eventuele bijkomende inschrijvingen na de start van de door de Vlaamse Regering bepaalde vrije inschrijvingsperiode voor de resterende vrije plaatsen in chronologische volgorde in het inschrijvingsregister.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2019-05-17/47, art. V.23, 102; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
Art. 37/64.[1 § 1. In afwijking van [2 artikel 37/55, § 4,]2 kan een schoolbestuur volgende leerlingen toch inschrijven:
1° [2 leerlingen die voldoen aan de definitie van een anderstalige nieuwkomer in het gewoon onderwijs, vermeld in artikel 3, 4° quater, met uitzondering van de leeftijdsvereisten, vermeld in die definitie]2;
2° leerlingen die:
a) [2 hetzij beschikken over een jeugdhulpverleningsbeslissing voor de functie verblijf, namelijk aangepaste woon- en leefomgeving onder toezicht en begeleiding, bij een jeugdhulpaanbieder op verwijzing van een gemandateerde voorziening of een Sociale Dienst Jeugdrechtbank]2;
b) [5 hetzij als semi-internen verblijven in een semi-internaat dat verbonden is aan een school, of als internen verblijven in een onderwijsinternaat;]5;
c) hetzij opgenomen zijn in een voorziening van residentiële opvang;
[2 d) hetzij geadopteerd zijn in een gezin dat beschikt over een verzoekschrift tot binnen- of buitenlandse adoptie dat ingediend is bij de bevoegde rechtbank, of, bij gebrek daaraan, een buitenlandse adoptiebeslissing of een buitenlandse beslissing tot plaatsing met het oog op adoptie;
e) hetzij beschikken over een [4 IAC-verslag]4;]2
3° leerlingen die verblijven in een centrum voor kinderzorg en gezinsondersteuning;
4° leerlingen die behoren tot dezelfde leefentiteit, indien de ouders deze leerlingen wensen in te schrijven in [2 hetzelfde geboortejaar of leerjaar, vermeld in artikel 37/55, § 1,]2, en slechts één van de leerlingen ingeschreven kan worden omwille van de capaciteit;
5° leerlingen van scholen, gelegen in een gemeente waar alle scholen de inschrijvingen laten voorafgaan door een aanmeldingsprocedure, wiens continuïteit van de schoolloopbaan niet gegarandeerd kan worden omwille van het feit dat de enige school van een schoolbestuur ophoudt te bestaan, waarbij dit niet kadert in een herstructurering, op voorwaarde dat alle leerlingen van de betrokken school een plaats in andere scholen aangeboden wordt;
6° leerlingen waarvoor de [2 ombudsdienst inschrijvingen of de CLR, vermeld in artikel 37/51, § 3 tot en met § 5, gunstig advies heeft verleend of de uitzonderlijke situatie heeft bevestigd]2 voor een inschrijving in overcapaciteit.
[2 7° leerlingen die in het lopende schooljaar of na de eerste schooldag van maart van het schooljaar voorafgaand aan het schooljaar waarvoor de inschrijving wordt gevraagd, verhuisd zijn vanuit een andere gemeente en nu gedomicilieerd zijn in de gemeente van de vestigingsplaats.]2
§ 2. In afwijking van [2 artikel 37/55, § 4,]2 moet een schoolbestuur, ook wanneer de capaciteit overschreden werd of wordt, een leerling die in het lopende, het voorafgaande of het daaraan voorafgaande schooljaar in de school ingeschreven was, en die met toepassing van artikel 15 of 16 terugkeert uit het buitengewoon onderwijs, inschrijven.]1 [4 Hetzelfde geldt voor leerlingen van het buitengewoon onderwijs die, met toepassing van artikel 20, § 4, gedurende twee schooljaren voltijds les hebben gevolgd in de school voor gewoon onderwijs en zich na twee schooljaren willen inschrijven in die school.]4
[3 § 3. In afwijking van artikel 37/55, § 4, schrijft een schoolbestuur, ook wanneer de capaciteit overschreden werd of wordt, een leerling in die in het voorafgaande schooljaar ingeschreven was in de school voor het kleuteronderwijs en die terugkeert uit een school voor het lager onderwijs omdat de leerling niet voldoet aan de toelatingsvoorwaarden voor het lager onderwijs met toepassing van artikel 13/1.]3
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2019-05-17/47, art. V.24, 102; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
(2)<DVR 2022-02-18/04, art. 21, 103; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
(3)<DVR 2023-07-07/17, art. 31, 107; Inwerkingtreding : 01-09-2023>
(4)<DVR 2023-05-05/07, art. 104, 111; Inwerkingtreding : 01-09-2023>
(5)<DVR 2023-06-16/12, art. 101, 112; Inwerkingtreding : 01-09-2023>
Afdeling 3. [1 Weigeren van inschrijvingen]1
----------
(1)
Art. 37/65.[1 § 1. Een schoolbestuur weigert de inschrijving van een onderwijszoekende die niet voldoet aan de toelatingsvoorwaarden, vermeld in hoofdstuk IV, afdeling 1.
Een inschrijving in de loop van het voorafgaande schooljaar is mogelijk onder de opschortende voorwaarde dat de onderwijszoekende op de dag van de effectieve instap aan de toelatingsvoorwaarden voldoet.
[2 Als de klassenraad lager onderwijs over de toelating tot het lager onderwijs van de leerling moet beslissen, wordt de leerling ingeschreven onder ontbindende voorwaarde. De inschrijving wordt ontbonden als de leerling niet aan de toelatingsvoorwaarde voldoet.]2
§ 2. Een schoolbestuur weigert de inschrijving van een leerling die in de loop van hetzelfde schooljaar van school verandert, als deze inschrijving tot doel heeft of er in de feiten toe leidt dat de betrokken leerling in dat schooljaar afwisselend naar verschillende scholen zal gaan.
§ 3. Een schoolbestuur kan de inschrijving weigeren in een school waar de betrokken leerling het lopende, het vorige of het daaraan voorafgaande schooljaar definitief werd verwijderd, overeenkomstig artikel 32 en 33.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2019-05-17/47, art. V.26, 102; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
(2)<DVR 2023-07-07/17, art. 32, 107; Inwerkingtreding : 01-09-2023>
Art. 37/66.[1 § 1. [2 [3 Als een schoolbestuur een leerling weigert, deelt dat schoolbestuur of het schoolbestuur dat daarvoor is gemandateerd of het LOP, zijn beslissing binnen een termijn van zeven kalenderdagen schriftelijk of digitaal mee]3 aan de ouders van de leerling en aan de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap via de administratieve toepassingen voor het uitwisselen van leerlingengegevens tussen scholen en het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming. De bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap bezorgen die melding aan het LOP. Die melding bevat het rijksregisternummer en de identificatiegegevens van de leerlingen en de feitelijke en juridische grond van de weigering. De Vlaamse Regering kan de regels bepalen over de opslagperioden en de verwerkingsactiviteiten en de procedures, waaronder maatregelen om te zorgen voor een behoorlijke, veilige en transparante verwerking. De weigeringsdocumenten worden ook, op vraag van de ouders, op papier ter beschikking gesteld.]2
§ 2. De Vlaamse Regering bepaalt het model van weigeringsdocument waarmee het schoolbestuur de weigering meedeelt aan de ouders en aan [2 de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap]2.
[2 [3 Het model, vermeld in het eerste lid, bevat, naast de elementen, vermeld in paragraaf 1, al de volgende elementen:]3
1° de feitelijke en de juridische grond van de beslissing tot weigering;
2° de informatie over de mogelijkheden voor bemiddeling, eerstelijnsklachten en de indiening van een klacht bij de CLR.]2
Indien de weigering gebeurde op basis van bereikte capaciteit, vermeld in artikel 37/55, deelt het schoolbestuur[3 , het schoolbestuur dat daarvoor gemandateerd is of het gemandateerde LOP]3 mee op welke plaats onder de geweigerde leerlingen [2 ...]2 de betrokken leerling staat in het inschrijvingsregister.
§ 3. De ouders krijgen op hun verzoek toelichting bij de beslissing van het schoolbestuur.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2019-05-17/47, art. V.27, 102; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
(2)<DVR 2022-02-18/04, art. 22, 103; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
(3)<DVR 2024-04-19/55, art. 23, 117; Inwerkingtreding : 01-09-2024>
Afdeling 4. [1 Bemiddelings- en klachtenprocedure]1
----------
(1)
Art. 37/67. [1 Ouders en alle belanghebbenden kunnen vragen om bemiddeling door het LOP, zoals bepaald in artikel 37/68 of een klacht indienen bij de CLR, zoals bepaald in artikel 37/69, wanneer ze niet akkoord zijn met:
1° een weigering op basis van bereikte capaciteit als vermeld in artikel 37/55;
2° een weigering van inschrijving, op basis van de weigeringsgronden, vermeld in artikel 37/65;
3° een uitschrijving op basis van een inschrijving in een andere school als vermeld in artikel 37/47;
4° een ontbinding van inschrijving van een leerling met specifieke onderwijsbehoeften als vermeld in artikel 37/48.
Voor de toepassing van de bemiddelingsprocedure, vermeld in artikel 37/68, en de klachtenprocedure, vermeld in artikel 37/69, bepaalt de Vlaamse Regering de nadere procedureregelen. Zij garandeert daarbij de hoorplicht.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2019-05-17/47, art. V.29, 102; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
Art. 37/68.[1 § 1. Het LOP start wanneer de ouders er uitdrukkelijk om verzoeken een bemiddeling in situaties als vermeld in artikel 37/67.
§ 2. [3 Het LOP bemiddelt binnen tien kalenderdagen na het verzoek van de ouders of een andere belanghebbende of na de afgifte van het weigeringsdocument tussen de leerling en zijn ouders en de schoolbesturen van de scholen binnen het werkingsgebied, met het oog op een definitieve inschrijving van de leerling in een school. In geval van bemiddeling bij een ontbinding als vermeld in artikel 37/67, § 1, 4°, betrekt het LOP ook de school die de weigering uitschreef.]3
De bemiddeling schort de termijn op van dertig kalenderdagen voor de behandeling van klachten door de CLR, vermeld in artikel 37/69.
§ 3. Wanneer de bemiddeling van het LOP binnen de termijn, vermeld in paragraaf 2, niet resulteert in een definitieve inschrijving, wordt de CLR gevat om haar oordeel uit te spreken over de gegrondheid van de weigeringsbeslissing of de uitschrijving, conform artikel 37/69, § 2.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2019-05-17/47, art. V.30, 102; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
(2)<DVR 2022-02-18/04, art. 23, 103; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
(3)<DVR 2023-05-05/07, art. 105, 111; Inwerkingtreding : 01-09-2023>
Art. 37/69.[1 § 1. Ouders en andere belanghebbenden kunnen in de situaties, vermeld in artikel 37/67, al dan niet na een bemiddelingsprocedure door het LOP als vermeld in artikel 37/68 [2 of na behandeling door de ombudsdienst inschrijvingen, vermeld in artikel 37/51, § 3,]2 een schriftelijke klacht indienen bij de CLR.
Klachten die na de termijn van dertig kalenderdagen na de vaststelling van de betwiste feiten ingediend worden, zijn onontvankelijk.
§ 2. De CLR oordeelt binnen een termijn van eenentwintig kalenderdagen, die ingaat de dag na die van betekening of van poststempel van de schriftelijke klacht, over de gegrondheid van de [2 klacht]2.
[2 Het oordeel van de CLR wordt uiterlijk binnen een termijn van zeven kalenderdagen schriftelijk of elektronisch verstuurd naar de betrokkenen.]2
[2 In geval van een klacht als vermeld in artikel 37/67, eerste lid, 4°, blijft de leerling ingeschreven in de school tot het oordeel van de CLR aan de betrokkenen kenbaar is gemaakt en wordt de termijn van een maand, de vakantieperioden niet inbegrepen, vermeld in artikel 37/48, § 2, derde lid, ook tot dat moment opgeschort.]2
§ 3. Indien de CLR de weigering, de ontbinding van een inschrijving of de uitschrijving gegrond acht, schrijven de ouders de leerling in een andere school in.
Indien het om een ontbinding van inschrijving van een leerling met specifieke onderwijsbehoeften gaat omwille van onredelijkheid van de aanpassingen, schrijven de ouders de leerling uiterlijk vijftien kalenderdagen na de schriftelijke kennisgeving van het oordeel van de CLR in een andere school in.
Op vraag van de ouders worden zij bij het zoeken naar een andere school bijgestaan door het LOP, inzonderheid door de CLB's die deel uitmaken van dat LOP.
§ 4. Indien de CLR de weigering of de ontbinding van de inschrijving niet of niet afdoende gemotiveerd acht of de uitschrijving onterecht acht, kan de leerling zijn recht op inschrijving in de school laten gelden.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2019-05-17/47, art. V.31, 102; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
(2)<DVR 2022-02-18/04, art. 24, 103; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
Art. 37/70. [1 § 1. De CLR kan, wanneer het een weigering of ontbinding van inschrijving onvoldoende gemotiveerd acht of een uitschrijving onterecht acht, de Vlaamse Regering adviseren een bedrag op de werkingsmiddelen van het schooljaar waarop de inschrijving betrekking had van de school terug te vorderen of in te houden.
De CLR stelt de Vlaamse Regering onverwijld in kennis van dit advies.
§ 2. Binnen een termijn van veertien kalenderdagen, die ingaat de dag na de ontvangst van het advies, beslist de Vlaamse Regering over het opleggen van een financiële sanctie die kan bestaan uit een terugvordering of inhouding op de werkingsmiddelen van de school.
Voorafgaandelijk aan het opleggen van een sanctie gaat de Vlaamse Regering na of de betrokken leerling alsnog in de betrokken school werd ingeschreven.
§ 3. De terugvordering of inhouding, vermeld in paragraaf 1 en 2:
1° kan niet meer bedragen dan tien procent van het werkingsbudget van de school;
2° kan er niet toe leiden dat het aandeel in de werkingsmiddelen dat bestemd is voor personeelsaangelegenheden in absolute cijfers kleiner wordt dan wanneer de maatregel niet zou zijn getroffen.
§ 4. Onverminderd de toepassing van paragraaf 1 tot en met 3, kan de CLR het dossier aanhangig maken bij het orgaan dat in toepassing van artikel 33, § 2, van het VN-verdrag van 13 december 2006 inzake de Rechten van Personen met een Handicap en in toepassing van artikel 40 van het decreet van 10 juli 2008 houdende een kader voor het Vlaamse gelijkekansen- en gelijkebehandelingsbeleid het mandaat heeft van onafhankelijk mechanisme.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2019-05-17/47, art. V.32, 102; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
HOOFDSTUK V. - Opdracht van het basisonderwijs.
Afdeling 1. - Onderwijsaanbod.
Art.38. Ieder schoolbestuur bepaalt de inhoud van het basisonderwijs in zijn scholen en bepaalt vrij zijn eigen pedagogische en onderwijskundige methodes.
Art.39.Het onderwijsaanbod in het gewoon kleuteronderwijs omvat ten minste, en waar mogelijk in samenhang. de volgende leergebieden :
- lichamelijke opvoeding;
- muzische vorming;
- Nederlands;
- [1 etenschappen en techniek;
- mens en maatschappij;]1
- wiskundige initiatie.
[2 Naast de leergebieden, vermeld in het eerste lid, bevat het onderwijsaanbod in de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal ook de volgende leergebieden:
1° het leergebied Vlaamse Gebarentaal;
2° het leergebied dovencultuur.]2
----------
(1)<DVR 2014-04-25/L8, art. II.18, 061; Inwerkingtreding : 01-09-2015>
(2)<DVR 2024-04-26/51, art. 36, 115; Inwerkingtreding : 01-09-2024>
Art.40.Het onderwijsaanbod in het gewoon lager onderwijs omvat ten minste, en waar mogelijk in samenhang de volgende leergebieden :
- lichamelijke opvoeding;
- muzische vorming;
- Nederlands;
- wiskunde;
- [3 wetenschappen en techniek;
- mens en maatschappij;]3
[2 - Frans]2
en volgende leergebiedoverschrijdende thema's :
- leren leren;
- sociale vaardigheden.
[1 - informatie en communicatietechnologie.]1
[4 Naast de leergebieden, vermeld in het eerste lid, bevat het onderwijsaanbod in de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal ook de volgende leergebieden:
1° het leergebied Vlaamse Gebarentaal;
2° het leergebied dovencultuur.]4
----------
(1)<DVR 2007-06-22/40, art. 2.5, 030; Inwerkingtreding : 01-09-2007>
(2)<DVR 2009-05-08/32, art. II.9, 040; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
(3)<DVR 2014-04-25/L8, art. II.19, 061; Inwerkingtreding : 01-09-2015>
(4)<DVR 2024-04-26/51, art. 37, 115; Inwerkingtreding : 01-09-2024>
Art.41. § 1. In de officiële lagere scholen omvat het onderwijsaanbod bovendien wekelijks ten minste twee lestijden onderwijs in de erkende godsdiensten en in de op die godsdiensten berustende zedenleer en ten minste twee lestijden onderwijs in de niet-confessionele zedenleer.
§ 2. (In de officiële scholen wordt het godsdienstonderwijs verstrekt door bedienaars van de betrokken godsdienst of door hun afgevaardigde). <DVR 2003-02-14/49, art. 2.8, 015; Inwerkingtreding : 01-09-2003>
In de scholen van het gemeenschapsonderwijs en van het gesubsidieerd officieel onderwijs wordt de cursus in de niet-confessionele zedenleer bij voorrang gegeven door een personeelslid dat daartoe een initiële of voortgezette opleiding heeft gevolgd.
Art.42. In de vrije lagere scholen wordt hetzij onderwijs in één of meer erkende godsdiensten en in de op deze godsdiensten berustende zedenleer, hetzij het onderwijs in de niet-confessionele zedenleer, hetzij beide, hetzij onderwijs in de cultuurbeschouwing verstrekt.
In de vrije lagere scholen wordt de cursus in de niet-confessionele zedenleer bij voorrang gegeven door een personeelslid dat daartoe een initiële of voortgezette opleiding heeft gevolgd.
Art.43.[1 § 1. Het leergebied Frans is verplicht in het vijfde en zesde jaar gewoon lager onderwijs. Het leergebied Frans kan aangeboden worden vanaf het eerste jaar gewoon lager onderwijs in de scholen van het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad en, op voorwaarde dat de leerlingen het Nederlands voldoende beheersen, vanaf het derde jaar gewoon lager onderwijs in de scholen buiten het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad.
§ 2. De talen Frans en/of Duits en/of Engels kunnen facultatief aangeboden worden vanaf het derde jaar gewoon lager onderwijs, op voorwaarde dat de leerlingen het Nederlands voldoende beheersen.
§ 3. Taalinitiaties in het Frans, Engels en Duits behoren facultatief tot het onderwijsaanbod van het gewoon basisonderwijs.
§ 4. Het in paragraaf 2 en paragraaf 3 bedoelde aanbod wordt bepaald door het schoolbestuur met toepassing van de regelgeving inzake participatie.
§ 5. De onderwijsinspectie waakt over een kwaliteitsvolle invulling van het taalaanbod, vermeld in dit artikel.]1
[2 § 6. In scholen waar ook de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal wordt ingericht kan aan leerlingen die niet in de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal zijn ingeschreven, al facultatief vanaf het kleuteronderwijs Vlaamse Gebarentaal worden aangeboden.
In afwijking van het eerste lid kan Vlaamse Gebarentaal in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, de randgemeenten of de taalgrensgemeenten Vlaamse Gebarentaal, buiten de taalafdeling Vlaamse Gebarentaal, slechts worden aangeboden als het leergebied Frans al wordt aangeboden.]2
----------
(1)<DVR 2017-06-16/24, art. II.5, 072; Inwerkingtreding : 01-09-2017>
(2)<DVR 2024-04-26/51, art. 38, 115; Inwerkingtreding : 01-09-2024>
Afdeling 2. - Eindtermen en ontwikkelingsdoelen.
Art.44.[1 § 1. 1° Ontwikkelingsdoelen voor het gewoon kleuteronderwijs zijn minimumdoelen die het Vlaams Parlement wenselijk acht voor die leerlingenpopulatie. Met minimumdoelen wordt bedoeld: een minimum aan kennis, inzicht, vaardigheden en attitudes, bestemd voor die leerlingenpopulatie.
Elke school heeft de maatschappelijke opdracht om de ontwikkelingsdoelen met betrekking tot kennis, inzicht, vaardigheden en attitudes op populatieniveau bij de leerlingen na te streven.
Voor de kwaliteitscontrole in functie van de erkenning en de doorlichting, zoals bedoeld in artikel 32, 1° en 2°, van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van het onderwijs, van de scholen voor het gewoon kleuteronderwijs, baseert de onderwijsinspectie zich op het nastreven van de ontwikkelingsdoelen.
2° Eindtermen voor het gewoon lager onderwijs zijn minimumdoelen die het Vlaams Parlement noodzakelijk en bereikbaar acht voor die leerlingenpopulatie. Met minimumdoelen wordt bedoeld: een minimum aan kennis, inzicht, vaardigheden en attitudes, bestemd voor die leerlingenpopulatie.
Elke school heeft de maatschappelijke opdracht om de eindtermen met betrekking tot kennis, inzicht, vaardigheden en bepaalde attitudes op populatieniveau bij de leerlingen te bereiken en de eindtermen met betrekking tot bepaalde andere attitudes bij de leerlingen na te streven.
[3 Binnen deze eindtermen worden, minstens voor de competenties in het Nederlands en de wiskundige component van de competenties inzake wiskunde, wetenschappen en technologie, bepaalde eindtermen als basisgeletterdheid aangeduid. De eindtermen basisgeletterdheid moeten door elke individuele leerling worden bereikt op het eind van het vierde jaar lager onderwijs. Basisgeletterdheid zijn die eindtermen die het startpunt vormen voor het bereiken van de eindtermen basisgeletterdheid in de eerste graad van het secundair onderwijs voor de competenties in het Nederlands en de wiskundige component van de competenties inzake wiskunde, wetenschappen en technologie. In uitzonderlijke gevallen kan de klassenraad gemotiveerd beslissen dat een individuele leerling een eindterm basisgeletterdheid niet moet bereiken. De regering bepaalt vanaf welk schooljaar de eindtermen basisgeletterdheid in het lager onderwijs ingevoerd worden.]3
Voor de kwaliteitscontrole in functie van de erkenning en de doorlichting, zoals bedoeld in artikel 32, 1° en 2°, van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van het onderwijs, van de scholen voor het gewoon lager onderwijs, baseert de onderwijsinspectie zich op het bereiken van de eindtermen.
3° Ontwikkelingsdoelen voor het buitengewoon basisonderwijs zijn doelen op het vlak van kennis, inzicht, vaardigheden en attitudes die het Vlaams Parlement wenselijk acht voor zoveel mogelijk leerlingen van een bepaalde leerlingenpopulatie.
[5 Elke school heeft de maatschappelijke opdracht om de doelen met betrekking tot kennis, inzicht, vaardigheden en attitudes bij de leerlingen na te streven zoals opgenomen in het individueel aangepast curriculum, vermeld in artikel 46.]5
De school kan steeds extra doelen nastreven bij de leerlingen.
[5 Voor de kwaliteitscontrole met het oog op de erkenning en de doorlichting, vermeld in artikel 32, 1° en 2°, van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van het onderwijs, van scholen voor het buitengewoon basisonderwijs, baseert de onderwijsinspectie zich op het nastreven van de doelen die opgenomen zijn in het individueel aangepast curriculum, vermeld in artikel 46.]5
4° Voor het onderwijs in godsdienst, niet-confessionele zedenleer en cultuur-beschouwing, zijn er geen ontwikkelingsdoelen of eindtermen.
§ 2. De ontwikkelingsdoelen en eindtermen worden geformuleerd in functie van volgende sleutelcompetenties:
1. competenties op het vlak van lichamelijk, geestelijk en emotioneel bewustzijn en op vlak van lichamelijke, geestelijke en emotionele gezondheid;
2. [4 competenties in het Nederlands en, voor die scholen waar onderwijs door middel van Vlaamse Gebarentaal wordt gegeven, bijkomend ook competenties in de Vlaamse Gebarentaal]4;
3. competenties in andere talen;
4. digitale competentie en mediawijsheid;
5. sociaal-relationele competenties;
6. competenties inzake wiskunde, exacte wetenschappen en technologie;
7. burgerschapscompetenties met inbegrip van competenties inzake samenleven;
8. competenties met betrekking tot historisch bewustzijn;
9. competenties met betrekking tot ruimtelijk bewustzijn;
10. competenties inzake duurzaamheid;
11. economische en financiële competenties;
12. juridische competenties;
13. leercompetenties met inbegrip van onderzoekscompetenties, innovatie-denken, creativiteit, probleemoplossend en kritisch denken, systeemdenken, informatie-verwerking en samenwerken;
14. zelfbewustzijn en zelfexpressie, zelfsturing en wendbaarheid;
15. ontwikkeling van initiatief, ambitie, ondernemingszin en loopbaancompetenties;
16. cultureel bewustzijn en culturele expressie.
Het Vlaams Parlement haakt deze ontwikkelingsdoelen en eindtermen niet vast aan leergebieden. Het zijn de schoolbesturen die de verbinding maken tussen de ontwikkelingsdoelen en eindtermen en de in dit decreet opgenomen leergebieden.
§ 3. De ontwikkeling van eindtermen en ontwikkelingsdoelen wordt gecoördineerd door de regering. De regering stelt daartoe een of meerdere ontwikkelcommissies samen die ten minste bestaan uit leerkrachten uit basis- en secundair onderwijs, de vertegenwoordigers van het Gemeenschapsonderwijs en de verenigingen van schoolbesturen van het gesubsidieerd onderwijs en vak- en andere experten uit het hoger onderwijs. De ontwikkelcommissie formuleert een beperkt aantal van sober geformuleerde, duidelijke, competentiegerichte en evalueerbare eindtermen en ontwikkelingsdoelen waar de aspecten kennis, vaardigheden, inzichten en indien van toepassing attitudes aan bod komen. Ze geeft ook het belang en de uitgangspunten ervan aan. [3 Ze bewaakt de haalbaarheid.]3
De ontwikkelde eindtermen en ontwikkelingsdoelen worden vervolgens door de ontwikkelcommissie voorgelegd aan een valideringscommissie. De valideringscommissie bestaat uit leden van de onderwijsinspectie en andere experten. De valideringscommissie valideert of stuurt de ontwikkelde eindtermen of ontwikkelingsdoelen terug naar de ontwikkelcommissie met het oog op bijsturing, waarna ze finaal ter validering aan de valideringscommissie worden voorgelegd. De valideringscommissie bewaakt de coherentie, consistentie en evalueerbaarheid van de eindtermen en ontwikkelingsdoelen.
De ontwikkelingsdoelen en eindtermen worden door de regering als een ontwerp van decreet ingediend bij het Vlaams Parlement. Het Vlaams Parlement kan het initiatief nemen de in het eerste lid voorziene procedure op te starten.
De ontwikkelingsdoelen en eindtermen worden periodiek gescreend op hun actualiteitswaarde en worden zo nodig bijgestuurd. De regering bepaalt de procedure voor deze screening en bijsturing.
§ 4. In afwachting van ontwikkelingsdoelen en eindtermen tot stand gekomen in uitvoering van de bepalingen van dit artikel blijven de bestaande ontwikkelingsdoelen en eindtermen van toepassing. [2 In afwijking van paragraaf 3 en 5 kan de regering de bestaande ontwikkelingsdoelen voor het buitengewoon basisonderwijs herordenen en technisch aanpassen.]2
Bij de ontwikkeling en de implementatie van de ontwikkelingsdoelen en eindtermen wordt rekening gehouden met de coherentie en continuïteit over het kleuter- en lager onderwijs heen en de aansluiting op de eindtermen en ontwikkelingsdoelen van het secundair onderwijs, zonder de eigenheid van het basisonderwijs uit het oog te verliezen.
§ 5. Het Vlaams Parlement keurt een beperkt aantal van sober geformuleerde, duidelijke, competentiegerichte en evalueerbare eindtermen en ontwikkelingsdoelen goed waar kennis telkens geëxpliciteerd wordt en vaardigheden, inzichten en indien van toepassing attitudes aan bod komen.]1
[6 § 6. In afwachting van ontwikkelingsdoelen en eindtermen tot stand gekomen in uitvoering van de bepalingen van dit artikel, kan een klassenraad, na overleg met de ouders, beslissen om de ontwikkelingsdoelen voor het gewoon kleuteronderwijs, vermeld in de bijlage bij het besluit van de Vlaamse Regering van 27 mei 1997 tot bepaling van de ontwikkelingsdoelen en de eindtermen in het gewoon basisonderwijs, bekrachtigd bij het decreet van 15 juli 1997 die opgenomen zijn in bijlage 5 bij dit decreet niet na te streven bij leerlingen die doof of slechthorend zijn als vermeld in artikel 37/8, § 5, of 37/45, § 5, en die ingeschreven zijn in de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal.
De klassenraad neemt de voormelde ontwikkelingsdoelen die niet nagestreefd worden op in een afsprakenkader. Het afsprakenkader wordt tot één schooljaar nadat de leerling voor het laatst ingeschreven was in de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal bewaard. Het voormelde afsprakenkader kan ter verificatie worden voorgelegd aan de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap.
§ 7. In afwachting van ontwikkelingsdoelen en eindtermen tot stand gekomen in uitvoering van de bepalingen van dit artikel, kan er voor leerlingen die doof of slechthorend zijn als vermeld in artikel 37/8, § 5, of 37/45, § 5, en die ingeschreven zijn in het lager onderwijs in de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal een afwijking voorzien worden op sommige van de bestaande eindtermen, vermeld in de bijlage bij het besluit van de Vlaamse Regering van 27 mei 1997 tot bepaling van de ontwikkelingsdoelen en de eindtermen in het gewoon basisonderwijs, bekrachtigd bij het decreet van 15 juli 1997. Er kan worden afgeweken van de eindtermen opgenomen in bijlage 5 bij dit decreet.
Na instemming van de ouders bepaalt de klassenraad welke eindtermen, vermeld in het eerste lid, niet haalbaar zijn en waarvoor in een afwijking moet worden voorzien. De klassenraad neemt de voormelde afwijkingen van de eindtermen op in een afsprakenkader.
Het afsprakenkader, vermeld in het tweede lid, wordt tot één schooljaar nadat de leerling voor het laatst ingeschreven was in de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal bewaard. Het voormelde afsprakenkader kan ter verificatie worden voorgelegd aan de bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap.
§ 8. In afwachting van ontwikkelingsdoelen en eindtermen tot stand gekomen in uitvoering van de bepalingen van dit artikel, krijgen de ontwikkelingsdoelen voor het buitengewoon onderwijs type 7, vermeld in de bijlage van het besluit van de Vlaamse Regering van 31 januari 2003 tot voor het buitengewoon basisonderwijs type 7, bekrachtigd bij het decreet van 25 mei 2003 met betrekking tot Communicatie en taal: Vlaamse Gebarentaal, en met betrekking tot Wereldoriëntatie: dovencultuur het statuut van eindtermen in het lager onderwijs in de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal.
In afwijking van het eerste lid krijgen de volgende ontwikkelingsdoelen voor het buitengewoon onderwijs type 7 niet het statuut van eindtermen of ontwikkelingsdoelen:
1° met betrekking tot Communicatie en taal: Vlaamse Gebarentaal:
a) punt 1 Lezen;
b) punt 2.2 Schrijven in signwriting;
2° met betrekking tot Wereldoriëntatie: Dovencultuur:
a) punt 7;
b) punt 10.]6
----------
(1)<DVR 2018-01-26/33, art. 2, 076; Inwerkingtreding : 19-03-2018>
(2)<DVR 2019-04-05/42, art. 12, 087; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
(3)<DVR 2020-07-03/39, art. 41, 092; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
(4)<DVR 2022-07-08/11, art. 13, 104; Inwerkingtreding : 01-09-2021>
(5)<DVR 2023-05-05/07, art. 106, 111; Inwerkingtreding : 01-09-2023>
(6)<DVR 2024-04-26/51, art. 39, 115; Inwerkingtreding : 01-09-2024>
Art. 44bis.[1 § 1. Wanneer een schoolbestuur oordeelt dat de eindtermen of de ontwikkelingsdoelen onvoldoende ruimte laten voor de eigen pedagogische en onderwijskundige opvattingen of ermee onverzoenbaar zijn, dient het bij de regering een aanvraag tot gelijkwaardigheid in door vervangende eindtermen en/of ontwikkelingsdoelen voor te stellen. De indiening gebeurt uiterlijk op 1 september van het schooljaar voorafgaand aan het schooljaar waarin de vervangende eindtermen of ontwikkelingsdoelen zullen gelden.
Wanneer de aanvraag gebeurt ingevolge een wijziging van ontwikkelingsdoelen of eindtermen door het Vlaams Parlement, geldt een gedoogperiode van één volledig schooljaar waarbinnen de aanvrager nog met de oude eindtermen of in voorkomend geval oude afwijkende eindtermen mag werken.
De aanvraag is slechts ontvankelijk indien precies wordt aangegeven waarom de eindtermen of de ontwikkelingsdoelen onvoldoende ruimte laten voor de eigen pedagogische en onderwijskundige opvattingen of waarom ze ermee onverzoenbaar zijn. Het schoolbestuur stelt in dezelfde aanvraag vervangende eindtermen of ontwikkelingsdoelen voor.
§ 2. De regering beoordeelt of de aanvraag ontvankelijk is en, zo ja, of de vervangende eindtermen of ontwikkelingsdoelen in hun geheel gelijkwaardig zijn met deze eindtermen of ontwikkelingsdoelen goedgekeurd door het Vlaams Parlement, en bijgevolg toelaten gelijkwaardige studiebewijzen af te leveren. De regering beslist uiterlijk op 31 december van het voorafgaande schooljaar over de aanvraag.
De gelijkwaardigheid wordt beoordeeld aan de hand van de volgende criteria:
1° het respect voor de fundamentele rechten en vrijheden;
2° de vereiste inhoud, in functie van de sleutelcompetenties, zoals bepaald in artikel 44;
3° de formulering
a) gebeurt onder de vorm van ontwikkelingsdoelen of eindtermen, naargelang van het geval;
b) laat toe om na te gaan in welke mate bij een leerlingenpopulatie ontwikkelingsdoelen worden nagestreefd of eindtermen worden bereikt.
Voor de beoordeling van de ontvankelijkheid en van de gelijkwaardigheid wordt het gemotiveerd advies ingewonnen van een commissie van deskundigen en van de onderwijsinspectie en wordt telkens de aanvrager gehoord. De regering bepaalt de verdere regels voor de samenstelling van de commissie van deskundigen en van de procedure.
§ 3. De vervangende eindtermen of ontwikkelingsdoelen die door de regering ontvankelijk en gelijkwaardig zijn beoordeeld, worden binnen zes maanden ter goedkeuring ingediend bij het Vlaams Parlement.]1
----------
(1)<DVR 2018-01-26/33, art. 3, 076; Inwerkingtreding : 19-03-2018>
Afdeling 2bis. [1 - Gebruik van gevalideerde toetsen voor interne kwaliteitszorg]1
----------
(1)
Art. 44ter. [1 Op het einde van het gewoon lager onderwijs neemt de school van elke leerling, vanaf het schooljaar 2017-2018, een gevalideerde toets af voor ten minste twee leergebieden en vanaf het schooljaar 2018-2019 voor ten minste drie leergebieden.
De resultaten van deze toetsafnames zijn gericht op het verkrijgen van informatie op schoolniveau over de mate waarin de leerlingenpopulatie de eindtermen bereikt en ze worden aangewend in het kader van interne kwaliteitszorg. De resultaten kunnen één van de elementen zijn waar de klassenraad rekening mee houdt bij de toekenning van een getuigschrift zoals bepaald in artikel 53.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2017-06-16/24, art. II.7, 072; Inwerkingtreding : 01-09-2017>
Afdeling 2ter. [1 - De Vlaamse toetsen]1
----------
(1)
Art. 44quater. [1 § 1. Op het einde van het vierde jaar gewoon lager onderwijs, vanaf het schooljaar 2023-2024, en op het einde van het gewoon lager onderwijs, vanaf het schooljaar 2025-2026, nemen alle leerlingen, met uitzondering van de anderstalige nieuwkomers en de leerlingen met een individueel aangepast curriculum, deel aan de Vlaamse toetsen.
In afwijking van het eerste lid kan de school beslissen om anderstalige nieuwkomers en leerlingen met een individueel aangepast curriculum te laten deelnemen aan de Vlaamse toetsen.
Een school voor buitengewoon lager onderwijs kan beslissen haar leerlingen te laten deelnemen aan de Vlaamse toetsen.
De Vlaamse toetsen worden ontwikkeld door het bevoegde steunpunt met betrokkenheid van de onderwijsverstrekkers en kunnen van zodra technisch mogelijk door deze onderwijsverstrekkers worden aangevuld met eigen items in functie van een eigen kwaliteitszorgsysteem. De Vlaamse overheid stelt de Vlaamse toetsen, met inbegrip van oefentoetsen, ter beschikking van de scholen die ze digitaal en op basis van instructies bij hun leerlingen afnemen. De Vlaamse Regering kan nadere regels bepalen voor de praktische organisatie van de Vlaamse toetsen.
De Vlaamse toetsen omvatten een selectie van eindtermen van het leergebied wiskunde en het leergebied Nederlands. De Vlaamse toetsen houden rekening met zowel de eindtermen als de gelijkwaardig verklaarde vervangende eindtermen.
De deelname aan de Vlaamse toetsen aan het einde van het gewoon lager onderwijs vanaf het schooljaar 2025-2026 vervangt de verplichte afname in het gewoon lager onderwijs van een gevalideerde toets voor ten minste drie leergebieden als vermeld in artikel 44ter.
§ 2. De Vlaamse toetsen hebben tot doel de onderwijskwaliteit te versterken en te monitoren door het bereiken van de eindtermen en de leerwinst te meten op onderstaande niveaus.
De resultaten van de Vlaamse toetsen worden op de volgende wijze gebruikt:
1° op Vlaams niveau als bron van informatie over de onderwijskwaliteit, meer bepaald de mate waarin de eindtermen bereikt worden, de mate waarin leerwinst gegenereerd wordt en als element van kwaliteitszorg op systeemniveau;
2° op schoolniveau als element van interne en externe kwaliteitszorg:
a) als een van de elementen in de interne kwaliteitszorg van de school. De school en het schoolbestuur zullen daartoe een eigen feedbackrapport met gecontextualiseerde resultaten op een beveiligde manier kunnen consulteren;
b) als een van de elementen in de werking van de pedagogische begeleidingsdiensten, vermeld in artikel 15, § 1, van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van onderwijs;
c) als een van de elementen in de werking van de onderwijsinspectie, meer bepaald de doorlichtingen, vermeld in artikel 36 tot en met 42 van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van het onderwijs;
3° op niveau van de leerlingengroep als een van de elementen voor reflectie over het pedagogisch-didactisch handelen in het schoolteam;
4° op leerlingniveau als een van de mogelijke elementen waarmee de klassenraad rekening kan houden bij de evaluatie. De resultaten op leerlingniveau worden niet als enige criterium voor de evaluatie gebruikt.
§ 3. Leerlingen die recht hebben op redelijke aanpassingen of speciale onderwijsleermiddelen gedurende het schooljaar waarin de Vlaamse toetsen worden afgenomen, hebben recht op behoud en gebruik van die aanpassingen en leermiddelen als ze de Vlaamse toetsen afleggen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2023-04-28/13, art. 5, 108; Inwerkingtreding : 01-04-2023>
Art. 44quinquies.[1 § 1. Voor de toepassing van artikel 44quater worden de volgende gegevens verwerkt door de scholen, de bevoegde diensten van de Vlaamse overheid en het bevoegde steunpunt:
1° de identificatiegegevens van de deelnemende leerlingen: naam, voornaam en identificatiecode van de leerling;
2° de individuele toetsresultaten: het antwoord op elke toetsvraag en de daarop gebaseerde totaalscores van de leerling;
3° de leerlingenkenmerken die nodig zijn voor een juiste interpretatie van de gegevens. Het gaat over de volgende leerlingenkenmerken:
a) demografische gegevens: geboortejaar, geslacht;
b) onderwijskansarmoede-indicatoren: opleidingsniveau van de moeder, thuistaal, schooltoelage, trekkende bevolking, leerling met een zorgthuis;
c) schoolloopbaangegevens: voorafgaande schoolloopbaan, individueel aangepast curriculum, anderstalige nieuwkomer, vrijstelling, gemotiveerd verslag of verslag gemeenschappelijk curriculum, gebruik van hulpmiddelen, administratieve groep, leerlingengroep Nederlands, leerlingengroep wiskunde;
d) indicatoren van cultureel kapitaal: aantal boeken thuis;
4° de kenmerken van de school waar de leerling is ingeschreven;
5° de leerlingenkenmerken die nodig zijn voor wetenschappelijk onderzoek waaronder de loggegevens over de toetsafname en de antwoorden op een leerlingenvragenlijst.
De scholen ontvangen en verwerken die gegevens van de leerlingen die bij hen zijn ingeschreven. De bevoegde diensten van de Vlaamse overheid en het bevoegde steunpunt ontvangen en verwerken de gegevens van de leerlingen, vermeld in het eerste lid.
De gegevens worden gedurende maximaal tien jaar bewaard op het dataplatform. [2 De gegevens in de registratiemodule worden gedurende maximaal negen maanden bewaard. De gegevens in het toetsplatform worden gedurende maximaal zeven maanden bewaard.]2 De gegevens in de feedbackmodule worden gedurende maximaal twaalf maanden bewaard. Zolang doeleinden van wetenschappelijk onderzoek en statistiek daartoe nopen, worden de gegevens gepseudonimiseerd bewaard. De gepseudonimiseerde persoonsgegevens kunnen onder contractuele voorwaarden doorgegeven worden met het oog op wetenschappelijk onderzoek. Na afloop van de bewaartermijnen worden de persoonsgegevens vernietigd of geanonimiseerd.
De Vlaamse Regering kan nadere regels bepalen voor die verwerking en legt de leerlingenkenmerken die verwerkt worden vast.
§ 2. De Vlaamse overheid en het bevoegde steunpunt treden, ieder voor zijn of haar bevoegdheid, op als verwerkingsverantwoordelijke voor de verwerking van de persoonsgegevens, vermeld in paragraaf 1. Het bestuur van de onderwijsinstelling of de gemandateerde is verwerkingsverantwoordelijke voor de verwerkingen van de persoonsgegevens, overeenkomstig artikel 31, § 1, eerste lid, 5°.
De scholen, de Vlaamse overheid en het bevoegde steunpunt verwerken de persoonsgegevens om te voldoen aan een wettelijke verplichting die op hen rust en bepalen, ieder binnen zijn of haar bevoegdheidssfeer, op transparante wijze hun respectieve verantwoordelijkheden.
De verwerkingsverantwoordelijken verduidelijken in een privacyverklaring welke verwerkingen er gebeuren. Zij nemen met het oog op transparantie en de garantie van de rechten van betrokkenen in hun communicatie met de betrokkenen een verwijzing op naar de vindplaats van hun respectieve privacyverklaring. De verwerkingsverantwoordelijken nemen de nodige maatregelen om de juistheid van de persoonsgegevens te garanderen.
De leerlingen of hun ouders hebben het recht op inzage in en kopie van het feedbackrapport met hun resultaten op de Vlaamse toetsen. De leerlingen of hun ouders hebben het recht op inzage in hun toets, op een manier die de vertrouwelijkheid van de toetsvragen garandeert.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2023-04-28/13, art. 6, 108; Inwerkingtreding : 01-04-2023>
(2)<DVR 2024-04-19/55, art. 24, 117; Inwerkingtreding : 01-09-2024>
Art. 44sexies. [1 Het bevoegde steunpunt of de bevoegde diensten van de Vlaamse overheid bezorgen de resultaten op schoolniveau jaarlijks aan de onderwijsinspectie, aan de betrokken pedagogische begeleidingsdienst en aan de Raad van het Gemeenschapsonderwijs. De gegevens van de individuele leerlingen worden daarbij niet opgenomen.
In afwijking van de algemene regeling in het Bestuursdecreet van 7 december 2018 inzake openbaarheid, delen de leden van de onderwijsinspectie, de personeelsleden van de scholen, van de Vlaamse overheid, van het bevoegde steunpunt en van de pedagogische begeleidingsdiensten, de Raad van het Gemeenschapsonderwijs en de schoolbesturen, die de resultaten kennen van de Vlaamse toetsen, die resultaten niet mee aan derden.
In afwijking van het tweede lid mag een school de eigen schoolresultaten wel bezorgen aan derden die de school begeleiden. Deze begeleidende instantie mag op haar beurt de resultaten niet meedelen aan derden.
In afwijking van het tweede lid kan een school inzage in haar schoolfeedbackrapport geven aan ouders die bij hun aanvraag een bijzonder individueel belang aantonen. De inzage kan enkel gegeven worden voor de resultaten van de Vlaamse toetsen waar het kind van betrokken ouders zelf aan heeft deelgenomen. Het schoolbestuur bepaalt hiertoe zelf de modaliteiten. De ouders mogen op hun beurt de resultaten niet meedelen aan derden. Indien ouders deze geheimhoudingsplicht schenden kunnen ze gesanctioneerd worden met een geldboete van honderd euro tot duizend euro.
Leden van schoolraden en ouderraden mogen het schoolfeedbackrapport niet meedelen aan derden. Hierbij zijn ze gebonden aan de geheimhoudingsplicht.
De leden van de onderwijsinspectie, de personeelsleden van de scholen, van de Vlaamse overheid, van het bevoegde steunpunt en van de bevoegde begeleidingsdiensten, de Raad van het Gemeenschapsonderwijs en de schoolbesturen die de resultaten kennen van de Vlaamse toetsen, zijn wat die resultaten betreft gehouden tot het beroepsgeheim. Wie dit beroepsgeheim niet naleeft, wordt gestraft met een geldboete van honderd euro tot duizend euro.
Het is verboden om de resultaten van een school publiek te maken.
De niet-naleving van het verbod op openbaarmaking door het schoolbestuur is een inbreuk op het verbod op oneerlijke concurrentie in de zin van artikel 51, § 1.
De resultaten die behaald zijn bij de Vlaamse toetsen geven geen aanleiding tot de rangschikking van scholen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2023-04-28/13, art. 7, 108; Inwerkingtreding : 01-04-2023>
Art. 44septies. [1 De Vlaamse Regering zal een evaluatie doorvoeren die minstens uit volgende onderdelen zal bestaan:
1° een procesevaluatie onmiddellijk na de testafname in 2023 in het vierde jaar bij een representatieve steekproef van scholen;
2° onmiddellijk na de eerste toetsafname een procesevaluatie van de eerste toetsafname;
3° uiterlijk in 2029 een evaluatie van de mate waarin de Vlaamse toetsen de doelstellingen, vermeld in artikel 44quater, § 2, hebben helpen bereiken en van de andere effecten die ze hebben teweeggebracht.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2023-04-28/13, art. 8, 108; Inwerkingtreding : 01-04-2023>
Afdeling 3. [1 Leerplan, individueel aangepast curriculum en schoolwerkplan]1
----------
(1)
Art.45.[1 § 1. Vanuit de ontwikkelingsdoelen voor het gewoon kleuteronderwijs en de eindtermen voor het gewoon lager onderwijs, worden door het schoolbestuur in omvang beperkte leerplannen ontwikkeld die voldoende ruimte laten voor de inbreng van scholen, leraren, lerarenteams of leerlingen. In de leerplannen zijn in elk geval alle door het Vlaams Parlement goedgekeurde ontwikkelingsdoelen voor het kleuteronderwijs en eindtermen voor het gewoon lager onderwijs letterlijk opgenomen waarbij transparant het onderscheid gemaakt wordt welke doelen de eindtermen realiseren en met welke doelen de ontwikkelingsdoelen worden nagestreefd. De leerplannen zijn voor de onderwijsinspectie een aanvullend instrument om het kwaliteitsbeleid van een school te kaderen.
Leerplannen worden ter goedkeuring door de onderwijsverstrekkers ingediend bij de onderwijsinspectie. Met het oog op het waarborgen van het studiepeil keurt de Vlaamse Regering volgens de vooraf door haar bepaalde criteria en op advies van de onderwijsinspectie, de leerplannen goed.
§ 2. Alle leerplannen, met inbegrip van de leerplannen godsdienst, niet-confessionele zedenleer en cultuurbeschouwing, zijn in overeenstemming met de internationale en grondwettelijke beginselen inzake de rechten van de mens en van het kind in het bijzonder en respecteren de goedgekeurde eindtermen en ontwikkelingsdoelen. De leerplannen godsdienst, niet-confessionele zedenleer en cultuurbeschouwing respecteren tevens de interlevensbeschouwelijke competenties.
De directeur kan de levensbeschouwelijke leerlingengroepen tijdens de levensbeschouwelijke les bezoeken om administratieve redenen, om algemeen pedagogische redenen, om na te gaan of de grondwettelijke rechten en vrijheden gevrijwaard worden of voor een bespreking met de leerlingen. De directeur - of een ander personeelslid dat aangesteld is als evaluator - kan de les ook bijwonen, gelet op zijn bevoegdheid als evaluator voor niet-vakinhoudelijke en niet-vaktechnische aspecten.
§ 3. In afwijking op paragraaf 1 dienen de leerplannen godsdienst, niet-confessionele zedenleer en cultuurbeschouwing niet door de Vlaamse Regering te worden goedgekeurd. Deze leerplannen worden publiek bekendgemaakt.
§ 4. Over het in overeenstemming zijn met de internationale en grondwettelijke beginselen inzake de rechten van de mens en van het kind in het bijzonder en het respecteren van de goedgekeurde eindtermen en ontwikkelingsdoelen, evenals over de uitvoering van de leerplannen, wordt jaarlijks aan het Vlaams Parlement een stand van zaken gerapporteerd door:
1° de onderwijsinspectie bedoeld in het decreet van 1 december 1993 betreffende de inspectie en de begeleiding van de levensbeschouwelijke vakken: over de leerplannen godsdienst en niet-confessionele zedenleer met inbegrip van de interlevensbeschouwelijke competenties;
2° de onderwijsinspectie bedoeld in het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van het onderwijs: over de leerplannen cultuurbeschouwing.]1
----------
(1)<DVR 2018-01-26/33, art. 4, 076; Inwerkingtreding : 19-03-2018>
Art.46.[1 § 1. Voor elke leerling met een IAC-verslag wordt, zowel in het gewoon als in het buitengewoon onderwijs, een individueel aangepast curriculum opgemaakt door de klassenraad in afstemming met de leerling tenzij dat niet mogelijk is, met de ouders, in voorkomend geval de leerondersteuner en waar nodig de CLB-medewerker en andere externe ondersteuners.
§ 2. Het individueel aangepast curriculum bevat, met inachtneming van de door de Vlaamse Regering opgelegde of gelijkwaardig verklaarde eindtermen of ontwikkelingsdoelen, de doelen die nagestreefd zullen worden, volgens de onderwijsbehoeften en ondersteuningsbehoeften van de leerling. Het individueel aangepast curriculum krijgt vorm op basis van een cyclisch proces van handelingsplanmatig werken.
De klassenraad vertrekt voor de selectie van de doelen van de eindtermen en van de ontwikkelingsdoelen van het buitengewoon onderwijs. De doelen worden door de klassenraad bij de leerling nagestreefd met het oog op de maximale ontplooiing van en leerwinst bij de leerling en met het oog op een zo volwaardig mogelijke participatie aan het klas- en schoolgebeuren en maatschappelijke participatie zoals andere leeftijdsgenoten. Scholen voor buitengewoon onderwijs werken actief aan de mogelijkheid tot terugkeer naar het gewoon onderwijs.
§ 3. In het individueel aangepast curriculum opgenomen doelen met betrekking tot godsdienst, niet-confessionele zedenleer of cultuurbeschouwing zijn gebaseerd op de overeenkomstige leerplannen en zijn in overeenstemming met de internationale en grondwettelijke beginselen inzake de rechten van de mens en van het kind in het bijzonder.
§ 4. Het individueel aangepast curriculum bepaalt hoe de doelen gerealiseerd zullen worden en hoe sociale, psychologische, orthopedagogische, medische of paramedische hulpverlening in het onderwijsaanbod wordt geïntegreerd. Daarbij wordt gebruikgemaakt van het netwerk en de ondersteunende partners die betrokken zijn naargelang de onderwijscontext waarin de leerling schoolloopt.
§ 5. Alle betrokkenen werken samen om een optimaal leer- en ontwikkelingstraject voor de leerling te garanderen. De school is verantwoordelijk voor de opvolging, evaluatie en bijsturing van het traject en coördineert de afstemming tussen alle betrokken partners.
§ 6. Een individueel aangepast curriculum of een individueel handelingsplan dat is opgemaakt voor 1 september 2023, wordt beschouwd als een individueel aangepast curriculum. Als er wijzigingen doorgevoerd moeten worden aan een dergelijk curriculum of handelingsplan, worden de wijzigingen doorgevoerd in een individueel aangepast curriculum conform paragraaf 1 tot en met 5.
Als een leerling die nog beschikt over een individueel aangepast curriculum of een individueel handelingsplan dat is opgemaakt voor 1 september 2023, van school verandert, maakt de school waar nu wordt ingeschreven een individueel aangepast curriculum op conform paragraaf 1 tot en met 5.]1
----------
(1)<DVR 2023-05-05/07, art. 108, 111; Inwerkingtreding : 01-09-2023>
Art.47.§ 1. Ieder schoolbestuur maakt voor elk van zijn scholen een schoolwerkplan dat ten minste volgende elementen bevat :
1° de omschrijving van het pedagogisch project zijnde het geheel van fundamentele uitgangspunten dat door het schoolbestuur voor de school wordt vastgelegd;
2° de organisatie van de school en voornamelijk de indeling in leerlingengroepen;
3° de wijze waarop het leerproces van de leerlingen wordt beoordeeld en hoe daarover wordt gerapporteerd;
4° de voorzieningen in het gewoon onderwijs voor leerlingen met een handicap of die leerbedreigd zijn, inclusief de samenwerkingsvormen met andere scholen van gewoon en/of buitengewoon onderwijs. [3 In de samenwerking van scholen voor buitengewoon onderwijs met scholen voor gewoon onderwijs wordt toegewerkt naar de mogelijkheid tot terugkeer van leerlingen naar het gewoon onderwijs;]3
5° [1 [2 de wijze waarop de school via haar zorgbeleid, zoals bepaald in artikel 153septies, § 1, en haar gelijke onderwijskansenbeleid, zoals bepaald in artikel 153septies, § 2, werkt aan de optimale leeren ontwikkelingskansen van al haar leerlingen;]2]1
[3 6° de wijze waarop de school voor buitengewoon onderwijs samenwerkt met leersteuncentra in functie van expertisedeling en gezamenlijke expertiseontwikkeling met betrekking tot leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften.]3
§ 2. [2 Tijdens de schooldoorlichting neemt de onderwijsinspectie kennis van het schoolwerkplan zonder de inhoud ervan te beoordelen, onverminderd de bevoegdheid van de onderwijsinspectie, conform artikel 38, § 1, van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van onderwijs, om ook met betrekking tot de in het schoolwerkplan opgenomen thema's na te gaan of de onderwijsreglementering gerespecteerd wordt en of aan de kwaliteitsverwachtingen, opgenomen in het referentiekader onderwijskwaliteit, tegemoet gekomen wordt.]2
----------
(1)<DVR 2012-07-06/30, art. 3, 054; Inwerkingtreding : 01-09-2012>
(2)<DVR 2021-07-09/33, art. 88, 096; Inwerkingtreding : 01-09-2021>
(3)<DVR 2023-05-05/07, art. 109, 111; Inwerkingtreding : 01-09-2023>
Afdeling 3bis. [1 Leerlingenbegeleiding]1
----------
(1)
Art. 47bis.[1 Kwaliteitsvolle leerlingenbegeleiding bevordert de totale ontwikkeling van alle leerlingen, verhoogt hun welbevinden, voorkomt vroegtijdig schoolverlaten en creëert meer gelijke onderwijskansen. Op die manier draagt het bij tot het functioneren van de leerling in de schoolse én maatschappelijke context.
Het begeleidingsdomein onderwijsloopbaan heeft tot doel de leerling te ondersteunen om voldoende zelfkennis te ontwikkelen, om inzicht te verwerven in de structuur van en de mogelijkheden binnen onderwijs, opleiding en arbeidsmarkt en om adequate keuzes te leren maken op school en daarbuiten.
Het begeleidingsdomein leren en studeren heeft tot doel het leren van de leerling te optimaliseren en het leerproces te bevorderen door leer- en studeervaardigheden te ondersteunen en te ontwikkelen.
Het begeleidingsdomein psychisch en sociaal functioneren heeft tot doel het welbevinden van de leerling te bewaken, te beschermen en te bevorderen waardoor de leerling op een spontane en vitale manier tot leren kan komen en zich kan ontwikkelen tot een veerkrachtige volwassene.
Het begeleidingsdomein preventieve gezondheidszorg heeft tot doel de gezondheid, groei en ontwikkeling van leerlingen te bevorderen en te beschermen, het groei- en ontwikkelingsproces op te volgen en tijdig risicofactoren, signalen, symptomen van gezondheids- en ontwikkelproblemen te detecteren.
Voor het begeleidingsdomein preventieve gezondheidszorg omvat dat voor de school minimaal het actief meewerken aan:
1° de organisatie van de systematische contactmomenten door het centrum voor leerlingenbegeleiding. De regering bepaalt de frequentie en de inhoud van de systematische contacten;
2° de organisatie van de vaccinaties door het centrum voor leerlingenbegeleiding om het ontstaan en de verspreiding van sommige besmettelijke ziekten tegen te gaan. De regering legt het vaccinatieschema vast;
3° de uitvoering van de profylactische maatregelen die het centrum voor leerlingenbegeleiding neemt om de verspreiding van besmettelijke ziekten tegen te gaan. De regering bepaalt hiervoor de nadere regels.]1
[2 Als de school een beleid voor de preventie van afzondering en fixatie en voor de afbouw ervan als vermeld in artikel 33/1 ontwikkelt, neemt de school het voormelde beleid op in haar beleid op leerlingenbegeleiding.]2
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2018-04-27/26, art. 102, 077; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
(2)<DVR 2024-04-19/55, art. 25, 117; Inwerkingtreding : 01-09-2024>
Art. 47ter.[1 De school ontwikkelt een beleid op leerlingenbegeleiding dat is afgestemd op het pedagogisch project, de noden van de leerlingenpopulatie en de context waarin de school zich bevindt. Het zorg- en [2 gelijke onderwijskansenbeleid]2, zoals omschreven in het schoolwerkplan[4 en het beleid voor de preventie van afzondering en fixatie en voor de afbouw ervan, vermeld in artikel 33/1, als de school daar een beleid over ontwikkelt, worden]4 erin geïntegreerd. Het beleid op leerlingenbegeleiding omvat de begeleiding van de leerlingen, het ondersteunen van het handelen van het onderwijzend personeel en de coördinatie van alle leerlingbegeleidingsinitiatieven op niveau van de school. De school implementeert, evalueert en stuurt, zo nodig, dat beleid bij. Ter versterking van dat beleid voert de school een professionaliseringsbeleid.
[3 Bij de opmaak en evaluatie van het beleid op leerlingenbegeleiding betrekt de school relevante partners. Voor bijkomende inhoudelijke expertise doet de school een beroep op het centrum voor leerlingenbegeleiding. Voor schoolondersteuning zoekt de school externe ondersteuning bij de pedagogische begeleidingsdienst, eventueel in samenwerking met een externe dienst. Voor expertise met betrekking tot het onderwijs aan leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften betrekt de school het leersteuncentrum.]3
Een beleid op leerlingenbegeleiding beantwoordt aan volgende principes:
1° het belang van elke leerling staat centraal;
2° het komt participatief tot stand en is gedragen door het hele schoolteam;
3° het is doelgericht, systematisch, planmatig en transparant;
4° het wordt discreet uitgevoerd;
5° er wordt verduidelijkt wie welke taak opneemt in de leerlingenbegeleiding[4 met vermelding van het bevoegd personeel, vermeld in artikel 33/4, Ї 1, eerste lid, 3А, als er een beleid voor de preventie van afzondering en fixatie en voor de afbouw ervan, vermeld in artikel 33/1, is]4.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2018-04-27/26, art. 102, 077; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
(2)<DVR 2021-07-09/33, art. 89, 096; Inwerkingtreding : 01-09-2021>
(3)<DVR 2023-05-05/07, art. 110, 111; Inwerkingtreding : 01-09-2023>
(4)<DVR 2024-04-19/55, art. 26, 117; Inwerkingtreding : 01-09-2024>
Art. 47quater.[1 Bij de leerlingenbegeleiding heeft de school een basisaanbod voor alle leerlingen en biedt zorg voor leerlingen voor wie dit niet volstaat.
[2 In de fase van de verhoogde zorg betrekt de school het centrum voor leerlingenbegeleiding bij vragen of bij een stagnerende of negatieve evolutie. Dat kan aanleiding geven tot de inzet van consultatieve leerlingenbegeleiding of de start van de fase van uitbreiding van zorg.
Het centrum voor leerlingenbegeleiding adviseert de school om de pedagogische begeleidingsdienst te betrekken wanneer ze inschat dat de school structurele versterking nodig heeft in de fase van de brede basiszorg en de fase van de verhoogde zorg.]2
In de fase uitbreiding van zorg wisselen de school en het CLB met elkaar de beschikbare relevante informatie uit om de afspraken over de bijkomende inzet van middelen, hulp of expertise te realiseren.
[2 Elke school organiseert op structurele basis overleg met haar centrum voor leerlingenbegeleiding en haar pedagogische begeleidingsdienst om gezamenlijk begeleidings- en professionaliseringsnoden te bepalen op het vlak van het beleid op leerlingenbegeleiding. In overleg wordt bepaald wie welke rol opneemt om de school te versterken. De school kan hierbij andere partners zoals het leersteuncentrum betrekken.]2
De Vlaamse Regering kan met betrekking tot deze opdrachten nadere bepalingen vastleggen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2018-04-27/26, art. 102, 077; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
(2)<DVR 2023-05-05/07, art. 111, 111; Inwerkingtreding : 01-09-2023>
Art. 47quinquies. [1 § 1. De school en het centrum maken afspraken over de schoolspecifieke samenwerking en leggen die vast. De school neemt daarvoor het initiatief. De Vlaamse Regering bepaalt welke samenwerkingsafspraken een school en een centrum minstens vastleggen.
Het centrum deelt relevante informatie over de leerlingen in begeleiding met de school. De school deelt relevante informatie die in de school aanwezig is over de leerlingen met het centrum. Bij het doorgeven en het gebruik van deze informatie gelden de regels inzake het ambts- en beroepsgeheim, de deontologie en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.
§ 2. De samenwerking tussen een school en een centrum voor leerlingenbegeleiding loopt voor onbepaalde duur en start in het begin van het schooljaar. Op basis van een evaluatie van de samenwerking kunnen de samenwerkingsafspraken in onderling overleg worden bijgestuurd.
De samenwerking tussen een school en een centrum kan door de school of het centrum worden stopgezet. Bij stopzetting van de samenwerking deelt de school of het centrum tegen uiterlijk 31 december, aan respectievelijk het centrum of de school mee dat de samenwerking wordt beëindigd. De samenwerking wordt stopgezet met ingang van het daaropvolgende schooljaar. Bij stopzetting van de samenwerking op initiatief van het centrum zal het de dienstverlening blijven verlenen tot de school een samenwerking met een ander centrum heeft vastgelegd. De dienstverlening blijft daarbij gegarandeerd tot het einde van hetzelfde schooljaar en maximaal voor de periode van het daarop volgende volledige schooljaar.
§ 3. Uiterlijk op 31 maart voorafgaand aan het schooljaar waarop een gewijzigde samenwerking ingaat, deelt de school aan de bevoegde diensten van de Vlaamse Regering mee met welk centrum voor leerlingenbegeleiding ze zal samenwerken.
§ 4. Als een school en een centrum niet tot afspraken over een samenwerking komen, meldt de school dat aan de bevoegde diensten van de Vlaamse Regering. De Vlaamse Regering bepaalt de modaliteiten voor de bemiddeling en de samenstelling van de bemiddelingscommissie.
§ 5. In uitvoering van de erkenningsvoorwaarde om samenwerkingsafspraken aan te gaan zoals bepaald in artikel 62, § 1, 10°, kunnen de Franstalige scholen die zijn opgericht op basis van artikel 6 en 7 van de wet van 30 juli 1963 houdende de taalregeling in het onderwijs of artikel 7, § 3, van de wet van 2 augustus 1963 op het gebruik van de talen in bestuurszaken samenwerkingsafspraken sluiten met een of meer door de Franse Gemeenschap gefinancierde of gesubsidieerde instellingen die taken uitvoeren op het vlak van leerlingenbegeleiding. Als er wordt samengewerkt met een door de Franse Gemeenschap gefinancierde of gesubsidieerde instelling wordt de samenwerkingsovereenkomst aan de bevoegde dienst van de Vlaamse Regering meegedeeld. Deze samenwerking bestaat uit:
1° het organiseren en uitvoeren van systematische contacten om de gezondheid, groei en ontwikkeling van leerlingen te bevorderen, het groei- en ontwikkelingsproces opvolgen en tijdig risicofactoren, signalen, symptomen van gezondheids- en ontwikkelingsproblemen detecteren;
2° het aanbieden van vaccinaties om het ontstaan en de verspreiding van sommige besmettelijke ziekten tegen te gaan;
3° het nemen van profylactische maatregelen waar nodig om de verspreiding van besmettelijke ziekten tegen te gaan;
4° het nemen van begeleidingsinitiatieven ter opvolging van de leerplicht;
5° een jaarlijks verslag over de gegevens die voortkomen uit de opdrachten, vermeld in punt 1°, 2°, 3° en 4°, zodat de Vlaamse Regering op basis daarvan beleidsopties kan formuleren.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2018-04-27/26, art. 102, 077; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
Afdeling 4. - Organisatie van de schooltijd.
Art.48.§ 1. De leerlingen krijgen achtentwintig lestijden onderwijs- en opvoedingsactiviteiten per week.
§ 2. In afwijking van § 1 kan een negenentwintigste lestijd worden georganiseerd na overleg of na onderhandeling in het lokaal comité.
(§ 3. De bepalingen van § 1 en § 2 gelden niet voor de leerlingen die ingeschreven zijn in [1 een vestigingsplaats bij een ziekenhuis en bij categorieën van residentiële settings die de regering bepaalt]1.) <DVR 2001-07-13/96, art. 3.10, 012; Inwerkingtreding : 01-09-2001>
----------
(1)<DVR 2020-07-03/39, art. 42, 092; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
Art.49. De regering bepaalt in welke gevallen revalidatie tijdens de lestijden mogelijk is, alsook het maximum aantal uren.
Met revalidatie worden bedoeld therapeutische behandelingen die tijdens de lestijden verstrekt worden aan leerlingen en worden uitgevoerd door hulpverleners die niet aan de school verbonden zijn en die hiertoe door de wet zijn gemachtigd.
Art.50. De regering bepaalt de vakantieperioden, regelt de organisatie van de schooltijd en bepaalt in welke gevallen de lessen kunnen geschorst worden.
Afdeling 5. - (Zorgvuldig bestuur.)
Art.51.§ 1. Een schoolbestuur mag informatie verstrekken over het eigen opvoedings- en onderwijsaanbod, maar mag geen oneerlijke concurrentie voeren.
§ 2. [1 Er mag in de school geen politieke propaganda gevoerd worden en er mogen geen politieke activiteiten worden georganiseerd.]1
[2 § 2bis.]2 [Een schoolbestuur kan handelsactiviteiten verrichten, voor zover deze geen daden van koophandel zijn en voor zover ze verenigbaar zijn met zijn onderwijsopdracht.] <DVR 2001-07-13/96, art. 5.3, 012; Inwerkingtreding : 01-09-2001>
[1 § 3. In afwijking van § 2 kunnen politieke activiteiten in de school worden toegelaten buiten de periodes waarin er schoolactiviteiten zijn en buiten de periode van 90 dagen voorafgaand aan een verkiezing. Personeelsleden en leerlingen worden niet gevraagd of aangezet om aan deze activiteiten deel te nemen. Het schoolbestuur kan niet betrokken worden bij de organisatie van een politieke activiteit en houdt rekening met het beginsel van gelijke behandeling bij de toepassing van deze bepaling.
Onder politieke activiteiten wordt hier verstaan alle activiteiten die worden georganiseerd door politieke partijen of politieke mandatarissen van politieke partijen, waarvan de standpunten en gedragingen niet in strijd zijn met het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.]1
(§ 4. Een schoolbestuur dat mededelingen toelaat die rechtstreeks of onrechtstreeks ten doel hebben de verkoop van producten of diensten te bevorderen, waakt erover dat :
1° door het schoolbestuur verstrekte leermiddelen of verplichte activiteiten vrij blijven van bedoelde mededelingen;
2° facultatieve activiteiten vrij blijven van bedoelde mededelingen, behoudens indien deze mededelingen louter attenderen op het feit dat de activiteit of een gedeelte van de activiteit ingericht werd door middel van een gift, een schenking of een prestatie om niet of verricht onder reële prijs door een bij name genoemde natuurlijke persoon, rechtspersoon of feitelijke vereniging;
3° bedoelde mededelingen kennelijk niet onverenigbaar zijn met de pedagogische en onderwijskundige taken en doelstellingen van de school;
4° bedoelde mededelingen de objectiviteit, de geloofwaardigheid, de betrouwbaarheid en de onafhankelijkheid van de school niet in het gedrang brengen.) <DVR 2001-07-13/96, art. 5.3, 012; Inwerkingtreding : 01-09-2001>
----------
(1)<DVR 2011-07-01/33, art. II.4, 048; Inwerkingtreding : 01-09-2011>
(2)<DVR 2012-12-21/65, art. II.7, 056; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
Art.52. Vragen in verband met de toepassing van artikel 51 en klachten met betrekking tot de overtreding ervan kunnen door iedere belanghebbende ingediend worden bij de (Commissie zorgvuldig bestuur, bedoeld in artikel V.21 van het decreet van 13 juli 2001 betreffende het onderwijs-XIII-Mozaïek). <DVR 2001-07-13/96, art. 5.4, 012; Inwerkingtreding : 01-09-2001>
Afdeling 6. - Het getuigschrift basisonderwijs.
Art.53.[1 Het schoolbestuur van een erkende school kan, op voordracht en na beslissing van de klassenraad, een getuigschrift basisonderwijs uitreiken aan de regelmatige leerlingen in het gewoon lager onderwijs, [2 ...]2.
De klassenraad oordeelt hierbij autonoom of een leerling in voldoende mate de doelen uit het leerplan die het bereiken van de eindtermen beogen, heeft bereikt.]1
----------
(1)<DVR 2019-04-05/42, art. 13, 087; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
(2)<DVR 2022-07-08/10, art. 28, 099; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
Art.54.[1 Leerlingen die beschikken over een IAC-verslag komen niet in aanmerking voor het getuigschrift basisonderwijs, tenzij de klassenraad oordeelt dat voor de [2 regelmatige]2 leerling voldaan is aan de voorwaarde, vermeld in artikel 53, tweede lid.
In voorkomend geval moet de klassenraad uitgebreid worden met de betrokken leerondersteuner die een adviserende stem heeft.]1
----------
(1)<DVR 2023-05-05/07, art. 112, 111; Inwerkingtreding : 01-09-2023>
(2)<DVR 2024-04-19/55, art. 27, 117; Inwerkingtreding : 01-09-2024>
Art. 54bis.[1 Leerlingen in het gewoon en het buitengewoon lager onderwijs die het getuigschrift basisonderwijs niet behalen, ontvangen een verklaring met het aantal en soort gevolgde jaren lager onderwijs, een schriftelijke motivering waarom het getuigschrift basisonderwijs niet uitgereikt werd, alsook aandachtspunten voor de toekomst.]1
----------
(1)<DVR 2019-04-05/42, art. 15, 087; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
Art. 54ter. [1 Bij een beslissing van de klassenraad over het getuigschrift basisonderwijs geldt steeds een vermoeden van deskundigheid.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2023-07-07/17, art. 33, 107; Inwerkingtreding : 01-09-2023>
Art.55.[2 ...]2 [1 De beslissing omtrent het toekennen van het getuigschrift [2 ...]2 wordt uiterlijk op 30 juni aan de ouders meegedeeld. De ouders worden geacht die beslissing uiterlijk op 1 juli in ontvangst te hebben genomen. Indien de ouders niet akkoord gaan met de genomen beslissing volgt er, op vraag van de ouders, een overleg met de [3 directeur of zijn afgevaardigde]3, binnen een termijn vastgelegd in het schoolreglement. De school kan dit overleg niet weigeren. Van het overleg wordt een schriftelijke neerslag gemaakt. Dit overleg kan ertoe leiden dat de directeur of zijn afgevaardigde beslist om de klassenraad opnieuw te laten samenkomen om het niet toekennen van het getuigschrift basisonderwijs te bevestigen of te wijzigen. De ouders nemen de beslissing om de klassenraad niet opnieuw te laten samenkomen, dan wel de beslissing van de klassenraad die opnieuw is samengekomen schriftelijk in ontvangst. Bij het niet in ontvangst nemen van deze beslissing door de ouders op de voorziene datum wordt ze toch geacht te zijn ontvangen op de voorziene ontvangstdatum. Indien de ouders niet akkoord gaan met de beslissing, wijst de school de ouders schriftelijk op de mogelijkheid tot beroep zoals bepaald in hoofdstuk IV, afdeling 2, onderafdeling E.]1
[4 "In afwijking van het eerste lid moeten de ouders van kinderen die een beslissing van de examencommissie, vermeld in artikel 56, over het toekennen van het getuigschrift basisonderwijs hebben ontvangen geen overleg met de directeur of zijn afgevaardigde vragen als de ouders niet akkoord gaan met de beslissing. Indien er toch overleg wordt gevraagd door de ouders, kan de directeur of zijn afgevaardigde dit overleg niet weigeren. Bij het mededelen aan de ouders van de beslissing om het getuigschrift basisonderwijs niet toe te kennen, wordt op de mogelijkheid tot beroep zoals bepaald in hoofdstuk IV, afdeling 2, onderafdeling E, gewezen.]4
----------
(1)<DVR 2014-04-04/85, art. II.16, 059; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
(2)<DVR 2017-06-16/24, art. II.10, 072; Inwerkingtreding : 01-09-2017>
(3)<DVR 2021-07-09/33, art. 90, 096; Inwerkingtreding : 01-09-2021>
(4)<DVR 2022-07-08/10, art. 30, 099; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
Art.56.Op advies van de inspectie duidt de regering per provincie [1 ten minste één officiële en ten minste één vrije school]1 aan die dienen als examencommissies met het oog op het bekomen van een getuigschrift basisonderwijs.
[2 In afwijking van het eerste lid treedt elke school die de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal inricht op als examencommissie voor de leerlingen die doof of slechthorend zijn als vermeld in artikel 37/8, § 5, of 37/45, § 5, en die het getuigschrift basisonderwijs willen behalen. Voor de voormelde leerlingen kan de examencommissie een afwijking als vermeld in artikel 44, § 7, voorzien op de bestaande eindtermen, vermeld in artikel 44, § 4. Voor de voormelde leerlingen krijgen de ontwikkelingsdoelen, vermeld in artikel 44, § 8, eerste lid, het statuut van eindterm, met uitzondering van de ontwikkelingsdoelen, vermeld in artikel 44, § 8, tweede lid, die niet het statuut van eindterm of ontwikkelingsdoel krijgen.]2
De onderwijsinspectie is bevoegd om de organisatie en de werking van die examencommissies na te gaan.
----------
(1)<DVR 2015-06-19/33, art. II.8, 065; Inwerkingtreding : 01-09-2015>
(2)<DVR 2024-04-26/51, art. 40, 115; Inwerkingtreding : 01-09-2024>
Art. 56bis. [1 Bij de inschrijving van een leerling bij de examencommissie, vermeld in artikel 56, tot het behalen van het getuigschrift basisonderwijs, deelt de examencommissie de procedure mee waarmee het getuigschrift basisonderwijs wordt toegekend, met inbegrip van de beroepsprocedure. ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2022-07-08/10, art. 31, 099; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
Art.57.[2 De regering bepaalt de modaliteiten, de vorm en de procedure tot aflevering van [3 het getuigschrift]3 zoals bepaald in artikel 53]2 en legt de vergoeding voor de in artikel 56 bedoelde scholen vast. [1 Het meegeven van het getuigschrift en rapport kan om geen enkele reden worden ingehouden, ook niet bij verzuim door de ouders van hun financiële verplichtingen.]1
----------
(1)<DVR 2014-04-04/85, art. II.17, 059; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
(2)<DVR 2017-06-16/24, art. II.11, 072; Inwerkingtreding : 01-09-2017>
(3)<DVR 2019-04-05/42, art. 16, 087; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
Art. 57bis. [1 De Vlaamse Regering kan de algemene gelijkwaardigheid vastleggen van buitenlandse studiebewijzen met het getuigschrift basisonderwijs, afgeleverd door scholen die erkend, gefinancierd of gesubsidieerd zijn door de Vlaamse Gemeenschap.
Bij de vastlegging van de algemene gelijkwaardigheid houdt de Vlaamse Regering rekening :
1° met de onderwijskwalificaties beschreven krachtens het decreet van 30 april 2009 betreffende de kwalificatiestructuur. Bij ontstentenis van de onderwijskwalificaties hanteert de Vlaamse Regering de eindtermen bepaald krachtens afdeling 2 van hoofdstuk V van dit decreet als referentiekader;
2° of, met de niveaus en niveaudescriptoren als vermeld in het decreet van 30 april 2009 betreffende de kwalificatiestructuur.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2011-07-01/33, art. II.5, 048; Inwerkingtreding : 01-09-2011>
Art. 57ter.[1 De Vlaamse Regering bepaalt de voorwaarden en de procedure, met inbegrip van een beroepsprocedure, tot de erkenning van de individuele gelijkwaardigheid van buitenlandse studiebewijzen die niet in een besluit als vermeld in artikel 57bis zijn opgenomen, met het getuigschrift basisonderwijs, afgegeven in de Vlaamse Gemeenschap. De Vlaamse Regering waarborgt dat binnen deze procedure rekening wordt gehouden :
1° met de onderwijskwalificaties beschreven krachtens het decreet van 30 april 2009 betreffende de kwalificatiestructuur. Bij ontstentenis van de onderwijskwalificaties worden de eindtermen bepaald krachtens afdeling 2 van hoofdstuk V van dit decreet als referentiekader gebruikt;
2° of, met de niveaus en niveaudescriptoren als vermeld in het decreet van 30 april 2009 betreffende de kwalificatiestructuur als referentiekader gebruikt.]1
[2 De financiële bijdrage die de houder van een buitenlands studiebewijs moet betalen aan de erkenningsautoriteit voor een onderzoek met betrekking tot de erkenning van de gelijkwaardigheid van het buitenlands studiebewijs bedraagt 90 euro per aanvraag en per studiebewijs. Dit bedrag wordt jaarlijks aangepast aan de evolutie van de gezondheidsindex. De referentiedatum voor de jaarlijkse aanpassing is 1 september 2013. Het bedrag wordt afgerond naar het dichtstbijzijnde geheel getal. De Vlaamse Regering kan het bedrag verminderen voor specifieke doelgroepen. Voor asielzoekers, vluchtelingen en subsidiair-beschermden is de behandeling van de erkenningsaanvraag gratis. De Vlaamse Regering kan de voorwaarden bepalen voor een versnelde procedure tot de erkenning van de individuele gelijkwaardigheid van buitenlandse studiebewijzen. De Vlaamse Regering kan het bedrag dan vermeerderen tot maximaal 500 euro indien de houder van het buitenlands studiebewijs opteert voor deze versnelde procedure.]2
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2011-07-01/33, art. II.6, 048; Inwerkingtreding : 01-09-2011>
(2)<DVR 2013-07-19/57, art. II.25, 058; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
Art. 57quater. [1 § 1. De scholen zijn ertoe gemachtigd om een attest uit te reiken ter vervanging van een verloren getuigschrift aan de houders van het getuigschrift. Het attest vermeldt de datum van de uitreiking van het getuigschrift.
§ 2. Personen die in toepassing van de wetgeving betreffende de namen en de voornamen een wijziging van hun naam of voornaam hebben verkregen, kunnen bij de scholen waar ze het getuigschrift basisonderwijs hebben behaald of bij de Vlaamse Gemeenschap een verzoek indienen om het getuigschrift basisonderwijs te laten vervangen door een getuigschrift met hun nieuwe naam.
Bij de aanvraag moet het oorspronkelijk behaalde getuigschrift worden ingeleverd en moeten stukken worden gevoegd die de naamswijziging aantonen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2012-06-29/08, art. II.1, 053; Inwerkingtreding : 01-09-2012>
HOOFDSTUK VI. - Organiseren van basisonderwijs.
Art.58. De Gemeenschap - of (het Gemeenschapsonderwijs) namens de Gemeenschap -, de provincies, gemeenten, verenigingen van gemeenten of andere publiekrechtelijke personen of private personen kunnen scholen en/of vestigingsplaatsen voor gewoon of buitengewoon basisonderwijs oprichten. <DVR 2003-07-10/50, art. 8, 016; Inwerkingtreding : 01-09-2003>
Art.59. (Opgeheven) <DVR 2003-02-14/49, art. 2.12, 015; Inwerkingtreding : 01-09-2002>
Art.60. (Opgeheven) <DVR 2003-02-14/49, art. 2.12, 015; Inwerkingtreding : 01-09-2002>
Art.61. De gemeenten met een bijzonder taalstatuut hebben voor wat het organiseren van kleuteronderwijs en/of lager onderwijs betreft de verplichtingen zoals bepaald in artikel 6 van de wet van 30 juli 1963 houdende taalregeling in het onderwijs en in artikel 7, § 3 van de wet van 2 augustus 1963 op het gebruik van de talen in bestuurszaken.
HOOFDSTUK VII. - Erkenning, financiering en subsidiëring van scholen.
Afdeling 1. - Erkenning van scholen.
Art.62.(§ 1.) Een school kan erkend worden indien zij : <DVR 2003-02-14/49, art. 2.13, 015; Inwerkingtreding : 01-09-2003>
1° georganiseerd is onder de verantwoordelijkheid van een schoolbestuur;
2° gevestigd is in gebouwen en lokalen die aan de voorwaarden inzake hygiëne, veiligheid en bewoonbaarheid voldoen;
3° een structuur aanneemt zoals vastgesteld bij dit decreet. Onder structuur wordt verstaan de grote indelingen binnen een onderwijsniveau en de duur van deze indelingen;
4° een pedagogisch geheel vormt dat gevestigd is in een zelfde complex van gebouwen of in elk geval in eenzelfde of aangrenzende gemeente of in het tweetalig gebied Brussel-hoofdstad, behoudens door de regering verleende afwijking;
5° beschikt over voldoende didactisch materiaal en over een aangepaste schooluitrusting;
6° [2 de bepalingen naleeft over de taalregeling in het onderwijs en de taalkennis van het personeel;]2
7° de controle van de onderwijsinspectie mogelijk maakt;
8° de reglementering inzake vakantieperioden en de aanwending van de onderwijstijd, zoals bedoeld in artikel 50 in acht neemt;
9° [3 de reglementering betreffende eindtermen, ontwikkelingsdoelen of met ingang van een datum te bepalen door de Vlaamse Regering de erkende onderwijskwalificaties, leerplannen en [5 individueel aangepaste curricula]5 naleven;]3
(10° [4 samenwerkingsafspraken maakt met een centrum voor leerlingenbegeleiding en een beleid op leerlingenbegeleiding voert]4); <DVR 1998-12-01/58, art. 169, 007; Inwerkingtreding : 01-09-2000>
(11° in het geheel van haar werking de internationaalrechtelijke en grondwettelijke beginselen inzake de rechten van de mens en van het kind in het bijzonder eerbiedigt.) <DVR 2002-06-28/41, art. 9.4, 014; Inwerkingtreding : 01-09-2002>
[1 12° een doeltreffend beleid voert om het rookverbod kenbaar te maken en te handhaven, controle uitoefent over de naleving van het verbod en overtreders sancties oplegt, conform het eigen sanctiebeleid zoals vermeld in het school- of arbeidsreglement.]1
(§ 2. Een officiële school beantwoordt onverminderd § 1 aan volgende erkenningsvoorwaarden :
1° een open karakter hebben door open te staan voor alle leerlingen, ongeacht de ideologische, filosofische of godsdienstige opvattingen van de ouders en de leerling;
2° de leerplannen volgen van het gemeenschapsonderwijs, OVSG of POV, of eigen leerplannen ermee verenigbaar;
3° een schoolwerkplan, schoolreglement en schoolboeken gebruiken in overeenstemming met het open karakter bedoeld in 1°;
4° begeleid worden door de begeleidingsdienst van het Gemeenschapsonderwijs, OVSG of POV;
5° het godsdienstonderwijs of het onderwijs in de niet-confessionele zedenleer wordt door een leermeester gegeven.) <DVR 2003-02-14/49, art. 2.13, 015; Inwerkingtreding : 01-09-2003>
----------
(1)<DVR 2008-06-06/37, art. 10, 033; Inwerkingtreding : 01-09-2008>
(2)<DVR 2009-05-08/32, art. II.12, 040; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
(3)<DVR 2012-12-21/65, art. II.8, 056; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
(4)<DVR 2018-04-27/26, art. 103, 077; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
(5)<DVR 2023-05-05/07, art. 113, 111; Inwerkingtreding : 01-09-2023>
Art. 62bis. [1 Een school die wordt opgericht, kan voorlopig erkend worden als ze voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 62, § 1, 1°, 2°, 3°, 7°, 10° en 11°.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2018-03-23/08, art. 5, 075; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
Art.63.[1 § 1. Een schoolbestuur dat voor een school de voorlopige erkenning wil verkrijgen, dient uiterlijk op 1 april voorafgaand aan de oprichting een aanvraag in bij AGODI. Die termijn geldt als vervaltermijn. De Vlaamse Regering legt het model van aanvraagformulier vast.
De Vlaamse Regering neemt conform artikel 35, § 1, van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van onderwijs een beslissing tot hetzij voorlopige erkenning voor één schooljaar, hetzij geen voorlopige erkenning.
De Vlaamse Regering beslist conform artikel 35, § 2, van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van onderwijs om de school te erkennen of om de school niet te erkennen, vanaf het schooljaar volgend op het schooljaar van de voorlopige erkenning.
§ 2. Een school die een nieuwe vestigingsplaats als vermeld in artikel 3, 56°, of een tijdelijke onderbrenging als vermeld in artikel 108, in gebruik wil nemen, meldt dat aan AGODI.
De melding, vermeld in het eerste lid, wordt uiterlijk op het tijdstip van ingebruikname ingediend. In de melding wordt verklaard dat :
1° de vestigingsplaats of tijdelijke onderbrenging beantwoordt aan de voorwaarden voor de hygiëne, de veiligheid en de bewoonbaarheid, vermeld in artikel 62, § 1, 2° ;
2° de school op de hoogte is van aanbevelingen of tekorten die de onderwijsinspectie in het meest recente doorlichtingsverslag heeft geformuleerd over de bewoonbaarheid, de veiligheid en de hygiëne van de betreffende gebouwen, als de school een vestigingsplaats in gebruik neemt waar een andere school gevestigd is of voordien gevestigd was. De school vermeldt in dat geval ook het advies van de onderwijsinspectie over de bewoonbaarheid, de veiligheid en de hygiëne van de nieuwe vestigingsplaats.
§ 3. De Vlaamse Regering legt het model van het formulier voor de melding, vermeld in paragraaf 2, vast.]1
----------
(1)<DVR 2018-03-23/08, art. 6, 075; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
Art.64.§ 1. [1 De Vlaamse Regering kan de erkenning [2 van een school, een vestigingsplaats, een onderwijsniveau of een type in een vestigingsplaats]2 ervan opheffen met inachtname van artikel 36 tot en met artikel 42 van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van onderwijs.]1
§ 2. [1 ...]1
§ 3. [1 ...]1
----------
(1)<DVR 2009-05-08/31, art. 200, 039; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
(2)<DVR 2013-07-19/57, art. II.26, 058; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
Art.65.Een schoolbestuur kan voor de scholen die erkend zijn, in toepassing van de artikelen 53, 54 en 56, van rechtswege geldende getuigschriften [1 ...]1 uitreiken.
----------
(1)<DVR 2018-03-23/08, art. 7, 075; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
Afdeling 2. - Financiering en subsidiëring van scholen.
Art.66. De bepalingen van deze afdeling zijn van toepassing op de scholen die erkend zijn en in aanmerking komen om gefinancierd of gesubsidieerd te worden.
Art.67. § 1. Elk schoolbestuur draagt de kosten van en financiële verantwoordelijkheid voor de organisatie van het onderwijs in zijn scholen en vestigingsplaatsen.
Voor de scholen en vestigingsplaatsen die aan de in artikel 68 bepaalde voorwaarden voldoen komt de gemeenschap financieel tussen, voor het gemeenschapsonderwijs door een financiering, en voor het gesubsidieerd onderwijs door een subsidiëring, in de vorm van :
1° salarissen;
2° een werkingsbudget;
3° investeringsmiddelen.
§ 2. De regering kan jaarlijks een toelage toekennen voor anderstalige nieuwkomers. Ze bepaalt de toekenningsvoorwaarden, alsook de berekeningswijze van de toelage.
§ 3. (opgeheven) <DVR 2001-07-13/96, art. 11.5, 012; Inwerkingtreding : 01-03-2001>
Art. 67/1. [1 § 1. Ter uitvoering van de acties vervat in het speerpunt 1: een toekomstgerichte en veilige ICT-infrastructuur, speerpunt 2: een sterk ondersteunend en doeltreffend ICT-schoolbeleid, speerpunt 3: ICT-competente leerkrachten en lerarenopleiders en aangepaste digitale leermiddelen en speerpunt 4: een kennisen adviescentrum Digisprong ten dienste van het onderwijsveld binnen de maatregel VV 15 van het relanceplan Vlaamse Veerkracht, zoals opgenomen in de visienota Digisprong. Van achterstand naar voorsprong, goedgekeurd op de ministerraad van de Vlaamse Regering van 11 december 2020 (VR 2020 1112 DOC.1425/2QUATER), kan de Vlaamse Regering voor de schooljaren 2021-2022 en 2022-2023 binnen de perken van de beschikbare deelenveloppe van 375 miljoen euro binnen de relanceprovisie bijkomende werkingsbudgetten, investeringsmiddelen of omkadering toekennen aan de scholen of scholengemeenschappen in het gewoon en buitengewoon basisonderwijs of, wat speerpunten 3 en 4 betreft middelen toekennen ter ondersteuning van deze scholen. De Vlaamse Regering stelt per actie de verdere modaliteiten vast.
§ 2. Ter uitvoering van de acties vervat in het speerpunt 1: van achterstand naar voorsprong, speerpunt 2: versterking van leraren, lerarenopleiders en schoolleiders en speerpunt 3: bevorderen van het mentaal welzijn van leerlingen, scholieren en studenten binnen de maatregel VV 17 van het relanceplan Vlaamse Veerkracht, zoals opgenomen in de visienota Van kwetsbaar naar weerbaar, goedgekeurd op de ministerraad van de Vlaamse Regering van 7 mei 2021 (VR 2021 0705 VV DOC.0055-1 en 2), kan de Vlaamse Regering voor de schooljaren 20212022 en 2022-2023 binnen de perken van de beschikbare deelenveloppe van 90 miljoen euro binnen de relanceprovisie, desgevallend aangevuld met middelen uitde provisie versterking onderwijs en/of de AGODI-provisie, bijkomende werkingsbudgetten, investeringsmiddelen of omkadering toekennen aan de scholen of scholengemeenschappen in het gewoon en buitengewoon basisonderwijs. De Vlaamse Regering stelt per actie de verdere modaliteiten vast.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2021-07-09/23, art. 34, 095; Inwerkingtreding : 01-09-2021>
Onderafdeling A. - Financierings- en subsidiëringsvoorwaarden.
Art.68.§ 1. Zonder afbreuk te doen aan de specifieke voorwaarden die gesteld zijn voor het verkrijgen van salarissen, een werkingsbudget of investeringsmiddelen, verkrijgt een schoolbestuur financiering of subsidiëring voor zijn scholen of vestigingsplaatsen die :
1° [2 erkend zijn]2;
2° (voldoen aan de programmatie- en rationalisatienormen en de afstanden zoals bepaald in uitvoering van hoofdstuk VIII van dit decreet.) <DVR 2003-07-10/50, art. 9, 016; Inwerkingtreding : 01-09-2003>
(3° deelnemen aan en samenwerken binnen een lokaal overlegplatform opgericht overeenkomstig artikel IV.2, § 2, eerste lid, van het decreet van 28 juni 2002 betreffende gelijke onderwijskansen-I.
Onder "samenwerken" wordt verstaan :
- de in artikel IV.4, eerste lid, 1°, van hetzelfde decreet bedoelde gegevens leveren en
- de in het kader van artikel IV.4, eerste lid, van hetzelfde decreet gemaakte afspraken naleven.) <DVR 2002-06-28/41, art. 9.5, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2003>
[1 Dit punt is niet van toepassing op de scholen van het [3 en op leersteuncentra die deel uitmaken van een school voor buitengewoon onderwijs, als vermeld in artikel 20, § 2, van het decreet van 5 mei 2023 over leersteun.]3]1
(4° voor wat betreft het gesubsidieerd onderwijs : geen afbreuk doen aan de besluitvormingsprocedures bedoeld in artikelen 19 tot en met 22 van het decreet van 2 april 2004 betreffende participatie op school en de Vlaamse Onderwijsraad. Deze voorwaarde sluit tevens in dat de directeur met betrekking tot de hem door de inrichtende macht gedelegeerde bevoegdheden die voorwerp uitmaken van advies of overleg, voldoende gemandateerd wordt om in de verhouding tot de schoolraad autonoom te kunnen optreden;
- voor wat betreft het gemeenschapsonderwijs : de bevoegdheden van de schoolraad respecteren.) <DVR 2004-04-02/75, art. 55, 017; Inwerkingtreding : 01-04-2005>
§ 2. [2 Een schoolbestuur dat voor een school financiering of subsidiëring wil verkrijgen, dient uiterlijk op 1 april van het schooljaar dat voorafgaat aan de opname in de financiering of subsidiëring, een aanvraag in bij AGODI.
De Vlaamse Regering neemt een beslissing over de opname in de financierings- of subsidiëringsregeling. De beslissing wordt schriftelijk meegedeeld aan het betrokken schoolbestuur en gaat in bij de aanvang van het schooljaar dat volgt op de aanvraag van de financiering of subsidiëring.]2
[2 § 3. In een voorlopig erkende school is affectatie, mutatie of vaste benoeming van personeelsleden niet mogelijk.]2
----------
(1)<DVR 2008-07-04/45, art. 2.2, 034; Inwerkingtreding : 01-09-2008>
(2)<DVR 2018-03-23/08, art. 8, 075; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
(3)<DVR 2023-05-05/07, art. 114, 111; Inwerkingtreding : 01-09-2023>
Art.69.Een schoolbestuur verliest de financiering of subsidiëring van zijn scho(o)l(en) of vestigingsplaats(en) of types [1 of taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal]1 die niet meer voldoen aan de voorwaarden bepaald in artikel 68, § 1, 2°.
----------
(1)<DVR 2024-04-26/51, art. 41, 115; Inwerkingtreding : 01-09-2024>
Art.70. Wanneer een gefinancierde of gesubsidieerde school of vestigingsplaats niet meer voldoet aan de voorwaarden bepaald in artikel 62, kan de regering na toepassing van artikel 64 :
- de erkenning opheffen : de school of vestigingsplaats verliest de financiering of subsidiëring zodra de regering de erkenning opheft;
- de financiering of subsidiëring geheel of gedeeltelijk inhouden wanneer het schoolbestuur kan aantonen dat de voorwaarden bepaald in artikel 62 binnen een termijn overeengekomen met de regering opnieuw vervuld zullen zijn.
Art.71.
<Opgeheven bij DVR 2012-12-21/65, art. II.9, 056; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
Art. 71bis. <Ingevoegd bij DVR 2002-06-28/41, art. 9.6; Inwerkingtreding : 01-01-2003> De regering kan de financiering of subsidiëring geheel of gedeeltelijk inhouden wanneer een gefinancierde of gesubsidieerde school niet meer voldoet aan de voorwaarden bepaald in artikel 68, § 1, 3°.
Onderafdeling B. - Aanneming van werken, leveringen en diensten.
Art.72.Een schoolbestuur dat werken, leveringen of diensten aanneemt die geheel of gedeeltelijk betaald worden met :
- middelen uit de dotatie van (het Gemeenschapsonderwijs); <DVR 2003-07-10/50, art. 10, 016; Inwerkingtreding : 01-09-2003>
- het werkingsbudget ter beschikking gesteld van gesubsidieerde scholen;
- middelen terbeschikking gesteld door [1 Agion]1;
moet een overeenkomst afsluiten volgens de toepasselijke procedure en onder de toepasselijke voorwaarden die voor het Rijk gelden.
----------
(1)<DVR 2009-05-08/32, art. II.13, 040; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
Onderafdeling C. - De salarisfinanciering of -subsidiëring.
Art.73.§ 1. Een schoolbestuur bekomt voor zijn personeelsleden die tot de categorieën bestuurs- en onderwijzend (, beleids- en ondersteunend), medisch, paramedisch, psychologisch, orthopedagogisch of sociaal personeel behoren een salaris indien die personeelsleden voldoen aan de volgende voorwaarden : <DVR 2003-07-10/50, art. 11, 016; Inwerkingtreding : 01-09-2003>
1° (onderdaan zijn van een lidstaat van de Europese Unie of van de Europese Vrijhandelsassociatie, behoudens door de Vlaamse regering te verlenen vrijstelling); <DVR 2001-07-13/96, art. 3.12, 012; Inwerkingtreding : 01-09-2001>
2° (de burgerlijke en politieke rechten genieten, behoudens een door de Vlaamse regering te verlenen vrijstelling die samengaat met de vrijstelling bedoeld in 1°;) <DVR 2001-07-13/96, art. 3.12, 012; Inwerkingtreding : 01-09-2001>
3° houder zijn van de bekwaamheidsbewijzen zoals bedoeld in artikel 74;
4° aangeworven zijn met inachtname van de reglementering inzake de reaffectatie en wedertewerkstelling;
5° in dienst zijn op grond van de reglementering inzake de personeelsformatie;
6° [2 ...]2
§ 2. De salarissen worden door [1 Agodi]1 rechtstreeks en maandelijks aan de betrokken personeelsleden uitbetaald.
----------
(1)<DVR 2012-12-21/65, art. II.10, 056; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
(2)<DVR 2021-07-09/33, art. 91, 096; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
Art.74. <DVR 2003-02-14/49, art. 10.45, 015; Inwerkingtreding : 01-04-1991> De regering bepaalt de bekwaamheidsbewijzen, rekening houdend met Onderafdeling 1 van Afdeling 5 van Hoofdstuk X van het decreet van 14 februari 2003 betreffende het onderwijs XIV.
Art.75.
<Opgeheven bij DVR 2012-12-21/65, art. II.11, 056; Inwerkingtreding : 01-09-2002>
Onderafdeling D. - [1 De werkingsbudgetten.]1
----------
(1)
1° Algemene bepalingen.
Art.76.Ieder schooljaar krijgen de schoolbesturen een werkingsbudget voor de werking, de uitrusting, het groot onderhoud van hun scholen, voor het werken aan rationeel energiegebruik in hun scholen en om tegemoet te komen aan de kosteloosheid vermeld in artikel 27 en aan de maximumfacturen vermeld in artikel 27bis.
Bij de aanwending van het werkingsbudget moet ieder schoolbestuur rekening houden met een gelijke behandeling van al zijn gefinancierde of gesubsidieerde scholen en van al zijn leerlingen.]1
[2 Het werkingsbudget op basis van de leerlingenkenmerken, zoals vermeld in artikel 78, § 1, kan enkel worden aangewend in het kader van een gelijke onderwijskansenbeleid, zoals bepaald in artikel 153septies, § 2.]2
----------
(1)<DVR 2008-07-04/52, art. 3, 035; Inwerkingtreding : 01-11-2008 (zie DVR 2008-11-21/48, art. 17)>
(2)<DVR 2021-07-09/33, art. 92, 096; Inwerkingtreding : 01-09-2021>
Art. 76bis.
<Opgeheven bij DVR 2019-12-20/13, art. 41, 089; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
Art.77.Ieder schoolbestuur van een gesubsidieerde school moet aan Agodi verantwoording afleggen over het gebruik van zijn werkingsbudget. De verificatiediensten van Agodi kunnen ter plaatse controle uitoefenen zonder dat die controle betrekking mag hebben op de opportuniteit.
De regering bepaalt nader de controlemaatregelen en ontwikkelt een methode die jaarlijks toelaat om een globaal zicht te krijgen op de besteding van de werkingsbudgetten in het basisonderwijs.]1
----------
(1)<DVR 2008-07-04/52, art. 3, 035; Inwerkingtreding : 01-11-2008 (zie DVR 2008-11-21/48, art. 17)>
Art.78.[1 § 1. Voor de toepassing van dit hoofdstuk gelden volgende kenmerken :
1° leerlingenkenmerken :
a) het opleidingsniveau van de moeder : de moeder is niet in het bezit van een diploma van het secundair onderwijs of van een studiegetuigschrift van het tweede leerjaar van de derde graad van het beroepssecundair onderwijs of van een daarmee gelijkwaardig studiebewijs, hierna leerlingenkenmerk 1 te noemen;
b) [3 het krijgen van een selectieve participatietoeslag leerling: er wordt een selectieve participatietoeslag leerling uitbetaald ten gunste van de leerling, hierna leerlingenkenmerk 2 te noemen. Voor de toepassing van dit artikel worden de leerlingen die enkel door ongewettigde afwezigheid of onvoldoende aanwezigheid geen recht hadden op een selectieve participatietoeslag, ook meegerekend;]3
c) de taal die de leerling in het gezin spreekt en die verschilt van de onderwijstaal : daaronder wordt de taal verstaan die de leerling meestal spreekt met moeder, vader of broers en zussen, hierna leerlingenkenmerk 3 te noemen. De taal die de leerling in het gezin spreekt is niet de onderwijstaal, indien de leerling in het gezin met niemand of in een gezin met drie gezinsleden (de leerling niet meegerekend) met maximum één gezinslid de onderwijstaal spreekt. Broers en zussen worden als één gezinslid beschouwd;
d) de leerling heeft zijn woonplaats in een buurt met een hoog percentage leerlingen met minstens twee jaar schoolse vertraging op vijftienjarige leeftijd, hierna leerlingenkenmerk 4 te noemen. Onder schoolse vertraging wordt het aantal leerjaren vertraging verstaan die een leerling oploopt ten aanzien van het leerjaar waarin hij zich zou bevinden als hij normaal zou vorderen. Voor leerlingen woonachtig in het Vlaamse Gewest wordt onder " buurt " de statistische sector verstaan. De statistische sector is de territoriale basiseenheid zoals vastgelegd door de federale instantie die bevoegd is voor de coördinatie van de openbare statistiek. Voor leerlingen woonachtig in het Brussels Gewest wordt onder " buurt " de gemeente waar zij wonen verstaan;
2° schoolkenmerken :
a) het schoolbestuur organiseert gewoon kleuteronderwijs, hierna schoolkenmerk 1 te noemen;
b) het schoolbestuur organiseert gewoon lager onderwijs, hierna schoolkenmerk 2 te noemen;
c) het schoolbestuur organiseert buitengewoon kleuteronderwijs met uitzondering van type 4, hierna schoolkenmerk 3 te noemen;
d) het schoolbestuur organiseert buitengewoon kleuteronderwijs van type 4, hierna schoolkenmerk 4 te noemen;
e) het schoolbestuur organiseert buitengewoon lager onderwijs met uitzondering van type 4, hierna schoolkenmerk 5 te noemen;
f) het schoolbestuur organiseert buitengewoon lager onderwijs van type 4, hierna schoolkenmerk 6 te noemen;
g) [4 ...]4
h) het schoolbestuur organiseert, conform artikel 24, § 1, tweede lid, van de gecoördineerde Grondwet, neutraal onderwijs, hierna voorafname 1 (V1) te noemen;
i) het schoolbestuur biedt, conform artikel 24, § 1, vierde lid, van de gecoördineerde grondwet, de keuze aan tussen onderricht in een van de erkende godsdiensten en de niet-confessionele zedenleer, hierna voorafname 2 (V2) te noemen.
[3 [7 ...]7]3
§ 2. Leerlingenkenmerk 4 wordt als volgt vastgesteld :
1° in een eerste fase wordt de schoolse vertraging van alle buurten berekend. De berekening van de schoolse vertraging, is gebaseerd op alle leerlingen van het gewoon onderwijs die school hebben gelopen in een onderwijsinstelling, gefinancierd of gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap. Per buurt wordt het percentage vijftienjarige leerlingen berekend die de afgelopen zes tot tien jaar op vijftienjarige leeftijd twee of meer jaar schoolse vertraging hebben opgelopen. Buurten waarvan de berekening van de schoolse vertraging gebaseerd is op minder dan vijftig vijftienjarigen worden hierna dunbevolkte buurten genoemd;
2° in een tweede fase wordt voor elke leerling vastgesteld wat het percentage schoolse vertraging is van de buurt. Leerlingen die behoren tot [6 de trekkende bevolking, vermeld in artikel 3, 52° ter ]6, en [5 leerlingen met een zorgthuis]5,]2 worden geacht te wonen in een buurt met een hoog percentage leerlingen met minstens twee jaar schoolse vertraging op vijftienjarige leeftijd.
Voor alle leerlingen uit het gewoon basisonderwijs wordt het 75e percentiel van de buurtscores bepaald. Leerlingen die hun woonplaats hebben in een buurt met een score hoger dan of gelijk aan het 75e percentiel beantwoorden aan de indicator " woonplaats hebben in een buurt met een hoog percentage leerlingen met minstens twee jaar schoolse vertraging op vijftienjarige leeftijd ".
Leerlingenkenmerk 4 is enkel van toepassing voor leerlingen die in het Nederlandse taalgebied of het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad wonen.
§ 3. De regering bepaalt de wijze waarop de leerlingenkenmerken worden vastgesteld en legt de procedure vast volgens dewelke de gegevens door het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming worden verzameld. Voor leerlingenkenmerk 4 bepaalt de regering de wijze waarop de buurten worden afgebakend.]1
----------
(1)<DVR 2008-07-04/52, art. 3, 035; Inwerkingtreding : 01-11-2008 (zie DVR 2008-11-21/48, art. 17)>
(2)<DVR 2012-07-06/30, art. 4, 054; Inwerkingtreding : 01-09-2012>
(3)<DVR 2019-03-22/19, art. 4, 086; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
(4)<DVR 2019-04-05/42, art. 17, 087; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
(5)<DVR 2022-07-08/11, art. 14, 104; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
(6)<DVR 2023-07-07/17, art. 34,2°, 107; Inwerkingtreding : 01-09-2023>
(7)<DVR 2023-07-07/17, art. 3, 107; Inwerkingtreding : 01-09-2023>
2° Werkingsbudgetten in het gefinancierde en gesubsidieerde gewoon basisonderwijs.
A. Vaststelling van het totale werkingsbudget en de verdeling ervan in deelbudgetten.
Art.79.[1 § 1.[14 ...]14.
§ 2. 1°[14 ...]14.
2°[14 ...]14.
3° [10 Vanaf het begrotingsjaar 2017]10 wordt het werkingsbudget voor het gewoon basisonderwijs berekend op basis van de kredieten die in de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap van het vorige begrotingsjaar als werkingsbudget bestemd zijn voor het gewoon basisonderwijs, vermeerderd met de volledige loonkosten van de leden van het vastbenoemde meesters-, vak- en dienstpersoneel van het Gemeenschapsonderwijs van het vorige begrotingsjaar voor het gewoon basisonderwijs.
4° [11 ...]11
§ 3.[14 ...]14.
Vanaf begrotingsjaar 2010 wordt het bedrag, verkregen na de toepassing van § 2, vermenigvuldigd met de aanpassingscoëfficiënten A1 en A2.
De coëfficiënten A1 en A2 worden als volgt berekend :
1° A1 = 0,6 + 0,4 (punten 1/punten 0), waarbij :
a) punten 1 = het totale aantal punten voor schoolkenmerk 1 en 2, berekend na de toepassing van artikel 81, voor de leerlingen van het gewoon basisonderwijs op de eerste schooldag van februari van het vorige schooljaar;
b) punten 0 = het totale aantal punten voor schoolkenmerk 1 en 2, berekend na de toepassing van artikel 81, voor de leerlingen van het gewoon basisonderwijs op de eerste schooldag van februari van het voorlaatste schooljaar;
2° A2 = (Cx-1/Cx-2), waarbij :
a) Cx-1 : de gezondheidsindex van de maand januari van het begrotingsjaar x-1;
b) Cx-2 : de gezondheidsindex van de maand januari van het begrotingsjaar x-2.
De A2-coëfficiënt wordt voor 100 % in rekening gebracht.
[2 3° [14 ...]14]2
[6 4°[14 ...]14]6
[7 5° [14 ...]14;]7
[8 6°[14 ...]14
7° [14 ...]14.]8
[12 8°[14 ...]14]12
§ 4. [9[14 ...]14]9]1
----------
(1)<DVR 2008-07-04/52, art. 3, 035; Inwerkingtreding : 01-11-2008 (zie DVR 2008-11-21/48, art. 17)>
(2)<DVR 2009-12-18/05, art. 52, 041; Inwerkingtreding : 01-01-2010>
(3)<DVR 2009-12-18/05, art. 53, 041; Inwerkingtreding : 01-01-2010>
(4)<DVR 2009-12-18/27, art. 2, 042; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
(5)<DVR 2010-12-23/06, art. 2, 044; Inwerkingtreding : 01-01-2011>
(6)<DVR 2012-06-01/07, art. 2, 051; Inwerkingtreding : 01-01-2012>
(7)<DVR 2012-12-21/01, art. 2, 055; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
(8)<DVR 2014-12-19/18, art. 2, 062; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
(9)<DVR 2017-06-30/02, art. 16, 071; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
(10)<DVR 2017-12-22/08, art. 81, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
(11)<DVR 2017-12-22/08, art. 82, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
(12)<DVR 2019-12-20/13, art. 42, 089; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
(13)<DVR 2021-07-09/23, art. 25, 095; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(14)<DVR 2023-11-23/33, art. 25, 114; Inwerkingtreding : 01-09-2023>
Art.80.[1 § 1. Van het werkingsbudget gewoon basisonderwijs verkregen na de toepassing van artikel 79, wordt een budget van 3 % voorafgenomen voor scholen die voldoen aan schoolkenmerk V1. Die voorafname wordt berekend volgens de volgende formule :
V1 = B * lln_Neu * 3 % / (lln_tot + lln_Neu * 3 % + lln_LB * [5 3,97 %]5), waarbij :
1° B = werkingsbudget verkregen na de toepassing van artikel 79;
2° lln_Neu = leerlingen in het gewoon basisonderwijs van het Gemeenschapsonderwijs;
3° lln_tot = het totaal aantal leerlingen in het gewoon basisonderwijs;
4° lln_LB = leerlingen van het officieel gewoon lager onderwijs.
§ 2. Van het werkingsbudget gewoon basisonderwijs verkregen na toepassing van artikel 79, wordt een budget van [5 3,97 %]5 voorafgenomen voor scholen die voldoen aan schoolkenmerk V2. Die voorafname wordt berekend volgens de volgende formule :
V2 = B * lln_LB * [5 3,97 %]5 / (lln_tot + lln_Neu * 3 % + lln_LB * [5 3,97 %]5).
§ 3. Van het werkingsbudget gewoon basisonderwijs verkregen na de toepassing van artikel 79 en na toepassing van § 1 en § 2, wordt een percentage berekend dat in aanmerking komt voor verdeling op basis van de leerlingenkenmerken. Dat budget wordt berekend volgens de volgende formule :
(B - V1 - V2) * Pjaar x = B_lli, waarbij :
1° [4 Pjaarx = percentage voor het begrotingsjaar in kwestie. Dat percentage bedraagt 14,5625 % voor de begrotingsjaren 2014 en 2015. Vanaf het begrotingsjaar 2016 stijgt dit percentage jaarlijks met 0,1875 % tot 15,5 % vanaf 2020. Vanaf begrotingsjaar 2021 is het dit percentage van 15,5 % dat zal worden toegepast;]4
2° B_lli = werkingsbudget dat verdeeld zal worden op basis van leerlingenkenmerken.
Het werkingsbudget per leerlingenkenmerk wordt als volgt bepaald : B_lli / 4, respectievelijk : B_lliOpl, B_lliSt, B_lliTa, B_lliBu, met :
a) B_lliOpl = werkingsbudget leerlingenkenmerk 1;
b) B_lliSt = werkingsbudget leerlingenkenmerk 2;
c) B_lliTa = werkingsbudget leerlingenkenmerk 3;
d) B_lliBu = werkingsbudget leerlingenkenmerk 4.
§ 4. Het werkingsbudget dat verdeeld wordt op basis van de schoolkenmerken hierna B_SchK te noemen, wordt bepaald door de toepassing van volgende formule :
[6 ...]6]1
[3 Voor het begrotingsjaar 2010 wordt het B_SchK bepaald door toepassing van volgende formule :
B_SchK = GPP_SchK2009 x het totale aantal punten verkregen na toepassing van artikel 81, 1° en 2°,
waarbij : GPP_SchK2009 de geldwaarde per punt is voor het begrotingsjaar 2009, zoals vastgesteld na de derde begrotingscontrole 2009.]3
----------
(1)<DVR 2008-07-04/52, art. 3, 035; Inwerkingtreding : 01-11-2008 (zie DVR 2008-11-21/48, art. 17)>
(2)<DVR 2009-12-18/05, art. 54, 041; Inwerkingtreding : 01-01-2010>
(3)<DVR 2009-12-18/05, art. 55, 041; Inwerkingtreding : 01-01-2010>
(4)<DVR 2014-12-19/18, art. 3, 062; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
(5)<DVR 2019-12-20/13, art. 43, 089; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
(6)<DVR 2023-11-23/33, art. 26, 114; Inwerkingtreding : 01-09-2023>
B. Verdelingsmechanisme van de deelbudgetten.
Art.81.[1 B_SchK, vermeld in artikel 80, § 4, wordt als volgt verdeeld over de schoolkenmerken 1 en 2, vermeld in artikel 78, § 1 :
1° [2 voor de leerlingen van het kleuteronderwijs en van het lager onderwijs wordt het puntengewicht bepaald op 8 punten;]2
2° voor alle scholen wordt per schoolkenmerk [3, vermeld in artikel 78, § 1, ]3, het aantal leerlingen geteld zoals bepaald in artikel 87, vermenigvuldigd met het overeenkomstige puntengewicht verkregen na toepassing van 1°;
3° het B_SchK wordt vervolgens gedeeld door het totale aantal te verdelen punten. Het quotiënt van die deling is de geldwaarde per punt voor schoolkenmerken, hierna GPP_SchK te noemen.]1
----------
(1)<DVR 2008-07-04/52, art. 3, 035; Inwerkingtreding : 01-11-2008 (zie DVR 2008-11-21/48, art. 17)>
(2)<DVR 2019-12-20/13, art. 44, 089; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
(3)<DVR 2023-07-07/17, art. 4, 107; Inwerkingtreding : 01-09-2023>
Art.82.[1 § 1. Het budget V1, vermeld in artikel 80, § 1, wordt als volgt verdeeld : V1 wordt gedeeld door alle leerlingen van het gewoon basisonderwijs van het Gemeenschapsonderwijs. Het quotiënt van die deling resulteert in een geldwaarde per leerling voor schoolkenmerk V1, hierna GW_V1 te noemen.
§ 2. Het budget V2, vermeld in artikel 80, § 2, wordt als volgt verdeeld : V2 wordt gedeeld door alle leerlingen van het officieel gewoon lager onderwijs. Het quotiënt van die deling resulteert in een geldwaarde per leerling voor schoolkenmerk V2, hierna GW_V2 te noemen.]1
----------
(1)<DVR 2008-07-04/52, art. 3, 035; Inwerkingtreding : 01-11-2008 (zie DVR 2008-11-21/48, art. 17)>>
Art.83.[1 Het budget leerlingenkenmerken, vermeld in artikel 80, § 3, wordt verdeeld in een bedrag per leerling per kenmerk volgens de volgende formules :
1) B_ClliOpl = B_lliOpl/ClliOpl;
2) B_ClliSt = B_lliSt/ClliSt;
3) B_ClliTa = B_lliTa/ClliTa;
4) B_ClliBu = B_lliBu/ ClliBu;
met :
a) B_ClliOpl = bedrag per gecorrigeerd leerlingenaantal leerlingenkenmerk 1;
b) B_ClliSt = bedrag per gecorrigeerd leerlingenaantal leerlingenkenmerk 2;
c) B_ClliTa = bedrag per gecorrigeerd leerlingenaantal leerlingenkenmerk 3;
d) B_ClliBu = bedrag per gecorrigeerd leerlingenaantal leerlingenkenmerk 4;
e) ClliOpl = het gecorrigeerde aantal leerlingen dat in aanmerking komt voor leerlingenkenmerk 1;
f) ClliSt = het gecorrigeerde aantal leerlingen dat in aanmerking komt voor leerlingenkenmerk 2;
g) ClliTa = het gecorrigeerde aantal leerlingen dat in aanmerking komt voor leerlingenkenmerk 3;
h) ClliBu = het gecorrigeerde aantal leerlingen dat in aanmerking komt voor leerlingenkenmerk 4.
ClliOpl, ClliSt, ClliTaen ClliBu worden respectievelijk via de volgende formules berekend :
1° ClliOpl = 'Sigma'alle scholenClliOpl_school,
waarbij ClliOpl_school = MIN (Proc._school_iOpl; Gemid_tot_iOpl + (2 x Stdev_tot_iOpl)) x aantal leerlingen in de school, waarbij :
a) ClliOpl_school = het gecorrigeerde leerlingenaantal per school voor leerlingenkenmerk 1;
b) Proc_school_iOpl = het Procentueel aantal leerlingen dat per school in aanmerking komt voor leerlingenkenmerk 1;
c) Gemid_tot_iOpl = het gemiddelde van het procentueel aantal leerlingen dat voor alle scholen samen in aanmerking komt voor leerlingenkenmerk 1;
d) Stdev_tot_iOpl = de standaarddeviatie berekend op de totale procentuele leerlingenpopulatie die in aanmerking komen voor leerlingenkenmerk 1;
e) MIN = de laagste waarde van de twee : Proc_school_iOpl of Gemid_tot_iOpl + (2 x Stdev_tot_iOpl); het procentueel aantal leerlingen dat per school in aanmerking komt voor leerlingenkenmerk 1 of het gemiddelde van het procentueel aantal leerlingen dat voor alle scholen samen in aanmerking komt voor leerlingenkenmerk 1 vermeerderd met twee keer de standaarddeviatie berekend op de totale procentuele leerlingenpopulatie voor leerlingenkenmerk 1;
2° ClliSt = 'Sigma'alle scholenClliSt_school, waarbij : ClliSt_school = MIN (Proc_school_iSt; Gemid_tot_iSt + (2 x Stdev_tot_iSt)) x aantal leerlingen in de school, waarbij :
a) ClliSt_school = het gecorrigeerde leerlingenaantal per school voor leerlingenkenmerk 2;
b) Proc_school_iSt = het procentueel aantal leerlingen per school dat in aanmerking komt voor leerlingenkenmerk 2;
c) Gemid_tot_iSt = het gemiddeld van het procentueel aantal leerlingen dat voor alle scholen samen in aanmerking komt voor leerlingenkenmerk 2;
d) Stdev_tot_iSt = de standaarddeviatie berekend op de totale procentuele leerlingenpopulatie die in aanmerking komen voor leerlingenkenmerk 2;
e) MIN = de laagste waarde van de twee : Proc_school_iSt of Gemid_tot_iSt + (2 x Stdev_tot_iSt); het procentueel aantal leerlingen dat per school in aanmerking komt voor leerlingenkenmerk 2 of het gemiddelde van het procentueel aantal leerlingen dat voor alle scholen samen in aanmerking komt voor leerlingenkenmerk 2 vermeerderd met twee keer de standaarddeviatie berekend op de totale procentuele leerlingenpopulatie voor leerlingenkenmerk 2;
3° ClliTa = 'Sigma'alle scholenClliTa_school, waarbij ClliTa_school = MIN (Proc_school_iTa; Gemid_tot_iTa + (2 x Stdev_tot_iTa)) x aantal leerlingen in de school, waarbij :
a) ClliTa _school = het gecorrigeerde leerlingenaantal per school voor leerlingenkenmerk 3;
b) Proc_school_iTa = het procentueel aantal leerlingen per school dat in aanmerking komt voor leerlingenkenmerk 3;
c) Gemid_tot_iTa = het gemiddelde van het procentueel aantal leerlingen per school dat voor alle scholen samen in aanmerking komt voor leerlingenkenmerk 3;
d) Stdev_tot_iTa = de standaarddeviatie berekend op de totale procentuele leerlingenpopulatie die in aanmerking komen voor leerlingenkenmerk 3;
e) MIN = de laagste waarde van de twee : Proc_school_iTa of Gemid_tot_iTa + (2 x Stdev_tot_iTa); het procentueel aantal leerlingen dat per school in aanmerking komt voor leerlingenkenmerk 3 of het gemiddelde van het procentueel aantal leerlingen dat voor alle scholen samen in aanmerking komt voor leerlingenkenmerk 3 vermeerderd met twee keer de standaarddeviatie berekend op de totale procentuele leerlingenpopulatie voor leerlingenkenmerk 3;
4° ClliBu = 'Sigma'alle scholenClliBu_school, waarbij ClliB_school = MIN (Proc_school_iBu; Gemid_tot_iBu + (2 x Stdev_tot_iBu)) x aantal leerlingen in de school, waarbij :
a) ClliBu_school = het gecorrigeerde leerlingenaantal per school voor leerlingenkenmerk 4;
b) Proc_school_iBu = het procentueel aantal leerlingen per school dat in aanmerking komt voor leerlingenkenmerk 4;
c) Gemid_tot_iBu = het gemiddelde van het procentueel aantal leerlingen per school dat in aanmerking komt voor leerlingenkenmerk 4 voor alle scholen samen;
d) Stdev_tot_iBu = de standaarddeviatie berekend op de totale procentuele leerlingenpopulatie die in aanmerking komen voor leerlingenkenmerk 4;
e) MIN = de laagste waarde van de twee : Proc_school_iBu of Gemid_tot_iBu + (2 x Stdev_tot_iBu). het procentueel aantal leerlingen dat per school in aanmerking komt voor leerlingenkenmerk 4 of het gemiddelde van het procentueel aantal leerlingen dat voor alle scholen samen in aanmerking komt voor leerlingenkenmerk 4 vermeerderd met twee keer de standaarddeviatie berekend op de totale procentuele leerlingenpopulatie voor leerlingenkenmerk 4.]1
----------
(1)<DVR 2008-07-04/52, art. 3, 035; Inwerkingtreding : 01-11-2008 (zie DVR 2008-11-21/48, art. 17)>
C. Berekening van het werkingsbudget per school.
Art.84.[1 Het werkingsbudget per school wordt voor een deel berekend op basis van schoolkenmerken en voor een deel op basis van leerlingenkenmerken.]1
----------
(1)<DVR 2008-07-04/52, art. 3, 035; Inwerkingtreding : 01-11-2008 (zie DVR 2008-11-21/48, art. 17)>
Art.85.[1 § 1. Per school wordt het totaal aantal punten berekend door het aantal leerlingen, geteld overeenkomstig artikel 87, te vermenigvuldigen met hun puntengewicht voor schoolkenmerk 1 en 2.
§ 2. [6 Onverminderd de bepalingen in artikel 39, § 7, 2°, van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van onderwijs is het werkingsbudget per school de som van:]6
1° het resultaat van de vermenigvuldiging van het totale aantal punten per school met de GPP_SchK, zoals bepaald in artikel 81, 3°;
2° het bedrag, verkregen door het resultaat de van volgende vermenigvuldigingen :
a) B_ClliOpl x ClliOpl_school;
b) B_ClliSt x ClliSt_school;
c) B_ClliTa x ClliTa_school;
d) B_ClliBu x ClliBu_school;
3° GW_V1, zoals bepaald in artikel 82, § 1, vermenigvuldigd met het aantal leerlingen in de school;
4° GW_V2, zoals bepaald in artikel 82, § 2, vermenigvuldigd met het aantal leerlingen lager onderwijs in de school.
§ 3. Het budget, verkregen na de toepassing van § 2, wordt voor het Gemeenschapsonderwijs jaarlijks aan de raden van bestuur van de scholengroepen toegekend in overeenstemming met de bepalingen van artikel 36, 2°, van het bijzonder decreet van 14 juli 1998 betreffende het Gemeenschapsonderwijs waarbij :
1° de som van het bedrag dat met toepassing van artikel 85, § 2, verkregen is, voor het geheel van de scholen van het gewoon basisonderwijs van het Gemeenschapsonderwijs tot en met 2015 verminderd wordt met 30 percent van de loonkosten van de leden van het meesters-, vak- en dienstpersoneel van het gewoon basisonderwijs van het Gemeenschapsonderwijs, in 2016 met 60 percent en [5 vanaf 2017]5 met 100 percent van die loonkosten;
2° de som van het bedrag dat met toepassing van § 2, verkregen is, voor het geheel van de scholen van het gewoon basisonderwijs van het Gemeenschapsonderwijs verhoogd wordt met de middelen vastgelegd voor het optrekken van het vakantiegeld tot 92 % voor het contractuele onderhouds- of meesters-, vak- en dienstpersoneel van het Gemeenschapsonderwijs, toegekend via de betreffende onderwijs-cao. Voor het begrotingsjaar 2009 is dat bedrag [2 554.000]2 euro.
Vanaf begrotingsjaar 2010 wordt dat bedrag jaarlijks geïndexeerd door de toepassing van de A2-coëfficiënt zoals bepaald in artikel 79.
§ 4. Het werkingsbudget verkregen na de toepassing van artikel 85, § 2, wordt voor het gesubsidieerd onderwijs jaarlijks toegekend aan de schoolbesturen van het gesubsidieerd onderwijs.
Daarbij worden de middelen voor de schoolbesturen van het vrij gesubsidieerd onderwijs verhoogd met de middelen tot harmonisering van de lonen tussen het onderhouds-, meesters-, vak- en dienstpersoneel van het gesubsidieerd vrij onderwijs en dat personeel van het Gemeenschapsonderwijs, toegekend via de respectieve onderwijs-cao's. Voor het begrotingsjaar 2009 is dat bedrag [3 3.239.000]3 euro.
Vanaf begrotingsjaar 2010 wordt dat bedrag jaarlijks geïndexeerd door toepassing van de A2-coëfficiënt zoals bepaald in artikel 79.
Die cao-middelen worden verdeeld pro rata het aantal punten per school van het vrij gesubsidieerd onderwijs, dat verkregen is na de toepassing van artikel 85, § 1.
§ 5. [7 Het werkingsbudget van het betrokken schooljaar]7 van de scholengroepen van het Gemeenschapsonderwijs en van de scholen van het gesubsidieerd gewoon basisonderwijs worden elk jaar in twee schijven uitbetaald : in januari een eerste schijf van 50 % en het saldo in juni.]1
[4 § 6. Indien het decreet houdende de aanpassing van de algemene uitgavenbegroting van het begrotingsjaar waarin de [7 aan het werkingsbudget van het betrokken schooljaar is opgenomen]7aanleiding geeft tot meer middelen voor de schoolbesturen van het gesubsidieerd gewoon basisonderwijs of de scholengroepen van het Gemeenschapsonderwijs, dan worden deze bijkomende middelen uitbetaald binnen de twee maanden na de bekrachtiging door de Vlaamse Regering van betrokken decreet.]4
----------
(1)<DVR 2008-07-04/52, art. 3, 035; Inwerkingtreding : 01-11-2008 (zie DVR 2008-11-21/48, art. 17)>
(2)<DVR 2008-12-19/40, art. 3, 036; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
(3)<DVR 2008-12-19/40, art. 4, 036; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
(4)<DVR 2011-07-08/06, art. 2, 047; Inwerkingtreding : 01-01-2011>
(5)<DVR 2016-12-23/02, art. 23, 070; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
(6)<DVR 2021-07-09/33, art. 93, 096; Inwerkingtreding : 01-09-2021>
(7)<DVR 2023-07-07/17, art. 36, 107; Inwerkingtreding : 01-09-2023>
3° Werkingsbudgetten in het gefinancierde en gesubsidieerde buitengewoon onderwijs.
A. Vaststelling van het totale werkingsbudget en de verdeling ervan in deelbudgetten.
Art. 85bis.[1 § 1.[14 ...]14.
§ 2. 1° [14 ...]14.
2°[14 ...]14
3° Vanaf het begrotingsjaar 2017 wordt het werkingsbudget voor het buitengewoon basisonderwijs berekend op basis van de kredieten die in de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap van het vorige begrotingsjaar als werkingsbudget bestemd zijn voor het buitengewoon basisonderwijs, vermeerderd met de volledige loonkosten van de leden van het vastbenoemde meesters-, vak- en dienstpersoneel van het Gemeenschapsonderwijs van het vorige begrotingsjaar voor het buitengewoon basisonderwijs.
4° [10 ...]10
§ 3. [14 ...]14.
Vanaf begrotingsjaar 2010 wordt het bedrag, verkregen na de toepassing van § 2, vermenigvuldigd met de aanpassingscoëfficiënten A1 en A2.
[14 ...]14:
1° A1 = 0,6 + 0,4 (punten 1/punten 0), waarbij :
a) punten 1 = het totale aantal punten voor schoolkenmerk 3, 4, 5 en 6, zoals berekend na toepassing van artikel 85quater, voor de leerlingen van het buitengewoon basisonderwijs op de eerste schooldag van februari van het vorige schooljaar;
b) punten 0 = het totaal aantal punten voor schoolkenmerk 3, 4, 5 en 6, zoals berekend na toepassing van artikel 85quater, voor de leerlingen van het buitengewoon basisonderwijs op de eerste schooldag van februari van het voorlaatste schooljaar;
2° A2 = (Cx-1/Cx-2), waarbij :
a) Cx-1 : de gezondheidsindex van de maand januari van het begrotingsjaar x-1;
b) Cx-2 : de gezondheidsindex van de maand januari van het begrotingsjaar x-2.
De A2-coëfficiënt wordt voor 100 % in rekening gebracht.
[2 3° [14 ...]14]2
[6 4° [14 ...]14]6
[7 5° [14 ...]14]7
[8 6° [14 ...]14;
7°[14 ...]14.]8
[11 8° [14 ...]14]11
§ 4. [9 [14 ...]14]9]1
----------
(1)<DVR 2008-07-04/52, art. 3, 035; Inwerkingtreding : 01-11-2008 (zie DVR 2008-11-21/48, art. 17)>
(2)<DVR 2009-12-18/05, art. 56, 041; Inwerkingtreding : 01-01-2010>
(3)<DVR 2009-12-18/05, art. 57, 041; Inwerkingtreding : 01-01-2010>
(4)<DVR 2009-12-18/27, art. 3, 042; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
(5)<DVR 2010-12-23/06, art. 3, 044; Inwerkingtreding : 01-01-2011>
(6)<DVR 2012-06-01/07, art. 3, 051; Inwerkingtreding : 01-01-2012>
(7)<DVR 2012-12-21/01, art. 3, 055; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
(8)<DVR 2014-12-19/18, art. 4, 062; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
(9)<DVR 2017-06-30/02, art. 17, 071; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
(10)<DVR 2017-12-22/08, art. 83, 074; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
(11)<DVR 2019-12-20/13, art. 45, 089; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
(12)<DVR 2021-07-09/23, art. 26, 095; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(13)<DVR 2023-07-07/17, art. 37, 107; Inwerkingtreding : 01-09-2023>
(14)<DVR 2023-11-23/33, art. 27, 114; Inwerkingtreding : 01-09-2023>
Art. 85ter.[1 § 1. Van het werkingsbudget buitengewoon basisonderwijs verkregen na de toepassing van artikel 85bis, wordt een budget van 3 % voorafgenomen voor scholen die voldoen aan schoolkenmerk V1. Die voorafname wordt berekend volgens de volgende formule :
V1 = B * lln_Neu * 3 % / (lln_tot + lln_Neu * 3 % + lln_LB * [3 3,97 %]3), waarbij :
1° B = werkingsbudget verkregen na toepassing van artikel 85bis;
2° lln_Neu = leerlingen in het buitengewoon basisonderwijs van het Gemeenschapsonderwijs;
3° lln_tot = het totale aantal leerlingen in het buitengewoon basisonderwijs;
4° lln_LB = leerlingen van het officieel buitengewoon lager onderwijs.
§ 2. Van het werkingsbudget buitengewoon basisonderwijs verkregen na de toepassing van artikel 85bis, wordt een budget van [3 3,97 %]3 voorafgenomen voor scholen die voldoen aan schoolkenmerk V2. Die voorafname wordt berekend volgens de volgende formule :
V2 = B * lln_LB * [3 3,97 %]3 / (lln_tot + lln_Neu * 3 % + lln_LB * [3 3,97 %]3).
§ 3. Het werkingsbudget dat verdeeld wordt op basis van de schoolkenmerken, hierna B_SchK te noemen, wordt bepaald door de toepassing van de volgende formule :
[4 ...]4]1
[2 Voor het begrotingsjaar 2010 wordt het B_SchK bepaald door toepassing van volgende formule :
B_SchK = GPP_SchK2009 x het totale aantal punten verkregen na toepassing van artikel 85quater, 1° en 2°,
waarbij : GPP_SchK2009 de geldwaarde per punt is voor het begrotingsjaar 2009, zoals vastgesteld na de derde begrotingscontrole 2009.]2
----------
(1)<DVR 2008-07-04/52, art. 3, 035; Inwerkingtreding : 01-11-2008 (zie DVR 2008-11-21/48, art. 17)>
(2)<DVR 2009-12-18/05, art. 58, 041; Inwerkingtreding : 01-01-2010>
(3)<DVR 2019-12-20/13, art. 46, 089; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
(4)<DVR 2023-11-23/33, art. 28, 114; Inwerkingtreding : 01-09-2023>
B. Verdelingsmechanisme van de deelbudgetten.
Art. 85quater.[1 B_SchK zoals bepaald in artikel 85ter, § 3, wordt als volgt verdeeld over de schoolkenmerken 3, 4, 5, en 6:
1° voor de leerlingen van het buitengewoon onderwijs wordt het puntengewicht als volgt vastgesteld:
a) buitengewoon kleuteronderwijs niet type 4 (= schoolkenmerk 3) [2 13 punten]2;
b) buitengewoon kleuteronderwijs wel type 4 (= schoolkenmerk 4) [2 15 punten]2;
c) buitengewoon lager onderwijs niet type 4 (= schoolkenmerk 5) 13 punten;
d) buitengewoon lager onderwijs wel type 4 (= schoolkenmerk 6) 15 punten.
[2 ...]2;
2° voor alle scholen wordt per schoolkenmerk, vermeld in punt 1°, het aantal leerlingen, geteld zoals bepaald in artikel 87, vermenigvuldigd met het overeenkomstige puntengewicht;
3° het B_SchK wordt vervolgens gedeeld door het totale aantal te verdelen punten.
Het quotiënt van die deling is de geldwaarde per punt voor schoolkenmerken, hierna GPP_SchK te noemen.]1
----------
(1)<DVR 2019-04-05/42, art. 18, 087; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
(2)<DVR 2019-12-20/13, art. 47, 089; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
Art. 85quinquies.[1 § 1. Het budget V1, zoals bepaald in artikel 85ter, wordt als volgt verdeeld : V1 wordt gedeeld door alle leerlingen van het buitengewoon basisonderwijs van het Gemeenschapsonderwijs. Het quotiënt van die deling resulteert in een geldwaarde per leerling voor schoolkenmerk V1, hierna GW_V1 te noemen.
§ 2. Het budget V2, zoals bepaald in artikel 85ter, wordt als volgt verdeeld : V2 wordt gedeeld door alle leerlingen van het officieel buitengewoon lager onderwijs. Het quotiënt van die deling resulteert in een geldwaarde per leerling voor schoolkenmerk V2, hierna GW_V2 te noemen.]1
----------
(1)<DVR 2008-07-04/52, art. 3, 035; Inwerkingtreding : 01-11-2008 (zie DVR 2008-11-21/48, art. 17)>
C.1. Berekening van het werkingsbudget per school.
Art. 85sexies.[1 Het werkingsbudget per school wordt berekend op basis van schoolkenmerken.]1
----------
(1)<DVR 2008-07-04/52, art. 3, 035; Inwerkingtreding : 01-11-2008 (zie DVR 2008-11-21/48, art. 17)>
Art.86.[1 § 1. Per school wordt het totale aantal punten berekend door de vermenigvuldiging van het aantal leerlingen, geteld overeenkomstig artikel 87, te vermenigvuldigen met hun puntengewicht voor schoolkenmerk 3, 4, 5, 6.
§ 2. Het werkingsbudget per school van het buitengewoon basisonderwijs is de som van :
1° het resultaat van de vermenigvuldiging van het totale aantal punten per school met de GPP_SchK, zoals bepaald in [5 artikel 85quater, eerste lid, 3°]5;
2° GW_V1, zoals bepaald in [5 artikel 85quinquies, § 2 ]5, vermenigvuldigd met het aantal leerlingen in de school;
3° GW_V2, zoals bepaald in artikel 85sexies, § 2, vermenigvuldigd met het aantal leerlingen lager onderwijs in de school.
§ 3. Het budget verkregen na de toepassing van § 2, wordt voor het Gemeenschapsonderwijs jaarlijks aan de raden van bestuur van de scholengroepen toegekend overeenkomstig de bepalingen van artikel 36, 2°, van het bijzonder decreet van 14 juli 1998 betreffende het Gemeenschapsonderwijs waarbij :
1° de som van het bedrag dat met toepassing van § 2 verkregen is, voor het geheel van de scholen van het buitengewoon basisonderwijs van het Gemeenschapsonderwijs tot en met 2015 verminderd wordt met 30 percent van de loonkosten van de leden van het meesters-, vak- en dienstpersoneel van het buitengewoon basisonderwijs van het Gemeenschapsonderwijs, in 2016 met 60 percent en [4 vanaf 2017]4 met 100 percent van die loonkosten;
2° de som van het bedrag dat met toepassing van § 2 verkregen is, voor het geheel van de scholen van het buitengewoon basisonderwijs van het Gemeenschapsonderwijs verhoogd wordt met de middelen, vastgelegd voor het optrekken van het vakantiegeld tot 92 % voor het contractuele onderhouds- of meesters-, vak- en dienstpersoneel van het Gemeenschapsonderwijs, toegekend via de betreffende onderwijs-cao. Voor het begrotingsjaar 2009 is dat bedrag 86 000 euro.
Vanaf begrotingsjaar 2010 wordt dat bedrag jaarlijks geïndexeerd door toepassing van de A2-coëfficiënt zoals bepaald in artikel 79.
§ 4. Het werkingsbudget verkregen na de toepassing van § 2 wordt voor het gesubsidieerd onderwijs jaarlijks toegekend aan de schoolbesturen van het gesubsidieerd onderwijs.
Daarbij worden de middelen voor de schoolbesturen van het vrij gesubsidieerd onderwijs verhoogd met de middelen tot harmonisering van de lonen tussen het onderhouds-, meesters-, vak- en dienstpersoneel van het gesubsidieerd vrij onderwijs en dat personeel van het Gemeenschapsonderwijs, toegekend via de betreffende onderwijs-cao's. Voor het begrotingsjaar 2009 is dat bedrag [2 287.000]2 euro.
Vanaf begrotingsjaar 2010 wordt dat bedrag jaarlijks geïndexeerd door de toepassing van de A2-coëfficiënt, zoals bepaald in artikel 79.
Die cao-middelen worden verdeeld pro rata het aantal punten per school van het vrij gesubsidieerd onderwijs, dat verkregen is na de toepassing van artikel 86, § 1.
§ 5. De werkingsbudgetten van de scholengroepen van het Gemeenschapsonderwijs en van de scholen van het gesubsidieerd buitengewoon basisonderwijs worden elk jaar in twee schijven uitbetaald : in januari een voorschot van 50 % en het saldo in juni.]1
[3 § 6. [5 Indien het decreet houdende aanpassing van de algemene uitgavenbegroting van het begrotingsjaar waarin het werkingsbudget voor het betrokken schooljaar is opgenomen aanleiding geeft tot meer werkingsbudget voor de schoolbesturen van het gesubsidieerd buitengewoon basisonderwijs of de scholengroepen van het Gemeenschapsonderwijs, dan wordt dit bijkomende werkingsbudget uitbetaald binnen de twee maanden na de bekrachtiging door de Vlaamse Regering van het betrokken decreet.]5.]3
----------
(1)<DVR 2008-07-04/52, art. 3, 035; Inwerkingtreding : 01-11-2008 (zie DVR 2008-11-21/48, art. 17)>
(2)<DVR 2008-12-19/40, art. 6, 036; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
(3)<DVR 2011-07-08/06, art. 3, 047; Inwerkingtreding : 01-01-2011>
(4)<DVR 2016-12-23/02, art. 24, 070; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
(5)<DVR 2023-07-07/17, art. 38, 107; Inwerkingtreding : 01-09-2023>
C.2. Berekening van de integratietoelage per school.<
Art. 86bis.
<Opgeheven bij DVR 2019-04-05/42, art. 19, 087; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Art. 86bis/1.
<Opgeheven bij DVR 2023-05-05/07, art. 115, 111; Inwerkingtreding : 01-09-2023>
Art. 86ter.
<Opgeheven bij DVR 2019-04-05/42, art. 19, 087; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Art. 86quater.
<Opgeheven bij DVR 2019-04-05/42, art. 19, 087; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
4° Teldagen.
Art.87.[1 § 1. Het werkingsbudget wordt ieder schooljaar per school berekend op basis van het aantal regelmatige leerlingen dat ingeschreven is op de eerste schooldag van februari van het voorgaande schooljaar.
§ 2. In afwijking van § 1 is de teldag voor de berekening van het werkingsbudget voor scholen in programmatie de eerste schooldag van oktober van het lopende schooljaar.
Die teldag geldt in het gewoon basisonderwijs voor de hele school voor het schooljaar van oprichting en voor de vijf daaropvolgende schooljaren.
Die teldag geldt in het buitengewoon basisonderwijs voor de hele school voor het schooljaar van oprichting en voor de twee daaropvolgende schooljaren.
§ 3. In afwijking van § 1 is de teldag voor de berekening van het werkingsbudget voor scholen die betrokken zijn bij een herstructurering, de eerste schooldag van oktober van het lopende schooljaar. [4 Deze afwijking geldt niet voor scholen van het gewoon basisonderwijs als het gaat over autonome kleuterscholen die een vestigingsplaats afschaffen.]4
[5 § 3/1. In afwijking van paragraaf 1 is de teldag voor het bijkomend werkingsbudget, vermeld in artikel 87sexies, in de eerste drie bestaansjaren van de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal, de eerste schooldag van oktober van het lopende schooljaar.]5
§ 4. Voor de toepassing van dit artikel op CKG-scholen en op scholen voor type 5 worden de woorden " de eerste schooldag van oktober " telkens gelezen als " de maand september " en wordt het woord " teldag " telkens gelezen als " telperiode ".
[3 Voor type 5-scholen die betrokken zijn bij een herstructurering is de telperiode in het tweede jaar na die herstructurering de volledige maand september van het lopende schooljaar.]3
Voor de toepassing van dit artikel op CKG-scholen en scholen voor type 5 worden de woorden " op basis van het aantal regelmatige leerlingen, ingeschreven op de eerste schooldag van februari " gelezen als " op basis van het gemiddeld aantal regelmatige leerlingen, ingeschreven tijdens de periode van twaalf maanden die voorafgaat aan de eerste schooldag van februari ".
§ 5. Het werkingsbudget van een school voor type 5 kan alleen volledig worden aangewend als een door de regering vastgelegd gemiddelde van onderwijsdagen per kind gedurende de telperiode wordt bereikt.
Als dat gemiddelde niet wordt bereikt, dan wordt het werkingsbudget evenredig verminderd.
§ 6. [2 ...]2]1
----------
(1)<DVR 2008-07-04/52, art. 3, 035; Inwerkingtreding : 01-11-2008 (zie DVR 2008-11-21/48, art. 17)>
(2)<DVR 2019-04-05/42, art. 21, 087; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
(3)<DVR 2022-07-08/10, art. 32, 099; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
(4)<DVR 2022-07-08/11, art. 15, 104; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
(5)<DVR 2024-04-26/51, art. 42, 115; Inwerkingtreding : 01-09-2024>
5° [1 Extra werkingsbudget voor het kleuteronderwijs]1
----------
(1)
Art. 87bis.
<Opgeheven bij DVR 2023-11-23/33, art. 29, 114; Inwerkingtreding : 01-09-2023>
Art. 87ter.
<Opgeheven bij DVR 2023-11-23/33, art. 29, 114; Inwerkingtreding : 01-09-2023>
6°.
Art. 87quater.
<Opgeheven bij DVR 2023-11-23/33, art. 29, 114; Inwerkingtreding : 01-09-2023>
7° [1 Extra werkingsbudget voor een offensief Nederlands voor leerlingen die het Nederlands onvoldoende beheersen]1
----------
(1)
Art. 87quinquies. [1 anaf het begrotingsjaar 20TT, startende in 2024, wordt er jaarlijks een extra werkingsbudget toegekend aan scholen voor gewoon basisonderwijs voor het schooljaar 20TT-1-20TT, startende in 2023-2024, die op de eerste schooldag van februari van 20TT-4 of 20TT-3 of 20TT-2 meer dan 50 procent regelmatige leerlingen lager onderwijs telden die beantwoorden aan het leerlingenkenmerk, vermeld in artikel 78, § 1, 1°, c), van dit decreet.
Voor de maatregel, vermeld in het eerste lid en in artikel 48/2 van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010, wordt voor het basis- en secundair onderwijs samen vanaf 2024 jaarlijks een bedrag van 20 miljoen euro voorzien. Dit bedrag wordt vanaf het begrotingsjaar 2025 geïndexeerd volgens artikel 79, § 3, derde lid, 2°, van dit decreet.
Het bedrag, vermeld in het tweede lid, wordt over het basis- en secundair onderwijs verdeeld op basis van het aandeel van het onderwijsniveau in het totale aantal regelmatige leerlingen op de eerste schooldag van februari van het jaar 20TT-2 die voldoen aan het leerlingenkenmerk 3, vermeld in artikel 242, § 1, eerste lid, 1°, c), van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010 en in artikel 78, § 1, 1°, c), van dit decreet, en voor zover zij ingeschreven zijn in de scholen of centra die voldoen aan de voorwaarde, vermeld in het eerste lid of in artikel 48/2, eerste lid, van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010.
Het extra werkingsbudget per school voor het betrokken schooljaar is het resultaat van de vermenigvuldiging van het aantal regelmatige leerlingen lager onderwijs dat beantwoordt aan het leerlingenkenmerk, vermeld in artikel 78, § 1, 1°, c), van dit decreet, op de eerste schooldag van februari van jaar 20TT-2 in de school met het binnen de begroting voorziene werkingsbudget, vermeld in dit artikel, voor het basisonderwijs voor dat schooljaar gedeeld door het totale aantal regelmatige leerlingen gewoon lager onderwijs in de scholen die voldoen aan de voorwaarde, vermeld in het eerste lid, dat op de eerste schooldag van februari van jaar 20TT-2 beantwoordt aan het leerlingenkenmerk, vermeld in artikel 78, § 1, 1°, c), van dit decreet.
Het extra werkingsbudget wordt aangewend om leerlingen met een te beperkte kennis van het Nederlands extra te ondersteunen.
Het extra werkingsbudget voor het betrokken schooljaar wordt aan de schoolbesturen in minstens twee schijven uitbetaald, waarbij vóór 1 februari de som van de uitbetaalde schijven minstens 50% van het extra werkingsbudget van het betrokken schooljaar vertegenwoordigt en het saldo vóór 1 juli betaald wordt.
De regering kan binnen de beschikbare begrotingskredieten het extra werkingsbudget, vermeld in dit artikel, verhogen]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2023-12-22/12, art. 55, 110; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
8° [1 Bijkomend werkingsbudget voor de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal"]1
----------
(1)
Art. 87sexies. [1 Er wordt elk schooljaar een bijkomend werkingsbudget toegekend aan de scholen van 316,15 euro per leerling die is ingeschreven in de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal.
Het bedrag wordt jaarlijks vermenigvuldigd met de aanpassingscoëfficiënt A, die berekend wordt conform de volgende formule: A = (Cx-1/Cx-2), waarbij:
1° Cx-1: de gezondheidsindex van de maand januari van het begrotingsjaar x-1;
2° Cx-2: de gezondheidsindex van de maand januari van het begrotingsjaar x-2.
Het bijkomende werkingsbudget dat wordt ontvangen, wordt ingezet voor de organisatie van de taalafdeling Nederlands-Vlaamse Gebarentaal. ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2024-04-26/51, art. 44, 115; Inwerkingtreding : 01-09-2024>
Onderafdeling E. - De investeringsmiddelen.
Art.88.
§ 1. [Het Gemeenschapsonderwijs] en de schoolbesturen van het gesubsidieerd onderwijs kunnen voor hun scholen een beroep doen op de door de Gemeenschap aan de ARGO of aan de [1 Agion]1 toegekende investeringsmiddelen voorzover : <DVR 2003-07-10/50, art. 16, 016; Inwerkingtreding : 01-09-2003>
- hun scholen voldoen aan de subsidiërings- of financieringsvoorwaarden;
- de behoefte aan nieuwbouw of uitbreiding is aangetoond en er binnen een bepaalde gebiedsomschrijving geen bestaande gebouwen of voorzieningen beschikbaar zijn die geheel of gedeeltelijk door de Gemeenschap zijn gefinancierd of gesubsidieerd;
- de werken beantwoorden aan de vastgestelde fysische en financiële normen.
§ 2. De regering legt de fysische en financiële normen vast.
----------
(1)<DVR 2007-06-22/40, art. 2.9, 030; Inwerkingtreding : 01-09-2007>
Art.89. De jaarlijks in het decreet houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap ingeschreven vastleggingsmachtigingen bestemd voor investeringen in onroerend goed in het onderwijs worden over het gesubsidieerd vrij onderwijs, het gesubsidieerd officieel onderwijs en het gemeenshapsonderwijs verdeeld naar rato van de vervangingswaarde van de schoolgebouwen van elk hiervoor vermeld onderwijsnet. Hierbij wordt rekening gehouden met een dekkingsgraad van 100 procent in het gefinancierd onderwijs. De dekkingsgraad is 70 procent voor de scholen in het gesubsidieerd basisonderwijs.
Art.90. § 1. Voor de toepassing van artikel 89 wordt per onderwijsnet de vervangingswaarde van de schoolgebouwen vastgesteld op basis van de volgende berekeningswijze :
Begrotingsjaar | Bedrag in miljoen euro |
- | - |
1998 | 5,330 |
1999 | 41,448 |
2000 | 61,081 inclusief adm. ondersteuning |
2001 | 71,319 inclusief adm. ondersteuning |
2002 | 82,078 inclusief adm. ondersteuning |
2003 | 108,766 inclusief adm. ondersteuning |
2004 | 74,676 exclusief adm. ondersteuning |
2005 | 78,890 exclusief adm. ondersteuning |
2006 | 83,352 exclusief adm. ondersteuning |