Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

14 JULI 2004. - Besluit van de Vlaamse regering betreffende de keuze voor en de vrijstelling van het volgen van een cursus in één van de erkende godsdiensten of een cursus niet-confessionele zedenleer in het officieel lager en secundair onderwijs(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 01-09-2004 en tekstbijwerking tot 28-09-2016)



Inhoudstafel:


Art. 1-12
BIJLAGEN.
Art. N1-N2



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1959091004 



Uitvoeringsbesluit(en):

2016036402 



Artikels:

Artikel 1. Dit besluit is van toepassing op het officieel lager onderwijs en het officieel voltijds secundair onderwijs, met uitzondering van de vierde graad.

Art.2. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
  1° ouders : personen die het ouderlijk gezag uitoefenen of in rechte of in feite de minderjarige onder hun bewaring hebben, of de meerderjarige leerling zelf;
  2° departement : de bevoegde dienst of ambtenaar van het departement Onderwijs van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap;
  3° schoolbestuur : de rechtspersoon of de natuurlijke persoon die verantwoordelijk is voor één of meer scholen; wat het Gemeenschapsonderwijs betreft worden met inrichtende macht inzonderheid de bestuursorganen bedoeld die zijn vermeld in het bijzonder decreet van 14 juli 1998 betreffende het gemeenschapsonderwijs.

Art.3.[1 De keuze voor godsdienst of niet-confessionele zedenleer of de keuze voor een vrijstelling van het volgen van godsdienst of niet-confessionele zedenleer, die de ouders maken bij de inschrijving van de leerling of voor het einde van het lopende schooljaar bij een wijziging van keuze, wordt bevestigd met een ondertekende verklaring in het formulier waarvan het model is opgenomen in de bijlage, die bij dit besluit is gevoegd. ]1
  ----------
  (1)<BVR 2016-08-30/22, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2016>

Art.4. Bij bezwaren tegen het volgen van een cursus in één van de erkende godsdiensten of een cursus niet-confessionele zedenleer, informeert de school de ouders over hun rechten en plichten met betrekking tot vrijstelling.

Art.5.
  <Opgeheven bij BVR 2016-08-30/22, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2016>

Art.6. Het schoolbestuur neemt kennis van de aanvraag tot vrijstelling.

Art.7.[1 De lesuren waarvoor de vrijstelling wordt verleend, moet de leerling gebruiken voor zijn eigen ethische vorming en voor de ontwikkeling van zijn persoonlijke identiteit, voor de groei in menselijke waarden en voor de uitbouw van een eigen levensovertuiging met respect voor de grondwettelijke beginselen en voor de rechten van de mens en van het kind in het bijzonder. ]1
  ----------
  (1)<BVR 2016-08-30/22, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2016>

Art.8.[1 Zonder zich over de opportuniteiten van de opdrachten uit te laten, zal de directie en de klassenraad toezien op het naleven van de bepalingen van artikel 7.]1
  ----------
  (1)<BVR 2016-08-30/22, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2016>

Art.9. § 1. Het departement neemt kennis van het niet respecteren door de school van de bepalingen inzake vrijstelling van de keuze, na klacht van de ouders.
  § 2. Het departement deelt de vaststelling bij aangetekend schrijven mee aan het schoolbestuur. Het aangetekend schrijven verwijst naar de mogelijke sancties.
  Binnen een termijn van dertig kalenderdagen na de betekening van het aangetekend schrijven kan het schoolbestuur bij het departement een verweerschrift indienen. De betekening wordt geacht plaats te vinden de derde werkdag na het versturen van het aangetekend schrijven. De herfstvakantie, de kerstvakantie, de krokusvakantie, de paasvakantie en de zomervakantie schorten de termijn van dertig kalenderdagen op.
  § 3. Na ontvangst van het eventueel verweerschrift en uiterlijk vijfenveertig kalenderdagen na de betekening van het aangetekend schrijven aan het schoolbestuur, legt het departement desgevallend een dossier met een voorstel tot sanctie voor aan de minister, bevoegd voor het onderwijs.
  § 4. Binnen een termijn van drie maanden na de betekening van het aangetekend schrijven neemt de minister, bevoegd voor het onderwijs, een beslissing aangaande een sanctie. De beslissing wordt bij aangetekend schrijven meegedeeld aan het betrokken schoolbestuur. Na de termijn van drie maanden kan er geen sanctie meer worden opgelegd.

Art.10. Het koninklijk besluit van 10 september 1959 houdende toepassing van artikel 8 van de wet van 29 mei 1959 wordt opgeheven.

Art.11. Dit besluit treedt in werking op 1 september 2004.

Art.12. De Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, is belast met de uitvoering van dit besluit.

BIJLAGEN.
Art. N1. Bijlage 1. - KEUZEFORMULIER GODSDIENST-ZEDENLEER.
  (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 01-09-2004, p. 64365).

Art. N2. Bijlage 2. - FORMULIER VRIJSTELLING GODSDIENST-ZEDENLEER.
  (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 01-09-2004, p. 64366).